ESAB PROWELDER Programming manual [nl]

NL
PROWELDER
Handboek programmering
Valid for program version 2.80B0457 706 177 NL 050420
1 INLEIDING 4.........................................................
1.2 Sectors 4..................................................................
1.3 Display en toetsen 5.........................................................
2 LASPARAMETERS 9.................................................
2.1 Lasstroom 9...............................................................
2.2 Gas 9.....................................................................
2.3 Draadtoevoersnelheid 10.....................................................
2.4 Voorverwarmingstijd 10.......................................................
2.5 Rotatiesnelheid 10...........................................................
3 START EN STOP 11...................................................
3.1 Start 11.....................................................................
3.2 Stop 11.....................................................................
3.3 Nieuwe start 11..............................................................
4 VAN START GAAN 12.................................................
4.1 Algemeen 12................................................................
4.2 Hoe u een gereedschapscode aangeeft 12......................................
4.3 Hoe u een zelfgedefinieerde gereedschapscode aangeeft 13.......................
4.4 Hoe u de taal wijzigt 17.......................................................
5 PROGRAMMABEWERKING 18.........................................
5.1 Hoe u een parameterwaarde invoert 18.........................................
5.2 Hoe u een parameterwaarde verhoogt/verlaagt 18................................
5.3 Hoe u een nieuwe sector creëert 18............................................
5.4 Hoe u het breekpunt van een sector wijzigt 19....................................
5.5 Hoe u een transportsector creëert 19...........................................
5.6 Hoe u een neutrale positie vindt 20.............................................
5.7 Hoe u een slope invoert 20....................................................
5.8 Hoe u een programma verplaatst 21............................................
5.9 Hoe u binnen in een programma kunt wissen 21..................................
5.10 Hoe u tijdens het lassen de lasgegevens wijzigt 22................................
5.11 Hoe u de basisinstellingen in de afstelbox kiest 22................................
6 PROGRAMMERINGSVOORBEELDEN 23................................
6.1 Voorbeelden 1a 23...........................................................
6.2 Voorbeelden 1b 26...........................................................
6.3 Voorbeelden 1c 28...........................................................
6.4 Voorbeelden 1d 30...........................................................
6.5 Voorbeelden 1e 33...........................................................
7 BIBLIOTHEEK 35.....................................................
7.1 Hoe u een programma opslaat 35..............................................
7.2 Hoe u een programma opnieuw oproept 35......................................
7.3 Hoe u de gereedschapscode bekijkt 36..........................................
7.4 Hoe u programma’s verwijdert 36...............................................
8 HANDMATIG 37......................................................
8.1 Gebruiksgebied 37...........................................................
8.2 Hoe u de editfunctie gebruikt 37................................................
9 PC--KAART 38........................................................
9.1 Gebruiksgebied 38...........................................................
9.2 Hoe u een installatie uitvoert 39................................................
9.3 Hoe u een programma opnieuw oproept 39......................................
9.4 Hoe u een programma bewaart 39..............................................
9.5 Hoe u programma’s verwijdert 40...............................................
9.6 Hoe u de pc--kaart verwijdert 41................................................
Recht op wijzigingen zonder voorafgaande mededeling voorbehouden.
TOCh
-- 2 --
10 STORINGCODES 41...................................................
10.1 Werkwijze in geval van storingen 41............................................
10.2 Foutverwerkingscodes 46.....................................................
11 HUIDIGE PARAMETERWAARDEN TONEN 47............................
1 1.1 Gebruiksgebied 47...........................................................
1 1.2 Hoe u de geldende parameterwaarden afbeeldt 47................................
12 PROGRAMMA--UPDATE 48............................................
12.1 Gebruiksgebied 48...........................................................
12.2 Verklaring van het menu 48....................................................
12.3 Hoe u een upgrade uitvoert. 48.................................................
12.4 Maatregel als upgrade van de eenheden in de lasstroombron is mislukt 50...........
12.5 Maatregel als upgrade van afstelbox is mislukt 51................................
13 SOFTWARESLEUTEL 52..............................................
13.1 Algemeen 52................................................................
13.2 Hoe u de afstelbox afsluit 52...................................................
13.3 Hoe u de afstelbox opent 53...................................................
13.4 Hoe u de code wijzigt 54......................................................
13.5 Bent u de code vergeten? 54..................................................
13.6 Hoe u limietwaarden opgeeft 54................................................
14 NOTITIEBLOK 56.....................................................
14.1 Gebruiksgebied 56...........................................................
14.2 Hoe u gegevens invoert 56....................................................
14.3 Voorbeeld 2a 57.............................................................
15 HANDLASSEN 62.....................................................
15.1 Gebruiksgebied 62...........................................................
15.2 Hoe u een lasprogramma creëert 62............................................
15.3 Voorbeeld 3a 63.............................................................
15.4 Hoe u last 67................................................................
16 BIJLAGE 67..........................................................
16.1 Gereedschapscodes 67.......................................................
16.2 Symbolen 68................................................................
16.3 Instellingsgebied van de lasparameters 68.......................................
17 MENUSTRUCTUUR 69................................................
18 VAKTERMEN 70......................................................
19 PROGRAMMERINGSAANTEKENINGEN 71..............................
BESTELNUMMER 72.....................................................
