Denk erom dat de gebruiker verantwoordelijk is voor ongelukken of
beschadigingen van andere mensen of hun eigendommen.
Bewaar de gebruikshandleiding op een veilige plaats, zodat u de handleiding later
kunt raadplegen!
Het apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (waaronder kinderen)
met fysieke, zintuiglijke of geestelijke beperkingen, of een gebrek aan kennis en
ervaring, tenzij ze begeleiding bij of aanwijzingen voor het gebruik van het
apparaat hebben ontvangen van een persoon die verantwoordelijk is voor hun
veiligheid. Kinderen moeten onder toezicht worden gehouden om er zeker van te
zijn dat ze niet met het apparaat spelen.
Het apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en ouder en andere
personen die ondanks hun fysieke, sensorische of geestelijke handicap of gebrek
aan ervaring en kennis onder toezicht of instructie van een verantwoordelijke
persoon in staat zijn veilig gebruik te maken van het apparaat en op de hoogte
zijn van alle gevaren.
Kinderen mogen niet spelen met het apparaat. Kinderen mogen het apparaat niet
zonder toezicht reinigen of onderhouden.
Sluit de voeding nooit aan op een stopcontact als de stekker of het snoer
beschadigd is. Een beschadigd of in de knoop geraakt snoer verhoogt het risico
op elektrische schokken.
Laad de accu alleen op in het meegeleverde laadstation. Gebruik altijd de
originele voedingseenheid. Onjuist gebruik kan leiden tot elektrische schokken,
oververhitting of lekkage van corroderende vloeistof uit de accu. Bij lekkage van
elektrolyt spoelt u deze weg met water/neutralisatievloeistof. Raadpleeg
onmiddellijk een arts indien de elektrolyt in aanraking komt met uw ogen.
Gebruik alleen originele batterijen die door de fabrikant worden aanbevolen.
De veiligheid van het product kan niet worden gegarandeerd met niet-originele
batterijen. Gebruik geen niet-oplaadbare batterijen.
Het apparaat moet zijn losgekoppeld van de voeding wanneer de accu wordt
verwijderd.
INHOUDSOPGAVE
Introductie en veiligheid ................................................. 5
De productregistratiecode is een waardevol document en moet op een veilige plaats worden bewaard.
Deze code hebt u bijvoorbeeld nodig om het product te registreren op de website van GARDENA of om de
robotmaaier te ontgrendelen in het geval u uw pincode niet meer weet. De productregistratiecode staat op
een apart document in de productverpakking.
Als de robotmaaier wordt gestolen, is het belangrijk om GARDENA hiervan op de hoogte te stellen. Neem
in dat geval contact op met GARDENA Central Service en geef het serienummer en de
productregistratiecode door, zodat het product als gestolen kan worden geregistreerd in een internationale
database. Dit vormt een belangrijke stap in de diefstalbeveiliging van de robotmaaier en maakt het kopen
en verkopen van gestolen maaiers minder aantrekkelijk.
Zorg dat u het serienummer van de robotmaaier altijd bij de hand hebt wanneer u contact opneemt met
GARDENA Central Service. Zo kunnen wij u sneller helpen.
4 - Nederlands
GARDENA Central Service (NL)
Tel.: 036 5210040
www.gardena.com
GARDENA Central Service (BE)
Tel.: 02 704 99 89
www.gardena.com
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1. Introductie en veiligheid
1.1 Inleiding
Gefeliciteerd met uw keuze van een uitstekend
kwaliteitsproduct. Om uw GARDENA robotmaaier
optimaal te kunnen benutten is kennis nodig over de
werking. Deze gebruiksaanwijzing bevat belangrijke
informatie over de robotmaaier, de installatie en het
gebruik ervan.
Naast deze gebruiksaanwijzing is er aanvullende
informatie te vinden op de website van GARDENA,
op www.gardena.com. Hier vindt u meer hulp en
adviezen over het gebruik van de robotmaaier.
Ter vereenvoudiging gebruiken we het volgende
systeem in de gebruiksaanwijzing:
•Tekst die cursief is geschreven, is een tekst die
verschijnt in het display van de robotmaaier of die
verwijst naar een ander deel van de
gebruiksaanwijzing.
•Woorden die vet zijn geschreven, zijn een van de
knoppen op het controlepaneel van de
robotmaaier.
•Woorden die cursief in HOOFDLETTERS zijn
geschreven, betreffen de stand van de
hoofdschakelaar en de verschillende
bedrijfsstanden die op de robotmaaier zitten.
GARDENA werkt voortdurend aan het verder
ontwikkelen van zijn producten en behoudt zich dan
ook het recht voor om zonder aankondiging vooraf
wijzigingen in vorm, uiterlijk en werking door te voeren.
www.gardena.com
BELANGRIJKE INFORMATIE
Neem de gebruiksaanwijzing grondig door en
gebruik uw de robotmaaier niet voor u de
inhoud begrijpt.
WAARSCHUWING
De robotmaaier kan bij verkeerd
gebruik gevaarlijk zijn.
WAARSCHUWING
Gebruik de robotmaaier nooit
wanneer personen, met name
kinderen of huisdieren, zich in
het maaigebied bevinden.
Nederlands - 5
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1.2 Symbolen op het product
Deze symbolen staan op de robotmaaier. Bestudeer
ze zorgvuldig.
