Fronius CWF 25i Operating Instruction [NL]

Operating Instructions
CWF 25i
Bedieningshandleiding
NL
42,0426,0392,NL 002-27092022
Inhoudsopgave
Veiligheidsvoorschriften 5
Algemeen 18
Bedieningselementen, aansluitingen en mechanische componenten 20
Veiligheid 20 Voorkant, achterkant 20 Linkerkant, onderkant 22
Voor installatie en ingebruikneming 24
Veiligheid 24 Beoogd gebruik 24 Vereisten voor de installatielocatie 24
Draadtoevoer op draaitap-ontvanger zetten 25
Veiligheid 25 Draadtoevoer op draaitap-ontvanger zetten 25
Draadtoevoer met stroombron verbinden 26
Veiligheid 26 Algemeen 26 Draadtoevoer met stroombron verbinden 26
Draadstimuleringsleiding/lasbrander aansluiten 29
Veiligheid 29 Draadstimuleringsleiding aansluiten 29 Lastoorts aansluiten 29
Aandrijfrollen inzetten/verwisselen 31
Veiligheid 31 Algemeen 31 Aandrijfrollen inzetten / verwisselen 31
Draadspoel inzetten, korfspoel inzetten 33
Veiligheid 33 Draadspoel plaatsen 33 Korfspoel plaatsen 34
NL
3
Lasdraad invoeren 36
Lasdraad invoeren 36 Contactdruk instellen 37
Rem instellen 38
Algemeen 38 Rem instellen 38 Opbouw van de rem 39
Inbedrijfstelling 40
Veiligheid 40 Voorwaarden 40 Inbedrijfstelling 40
Storingsdiagnose en storingen opheffen 41
Veiligheid 41 Storingsdiagnose en storingen opheffen 41
Verzorging, onderhoud en recycling 44
Algemeen 44 Veiligheid 44 Bij elke inbedrijfstelling 44 Elke 6 maanden 45 Recycling 45
Technische gegevens 46
CWF 25i 46 Watergekoeld verbindingsslangenpakket - HP 70i CWF CON /W 47 Recycling 47
4
Veiligheidsvoorschriften
NL
Verklaring veilig­heidsaanwijzin­gen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwon-
dingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadi­ging van de apparatuur.
Algemeen Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële vei-
ligheidseisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel gevaar op voor:
het leven van de gebruiker of dat van derden
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het apparaat te maken hebben, moeten:
beschikken over de juiste kwalificaties
-
kennis van lassen hebben en
-
deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
-
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepe­lende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
in leesbare toestand houden
-
niet beschadigen
-
niet verwijderen
-
niet afdekken, afplakken of overschilderen.
-
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het apparaat. Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
5
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Gebruik over­eenkomstig de bedoeling
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamhe­den bestemd. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoe­ling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
-
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot vei-
-
ligheid en gevaren het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
-
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
het ontdooien van leidingen
-
het laden van batterijen of accu's
-
het starten van motoren
-
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste re­sultaten.
Omgevingsvoor­waarden
Verplichtingen van de gebruiker
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
-
tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
-
Relatieve luchtvochtigheid:
tot 50% bij 40 °C (104 °F)
-
tot 90% bij 20 °C (68 °F)
-
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz. Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid
-
en ongevallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handteke­ning hebben bevestigd voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
-
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veiligheidsbewust werkt.
6
Verplichtingen van het perso­neel
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aan­vang van de werkzaamheden:
de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie
-
na te leven deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", te lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij deze hebben begrepen en zullen naleven.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Netaansluiting Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de ener-
giekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
aansluitbeperkingen
-
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
NL
Bescherming van uzelf en derden
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals bijvoorbeeld:
vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
-
voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
-
schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker
-
levensgevaarlijk zijn gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
-
verhoogde geluidsbelasting
-
schadelijke lasrook en -gassen
-
Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding dragen. De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen hebben:
moeilijk ontvlambaar
-
isolerend en droog
-
het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
-
veiligheidshelm
-
broek zonder omslag
-
7
Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de
-
juiste filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken. Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
-
Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden
-
isoleren. Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch iso-
-
lerend, hittebestendig). Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting
-
en ter voorkoming van gehoorschade.
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het lassen van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de om­geving, dan:
wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van
-
de boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van schokken door net- of lasstroom, enz.) stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
-
installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
-
Informatie over de geluidsemis­sie
Gevaar door schadelijke gas­sen en dampen
Het apparaat produceert in onbelaste toestand en in de afkoelfase na het uitvoe­ren van werkzaamheden een maximaal geluidsniveau van <80 dB(A) (ref. 1pW) overeenkomstig het maximaal toelaatbare arbeidspunt bij normbelasting volgens EN 60974-1.
Voor het lassen (en snijden) zelf kan een werkplekspecifieke emissiewaarde niet worden gegeven, aangezien deze afhangt van de lasmethode (of snijmethode) en de omgeving. De emissiewaarde is afhankelijk van uiteenlopende parameters, zo­als de toegepaste lasmethode (MIG/MAG-, TIG-lassen), de gekozen stroomsoort (gelijkstroom, wisselstroom), het vermogen, het type werkstuk, de resonantie-ei­genschappen van het werkstuk, de omgeving van de werkplek enz.
