Gardena R80Li User manual

Page 1
Gebruiksaanwijzing
R38Li, R40Li, R45Li, R50Li, R70Li, R80Li
Page 2
BELANGRIJKE INFORMATIE!
Denk erom dat de gebruiker verantwoordelijk is voor ongelukken of beschadigingen van andere mensen of hun eigendommen.
Het apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (waaronder kinderen) met fysieke, zintuiglijke of geestelijke beperkingen, of een gebrek aan kennis en ervaring, tenzij ze begeleiding bij of aanwijzingen voor het gebruik van het apparaat hebben ontvangen van een persoon die verantwoordelijk is voor hun veiligheid. Kinderen moeten onder toezicht worden gehouden om er zeker van te zijn dat ze niet met het apparaat spelen.
Het apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en ouder en andere personen die ondanks hun fysieke, sensorische of geestelijke handicap of gebrek aan ervaring en kennis onder toezicht of instructie van een verantwoordelijke persoon in staat zijn veilig gebruik te maken van het apparaat en op de hoogte zijn van alle gevaren.
Kinderen mogen niet spelen met het apparaat. Kinderen mogen het apparaat niet zonder toezicht reinigen of onderhouden.
Sluit de voeding nooit aan op een stopcontact als de stekker of het snoer beschadigd is. Een beschadigd of in de knoop geraakt snoer verhoogt het risico op elektrische schokken.
Laad de accu alleen op in het meegeleverde laadstation. Gebruik altijd de originele voedingseenheid. Onjuist gebruik kan leiden tot elektrische schokken, oververhitting of lekkage van corroderende vloeistof uit de accu. Bij lekkage van elektrolyt spoelt u deze weg met water/neutralisatievloeistof. Raadpleeg onmiddellijk een arts indien de elektrolyt in aanraking komt met uw ogen.
Gebruik alleen originele batterijen die door de fabrikant worden aanbevolen. De veiligheid van het product kan niet worden gegarandeerd met niet-originele batterijen. Gebruik geen niet-oplaadbare batterijen.
Het apparaat moet zijn losgekoppeld van de voeding wanneer de accu wordt verwijderd.
Page 3
INHOUDSOPGAVE
Introductie en veiligheid ................................................. 5
Inleiding ............................................................................. 5
Symbolen op het product .................................................. 6
Symbolen in de gebruiksaanwijzing .................................. 7
Veiligheidsinstructies ......................................................... 8
Presentatie ..................................................................... 11
Onderdelen? ................................................................... 12
Inhoud pakket .................................................................. 13
Werking ........................................................................... 14
Zoekmethode .................................................................. 16
Installatie ........................................................................ 17
Voorbereidingen .............................................................. 17
Installatie van laadstation ................................................ 18
Opladen van accu ........................................................... 22
Installatie van begrenzingskabel ..................................... 23
Aansluiten van begrenzingskabel ................................... 30
Installatie van begeleidingskabel .................................... 31
De lus controleren ........................................................... 35
Ingebruikname en kalibratie ............................................ 35
Test het dokken in het laadstation .................................. 36
Gebruik ........................................................................... 37
Opladen van lege accu ................................................... 37
Gebruik van de timer ....................................................... 38
Starten ............................................................................. 39
Stoppen ........................................................................... 39
Uitschakelen .................................................................... 40
Afstellen van maaihoogte ................................................ 40
Controlepaneel .............................................................. 41
Selectie bedieningsmodus .............................................. 42
Meerkeuzeknoppen ......................................................... 43
Getallen ........................................................................... 43
Hoofdschakelaar ............................................................. 43
Menufuncties ................................................................. 44
Hoofdmenu ...................................................................... 44
Menustruktuur ................................................................. 45
Timer ............................................................................... 47
Installatie, R70Li, R80Li .................................................. 50
Veiligheid ......................................................................... 54
Instellingen ...................................................................... 56
Tuinvoorbeelden ........................................................... 60
Onderhoud ..................................................................... 64
Winterstalling ................................................................... 65
Na de winterstalling ......................................................... 66
Schoonmaken ................................................................. 66
Vervoer en verwijdering .................................................. 67
Bij onweer ....................................................................... 67
Vervangen van messen .................................................. 68
De accu vervangen ......................................................... 68
Opsporen van storingen ............................................... 70
Meldingen ........................................................................ 70
Indicatielampje in het laadstation .................................... 74
Symptoom ....................................................................... 75
Opsporen van breuken in de lusdraad ............................ 77
Technische gegevens ................................................... 81
Garantiebepalingen ....................................................... 83
Informatie met betrekking tot het milieu ..................... 84
EG-verklaring ................................................................. 85
Nederlands - 3
Page 4
AANTEKENINGEN
Serienummer:
PIN-code:
Productregistratiecode:
De productregistratiecode is een waardevol document en moet op een veilige plaats worden bewaard. Deze code hebt u bijvoorbeeld nodig om het product te registreren op de website van GARDENA of om de robotmaaier te ontgrendelen in het geval u uw pincode niet meer weet. De productregistratiecode staat op een apart document in de productverpakking.
Als de robotmaaier wordt gestolen, is het belangrijk om GARDENA hiervan op de hoogte te stellen. Neem in dat geval contact op met GARDENA Central Service en geef het serienummer en de productregistratiecode door, zodat het product als gestolen kan worden geregistreerd in een internationale database. Dit vormt een belangrijke stap in de diefstalbeveiliging van de robotmaaier en maakt het kopen en verkopen van gestolen maaiers minder aantrekkelijk.
Zorg dat u het serienummer van de robotmaaier altijd bij de hand hebt wanneer u contact opneemt met GARDENA Central Service. Zo kunnen wij u sneller helpen.
4 - Nederlands
GARDENA Central Service (NL)
Tel.: 036 5210040
www.gardena.com
GARDENA Central Service (BE)
Tel.: 02 704 99 89
www.gardena.com
Page 5
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1. Introductie en veiligheid
1.1 Inleiding
Gefeliciteerd met uw keuze van een uitstekend kwaliteitsproduct. Om uw GARDENA robotmaaier optimaal te kunnen benutten is kennis nodig over de werking. Deze gebruiksaanwijzing bevat belangrijke informatie over de robotmaaier, de installatie en het gebruik ervan.
Naast deze gebruiksaanwijzing is er aanvullende informatie te vinden op de website van GARDENA, op www.gardena.com. Hier vindt u meer hulp en adviezen over het gebruik van de robotmaaier.
Ter vereenvoudiging gebruiken we het volgende systeem in de gebruiksaanwijzing:
Tekst die cursief is geschreven, is een tekst die verschijnt in het display van de robotmaaier of die verwijst naar een ander deel van de gebruiksaanwijzing.
Woorden die vet zijn geschreven, zijn een van de knoppen op het controlepaneel van de robotmaaier.
Woorden die cursief in HOOFDLETTERS zijn geschreven, betreffen de stand van de hoofdschakelaar en de verschillende bedrijfsstanden die op de robotmaaier zitten.
GARDENA werkt voortdurend aan het verder ontwikkelen van zijn producten en behoudt zich dan ook het recht voor om zonder aankondiging vooraf wijzigingen in vorm, uiterlijk en werking door te voeren.
www.gardena.com
BELANGRIJKE INFORMATIE
Neem de gebruiksaanwijzing grondig door en gebruik uw de robotmaaier niet voor u de inhoud begrijpt.
WAARSCHUWING
De robotmaaier kan bij verkeerd gebruik gevaarlijk zijn.
WAARSCHUWING
Gebruik de robotmaaier nooit wanneer personen, met name kinderen of huisdieren, zich in het maaigebied bevinden.
Nederlands - 5
Page 6
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1.2 Symbolen op het product
Deze symbolen staan op de robotmaaier. Bestudeer ze zorgvuldig.
Neem de gebruiksaanwijzing grondig door en gebruik uw robotmaaier niet voor u de inhoud begrijpt. De waarschuwingen en veiligheidsinstructies in deze gebruiksaanwijzing moeten zorgvuldig worden opgevolgd om de maaier veilig en efficiënt te kunnen gebruiken.
De robotmaaier kan alleen starten als de hoofdschakelaar in stand 1 staat en de juiste PIN-code is aangegeven. Controle en/of onderhoud moet u uitvoeren met de schakelaar in stand 0 .
Blijf op een veilige afstand van de de robotmaaier wanneer deze in bedrijf is. Hou handen en voeten uit de buurt van de draaiende messen. Plaats uw handen of voeten nooit vlakbij of onder de carrosserie wanneer de robotmaaier werkt.
Probeer nooit op de robotmaaier mee te rijden.
Dit product voldoet aan de geldende EU-richtlijnen.
Geluidsemissie naar de omgeving. De emissies van de robotmaaier staan in hoofdstuk 10 Technische gegevens en op het productplaatje.
Het is niet toegestaan om dit product aan het einde van zijn nuttige levensduur af te voeren als normaal huishoudelijk afval. Zorg dat het product wordt gerecycled volgens de lokale wettelijke voorschriften.
Gebruik nooit een hogedrukreiniger, en zelfs geen stromend water, om de robotmaaier schoon te maken.
6 - Nederlands
Page 7
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
De laagspanningskabel mag niet worden ingekort, verlengd of gesplitst.
Gebruik geen trimmer in de buurt van de laagspanningskabel. Wees voorzichtig bij het knippen van randen waar de kabels liggen.
1.3 Symbolen in de
gebruiksaanwijzing
Deze symbolen staan in de gebruiksaanwijzing. Bestudeer ze zorgvuldig.
Zet de hoofdschakelaar op 0 voordat u inspecties en/of onderhoud uitvoert.
Draag altijd handschoenen wanneer u aan het chassis van de robotmaaier werkt.
Gebruik nooit een hogedrukreiniger, en zelfs geen stromend water, om de robotmaaier schoon te maken.
Het waarschuwingsveld geeft aan dat het risico van persoonlijk letsel bestaat, vooral als men de gegeven instructies niet opvolgt.
Het informatieveld geeft aan dat het risico van materiaalschade bestaat, vooral als men de gegeven instructies niet opvolgt. Dit veld wordt ook gebruikt wanneer het risico van verkeerd gebruik bestaat.
WAARSCHUWING
Tekst
BELANGRIJKE INFORMATIE
Tekst
Nederlands - 7
Page 8
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1.4 Veiligheidsinstructies
Gebruik
De robotmaaier is bedoeld voor het maaien van gras op open en vlakke grondoppervlakken. Hij mag uitsluitend worden gebruikt in combinatie met door de fabrikant aanbevolen apparatuur. Elk ander gebruik is onjuist. De instructies van de fabrikant over bediening, onderhoud en reparaties moeten nauwkeurig worden gevolgd.
Gebruik de functie HOME of schakel de hoofdschakelaar op de robotmaaier uit wanneer personen, vooral kinderen, of huisdieren zich in de maaizone bevinden. Als er zich personen of huisdieren in het maaigebied bevinden, wordt aanbevolen het gebruik van de robotmaaier te plannen wanneer er zich geen personen in het gebied bevinden, bijvoorbeeld 's avonds. Zie 6.3
Timer .
De robotmaaier mag uitsluitend worden bediend, onderhouden en gerepareerd door personen die volledig vertrouwd zijn met de speciale kenmerken van en veiligheidsvoorschriften voor het product. Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en gebruik de robotmaaier niet voordat u de instructies hebt begrepen.
Het is niet toegestaan de originele uitvoering van de robotmaaier te wijzigen. Alle wijzigingen vinden plaats op eigen verantwoordelijkheid.
Controleer of er geen stenen, takken, gereedschap, speelgoed of andere voorwerpen op het gazon liggen die de messen kunnen beschadigen. Voorwerpen op het gazon kunnen er ook toe leiden dat de robotmaaier hierin vast komt te zitten. Als dat gebeurt, kan het nodig zijn om het voorwerp te verwijderen voordat de maaier verder kan gaan met maaien.
Start de robotmaaier volgens de instructies. Als de hoofdschakelaar in de stand 1 staat, moet u uw handen en voeten uit de buurt van de draaiende bladen houden.Steek uw handen of voeten nooit onder de maaier.
De de robotmaaier nooit optillen of dragen terwijl de hoofdschakelaar in de stand 1 staat.
Sta niet toe dat iemand die de functie en het gedrag van de robotmaaier niet kent de maaier gebruikt.
De robotmaaier mag nooit in aanraking komen met personen of andere levende wezens. Als een persoon of ander levend wezen in de baan van de robotmaaier komt, moet deze onmiddellijk worden gestopt. Zie 4.4 Stoppen .
Plaats geen voorwerpen op de robotmaaier of het laadstation.
8 - Nederlands
Page 9
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
Laat de robotmaaier niet werken met een kapotte maaischijf of carrosserie. De machine mag ook niet werken met kapotte messen, bouten, moeren of kabels.
Gebruik de robotmaaier niet als de hoofdschakelaar niet functioneert.
Schakel de de robotmaaier altijd uit via de hoofdschakelaar wanneer de maaier niet in gebruik is.De robotmaaier start alleen als de hoofdschakelaar op 1 staat en als de juiste PIN-code is ingevoerd.
De robotmaaier mag niet werken wanneer een sprinkler wordt gebruikt. Gebruik daarom de timerfunctie, zie 6.3 Timer , zodat maaier en sprinkler niet tegelijkertijd actief zijn.
Het ingebouwde alarm maakt een zeer hard geluid. Let op, in het bijzonder wanneer de robotmaaier in een gesloten ruimte wordt gehanteerd.
We kunnen niet garanderen dat de robotmaaier volledig compatibel is met andere typen draadloze systemen, zoals afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen, verzonken elektrische afrasteringen en dergelijke.
Metalen voorwerpen in de bodem (bv. wapeningsnetten of antimollennetten) kunnen de robotmaaier tot stilstand brengen. De metalen voorwerpen kunnen storing van het lussignaal veroorzaken en de robotmaaier tot stilstand brengen.
De robotmaaier mag nooit worden gebruikt bij temperaturen lager dan 0 °C. Hierdoor kan schade aan het product ontstaan.
Nederlands - 9
Page 10
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
Verplaatsen
Bij transport over langere afstand moet u de robotmaaier verpakken in de emballage waarin hij is geleverd.
Voor veilig verplaatsen van of naar het werkgebied:
1. Druk op de STOP -knop om de robotmaaier te stoppen. Als de beveiliging is ingesteld op middelhoog of hoog niveau (zie 6.5 Veiligheid ) moet de PIN-code worden ingevoerd. De PIN-code bestaat uit vier cijfers en wordt gekozen wanneer u de robotmaaier voor het eerst start. Zie 3.8 Ingebruikname en kalibratie .
2. Zet de hoofdschakelaar in stand 0 .
3. Draag de robotmaaier aan de handgreep die helemaal achteraan onder de robotmaaier zit. Draag de robotmaaier met de maaischijf van uw lichaam weg.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Til de robotmaaier niet op als hij in het laadstation is geparkeerd. Dit kan het laadstation en/of de robotmaaier beschadigen. Open de klep en trek de robotmaaier uit het laadstation voordat u hem optilt.
Onderhoud
Controleer de robotmaaier iedere week en vervang eventueel beschadigde of versleten onderdelen.
Controleer vooral of de messen en de maaischijf niet zijn beschadigd. Controleer ook of de bladen vrij kunnen draaien. Vervang indien nodig alle messen en bouten tegelijkertijd zodat de draaiende delen in balans zijn, zie 8.6 Vervangen
van messen .
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik nooit een hogedrukreiniger en zelfs geen stromend water om de robotmaaier schoon te maken. Gebruik nooit oplosmiddelen om schoon te maken.
10 - Nederlands
Page 11
2. PRESENTATIE
2. Presentatie
Dit hoofdstuk bevat informatie waarvan u zich bewust moet zijn bij het plannen van de installatie.
Het systeem van de robotmaaier bestaat uit vier hoofdonderdelen:
Een robotmaaier die het gazon maait door in principe te bewegen in een willekeurig patroon. De robotmaaier wordt gevoed door een onderhoudsvrije accu.
Laadstation, dat de robotmaaier zelf opzoekt, wanneer het laadniveau in de accu te laag wordt.
Het laadstation heeft drie functies:
• Stuursignalen sturen naar de
begrenzingskabel.
• Stuursignalen verzenden door de
geleidingsdraad zodat de de robotmaaier het laadstation kan vinden.
• De accu van de robotmaaier opladen.
Transformator, die wordt aangesloten tussen het laadstation en een 100-240V stopcontact. De transformator is aangesloten op het wandstopcontact en op het laadstation met een 10 m lang laagspanningskabel. De laagspanningskabel mag niet worden ingekort of verlengd. Laagspanningskabels met een lengte van 3 m en 20 m zijn beschikbaar als optionele accessoires.
Een kabel die in een lus het werkgebied voor de robotmaaier vormt. De luskabel wordt rond de randen van de tuin, voorwerpen en planten gelegd en vormt een grens die de robotmaaier niet overschrijdt. De luskabel dient zowel als begrenzingskabel als begeleidingskabel.
De meegeleverde luskabel is 200 m lang (150 m voor de GARDENA R38Li, R40Li, R45Li & R50Li de robotmaaier). Is die niet lang genoeg, dan kunt u extra luskabel aankopen en met een originele koppeling aan de bestaande luskabel lassen.
De maximaal toegestane lengte voor de lusdraad is 400 m.
Nederlands - 11
Page 12
2.1 Onderdelen?
2. PRESENTATIE
3
2
4
5
1
6
28
7
15
11
8
13
14
12
9
19
26
10
20
21
16
22 23
17
18
24
25
De getallen in de afbeelding komen overeen met:
1. Huis
2. Deksel van display, toetsenblok en maaihoogteafstelling
3. Stopknop/vergrendelingsknop voor openen van het deksel
4. Contactstrip
5. Lampje voor werkingscontrole van het laadstation, de grensdraad en de geleidingsdraad
6. Laadstation
7. Handvat
8. Accudeksel
9. Maaischijf
10. Chassiskast met elektronica, accu en motoren
11. Hoofdschakelaar
12. Achterwiel
13. Laadstrip
14.