•Neem de gebruiksaanwijzing grondig door en
gebruik uw robotmaaier niet voor u de inhoud
begrijpt. De waarschuwingen en
veiligheidsinstructies in deze gebruiksaanwijzing
moeten zorgvuldig worden opgevolgd om de
maaier veilig en efficiënt te kunnen gebruiken.
•De robotmaaier kan alleen starten als de
hoofdschakelaar in stand 1 staat en de juiste
PIN-code is aangegeven. Controle en/of
onderhoud moet u uitvoeren met de schakelaar
in stand 0.
•Blijf op een veilige afstand van de de
robotmaaier wanneer deze in bedrijf is. Hou
handen en voeten uit de buurt van de draaiende
messen. Plaats uw handen of voeten nooit
vlakbij of onder de carrosserie wanneer de
robotmaaier werkt.
•Probeer nooit op de robotmaaier mee te rijden.
•Dit product voldoet aan de geldende
EU-richtlijnen.
•Geluidsemissie naar de omgeving. De emissies
van de robotmaaier staan in hoofdstuk 10
Technische gegevens en op het productplaatje.
•Het is niet toegestaan om dit product aan het
einde van zijn nuttige levensduur af te voeren als
normaal huishoudelijk afval. Zorg dat het product
wordt gerecycled volgens de lokale wettelijke
voorschriften.
•Gebruik nooit een hogedrukreiniger, en zelfs
geen stromend water, om de robotmaaier
schoon te maken.
6 - Nederlands
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
•De laagspanningskabel mag niet worden
ingekort, verlengd of gesplitst.
•Gebruik geen trimmer in de buurt van de
laagspanningskabel. Wees voorzichtig bij het
knippen van randen waar de kabels liggen.
1.3 Symbolen in de
gebruiksaanwijzing
Deze symbolen staan in de gebruiksaanwijzing.
Bestudeer ze zorgvuldig.
•Zet de hoofdschakelaar op 0 voordat u
inspecties en/of onderhoud uitvoert.
•Draag altijd handschoenen wanneer u aan het
chassis van de robotmaaier werkt.
•Gebruik nooit een hogedrukreiniger, en zelfs
geen stromend water, om de robotmaaier
schoon te maken.
•Het waarschuwingsveld geeft aan dat het risico
van persoonlijk letsel bestaat, vooral als men de
gegeven instructies niet opvolgt.
•Het informatieveld geeft aan dat het risico van
materiaalschade bestaat, vooral als men de
gegeven instructies niet opvolgt. Dit veld wordt
ook gebruikt wanneer het risico van verkeerd
gebruik bestaat.
WAARSCHUWING
Tekst
BELANGRIJKE INFORMATIE
Tekst
Nederlands - 7
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1.4 Veiligheidsinstructies
Gebruik
•De robotmaaier is bedoeld voor het maaien van
gras op open en vlakke grondoppervlakken. Hij
mag uitsluitend worden gebruikt in combinatie
met door de fabrikant aanbevolen apparatuur.
Elk ander gebruik is onjuist. De instructies van de
fabrikant over bediening, onderhoud en
reparaties moeten nauwkeurig worden gevolgd.
•Gebruik de functie HOME of schakel de
hoofdschakelaar op de robotmaaier uit wanneer
personen, vooral kinderen, of huisdieren zich in
de maaizone bevinden. Als er zich personen of
huisdieren in het maaigebied bevinden, wordt
aanbevolen het gebruik van de robotmaaier te
plannen wanneer er zich geen personen in het
gebied bevinden, bijvoorbeeld 's avonds. Zie 6.3
Timer.
•De robotmaaier mag uitsluitend worden bediend,
onderhouden en gerepareerd door personen die
volledig vertrouwd zijn met de speciale kenmerken
van en veiligheidsvoorschriften voor het product.
Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en
gebruik de robotmaaier niet voordat u de
instructies hebt begrepen.
•Het is niet toegestaan de originele uitvoering van
de robotmaaier te wijzigen. Alle wijzigingen vinden
plaats op eigen verantwoordelijkheid.
•Controleer of er geen stenen, takken,
gereedschap, speelgoed of andere voorwerpen
op het gazon liggen die de messen kunnen
beschadigen. Voorwerpen op het gazon kunnen
er ook toe leiden dat de robotmaaier hierin vast
komt te zitten. Als dat gebeurt, kan het nodig zijn
om het voorwerp te verwijderen voordat de
maaier verder kan gaan met maaien.
•Start de robotmaaier volgens de instructies. Als
de hoofdschakelaar in de stand 1 staat, moet u
uw handen en voeten uit de buurt van de
draaiende bladen houden.Steek uw handen of
voeten nooit onder de maaier.
•De de robotmaaier nooit optillen of dragen terwijl
de hoofdschakelaar in de stand 1 staat.
•Sta niet toe dat iemand die de functie en het
gedrag van de robotmaaier niet kent de maaier
gebruikt.
•De robotmaaier mag nooit in aanraking komen
met personen of andere levende wezens. Als
een persoon of ander levend wezen in de baan
van de robotmaaier komt, moet deze onmiddellijk
worden gestopt. Zie 4.4 Stoppen.