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen. Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassen
niet inademen
-
via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.
-
Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de geme­ten emissies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
8
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende com­ponenten verantwoordelijk:
de metalen die voor het werkstuk worden gebruikt
-
de gebruikte elektroden
-
de toegepaste coatings
-
de gebruikte reinigingsmiddelen, ontvettingsmiddelen e.d.
-
gebruikte lasproces
-
De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de Euro­pean Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https:// european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
NL
Gevaar door von­ken
Gevaren door net- en las­stroom
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwijderd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omgeving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brand­gevaar ontstaat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internatio­nale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een ex­plosie veroorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrol­len en alle metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, span­ningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De ondergrond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of mas­sapotentiaal volledig afdekken.
9
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen. Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren. Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte­as draaien en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
-
nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.
-
Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullastspanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroomnetwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecon­tact nodig.
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zon­der randaardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalin­gen voor veilige scheiding worden nageleefd. Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitscha­kelen en de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorko­men dat de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer wordt ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:
alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
-
controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn.
-
Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uit­schakelen.
Zwerfstromen Als onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk
zwerfstromen. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
brand
-
oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
-
beschadiging van randaardeleidingen
-
beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties
-
10
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
Het apparaat zodanig plaatsen dat het voldoende is geïsoleerd voor een elek­trisch geleidende omgeving, zoals voor een geleidende bodem of geleidende on­derstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elek­trodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
NL
EMV-apparaat­classificaties
EMV-maatrege­len
Apparaten van emissieklasse A:
zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
-
kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door stra-
-
ling veroorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt
-
ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaar­den, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatie­locatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers). In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de sto­ring op te heffen.
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het apparaat in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften. Voorbeelden van storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed kunnen worden:
Veiligheidsvoorzieningen
-
Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
-
Data- en telecommunicatie-installaties
-
Meet- en kalibratie-installaties
-
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
Netvoeding
1. Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet,
-
elektromagnetische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik bijvoorbeeld een geschikt netfilter).
Laskabels
2. Houd ze zo kort mogelijk.
-
Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
-
Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
-
Potentiaalvereffening
3.
Aarding van het werkstuk
4. Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbin-
-
ding tot stand.
Afscherming, indien noodzakelijk
5. Scherm andere installaties in de omgeving af.
-
Scherm de complete lasinstallatie af.
-
11
EMF-maatrege­len
Elektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid veroorzaken:
Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden,
-
bijvoorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen. Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren voordat
-
zij zich in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces bege­ven. De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om
-
veiligheidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden. Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het
-
lichaam of lichaamsdelen wikkelen.
Bijzondere geva­ren
Handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt houden van be­wegende onderdelen zoals:
ventilatoren
-
tandwielen
-
rollen
-
aandrijfassen
-
draadspoelen en lasdraden
-
Uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaien­de machineonderdelen steken.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd geduren­de het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruik:
Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn ge-
-
monteerd. Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
-
Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op (verwondingen aan handen, gezicht, ogen enz.).
Daarom altijd de lastoorts weghouden van het lichaam (apparaten met draadaan­voerunit) en een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
Het werkstuk tijdens en na het lassen niet aanraken i.v.m. verbrandingsgevaar.
12
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Daarom ook bij het nabewerken van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting dragen en ervoor zorgen dat andere personen voldoende zijn beschermd.
Lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstempera­tuur laten afkoelen voordat u ermee gaat werken.
In ruimtes met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voor­schriften.
- geldende nationale en internationale bepalingen in acht nemen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch ri­sico (bijvoorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De stroombron zelf mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Het koelapparaat uitschakelen voordat u de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad voor het koelmiddel in acht nemen. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvra­gen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopna­memiddelen van de fabrikant.
Bevestig kettingen of kabels aan alle hiervoor bestemde ophangpunten op
-
het geschikte lastopnamemiddel. De kettingen of kabels moeten een zo klein mogelijke afwijking van hun lood-
-
rechte stand hebben. Verwijder gasflessen en draadtoevoer (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
-
Bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte, isolerende draadaanvoerophanging gebruiken (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is niet geschikt voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerktuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen enz.) die voor het transport van het apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd (bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantas­ting door omgevingsinvloeden). Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de gelden­de nationale normen en richtlijnen.
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Het is daarom ver­standig om vóór het monteren de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de beschermgasaansluiting met geschikte Teflon-tape te omwikkelen.
NL
Eisen aan het be­schermgas
Gevaar door be­schermgasfles-
sen
Vooral bij ringleidingen kan verontreinigd beschermgas leiden tot schade aan de apparatuur en tot een vermindering van de laskwaliteit. Het beschermgas moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:
Deeltjesgrootte van vaste stoffen < 40 µm
-
Druk-dauwpunt < -20 °C
-
Max. oliegehalte < 25 mg/m³
-
Gebruik indien nodig filters!
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen ex­ploderen. Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voorzichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mecha­nisch geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasapparaat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles on­der druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaamheden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars,
13
slangen, fittingen, enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van de uitlaat.
