Gardena R80Li User manual

Gebruiksaanwijzing
R38Li, R40Li, R45Li, R50Li, R70Li, R80Li
BELANGRIJKE INFORMATIE!
Denk erom dat de gebruiker verantwoordelijk is voor ongelukken of beschadigingen van andere mensen of hun eigendommen.
Het apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (waaronder kinderen) met fysieke, zintuiglijke of geestelijke beperkingen, of een gebrek aan kennis en ervaring, tenzij ze begeleiding bij of aanwijzingen voor het gebruik van het apparaat hebben ontvangen van een persoon die verantwoordelijk is voor hun veiligheid. Kinderen moeten onder toezicht worden gehouden om er zeker van te zijn dat ze niet met het apparaat spelen.
Het apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en ouder en andere personen die ondanks hun fysieke, sensorische of geestelijke handicap of gebrek aan ervaring en kennis onder toezicht of instructie van een verantwoordelijke persoon in staat zijn veilig gebruik te maken van het apparaat en op de hoogte zijn van alle gevaren.
Kinderen mogen niet spelen met het apparaat. Kinderen mogen het apparaat niet zonder toezicht reinigen of onderhouden.
Sluit de voeding nooit aan op een stopcontact als de stekker of het snoer beschadigd is. Een beschadigd of in de knoop geraakt snoer verhoogt het risico op elektrische schokken.
Laad de accu alleen op in het meegeleverde laadstation. Gebruik altijd de originele voedingseenheid. Onjuist gebruik kan leiden tot elektrische schokken, oververhitting of lekkage van corroderende vloeistof uit de accu. Bij lekkage van elektrolyt spoelt u deze weg met water/neutralisatievloeistof. Raadpleeg onmiddellijk een arts indien de elektrolyt in aanraking komt met uw ogen.
Gebruik alleen originele batterijen die door de fabrikant worden aanbevolen. De veiligheid van het product kan niet worden gegarandeerd met niet-originele batterijen. Gebruik geen niet-oplaadbare batterijen.
Het apparaat moet zijn losgekoppeld van de voeding wanneer de accu wordt verwijderd.
INHOUDSOPGAVE
Introductie en veiligheid ................................................. 5
Inleiding ............................................................................. 5
Symbolen op het product .................................................. 6
Symbolen in de gebruiksaanwijzing .................................. 7
Veiligheidsinstructies ......................................................... 8
Presentatie ..................................................................... 11
Onderdelen? ................................................................... 12
Inhoud pakket .................................................................. 13
Werking ........................................................................... 14
Zoekmethode .................................................................. 16
Installatie ........................................................................ 17
Voorbereidingen .............................................................. 17
Installatie van laadstation ................................................ 18
Opladen van accu ........................................................... 22
Installatie van begrenzingskabel ..................................... 23
Aansluiten van begrenzingskabel ................................... 30
Installatie van begeleidingskabel .................................... 31
De lus controleren ........................................................... 35
Ingebruikname en kalibratie ............................................ 35
Test het dokken in het laadstation .................................. 36
Gebruik ........................................................................... 37
Opladen van lege accu ................................................... 37
Gebruik van de timer ....................................................... 38
Starten ............................................................................. 39
Stoppen ........................................................................... 39
Uitschakelen .................................................................... 40
Afstellen van maaihoogte ................................................ 40
Controlepaneel .............................................................. 41
Selectie bedieningsmodus .............................................. 42
Meerkeuzeknoppen ......................................................... 43
Getallen ........................................................................... 43
Hoofdschakelaar ............................................................. 43
Menufuncties ................................................................. 44
Hoofdmenu ...................................................................... 44
Menustruktuur ................................................................. 45
Timer ............................................................................... 47
Installatie, R70Li, R80Li .................................................. 50
Veiligheid ......................................................................... 54
Instellingen ...................................................................... 56
Tuinvoorbeelden ........................................................... 60
Onderhoud ..................................................................... 64
Winterstalling ................................................................... 65
Na de winterstalling ......................................................... 66
Schoonmaken ................................................................. 66
Vervoer en verwijdering .................................................. 67
Bij onweer ....................................................................... 67
Vervangen van messen .................................................. 68
De accu vervangen ......................................................... 68
Opsporen van storingen ............................................... 70
Meldingen ........................................................................ 70
Indicatielampje in het laadstation .................................... 74
Symptoom ....................................................................... 75
Opsporen van breuken in de lusdraad ............................ 77
Technische gegevens ................................................... 81
Garantiebepalingen ....................................................... 83
Informatie met betrekking tot het milieu ..................... 84
EG-verklaring ................................................................. 85
Nederlands - 3
AANTEKENINGEN
Serienummer:
PIN-code:
Productregistratiecode:
De productregistratiecode is een waardevol document en moet op een veilige plaats worden bewaard. Deze code hebt u bijvoorbeeld nodig om het product te registreren op de website van GARDENA of om de robotmaaier te ontgrendelen in het geval u uw pincode niet meer weet. De productregistratiecode staat op een apart document in de productverpakking.
Als de robotmaaier wordt gestolen, is het belangrijk om GARDENA hiervan op de hoogte te stellen. Neem in dat geval contact op met GARDENA Central Service en geef het serienummer en de productregistratiecode door, zodat het product als gestolen kan worden geregistreerd in een internationale database. Dit vormt een belangrijke stap in de diefstalbeveiliging van de robotmaaier en maakt het kopen en verkopen van gestolen maaiers minder aantrekkelijk.