Toetsenblok
27
15. Display
16. Lusdraad voor grensdraad en geleidingsdraad
17. Laagspanningskabel
18. Connector voor de aansluiting van de luskabel aan het laadstation.
19. Schroeven voor bevestiging van het laadstation
20. Transformator
21. Haakjes
22. Meetplaat ten behoeve van installatie grensdraad (de meetplaat wordt van de doos afgebroken)
23. Aansluitingsstuk voor de lusdraad
24. Kabelmarkers
25. Gebruikershandleiding en beknopte handleiding
26. Extra bladen
27. Alarmsticker
28. Productplaatje
12 - Nederlands
Page 13
2.2 Inhoud pakket
2. PRESENTATIE
Uw GARDENA
Robotmaaier
Laadstation
Transformator
Lusdraad 150 m 200 m
Laagspanningskabel
Krammen 200 stuks 400 stuks
Verbinders 5 stuks 5 stuks
Schroeven laadstation 3 stuks 3 stuks
Inbussleutel
Meetlat
robotmaaier-pakket bevat het volgende:
GARDENA R38Li, R40Li, R45Li, R50Li
√√
√√
√√
√√
√√
√√
GARDENA R70Li, R80Li
Koppelingen 4 stuks 4 stuks
Gebruikershandleiding en beknopte handleiding
Extra bladen 3 stuks 3 stuks
Alarmsticker
√√
√√
Nederlands - 13
Page 14
2. PRESENTATIE
2.3 Werking
Capaciteit
De robotmaaier is geschikt voor gazons tot de max. capaciteit vermeld in het hoofdstuk Technische gegevens.
Hoe groot het oppervlak is dat de robotmaaier gemaaid kan houden, hangt voornamelijk af van de toestand van de bladen en de soort, groei en vochtigheid van het gras. Ook de vorm van de tuin is van belang. Wanneer de tuin voornamelijk uit open grasvelden bestaat, kan de robotmaaier meer per uur maaien dan wanneer de tuin uit een aantal kleine grasvelden bestaat, van elkaar gescheiden door veel bomen, borders en passages.
Een volledig geladen de robotmaaier maait 60 tot 80 minuten lang, afhankelijk van de leeftijd van de accu en de dikte van het gras. Dan laadt de robotmaaier gedurende 50 tot 60 minuten op. De laadtijd kan variëren; deze is onder meer afhankelijk van de omgevingstemperatuur.
Maaitechniek
Het maaisysteem voor de robotmaaier is gebaseerd op een efficiënt en energiezuinig principe. In tegenstelling tot normale grasmaaiers, snijdt de robotmaaier het gras af in plaats van het af te slaan.
Voor de allerbeste maairesultaten raden wij aan om de robotmaaier voornamelijk bij droog weer het gras te laten maaien. De robotmaaier kan ook maaien als het regent, maar nat gras blijft makkelijker op de robotmaaier vastzitten en het risico dat de robotmaaier op steile hellingen slipt, is groter.
Als er kans op onweer is, moet de transformator worden losgekoppeld van de voeding en van de grensdraad en geleidingsdraad van het laadstation.
Voor het beste maairesultaat moeten de messen in goede conditie zijn. Om de messen zo lang mogelijk scherp te houden, is het belangrijk dat het gazon vrij is van takken, kleine stenen en andere voorwerpen die de messen kunnen beschadigen.
Vervang de bladen regelmatig voor de beste maairesultaten. Het vervangen van de bladen is heel eenvoudig. Zie 8.6 Vervangen van messen .
14 - Nederlands
Page 15
2. PRESENTATIE
Werkwijze
De robotmaaier maait het gazon automatisch. Hij wisselt het maaien voortdurend af met opladen.
De robotmaaier start met zoeken naar het laadstation wanneer de acculading te laag wordt. De robotmaaier maait niet wanneer hij het laadstation zoekt.
Als de robotmaaier op zoek gaat naar het laadstation, zoekt hij eerst ongericht naar de geleidingsdraad. Vervolgens volgt hij de geleidingsdraad naar het laadstation, keert hij vlak voor het station en rijdt hij er achteruit in.
Als de accu volledig geladen is, rijdt de robotmaaier weg bij het laadstation en begint hij te maaien in een willekeurige richting van 90˚ tot 270˚ ten opzichte van de uitrijhoek.
Voor een gelijkmatig maairesultaat, zelfs in de ontoegankelijke delen van de tuin, kan de robotmaaier de begeleidingskabel vanaf het laadstation volgen naar de locatie waar de begeleidingskabel is verbonden met de begrenzingskabel, om daar met maaien te beginnen.
Als de robotmaaier tegen een obstakel rijdt, keert hij terug en kiest hij een nieuwe richting.
Twee sensoren, één op de voorkant en één op de achterkant van de robotmaaier, detecteren wanneer de robotmaaier de begrenzingskabel nadert. De robotmaaier rijdt maximaal 28 centimeter voorbij de draad voordat hij terugkeert.
De STOP -knop bovenop de robotmaaier wordt vooral gebruikt om de rijdende robotmaaier te stoppen. Wanneer u de STOP -knop indrukt, wordt een klep geopend, waaronder een controlepaneel zit. De STOP -knop blijft ingedrukt tot de klep weer wordt dichtgedaan. Dit werkt als startvergrendeling.
Nederlands - 15
Page 16
2. PRESENTATIE
Via het controlepaneel op de bovenkant van de robotmaaier kunt u alle instellingen van de robotmaaier regelen. Open de klep voor het controlepaneel door de STOP -knop in te drukken.
Wanneer de hoofdschakelaar voor het eerst naar stand 1 wordt gedraaid, wordt er een opstartprocedure geactiveerd, waarbij de taal, de datum- en tijdsindeling en de viercijferige PIN-code kunnen worden geselecteerd en de datum en tijd kunnen worden ingesteld. Zie 3.8 Ingebruikname en
kalibratie .
Start
12345
1
23
4
56
7809
Bewegingspatroon
Het bewegingspatroon van de robotmaaier is onregelmatig en wordt door de robotmaaier zelf bepaald. Een bewegingspatroon wordt ook nooit herhaald. Met het maaisysteem wordt het gazon door de robotmaaier gelijkmatig gemaaid zonder maailijnen.
2.4 Zoekmethode
De robotmaaier rijdt onregelmatig tot hij de begeleidingskabel vindt. De robotmaaier volgt altijd de begeleidingskabel om het laadstation te zoeken.
De geleidingsdraad is een kabel die vanaf het laadstation bijvoorbeeld richting een ver af gelegen deel van het werkgebied of door een nauwe doorgang wordt gelegd, om vervolgens te worden aangesloten op de grensdraad. Nadere inlichtingen vindt u in 3.6 Installatie van begeleidingskabel .
16 - Nederlands
Page 17
3. INSTALLATIE
3. Installatie
Dit hoofdstuk beschrijft de installatie van de GARDENA robotmaaier. Lees voordat u met de installatie begint eerst het vorige hoofdstuk, 2.
Presentatie.
Lees ook dit hoofdstuk volledig door voordat u met de installatie begint. Hoe de installatie is uitgevoerd, beïnvloedt hoed goed de robotmaaier functioneert. Daarom is het belangrijk de installatie zorgvuldig te plannen.
De planning is gemakkelijker als u een schets maakt van het werkgebied, met inbegrip van alle obstakels. Zo vindt u eenvoudiger de beste positie voor het laadstation, de grensdraad en de geleidingsdraad. Teken de route van de grens- en geleidingsdraad af in de schets.
Zie 7. Tuinvoorbeelden voor installatievoorbeelden.
Kijk ook op www.gardena.com voor meer beschrijvingen en tips over het installeren.
Voer de installatie uit volgens de volgende stappen:
3.1 Voorbereidingen.
3.2 Installatie van laadstation.
3.3 Opladen van accu.
3.4 Installatie van begrenzingskabel.
3.5 Aansluiten van begrenzingskabel.
3.6 Installatie van begeleidingskabel.
3.7 De lus controleren.
3.8 Ingebruikname en kalibratie
3.9 Test het dokken in het laadstation
Het laadstation, de grensdraad en de geleidingsdraad moeten zijn aangesloten om een volledige startprocedure voor de robotmaaier te kunnen uitvoeren.
3.1 Voorbereidingen
1. Als het gras binnen het geplande werkgebied langer is dan 10 cm; moet u het met een normale grasmaaier maaien. Verzamel vervolgens het gras.
2. Lees alle stappen voor de installatie zorgvuldig door.
3. Controleer of alle onderdelen voor de installatie aanwezig zijn:
De getallen tussen haakjes verwijzen naar de gedetailleerde afbeeldingen 2.1 Onderdelen? .
• Robotmaaier
• Laadstation (6)
• Luskabel voor begrenzingslus en
begeleidingskabel (16)
• Transformator (20)
Nederlands - 17
Page 18
3. INSTALLATIE
• Laagspanningskabel (17)
• Krammen (21)
• Connector voor de aansluiting van de luskabel aan het laadstation(18)
• Schroeven voor het laadstation (19)
• Maatstok (22)
• Verbindingen voor luskabel (23)
Voor de installatie heeft u ook nodig:
• Hamer/kunststof moker om de haken gemakkelijker in de grond te krijgen.
• Combinatietang voor het knippen van de begrenzingsdraad en het samenknijpen van de connectoren.
• Waterpomptang (voor het samenknijpen van de koppelingen).
• Kantensteker/rechte spade als de grensdraad moet worden ingegraven.
3.2 Installatie van laadstation
Beste locatie voor het laadstation
Houd rekening met de volgende aspecten bij het kiezen van de beste locatie voor het laadstation:
• Zorg voor 3 meter vrije ruimte vóór het laadstation.
• Het moet mogelijk zijn om vanaf het laadstation een grensdraad van minimaal 1,5 meter in een rechte lijn naar rechts en links te leggen.
• Dicht bij een wandstopcontact. De bijgeleverde laagspanningskabel is 10 meter lang. Er is een laagspanningskabel van 20 meter beschikbaar als accessoire. Neem voor meer informatie contact op met GARDENA Central Service.
• Een vlakke ondergrond om het laadstation op te plaatsen.
• Bescherming tegen waternevel van bijvoorbeeld een besproeiingsinstallatie
• Bescherming tegen direct zonlicht
• Locatie in het lagere deel van een werkgebied met een aanzienlijke helling
Voorbeelden van de beste installatielocatie voor het laadstation vindt u in 7. Tuinvoorbeelden .
18 - Nederlands
Page 19
3. INSTALLATIE
Het laadstation moet worden geplaatst met veel vrije ruimte aan de voorzijde (ten minste 3 meter). Het kan ook het best centraal in het werkgebied worden geplaatst, zodat de robotmaaier gemakkelijker alle hoeken van het werkgebied kan bereiken.
Plaats het laadstation niet in krappe ruimtes in het werkgebied. Rechts en links van het laadstation moet een recht stuk grensdraad van minimaal 1,5 meter lang liggen. De draad moet in een rechte lijn worden gelegd vanaf de achterzijde van het laadstation. Elke andere locatie kan betekenen dat de gazonmaaier het laadstation zijdelings moet binnengaan, waardoor het dokken problemen kan geven.
Plaats het laadstation niet in een hoek in het werkgebied. Rechts en links van het laadstation moet een recht stuk grensdraad van minimaal 1,5 meter lang liggen.
Het laadstation moet op relatief horizontale grond worden geplaatst. De voorkant van het laadstation mag maximaal 3 cm hoger liggen dan de achterkant. De voorkant van het laadstation mag nooit lager liggen dan de achterkant.
Het laadstation mag niet zo worden geplaatst dat de plaat doorbuigt.
3020-043
3
Nederlands - 19
Page 20
3. INSTALLATIE
Wanneer de installatie wordt uitgevoerd in een werkgebied met een steile helling (zoals rond een huis op een heuvel) moet het laadstation onder aan de helling in het werkgebied worden geplaatst. Dit maakt het eenvoudiger voor de robotmaaier om de begeleidingskabel naar het laadstation te volgen.
Plaats het laadstation niet op een eiland omdat het hierdoor lastiger is om de geleidingsdraad optimaal te leggen. Als het laadstation op een eiland moet worden geïnstalleerd, moet de geleidingsdraad ook op het eiland worden aangesloten. Zie de afbeelding hiernaast. Meer informatie over eilanden is te vinden in hoofdstuk 3.4 Installatie van begrenzingskabel .
Aansluiten van transformator
Houd bij het bepalen van de locatie voor de transformator rekening met de volgende punten:
• Dicht bij het laadstation
• Bescherming tegen regen
• Bescherming tegen direct zonlicht
Wanneer de transformator op een stopcontact buiten wordt aangesloten, moet dit stopcontact zijn goedgekeurd voor gebruik buitenshuis.
De laagspanningskabel naar de transformator is 10 meter lang en mag niet worden ingekort of verlengd.
Het is niet toegestaan om de voeding rechtstreeks op het laadstation aan te sluiten. Gebruik altijd de laagspanningskabel.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De laagspanningskabel mag niet worden ingekort of verlengd.
20 - Nederlands
Page 21
3. INSTALLATIE
Het is mogelijk dat u de laagspanningskabel het werkgebied laat kruisen. De laagspanningskabel moet met haken in de grond worden gezet of worden ingegraven en de maaihoogte moet zodanig worden ingesteld dat de bladen op de bladschijf nooit in contact kunnen komen met de laagspanningskabel.
Zorg dat de laagspanningskabel over de grond met krammen wordt vastgezet. De kabel moet overal vlak tegen de grond liggen, zodat hij niet wordt doorgesneden voordat de graswortels er overheen zijn gegroeid.
De laagspanningskabel mag nooit in een rol worden gelegd of onder de basisplaat van het laadstation omdat dit interferentie kan veroorzaken met de signalen van het laadstation.
De transformator moet zo worden geplaatst dat er voldoende luchtverversing is en geen direct zonlicht. De transformator moet onder een afdak worden geplaatst.
Wij raden aan een aardlekschakelaar te gebruiken wanneer u de transformator op het stopcontact aansluit.
Als de transformator niet direct op een wandcontactdoos kan worden aangesloten, mag deze in geen geval op een hoogte worden gemonteerd waar het gevaar bestaat dat de transformator onder water komt te staan (ten minste 30 cm van de grond). Het is niet toegestaan om de transformator op de grond te plaatsen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Plaats de laagspanningskabel zodanig dat de bladen op de bladschijf hiermee nooit in contact kunnen komen.
min 30cm/12”
min 30cm/12”
BELANGRIJKE INFORMATIE
Haal de stekker uit het laadstation wanneer u bijvoorbeeld de luskabel wilt schoonmaken of herstellen.
Nederlands - 21
Page 22
3. INSTALLATIE
Installatie en aansluiten van laadstation
1. Plaats het laadstation op een geschikte plaats.
2. Sluit de laagspanningskabel aan op het laadstation.
3. Sluit de voedingskabel van de transformator aan op een wandstopcontact van 100-240V. Wanneer de transformator wordt aangesloten buiten op een stopcontact, moet dit stopcontact zijn goedgekeurd voor gebruik buitenshuis.
4. Bevestig het laadstation aan de grond met behulp van de bijgeleverde schroeven. Draai de schroeven zodanig aan dat ze helemaal verzonken zijn.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Het is niet toegestaan nieuwe gaten in de plaat te maken. Alleen de bestaande gaten mogen worden gebruikt om de plaat op de grond te bevestigen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Trap of loop nooit op de plaat van het laadstation.
3.3 Opladen van accu
De robotmaaier kan worden geladen zodra het laadstation wordt aangesloten. Zet de hoofdschakelaar in de stand 1.
Plaats de robotmaaier in het laadstation zodat de accu wordt geladen terwijl u de grens- en geleidingsdraad legt.
Als de accu leeg is, duurt het ongeveer 80 tot 100 minuten om hem volledig te laden.
BELANGRIJKE INFORMATIE
U kunt de robotmaaier niet gebruiken voordat de installatie helemaal gereed is.
22 - Nederlands
Page 23
3. INSTALLATIE
3.4 Installatie van begrenzingskabel
De begrenzingskabel kan op een van de volgende manieren worden geïnstalleerd:
1. De kabel met krammen op de grond te bevestigen.
U kunt de grensdraad het best met de haakjes vastzetten als u tijdens de eerste paar weken van het gebruik de ligging wilt kunnen bijstellen. Na enkele weken zal het gras over de draad heen zijn gegroeid, waardoor deze niet langer zichtbaar is. Gebruik een hamer/kunststof moker en de bijgeleverde haken om de installatie uit te voeren.
2. De kabel ingraven.
Als u het gazon wilt verticuteren of beluchten kunt u de grensdraad het best ingraven. Indien nodig kunt u beide manieren combineren, zodat een deel van de begrenzingslus wordt vastgekramd en de rest wordt ingegraven. De kabel kan worden ingegraven met behulp van bijvoorbeeld een kantensteker of een rechte spade. Zorg dat u de grensdraad minimaal 1 cm en maximaal 20 cm onder de grond legt.
Beste plaats voor de begrenzingskabel
De grensdraad moet zodanig worden gelegd dat:
• deze een lus rond het werkgebied voor de robotmaaier vormt. Gebruik hiervoor uitsluitend grensdraad van Husqvarna. Dit is bestand tegen het vocht in de grond dat de draden anders makkelijk zou kunnen beschadigen.
• de robotmaaier mag op geen enkel punt binnen het volledige werkgebied meer dan 15 meter verwijderd zijn van de kabel.
• de begrenzingskabel mag in totaal niet langer zijn dan 400 m.
• er 20 cm extra draad beschikbaar is om de geleidingsdraad later aan te bevestigen. Zie 3.6 Installatie van begeleidingskabel.
De afstand van de grensdraad tot obstakels varieert; deze is afhankelijk van wat er pal naast het werkgebied ligt. Onderstaande afbeelding laat zien hoe de grensdraad rond het werkgebied en rond obstakels moet worden gelegd. Gebruik de bijgeleverde meetlat om de juiste afstand te bepalen (zie 2.1 Onderdelen?).
Nederlands - 23
Page 24
3. INSTALLATIE
Afbakeningen van het werkgebied
Als een hoog obstakel, bijv. een wand of een muur, aan het werkgebied grenst, moet u de begrenzingskabel 30 cm van het obstakel leggen. Dan zal de robotmaaier niet op het obstakel botsen en zal de slijtage aan de carrosserie afnemen.
Ongeveer 20 cm rond het vaste obstakel zal niet worden gemaaid.
Als het werkgebied aan een kleine greppel grenst, bijv. een border, of aan een kleine verhoging zoals bijv. een lage steen (3 tot 5 cm), moet u de begrenzingskabel 20 cm binnen in het werkgebied leggen. Dit voorkomt dat de wielen in de greppel of op de stenen rijden.