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de ac­cessoires, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
Gevaar op uit­stromend be­schermgas
Veiligheidsmaat­regelen op de opstelplaats en bij transport
Verstikkingsgevaar door ongecontroleerd uitstromen van beschermgas
Dit kleur- en geurloze beschermgas kan bij uitstromen in de omgevingslucht het aanwezige zuurstof verdringen.
Zorg voor voldoende aanvoer van frisse lucht - ventilatievolume van minimaal
-
20 m³/uur Volg de veiligheids- en onderhoudsinstructies van de beschermgasfles of
-
hoofdgaskraan op Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles of de
-
hoofdgaskraan. De beschermgasfles of hoofdgaskraan moet voor ieder gebruik gecontro-
-
leerd worden op eventueel ongecontroleerd uitstromend gas.
Een omvallend apparaat kan resulteren in levensgevaar! Plaats het apparaat sta­biel op een vlakke, vaste ondergrond.
Een hellingshoek van maximaal 10° is toelaatbaar.
-
In brand- en explosiegevaarlijke ruimten gelden bijzondere voorschriften.
Houd u aan de betreffende nationale en internationale bepalingen.
-
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aange­duide beschermingsklasse.
14
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rond­om aanhouden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende nationale en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richtlijnen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en trans­port.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit voordat u ze optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. De­monteer vóór transport bovendien de volgende onderdelen:
Draadtoevoer
-
Draadspoel
-
Beschermgasfles
-
Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondi­ge visuele controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig onderhoudspersoneel repareren.
Veiligheidsmaat­regelen bij nor­maal gebruik
U mag uitsluitend met het apparaat werken als alle veiligheidsvoorzieningen vol­ledig operationeel zijn. Zijn de veiligheidsvoorzieningen niet volledig operationeel, dan levert dit gevaar op voor:
het leven van de gebruiker of dat van derden;
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het apparaat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade ver­toont en of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevo­ren bij kraantransport.
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brand­baarheid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstof­fen enz.) is alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.
NL
Inbedrijfname, onderhoud en reparatie
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmidde­len.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ont­staat hierdoor schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, originele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekings­bronnen.
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschriften. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de service­dienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het apparaat in afgekoelde toestand.
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze vol­doende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genor-
-
meerde onderdelen). Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het appa-
-
raat aan. Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervan-
-
gen. Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer vol-
-
gens de onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.
15
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de be­huizingonderdelen weer. Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangege­ven aanhaalmoment.
Veiligheidscon­trole
Verwijdering Oude elektrische en elektronische apparaten moeten volgens de Europese richt-
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheids­controle aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren, eveneens om de 12 maanden.
Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevo­len:
na het aanbrengen van wijzigingen
-
na installatie of ombouw
-
na het uitvoeren van reparaties en onderhoud
-
na elke periode van maximaal twaalf maanden.
-
Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle nood­zakelijke documentatie.
lijnen en het nationale recht gescheiden worden ingezameld en milieuvriendelijk worden gerecycled. Gebruikte apparaten moeten bij de handelaar worden afge­geven of bij een lokaal, geautoriseerd verzamelings- en verwerkingssysteem wor­den ingeleverd. Een correcte verwerking van het oude apparaat vereist dat mate­riële hulpbronnen duurzaam worden gerecycled. Gebeurt dit niet, dan hebben de gezondheid en het milieu hier mogelijk onder te lijden.
Veiligheidssym­bolen
Gegevensbe­scherming
Verpakkingsmaterialen
Gescheiden inzameling. Controleer de voorschriften van uw gemeente. Verklein het volume van de doos.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspanningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden ge­steld (zoals de relevante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online be­schikbaar op: http://www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool voldoen aan de eisen van de relevante Canadese en Amerikaanse normen.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwij­ken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlij­ke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
16
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
NL
17
Algemeen
40,0006,3035
Caution: Parts may be at welding voltage Attention: Les pièces peuvent être à la tension de soudage
0.1-25 m/min
40-984 ipm
360A/100% 450A/60% 500A/40%I2
1.2 A
I11
U11
60 V
U12 I12 0.5 A24 V
IEC 60 974-5/-10 Cl.A IP 23
www.fronius.com
Ser.No.:
Part No.:
Apparaatcon­cept
Toepassingsge­bied
De draadtoevoer CWF 25i is bedoeld voor de inzet van draadspoelen met een diameter van max. 300 mm (11,81 inch). De seriematige 4-rollenaandrij­ving biedt goede eigenschappen voor draadstimulans. De draadtoevoer is ook geschikt voor lange slangenpak­ketten. Dankzij de compacte constructie is de draadtoevoer veelzijdig inzetbaar.
De draadtoevoer CWF 25i kan voor alle TIG-laswerkzaamheden in combinatie met de stroombronnen iWave- 300i - 500i worden gebruikt. De draadtoevoer is geschikt voor alle in de handel verkrijgbare beschermgassen.