Zorg dat u het serienummer van de robotmaaier altijd bij de hand hebt wanneer u contact opneemt met GARDENA Central Service. Zo kunnen wij u sneller helpen.
4 - Nederlands
GARDENA Central Service (NL)
Tel.: 036 5210040
www.gardena.com
GARDENA Central Service (BE)
Tel.: 02 704 99 89
www.gardena.com
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1. Introductie en veiligheid
1.1 Inleiding
Gefeliciteerd met uw keuze van een uitstekend kwaliteitsproduct. Om uw GARDENA robotmaaier optimaal te kunnen benutten is kennis nodig over de werking. Deze gebruiksaanwijzing bevat belangrijke informatie over de robotmaaier, de installatie en het gebruik ervan.
Naast deze gebruiksaanwijzing is er aanvullende informatie te vinden op de website van GARDENA, op www.gardena.com. Hier vindt u meer hulp en adviezen over het gebruik van de robotmaaier.
Ter vereenvoudiging gebruiken we het volgende systeem in de gebruiksaanwijzing:
Tekst die cursief is geschreven, is een tekst die verschijnt in het display van de robotmaaier of die verwijst naar een ander deel van de gebruiksaanwijzing.
Woorden die vet zijn geschreven, zijn een van de knoppen op het controlepaneel van de robotmaaier.
Woorden die cursief in HOOFDLETTERS zijn geschreven, betreffen de stand van de hoofdschakelaar en de verschillende bedrijfsstanden die op de robotmaaier zitten.
GARDENA werkt voortdurend aan het verder ontwikkelen van zijn producten en behoudt zich dan ook het recht voor om zonder aankondiging vooraf wijzigingen in vorm, uiterlijk en werking door te voeren.
www.gardena.com
BELANGRIJKE INFORMATIE
Neem de gebruiksaanwijzing grondig door en gebruik uw de robotmaaier niet voor u de inhoud begrijpt.
WAARSCHUWING
De robotmaaier kan bij verkeerd gebruik gevaarlijk zijn.
WAARSCHUWING
Gebruik de robotmaaier nooit wanneer personen, met name kinderen of huisdieren, zich in het maaigebied bevinden.
Nederlands - 5
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1.2 Symbolen op het product
Deze symbolen staan op de robotmaaier. Bestudeer ze zorgvuldig.
Neem de gebruiksaanwijzing grondig door en gebruik uw robotmaaier niet voor u de inhoud begrijpt. De waarschuwingen en veiligheidsinstructies in deze gebruiksaanwijzing moeten zorgvuldig worden opgevolgd om de maaier veilig en efficiënt te kunnen gebruiken.
De robotmaaier kan alleen starten als de hoofdschakelaar in stand 1 staat en de juiste PIN-code is aangegeven. Controle en/of onderhoud moet u uitvoeren met de schakelaar in stand 0 .
Blijf op een veilige afstand van de de robotmaaier wanneer deze in bedrijf is. Hou handen en voeten uit de buurt van de draaiende messen. Plaats uw handen of voeten nooit vlakbij of onder de carrosserie wanneer de robotmaaier werkt.
Probeer nooit op de robotmaaier mee te rijden.
Dit product voldoet aan de geldende EU-richtlijnen.
Geluidsemissie naar de omgeving. De emissies van de robotmaaier staan in hoofdstuk 10 Technische gegevens en op het productplaatje.
Het is niet toegestaan om dit product aan het einde van zijn nuttige levensduur af te voeren als normaal huishoudelijk afval. Zorg dat het product wordt gerecycled volgens de lokale wettelijke voorschriften.
Gebruik nooit een hogedrukreiniger, en zelfs geen stromend water, om de robotmaaier schoon te maken.
6 - Nederlands
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
De laagspanningskabel mag niet worden ingekort, verlengd of gesplitst.
Gebruik geen trimmer in de buurt van de laagspanningskabel. Wees voorzichtig bij het knippen van randen waar de kabels liggen.
1.3 Symbolen in de
gebruiksaanwijzing
Deze symbolen staan in de gebruiksaanwijzing. Bestudeer ze zorgvuldig.
Zet de hoofdschakelaar op 0 voordat u inspecties en/of onderhoud uitvoert.
Draag altijd handschoenen wanneer u aan het chassis van de robotmaaier werkt.
Gebruik nooit een hogedrukreiniger, en zelfs geen stromend water, om de robotmaaier schoon te maken.
Het waarschuwingsveld geeft aan dat het risico van persoonlijk letsel bestaat, vooral als men de gegeven instructies niet opvolgt.
Het informatieveld geeft aan dat het risico van materiaalschade bestaat, vooral als men de gegeven instructies niet opvolgt. Dit veld wordt ook gebruikt wanneer het risico van verkeerd gebruik bestaat.
WAARSCHUWING
Tekst
BELANGRIJKE INFORMATIE
Tekst
Nederlands - 7
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1.4 Veiligheidsinstructies
Gebruik
De robotmaaier is bedoeld voor het maaien van gras op open en vlakke grondoppervlakken. Hij mag uitsluitend worden gebruikt in combinatie met door de fabrikant aanbevolen apparatuur. Elk ander gebruik is onjuist. De instructies van de fabrikant over bediening, onderhoud en reparaties moeten nauwkeurig worden gevolgd.