•Plaats geen voorwerpen op de robotmaaier of het
laadstation.
8 - Nederlands
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
•Laat de robotmaaier niet werken met een kapotte
maaischijf of carrosserie. De machine mag ook
niet werken met kapotte messen, bouten, moeren
of kabels.
•Gebruik de robotmaaier niet als de
hoofdschakelaar niet functioneert.
•Schakel de de robotmaaier altijd uit via de
hoofdschakelaar wanneer de maaier niet in
gebruik is.De robotmaaier start alleen als de
hoofdschakelaar op 1 staat en als de juiste
PIN-code is ingevoerd.
•De robotmaaier mag niet werken wanneer een
sprinkler wordt gebruikt. Gebruik daarom de
timerfunctie, zie 6.3 Timer, zodat maaier en
sprinkler niet tegelijkertijd actief zijn.
•Het ingebouwde alarm maakt een zeer hard
geluid. Let op, in het bijzonder wanneer de
robotmaaier in een gesloten ruimte wordt
gehanteerd.
•We kunnen niet garanderen dat de robotmaaier
volledig compatibel is met andere typen draadloze
systemen, zoals afstandsbedieningen,
radiozenders, ringleidingen, verzonken elektrische
afrasteringen en dergelijke.
•Metalen voorwerpen in de bodem (bv.
wapeningsnetten of antimollennetten) kunnen de
robotmaaier tot stilstand brengen. De metalen
voorwerpen kunnen storing van het lussignaal
veroorzaken en de robotmaaier tot stilstand
brengen.
•De robotmaaier mag nooit worden gebruikt bij
temperaturen lager dan 0 °C. Hierdoor kan
schade aan het product ontstaan.
Nederlands - 9
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
Verplaatsen
Bij transport over langere afstand moet u de
robotmaaier verpakken in de emballage waarin hij is
geleverd.
Voor veilig verplaatsen van of naar het werkgebied:
1.Druk op de STOP-knop om de robotmaaier te
stoppen. Als de beveiliging is ingesteld op
middelhoog of hoog niveau (zie 6.5 Veiligheid)
moet de PIN-code worden ingevoerd. De
PIN-code bestaat uit vier cijfers en wordt
gekozen wanneer u de robotmaaier voor het
eerst start. Zie 3.8 Ingebruikname en kalibratie.
2.Zet de hoofdschakelaar in stand 0.
3.Draag de robotmaaier aan de handgreep die
helemaal achteraan onder de robotmaaier zit.
Draag de robotmaaier met de maaischijf van uw
lichaam weg.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Til de robotmaaier niet op als hij in het
laadstation is geparkeerd. Dit kan het
laadstation en/of de robotmaaier
beschadigen. Open de klep en trek de
robotmaaier uit het laadstation voordat u hem
optilt.
Onderhoud
•Controleer de robotmaaier iedere week en
vervang eventueel beschadigde of versleten
onderdelen.
•Controleer vooral of de messen en de maaischijf
niet zijn beschadigd. Controleer ook of de bladen
vrij kunnen draaien. Vervang indien nodig alle
messen en bouten tegelijkertijd zodat de
draaiende delen in balans zijn, zie 8.6 Vervangen
van messen .
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik nooit een hogedrukreiniger en zelfs
geen stromend water om de robotmaaier
schoon te maken. Gebruik nooit
oplosmiddelen om schoon te maken.
10 - Nederlands
2. PRESENTATIE
2. Presentatie
Dit hoofdstuk bevat informatie waarvan u zich bewust
moet zijn bij het plannen van de installatie.
Het systeem van de robotmaaier bestaat uit vier
hoofdonderdelen:
•Een robotmaaier die het gazon maait door in
principe te bewegen in een willekeurig patroon.
De robotmaaier wordt gevoed door een
onderhoudsvrije accu.
•Laadstation, dat de robotmaaier zelf opzoekt,
wanneer het laadniveau in de accu te laag wordt.
Het laadstation heeft drie functies:
• Stuursignalen sturen naar de
begrenzingskabel.
• Stuursignalen verzenden door de
geleidingsdraad zodat de de robotmaaier het
laadstation kan vinden.
• De accu van de robotmaaier opladen.
•Transformator, die wordt aangesloten tussen het
laadstation en een 100-240V stopcontact. De
transformator is aangesloten op het
wandstopcontact en op het laadstation met een
10 m lang laagspanningskabel. De
laagspanningskabel mag niet worden ingekort of
verlengd. Laagspanningskabels met een lengte
van 3 m en 20 m zijn beschikbaar als optionele
accessoires.
•Een kabel die in een lus het werkgebied voor de
robotmaaier vormt. De luskabel wordt rond de
randen van de tuin, voorwerpen en planten
gelegd en vormt een grens die de robotmaaier
niet overschrijdt. De luskabel dient zowel als
begrenzingskabel als begeleidingskabel.
•De meegeleverde luskabel is 200 m lang (150 m
voor de GARDENA R38Li, R40Li, R45Li & R50Li
de robotmaaier). Is die niet lang genoeg, dan
kunt u extra luskabel aankopen en met een
originele koppeling aan de bestaande luskabel
lassen.
De maximaal toegestane lengte voor de lusdraad
is 400 m.