Waarschuwingen op het acculaad­apparaat
De draadtoevoer is voorzien van veiligheidssymbolen en een kenplaatje. De veilig­heidssymbolen en het kenplaatje mogen niet worden verwijderd of overgeschil­derd. De veiligheidssymbolen waarschuwen tegen verkeerde bediening die kan re­sulteren in ernstig lichamelijk letsel en ernstige schade aan eigendommen.
18
De beschreven functies pas gebruiken nadat de volgende documenten volledig zijn gelezen en begrepen:
deze gebruiksaanwijzing
-
alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de
-
veiligheidsvoorschriften
Lassen is gevaarlijk. Voor een goede werking van het apparaat moet aan de vol­gende basisvoorwaarden worden voldaan:
Voldoende kwalificatie voor het lassen
-
Geschikte beschermingsmiddelen
-
Onbevoegde personen uit de buurt van de draadaanvoer en het lasproces
-
houden
NL
Afgedankte apparaten niet met het huisvuil meegeven, maar volgens de geldende veiligheidsvoorschriften afvoeren.
Handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt houden van be­wegende onderdelen zoals:
tandwielen
-
aandrijfrollen
-
draadspoelen en lasdraden
-
Uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaien­de machineonderdelen steken.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd geduren­de het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruik:
Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn ge-
-
monteerd. Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
-
19
Bedieningselementen, aansluitingen en mechani-
(1)
(2)
(3)
(4) (5)
(6)
(7)
(10)
(8)
(9)
(11)
sche componenten
Veiligheid
Voorkant, ach­terkant
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
(1) Aansluiting koelmiddelretour (rood)
Optie *
(2) Aansluiting koelmiddeltoevoer (blauw)
Optie *
(3) Aansluiting draadtoevoer
FSC-T-aansluiting
(4) Aansluiting TMC
Optie * gestandaardiseerde aansluitbus voor systeemuitbreidingen (bijv. afstands­bediening, JobMaster-brander enz.)
20
(5) Aansluiting lasbrander / gas-/stroombus met bajonetsluiting
Optie *
in combinatie met AC/DC-stroombron iWave 300i-500i voor het aanslui­ten van:
een TIG-lasbrander
-
de elektrodekabel bij het elektrodelassen
-
in combinatie met DC-stroombron iWave 300i-500i voor het aansluiten van:
een TIG-lasbrander
-
de elektrode- of aardleiding bij het elektrodelassen (afhankelijk van
-
elektrodentype)
(6) Aansluiting SpeedNet
voor de aansluiting van de SpeedNet-kabel uit het verbindingsslangenpak­ket
(7) Positie voor opties
bijvoorbeeld draadeinde-sensor
(8) Gas-/stroombus met bajonetsluiting
voor de aansluiting van de gas-/stroomkabel uit het verbindingsslangen­pakket
NL
(9) Aansluiting beschermgas
voor de aansluiting van de beschermgasslang uit het verbindingsslangen­pakket
(10) Aansluiting koelmiddelretour (rood)
Optie * voor de aansluiting van de koelmiddelretourslang uit het verbindingsslan­genpakket
(11) Aansluiting koelmiddeltoevoer (blauw)
Optie * voor de aansluiting van de koelmiddeltoevoerslang uit het verbindings­slangenpakket
* De optionele aansluitingen zijn aanwezig als op de draadtoevoer de bran-
deroptie OPT-/i CWF TMC is ingebouwd.
21
Linkerkant, on-
(1)
(2)
(3) (4) (5)
(6)
(7)
(8)
(9)
derkant
CWF 25i – linkerkant
(1) Draadspoelafdekking
(2) Afdekking draadaandrijving
(3) 4-rollen-draadaandrijving
met rode beschermkap
(4) Drukhendel
voor het instellen van de contactdruk
(5) Klemhendel
(6) Toets Gascontrole
voor het instellen van de benodigde hoeveelheid gas voor de drukvermin­deraar
Na het indrukken van de toets Gascontrole stroomt er gedurende 30 se­conden gas naar buiten. Door nogmaals te drukken wordt dit voortijdig beëindigd.
(7) Toets Draadterugloop
Gas- en stroomloos terugtrekken van de lasdraad
Voor het terugtrekken van de lasdraad staan er 2 varianten ter beschik­king:
Variant 1
Lasdraad met de vooraf ingestelde draadterugloop-snelheid terugtrekken: houd de toets Draadterugloop ingedrukt
na het indrukken van de Draadterugloop-toets wordt de lasdraad 1
-
mm (0,039 inch) teruggetrokken na een korte pauze zet de draadtoevoer het terugtrekken van de las-
-
draad voort – als de Draadterugloop-toets ingedrukt blijft, neemt de snelheid elke seconde met 10 m/min (393,70 ipm) toe totdat de voor­af ingestelde draadterugloop-snelheid is bereikt
22
Variant 2
(10)
Lasdraad in stappen van 1 mm (0,039 inch) terugtrekken - toets Draadte­rugloop nooit langer dan 1 seconde indrukken (aantippen)
(8) Toets Draadinvoer
Gas- en stroomloze invoer van de lasdraad in het slangenpakket van de lasbrander
Voor de draadinvoer staan er 2 varianten ter beschikking:
Variant 1
Lasdraad met de vooraf ingestelde draadinvoersnelheid invoeren:
toets Draadinvoer ingedrukt houden
-
na het indrukken van de Draadinvoer-toets wordt de lasdraad 1 mm
-
(0,039 inch) ingevoerd na een korte pauze zet de draadtoevoer het invoeren van de lasdraad
-
voort – als de Draadinvoer-toets ingedrukt blijft, neemt de snelheid elke seconde met 10 m/min (393,70 ipm) toe totdat de vooraf inge­stelde draadinvoer-snelheid is bereikt
Variant 2
Lasdraad in stappen van 1 mm (0,039 inch) invoeren - toets Draadinvoer nooit langer dan 1 seconde indrukken (aantippen)
NL
(9) LED Bedrijfsstatus
brandt groen als het apparaat bedrijfsklaar is
(10) Ontvanger voor draaitap
23
Voor installatie en ingebruikneming
Veiligheid
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
▶ ▶
Beoogd gebruik Het apparaat is uitsluitend bestemd voor de draadtoevoer bij het TIG-lassen in
combinatie met systeemcomponenten van Fronius. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als niet-beoogd gebruik. Voor hierdoor ontstane schade is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tot het beoogde gebruik behoort ook:
-
-
-
GEVAAR!