Gebruik de functie HOME of schakel de hoofdschakelaar op de robotmaaier uit wanneer personen, vooral kinderen, of huisdieren zich in de maaizone bevinden. Als er zich personen of huisdieren in het maaigebied bevinden, wordt aanbevolen het gebruik van de robotmaaier te plannen wanneer er zich geen personen in het gebied bevinden, bijvoorbeeld 's avonds. Zie 6.3
Timer .
De robotmaaier mag uitsluitend worden bediend, onderhouden en gerepareerd door personen die volledig vertrouwd zijn met de speciale kenmerken van en veiligheidsvoorschriften voor het product. Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en gebruik de robotmaaier niet voordat u de instructies hebt begrepen.
Het is niet toegestaan de originele uitvoering van de robotmaaier te wijzigen. Alle wijzigingen vinden plaats op eigen verantwoordelijkheid.
Controleer of er geen stenen, takken, gereedschap, speelgoed of andere voorwerpen op het gazon liggen die de messen kunnen beschadigen. Voorwerpen op het gazon kunnen er ook toe leiden dat de robotmaaier hierin vast komt te zitten. Als dat gebeurt, kan het nodig zijn om het voorwerp te verwijderen voordat de maaier verder kan gaan met maaien.
Start de robotmaaier volgens de instructies. Als de hoofdschakelaar in de stand 1 staat, moet u uw handen en voeten uit de buurt van de draaiende bladen houden.Steek uw handen of voeten nooit onder de maaier.
De de robotmaaier nooit optillen of dragen terwijl de hoofdschakelaar in de stand 1 staat.
Sta niet toe dat iemand die de functie en het gedrag van de robotmaaier niet kent de maaier gebruikt.
De robotmaaier mag nooit in aanraking komen met personen of andere levende wezens. Als een persoon of ander levend wezen in de baan van de robotmaaier komt, moet deze onmiddellijk worden gestopt. Zie 4.4 Stoppen .
Plaats geen voorwerpen op de robotmaaier of het laadstation.
8 - Nederlands
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
Laat de robotmaaier niet werken met een kapotte maaischijf of carrosserie. De machine mag ook niet werken met kapotte messen, bouten, moeren of kabels.
Gebruik de robotmaaier niet als de hoofdschakelaar niet functioneert.
Schakel de de robotmaaier altijd uit via de hoofdschakelaar wanneer de maaier niet in gebruik is.De robotmaaier start alleen als de hoofdschakelaar op 1 staat en als de juiste PIN-code is ingevoerd.
De robotmaaier mag niet werken wanneer een sprinkler wordt gebruikt. Gebruik daarom de timerfunctie, zie 6.3 Timer , zodat maaier en sprinkler niet tegelijkertijd actief zijn.
Het ingebouwde alarm maakt een zeer hard geluid. Let op, in het bijzonder wanneer de robotmaaier in een gesloten ruimte wordt gehanteerd.
We kunnen niet garanderen dat de robotmaaier volledig compatibel is met andere typen draadloze systemen, zoals afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen, verzonken elektrische afrasteringen en dergelijke.
Metalen voorwerpen in de bodem (bv. wapeningsnetten of antimollennetten) kunnen de robotmaaier tot stilstand brengen. De metalen voorwerpen kunnen storing van het lussignaal veroorzaken en de robotmaaier tot stilstand brengen.
De robotmaaier mag nooit worden gebruikt bij temperaturen lager dan 0 °C. Hierdoor kan schade aan het product ontstaan.
Nederlands - 9
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
Verplaatsen
Bij transport over langere afstand moet u de robotmaaier verpakken in de emballage waarin hij is geleverd.
Voor veilig verplaatsen van of naar het werkgebied:
1. Druk op de STOP -knop om de robotmaaier te stoppen. Als de beveiliging is ingesteld op middelhoog of hoog niveau (zie 6.5 Veiligheid ) moet de PIN-code worden ingevoerd. De PIN-code bestaat uit vier cijfers en wordt gekozen wanneer u de robotmaaier voor het eerst start. Zie 3.8 Ingebruikname en kalibratie .
2. Zet de hoofdschakelaar in stand 0 .
3. Draag de robotmaaier aan de handgreep die helemaal achteraan onder de robotmaaier zit. Draag de robotmaaier met de maaischijf van uw lichaam weg.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Til de robotmaaier niet op als hij in het laadstation is geparkeerd. Dit kan het laadstation en/of de robotmaaier beschadigen. Open de klep en trek de robotmaaier uit het laadstation voordat u hem optilt.
Onderhoud
Controleer de robotmaaier iedere week en vervang eventueel beschadigde of versleten onderdelen.
Controleer vooral of de messen en de maaischijf niet zijn beschadigd. Controleer ook of de bladen vrij kunnen draaien. Vervang indien nodig alle messen en bouten tegelijkertijd zodat de draaiende delen in balans zijn, zie 8.6 Vervangen
van messen .
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik nooit een hogedrukreiniger en zelfs geen stromend water om de robotmaaier schoon te maken. Gebruik nooit oplosmiddelen om schoon te maken.
10 - Nederlands
2. PRESENTATIE
2. Presentatie
Dit hoofdstuk bevat informatie waarvan u zich bewust moet zijn bij het plannen van de installatie.
Het systeem van de robotmaaier bestaat uit vier hoofdonderdelen:
Een robotmaaier die het gazon maait door in principe te bewegen in een willekeurig patroon. De robotmaaier wordt gevoed door een onderhoudsvrije accu.