Ongeveer 12 cm gras langs de greppel/stenen afbakening zal niet worden gemaaid.
Indien het werkgebied aan een pad of iets dergelijks grenst dat op hetzelfde niveau ligt als het gazon, is het mogelijk om de robotmaaier een stukje op het pad te laten rijden. U moet de begrenzingskabel dan 5 cm van de rand van het pad leggen.
Al het gras langs het tegelpad zal worden gemaaid.
Als het werkgebied in tweeën wordt gedeeld door een vlak tegelpad, dat gelijk met het gazon ligt, is het mogelijk om de robotmaaier over het pad te laten rijden. De begrenzingskabel kan prima onder de tegels worden gelegd. Zorg ervoor dat de tegels op gelijke hoogte zijn met het gazon om overmatige slijtage op de robotmaaier te voorkomen.
N.B.! De robotmaaier mag nooit over gravel, mulch of
soortgelijk materiaal rijden, omdat de bladen hierdoor kunnen worden beschadigd.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Min.
15cm
Als het werkgebied aan een waterpartij, helling, afgrond of openbare weg grenst, moet behalve de grensdraad ook een hek of iets dergelijks worden geplaatst. De hoogte moet in dat geval minimaal 15 cm zijn. Dit zorgt ervoor dat de robotmaaier nooit buiten het werkgebied terecht kan komen.
24 - Nederlands
Page 25
3. INSTALLATIE
Afbakeningen in het werkgebied
Gebruik de begrenzingskabel om de gebieden in het werkgebied af te bakenen door eilanden te creëren rond niet stootvaste hindernissen, bijvoorbeeld borders, struiken en fonteinen.
Obstakels die tegen een stootje kunnen, bijv. bomen en struiken hoger dan 15 cm, hoeven niet afgegrensd te worden met de begrenzingskabel. De robotmaaier draait wanneer hij tegen een dergelijk obstakel stoot.
Om te zorgen voor een veilige en stille werking is het raadzaam om alle vaste objecten in en rond het werkgebied to isoleren.
Zorg ervoor dat het gazon vlak is en verwijder gaten/kuilen in het werkgebied, om plassen bij hevige regen te voorkomen.
Leg de kabel naar het gebied, trek hem rond het gebied dat moet worden afgebakend en vervolgens weer terug in het zelfde spoor. Indien u krammen gebruikt, moet u de kabel op de terugweg onder dezelfde kram leggen. Wanneer de begrenzingskabels naar en van het eiland dicht bij elkaar liggen, kan de robotmaaier over de kabel rijden.
De grensdraad mag niet worden gekruist op het traject van en naar een eiland.
Obstakels die een lichte helling vertonen, bijvoorbeeld stenen of grote bomen met bovengrondse wortels, moeten worden geïsoleerd met een eiland of worden verwijderd. De robotmaaier kan anders op zulke obstakels glijden, met als gevolg dat de messen beschadigd raken en/of de robotmaaier zich vastrijdt.
Nederlands - 25
Page 26
3. INSTALLATIE
Bijgebieden
Als het werkgebied uit twee zones bestaat, waarbij het voor de robotmaaier lastig is om van de ene naar de andere zone te gaan, kunt u beter een tweede werkgebied creëren. Voorbeelden hiervan zijn hellingen van 25% of een doorgang die smaller is dan 60 cm (90 cm voor de R38Li, R40Li, R45Li, R50Li). Leg de begrenzingskabel dan rond het bijgebied zodat dit een eiland vormt buiten het hoofdgebied.
De robotmaaier moet handmatig van het eerste werkgebied naar het tweede werkgebied worden verplaatst wanneer het tweede werkgebied moet worden gemaaid. Hiervoor moet de MAN-bedieningsmodus worden gebruikt, omdat de robotmaaier het traject tussen het tweede gebied en het laadstation niet zelfstandig kan afleggen. Zie 5.1 Selectie bedieningsmodus. In deze modus zal de robotmaaier nooit op zoek gaan naar het laadstation maar doorgaan met maaien totdat de accu leeg is. Wanneer de accu leeg is, stopt de robotmaaier en verschijnt de melding Moet handmatig laden op het display. Plaats de robotmaaier in het laadstation om de accu te laden. Als het eerste werkgebied na het laden moet worden gemaaid, kunt u de bedieningsmodus op Auto zetten voordat u de robotmaaier in het laadstation plaatst.
Bijgebied
Hoofbijgebied
26 - Nederlands
Page 27
3. INSTALLATIE
Doorgangen tijdens het maaien
Vermijd lang en smalle doorgangen en zones smaller dan 1,5-2 meter. Er bestaat een kans dan de robotmaaier tijdens het maaien langere tijd blijft hangen in een dergelijke doorgang of zone. Het gazon zal er dan geplet uitzien.
Hellingen
De begrenzingskabel kan dwars over een helling worden gelegd die minder dan 15 % helt.
De begrenzingskabel moet niet dwars over een helling worden gelegd die steiler is dan 15 %. Het risico bestaat dat de robotmaaier daar problemen krijgt met omdraaien. Dan stopt de maaier en geeft de foutmelding Buiten het werkgebied. Het risico is het grootst bij vochtig weer omdat de wielen dan in het natte gras kunnen slippen.
Als er daarentegen een hindernis is, waar de robotmaaier tegenaan mag botsen, bijvoorbeeld een hek of een dichte haag, kan de begrenzingskabel dwars over een helling worden gelegd die steiler is dan 15 %.
In het werkgebied kan de robotmaaier velden maaien met een hellingsgraad tot 25 cm per strekkende meter (25 %). Velden die meer hellen, moeten worden afgebakend met de begrenzingskabel.
Indien een deel van het werkgebied meer dan 15 cm per strekkende meter (15 %) neigt, moet de begrenzingskabel circa 20 cm voor de grond begint te hellen op de vlakke grond worden gelegd.
Nederlands - 27
Page 28
3. INSTALLATIE
Plaatsen van begrenzingskabel
Als u van plan bent de grensdraad met haakjes vast te zetten:
Maai het gras op de plek waar u de draad gaat leggen heel kort met een gewone grasmaaier of trimmer. In dat geval is het eenvoudiger om de kabel dicht bij de grond te leggen, waardoor de kans kleiner wordt dat de robotmaaier de kabel doorsnijdt of de isolatie van de kabel beschadigt.
Zorg ervoor de begrenzingskabel vlakbij de aarde te leggen en bevestig de krammen dicht bij elkaar, ongeveer 75 cm tussen iedere kram. De kabel moet overal vlak tegen de aarde liggen, zodat deze niet wordt doorgesneden voordat de graswortels er overheen zijn gegroeid.
Gebruik een hamer om de krammen in de aarde te slaan. Wees voorzichtig bij het inslaan van de haakjes en zorg dat de draad niet te strak komt te staan. Vouw de kabel niet in scherpe hoeken.
Als u de grensdraad gaat ingraven:
Zorg ervoor dat de begrenzingskabel ten minste 1 cm en maximaal 20 cm onder de aarde ligt. De draad kan worden ingegraven met behulp van bijvoorbeeld een kantensteker of een rechte spade.
Gebruik de inbegrepen meetplaat als hulpmiddel bij het leggen van de grensdraad. Zo kunt u eenvoudig de juiste afstand aanhouden tussen de grensdraad en de grens/het obstakel. De meetlat wordt van de doos gescheurd.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Extra kabel mag niet in een rol buiten de begrenzingskabel worden gelegd. Dit kan leiden tot storingen aan de robotmaaier.
Lus voor het aansluiten van de geleidingsdraad
Om het aansluiten van de geleidingsdraad aan de grensdraad te vergemakkelijken, is het een goed idee om op het punt waar de geleidingsdraad later zal worden aangesloten een lus te creëren met behulp van een extra stuk grensdraad van ongeveer 20 cm. Bepaal voordat u begint met het uitleggen van de grensdraad waar u de geleidingsdraad wilt plaatsen. Zie 3.6 Installatie van begeleidingskabel.
28 - Nederlands
Page 29
3. INSTALLATIE
Uitleggen van begrenzingskabel naar het laadstation
Rechts en links van het laadstation moet op één lijn met de achterkant van het laadstation een recht stuk begrenzingskabel van minstens 1,5 meter lang liggen. Zie de afbeelding. Als de grensdraad anders wordt gelegd, kan het voor de robotmaaier lastig zijn om het laadstation te vinden.
Begrenzingskabel verlengen
Gebruik een originele koppeling wanneer de grensdraad niet lang genoeg is en moet worden gelast.Dat is waterdicht en zorgt voor een betrouwbare elektrische verbinding.
Steek beide uiteinden in de koppeling. Verzeker u ervan dat de draden volledig in de koppeling zijn gestoken door te controleren of de draaduiteinden zichtbaar zijn door het transparante deel aan de andere zijde van de koppeling. Duw de knop boven op de koppeling vervolgens helemaal in. Gebruik een waterpomptang om de knop op de koppeling helemaal in te drukken.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Een tweeaderige kabel of een schroefklemmenblok geïsoleerd met isolatietape levert geen adequate aansluiting op. De vochtigheid van de aarde maakt dat de geleiders oxideren en na een tijd veroorzaakt dat een onderbreking van het circuit
Nederlands - 29
Page 30
3. INSTALLATIE
3.5 Aansluiten van begrenzingskabel
Sluit de begrenzingskabel aan op het laadstation:
BELANGRIJKE INFORMATIE
De begrenzingskabel mag bij het aansluiten op het laadstation niet gekruist worden. Sluit het rechter uiteinde van de draad aan op de pen rechts op het laadstation en het linker uiteinde op de pen links.
1. De kabeluiteinden in het contact leggen:
• Open het contact.
• Leg de kabel in de uitsparing van het contact.
2. Druk het contact met een tang dicht. Druk tot u een klik hoort.
3. Snijd overtollige begrenzingskabel 1 of 2 centimeter boven elke connector weg.
4. Druk de verbinder op de contactpen, met de markeringen L (links) en R (rechts) op het laadstation.
Controleer zorgvuldig of de connector goed is bevestigd.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De rechter connector moet zijn aangesloten op de rechter metalen pen op het laadstation en het linker draaduiteinde moet zijn aangesloten op de linker connector.
30 - Nederlands
Page 31
3. INSTALLATIE
3.6 Installatie van begeleidingskabel
De geleidingsdraad is een draad die vanaf het laadstation wordt gelegd, bijvoorbeeld richting een verre uithoek van het werkgebied of door een nauwe doorgang, en vervolgens aangesloten op de grensdraad.
De begeleidingskabel wordt door de robotmaaier gebruikt om de weg naar het laadstation te vinden, maar dient ook om de robotmaaier naar uithoeken van de tuin te leiden.
Voor een gelijkmatig maairesultaat kan de robotmaaier de begeleidingskabel vanaf het laadstation volgen naar de locatie waar de begeleidingskabel is verbonden met de begrenzingskabel, om daar met maaien te beginnen. Afhankelijk van de tuinindeling moet u instellen hoe vaak de robotmaaier de begeleidingskabel vanaf het laadstation moet volgen. Zie 6.6 Instellingen.
Zorg dat de robotmaaier op diverse afstanden vanaf de begeleidingskabel werkt om te voorkomen dat er sporen worden gevormd wanneer de robotmaaier de begeleidingskabel van en naar het laadstation volgt. Het gebied naast de kabel dat de robotmaaier dan gebruikt, wordt de corridor genoemd.
Maximaal afstand
Minstens 30 cm/12”
De robotmaaier loopt altijd links van de begeleidingskabel, gezien in de richting van het laadstation. De corridor bevindt zich dus links van de geleidingsdraad. De corridor is 50 cm breed. Zorg daarom bij het installeren voor een vrije ruimte van minimaal 75 cm links van de geleidingsdraad en een vrije ruimte van minimaal 25 cm rechts van de geleidingsdraad, gezien in de richting van het laadstation.
Het is niet toegestaan om de geleidingsdraad op een afstand van minder dan 30 cm vanaf de grensdraad te leggen.
De geleidingsdraad kan net als de grensdraad met haken worden vastgezet of worden ingegraven.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Zorg dat er links van de geleidingsdraad altijd een vrije ruimte van minimaal 75 cm is, gezien in de richting van het laadstation.
Minstens
2m/7ft
Nederlands - 31
Page 32
3. INSTALLATIE
Plaaten en aansluiten van begeleidingskabel
1. Zet de begeleidingsdraad vast met klikvergrendelingen aan de onderkant van het laadstation.
2. Bevestig de connector op de geleidingsdraad op dezelfde wijze als bij de grensdraad in 3.5 Aansluiten van begrenzingskabel. Sluit deze aan op de contactpen op het laadstation met de aanduiding “guide”.
3. Leg de begeleidingskabel ten minste 2 meter recht vanuit de voorkant van de laadplaat.
Als de geleidingsdraad in een doorgang moet worden gelegd:
- De robotmaaier volgt de begeleidingskabel aan dezelfde kant van de kabel naar en van het laadstation. Dit betekent dat de robotmaaier altijd links van de begeleidingskabel rijdt, gezien in de richting van het laadstation.
32 - Nederlands
Page 33
3. INSTALLATIE
- In de doorgang moet de begeleidingskabel daarom zodanig worden geplaatst dat de robotmaaier zo veel mogelijk ruimte heeft om te werken. De afstand tussen de grensdraad en de geleidingsdraad moet echter minimaal 30 cm bedragen.
Maximaal afstand
Minstens 30 cm/12”
Minstens 2m/7ft
Als de geleidingsdraad op een steile helling moet worden geïnstalleerd, moet de draad bij voorkeur onder een hoek op de helling worden gelegd. Dit maakt het voor de robotmaaier eenvoudiger om de begeleidingskabel op de helling te volgen.
Leg de kabel niet in puntige hoeken. Dit kan het voor de robotmaaier moeilijk maken om de begeleidingskabel te volgen.
4. Leid de geleidingsdraad naar het punt op de grensdraad waar eerder een lus was gemaakt om het aansluiten van de geleidingsdraad te vereenvoudigen.
5. Knip de lus op de grensdraad door met bijvoorbeeld een draadtang.
135º
135º
90º
Nederlands - 33
Page 34
3. INSTALLATIE
6. Sluit de begeleidingskabel aan op de begrenzingskabel met behulp van een verbinding:
Steek de grensdraad in elk van de openingen in de koppeling. Steek de geleidingsdraad in de middelste opening in de koppeling. Controleer of de draden volledig in de koppeling zijn gestoken, zodat de uiteinden zichtbaar zijn door het transparante deel aan de andere zijde van de koppeling.
Gebruik een waterpomptang om de knop op de koppeling helemaal in te drukken.
Het maakt niet uit welke openingen worden gebruikt voor het aansluiten van elke draad.
7. Kram de verbinding in het gazon of graaf ze in.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De geleidingsdraad mag de grensdraad niet kruisen, bijvoorbeeld een grensdraad die naar een eiland loopt.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Test voordat u de robotmaaier gebruikt de werking van de begeleidingskabel met behulp van de functie Calibreer zoekdraad. Zie 3.8 Ingebruikname en kalibratie.
34 - Nederlands
Page 35
3. INSTALLATIE
3.7 De lus controleren
Controleer het lussignaal door te kijken naar het indicatielampje op het laadstation.
Zie 9.2 Indicatielampje in het laadstation wanneer het lampje niet constant groen brandt.
3.8 Ingebruikname en kalibratie
Voordat de robotmaaier in gebruik wordt genomen, moet er via het menu van de robotmaaier een opstartprocedure worden uitgevoerd. Er wordt ook een automatische kalibratie van het begeleidingssignaal uitgevoerd. De kalibratie is ook een goede test om te controleren of de begeleidingskabel zodanig is geïnstalleerd dat de robotmaaier de begeleidingskabel vanaf het laadstation zonder problemen kan volgen.
1. Open de klep van het bedieningspaneel door op de STOP-knop te drukken.
2. Zet de hoofdschakelaar in stand 1.
Wanneer de robotmaaier voor het eerst wordt gebruikt, wordt een opstartprocedure gestart. De volgende gegevens moeten worden ingevoerd:
• Taal
• Land
• Tijd aanduiding
• De huidige tijd
• Datum aanduiding
• Datum
• Viercijferige pincode. Alle combinaties behalve 0000
zijn toegestaan.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik AANTEKENINGEN op pagina 4 om de pincode te noteren.
3. Plaats de robotmaaier in het laadstation wanneer het display hierom vraagt. Druk op de START-knop en sluit de klep. De robotmaaier zal nu beginnen met het kalibreren van de begeleidingskabel, door het laadstation te verlaten en de begeleidingskabel te volgen tot het punt waar de begeleidingskabel is verbonden met de begrenzingskabel. Hier begint hij met maaien. Controleer of de robotmaaier de begeleidingskabel helemaal kan volgen tot aan het aansluitpunt op de begrenzingskabel.
Als dit niet het geval is, is de geleidingsdraad mogelijk niet correct geïnstalleerd. Controleer in dat geval of de installatie is uitgevoerd volgens de instructie in 3.6 Installatie van begeleidingskabel. Voer dan een nieuwe kalibratie uit. Zie 6.6 Instellingen.
Bij de R70Li/R80Li is het ook mogelijk om de begeleidingsbreedte te verkleinen voor de robotmaaier zodat hij de begeleidingskabel kan volgen door erg nauwe passages. Zie
6.4 Installatie, R70Li, R80Li. Gebruik de Test UIT-functie om een nieuwe kalibratie van de R70Li/R80Li uit te voeren. Zie 6.4 Installatie, R70Li, R80Li.
Nederlands - 35
Page 36
3. INSTALLATIE
3.9 Test het dokken in het laadstation
Controleer voor u de robotmaaier gebruikt of die de begeleidingskabel helemaal kan volgen tot aan het laadstation en zonder problemen in het laadstation kan dokken. Voer de onderstaande test uit.
1. Open de klep van het bedieningspaneel door op de STOP-knop te drukken.
2. Plaats de robotmaaier dicht bij het punt waar de begeleidingskabel is aangesloten op de begrenzingskabel. Plaats de robotmaaier op ongeveer 2 meter van de binnenkant van de begeleidingskabel.
3. Selecteer de modus HOME door op de toets met het huissymbool te drukken, en druk op OK wanneer de cursor op HOME staat. Druk op START en sluit de klep.