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
het volledig lezen van deze gebruiksaanwijzing; het volgen van alle instructies en veiligheidsvoorschriften in deze gebruiks­aanwijzing; het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
Vereisten voor de installatielo­catie
GEVAAR!
Gevaar door omvallende of naar beneden vallende apparaten.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle systeemcomponenten, consoles en wagentjes moeten stevig op een vlak-
ke en stevige ondergrond worden geplaatst. Bij gebruik van een draaitap-ontvanger steeds het vastzitten van de draad-
aanvoer controleren.
De draadaanvoer is volgens beschermingsklasse IP23 getest. Dat betekent:
Bescherming tegen het binnendringen van vaste vreemde lichamen met een
-
diameter van meer dan 12,5 mm (0,49 inch) bescherming tegen sproeiwater tot een hoek van 60° ten opzichte van de ver-
-
ticale positie
De draadtoevoer kan overeenkomstig beschermingsklasse IP23 buiten worden opgesteld en gebruikt. Directe vochtinwerking (bijvoorbeeld door regen) moet worden vermeden.
24
Draadtoevoer op draaitap-ontvanger zetten
1
NL
Veiligheid
Draadtoevoer op draaitap-ontvan­ger zetten
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
len. Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte
meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
1
25
Draadtoevoer met stroombron verbinden
Veiligheid
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
▶ ▶ ▶
Algemeen De draadtoevoer wordt door middel van een verbindingsleidingpakket met de
stroombron verbonden.
Draadtoevoer met stroombron verbinden
Gevaar door elektrische stroom als gevolg van beschadigde systeemcomponen­ten en onjuiste bediening.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
▶ ▶
GEVAAR!
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake­len. Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
GEVAAR!
Alle kabels, leidingen en slangenpakketten moeten altijd goed vastzitten, en onbeschadigd en correct geïsoleerd zijn. Alleen kabels, leidingen en slangenpakketten met voldoende capaciteit ge­bruiken.
Stuurleiding aansluiten
1
26
2
NL
3
4
27
Verbindingsslangenpakket aansluiten
1
2
3
*
(alleen als de branderoptie OPT/i CWF TMC beschikbaar is)
1
* Externe gastoevoer (optie)
2
VOORZICHTIG!
Risico door beschadiging van verbindingen.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
Voor verbindingsslangenpakketten met een lengte van 1,2 m (3 ft. 11,24 inch)
is geen trekontlasting voorzien. Om een beschadiging te voorkomen moet u er bij de montage voor zorgen
dat de kabels een slang naar binnen (voor de draadtoevoer) vormen.
28
Draadstimuleringsleiding/lasbrander aansluiten
NL
Veiligheid
Draadstimule­ringsleiding aan­sluiten
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
len. Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte
meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
1
Lastoorts aan­sluiten
Als op de draadtoevoer de optie OPT/i CWF TMC beschikbaar is, kan de lasbran­der direct op de draadtoevoer worden aangesloten. Als deze optie niet beschikbaar is, moet de lasbrander op de stroombron worden aangesloten.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom als gevolg van beschadigde systeemcomponen­ten en onjuiste bediening.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle kabels, leidingen en slangenpakketten moeten altijd goed vastzitten, en
onbeschadigd en correct geïsoleerd zijn. Alleen kabels, leidingen en slangenpakketten met voldoende capaciteit ge-
bruiken.
29
OPMERKING!
3
2
4
5
6
Een beschadigde O-ring op de lasbrander kan tot een verontreiniging van het beschermgas en daardoor tot een foutieve lasnaad leiden.
Controleer vóór iedere inbedrijfname of de O-ring op de lasbrander onbe-
schadigd is.
Lastoorts volgens de gebruiksaanwijzing van de lastoorts uitrusten
1
2
30
Aandrijfrollen inzetten/verwisselen
NL
Veiligheid
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
▶ ▶ ▶
Algemeen De aandrijfrollen zijn bij de eerste levering niet in het apparaat ingezet.