Nederlands - 11
2.1 Onderdelen?
2. PRESENTATIE
3
2
4
5
1
6
28
7
15
11
8
13
14
12
9
19
26
10
20
21
16
2223
17
18
24
25
De getallen in de afbeelding komen overeen met:
1.Huis
2.Deksel van display, toetsenblok en
maaihoogteafstelling
3.Stopknop/vergrendelingsknop voor openen van
het deksel
4.Contactstrip
5.Lampje voor werkingscontrole van het laadstation,
de grensdraad en de geleidingsdraad
6.Laadstation
7.Handvat
8.Accudeksel
9.Maaischijf
10. Chassiskast met elektronica, accu en motoren
11. Hoofdschakelaar
12. Achterwiel
13. Laadstrip
14.
Toetsenblok
27
15. Display
16. Lusdraad voor grensdraad en geleidingsdraad
17. Laagspanningskabel
18. Connector voor de aansluiting van de luskabel aan
het laadstation.
19. Schroeven voor bevestiging van het laadstation
20. Transformator
21. Haakjes
22. Meetplaat ten behoeve van installatie grensdraad
(de meetplaat wordt van de doos afgebroken)
23. Aansluitingsstuk voor de lusdraad
24. Kabelmarkers
25. Gebruikershandleiding en beknopte handleiding
26. Extra bladen
27. Alarmsticker
28. Productplaatje
12 - Nederlands
2.2 Inhoud pakket
2. PRESENTATIE
Uw GARDENA
Robotmaaier
Laadstation
Transformator
Lusdraad150 m200 m
Laagspanningskabel
Krammen200 stuks400 stuks
Verbinders5 stuks5 stuks
Schroeven laadstation3 stuks3 stuks
Inbussleutel
Meetlat
robotmaaier-pakket bevat het volgende:
GARDENA R38Li, R40Li,
R45Li, R50Li
√√
√√
√√
√√
√√
√√
GARDENA R70Li, R80Li
Koppelingen4 stuks4 stuks
Gebruikershandleiding en beknopte
handleiding
Extra bladen3 stuks3 stuks
Alarmsticker
√√
√√
Nederlands - 13
2. PRESENTATIE
2.3 Werking
Capaciteit
De robotmaaier is geschikt voor gazons tot de max.
capaciteit vermeld in het hoofdstuk Technische
gegevens.
Hoe groot het oppervlak is dat de robotmaaier gemaaid
kan houden, hangt voornamelijk af van de toestand
van de bladen en de soort, groei en vochtigheid van
het gras. Ook de vorm van de tuin is van belang.
Wanneer de tuin voornamelijk uit open grasvelden
bestaat, kan de robotmaaier meer per uur maaien dan
wanneer de tuin uit een aantal kleine grasvelden
bestaat, van elkaar gescheiden door veel bomen,
borders en passages.
Een volledig geladen de robotmaaier maait 60 tot 80
minuten lang, afhankelijk van de leeftijd van de accu
en de dikte van het gras. Dan laadt de robotmaaier
gedurende 50 tot 60 minuten op. De laadtijd kan
variëren; deze is onder meer afhankelijk van de
omgevingstemperatuur.
Maaitechniek
Het maaisysteem voor de robotmaaier is gebaseerd
op een efficiënt en energiezuinig principe. In
tegenstelling tot normale grasmaaiers, snijdt de
robotmaaier het gras af in plaats van het af te slaan.
Voor de allerbeste maairesultaten raden wij aan om
de robotmaaier voornamelijk bij droog weer het gras
te laten maaien. De robotmaaier kan ook maaien als
het regent, maar nat gras blijft makkelijker op de
robotmaaier vastzitten en het risico dat de
robotmaaier op steile hellingen slipt, is groter.
Als er kans op onweer is, moet de transformator
worden losgekoppeld van de voeding en van de
grensdraad en geleidingsdraad van het laadstation.
Voor het beste maairesultaat moeten de messen in
goede conditie zijn. Om de messen zo lang mogelijk
scherp te houden, is het belangrijk dat het gazon vrij
is van takken, kleine stenen en andere voorwerpen
die de messen kunnen beschadigen.
Vervang de bladen regelmatig voor de beste
maairesultaten. Het vervangen van de bladen is heel
eenvoudig. Zie 8.6 Vervangen van messen.
14 - Nederlands
2. PRESENTATIE
Werkwijze
De robotmaaier maait het gazon automatisch. Hij
wisselt het maaien voortdurend af met opladen.
De robotmaaier start met zoeken naar het laadstation
wanneer de acculading te laag wordt. De robotmaaier
maait niet wanneer hij het laadstation zoekt.
Als de robotmaaier op zoek gaat naar het laadstation,
zoekt hij eerst ongericht naar de geleidingsdraad.
Vervolgens volgt hij de geleidingsdraad naar het
laadstation, keert hij vlak voor het station en rijdt hij er
achteruit in.
Als de accu volledig geladen is, rijdt de robotmaaier
weg bij het laadstation en begint hij te maaien in een
willekeurige richting van 90˚ tot 270˚ ten opzichte van
de uitrijhoek.
Voor een gelijkmatig maairesultaat, zelfs in de
ontoegankelijke delen van de tuin, kan de
robotmaaier de begeleidingskabel vanaf het
laadstation volgen naar de locatie waar de
begeleidingskabel is verbonden met de
begrenzingskabel, om daar met maaien te beginnen.