4. Controleer of de robotmaaier de begeleidingskabel helemaal volgt tot aan het laadstation en in het laadstation dokt De test is enkel geslaagd als de robotmaaier de begeleidingskabel over het gehele traject naar het laadstation kan volgen en meteen bij de eerste poging dokt. Als het de robotmaaier niet lukt om bij de eerste poging te dokken, zal hij het automatisch opnieuw proberen. De installatie is niet goedgekeurd als de robotmaaier twee of meer pogingen nodig heeft om in het laadstation te dokken. Controleer in dat geval of het laadstation, de grensdraad en de geleidingsdraad zijn geïnstalleerd volgens de instructies in hoofdstuk
3.2, 3.4 en 3.6.
5. De robotmaaier zal in het laadstation blijven totdat de modus Auto of Man wordt geselecteerd. Zie 5.1 Selectie bedieningsmodus.
Het geleidingssysteem moet eerst zijn gekalibreerd om bovenstaande test met succes te kunnen uitvoeren. Zie 3.8 Ingebruikname en kalibratie.
36 - Nederlands
Page 37
4. GEBRUIK
4. Gebruik
4.1 Opladen van lege accu
Wanneer de GARDENA robotmaaier nieuw is of lange tijd opgeslagen is geweest, is de accu leeg en moet voor de start worden opgeladen. Het laden duurt ongeveer 80 tot 100 minuten.
1. Zet de hoofdschakelaar in stand 1.
2. Plaats de robotmaaier in het laadstation. Open de klep en schuif de robotmaaier zo ver mogelijk naar binnen om te zorgen voor een goed contact tussen de robotmaaier en het laadstation.
3. Op de display wordt aangegeven dat de accu wordt opgeladen.
WAARSCHUWING
Lees de veiligheidsinstructies zorgvuldig door voordat u uw de robotmaaier start.
WAARSCHUWING
Hou handen en voeten uit de buurt van de draaiende messen. Plaats uw handen of voeten nooit vlakbij of onder de carrosserie wanneer de motor draait.
WAARSCHUWING
Gebruik de robotmaaier nooit wanneer personen, met name kinderen of huisdieren, zich in het maaigebied bevinden.
Nederlands - 37
Page 38
4. GEBRUIK
4.2 Gebruik van de timer
Voor het beste maairesultaat mag het gras niet te vaak worden gemaaid. Gebruik de timerfunctie (zie
6.3 Timer) om een al te platgetreden gazon te vermijden. Ga bij het instellen van de timer ervan uit dat de robotmaaier de vermelde hoeveelheid maait van het aantal vierkante meters per uur en dag vermeld in de tabel Werkcapaciteit.
Voorbeeld
Als het werkgebied 360 m2 bedraagt, moet de R70Li ongeveer 8 uur per dag maaien. De tijden hangen onder meer af van de kwaliteit van het gras, de scherpte van de messen en de leeftijd van de accu.
Tabel Werkcapaciteit
Model Werkcapaciteit
GARDENA R38Li
GARDENA R40Li
GARDENA R45Li
GARDENA R50Li
GARDENA R70Li
GARDENA R80Li
Ca. 32 m
Ca. 33 m
Ca. 38 m
Ca. 42 m
Ca. 44 m
Ca. 50 m
2
per uur en dag
2
per uur en dag
2
per uur en dag
2
per uur en dag
2
per uur en dag
2
per uur en dag
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik de timer om niet te laten maaien wanneer er zich doorgaans kinderen of huisdieren op het gazon bevinden, of voorwerpen die door de draaiende messen beschadigd kunnen raken.
De fabrieksinstelling voor de timer is 07.00-23.00 (07.00-22.00 voor de GARDENA R38Li, R40Li. R45Li, R50Li) en maakt het mogelijk om elke dag van de week te maaien. Deze instelling is geschikt voor het vermelde maximale werkgebied.
Als de omvang van het werkgebied dit toelaat, kan de kwaliteit van het gras verder worden verbeterd door dit om de andere dag te maaien in plaats van dagelijks enkele uren. Bovendien is het goed voor het gras om ten minste een keer per maand een periode van drie dagen geheel rust te krijgen.
Ruststand
De robotmaaier heeft een voorgeprogrammeerde rusttijd die overeenkomt met de tabel voor rusttijden. Deze rustperiode biedt bijvoorbeeld een goede mogelijkheid om het gazon te besproeien of om erop te spelen.
Tabel Rusttijd
Model Rusttijd
GARDENA R38Li Minimaal 12 uur per dag
GARDENA R40Li Minimaal 12 uur per dag
GARDENA R45Li Minimaal 12 uur per dag
GARDENA R50Li Minimaal 12 uur per dag
GARDENA R70Li Minimaal 8 uur per dag
GARDENA R80Li Minimaal 8 uur per dag
24 h
B
Standby
Mowing
Charging
A
Voorbeeld 1
De tijden in dit voorbeeld gelden voor de GARDENA R40Li, maar voor de andere modellen geldt hetzelfde principe.
Werk uren 1: 07:00 - 22:00
Werkdagen: alle dagen
De fabrieksinstelling zorgt ervoor dat de robotmaaier het gazon begint te maaien om 7.00 uur. De maaier wordt om 19.00 uur in het laadstation geparkeerd en begint om 7.00 uur weer met maaien.
Als de timerinstelling wordt opgedeeld in twee werkperiodes kan de rustperiode worden opgedeeld in een aantal periodes. De minimale rusttijd dient echter overeen te komen met de tabel voor Rusttijden.
38 - Nederlands
R40Li
In bedrijf
Laden/Stand-by
Ope
ration
A = Max 12 h
A
B = Min 12 h
Page 39
4. GEBRUIK
Voorbeeld 2
De tijden in dit voorbeeld gelden voor de GARDENA R40Li, maar voor de andere modellen geldt hetzelfde principe.
Werk uren 1: 06:00 - 16:00
Werk uren 2: 20:00 - 23:00
Werkdagen: alle dagen
De robotmaaier maait tussen 06.00 en 16.00 uur. Hij zal om 20.00 uur opnieuw gaan werken, maar om 22.00 uur stoppen om te rusten, totdat hij om
6.00 uur weer start.
De tijden hangen onder meer af van de kwaliteit van het gras, de scherpte van de messen en de leeftijd van de accu.
4.3 Starten
1. Zet de hoofdschakelaar in stand 1.
2. Druk op de STOP-knop om de klep naar het controlepaneel te openen.
3. Voer de pincode in.
4. Druk op de START-knop.
5. Sluit binnen 10 seconden het deksel.
Als de robotmaaier in het laadstation is geparkeerd, zal hij het laadstation alleen verlaten wanneer de accu volledig geladen is en de timer zodanig is ingesteld dat de robotmaaier mag werken.
Voordat de bladschijf start, klinken er 5 piepjes gedurende 2 seconden.
4.4 Stoppen
1. Druk op de STOP-knop.
R40Li
In bedrijf
Laden/Stand-by
Start
A + C = Max 12 h
B + D = Min 12 h
1
23
4
56
7809
De robotmaaier stopt, de maaimotor gaat uit en de klep voor het controlepaneel gaat open.
Nederlands - 39
Page 40
4. GEBRUIK
4.5 Uitschakelen
1. Druk op de STOP-knop.
2. Zet de hoofdschakelaar in stand 0.
Schakel de robotmaaier altijd uit met de hoofdschakelaar als de robotmaaier moet worden onderhouden of buiten het werkgebied moet worden gebracht.
4.6 Afstellen van maaihoogte
De maaihoogte kan variëren van MIN (2 cm) tot MAX (5 cm).
Om de maaihoogte bij te stellen:
1. Druk op de STOP-knop om de robotmaaier uit te zetten en open de klep.
2. Draai de hoogteafstellingsknop naar de vereiste stand. De geselecteerde stand wordt aangegeven door een oranje kolom die in het venster naast de knop te zien is.
• Draai linksom als u de maaihoogte wilt
vergroten.
Start
12345
1
23
4
56
7809
• Draai rechtsom als u de maaihoogte wilt
verlagen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Tijdens de eerste week na een nieuwe installatie moet de maaihoogte op MAX worden ingesteld om beschadiging van de lusdraad te voorkomen. Hierna kan de maaihoogte elke tweede week geleidelijk worden verlaagd totdat de gewenste maaihoogte is bereikt.
40 - Nederlands
Page 41
5. CONTROLEPANEEL
5. Controlepaneel
Via het controlepaneel regelt u alle soorten commando's en instellingen voor de GARDENA robotmaaier . U bereikt alle functies via een aantal menu’s.
Het controlepaneel bestaat uit een display en een toetsenbord. Alle informatie is te zien op het display en alle invoer doet u met behulp van de toetsen.
Start
1
23
4
56
7809
Wanneer de STOP-knop is ingedrukt en de klep is geopend, wordt het bedieningsvenster zichtbaar. Deze toont de klok, de geselecteerde bedieningsmodus, het aantal maaiuren, de accustatus en de timerinstelling.
De klok laat de actuele tijd zien.
De huidige datum wordt aangegeven.
Het aantal bedrijfsuren dat wordt weergegeven is het aantal uur dat de robotmaaier sinds de productiedag in bedrijf is geweest. Tijd dat de robotmaaier heeft gemaaid of heeft gezocht naar het laadstation is tijd die als bedrijfstijd wordt beschouwd.
Met de woorden AUTO, MAN en HUIS wordt aangegeven aan welke bedieningsmodus is geselecteerd. Zie hoofdstuk 5.1 Selectie bedieningsmodus.
De accustatus geeft aan hoeveel lading de accu nog heeft.
ECO wordt weergegeven als de robotmaaier in de ECO-modus is gezet.
Het klokpictogram geeft de geprogrammeerde timerinstellingen aan. Het zwarte kloksymbool wordt weergegeven wanneer de robotmaaier niet mag maaien vanwege een instelling van de timer.
Het woord MENU geeft aan dat het hoofdmenu kan worden bereikt door op de meerkeuzeknop onder het woord te drukken.
Het toetsenblok bestaat uit vier groepen knoppen:bedieningsselectieknop, meerkeuzeknoppen, cijfers en startknop.
Start
1
23
4
56
7809
Nederlands - 41
Page 42
5. CONTROLEPANEEL
5.1 Selectie bedieningsmodus
De bedieningsselectieknop is voorzien van een huispictogram. Als deze knop wordt ingedrukt, wordt de geselecteerde bedieningsmodus op de display weergegeven. Door meerdere malen op de knop te drukken kunt u kiezen tussen drie verschillende bedieningsmodi.
1. PARKEER: Stuurt de robotmaaier naar het laadstation. Hij blijft hier totdat een andere bedieningsmodus wordt geselecteerd. Het woord Huis wordt weergegeven in het bedieningsvenster. Als de accu volledig geladen is, blijft de robotmaaier geparkeerd staan in het laadstation. De robotmaaier verlaat eerst het laadstation en begint opnieuw te maaien wanneer de bediening op AUTO wordt gezet.
De Home-instelling wordt ook gebruikt na een nieuwe installatie of nadat een bestaande installatie is gewijzigd, om te testen of de robotmaaier de begeleidingskabel kan volgen en in het laadstation kan dokken. Zie 3.9 Test het dokken in het laadstation.
2. AUTO: De standaardmodus automatische bediening waarbij de robotmaaier automatisch maait en wordt opgeladen.
3. MAN: Bij het maaien van een tweede werkgebied (zie 3.4
Installatie van begrenzingskabel) moet de instelling MAN worden gebruikt.
Als MAN is geselecteerd en de robotmaaier start vanaf een plek op het gazon, blijft hij maaien totdat de accu leeg is. Daarna stopt de maaier en wordt de melding “Moet handmatig laden” weergegeven. De robotmaaier moet dan handmatig worden teruggebracht naar het laadstation en na het laden weer handmatig worden gestart.
Als de robotmaaier wordt geladen terwijl hij in de MAN-modus staat, zal hij volledig worden geladen. Daarna rijdt hij ongeveer 20 cm vanuit het laadstation naar buiten om vervolgens te stoppen. Dit geeft aan dat hij geladen is en klaar is om met maaien te beginnen.
Als het eerste werkgebied na het laden moet worden gemaaid, kunt u de bedieningsmodus op Auto zetten voordat u de robotmaaier in het laadstation plaatst.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Druk altijd op de START-knop voor u de klep sluit om de robotmaaier te starten. Als u niet op de START-knop drukt, hoort u een pieptoon en zal de robotmaaier niet starten.
42 - Nederlands
Page 43
5. CONTROLEPANEEL
5.2 Meerkeuzeknoppen
De drie meerkeuzeknoppen bieden diverse functies, onder andere afhankelijk van waar in de menustructuur u zich bevindt. De functie van de knop wordt helemaal onder aan de display weergegeven.
Voorbeeld: als u zich in het hoofdmenu bevindt, kunt u met de linker knop teruggaan, met de middelste knop eventuele selecties bevestigen en met de rechter knop het menu doorlopen.
5.3 Getallen
De cijfertoetsen worden bijvoorbeeld gebruikt om de PIN-code of tijdinstellingen in te voeren.
Start
1
23
4
56
7809
5.4 Hoofdschakelaar
Zet de hoofdschakelaar in stand 1 om de robotmaaier te kunnen starten.
Zet de hoofdschakelaar in de stand 0 als de robotmaaier niet in gebruik is of als werk wordt uitgevoerd aan de maaischijf.
Als de hoofdschakelaar in de 0-stand staat, zal de motor van de robotmaaier niet starten.
Nederlands - 43
Page 44
6. MENUFUNCTIES
6. Menufuncties
6.1 Hoofdmenu
Het hoofdmenu van de GARDENA R38Li, R40Li, R45Li, R50Li robotmaaier heeft drie opties:
Timer
Veiligheid
Instellingen
Het hoofdmenu van de GARDENA R70Li/R80Li heeft vier opties:
Timer
Installatie
Säkerhet
Inställningar
Onder iedere keuze zit een aantal submenu’s. Via deze bereikt u alle functies om instellingen voor de robotmaaier te maken.
Tussen menu’s bladeren
Doorloop het hoofdmenu en de submenu's met de meerkeuzeknoppen. Voer waarden en tijden in met de cijfertoetsen en bevestig elke selectie met de meerkeuzeknop met de aanduiding OK. Druk op de meerkeuzeknop met de pijl terug om een stap omhoog te gaan in het menu of houd de selectieknop voor de bedieningsmodus 2 seconden lang ingedrukt om meteen terug te gaan naar het hoofdmenu.
Start
Start
1
23
4
56
7809
Submenu’s
Sommige submenu's bevatten opties die links worden aangevinkt. Dit houdt in dat deze opties zijn geselecteerd. Plaats of verwijder het vinkje in het vakje door te drukken op OK.
In enkele submenu’s staat op een aantal regels helemaal rechts informatie. Deze informatie geeft weer welke keuze voor die functie is gemaakt.
44 - Nederlands
Page 45
6. MENUFUNCTIES
6.2 Menustruktuur
GARDENA R38Li, R40Li, R45Li, R50Li
Over
Reset
Calibreer
Op afstand
Instellingen
Backlight
instellingen
zoekdraad
starten
Aandeel
Datum
aanduiding
Veiligheid
Werk
Nieuw
lussignaal
niveau
Veiligheids
Verander
PIN code
Reset
timer
dagen
Hoog
Middel
Laag
Land
Taal
Tijd & dag
ECO-
modus
Tijd
aanduiding
datum
Ingestelde
tijd
Ingestelde
Timer
Werk uren 2
Werk uren 1
Nederlands - 45
Page 46
GARDENA R70Li, R80Li
Nieuw
6. MENUFUNCTIES
lussignaal
Hoog
Over
Terug naar
Land
Instellingen
Taal
Tijd & dag
klantinstellingen
Datum
Tijd
Ingestelde
aanduiding
aanduiding
datum
Veiligheid
Installatie
Veiligheids
niveau
Verander
PIN code
Rijdt over
draad
Test
instellingen
Op afstand
starten 2
Op afstand
starten 1
Begeleiding
breedte
Middel
Laag
uit
Test
in
Test
Breedste
Op afstand
starten 2
Op afstand
starten 1
Afstand
Aandeel
Afstand
Aandeel
Altijd
Nooit Zelden Middel Vaak
Altijd
ECO-
modus
Ingestelde
tijd
46 - Nederlands
Timer
Reset
timer
Werk
dagen
Werk
uren 2
Werk
uren 1
Middel
Smalste
Nooit Zelden Middel Vaak
Page 47
6. MENUFUNCTIES
6.3 Timer
Voor het beste maairesultaat mag het gras niet te vaak worden gemaaid. Daarom is het belangrijk om de bedrijfstijd te beperken met behulp van de timerfunctie wanneer het werkgebied kleiner is dat de arbeidscapaciteit van de robotmaaier. Als de robotmaaier te veel mag maaien, kan het gazon er geplet uitzien. Bovendien wordt de robotmaaier blootgesteld aan onnodige slijtage.
De timerfunctie is ook een goed hulpmiddel om te regelen welke tijden de robotmaaier niet mag maaien, bijvoorbeeld wanneer de kinderen buiten in de tuin spelen.
De fabrieksinstelling is 07.00-23.00 (07.00-22.00 voor de GARDENA R38Li, R40Li, R45Li, R50Li) en maakt het mogelijk om elke dag van de week te maaien. Deze instelling is geschikt voor het vermelde maximale werkgebied.
Ga bij het instellen van de timer ervan uit dat de robotmaaier de vermelde hoeveelheid maait van het aantal vierkante meters per uur en dag vermeld in de tabel Werkcapaciteit.