Om te zorgen voor een optimale ontsluiting van de lasdraad moeten de aan­drijfrollen op de thermisch te lassen draaddiameter en de draadlegering zijn aan­gepast.
Verkeerd aangebrachte aandrijfrollen kunnen slechte laseigenschappen veroor­zaken.
GEVAAR!
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake­len. Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
OPMERKING!
Alleen aandrijfrollen gebruiken die geschikt zijn voor de lasdraad.
Aandrijfrollen inzetten / ver­wisselen
Een overzicht van de beschikbare aandrijfrollen en hun inzetmogelijkheden vindt u in de lijst van reserveonderdelen.
VOORZICHTIG!
Gevaar door opspringende aandrijfrolhouders.
Dit kan verwondingen en lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
Bij het ontgrendelen van de hendel de vingers buiten het bereik links en
rechts van de hendel houden.
31
2
1
4
4
5
6
3
1
6
3
31 2
4 5
7
3
8
6
7
9
3
1
2
2
5
4
4
4
5
5
6
1
2
3
2
VOORZICHTIG!
Gevaar door blootliggende aandrijfrollen.
Dit kan verwondingen en lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
Na het inzetten / vervangen van een aanvoerrol altijd de beschermkap van de
4-rollenaandrijving monteren.
3
4
32
Draadspoel inzetten, korfspoel inzetten
NL
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Zwaar letsel of overlijden kan het gevolg zijn.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
len.
VOORZICHTIG!
Gevaar door veerwerking van de opgerolde lasdraad.
Dit kan verwondingen en lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
Veiligheidsbril dragen
Houd bij het inzetten van de draadspoel/korfspoel het uiteinde van de las-
draad veilig vast om verwondingen door terugspringende lasdraad te vermij­den.
VOORZICHTIG!
Gevaar door vallende draadspoel / korfspoel.
Dit kan letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Controleer of de draadspoel / korfspoel inclusief korfspoeladapter altijd ste-
vig op de draadspoelopname geplaatst is. Bevestig de draadspoel/korfspoel en korfspoeladapter altijd met de meege-
leverde zekeringselementen.
Draadspoel plaatsen
1
GEVAAR!
Gevaar door vallende draadspoel als gevolg van verkeerd om bevestigde borg­ring.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Plaats de borgring altijd zoals hieronder weergegeven.
33
Korfspoel plaat-
3
4
sen
GEVAAR!
Gevaar door vallende korfspoel als gevolg van ontbrekende korfspoeladapter.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Bij het werken met korfspoelen alleen de bij het apparaat geleverde korf-
spoeladapter gebruiken!
GEVAAR!
Gevaar door vallende korfspoel.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Korfspoel zodanig op de meegeleverde korfspoeladapter bevestigen dat de
verbindingsstukken van de korfspoel zich binnen de nokvormige groef van de korfspoeladapter bevinden.
1 2
34
GEVAAR!
Bij verkeerd om bevestigde borgring: gevaar door vallende korfspoel.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Plaats de borgring altijd zoals hieronder weergegeven.
NL
35
Lasdraad invoeren
Lasdraad invoe­ren
VOORZICHTIG!
Gevaar door scherpkantig uiteinde van de lasdraad.
Dit kan letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Voor het invoeren van de lasdraad het uiteinde afbramen.
VOORZICHTIG!
Gevaar door veerwerking van de opgerolde lasdraad.
Dit kan letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Gebruik een veiligheidsbril.
Houd bij het inschuiven van de lasdraad in de 4-rollenaandrijving het uiteinde
van de lasdraad veilig vast om verwondingen door terugspringende lasdraad te vermijden.
1
36
OPMERKING!
De lengte van de draadstimuleringsleiding mag bij een actieve draadbeweging (functie Active Wire) maximaal 4 m / 13 feet 1,48 inch bedragen.
GEVAAR!
Gevaar door naar buiten komende lasdraad.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Lasbrander zo houden dat de kop van de lasbrander niet naar gezicht en li-
chaam gericht is. Gebruik een veiligheidsbril.
De lasbrander niet op personen richten.
5
1
2
1
Lasdraad invoeren
3
NL
Contactdruk in­stellen
OPMERKING!
Een te hoge contactdruk kan tot schade aan eigendommen en slechte laseigen­schappen leiden.
Contactdruk zodanig instellen dat de lasdraad niet wordt gedeformeerd
maar een goed draadtransport gewaarborgd is.
1
Contactdruk-richtwaarden volgens op­druk op de rode beschermkap
37
Rem instellen
1
4
5
STOP
6
7
3
1
2
2
1
2
4
STOP
OK
3
1
Algemeen
Rem instellen
OPMERKING!
Nalopen van de rem kan schade aan eigendommen veroorzaken.
Na het loslaten van de brandertoets/Draadinvoer-toets mag de draadspoel
niet nalopen. Is dit wel het geval, dan moet u de rem bijstellen.
GEVAAR!
Gevaar door naar buiten komende lasdraad.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Lasbrander zo houden dat de kop van de lasbrander niet naar gezicht en li-
chaam gericht is. Gebruik een veiligheidsbril.