Laadstation, dat de robotmaaier zelf opzoekt, wanneer het laadniveau in de accu te laag wordt.
Het laadstation heeft drie functies:
• Stuursignalen sturen naar de
begrenzingskabel.
• Stuursignalen verzenden door de
geleidingsdraad zodat de de robotmaaier het laadstation kan vinden.
• De accu van de robotmaaier opladen.
Transformator, die wordt aangesloten tussen het laadstation en een 100-240V stopcontact. De transformator is aangesloten op het wandstopcontact en op het laadstation met een 10 m lang laagspanningskabel. De laagspanningskabel mag niet worden ingekort of verlengd. Laagspanningskabels met een lengte van 3 m en 20 m zijn beschikbaar als optionele accessoires.
Een kabel die in een lus het werkgebied voor de robotmaaier vormt. De luskabel wordt rond de randen van de tuin, voorwerpen en planten gelegd en vormt een grens die de robotmaaier niet overschrijdt. De luskabel dient zowel als begrenzingskabel als begeleidingskabel.
De meegeleverde luskabel is 200 m lang (150 m voor de GARDENA R38Li, R40Li, R45Li & R50Li de robotmaaier). Is die niet lang genoeg, dan kunt u extra luskabel aankopen en met een originele koppeling aan de bestaande luskabel lassen.
De maximaal toegestane lengte voor de lusdraad is 400 m.
Nederlands - 11
2.1 Onderdelen?
2. PRESENTATIE
3
2
4
5
1
6
28
7
15
11
8
13
14
12
9
19
26
10
20
21
16
22 23
17
18
24
25
De getallen in de afbeelding komen overeen met:
1. Huis
2. Deksel van display, toetsenblok en maaihoogteafstelling
3. Stopknop/vergrendelingsknop voor openen van het deksel
4. Contactstrip
5. Lampje voor werkingscontrole van het laadstation, de grensdraad en de geleidingsdraad
6. Laadstation
7. Handvat
8. Accudeksel
9. Maaischijf
10. Chassiskast met elektronica, accu en motoren
11. Hoofdschakelaar
12. Achterwiel
13. Laadstrip
14.
Toetsenblok
27
15. Display
16. Lusdraad voor grensdraad en geleidingsdraad
17. Laagspanningskabel
18. Connector voor de aansluiting van de luskabel aan het laadstation.
19. Schroeven voor bevestiging van het laadstation
20. Transformator
21. Haakjes
22. Meetplaat ten behoeve van installatie grensdraad (de meetplaat wordt van de doos afgebroken)
23. Aansluitingsstuk voor de lusdraad
24. Kabelmarkers
25. Gebruikershandleiding en beknopte handleiding
26. Extra bladen
27. Alarmsticker
28. Productplaatje
12 - Nederlands
2.2 Inhoud pakket
2. PRESENTATIE
Uw GARDENA
Robotmaaier
Laadstation
Transformator
Lusdraad 150 m 200 m
Laagspanningskabel
Krammen 200 stuks 400 stuks
Verbinders 5 stuks 5 stuks
Schroeven laadstation 3 stuks 3 stuks
Inbussleutel
Meetlat
robotmaaier-pakket bevat het volgende:
GARDENA R38Li, R40Li, R45Li, R50Li
√√
√√
√√
√√
√√
√√
GARDENA R70Li, R80Li
Koppelingen 4 stuks 4 stuks
Gebruikershandleiding en beknopte handleiding
Extra bladen 3 stuks 3 stuks
Alarmsticker
√√
√√
Nederlands - 13
2. PRESENTATIE
2.3 Werking
Capaciteit
De robotmaaier is geschikt voor gazons tot de max. capaciteit vermeld in het hoofdstuk Technische gegevens.
Hoe groot het oppervlak is dat de robotmaaier gemaaid kan houden, hangt voornamelijk af van de toestand van de bladen en de soort, groei en vochtigheid van het gras. Ook de vorm van de tuin is van belang. Wanneer de tuin voornamelijk uit open grasvelden bestaat, kan de robotmaaier meer per uur maaien dan wanneer de tuin uit een aantal kleine grasvelden bestaat, van elkaar gescheiden door veel bomen, borders en passages.
Een volledig geladen de robotmaaier maait 60 tot 80 minuten lang, afhankelijk van de leeftijd van de accu en de dikte van het gras. Dan laadt de robotmaaier gedurende 50 tot 60 minuten op. De laadtijd kan variëren; deze is onder meer afhankelijk van de omgevingstemperatuur.
Maaitechniek
Het maaisysteem voor de robotmaaier is gebaseerd op een efficiënt en energiezuinig principe. In tegenstelling tot normale grasmaaiers, snijdt de robotmaaier het gras af in plaats van het af te slaan.
Voor de allerbeste maairesultaten raden wij aan om de robotmaaier voornamelijk bij droog weer het gras te laten maaien. De robotmaaier kan ook maaien als het regent, maar nat gras blijft makkelijker op de robotmaaier vastzitten en het risico dat de robotmaaier op steile hellingen slipt, is groter.
Als er kans op onweer is, moet de transformator worden losgekoppeld van de voeding en van de grensdraad en geleidingsdraad van het laadstation.
Voor het beste maairesultaat moeten de messen in goede conditie zijn. Om de messen zo lang mogelijk scherp te houden, is het belangrijk dat het gazon vrij is van takken, kleine stenen en andere voorwerpen die de messen kunnen beschadigen.