Recht op wijzigingen zonder voorafgaande mededeling voorbehouden.
TOCh
-- 3 --
NL
1 INLEIDING
1.1 Werkwijze van de afstelbox
De afstelbox bestaat ruwweg uit vier eenheden: het Werkgebied, de Bibliotheek, het Notitieblok en Extra.
S In het Werkgebied creëert u een lasprogramma. S In de Bibliotheek slaat u lasprogramma’s op.
Tijdens het lassen wordt het proces doorlopend door de inhoud van het Werkgebied gestuurd. Daardoor is het ook mogelijk om een lasprogramma uit de Bibliotheek in het werkgebied op te roepen.
S In het Notitieblok kunt u eigen aantekeningen over de lasparameters schrijven. S De functie Extra biedt de volgende mogelijkheden:
S taal wijzigen S eventuele foutmeldingen bekijken S de geldende parameterwaarden afbeelden S programma’s upgraden S de software blokkeren (softwaresleutel).
1.2 Sectors
Een programma voor het lassen van buizen kan worden opgedeeld in verschillende delen, zogeheten sectoren. Elke van deze sectoren beantwoordt aan een zeker deel van de omtrek van de buis. Een programma kan maximaal 100 sectoren bevatten.
Sector 4
Sector 3
Aan een sector kan een eigen set lasparameterwaarden worden toegewezen, zoals stroom, rotatiesnelheid en draadtoevoersnelheid. Op die manier kan er worden gelast met verschillende lasparameterinstellingen voor verschillende delen van de buisnaad.
Voor de indeling in sectoren geeft u verschillende breekpunten langs de omtrek van de buis. Elk breekpunt vormt het begin van een nieuwe sector. In de figuur hieronder is breekpunt 0,000 het startpunt van sector 1, breekpunt 0,250 het startpunt voor sector 2 enz.
Sector 1
Sector 2
dpa8d1ha
Breekpunt 0.000
Sector 4
Sector 3
Breekpunt 0.500
Sector 1
Breekpunt 0.250Breekpunt 0.750
Sector 2
-- 4 --
NL
LTS is lassen mogelijk met m aar liefst 10 omwentelingen in eenzelfde lasnaad, d.w.z. het lasapparaat kan 10 keer rond de buis roteren.
De breekpunten in de bovenstaande figuur beginnen allemaal met het heel getal 0, wat betekent dat ze breekpunten voor de eerste omwenteling zijn. De breekpunten voor de omwenteling 2 beginnen allemaal met het heel getal 1, enz.
S Omwenteling 1 = breekpunten 0,000 -- 0,999 S Omwenteling 2 = breekpunten 1,000 -- 1,999 S Omwenteling 3 = breekpunten 2,000 -- 2,999 S Omwenteling 4 = breekpunten 3,000 -- 3,999 S Omwenteling 5 = breekpunten 4,000 -- 4,999 S Omwenteling 6 = breekpunten 5,000 -- 5,999 S Omwenteling 7 = breekpunten 6,000 -- 6,999 S Omwenteling 8 = breekpunten 7,000 -- 7,999 S Omwenteling 9 = breekpunten 8,000 -- 8,999 S Omwenteling 10 = breekpunten 9,000 -- 9,999
Om een lasprogramma af te sluiten geeft u een zogenaamde eindsector aan. Een sector geldt als eindsector als aan de volgende twee voorwaarden wordt
voldaan:
S Er is geen volgende sector S De lasstroom van de sector is 0 ampère.
1.3 Display en toetsen
A Display B Softkeys C Functietoetsen
dpa8d1ha
-- 5 --
NL
Display
a
SECTOR 2(4)
WELD GAS
1
ROOT GAS
e
START GAS
0.500 s
5
s s
c
b
5
g
d
h
WEL
GAS
ROOT
GAS
D
START GAS
f
Op het display kunt u de volgende informatie aflezen:
a De programmasector waarin u zich bevindt. b Het aantal sectoren in het huidige programma. c Het breekpunt van de sector (in dit voorbeeld: sector 2). d Het cijfervak toont de ingevoerde cijferwaarde en verschillende cijfertekens.
Zie blz. 68 voor nadere informatie.
e Geeft aan dat de waarde aan een voorgaande sector ontleend is (in dit
voorbeeld: sector 1).
g De vijf tekstvakjes beschrijven de functie van de zogeheten softkeys(f). h De statu sregel beschrijft de huidige toestand:
WELDING = Lassequentie aan de gang END = Lassequentie voltooid. TRANSPORT= Verplaatsing zonder lassen. STOP = Lassequentie met behulp van de stoptoets afgebroken.