De lasbrander niet op personen richten.
1
2
38
3
Opbouw van de rem
GEVAAR!
Gevaar door incorrecte montage.
Dit kan ernstig letsel en schade aan ei­gendommen veroorzaken.
Rem niet uit elkaar halen.
Onderhouds- en servicewerkzaam-
heden aan de rem alleen laten uit­voeren door geschoold vakperso­neel.
De rem is alleen compleet verkrijgbaar. De afbeelding van de rem dient slechts ter informatie!
NL
39
Inbedrijfstelling
Veiligheid
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
▶ ▶
Voorwaarden Voor een inbedrijfstelling van de draadtoevoer moet aan de volgende voorwaar-
den zijn voldaan:
-
-
-
-
-
-
-
-
-
GEVAAR!
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Draadtoevoer is door middel van een verbindingsslangenpakket met de stroombron verbonden Lasbrander is aan de draadtoevoer aangesloten Aandrijfrollen zijn in draadtoevoer ingezet Draadspoelen/korfspoelen zijn met korfspoeladapter in draadtoevoer ingezet Lasdraad ingevoerd Contactdruk van de aandrijfrollen is ingesteld Rode beschermkap bij de draadaandrijving gemonteerd Rem is ingesteld Alle afdekkingen zijn gesloten, alle zijdelen zijn gemonteerd, alle bescher­mingsinrichtingen zijn intact en op de daarvoor bedoelde plek aangebracht
De lasmethode van de stroombron moet op 'TIG kouddraad' zijn ingesteld.
Inbedrijfstelling De inbedrijfstelling van de draadaanvoer gebeurt bij handmatig gebruik door het
indrukken van de branderknop en bij geautomatiseerd gebruik door een actief lasstart-signaal.
40
Storingsdiagnose en storingen opheffen
NL
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
len. Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte
meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Storingsdiagno­se en storingen opheffen
GEVAAR!
Gevaar door hete systeemcomponenten en/of bedrijfsmiddelen.
Dit kan ernstige brandwonden veroorzaken.
Voordat u werkzaamheden uitvoert, moeten alle hete systeemcomponenten
en/of bedrijfsmiddelen, bijvoorbeeld koelmiddel, watergekoelde systeem­componenten en de aandrijfmotor van de draadtoevoer, tot +25 °C / +77 °F afkoelen. Draag geschikte beschermingsmiddelen, bijvoorbeeld hittebestendige hand-
schoenen en veiligheidsbril, als afkoelen geen optie is.
Noteer het serienummer en de configuratie van het apparaat en neem met een gedetailleerde foutbeschrijving contact op met de servicedienst als
er storingen optreden die hieronder niet zijn vermeld
-
met de voorgestelde remedie de storing niet wordt verholpen
-
41
Stroombron functioneert niet
De netschakelaar is ingeschakeld, maar de weergaven branden niet
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
geen functioneren na indrukken van de brandertoets
Netschakelaar ingeschakeld, schermen lichten op
Oorzaak:
Remedie:
De netvoeding is onderbroken, de netstekker is niet in het stopcon­tact gestoken
Netvoedingskabel controleren, de stekker van het netsnoer in het stopcontact steken
De netstekkerdoos of de netstekker is defect De defecte onderdelen vervangen
Netbeveiliging De netbeveiliging vervangen
Kortsluiting bij 24V-voeding van SpeedNet-aansluiting of externe sen­sor
Aangesloten componenten losnemen
alleen bij lasbranders met externe stuurstekker: De stuurstekker is niet aangesloten
Stuurstekker in contact steken
Oorzaak: Remedie:
Geen lasstroom
Netschakelaar van stroombron ingeschakeld, schermen lichten op
Oorzaak: Remedie:
Oorzaak: Remedie:
geen beschermgas
alle andere functies beschikbaar
Oorzaak: Remedie:
Oorzaak: Remedie:
Oorzaak: Remedie:
Lasbrander of stuurleiding van de lasbrander is defect Lasbrander vervangen
Verkeerde massa-aansluiting Aardeaansluiting op polariteit controleren
Stroomkabel in lasbrander onderbroken Lasbrander vervangen
Gasfles leeg Gasfles vervangen
Gasdrukverminderaar defect Gasdrukverminderaar vervangen
Gasleiding niet gemonteerd of beschadigd Gasleiding monteren of vervangen
42
Oorzaak: Remedie:
Oorzaak: Remedie:
Lasbrander defect Lasbrander vervangen
Gasmagneetventiel defect Contact opnemen met de servicedienst
Onregelmatige draadsnelheid
Oorzaak: Oplossing:
rem te sterk afgesteld rem losmaken
NL
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Problemen met de draadstimulans
bij toepassingen met lange leidingpakketten
Oorzaak: Remedie:
Lastoorts wordt zeer heet
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
draadgeleidekern in lasbrander defect draadgeleidekern controleren op knikken, vuil enz. en eventueel ver-
vangen
aandrijfrollen niet geschikt voor gebruikte lasdraad passende aandrijfrollen gebruiken
verkeerde contactdruk van de aandrijfrollen contactdruk optimaliseren
onjuiste ligging van het leidingpakket leidingpakket zo rechtlijnig mogelijk leggen, nauwe buigingen vermij-
den
Lastoorts te zwak gedimensioneerd rekening houden met inschakelduur en belastingsgrenzen
alleen bij watergekoelde apparaten: doorstroming koelmiddel te laag koelmiddelpeil, koelmiddeldoorstroomhoeveelheid, koelmiddelver-
vuiling enz. controleren. Meer informatie vindt u in de gebruiksaanwij­zing van het koelapparaat
Slechte laseigenschappen
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
Oorzaak: Oplossing:
verkeerde lasparameter instellingen controleren
massaverbinding slecht goed contact met werkstuk maken
geen of te weinig beschermgas drukverminderaar, gasleiding, gas-magneetventiel, lasbrander-gas-
aansluiting enz. controleren
lasbrander lek lasbrander vervangen
verkeerde draadlegering of verkeerde draaddiameter ingelegde lasdraad controleren
verkeerde draadlegering of verkeerde draaddiameter lasbaarheid van het basismateriaal controleren
beschermgas niet geschikt voor draadlegering juiste soort beschermgas gebruiken
43
Verzorging, onderhoud en recycling
Algemeen Het apparaat heeft onder normale bedrijfsomstandigheden slechts minimale ver-
zorging en onderhoud nodig. Enkele punten verdienen echter absoluut aandacht, om het lassysteem jarenlang gebruiksklaar te houden.