Vervang de bladen regelmatig voor de beste maairesultaten. Het vervangen van de bladen is heel eenvoudig. Zie 8.6 Vervangen van messen .
14 - Nederlands
2. PRESENTATIE
Werkwijze
De robotmaaier maait het gazon automatisch. Hij wisselt het maaien voortdurend af met opladen.
De robotmaaier start met zoeken naar het laadstation wanneer de acculading te laag wordt. De robotmaaier maait niet wanneer hij het laadstation zoekt.
Als de robotmaaier op zoek gaat naar het laadstation, zoekt hij eerst ongericht naar de geleidingsdraad. Vervolgens volgt hij de geleidingsdraad naar het laadstation, keert hij vlak voor het station en rijdt hij er achteruit in.
Als de accu volledig geladen is, rijdt de robotmaaier weg bij het laadstation en begint hij te maaien in een willekeurige richting van 90˚ tot 270˚ ten opzichte van de uitrijhoek.
Voor een gelijkmatig maairesultaat, zelfs in de ontoegankelijke delen van de tuin, kan de robotmaaier de begeleidingskabel vanaf het laadstation volgen naar de locatie waar de begeleidingskabel is verbonden met de begrenzingskabel, om daar met maaien te beginnen.
Als de robotmaaier tegen een obstakel rijdt, keert hij terug en kiest hij een nieuwe richting.
Twee sensoren, één op de voorkant en één op de achterkant van de robotmaaier, detecteren wanneer de robotmaaier de begrenzingskabel nadert. De robotmaaier rijdt maximaal 28 centimeter voorbij de draad voordat hij terugkeert.
De STOP -knop bovenop de robotmaaier wordt vooral gebruikt om de rijdende robotmaaier te stoppen. Wanneer u de STOP -knop indrukt, wordt een klep geopend, waaronder een controlepaneel zit. De STOP -knop blijft ingedrukt tot de klep weer wordt dichtgedaan. Dit werkt als startvergrendeling.
Nederlands - 15
2. PRESENTATIE
Via het controlepaneel op de bovenkant van de robotmaaier kunt u alle instellingen van de robotmaaier regelen. Open de klep voor het controlepaneel door de STOP -knop in te drukken.
Wanneer de hoofdschakelaar voor het eerst naar stand 1 wordt gedraaid, wordt er een opstartprocedure geactiveerd, waarbij de taal, de datum- en tijdsindeling en de viercijferige PIN-code kunnen worden geselecteerd en de datum en tijd kunnen worden ingesteld. Zie 3.8 Ingebruikname en
kalibratie .
Start
12345
1
23
4
56
7809
Bewegingspatroon
Het bewegingspatroon van de robotmaaier is onregelmatig en wordt door de robotmaaier zelf bepaald. Een bewegingspatroon wordt ook nooit herhaald. Met het maaisysteem wordt het gazon door de robotmaaier gelijkmatig gemaaid zonder maailijnen.
2.4 Zoekmethode
De robotmaaier rijdt onregelmatig tot hij de begeleidingskabel vindt. De robotmaaier volgt altijd de begeleidingskabel om het laadstation te zoeken.
De geleidingsdraad is een kabel die vanaf het laadstation bijvoorbeeld richting een ver af gelegen deel van het werkgebied of door een nauwe doorgang wordt gelegd, om vervolgens te worden aangesloten op de grensdraad. Nadere inlichtingen vindt u in 3.6 Installatie van begeleidingskabel .
16 - Nederlands
3. INSTALLATIE
3. Installatie
Dit hoofdstuk beschrijft de installatie van de GARDENA robotmaaier. Lees voordat u met de installatie begint eerst het vorige hoofdstuk, 2.
Presentatie.
Lees ook dit hoofdstuk volledig door voordat u met de installatie begint. Hoe de installatie is uitgevoerd, beïnvloedt hoed goed de robotmaaier functioneert. Daarom is het belangrijk de installatie zorgvuldig te plannen.
De planning is gemakkelijker als u een schets maakt van het werkgebied, met inbegrip van alle obstakels. Zo vindt u eenvoudiger de beste positie voor het laadstation, de grensdraad en de geleidingsdraad. Teken de route van de grens- en geleidingsdraad af in de schets.
Zie 7. Tuinvoorbeelden voor installatievoorbeelden.
Kijk ook op www.gardena.com voor meer beschrijvingen en tips over het installeren.
Voer de installatie uit volgens de volgende stappen:
3.1 Voorbereidingen.
3.2 Installatie van laadstation.
3.3 Opladen van accu.
3.4 Installatie van begrenzingskabel.
3.5 Aansluiten van begrenzingskabel.
3.6 Installatie van begeleidingskabel.
3.7 De lus controleren.
3.8 Ingebruikname en kalibratie
3.9 Test het dokken in het laadstation
Het laadstation, de grensdraad en de geleidingsdraad moeten zijn aangesloten om een volledige startprocedure voor de robotmaaier te kunnen uitvoeren.
3.1 Voorbereidingen
1. Als het gras binnen het geplande werkgebied langer is dan 10 cm; moet u het met een normale grasmaaier maaien. Verzamel vervolgens het gras.
2. Lees alle stappen voor de installatie zorgvuldig door.
3. Controleer of alle onderdelen voor de installatie aanwezig zijn:
De getallen tussen haakjes verwijzen naar de gedetailleerde afbeeldingen 2.1 Onderdelen? .