Werk uren 1
Timer
Werk uren 2
Installatie
Werk dagen
Veiligheid
Reset timer
Instellingen
Onderstaande tabel geeft suggesties voor verschillende instellingen voor de timer afhankelijk van de grootte van de tuin. De tabel kan worden gebruikt om de bedrijfstijd in te stellen. De tijden zijn indicatief, mogelijk moeten ze worden aangepast aan de tuin. Gebruik de tabel als volgt:
1. Zoek een werkgebied op dat het beste past bij het gebied van de tuin.
2. Selecteer een geschikt aantal werkdagen per week (voor sommige werkgebieden zijn mogelijk 7 dagen nodig).
3. Werkuren per dag toont hoeveel uren per dag de robotmaaier mag werken voor het geselecteerde aantal werkdagen.
4. Voorgesteld tijdsinterval geeft een tijdsinterval aan dat overeenkomt met de gewenste werkuren per dag.
Deze tabel geldt voor GARDENA R38Li
Werkgebied Werkdagen per week Werkuren per dag Voorgesteld tijdsinterval
100 m
2
5 4,5h 07:00 - 11:30
7 3,5h 07:00 - 10:30
200 m
300 m
380 m
2
2
2
5 9h 07:00 - 16:00
7 6,5h 07:00 - 13:30
6 11h 07:00 - 18:00
7 9,5h 07:00 - 16:30
7 12h 07:00 - 19:00
Nederlands - 47
Page 48
6. MENUFUNCTIES
Deze tabel geldt voor GARDENA R40Li
Werkgebied Werkdagen per week Werkuren per dag Voorgesteld tijdsinterval
100 m
2
5 4,5h 07:00 - 11:30
7 3h 07:00 - 10:00
200 m
2
5 8,5h 07:00 - 15:30
7 6h 07:00 - 13:00
300 m
2
6 10,5h 07:00 - 17:30
7 9h 07:00 - 16:00
400 m
2
7 12h 07:00 - 19:00
Deze tabel geldt voor GARDENA R45Li
Werkgebied Werkdagen per week Werkuren per dag Voorgesteld tijdsinterval
100 m
200 m
300 m
2
2
2
5 4h 07:00 - 11:00
7 2,5h 07:00 - 09:30
5 7,5h 07:00 - 14:30
7 5,5h 07:00 - 12:30
5 11h 07:00 - 18:00
7 8h 07:00 - 15:00
400 m
450 m
2
2
7 10,5h 07:00 - 17:30
7 12h 07:00 - 19:00
Deze tabel geldt voor GARDENA R50Li
Werkgebied Werkdagen per week Werkuren per dag Voorgesteld tijdsinterval
100 m
200 m
300 m
400 m
500 m
2
2
2
2
2
5 3,5h 07:00 - 10:30
7 2,5h 07:00 - 09:30
5 7h 07:00 - 14:00
7 5h 07:00 - 12:00
5 10h 07:00 - 17:00
7 7h 07:00 - 14:00
6 11h 07:00 - 18:00
7 9,5h 07:00 - 16:30
7 12h 07:00 - 19:00
48 - Nederlands
Page 49
6. MENUFUNCTIES
Deze tabel geldt voor GARDENA R70Li
Werkgebied Werkdagen per week Werkuren per dag Voorgesteld tijdsinterval
100 m
200 m
400 m
600 m
700 m
2
2
2
2
2
5 3h 07:00 - 10:00
7 2,5h 07:00 - 09:30
5 6,5h 07:00 - 13:30
7 4,5h 07:00 - 11:30
5 13h 07:00 - 20:00
7 9h 07:00 - 16:00
6 16h 07:00 - 23:00
7 13,5h 07:00 - 20:30
7 16h 07:00 - 23:00
Deze tabel geldt voor GARDENA R80Li
Werkgebied Werkdagen per week Werkuren per dag Voorgesteld tijdsinterval
100 m
200 m
2
2
5 3h 07:00 - 10:00
7 2h 07:00 - 09:00
5 5,5h 07:00 - 12:30
7 4h 07:00 - 11:00
400 m
600 m
800 m
2
2
2
5 11,5h 07:00 - 18:30
7 8h 07:00 - 15:00
6 14h 07:00 - 21:00
7 12h 07:00 - 19:00
7 16h 07:00 - 23:00
Werk uren 1 voor instellen van start- en stoptijd voor werkperiode
1. Voer de vereiste tijden in uren en minuten in en druk op OK om de ingevoerde tijd te bevestigen.
Werk uren 2 voor instellen van start- en stoptijd voor werkperiode 2. Voer de vereiste tijden in uren en minuten in en druk op OK om de ingevoerde tijd te bevestigen. Timer (2-1) wordt genegeerd.
Werk dagen
voor selectie van de dagen waarop de robotmaaier moet werken. De robotmaaier werkt op de dagen die aangevinkt zijn.
Reset timer
de waarden terug te zetten naar de fabrieksinstellingen.
Om Werk uren 1 of Werk uren 2 uit te schakelen, voert u de tijd 00:00-00:00 in om de tijd te resetten naar --:--
- --:--.
Nederlands - 49
Page 50
6. MENUFUNCTIES
Wanneer de timerinstellingen zijn ingesteld, wordt op de startpagina een klokpictogram weergegeven. Het zwarte kloksymbool wordt weergegeven wanneer de robotmaaier niet mag maaien vanwege een instelling van de timer.
De robotmaaier heeft een ingebouwde rustperiode van ongeveer 8 uur per dag (12 uur voor de GARDENA R38Li, 40Li, R45Li, R50Li). Tijdens deze periode is de robotmaaier in het laadstation geparkeerd. Zie 4.2 Gebruik van de timer.
6.4 Installatie, R70Li, R80Li
De volgende bedieningsinstellingen zijn toegankelijk via deze selectie in het hoofdmenu.
Begeleiding breedte de afstand vanaf de begeleidingskabel selecteren die de robotmaaier mag afwijken als de robotmaaier de kabel van en naar het laadstation volgt.
Op afstand starten 1 om de robotmaaier te besturen zodat hij gemakkelijker verre uithoeken van de tuin kan bereiken.
Op afstand starten 2 om de robotmaaier te besturen zodat hij gemakkelijker verre uithoeken van de tuin kan bereiken.
Test instellingen om de bovenstaande instellingen te controleren.
Rijdt over draad om de afstand in te stellen die de robotmaaier langs de begrenzingskabel moet afleggen voor hij terugkeert.
Voorbeelden van tuininstellingen vindt u in 7.
Tuinvoorbeelden van tuinen.
Timer
Installatie
Veiligheid
Instellingen
Begeleiding breedte
Op afstand starten 1
Op afstand starten 2
Test instellingen
Rijdt over draad
Begeleiding breedte
De begeleidingsbreedte bepaalt hoever de robotmaaier zich van de begeleidingskabel af mag bewegen bij het volgen van die kabel van en naar het laadstation. Het gebied naast de kabel dat de robotmaaier dan gebruikt, wordt de corridor genoemd.
De standaardinstelling van de robotmaaier is voor een middelbrede corridor. Om het risico van spoorvorming verder te beperken, wordt aangeraden om een brede corridor te kiezen in werkgebieden waar dit mogelijk is.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik altijd een zo groot mogelijke geleidingsbreedte. De instelling Smalste mag alleen worden gebruikt als geen van de andere instellingen in het betreffende werkgebied kan worden gebruikt.
50 - Nederlands
Begeleiding breedte
Op afstand starten 1
Op afstand starten 2
Test instellingen
Rijdt over draad
Smalste
Middel
Breedste
Page 51
6. MENUFUNCTIES
Breedste
In een brede corridor varieert de afstand tussen de robotmaaier en de begeleidingskabel tijdens het maaien.
Voor een open tuin zonder nauwe doorgangen kan het best een brede corridor worden gebruikt, om het risico van spoorvorming tot een minimum te beperken.
Middel
In een middelbrede corridor rijdt de robotmaaier zowel dichtbij als veraf van de begeleidingskabel, maar niet zo ver als wanneer een brede corridor is geselecteerd.
De corridorinstelling Middel moet worden gekozen voor een tuin met obstakels nabij de geleidingsdraad en/of doorgangen die een brede corridor onmogelijk maken.
Smalste
Bij een smalle corridor rijdt de robotmaaier voortdurend recht boven de begeleidingskabel.
Gebruik van de corridorinstelling Smalste wordt gewoonlijk afgeraden, maar in een tuin met een of meer smalle doorgangen kan een smalle corridor de enige keuzemogelijkheid zijn. De corridorinstelling Smalste verhoogt het risico van spoorvorming langs de geleidingsdraad.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De afstand die de robotmaaier houdt tot de begeleidingskabel wisselt, afhankelijk van de indeling van het werkgebied. Met de functie Test IN kunt u nagaan of de corridorinstelling Breedste in de betreffende tuin kan worden gebruikt.
Op afstand starten 1
Een belangrijke functie van de begeleidingskabel is de mogelijkheid om de robotmaaier indien nodig naar een afgelegen deel van de tuin te leiden. Deze functie is erg nuttig in tuinen waar bijvoorbeeld de voor- en achtertuin met elkaar in verbinding staan via een smalle doorgang.
Wanneer die functie is geactiveerd (niet is ingesteld op Nooit), zal de robotmaaier de begeleidingskabel vanaf het laadstation altijd volgen naar de afgelegen zone en daar beginnen met maaien.
Nederlands - 51
Page 52
6. MENUFUNCTIES
Aandeel
Het aantal keren dat de robotmaaier de begeleidingskabel vanaf het laadstation moet volgen, wordt ingesteld als een percentage van het totale aantal keren dat hij het laadstation verlaat. Alle andere keren verlaat de robotmaaier het laadstation op de standaardwijze en begint hij met maaien.
De volgende vijf opties kunnen worden geselecteerd:
- Nooit (0 %)
- Zelden (circa 20 %)
- Gemiddeld (circa 50 %)
- Vaak (circa 80 %)
- Altijd (100 %)
Selecteer het percentage dat overeenkomt met de omvang van de afgelegen zone ten opzichte van het totale werkoppervlak. Wanneer de afgelegen zone bijvoorbeeld minder dan de helft van het totale werkoppervlak bestrijkt, selecteert u Zelden. Wanneer de afgelegen zone bijvoorbeeld de helft van het totale werkoppervlak bestrijkt, selecteert u
Middel. Zie de voorbeelden in 7. Tuinvoorbeelden.
Aandeel
Afstand
Nooit
Zelden
Gemiddeld
Vaak
Altijd
De standaardinstelling is Zelden.
Afstand
Voer de afstand in meters in langs de begeleidingskabel vanaf het laadstation naar het afgelegen gebied waar de robotmaaier begint met maaien. Tip! Met de functie Test UIT kunt u bepalen hoe ver het is naar het afgelegen gebied. De afstand wordt in meters vermeld op het display van de robotmaaier.
Op afstand starten 2
Indien er in het werkgebied twee gebieden ver uit elkaar liggen moet u de begeleidingskabel zo leggen dat hij beide gebieden bereikt. U kunt dan Op afstand starten 1 en Op afstand starten 2 combineren om de robotmaaier naar elk gebied te sturen.
Voer de instellingen voor Aandeel en Afstand op dezelfde manier uit als voor Op afstand starten 1.
De standaardinstelling is Nooit.
Houd er rekening mee dat het totale percentage voor Aandeel niet hoger mag zijn dan 100%. Als bijvoorbeeld Vaak is geselecteerd voor Op afstand
starten 1, kunt u alleen Nooit of Zelden selecteren voor Op afstand starten 2.
De instelling Begeleiding breedte is dezelfde voor Op afstand starten 1 als voor Op afstand starten 2. Zo
beperkt de smalste doorgang langs de begeleidingskabel de maximale begeleidingsbreedte.
52 - Nederlands
Page 53
Test instellingen
6. MENUFUNCTIES
In het menu Test instellingen kunt u de instellingen testen voor Op afstand starten 1 en Op afstand
starten 2 en controleren of de gekozen instelling voor Begeleiding breedte werkt voor het betreffende
werkgebied.
Test UIT
De functie Test UIT dient voor het testen of de instelling voor Begeleiding breedte past bij de betreffende installatie en om de afstand tussen het laadstation en een afgelegen gebied te berekenen.
Om de instellingen te testen in Op afstand starten 1:
Parkeer de robotmaaier in het laadstation en selecteer de functie Test UITOp afstand starten 1. De robotmaaier rijdt dan onmiddellijk langs de begeleidingskabel weg bij het laadstation en begint te maaien nadat de ingestelde afstand is afgelegd.
Als er een doorgang is waar de robotmaaier niet doorheen kan, moet de instelling voor Begeleiding breedte worden gewijzigd van Breedste naar Middel. Zo nodig kan de instelling ook worden veranderd in
Smalste. Gebruik de geleidingsbreedte-instelling Smalste alleen als geen van de andere instellingen
werkt voor deze installatie. Als de functie Test UIT wordt geactiveerd, rijdt de robotmaaier op de grootst mogelijke afstand vanaf de kabel, op basis van de geselecteerde begeleidingsbreedte.
Begeleiding breedte
Op afstand starten 1
Op afstand starten 2
Test in
Test instellingen
Test uit
Rijdt over draad
Test in
Op afstand starten1
Test uit
Op afstand starten 2
In deze afbeelding ziet u hoe de robotmaaier door een doorgang rijdt als Begeleiding breedte is ingesteld op Middel in plaats van Breedste.
Om de afstand te bepalen van het laadstation naar een afgelegen gebied:
Geef een afstand aan die de werkelijke meer dan overschrijdt. De maximale afstand die kan worden aangegeven is 100 meter. Parkeer de robotmaaier in het laadstation en selecteer de functie Test UIT. De robotmaaier rijdt onmiddellijk weg uit het laadstation. De afstand wordt in meters vermeld op het display van de robotmaaier terwijl de robotmaaier werkt. Stop de robotmaaier op de gewenste plaats en noteer de afstand. Reset de waarden voor Aandeel wanneer de test gereed is.
Als Op afstand starten 2 geactiveerd is, d.w.z. indien een andere optie dan Nooit is geselecteerd voor Aandeel, moeten ook die instellingen getest worden. De test voor Op afstand starten 2 wordt op dezelfde manier uitgevoerd als voor Op afstand starten 1.
Nederlands - 53
Page 54
6. MENUFUNCTIES
Test IN
De functie Test IN maakt het mogelijk om te testen of de robotmaaier in het laadstation dokt.
Test IN kan alleen worden uitgevoerd als er eerst een Test UIT is uitgevoerd.
Als u die functie selecteert, rijdt de robotmaaier rechtstreeks langs de begeleidingskabel naar het laadstation om daar te dokken. De test is enkel geslaagd als de robotmaaier meteen bij de eerste poging in het laadstation dokt. Als het de robotmaaier niet lukt om bij de eerste poging te dokken, zal hij het automatisch opnieuw proberen. De installatie is niet goedgekeurd als de robotmaaier twee of meer pogingen nodig heeft om in het laadstation te dokken.
Rijdt over draad
De voorzijde van de robotmaaier rijdt altijd een bepaalde afstand voorbij de begrenzingskabel voordat de robotmaaier keert. Deze afstand is standaard ingesteld op 25 cm maar kan zo nodig worden gewijzigd. De minimumwaarde is 25 cm en de maximumwaarde is 30 cm. Houd er rekening mee dat de gegeven afstand slechts een geschatte waarde is en dat deze uitsluitend dient ter referentie. In werkelijkheid kan de afstand tussen de robotmaaier en de begrenzingsdraad variëren.
Begeleiding breedte
Op afstand starten 1
Op afstand starten 2
Test instellingen
Geef het aantal centimeters in dat de robotmaaier voorbij de begrenzingskabel moet rijden en druk op OK.
6.5 Veiligheid
Via deze selectie kunnen instellingen worden verricht in verband met beveiliging en de verbinding tussen de maaier en het laadstation.
Verander PIN code
Voer de nieuwe PIN-code in en druk op OK. Voer dezelfde code nogmaals in en bevestig door op OK te drukken. Als de PIN-code is gewijzigd, wordt op de display enige tijd het bericht weergegeven dat de PIN-code is gewijzigd.
Maak een notitie van de nieuwe pincode op de aangegeven regel in Aantekeningen.
Veiligheids niveau
U kunt kiezen uit drie beveiligingsniveaus: Laag, Middel en Hoog. Bij de instellingen Laag en Middel kan de robotmaaier niet worden bediend als de PIN-code onbekend is. Bij de instelling Hoog wordt tevens een waarschuwingspiepje afgegeven als niet binnen een ingestelde termijn de juiste PIN-code wordt ingevoerd.
Druk op de stopknop om de robotmaaier uit te schakelen en zet de hoofdschakelaar op 0.
Rijdt over draad
Timer
Installatie
Veiligheid
Instellingen
Verander PIN code
Veiligheids niveau
Nieuw lussignaal
Verander PIN code
Veiligheids niveau
Nieuw lussignaal
Laag
Middel
Hoog
54 - Nederlands
Page 55
6. MENUFUNCTIES
Functie Laag Middel Hoog
Tijdslot X X X
Verzoek PIN X X
Alarm X
Tijdslot
Deze functie houdt in dat de robotmaaier na 30 dagen niet meer kan worden gestart tenzij eerst de juiste PIN-code wordt ingevoerd. Na het verstrijken van 30 dagen blijft de robotmaaier gewoon maaien, maar als het deksel wordt geopend, verschijnt het bericht Voer
PIN-code in. Voer uw code weer in en druk op OK.
Verzoek PIN
Deze functie houdt in dat de robotmaaier om een pincode vraagt wanneer de hoofdschakelaar op 1 wordt gezet en elke keer dat de klep wordt geopend. Om de robotmaaier te kunnen gebruiken, moet de juiste pincode worden ingevoerd.
Wanneer vijf keer achter elkaar een verkeerde PIN-code wordt ingevoerd, wordt de robotmaaier enige tijd geblokkeerd. De tijd voor de blokkering wordt bij elke volgende mislukte poging verlengd.
Alarm
Deze functie houdt in dat er een alarmsignaal klinkt wanneer de PIN-code niet is ingevoerd binnen 10 seconden nadat de STOP-knop is ingedrukt of de robotmaaier om de een of andere reden is opgetild. Een tikkend geluid geeft aan dat de pincode moet worden ingevoerd om te voorkomen dat het alarm afgaat. Het alarm kan op elk moment weer worden uitgeschakeld door het invoeren van de juiste pincode.
Nieuw lussignaal
Het lussignaal wordt willekeurig gekozen, zodat een unieke koppeling tussen de robotmaaier en het laadstation ontstaat. In zeldzame gevallen kan het nodig zijn om een nieuw signaal te genereren, bijvoorbeeld als twee aangrenzende installaties een signaal gebruiken dat erg op elkaar lijkt.
Plaats de robotmaaier in het laadstation.
Selecteer Nieuw lussignaal in het menu en druk op OK.
Verander PIN code
Veiligheids niveau
Nieuw lussignaal
Nederlands - 55
Page 56
6.6 Instellingen
6. MENUFUNCTIES
ECO
Deze functie schakelt het lussignaal van de begrenzingslus, de begeleidingsdraden en het laadstation automatisch uit wanneer de robotmaaier niet maait, d.w.z. wanneer de maaier wordt opgeladen of niet mag maaien op basis van timerinstellingen.
ECO is geschikt voor situaties waarbij andere draadloze apparatuur wordt gebruikt die niet compatibel is met de robotmaaier, zoals bepaalde ringleidingen of garagedeuren.