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
len. Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte
meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Bij elke inbedrijf­stelling
GEVAAR!
Gevaar door hete systeemcomponenten en/of bedrijfsmiddelen.
Dit kan ernstige brandwonden veroorzaken.
Voordat u werkzaamheden uitvoert, moeten alle hete systeemcomponenten
en/of bedrijfsmiddelen, bijvoorbeeld koelmiddel, watergekoelde systeem­componenten en de aandrijfmotor van de draadtoevoer, tot +25 °C / +77 °F afkoelen. Draag geschikte beschermingsmiddelen, bijvoorbeeld hittebestendige hand-
schoenen en veiligheidsbril, als afkoelen geen optie is.
Alle slangensets en aardaansluiting op beschadiging controleren. Beschadig-
-
de onderdelen vervangen. Aandrijfrollen en draadrolkernen op beschadiging controleren. Beschadigde
-
onderdelen vervangen. Contactdruk van de aandrijfrollen controleren en indien nodig instellen
-
44
Elke 6 maanden
Gevaar door perslucht op korte afstand.
Elektronische onderdelen kunnen beschadigd raken.
-
Recycling Het afvoeren mag uitsluitend volgens de nationale en regionale bepalingen
plaatsvinden.
VOORZICHTIG!
Elektronische onderdelen niet van korte afstand schoonblazen.
Afdekkingen openen, zijstukken van het apparaat demonteren en de binnen­kant van het apparaat met droge, gereduceerde perslucht schoonblazen. Na de reiniging de oorspronkelijke toestand van het apparaat herstellen.
NL
45
Technische gegevens
CWF 25i
Voedingsspanning 24 V DC / 60 V DC
Stroomopname 0,5 A / 1,2 A
Draadsnelheid 0,1 - 25 m/min
3,94 - 984,25 ipm
Draadaandrijving 4-rollenaandrijving
Draaddiameter 0,8 - 1,6 mm
0,03 - 0,06 inch
Draadspoeldiameter max. 300 mm
max. 11,81 inch
Gewicht van draadspoel max. 19 kg
max. 41,89 Ib.
Maximale druk beschermgas 7 bar
101,53 psi
Koelmiddel Origineel Fronius
Maximale druk koelmiddel 5 bar
72,53 psi
Beschermingsklasse IP23
Goedkeuringsmerk S / CE / CSA
Afmetingen l x b x h 658 x 282 x 362 mm
25,91 x 11,10 x 14,25 inch
Gewicht (zonder opties) 12,6 kg
27,78 Ib.
46
Watergekoeld verbindingsslan­genpakket - HP 70i CWF CON /W
DC-lasstroom bij 10 min / 40°C (104°F)
AC-lasstroom bij 10 min / 40°C (104°F)
40 % ED1) / 400 A
60 % ED1) / 365 A
100 % ED1) / 320 A
40 % ED1) / 400 A
60 % ED1) / 365 A
100 % ED1) / 320 A
NL
Beschermgas (norm EN 439)
Lengte 2,0 / 5,0 / 10,0 m
6 feet 6,74 inch / 16 feet 4,85 inch /
32 feet 9,70 inch
Minimale koelmiddeldoorstroming Q
min
Minimale koelmiddeldruk p
Maximale koelmiddeldruk p
min
max
0,26 gal. (US) / min
Maximaal toegestane nullastspanning (U0)
Maximaal toegestane ontste­kingsspanning (UP)
1)
ED = inschakelduur
Recycling Het afvoeren mag uitsluitend volgens de nationale en regionale bepalingen
plaatsvinden.
Argon
1 l/min
3 bar
43 psi
5,5 bar
79 psi
113 V
10 kV
47
Loading...