Als de robotmaaier tegen een obstakel rijdt, keert hij
terug en kiest hij een nieuwe richting.
Twee sensoren, één op de voorkant en één op de
achterkant van de robotmaaier, detecteren wanneer
de robotmaaier de begrenzingskabel nadert. De
robotmaaier rijdt maximaal 28 centimeter voorbij de
draad voordat hij terugkeert.
De STOP-knop bovenop de robotmaaier wordt
vooral gebruikt om de rijdende robotmaaier te
stoppen. Wanneer u de STOP-knop indrukt, wordt
een klep geopend, waaronder een controlepaneel zit.
De STOP-knop blijft ingedrukt tot de klep weer wordt
dichtgedaan. Dit werkt als startvergrendeling.
Nederlands - 15
2. PRESENTATIE
Via het controlepaneel op de bovenkant van de
robotmaaier kunt u alle instellingen van de
robotmaaier regelen. Open de klep voor het
controlepaneel door de STOP-knop in te drukken.
Wanneer de hoofdschakelaar voor het eerst naar
stand 1 wordt gedraaid, wordt er een
opstartprocedure geactiveerd, waarbij de taal, de
datum- en tijdsindeling en de viercijferige PIN-code
kunnen worden geselecteerd en de datum en tijd
kunnen worden ingesteld. Zie 3.8 Ingebruikname en
kalibratie.
Start
12345
1
23
4
56
7809
Bewegingspatroon
Het bewegingspatroon van de robotmaaier is
onregelmatig en wordt door de robotmaaier zelf
bepaald. Een bewegingspatroon wordt ook nooit
herhaald. Met het maaisysteem wordt het gazon door
de robotmaaier gelijkmatig gemaaid zonder
maailijnen.
2.4 Zoekmethode
De robotmaaier rijdt onregelmatig tot hij de
begeleidingskabel vindt. De robotmaaier volgt altijd
de begeleidingskabel om het laadstation te zoeken.
De geleidingsdraad is een kabel die vanaf het
laadstation bijvoorbeeld richting een ver af gelegen
deel van het werkgebied of door een nauwe
doorgang wordt gelegd, om vervolgens te worden
aangesloten op de grensdraad. Nadere inlichtingen
vindt u in 3.6 Installatie van begeleidingskabel.
16 - Nederlands
3. INSTALLATIE
3. Installatie
Dit hoofdstuk beschrijft de installatie van de
GARDENA robotmaaier. Lees voordat u met de
installatie begint eerst het vorige hoofdstuk, 2.
Presentatie.
Lees ook dit hoofdstuk volledig door voordat u met
de installatie begint. Hoe de installatie is uitgevoerd,
beïnvloedt hoed goed de robotmaaier functioneert.
Daarom is het belangrijk de installatie zorgvuldig te
plannen.
De planning is gemakkelijker als u een schets maakt van
het werkgebied, met inbegrip van alle obstakels. Zo vindt
u eenvoudiger de beste positie voor het laadstation, de
grensdraad en de geleidingsdraad. Teken de route van
de grens- en geleidingsdraad af in de schets.
Zie 7. Tuinvoorbeelden voor installatievoorbeelden.
Kijk ook op www.gardena.com voor meer
beschrijvingen en tips over het installeren.
Voer de installatie uit volgens de volgende
stappen:
3.1 Voorbereidingen.
3.2 Installatie van laadstation.
3.3 Opladen van accu.
3.4 Installatie van begrenzingskabel.
3.5 Aansluiten van begrenzingskabel.
3.6 Installatie van begeleidingskabel.
3.7 De lus controleren.
3.8 Ingebruikname en kalibratie
3.9 Test het dokken in het laadstation
Het laadstation, de grensdraad en de geleidingsdraad
moeten zijn aangesloten om een volledige startprocedure
voor de robotmaaier te kunnen uitvoeren.
3.1 Voorbereidingen
1.Als het gras binnen het geplande werkgebied
langer is dan 10 cm; moet u het met een normale
grasmaaier maaien. Verzamel vervolgens het gras.
2.Lees alle stappen voor de installatie zorgvuldig
door.
3.Controleer of alle onderdelen voor de installatie
aanwezig zijn:
De getallen tussen haakjes verwijzen naar de
gedetailleerde afbeeldingen 2.1 Onderdelen?.
• Robotmaaier
• Laadstation (6)
• Luskabel voor begrenzingslus en
begeleidingskabel (16)
• Transformator (20)
Nederlands - 17
3. INSTALLATIE
• Laagspanningskabel (17)
• Krammen (21)
• Connector voor de aansluiting van de luskabel
aan het laadstation(18)
• Schroeven voor het laadstation (19)
• Maatstok (22)
• Verbindingen voor luskabel (23)
Voor de installatie heeft u ook nodig:
• Hamer/kunststof moker om de haken
gemakkelijker in de grond te krijgen.
• Combinatietang voor het knippen van de
begrenzingsdraad en het samenknijpen van
de connectoren.
• Waterpomptang (voor het samenknijpen van
de koppelingen).
• Kantensteker/rechte spade als de grensdraad
moet worden ingegraven.