Wanneer het lussignaal vanwege de ECO-modus is uitgeschakeld, knippert het indicatielampje in het laadstation groen. Wanneer het indicatielampje groen knippert, kan de robotmaaier alleen in het laadstation worden gestart en niet in het werkgebied.
In de ECO-modus is het erg belangrijk om altijd de STOPknop in te drukken voordat de robotmaaier uit het laadstation wordt gehaald. Het is niet mogelijk om de robotmaaier op een andere manier te starten wanneer hij in de ECO-modus staat. Als u de maaier per ongeluk uit het laadstation hebt gehaald zonder eerst de STOP-knop in te drukken, moet u de maaier weer in het laadstation plaatsen en de STOP-knop indrukken. Alleen dan kan de robotmaaier in het werkgebied worden gestart.
ECO-modus
Tijd & dag
Taal
Land
Backlight
Op afstand starten
Calibreer zoekdraad
Reset instellingen
Over
BELANGRIJKE INFORMATIE
Druk altijd op de STOP-knop voor u de robotmaaier uit het laadstation haalt wanneer de robotmaaier in de ECO-modus staat; anders kan hij in het werkgebied niet worden gestart.
Selecteer Gebruik ECO-modus en druk op OK om de ECO-modus te activeren.
56 - Nederlands
Page 57
6. MENUFUNCTIES
Tijd & dag
Met deze functie kunt u de huidige tijd en de gewenste tijdnotatie instellen op de robotmaaier .
Tijd
Voer de juiste tijd in en druk op OK om af te sluiten.
Tijd aanduiding
Plaats de cursor bij de gewenste tijdnotatie:12h 24h. Druk op OK om af te sluiten.
Datum
Voer de juiste datum in en druk op OK om af te sluiten.
Datum aanduiding
Plaats de cursor bij de gewenste datumnotatie: JJJJ-MM-DD (jaar-maand-dag) MM-DD-JJJJ (maand-dag-jaar) DD-MM-JJJJ (dag-maand-jaar). Druk op OK om af te sluiten.
ECO-modus
Tijd & dag
Taal
Land
Backlight
Op afstand starten
Calibreer zoekdraad
Reset instellingen
Over
Tijd
Tijd aanduiding
Datum
Datum aanduiding
Taal
Met deze functie stelt u de taal in.
Taal selecteren: Zet de cursor op Taal en druk op OK. Zet de cursor bij de gewenste taal en druk op OK.
Land
Met deze functie kunt u het land selecteren waarin de robotmaaier wordt gebruikt.
Plaats de cursor op het gewenste land en druk op OK.
Backlight, R38Li, R40Li, R45Li, R50Li
Om aan te geven waar de robotmaaier zich 's avonds bevindt in het werkgebied is het mogelijk om het display ingeschakeld te laten wanneer de robotmaaier in bedrijf is.
1. Selecteer Backlight, R38Li, R40Li, R45Li, R50Li in het menu en druk op OK.
2. Selecteer een van de volgende opties: Auto: het display blijft na het indrukken van de laatste toets 1 minuut verlicht. ON: het display is altijd verlicht terwijl de robotmaaier in bedrijf is. Het display is niet verlicht wanneer de robotmaaier moet stoppen vanwege zoiets als een timerinstelling of mogelijke verstoring.
Nederlands - 57
Page 58
6. MENUFUNCTIES
Op afstand starten, R38Li, R40Li, R45Li, R50Li
Een belangrijke functie van de begeleidingskabel is de mogelijkheid om de robotmaaier indien nodig naar een afgelegen deel van de tuin te leiden. Deze functie is erg nuttig in tuinen waar bijvoorbeeld de voor- en achtertuin met elkaar in verbinding staan via een smalle doorgang waarin het laadstation niet kan worden geïnstalleerd.
Wanneer deze functie is geactiveerd (niet is ingesteld op Nooit), zal de robotmaaier de geleidingsdraad vanaf het laadstation volgen tot het punt waar de geleidingsdraad is aangesloten op de grensdraad. Wanneer hij dit punt heeft bereikt, begint hij met maaien. Het aantal keren dat hij de geleidingsdraad vanaf het laadstation moet volgen, wordt ingesteld als een percentage van het totale aantal keren dat hij het laadstation verlaat. Alle andere keren verlaat de robotmaaier het laadstation op de standaardwijze en begint hij met maaien.
De volgende vijf opties kunnen worden geselecteerd:
Nooit (0%)
Zelden (ca. 20%)
Gemiddeld (ca. 50%)
Vaak (ca. 80%)
Altijd (100%)
Selecteer het percentage dat overeenkomt met de omvang van de afgelegen zone ten opzichte van het totale werkoppervlak. Wanneer de afgelegen zone bijvoorbeeld minder dan de helft van het totale werkoppervlak bestrijkt, selecteert u Zelden. Wanneer de afgelegen zone bijvoorbeeld de helft van het totale werkoppervlak bestrijkt, selecteert u Gemiddeld. Zie de voorbeelden in 7. Tuinvoorbeelden.
De standaardinstelling is Zelden.
58 - Nederlands
Page 59
6. MENUFUNCTIES
Calibreer zoekdraad, R38Li, R40Li, R45Li, R50Li
De functie Calibreer zoekdraad maakt het mogelijk om te testen of de robotmaaier de begeleidingskabel vanuit het laadstation kan volgen.
Om de geleidingsdraad te testen:
1. Plaats de robotmaaier in het laadstation.
2. Selecteer Calibreer zoekdraad en druk op OK. De robotmaaier zal het laadstation nu verlaten, voor het laadstation een kalibratieprocedure uitvoeren en vervolgens de begeleidingskabel volgen tot het aansluitpunt op de begrenzingskabel, waar hij zal beginnen met maaien.
3. Controleer of de robotmaaier de begeleidingskabel helemaal kan volgen tot aan het aansluitpunt op de begrenzingskabel.
De test is mislukt als de robotmaaier de begeleidingskabel niet helemaal kan volgen tot het aansluitpunt op de begrenzingskabel. In dat geval is de installatie waarschijnlijk niet uitgevoerd volgens de instructies in 3. Installatie. Veelvoorkomende fouten zijn bijvoorbeeld dat er links van de geleidingsdraad, gezien in de richting van het laadstation, niet voldoende vrije ruimte is of dat de geleidingsdraad niet onder een hoek op een steile heling is gelegd. Zie 3.6 Installatie van
begeleidingskabel
Corrigeer de installatie en voer opnieuw een test uit via Calibreer zoekdraad.
Reset instellingen
Met deze functie kunt u de robotmaaier terugzetten op de standaardinstellingen van toen hij uit de fabriek kwam.
1. Selecteer Reset instellingen in het menu en druk op OK. Voer de juiste PIN-code in en druk op OK.
Over
Het menu Over geeft informatie weer over het model robotmaaier, het serienummer en de verschillende softwaretoepassingen.
Timer
Installatie
Veiligheid
Instellingen
ECO-modus
Tijd & dag
Taal
Land
Backlight
Op afstand starten
Calibreer zoekdraad
Reset instellingen
Over
Nederlands - 59
Page 60
7. TUINVOORBEELDEN
7. Tuinvoorbeelden
- Voorstellen voor installatie en instellingen
De werking van de robotmaaier wordt in zekere mate beïnvloed door de gekozen instellingen. Door de tuininstellingen van de robotmaaier af te stemmen op de vorm van de tuin is het voor de robotmaaier makkelijker om alle delen van de tuin regelmatig te bereiken en een perfect maairesultaat te realiseren.
Verschillende tuinen hebben verschillende instellingen nodig. Op de volgende bladzijden vindt u enkele voorbeelden van tuinen met suggesties voor installatie en instelling.
Op www.gardena.com zijn ook tuinvoorbeelden met animaties te vinden.
Nadere inlichtingen over de verschillende instellingen vindt u in hoofdstuk 6. Menufuncties.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De basisinstellingen in de robotmaaier zijn gekozen om in zoveel mogelijk verschillende tuinen te functioneren. De instellingen hoeven enkel te worden gewijzigd wanneer er sprake is van speciale installatiecondities.
De aanbevolen timerinstellingen in het volgende tuinvoorbeeld gelden voor de GARDENA R40Li, tenzij anders vermeld. Voor andere modellen kan de bedrijfstijd worden beperkt zie 4.2 Gebruik van de timer..
Voorstel voor installatie en instellingen
Gebied
Timer
Op afstand starten ­Aandeel
Opmerkingen
Gebied
150 m2. Open en vlak gebied.
07:00-17:00 maandag, dinsdag, woensdag, vrijdag
Nooit
De timer moet worden gebruikt om te voorkomen dat het gras er platgetreden uitziet, omdat het gebied kleiner is dan de maximale capaciteit van de robotmaaier.
400 m2. Open gebied.
Timer
Op afstand starten ­Aandeel
Opmerkingen
60 - Nederlands
07:00-22:00 (fabrieksinstelling) maandag-zondag
Nooit
De fabrieksinstellingen zijn geschikt voor deze installatie.
Page 61
7. TUINVOORBEELDEN
Voorstel voor installatie en instellingen
Gebied
Timer
Op afstand starten ­Aandeel
Opmerkingen
Gebied
Timer
400 m2. Een aantal eilanden en een helling van 25%.
07:00-22:00 (fabrieksinstelling) maandag-zondag
Zelden (fabrieksinstelling)
Plaats het laadstation in het lagere deel van het werkgebied. Leg de geleidingsdraad onder een hoek over de steile helling.
2
200 m laadstation geïnstalleerd in het smalle gebied. Bevat enkele eilanden.
07:00-22:00 maandag, dinsdag, woensdag, vrijdag
. L-vormige tuin met
Op afstand starten ­Aandeel
Opmerkingen
Vaak
3 m
Kies Aandeel, omdat het grootste deel van het werkgebied door de robotmaaier makkelijk kan worden bereikt door de begeleidingskabel vanaf het laadstation te volgen. Vaak.
Nederlands - 61
Page 62
7. TUINVOORBEELDEN
Voorstel voor installatie en instellingen
Gebied
Timer
Op afstand starten ­Aandeel
Opmerkingen
Gebied
250 m2. U-vormige tuin verbonden met een smalle doorgang.
07:00 - 22:00 maandag-vrijdag
Gemiddeld
De begeleidingskabel moet langs de smalle doorgang worden geplaatst om ervoor te zorgen dat de robotmaaier het laadstation zonder problemen kan vinden vanaf de linkerzijde van het werkgebied. Het aandeel Gemiddeld is geselecteerd omdat het linkerdeel van het gebied bijna de helft van het totale oppervlak bestrijkt.
150 m2. Asymmetrisch werkgebied met een smalle doorgang en enkele eilanden.
1.5m
Timer
Op afstand starten ­Aandeel
Opmerkingen
2m 07:00-17:00 maandag, dinsdag, woensdag, vrijdag
Zelden (fabrieksinstelling)
De begeleidingskabel moet langs de smalle doorgang worden geplaatst om ervoor te zorgen dat de robotmaaier het laadstation zonder problemen kan vinden vanaf de rechterzijde van het werkgebied. Selecteer het aandeel Zelden omdat het rechterdeel van het gebied slechts een fractie van het totale oppervlak bestrijkt.
62 - Nederlands
Page 63
7. TUINVOORBEELDEN
Voorstel voor installatie en instellingen
Geldt uitsluitend voor de GARDENA R70Li, R80Li.
Yta
400m2. Er zijn drie gebieden en twee nauwe doorgangen.
Timer
Op afstand starten 1 ­Aandeel
Op afstand starten 2­Aandeel
Begeleiding breedte
Opmerkingen
07:00-23:00 maandag, dinsdag, donderdag, vrijdag
Zelden
Zelden
Gemiddeld
Omdat het werkgebied drie gebieden en twee nauwe doorgangen heeft, moet u Op afstand starten 1 en Op afstand starten 2 gebruiken voor een gelijkmatig maairesultaat in het hele werkgebied. Daarom raden wij voor dit werkgebied de GARDENA R70Li, R80Li aan.
Gebied
Timer
Aandeel
Opmerkingen
2
200 m werkgebied.
07:00-18:00 maandag, dinsdag, donderdag, vrijdag
Zelden (fabrieksinstelling)
Het tweede werkgebied wordt op woensdag en zaterdag gemaaid met behulp van de modus MAN.
+ 50 m2 in een tweede
Nederlands - 63
Page 64
8. ONDERHOUD
8. Onderhoud
Voor een betere bedrijfszekerheid en hogere levensduur, moet u de robotmaaier regelmatig controleren en schoonmaken en indien nodig versleten onderdelen vervangen. Zie 8.3 Schoonmaken voor nadere inlichtingen over reiniging.
Als de robotmaaier net in gebruik wordt genomen, moeten de maaischijf en de bladen een keer per week worden geïnspecteerd. Als de slijtage in die tijd laag was, kunt u het interval tussen de controles vergroten.
Het is belangrijk dat de maaischijf vrij en makkelijk kan draaien. Het snijvlak van de messen moet onbeschadigd zijn. De levensduur van de bladen kan sterk uiteenlopen en hangt bijvoorbeeld af van:
Bedrijfstijd en grootte van het werkgebied.
Soort gras.
Grondsoort.
Het voorkomen van voorwerpen als dennenappels, valfruit, speelgoed, gereedschap, stenen, wortels en dergelijke.
De normale levensduur bedraagt 2 tot 4 maanden bij gebruik in gebieden met een omvang van meer dan
2
300 m Vervangen van messen voor instructies over het vervangen van de bladen.
en langer voor kleinere oppervlakken. Zie 8.6
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik met botte messen levert een veel slechter maairesultaat op. Het gras krijgt rafelige snedes en er wordt meer energie verbruikt, zodat de robotmaaier het niet redt een even groot werkgebied te maaien.
64 - Nederlands
Page 65
8. ONDERHOUD
8.1 Winterstalling
Robotmaaier
De robotmaaier moet zorgvuldig worden gereinigd voordat hij in de winterstalling wordt gezet. Zie 8.3 Schoonmaken.
Om de werking en levensduur van de accu te garanderen, is het zeer belangrijk dat de robotmaaier volledig is opgeladen voordat deze gedurende de winter wordt opgeslagen. Plaats de robotmaaier in het laadstation met de klep open totdat het accusymbool op het display aangeeft dat de accu volledig is opgeladen. Zet vervolgens de hoofdschakelaar op 0.
Controleer de conditie van slijtagegevoelige onderdelen zoals messen en lagers in de achterwielen. Corrigeer indien nodig om ervoor te zorgen dat de robotmaaier zich bij de start van het volgende seizoen in een goede conditie bevindt.
Stal de robotmaaier rechtop op zijn wielen, op een droge, vorstvrije plek, bij voorkeur in de originele verpakking.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De accu moet volledig worden geladen vóór winteropslag. Als de accu niet volledig is opgeladen, kan hij beschadigd raken en in sommige gevallen onbruikbaar worden.
Laadstation
Berg het laadstation en de transformator binnen op. De grensdraad kan in de grond blijven zitten. Koppel de voeding van het laadstation voorzichtig los. Maak de connectorvergrendeling los met een daarvoor geschikte schroevendraaier, voordat u de connector eruit trekt. Trek vervolgens de contacten van de begrenzings- en begeleidingsdraad uit het laadstation. De uiteinden van de draden moeten worden beschermd tegen vocht door ze bijvoorbeeld in een potje met vet te steken. Daarnaast is er een speciale beschermbox van GARDENA verkrijgbaar, die verkrijgbaar is in de meeste winkels waar GARDENA robotmaaiers worden verkocht.
Als het niet mogelijk is het laadstation binnen op te slaan, moet het laadstation gedurende de hele winter worden aangesloten op de netspanning, begrenzingsdraad en geleiderdraad.
Nederlands - 65
Page 66
8. ONDERHOUD
8.2 Na de winterstalling
Controleer voor het eerste gebruik of reiniging nodig is; dit geldt met name voor de laadcontacten op zowel de robotmaaier als het laadstation. Reinig de laadcontacten met fijn schuurlinnen als ze verbrand of met een laagje bedekt lijken te zijn. Controleer ook of de tijd en datum op de robotmaaier correct zijn.
8.3 Schoonmaken
Het is belangrijk de robotmaaier schoon te houden. Een maaier waar een grote hoeveelheid gras aan blijft plakken, werkt minder goed op hellingen. Het wordt aanbevolen om voor het reinigen een borstel te gebruiken.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik nooit een hogedrukreiniger, en zelfs geen stromend water, om de robotmaaier schoon te maken. Gebruik voor het schoonmaken ook nooit oplosmiddel.
Onderkant en maaischijf
1. Zet de hoofdschakelaar in stand 0.
2. Doe beschermingshandschoenen aan.
3. Stel de robotmaaier op zijn zijkant.
4. Maak de maaischijf en onderkant schoon met bijv. een afwasborstel.
Controleer tevens of de bladschijf vrij kan draaien ten opzichte van de voetbeschermkap.
Als lange grassprieten of andere objecten hierin binnendringen, kan de beweging van de maaischijf worden belemmerd. Zelfs een licht remeffect leidt al tot een hoger energieverbruik en lagere maaitijden, en in het ergste geval zal de robotmaaier hierdoor niet in staat zijn om een groot gazon te maaien.
Chassis
Maak de onderkant van het chassis schoon. Borstelen of wrijven met een vochtige doekl.
Wielen
Reinig rondom de voorwielen en het achterwiel en tevens rond de achterwielsteunconstructie.
66 - Nederlands
Page 67
8. ONDERHOUD
Carrosserie
Gebruik een vochtige zachte spons of doek om de carrosserie schoon te maken. Wanneer de carrosserie sterk vervuild is, kan zelfs een zeepoplossing of afwasmiddel nodig zijn.
Laadstation
Ontdoe het laadstation regelmatig van gras, bladeren, twijgen en andere objecten die het dokken kunnen belemmeren.
8.4 Vervoer en verwijdering
Zet de machine vast tijdens vervoer. Het is belangrijk dat de robotmaaier niet kan bewegen tijdens vervoer, bijvoorbeeld van het ene gazon naar het andere.
De verpakte lithium-ion-accu's zijn onderworpen aan de wettelijke vereisten voor gevaarlijke goederen.
Voor commercieel transport door derden of expediteurs moeten de bijzondere voorschriften voor de verpakking en etiketten worden opgevolgd.