• Robotmaaier
• Laadstation (6)
• Luskabel voor begrenzingslus en
begeleidingskabel (16)
• Transformator (20)
Nederlands - 17
3. INSTALLATIE
• Laagspanningskabel (17)
• Krammen (21)
• Connector voor de aansluiting van de luskabel aan het laadstation(18)
• Schroeven voor het laadstation (19)
• Maatstok (22)
• Verbindingen voor luskabel (23)
Voor de installatie heeft u ook nodig:
• Hamer/kunststof moker om de haken gemakkelijker in de grond te krijgen.
• Combinatietang voor het knippen van de begrenzingsdraad en het samenknijpen van de connectoren.
• Waterpomptang (voor het samenknijpen van de koppelingen).
• Kantensteker/rechte spade als de grensdraad moet worden ingegraven.
3.2 Installatie van laadstation
Beste locatie voor het laadstation
Houd rekening met de volgende aspecten bij het kiezen van de beste locatie voor het laadstation:
• Zorg voor 3 meter vrije ruimte vóór het laadstation.
• Het moet mogelijk zijn om vanaf het laadstation een grensdraad van minimaal 1,5 meter in een rechte lijn naar rechts en links te leggen.
• Dicht bij een wandstopcontact. De bijgeleverde laagspanningskabel is 10 meter lang. Er is een laagspanningskabel van 20 meter beschikbaar als accessoire. Neem voor meer informatie contact op met GARDENA Central Service.
• Een vlakke ondergrond om het laadstation op te plaatsen.
• Bescherming tegen waternevel van bijvoorbeeld een besproeiingsinstallatie
• Bescherming tegen direct zonlicht
• Locatie in het lagere deel van een werkgebied met een aanzienlijke helling
Voorbeelden van de beste installatielocatie voor het laadstation vindt u in 7. Tuinvoorbeelden .
18 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Het laadstation moet worden geplaatst met veel vrije ruimte aan de voorzijde (ten minste 3 meter). Het kan ook het best centraal in het werkgebied worden geplaatst, zodat de robotmaaier gemakkelijker alle hoeken van het werkgebied kan bereiken.
Plaats het laadstation niet in krappe ruimtes in het werkgebied. Rechts en links van het laadstation moet een recht stuk grensdraad van minimaal 1,5 meter lang liggen. De draad moet in een rechte lijn worden gelegd vanaf de achterzijde van het laadstation. Elke andere locatie kan betekenen dat de gazonmaaier het laadstation zijdelings moet binnengaan, waardoor het dokken problemen kan geven.
Plaats het laadstation niet in een hoek in het werkgebied. Rechts en links van het laadstation moet een recht stuk grensdraad van minimaal 1,5 meter lang liggen.
Het laadstation moet op relatief horizontale grond worden geplaatst. De voorkant van het laadstation mag maximaal 3 cm hoger liggen dan de achterkant. De voorkant van het laadstation mag nooit lager liggen dan de achterkant.
Het laadstation mag niet zo worden geplaatst dat de plaat doorbuigt.
3020-043
3
Nederlands - 19
3. INSTALLATIE
Wanneer de installatie wordt uitgevoerd in een werkgebied met een steile helling (zoals rond een huis op een heuvel) moet het laadstation onder aan de helling in het werkgebied worden geplaatst. Dit maakt het eenvoudiger voor de robotmaaier om de begeleidingskabel naar het laadstation te volgen.
Plaats het laadstation niet op een eiland omdat het hierdoor lastiger is om de geleidingsdraad optimaal te leggen. Als het laadstation op een eiland moet worden geïnstalleerd, moet de geleidingsdraad ook op het eiland worden aangesloten. Zie de afbeelding hiernaast. Meer informatie over eilanden is te vinden in hoofdstuk 3.4 Installatie van begrenzingskabel .
Aansluiten van transformator
Houd bij het bepalen van de locatie voor de transformator rekening met de volgende punten:
• Dicht bij het laadstation
• Bescherming tegen regen
• Bescherming tegen direct zonlicht
Wanneer de transformator op een stopcontact buiten wordt aangesloten, moet dit stopcontact zijn goedgekeurd voor gebruik buitenshuis.
De laagspanningskabel naar de transformator is 10 meter lang en mag niet worden ingekort of verlengd.
Het is niet toegestaan om de voeding rechtstreeks op het laadstation aan te sluiten. Gebruik altijd de laagspanningskabel.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De laagspanningskabel mag niet worden ingekort of verlengd.
20 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Het is mogelijk dat u de laagspanningskabel het werkgebied laat kruisen. De laagspanningskabel moet met haken in de grond worden gezet of worden ingegraven en de maaihoogte moet zodanig worden ingesteld dat de bladen op de bladschijf nooit in contact kunnen komen met de laagspanningskabel.
Zorg dat de laagspanningskabel over de grond met krammen wordt vastgezet. De kabel moet overal vlak tegen de grond liggen, zodat hij niet wordt doorgesneden voordat de graswortels er overheen zijn gegroeid.
De laagspanningskabel mag nooit in een rol worden gelegd of onder de basisplaat van het laadstation omdat dit interferentie kan veroorzaken met de signalen van het laadstation.
De transformator moet zo worden geplaatst dat er voldoende luchtverversing is en geen direct zonlicht. De transformator moet onder een afdak worden geplaatst.