3.2 Installatie van laadstation
Beste locatie voor het laadstation
Houd rekening met de volgende aspecten bij het
kiezen van de beste locatie voor het laadstation:
• Zorg voor 3 meter vrije ruimte vóór het
laadstation.
• Het moet mogelijk zijn om vanaf het laadstation
een grensdraad van minimaal 1,5 meter in een
rechte lijn naar rechts en links te leggen.
• Dicht bij een wandstopcontact. De bijgeleverde
laagspanningskabel is 10 meter lang. Er is een
laagspanningskabel van 20 meter beschikbaar
als accessoire. Neem voor meer informatie
contact op met GARDENA Central Service.
• Een vlakke ondergrond om het laadstation op
te plaatsen.
• Bescherming tegen waternevel van bijvoorbeeld
een besproeiingsinstallatie
• Bescherming tegen direct zonlicht
• Locatie in het lagere deel van een werkgebied
met een aanzienlijke helling
Voorbeelden van de beste installatielocatie voor het
laadstation vindt u in 7. Tuinvoorbeelden.
18 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Het laadstation moet worden geplaatst met veel vrije
ruimte aan de voorzijde (ten minste 3 meter). Het kan
ook het best centraal in het werkgebied worden
geplaatst, zodat de robotmaaier gemakkelijker alle
hoeken van het werkgebied kan bereiken.
Plaats het laadstation niet in krappe ruimtes in het
werkgebied. Rechts en links van het laadstation moet
een recht stuk grensdraad van minimaal 1,5 meter
lang liggen. De draad moet in een rechte lijn worden
gelegd vanaf de achterzijde van het laadstation. Elke
andere locatie kan betekenen dat de gazonmaaier
het laadstation zijdelings moet binnengaan, waardoor
het dokken problemen kan geven.
Plaats het laadstation niet in een hoek in het
werkgebied. Rechts en links van het laadstation moet
een recht stuk grensdraad van minimaal 1,5 meter
lang liggen.
Het laadstation moet op relatief horizontale grond
worden geplaatst. De voorkant van het laadstation
mag maximaal 3 cm hoger liggen dan de achterkant.
De voorkant van het laadstation mag nooit lager
liggen dan de achterkant.
Het laadstation mag niet zo worden geplaatst dat de
plaat doorbuigt.
3020-043
3
Nederlands - 19
3. INSTALLATIE
Wanneer de installatie wordt uitgevoerd in een
werkgebied met een steile helling (zoals rond een
huis op een heuvel) moet het laadstation onder aan
de helling in het werkgebied worden geplaatst. Dit
maakt het eenvoudiger voor de robotmaaier om de
begeleidingskabel naar het laadstation te volgen.
Plaats het laadstation niet op een eiland omdat het
hierdoor lastiger is om de geleidingsdraad optimaal te
leggen. Als het laadstation op een eiland moet
worden geïnstalleerd, moet de geleidingsdraad ook
op het eiland worden aangesloten. Zie de afbeelding
hiernaast. Meer informatie over eilanden is te vinden
in hoofdstuk 3.4 Installatie van begrenzingskabel.
Aansluiten van transformator
Houd bij het bepalen van de locatie voor de
transformator rekening met de volgende punten:
• Dicht bij het laadstation
• Bescherming tegen regen
• Bescherming tegen direct zonlicht
Wanneer de transformator op een stopcontact buiten
wordt aangesloten, moet dit stopcontact zijn
goedgekeurd voor gebruik buitenshuis.
De laagspanningskabel naar de transformator is 10
meter lang en mag niet worden ingekort of verlengd.
Het is niet toegestaan om de voeding rechtstreeks op
het laadstation aan te sluiten. Gebruik altijd de
laagspanningskabel.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De laagspanningskabel mag niet worden
ingekort of verlengd.
20 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Het is mogelijk dat u de laagspanningskabel het
werkgebied laat kruisen. De laagspanningskabel
moet met haken in de grond worden gezet of worden
ingegraven en de maaihoogte moet zodanig worden
ingesteld dat de bladen op de bladschijf nooit in
contact kunnen komen met de laagspanningskabel.
Zorg dat de laagspanningskabel over de grond met
krammen wordt vastgezet. De kabel moet overal vlak
tegen de grond liggen, zodat hij niet wordt
doorgesneden voordat de graswortels er overheen
zijn gegroeid.
De laagspanningskabel mag nooit in een rol worden
gelegd of onder de basisplaat van het laadstation
omdat dit interferentie kan veroorzaken met de
signalen van het laadstation.
De transformator moet zo worden geplaatst dat er
voldoende luchtverversing is en geen direct zonlicht.
De transformator moet onder een afdak worden
geplaatst.
Wij raden aan een aardlekschakelaar te gebruiken
wanneer u de transformator op het stopcontact
aansluit.
Als de transformator niet direct op een
wandcontactdoos kan worden aangesloten, mag
deze in geen geval op een hoogte worden
gemonteerd waar het gevaar bestaat dat de
transformator onder water komt te staan (ten minste
30 cm van de grond). Het is niet toegestaan om de
transformator op de grond te plaatsen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Plaats de laagspanningskabel zodanig dat de
bladen op de bladschijf hiermee nooit in
contact kunnen komen.
min 30cm/12”
min 30cm/12”
BELANGRIJKE INFORMATIE
Haal de stekker uit het laadstation wanneer u
bijvoorbeeld de luskabel wilt schoonmaken
of herstellen.