Voor de voorbereiding van het te verzenden item moet een expert op het gebied van gevaarlijke stoffen worden geraadpleegd. Neem tevens de mogelijk meer gedetailleerde nationale regelgeving in acht.
Bescherm of plak open contactoppervlakken af en verpak de accu zodanig dat deze niet kan bewegen in de verpakking.
8.5 Bij onweer
Om het risico op schade aan de componenten in de robotmaaier en het bijbehorende laadstation te beperken, adviseren we om alle aansluitingen op het laadstation (voeding, begrenzingsdraad en begeleidingsdraden) los te koppelen als er kans op onweer is.
1. Let goed op welke draad waar is aangesloten. De aansluitingen op het laadstation zijn gemarkeerd met R, L, Guide.
2. Koppel alle draden los.
3. Sluit alle draden weer als er geen onweer meer dreigt. Het is belangrijk dat elke draad op de juiste plaats wordt aangesloten.
Nederlands - 67
Page 68
8. ONDERHOUD
8.6 Vervangen van messen
WAARSCHUWING
Gebruik altijd originelemessen en bouten bij het vervangen. Wanneer u alleen het mes vervangt en de bout opnieuw gebruikt, kan dat ertoe leiden dat de bout tijdens het maaien slijt en afbreekt. Het mes kan dan weggeworpen worden en letsel veroorzaken.
Op de robotmaaier zitten drie messen die in de maaischijf zijn geschroefd. Alle drie de messen en bouten moeten op hetzelfde moment worden vervangen om een gebalanceerd maaisysteem te krijgen.
Gebruik uitsluitend door GARDENA goedgekeurde bladen.
Om de messen te vervangen:
1. Zet de hoofdschakelaar in stand 0.
2. Doe beschermingshandschoenen aan.
3. Leg de robotmaaier op zijn kop neer.
4. Verwijder de 3 schroeven. Gebruik een platte of kruiskopschroevendraaier.
5. Verwijder het blad en de schroef.
6. Bevestig het nieuwe blad en de nieuwe schroef.
7. Controleer ook of de bladen vrij kunnen draaien.
8.7 De accu vervangen
De accu is onderhoudsvrij, maar heeft een beperkte levensduur van 2 tot 4 jaar.
De levensduur van de accu hangt af van de lengte van het seizoen en het aantal uren dat de robotmaaier dagelijks wordt gebruikt. Een lang seizoen of veel bedrijfsuren per dag betekenen dat de accu vaker moet worden vervangen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Laad de batterij volledig aan het einde van het seizoen, voor de winteropslag.
68 - Nederlands
Page 69
8. ONDERHOUD
De accu vervangen
Als de bedrijfstijd van de robotmaaier tussen twee laadbeurten korter dan normaal is, geeft dit aan dat de accu oud wordt en uiteindelijk moet worden vervangen. De accu is in orde zolang de robotmaaier blijft zorgen voor een goed gemaaid gazon.
WAARSCHUWING
Gebruik alleen originele batterijen die door de fabrikant worden aanbevolen. De veiligheid van het product kan niet worden gegarandeerd met niet-originele batterijen. Gebruik geen niet-oplaadbare batterijen.
1. Zet de hoofdschakelaar in stand 0.
2. Zet de maaihoogte in de laagste stand.
3. Draai de robotmaaier ondersteboven. Plaats de robotmaaier op een zachte en schone ondergrond om krassen op het chassis en de afdekking van het display te voorkomen.
4. Reinig de zone rond het accudeksel.
5. Draai de vier schroeven (torx 20) van het accudeksel los en verwijder het accudeksel.
6. Draai de schroef van de bevestigingsbeugel van de accu los en verwijder de beugel.
7. Trek de accu naar buiten door aan de riem te trekken.
8. Plaats een nieuwe originele batterij.
LET OP! Druk op de contactstrook om de accu op zijn plaats te zetten; druk niet op de accu zelf.
Plaats de bevestigingsbeugel van de accu en draai de schroef weer vast.
9. Plaats het accudeksel. Als de afdichting op het accudeksel zichtbaar beschadigd is, moet het volledige accudeksel worden vervangen.
10. Draai de vier schroeven (torx 20) van het accudeksel weer vast.
11. Zet de maaihoogte weer terug op het gewenste niveau.
Nederlands - 69
Page 70
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
9. Opsporen van storingen
In dit hoofdstuk vindt u een overzicht van meldingen die op het display kunnen worden weergegeven als er een defect optreedt. Bij elke melding staan de mogelijke oorzaak en de te uit te voeren stappen vermeld.
Dit hoofdstuk bespreekt ook een aantal symptomen die u op weg kunnen helpen als de robotmaaier niet werkt zoals verwacht.
Meer suggesties voor uit te voeren stappen in geval van defecten of symptomen zijn te vinden op www.gardena.com.
9.1 Meldingen
Hieronder zijn een aantal berichten vermeld die mogelijk zullen worden weergegeven op de display van de GARDENA robotmaaier. Neem contact op met GARDENA Central Service als dezelfde melding vaak verschijnt. Zie AANTEKENINGEN.
Melding Oorzaak Maatregel
Linker wielmotor geblokkeerd
Rechter wielmotor geblokkeerd
Geblokkeerd maaischijf
Geen lussignaal De transformator is niet aangesloten. Controleer de aansluiting naar het
Gras of andere voorwerpen zijn rond het aandrijfwiel vast komen te zitten.
Gras of andere voorwerpen zijn rond het aandrijfwiel vast komen te zitten.
Gras of een andere voorwerp zijn rond de maaischijf vast komen te zitten.
De maaischijf ligt in een plas water. Verplaats de robotmaaier en zie of u
De grensdraad is niet aangesloten op het laadstation.
Controleer het aandrijfwiel en verwijder het vastzittende gras of voorwerp.
Controleer het aandrijfwiel en verwijder het vastzittende gras of voorwerp.
Controleer de maaischijf en verwijder het vastzittende gras of voorwerp.
kunt voorkomen dat zich water ophoopt in het werkgebied.
stopcontact en kijk of de aardlekschakelaar is geactiveerd. Controleer of de laagspanningskabel is aangesloten op het laadstation.
Controleer of de connector van de grensdraad correct is aangesloten op het laadstation. Zie 3.5 Aansluiten van begrenzingskabel.
70 - Nederlands
Breuk van de begrenzingskabel. Lokaliseer de plaats van de breuk.
Vervang het beschadigde deel van de lus met een nieuwe lusdraad en maak een las met behulp van een originele koppeling. Zie 9.4 Opsporen van breuken in de lusdraad.
De grensdraad is in de verkeerde richting om een eiland heen gelegd.
De verbinding tussen de robotmaaier en het laadstation is verbroken.
Storingen door metalen objecten (hekwerk, wapeningsstaal) of ondergrondse kabels in de nabijheid.
Controleer of de grensdraad is gelegd overeenkomstig de instructies in hoofdstuk 3. Installatie.
Parkeer de robotmaaier in het laadstation en genereer een nieuw lussignaal via Veiligheid -> Nieuw lussignaal.
Probeer de begrenzingskabel te verplaatsen.
Page 71
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
Melding Oorzaak Maatregel
Vastgereden De robotmaaier zit ergens vast. Maak de robotmaaier los en verhelp
de reden waarom hij is vastgereden.
De robotmaaier blijft steken achter een aantal obstakels.
Buiten maaige bied De aansluitingen van de grensdraad
op het laadstation zijn omgedraaid.
De begrenzingskabel ligt te dichtbij de rand van het werkgebied.
Het werkgebied helt te sterk. Controleer of de grensdraad is gelegd
De begrenzingskabel is verkeerd om rond een ”eiland” gelegd.
Storingen door metalen objecten (hekwerk, wapeningsstaal) of ondergrondse kabels in de nabijheid.
De maaier kan moeilijk onderscheid maken tussen het eigen signaal en het signaal van een naburige robotmaaierinstallatie.
Ga na of er obstakels zijn waardoor de robotmaaier moeilijk weg kan rijden van deze plek.
Controleer of de grensdraad correct is aangesloten.
Controleer of de grensdraad is gelegd overeenkomstig de instructies in hoofdstuk 3. Installatie.
overeenkomstig de instructies in hoofdstuk 3. Installatie.
Controleer of de grensdraad is gelegd overeenkomstig de instructies in hoofdstuk 3. Installatie.
Probeer de begrenzingskabel te verplaatsen.
Parkeer in het laadstation en genereer een nieuw lussignaal via
Veiligheid -> Nieuw lussignaal.
Lage accu spanning Lege accu
Foute PIN-code Verkeerde PIN-code aangegeven. Er
De robotmaaier vindt het laadstation niet.
De geleidingsdraad is gebroken of niet aangesloten.
De accu is versleten. Vervang de accu. Zie 8.7 De accu
De antenne van het laadstation is defect.
kunnen vijf pogingen worden gedaan; daarna wordt het toetsenbord gedurende vijf minuten vergrendeld.
Controleer of het laadstation en de begrenzingskabel zijn geïnstalleerd volgens de instructies in hoofdstuk 3. Installatie.
Controleer of het indicatielampje op het laadstation geel knippert. Zie de oplossing in 9.2 Indicatielampje in het
laadstation.
vervangen.
Controleer of het indicatielampje in het laadstation rood knippert. Zie de oplossing in9.2 Indicatielampje in het laadstation.
Voer de juiste PIN-code in. Neem contact op met GARDENA Central Service als u de pincode niet meer weet. Zie AANTEKENINGEN.
Nederlands - 71
Page 72
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
Melding Oorzaak Maatregel
Wielmotor overbelast, rechts
Wielmotor overbelast, links
Geen aandrijving De robotmaaier zit ergens vast. Maak de robotmaaier los en neem de
Laadstation geblokkeerd
De robotmaaier is ergens in vastgelopen.
Het werkgebied bevat een steile helling.
De geleidingsdraad is niet onder een hoek op een helling gelegd.
Het contact tussen laadcontact en contactpunt is slecht en de robotmaaier heeft een aantal pogingen gedaan om te laden.
Maak de robotmaaier los en neem de oorzaak voor het ontbreken van aandrijving weg. Als dit probleem wordt veroorzaakt door nat gras, wacht dan tot het gazon weer droog is voor u de robotmaaier opnieuw gebruikt.
oorzaak voor het vastlopen weg. Als dit te wijten is aan nat gras, wacht dan tot het gazon weer droog is voor u de robotmaaier opnieuw gebruikt.
De maximaal gegarandeerde helling is 25%. Steilere hellingen moeten worden geïsoleerd. Zie 3.4 Installatie van begrenzingskabel.
Wanneer de geleidingsdraad op een helling wordt gelegd, moet deze onder een hoek op de helling worden gelegd. Zie 3.6 Installatie van begeleidingskabel.
Zet de robotmaaier in het laadstation en controleer of laadcontact en contactpunt goed contact maken.
Er ligt een voorwerp in de weg voor de robotmaaier.
Het laadstation is gekanteld of verbogen.
Vast in laadstation Er is een voorwerp dat zorgt dat de
robotmaaier het laadstation niet kan verlaten.
Op zijn kop De robotmaaier neigt te veel of is
omgevallen.
Handmatig laden De robotmaaier is ingesteld op
bedrijfsstand MAN.
Volgende start uu:mm De timerinstelling belet de
robotmaaier om te werken.
De accu is bezig met de rustperiode. De robotmaaier heeft een voorgeprogrammeerde rusttijd die overeenkomt met de tabel voor rusttijden.
Verwijder het voorwerp.
Controleer of het laadstation is geplaatst op een volledig vlakke en horizontale ondergrond. Het laadstation mag niet gekanteld of verbogen zijn.
Verwijder het voorwerp.
Draai de robotmaaier in de juiste richting.
Plaats de robotmaaier in het laadstation. Het gedrag is normaal en er is geen maatregel nodig.
Wijzig de timerinstellingen. Zie 6.3 Timer.
Dit gedrag is normaal en er hoeft geen actie te worden ondernomen. Zie 4.2 Gebruik van de timer.
72 - Nederlands
Page 73
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
Melding Oorzaak Maatregel
De maaitijd voor vandaag zit erop
Opgetild De optilsensor is geactiveerd, omdat
Probleem met stoot­sensor, voor/achter
Probleem met wie­laandrijving, rechts/links
Alarm! Maaier uitge­schakeld
Alarm! Maaier gestopt Het alarm is geactiveerd, omdat de
Alarm! Maaier opgetild Het alarm is geactiveerd, omdat de
Alarm! Maaier gekan­teld
De accu is bezig met de rustperiode. De robotmaaier heeft een voorgeprogrammeerde rusttijd die overeenkomt met de tabel voor rusttijden.
de maaier vast is komen te zitten.
Behuizing van maaier kan niet vrij rond het chassis bewegen.
Er zit gras of iets anders rond het aandrijfwiel.
Het alarm is geactiveerd, omdat de maaier is uitgeschakeld.
maaier is gestopt.
maaier is opgetild.
Het alarm is geactiveerd, omdat de maaier is gekanteld.
Dit gedrag is normaal en er hoeft geen actie te worden ondernomen. Zie 4.2 Gebruik van de timer.
Zet de maaier weer vrij neer.
Controleer of de behuizing van de maaier vrij rond het chassis kan bewegen.
Reinig de wielen en het gebied ron­dom de wielen.
Pas het beveiligingsniveau van de maaier aan in het menu Beveiliging.
Pas het beveiligingsniveau van de maaier aan in het menu Beveiliging.
Pas het beveiligingsniveau van de maaier aan in het menu Beveiliging.
Pas het beveiligingsniveau van de maaier aan in het menu Beveiliging.
Tijdelijk accuprobleem Tijdelijk probleem met de accu of soft-
ware van de maaier.
Laadstroom te hoog Verkeerde of defecte voedingseen-
heid.
Opgetild De optilsensor is geactiveerd, omdat
de maaier vast is komen te zitten.
Start de maaier opnieuw op. Verwi­jder de accu en sluit hem weer aan.
Bij deze melding dient u mogelijk onderhoud door een erkende service­monteur te laten uitvoeren.
Zet de maaier weer vrij neer.
Nederlands - 73
Page 74
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
9.2 Indicatielampje in het laadstation
Voor een volledig functionele installatie moet het indicatielampje in het laadstation constant groen branden. Volg de foutopsporingsgids hieronder als er iets anders wordt weergegeven.
Op www.gardena.com vindt u nog meer informatie over het opsporen van fouten. Neem contact op met GARDENA Central Service als u het probleem nog steeds niet kunt verhelpen. Zie AANTEKENINGEN.
Lampje Oorzaak Maatregel
Constant groen licht Alles is in orde Geen actie nodig
Groen knipperend licht De signalen zijn goed en de
ECO-modus is geactiveerd.
Blauw knipperend licht De begrenzingskabel is niet
aangesloten op het laadstation.
Breuk in de begrenzingskabel. Lokaliseer de plaats van de breuk.
Geel knipperend licht De geleidingsdraad is niet
aangesloten op het laadstation.
Breuk in de geleidingsdraad. Lokaliseer de plaats van de breuk.
Geen actie nodig. Zie 6.6 Instellingen voor meer informatie over de ECO-modus.
Controleer of de connector van de grensdraad correct is aangesloten op het laadstation. Zie 3.5 Aansluiten van begrenzingskabel.
Vervang het beschadigde deel van de begrenzingskabel met een nieuwe luskabel en maak een las met behulp van een originele koppeling. Zie 9.4
Opsporen van breuken in de lusdraad.
Controleer of de connector van de geleidingsdraad correct is aangesloten op het laadstation. Zie
3.6 Installatie van begeleidingskabel.
Vervang het beschadigde deel van de begeleidingskabel met een nieuwe luskabel en maak een las met behulp van een originele koppeling.
Rood knipperend licht Onderbreking in de antenne van het
laadstation.
Constant blauw licht Zwak signaal omdat de grensdraad te
lang is.
Constant rood licht Defecte printplaat in het laadstation. Neem contact op met GARDENA
74 - Nederlands
Neem contact op met GARDENA Central Service. Zie AANTEKENINGEN.
Als de robotmaaier naar verwachting werkt, hoeft u niets te doen.
Kort de begrenzingskabel in door het werkgebied te verkleinen of door eilanden te vervangen door barrières waar de robotmaaier tegenaan kan rijden.
Central Service. Zie AANTEKENINGEN.
Page 75
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
9.3 Symptoom
Als de robotmaaier niet naar verwachting werkt, volgt u de onderstaande probleemoplossingsgids.
Kijk op www.gardena.com voor een FAQ (veelgestelde vragen) voor meer gedetailleerde antwoorden op een aantal standaardvragen. Neem contact op met GARDENA Central Service als u de oorzaak van de fout nog steeds niet kunt vinden. Zie AANTEKENINGEN.
Symptoom Oorzaak Maatregel
De robotmaaier heeft moeite met dokken
Ongelijkmatig maairesultaat
De robotmaaier werkt op verkeerde tijd
De grensdraad is niet in een rechte lijn gelegd en komt niet ver genoeg uit het laadstation.
De geleidingsdraad is niet in de sleuf onder aan het laadstation gestoken.
Het laadstation is verbogen of op een hellend oppervlak geplaatst.
De robotmaaier werkt te weinig uren per dag.
De aandeelinstelling is niet goed afgestemd op de indeling van het werkgebied.
De vorm van het werkgebied vereist het gebruik van zowel Op afstand starten 1 en Op afstand starten 2 opdat de robotmaaier de weg naar alle afgelegen gebieden vindt.
Te groot werkgebied. Probeer het werkgebied te beperken
Botte messen. Vervang alle messen en bouten zodat
De maaier lijkt meer aan de bovenkant van een helling dan aan de onderkant te werken.
Grasopeenhoping bij de maaischijf of rond de motoras.
U moet de klok op de robotmaaier instellen.
Start- en stoptijd voor het maaien zijn verkeerd aangegeven.
Controleer of het laadstation is geïnstalleerd volgens de instructies in
3.2 Installatie van laadstation.
Voor een goede werking is het van cruciaal belang dat de geleidingsdraad perfect recht ligt en zich in de juiste positie onder het laadstation bevindt. Zorg er daarom voor dat de geleidingsdraad altijd in de sleuf in het laadstation is gestoken. Zie 3.6 Installatie van begeleidingskabel.
Plaats het laadstation op een volledig vlakke ondergrond. Het laadstation mag niet gekanteld of verbogen zijn. Zie 3.2 Installatie van laadstation.
Verhoog het aantal werkuren. Zie 6.3 Timer.