Softkeys
Met de softkeys (a) activeert u de functies die aan de overeenkomstige displays toegewezen zijn (in dit voorbeeld: het display voor de parameter GAS). De inhoud ervan wordt in de tekstvakken (b) weergegeven. Maximaal vijf softkeys kunnen geactiveerd zijn, al naargelang het display.
dpa8d1ha
-- 6 --
NL
Functietoetsen Parametertoetsen
De lasparameters zijn ingedeeld in vijfverschillende groepen. Elke groep heeft een eigen toets en een set softkeys.
Lasstroom Gas
Rotatiesnelheid Draadtoevoersnelheid
Voorverwarmingstijd
SHIFT--toets
Met deze toets geeft u aan een andere toets een tweede functie.
PLUS/MIN--toets
Met deze toets verhoogt of verlaagt u een ingestelde waarde.
Cijfertoetsen
Met deze toetsen schrijft u de cijfers 0 --9 en het decimaalteken.
Overige toetsen:
SLOPE
Met deze toets kunt u een slope--functie aan een parameter toewijzen. Die wordt als
volgt op het display aangegeven . Slope betekent een geleidelijke verandering van een ingestelde waarde. Slope up = geleidelijke stijging
Slope down = geleidelijke daling Aan de volgende parameters kunt u een slope--functie toewijzen:
Stroom (zowel piek-- als achtergrondstroom bij gepulseerde stroom), Rotatie, Draadtoevoersnelheid, .
dpa8d1ha
-- 7 --
NL
Een slope kan tijdsafhankelijk zijn doordat u een verloop van een bepaald aantal seconden aangeeft. Er zijn ook secto rafhankelijke slopes: de zogeheten sector--slopes. Hier geeft u aan tussen welke twee breekpunten een slope zich moet bevinden.
SECTOR
Het breekpunt in een programma aangeven ofwel naar een gegeven sector gaan.
STAP
Zich door het programma heen verplaatsen.
WISSEN
Een heel programma, delen van een programma in een werkgebied, of de cijfers in het cijfervak wissen.
HANDMATIG
De elektrode vlak voor het lassen in de juiste stand zetten, en controleren of het programma in het werkgebied naar behoren werkt.
GEHEUGEN (bib liotheek)
De bibliotheek openen of sluiten, en ook programma’s opslaan of van de bibliotheek naar het werkgebied halen.
EXTRA
Allerlei opties zoals taalkeuze, storinglogboek, geldende parameterwaarden, programma--upgrade en softwaresleutel.
VOLGENDE
Deze toets wordt niet gebruikt.
NOTITIEBLOK
Aantekeningen over een lassequentie maken.
GEREEDSCHAPSCODE
Controleren welke gereedschapscode aangesloten is.
NIEUWE START
Een lassequentie opnieuw starten.
SECTOR SLOPE
Een sector-- slopes aanmaken.
ONMIDDELLIJK STOP
De lassequentie onmiddellijk afbreken. De gasnastroming wordt uitgevoerd volgens de informatie van de eindsector.
dpa8d1ha
-- 8 --
NL
START
Een lassequentie starten.
STOP
Een lassequentie stoppen. De lassequentie wordt afgesloten volgens de instellingen in de eindsector.
2 LASPARAMETERS
De instellingsgebieden voor de lasparameters vindt u onder ”APPENDIX” op blz. 68.
2.1 Lasstroom
De parametergroep voor de lasstroom omvat vier parameters:
S PEAK CURRENT (PIEKSTROOM) S BACKGROUND CURRENT (ACHTERGRONDSTROOM) S PEAK TIME (IMPULSTIJD) (1 s) S BACKGROUND TIME (ACHTERGRONDSTIJD) (1 s)
Tussen haakjes staan de vooringestelde waarden.
Impulstijd
Achtergrondstijd
Piekstroom
Achtergrondstroom
Een lasstroom kan gepulseerd of continu (niet--gepulseerd) zijn. Als u met gepulseerde stroom wilt lassen, m oet u alle vier de param eters een
waarde geven. Wilt u daarentegen met continue stroom lassen, hoeft u alleen de parameter piekstroom in te stellen. Als u ook de achtergrondstroom instelt, krijgt u een stroom met vooringestelde impulstijd en achtergrondtijd. De impulstijd en de achtergrondtijd kunnen natuurlijk ook aangepast worden.