Nederlands - 21
3. INSTALLATIE
Installatie en aansluiten van laadstation
1.Plaats het laadstation op een geschikte plaats.
2.Sluit de laagspanningskabel aan op het
laadstation.
3.Sluit de voedingskabel van de transformator aan
op een wandstopcontact van 100-240V.
Wanneer de transformator wordt aangesloten
buiten op een stopcontact, moet dit stopcontact
zijn goedgekeurd voor gebruik buitenshuis.
4.Bevestig het laadstation aan de grond met
behulp van de bijgeleverde schroeven. Draai de
schroeven zodanig aan dat ze helemaal
verzonken zijn.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Het is niet toegestaan nieuwe gaten in de
plaat te maken. Alleen de bestaande gaten
mogen worden gebruikt om de plaat op de
grond te bevestigen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Trap of loop nooit op de plaat van het
laadstation.
3.3 Opladen van accu
De robotmaaier kan worden geladen zodra het
laadstation wordt aangesloten. Zet de
hoofdschakelaar in de stand 1.
Plaats de robotmaaier in het laadstation zodat de accu
wordt geladen terwijl u de grens- en
geleidingsdraad legt.
Als de accu leeg is, duurt het ongeveer 80 tot 100
minuten om hem volledig te laden.
BELANGRIJKE INFORMATIE
U kunt de robotmaaier niet gebruiken voordat
de installatie helemaal gereed is.
22 - Nederlands
3. INSTALLATIE
3.4 Installatie van begrenzingskabel
De begrenzingskabel kan op een van de volgende manieren worden geïnstalleerd:
1.De kabel met krammen op de grond te bevestigen.
U kunt de grensdraad het best met de haakjes vastzetten als u tijdens de eerste paar weken van het
gebruik de ligging wilt kunnen bijstellen. Na enkele weken zal het gras over de draad heen zijn
gegroeid, waardoor deze niet langer zichtbaar is. Gebruik een hamer/kunststof moker en de
bijgeleverde haken om de installatie uit te voeren.
2.De kabel ingraven.
Als u het gazon wilt verticuteren of beluchten kunt u de grensdraad het best ingraven. Indien nodig
kunt u beide manieren combineren, zodat een deel van de begrenzingslus wordt vastgekramd en de
rest wordt ingegraven. De kabel kan worden ingegraven met behulp van bijvoorbeeld een
kantensteker of een rechte spade. Zorg dat u de grensdraad minimaal 1 cm en maximaal 20 cm
onder de grond legt.
Beste plaats voor de begrenzingskabel
De grensdraad moet zodanig worden gelegd dat:
• deze een lus rond het werkgebied voor de robotmaaier vormt. Gebruik hiervoor uitsluitend
grensdraad van Husqvarna. Dit is bestand tegen het vocht in de grond dat de draden anders
makkelijk zou kunnen beschadigen.
• de robotmaaier mag op geen enkel punt binnen het volledige werkgebied meer dan 15 meter
verwijderd zijn van de kabel.
• de begrenzingskabel mag in totaal niet langer zijn dan 400 m.
• er 20 cm extra draad beschikbaar is om de geleidingsdraad later aan te bevestigen. Zie 3.6 Installatie van begeleidingskabel.
De afstand van de grensdraad tot obstakels varieert; deze is afhankelijk van wat er pal naast het
werkgebied ligt. Onderstaande afbeelding laat zien hoe de grensdraad rond het werkgebied en rond
obstakels moet worden gelegd. Gebruik de bijgeleverde meetlat om de juiste afstand te bepalen (zie 2.1 Onderdelen?).
Nederlands - 23
3. INSTALLATIE
Afbakeningen van het werkgebied
Als een hoog obstakel, bijv. een wand of een muur,
aan het werkgebied grenst, moet u de
begrenzingskabel 30 cm van het obstakel leggen.
Dan zal de robotmaaier niet op het obstakel botsen
en zal de slijtage aan de carrosserie afnemen.
Ongeveer 20 cm rond het vaste obstakel zal niet
worden gemaaid.
Als het werkgebied aan een kleine greppel grenst,
bijv. een border, of aan een kleine verhoging zoals
bijv. een lage steen (3 tot 5 cm), moet u de
begrenzingskabel 20 cm binnen in het werkgebied
leggen. Dit voorkomt dat de wielen in de greppel of op
de stenen rijden.
Ongeveer 12 cm gras langs de greppel/stenen
afbakening zal niet worden gemaaid.
Indien het werkgebied aan een pad of iets dergelijks
grenst dat op hetzelfde niveau ligt als het gazon, is
het mogelijk om de robotmaaier een stukje op het pad
te laten rijden. U moet de begrenzingskabel dan 5 cm
van de rand van het pad leggen.
Al het gras langs het tegelpad zal worden gemaaid.
Als het werkgebied in tweeën wordt gedeeld door een
vlak tegelpad, dat gelijk met het gazon ligt, is het
mogelijk om de robotmaaier over het pad te laten
rijden. De begrenzingskabel kan prima onder de
tegels worden gelegd. Zorg ervoor dat de tegels op
gelijke hoogte zijn met het gazon om overmatige
slijtage op de robotmaaier te voorkomen.