Wij raden aan een aardlekschakelaar te gebruiken wanneer u de transformator op het stopcontact aansluit.
Als de transformator niet direct op een wandcontactdoos kan worden aangesloten, mag deze in geen geval op een hoogte worden gemonteerd waar het gevaar bestaat dat de transformator onder water komt te staan (ten minste 30 cm van de grond). Het is niet toegestaan om de transformator op de grond te plaatsen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Plaats de laagspanningskabel zodanig dat de bladen op de bladschijf hiermee nooit in contact kunnen komen.
min 30cm/12”
min 30cm/12”
BELANGRIJKE INFORMATIE
Haal de stekker uit het laadstation wanneer u bijvoorbeeld de luskabel wilt schoonmaken of herstellen.
Nederlands - 21
3. INSTALLATIE
Installatie en aansluiten van laadstation
1. Plaats het laadstation op een geschikte plaats.
2. Sluit de laagspanningskabel aan op het laadstation.
3. Sluit de voedingskabel van de transformator aan op een wandstopcontact van 100-240V. Wanneer de transformator wordt aangesloten buiten op een stopcontact, moet dit stopcontact zijn goedgekeurd voor gebruik buitenshuis.
4. Bevestig het laadstation aan de grond met behulp van de bijgeleverde schroeven. Draai de schroeven zodanig aan dat ze helemaal verzonken zijn.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Het is niet toegestaan nieuwe gaten in de plaat te maken. Alleen de bestaande gaten mogen worden gebruikt om de plaat op de grond te bevestigen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Trap of loop nooit op de plaat van het laadstation.
3.3 Opladen van accu
De robotmaaier kan worden geladen zodra het laadstation wordt aangesloten. Zet de hoofdschakelaar in de stand 1.
Plaats de robotmaaier in het laadstation zodat de accu wordt geladen terwijl u de grens- en geleidingsdraad legt.
Als de accu leeg is, duurt het ongeveer 80 tot 100 minuten om hem volledig te laden.
BELANGRIJKE INFORMATIE
U kunt de robotmaaier niet gebruiken voordat de installatie helemaal gereed is.
22 - Nederlands
3. INSTALLATIE
3.4 Installatie van begrenzingskabel
De begrenzingskabel kan op een van de volgende manieren worden geïnstalleerd:
1. De kabel met krammen op de grond te bevestigen.
U kunt de grensdraad het best met de haakjes vastzetten als u tijdens de eerste paar weken van het gebruik de ligging wilt kunnen bijstellen. Na enkele weken zal het gras over de draad heen zijn gegroeid, waardoor deze niet langer zichtbaar is. Gebruik een hamer/kunststof moker en de bijgeleverde haken om de installatie uit te voeren.
2. De kabel ingraven.
Als u het gazon wilt verticuteren of beluchten kunt u de grensdraad het best ingraven. Indien nodig kunt u beide manieren combineren, zodat een deel van de begrenzingslus wordt vastgekramd en de rest wordt ingegraven. De kabel kan worden ingegraven met behulp van bijvoorbeeld een kantensteker of een rechte spade. Zorg dat u de grensdraad minimaal 1 cm en maximaal 20 cm onder de grond legt.
Beste plaats voor de begrenzingskabel
De grensdraad moet zodanig worden gelegd dat:
• deze een lus rond het werkgebied voor de robotmaaier vormt. Gebruik hiervoor uitsluitend grensdraad van Husqvarna. Dit is bestand tegen het vocht in de grond dat de draden anders makkelijk zou kunnen beschadigen.
• de robotmaaier mag op geen enkel punt binnen het volledige werkgebied meer dan 15 meter verwijderd zijn van de kabel.
• de begrenzingskabel mag in totaal niet langer zijn dan 400 m.
• er 20 cm extra draad beschikbaar is om de geleidingsdraad later aan te bevestigen. Zie 3.6 Installatie van begeleidingskabel.
De afstand van de grensdraad tot obstakels varieert; deze is afhankelijk van wat er pal naast het werkgebied ligt. Onderstaande afbeelding laat zien hoe de grensdraad rond het werkgebied en rond obstakels moet worden gelegd. Gebruik de bijgeleverde meetlat om de juiste afstand te bepalen (zie 2.1 Onderdelen?).
Nederlands - 23
3. INSTALLATIE
Afbakeningen van het werkgebied
Als een hoog obstakel, bijv. een wand of een muur, aan het werkgebied grenst, moet u de begrenzingskabel 30 cm van het obstakel leggen. Dan zal de robotmaaier niet op het obstakel botsen en zal de slijtage aan de carrosserie afnemen.
Ongeveer 20 cm rond het vaste obstakel zal niet worden gemaaid.
Als het werkgebied aan een kleine greppel grenst, bijv. een border, of aan een kleine verhoging zoals bijv. een lage steen (3 tot 5 cm), moet u de begrenzingskabel 20 cm binnen in het werkgebied leggen. Dit voorkomt dat de wielen in de greppel of op de stenen rijden.
Ongeveer 12 cm gras langs de greppel/stenen afbakening zal niet worden gemaaid.
Indien het werkgebied aan een pad of iets dergelijks grenst dat op hetzelfde niveau ligt als het gazon, is het mogelijk om de robotmaaier een stukje op het pad te laten rijden. U moet de begrenzingskabel dan 5 cm van de rand van het pad leggen.
Al het gras langs het tegelpad zal worden gemaaid.