Controleer of Aandeel is ingesteld op de juiste waarde. Zie 6.6 Instellingen.
Gebruik ook Op afstand starten 2 om de robotmaaier naar een afgelegen gebied te sturen. Zie 6.4 Installatie, R70Li, R80Li. Geldt uitsluitend voor de GARDENA R70Li, R80Li.
of de werktijd te verlengen. Zie 6.3 Timer.
de draaiende delen in balans zijn. Zie
8.6 Vervangen van messen.
Wijzig de instelling Tuin vorm (3-3) in Open.
Controleer of de maaischijf vrij en soepel draait. Als dat niet het geval is, schroeft u de maaischijf los en verwijdert u alle gras en vreemde voorwerpen. Zie 8.3 Schoonmaken.
Stel de klok in. Zie 6.6 Instellingen.
Reset de start- en stoptijdinstelling voor maaien. Zie 6.3 Timer.
Nederlands - 75
Page 76
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
Symptoom Oorzaak Maatregel
De robotmaaier trilt Beschadigde messen leiden tot
onbalans in het maaisysteem.
Veel messen in dezelfde positie leiden tot onbalans in het maaisysteem.
De robotmaaier rijdt, maar de maaischijf draait niet
De robotmaaier maait minder lang dan gewoonlijk tussen twee laadbeurten in
Zowel de maai- als oplaadtijd zijn korter dan gewoonlijk
De robotmaaier staat urenlang geparkeerd in het laadstation
De robotmaaier zoekt naar het laadstation.
Maaischijf geblokkeerd door gras of ander vreemd voorwerp.
De accu is versleten. Vervang de accu. Zie 8.7 De accu
De robotmaaier heeft een voorgeprogrammeerde rusttijd die overeenkomt met de tabel voor rusttijden. Zie 4.2 Gebruik van de timer.
De klep is gesloten zonder dat u eerst op de START-knop hebt gedrukt.
Inspecteer de messen en bouten en vervang ze indien nodig. Zie 8.6 Vervangen van messen.
Verzeker u ervan dat er bij elke schroef slechts één mes is gemonteerd.
Niets doen. De maaischijf draait niet wanneer de robotmaaier het laadstation zoekt.
Verwijder en reinig de maaischijf. Zie
8.3 Schoonmaken.
vervangen.
Niets doen
Open de klep, druk op de START-knop en sluit de klep.
76 - Nederlands
Page 77
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
9.4 Opsporen van breuken in de
lusdraad
Breuken in de lusdraad zijn meestal te wijten aan onbewuste fysieke beschadigingen aan de kabel, bijvoorbeeld bij het gebruik van een schop bij het tuinieren. In landen met nachtvorst kan de draad zelfs beschadigd raken door scherpe stenen die in de grond bewegen. Breuken kunnen ook worden veroorzaakt door de hoge spanning in de draad tijdens het installeren.
De kabelisolatie kan worden beschadigd wanneer het gras meteen na de installatie te kort wordt gemaaid. Bepaalde beschadigingen aan de isolatie zorgen soms pas weken of maanden later voor problemen. Om dit te voorkomen, moet u de eerste weken na het installeren altijd de maximale maaihoogte selecteren en de maaihoogte vervolgens elke tweede week geleidelijk verlagen totdat de gewenste maaihoogte is bereikt.
Een foutieve las van de lusdraad leidt mogelijk ook pas weken nadat de las werd gemaakt voor problemen. Een foutieve las kan onder meer worden veroorzaakt doordat de originele koppeling niet hard genoeg werd samengedrukt met behulp van een tang of doordat een koppeling van een mindere kwaliteit dan de originele koppeling werd gebruikt. Controleer eerst alle bij u bekende lassen voordat u verdergaat met de foutopsporing.
Een kabelbreuk kan worden opgespoord door de afstand van de lus waar de breuk kan zijn opgetreden steeds te halveren, totdat er nog maar een kort stuk kabel over is.
1. Verzeker u ervan dat het indicatielampje in het laadstation blauw knippert, wat een breuk in de grensdraad aangeeft. Zie 9.2 Indicatielampje in het laadstation.
2. Controleer of de aansluitingen van de grensdraad naar het laadstation correct zijn aangesloten en niet zijn beschadigd. Controleer of het lampje in het laadstation nog steeds blauw knippert.
POWER R L GUIDE
Nederlands - 77
Page 78
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
3. Sluit het laadstation aan op de voeding. Verwissel de aansluitingen van de geleidingsdraad en de grensdraad in het laadstation. a) Verwissel aansluiting L en Guide. Als het indicatielampje geel knippert, bevindt de breuk zich ergens in de grensdraad tussen L en het punt waar de geleidingsdraad is aangesloten op de grensdraad (dikke zwarte lijn op de afbeelding).
Guide
b) Zet L en Guide terug in hun oorspronkelijke posities. Verwissel vervolgens R en Guide. Als het indicatielampje geel knippert, bevindt de breuk zich ergens in de grensdraad tussen R en het punt waar de geleidingsdraad is aangesloten op de grensdraad (dikke zwarte lijn op de afbeelding).
Guide
78 - Nederlands
Page 79
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
4. a) Stel dat het indicatielampje geel knipperde tijdens test a) hierboven. Herstel de oorspronkelijke posities van alle aansluitingen. Koppel R vervolgens los. Sluit een nieuwe lusdraad aan op R. Sluit het andere uiteinde van de nieuwe lusdraad aan op een punt in het midden van de installatie.
Als het indicatielampje groen is of geel knippert, bevindt de breuk zich ergens in de draad tussen het losgekoppelde uiteinde en het punt waar de nieuwe draad is aangesloten (dikke zwarte lijn op onderstaande afbeelding).
Verplaats de aansluiting voor de nieuwe draad in dat geval dichter bij het losgekoppelde uiteinde (grofweg in het midden van het verdachte draaddeel) en controleer opnieuw of het indicatielampje groen is of geel knippert.
Ga zo verder totdat er nog een heel kort stuk draad over is, wat het verschil betekent tussen een knipperend blauw licht en een constant groen licht.
b) Als het indicatielampje tijdens test 3b) hierboven geel knipperde, voert u een nieuwe test uit. Sluit de nieuwe lusdraad hiervoor aan op L.
Nederlands - 79
Page 80
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
5. Wanneer de breuk is gevonden, moet het beschadigde deel worden vervangen door een nieuw stuk draad. Het beschadigde deel kan worden weggeknipt als het mogelijk is om de grensdraad in te korten. Gebruik altijd originele koppelingen.
80 - Nederlands
Page 81
10. TECHNISCHE GEGEVENS
10. Technische gegevens
Gegevens R38Li R40Li R45Li
Afmetingen
Lengte 58 cm 58 cm 58 cm
Breedte 46 cm 46 cm 46 cm
Hoogte 26 cm 26 cm 26 cm
Gewicht 7,4 kg 7,4 kg 7,4 kg
Elektrisch systeem
Accu, speciale lithium-ion 18 V/2,1 Ah Art.No 586 57 62-01, 586 57 62-02
Voeding 100-240 V/28 V DC
Lengte laagspanningskabel 10 m 10 m 10 m
Gemiddeld energieverbruik bij maximaal gebruik
Laadstroom 1.3A DC 1.3A DC 1.3A DC
Gemiddelde maaitijd 70 min 70 min 70 min
Gemiddelde laadtijd 50 min 50 min 50 min
Bedrijfsfrequentieband 300-21400 Hz 300-21400 Hz 300-21400 Hz
Max. radiofrequentievermogen****) <25 mW @60m <25 mW @60m <25 mW @60m
Geluidsemissie gemeten in de omgeving als geluidsvermogen *
Gemeten geluidsvermogenniveau **) 56 dB (A) 56 dB (A) 56 dB (A)
Gegarandeerd geluidsvermogenniveau *)
Geluidsdrukniveau op oorhoogte van de gebruiker***)
Maaien
Maaisysteem Drie scharnierende snijdende maaimessen
Toerental bladmotor 2900 rpm 2900 rpm 2900 rpm
Energieverbruik tijdens maaien 20 W +/- 20 % 20 W +/- 20 % 20 W +/- 20 %
Maaihoogte 2 - 5 cm 2 - 5 cm 2 - 5 cm
Maaibreedte 17 cm 17 cm 17 cm
Smalste doorgang 90 cm 90 cm 90 cm
Maximale hoek voor maaigebied 25% 25% 25%
Maximale hoek voor begrenzingsdraad
Maximale lengte begrenzingsdraad 400 m 400 m 400 m
Arbeidscapaciteit
IP-classificatie
Robotmaaier IPX4 IPX4 IPX4
Laadstation IPX1 IPX1 IPX1
Voeding IPX4 IPX4 IPX4
*) Emissie van geluid naar de omgeving gemeten als geluidsvermogen (LWA) volgens EG-richtlijn 2000/14/EG. Het gewaarborgde geluidsvermogensniveau bestaat uit verschillen in productie, alsmede wijziging van de testcode met 1-3 dB(A).
**) Onzekerheidsmarge geluidsemissies K
***) Onzekerheidsmarge geluidsdrukniveau K
****) Maximaal actief uitgangsvermogen naar antennes in de frequentieband waarop de radioapparatuur is ingesteld.
We kunnen niet garanderen dat de robotmaaier volledig compatibel is met andere typen draadloze systemen, zoals afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen, verzonken elektrische afrasteringen en dergelijke.
4 kWh/maand in een werkgebied van 380 m
58 dB (A) 58 dB (A) 58 dB (A)
45 dB(A) 45 dB(A) 45 dB(A)
15% 15% 15%
2
+/- 20 % 400 m2 +/- 20 % 450 m2 +/- 20 %
380 m
2 dB(A)
WA
2-4 dB(A)
pA
4 kWh/maand in een
2
werkgebied van 400 m
4 kWh/maand in een
2
werkgebied van 450 m
2
Nederlands - 81
Page 82
10. TECHNISCHE GEGEVENS
Gegevens R50Li R70Li R80Li
Afmetingen
Lengte 58 cm 58 cm 58 cm
Breedte 46 cm 46 cm 46 cm
Hoogte 26 cm 26 cm 26 cm
Gewicht 7,4 kg 7,4 kg 7,4 kg
Elektrisch systeem
Accu, speciale lithium-ion 18 V/2,1 Ah Art.No 586 57 62-01, 586 57 62-02
Voeding 100-240 V/28 V DC
Lengte laagspanningskabel 10 m 10 m 10 m
Gemiddeld energieverbruik bij maximaal gebruik
4,5 kWh/maand in een werkgebied van 500 m
5,2 kWh/maand in een
2
werkgebied van700 m
Laadstroom 1.3A DC 1.3A DC 1.3A DC
Gemiddelde maaitijd 70 min 65 min 65 min
Gemiddelde laadtijd 50 min 50 min 50 min
Bedrijfsfrequentieband 300-21400 Hz 300-21400 Hz 300-21400 Hz
Max. radiofrequentievermogen****) <25 mW @60m <25 mW @60m <25 mW @60m
Geluidsemissie gemeten in de omgeving als geluidsvermogen *
Gemeten geluidsvermogenniveau **) 56 dB (A) 58 dB (A) 58 dB (A)
Gegarandeerd
58 dB (A) 60 dB (A) 60 dB (A)
geluidsvermogenniveau *)
Geluidsdrukniveau op oorhoogte van
45 dB(A) 47 dB(A) 47 dB(A)
de gebruiker***)
Maaien
Maaisysteem Drie scharnierende snijdende maaimessen
Toerental bladmotor 2900 rpm 2900 rpm 2900 rpm
Energieverbruik tijdens maaien 20 W +/- 20 % 20 W +/- 20 % 20 W +/- 20 %
Maaihoogte 2 - 5 cm 2 - 5 cm 2 - 5 cm
Maaibreedte 17 cm 17 cm 17 cm
Smalste doorgang 90 cm 60 cm 60 cm
Maximale hoek voor maaigebied 25% 25% 25%
Maximale hoek voor
15% 15% 15%
begrenzingsdraad
Maximale lengte begrenzingsdraad 400 m 400 m 400 m
Arbeidscapaciteit
2
+/- 20 % 700 m2 +/- 20 % 800 m2 +/- 20 %
500 m
IP-classificatie
Robotmaaier IPX4 IPX4 IPX4
Laadstation IPX1 IPX1 IPX1
Voeding IPX4 IPX4 IPX4
5,8 kWh/maand in een
2
werkgebied van 800 m
2
*) Emissie van geluid naar de omgeving gemeten als geluidsvermogen (LWA) volgens EG-richtlijn 2000/14/EG. Het gewaarborgde geluidsvermogensniveau bestaat uit verschillen in productie, alsmede wijziging van de testcode met 1-3 dB(A).
**) Onzekerheidsmarge geluidsemissies K
***) Onzekerheidsmarge geluidsdrukniveau K
2 dB(A)
WA
pA
2-4 dB(A)
****) Maximaal actief uitgangsvermogen naar antennes in de frequentieband waarop de radioapparatuur is ingesteld.
We kunnen niet garanderen dat de robotmaaier volledig compatibel is met andere typen draadloze systemen, zoals afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen, verzonken elektrische afrasteringen en dergelijke.
82 - Nederlands
Page 83
11. GARANTIEBEPALINGEN
11. Garantiebepalingen
GARDENA garandeert de werking van dit product gedurende een periode van twee jaar (vanaf de aankoopdatum). De garantie dekt ernstige materiaal­of productiefouten. Binnen de garantieperiode zullen we het product kosteloos vervangen of repareren wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
• De robotmaaier en het laadstation mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig de instructies in deze Gebruiksaanwijzing. Deze fabrieksgarantie laat eventuele bestaande aanspraken van de gebruiker op garantie tegenover de dealer/verkoper onaangeroerd.
• Gebruikers of onbevoegde derden mogen geen pogingen doen om het product te repareren.
Voorbeelden van defecten die niet onder de garantie vallen:
• Schade veroorzaakt door water dat van onderaf de robotmaaier binnendringt. Deze schade wordt gewoonlijk veroorzaakt door was- of besproeiingssystemen of één of meer gaten/kuilen in het werkgebied waar waterplassen worden gevormd wanneer het regent.
• Schade veroorzaakt door een kortgesloten laagspanningskabel.
• Schade veroorzaakt door blikseminslag.
• Schade veroorzaakt door onjuiste accu-opslag of onjuist gebruik.
• Schade veroorzaakt door het gebruik van een accu anders dan een originele GARDENA accu.
• Schade die wordt veroorzaakt door het gebruik van andere onderdelen dan originele reserveonderdelen en accessoires van GARDENA; denk hierbij aan zaken als messen en installatiemateriaal.
• Schade aan de lusdraad.
• Schade aan de behuizing of de ophanging veroorzaakt door onjuiste opslag.
De messen en wielen worden beschouwd als verbruiksartikelen en vallen niet onder de garantie.
Als uw GARDENA robotmaaier een defect vertoont, neem dan contact op met GARDENA Central Service
AANTEKENINGEN) voor verdere instructies. Zorg
(zie dat u het betalingsbewijs en het serienummer van de robotmaaier bij de hand hebt wanneer u contact opneemt met GARDENA Central Service.
Nederlands - 83
Page 84
12. INFORMATIE MET BETREKKING TOT HET MILIEU
12. Informatie met betrekking tot het milieu
Het symboool op de GARDENA robotmaaier of op de verpakking geeft aan dat dit product niet als huishoudelijk afval behandeld mag worden. In plaats daarvan moet het naar een gespecialiseerd recyclingcentrum worden gebracht, waar de elektronische componenten en accu’s kunnen worden gerecycled. Zie 8.7 De accu vervangen voor het demonteren van de accu.
Door dit product correct te verwijderen helpt u om de negatieve gevolgen die een verkeerde verwerking van dit product kan hebben voor het milieu en de gezondheid te voorkomen.
Voor verdere informatie over recycling van dit product kunt u contact opnemen met uw gemeente, de relevante dienst voor de verwerking van huishoudelijk afval of de winkel waar u het product hebt gekocht.
84 - Nederlands
Page 85
13. EG-VERKLARING
13. EG-verklaring
EG-verklaring van overeenstemming (Geldt alleen voor Europa)
Husqvarna AB, SE-561 82 Huskvarna, Zweden, tel.+ 46 36 14 65 00, verklaart hierbij dat de robotmaaiers GARDENA R38Li, GARDENA R40Li, GARDENA R45Li, GARDENA R50Li, GaARDENA R70Li & GARDENA R80Li met serienummers van jaartal 2016 week 39 en later
(het jaartal en de week staan duidelijk vermeld op het productplaatje, gevolgd door het serienummer), in overeenstemming zijn met de voorschriften in de RICHTLIJN VAN DE RAAD:
Machinerichtlijn 2006/42/EG.
- Bijzondere eisen voor elektrisch aangedreven robotmaaiers met accu EN 50636-2-107: 2015.
- Elektromagnetische velden EN 62233: 2008.
Richtlijn betreffende "beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen" 2011/65/EU.
Richtlijn "betreffende de geluidsemissie door materieel voor gebruik buitenshuis" 2000/14/EG. Zie ook de Technische gegevens voor informatie over de geluidsemissie en maaibreedte. Aangemelde instantie 0404, SMP Svensk Maskinprovning AB, Fyrisborgsgatan 3, SE-754 50 Uppsala, Zweden, heeft het rapport opgesteld inzake een beoordeling van de overeenstemming met bijlage VI van Richtlijn 2000/14/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende "de geluidsemissie door materieel voor gebruik buitenshuis". Het certificaat heeft nummer: 01/901/204 voor GARDENA R70Li, R80L en 01/901/163 voor GARDENA R38Li, R40Li, R45Li, R50Li.
Richtlijn "betreffende radioapparatuur" 2014/53/EU. De volgende normen zijn van toepassing:
- Concept ETSI EN 303 447 V1.1.1_0.0.7 (2016-07)
Elektromagnetische compatibiliteit:
- ETSI EN 301 489-1 (conceptversie 2.1.0)
Huskvarna, 19 oktober 2016
Lars Roos
Global R&D Director, Electric Category (erkende vertegenwoordiger voor Husqvarna AB en verantwoordelijk voor technische documentatie)
Nederlands - 85
Page 86
Page 87
Page 88
ORIGINELE INSTRUCTIES We behouden ons het recht voor om zonder aankondiging vooraf wijzigingen door te voeren. Copyright © 2017 GARDENA Manufacturing GmbH. All rights reserved.
115 84 43-36
Loading...