N.B.! De robotmaaier mag nooit over gravel, mulch of
soortgelijk materiaal rijden, omdat de bladen hierdoor
kunnen worden beschadigd.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Min.
15cm
Als het werkgebied aan een waterpartij,
helling, afgrond of openbare weg grenst,
moet behalve de grensdraad ook een hek of
iets dergelijks worden geplaatst. De hoogte
moet in dat geval minimaal 15 cm zijn. Dit
zorgt ervoor dat de robotmaaier nooit buiten
het werkgebied terecht kan komen.
24 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Afbakeningen in het werkgebied
Gebruik de begrenzingskabel om de gebieden in het
werkgebied af te bakenen door eilanden te creëren rond
niet stootvaste hindernissen, bijvoorbeeld borders,
struiken en fonteinen.
Obstakels die tegen een stootje kunnen, bijv. bomen
en struiken hoger dan 15 cm, hoeven niet afgegrensd
te worden met de begrenzingskabel. De robotmaaier
draait wanneer hij tegen een dergelijk obstakel stoot.
Om te zorgen voor een veilige en stille werking is het
raadzaam om alle vaste objecten in en rond het
werkgebied to isoleren.
Zorg ervoor dat het gazon vlak is en verwijder
gaten/kuilen in het werkgebied, om plassen bij hevige
regen te voorkomen.
Leg de kabel naar het gebied, trek hem rond het gebied
dat moet worden afgebakend en vervolgens weer terug
in het zelfde spoor. Indien u krammen gebruikt, moet u
de kabel op de terugweg onder dezelfde kram leggen.
Wanneer de begrenzingskabels naar en van het eiland
dicht bij elkaar liggen, kan de robotmaaier over de kabel
rijden.
De grensdraad mag niet worden gekruist op het traject
van en naar een eiland.
Obstakels die een lichte helling vertonen, bijvoorbeeld
stenen of grote bomen met bovengrondse wortels,
moeten worden geïsoleerd met een eiland of worden
verwijderd. De robotmaaier kan anders op zulke
obstakels glijden, met als gevolg dat de messen
beschadigd raken en/of de robotmaaier zich vastrijdt.
Nederlands - 25
3. INSTALLATIE
Bijgebieden
Als het werkgebied uit twee zones bestaat, waarbij het
voor de robotmaaier lastig is om van de ene naar de
andere zone te gaan, kunt u beter een tweede
werkgebied creëren. Voorbeelden hiervan zijn
hellingen van 25% of een doorgang die smaller is dan
60 cm (90 cm voor de R38Li, R40Li, R45Li, R50Li).
Leg de begrenzingskabel dan rond het bijgebied zodat
dit een eiland vormt buiten het hoofdgebied.
De robotmaaier moet handmatig van het eerste
werkgebied naar het tweede werkgebied worden
verplaatst wanneer het tweede werkgebied moet worden
gemaaid. Hiervoor moet de MAN-bedieningsmodus
worden gebruikt, omdat de robotmaaier het traject tussen
het tweede gebied en het laadstation niet zelfstandig kan
afleggen. Zie 5.1 Selectie bedieningsmodus. In deze
modus zal de robotmaaier nooit op zoek gaan naar het
laadstation maar doorgaan met maaien totdat de accu
leeg is. Wanneer de accu leeg is, stopt de robotmaaier
en verschijnt de melding Moet handmatig laden op het
display. Plaats de robotmaaier in het laadstation om de
accu te laden. Als het eerste werkgebied na het laden
moet worden gemaaid, kunt u de bedieningsmodus op
Auto zetten voordat u de robotmaaier in het laadstation
plaatst.
Bijgebied
Hoofbijgebied
26 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Doorgangen tijdens het maaien
Vermijd lang en smalle doorgangen en zones smaller
dan 1,5-2 meter. Er bestaat een kans dan de
robotmaaier tijdens het maaien langere tijd blijft
hangen in een dergelijke doorgang of zone. Het gazon
zal er dan geplet uitzien.
Hellingen
De begrenzingskabel kan dwars over een helling
worden gelegd die minder dan 15 % helt.
De begrenzingskabel moet niet dwars over een
helling worden gelegd die steiler is dan 15 %. Het
risico bestaat dat de robotmaaier daar problemen
krijgt met omdraaien. Dan stopt de maaier en geeft
de foutmelding Buiten het werkgebied. Het risico is
het grootst bij vochtig weer omdat de wielen dan in
het natte gras kunnen slippen.
Als er daarentegen een hindernis is, waar de
robotmaaier tegenaan mag botsen, bijvoorbeeld een
hek of een dichte haag, kan de begrenzingskabel
dwars over een helling worden gelegd die steiler is
dan 15 %.
In het werkgebied kan de
robotmaaier velden maaien met
een hellingsgraad tot 25 cm per
strekkende meter (25 %). Velden
die meer hellen, moeten worden
afgebakend met de
begrenzingskabel.
Indien een deel van het
werkgebied meer dan 15 cm per
strekkende meter (15 %) neigt,
moet de begrenzingskabel circa
20 cm voor de grond begint te
hellen op de vlakke grond
worden gelegd.
Nederlands - 27
Loading...
+ 61 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.