Als het werkgebied in tweeën wordt gedeeld door een vlak tegelpad, dat gelijk met het gazon ligt, is het mogelijk om de robotmaaier over het pad te laten rijden. De begrenzingskabel kan prima onder de tegels worden gelegd. Zorg ervoor dat de tegels op gelijke hoogte zijn met het gazon om overmatige slijtage op de robotmaaier te voorkomen.
N.B.! De robotmaaier mag nooit over gravel, mulch of
soortgelijk materiaal rijden, omdat de bladen hierdoor kunnen worden beschadigd.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Min.
15cm
Als het werkgebied aan een waterpartij, helling, afgrond of openbare weg grenst, moet behalve de grensdraad ook een hek of iets dergelijks worden geplaatst. De hoogte moet in dat geval minimaal 15 cm zijn. Dit zorgt ervoor dat de robotmaaier nooit buiten het werkgebied terecht kan komen.
24 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Afbakeningen in het werkgebied
Gebruik de begrenzingskabel om de gebieden in het werkgebied af te bakenen door eilanden te creëren rond niet stootvaste hindernissen, bijvoorbeeld borders, struiken en fonteinen.
Obstakels die tegen een stootje kunnen, bijv. bomen en struiken hoger dan 15 cm, hoeven niet afgegrensd te worden met de begrenzingskabel. De robotmaaier draait wanneer hij tegen een dergelijk obstakel stoot.
Om te zorgen voor een veilige en stille werking is het raadzaam om alle vaste objecten in en rond het werkgebied to isoleren.
Zorg ervoor dat het gazon vlak is en verwijder gaten/kuilen in het werkgebied, om plassen bij hevige regen te voorkomen.
Leg de kabel naar het gebied, trek hem rond het gebied dat moet worden afgebakend en vervolgens weer terug in het zelfde spoor. Indien u krammen gebruikt, moet u de kabel op de terugweg onder dezelfde kram leggen. Wanneer de begrenzingskabels naar en van het eiland dicht bij elkaar liggen, kan de robotmaaier over de kabel rijden.
De grensdraad mag niet worden gekruist op het traject van en naar een eiland.
Obstakels die een lichte helling vertonen, bijvoorbeeld stenen of grote bomen met bovengrondse wortels, moeten worden geïsoleerd met een eiland of worden verwijderd. De robotmaaier kan anders op zulke obstakels glijden, met als gevolg dat de messen beschadigd raken en/of de robotmaaier zich vastrijdt.
Nederlands - 25
3. INSTALLATIE
Bijgebieden
Als het werkgebied uit twee zones bestaat, waarbij het voor de robotmaaier lastig is om van de ene naar de andere zone te gaan, kunt u beter een tweede werkgebied creëren. Voorbeelden hiervan zijn hellingen van 25% of een doorgang die smaller is dan 60 cm (90 cm voor de R38Li, R40Li, R45Li, R50Li). Leg de begrenzingskabel dan rond het bijgebied zodat dit een eiland vormt buiten het hoofdgebied.
De robotmaaier moet handmatig van het eerste werkgebied naar het tweede werkgebied worden verplaatst wanneer het tweede werkgebied moet worden gemaaid. Hiervoor moet de MAN-bedieningsmodus worden gebruikt, omdat de robotmaaier het traject tussen het tweede gebied en het laadstation niet zelfstandig kan afleggen. Zie 5.1 Selectie bedieningsmodus. In deze modus zal de robotmaaier nooit op zoek gaan naar het laadstation maar doorgaan met maaien totdat de accu leeg is. Wanneer de accu leeg is, stopt de robotmaaier en verschijnt de melding Moet handmatig laden op het display. Plaats de robotmaaier in het laadstation om de accu te laden. Als het eerste werkgebied na het laden moet worden gemaaid, kunt u de bedieningsmodus op Auto zetten voordat u de robotmaaier in het laadstation plaatst.
Bijgebied
Hoofbijgebied
26 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Doorgangen tijdens het maaien
Vermijd lang en smalle doorgangen en zones smaller dan 1,5-2 meter. Er bestaat een kans dan de robotmaaier tijdens het maaien langere tijd blijft hangen in een dergelijke doorgang of zone. Het gazon zal er dan geplet uitzien.
Hellingen
De begrenzingskabel kan dwars over een helling worden gelegd die minder dan 15 % helt.
De begrenzingskabel moet niet dwars over een helling worden gelegd die steiler is dan 15 %. Het risico bestaat dat de robotmaaier daar problemen krijgt met omdraaien. Dan stopt de maaier en geeft de foutmelding Buiten het werkgebied. Het risico is het grootst bij vochtig weer omdat de wielen dan in het natte gras kunnen slippen.
Als er daarentegen een hindernis is, waar de robotmaaier tegenaan mag botsen, bijvoorbeeld een hek of een dichte haag, kan de begrenzingskabel dwars over een helling worden gelegd die steiler is dan 15 %.
In het werkgebied kan de robotmaaier velden maaien met een hellingsgraad tot 25 cm per strekkende meter (25 %). Velden die meer hellen, moeten worden afgebakend met de begrenzingskabel.
Indien een deel van het werkgebied meer dan 15 cm per strekkende meter (15 %) neigt, moet de begrenzingskabel circa 20 cm voor de grond begint te hellen op de vlakke grond worden gelegd.
Nederlands - 27
Loading...
+ 61 hidden pages