2.2 Gas
De parametergroep voor beschermgas omvat drie parameters:
S WELD GAS (LASGAS) S ROOT GAS (GRONDGAS) S START GAS (STARTGAS)
Met lasgas wordt het beschermgas op de bovenkant van de lasnaad bedoeld. Met de lasgasparameter bepaalt u de tijd dat het beschermgas op de bovenkant van de naad voor en na het lassen moet stromen. Voor het lasgas zijn er vooringestelde
dpa8d1ha
-- 9 --
NL
waarden. Tenzij u andere waarden opgeeft, krijgen de lasgasvoorstroming en de lasgasnastroming bij de start de volgende waarden:
S Lasgasvoorstroming = 2 s S Lasgasnastroming = 4 s
Met grondgas wordt het beschermgas aan de onderkant van de lasnaad bedoeld. De parameter grondgas geeft aan hoelang het beschermgas aan de onderkant van de lasnaad voor en na het lassen moet stromen.
Sommige beschermgassen, bijv. helium (He), kunnen het aansteken van de lichtboog bemoeilijken. Als u een dergelijk beschermgas als lasgas gebruikt, kan het raadzaam zijn tijdens het eigenlijke startogenblik een gas met een andere samenstelling te gebruiken, namelijk een zogeheten startgas.
Is er een waarde opgegeven voor lasgas en voor startgas in sector 1, dan stroomt
alleen het startgas. Het lasgas stroomt wanneer de lichtboog aangestoken is.
2.3 Draadtoevoersnelheid
Wordt gebruikt om de toevoersnelheid (in cm/min) voor de materiaaldraad te bepalen.
De snelheid kan gepulseerd of continu (niet--gepulseerd) zijn. De parametergroep voor draadtoevoersnelheid omvat twee parameters:
S PEAK WIRE FEED SPEED
(DRAADTOEVOERSNELHEID BIJ PIEKSTROOM)
S BACKGROUND WIRE FEED SPEED
(DRAADTOEVOERSNELHEID BIJ ACHTERGRONDSTROOM)
Bij lassen met continue draadtoevoer hoeft u uitsluitend de parameter draadtoevoersnelheid bij piekstroom in te stellen.
Wilt u daarentegen de draadtoevoersnelheid laten pulseren, dan moet u zowel de pieksnelheid als de achtergrondsnelheid instellen.
Gepulseerde draadtoevoer wordt automatisch gesynchroniseerd m et de lasstroom zodat de draadtoevoersnelheid hoog bij piekstroom en laag bij achtergrondstroom is.
2.4 Voorverwarmingstijd
Wordt gebruikt om het werkstuk bij het startpunt te verhitten (en zo de indringing van het smeltbad correct te laten verlopen) en wordt gedefinieerd als de tijd vanaf de ontsteking van de lichtboog tot de start van de rotatiebeweging. Als er geen voorverwarming aangegeven is, houdt dat in dat de rotatie start wanneer de lichtboog wordt ontstoken.
N.B. In de parametergroep lasstroom kan er in geval van voorverwarming geen sector--slope in een startsector worden aangegeven.
2.5 Rotatiesnelheid
Wordt gebruikt om de rotatiesnelheid van de elektrode rond het werkstuk aan te geven, en wordt uitgedrukt in promille (duizendste delen) van de maximale rotatiesnelheid voor het gebruikte lasgereedschap.
dpa8d1ha
-- 1 0 --
NL
De rotatiesnelheid kan net zoals de lasstroom en de draadtoevoersnelheid gepulseerd of continu zijn).
De parametergroep voor rotatiesnelheid omvat vier parameters:
S ROTATION FORWARDS (VOORWAARTSE ROTATIE) S ROTATION BACKWARDS (ACHTERWAARTSE ROTATIE) S PULSED ROTATION FORWARDS
(GEPULSEERDE VOORWAARTSE ROTATIE)
S PULSED ROTATION BACKWARDS
(GEPULSEERDE ACHTERWAARTSE ROTATIE)
Gepulseerde rotatie wordt automatisch gesynchroniseerd met de lasstroom, zodat het lasgereedschap stilstaat bij piekstroom en roteert bij achtergrondstroom.
3 START EN STOP
3.1 Start
U start het lasgereedschap met de START --toets . Een lasprogramma kan niet worden gestart als u een andere gereedschapscode heb opgegeven dan de code in het huidige programma.
3.2 Stop
Als u het lassen met de STOP--toets afbreekt, verspringt het programma naar de eerstvolgende eindsector, ongeacht de sector die op dat moment actief is. Het lassen wordt afgesloten volgens de instellingen in de eindsector.
Wanneer u het lassen met de toets ONMIDDELLIJK STOP beëindigt, wordt de lassequentie meteen afgebroken. De gasnastroming gebeurt volgens de ingestelde tijd in de eindsector.
3.3 Nieuwe start
U kunt voortgaan met lassen m et behulp van de SHIFT-- en START--toets
.
Ongeacht of u gestopt bent met lassen met behulp van de STOP--toets of de
ONMIDDELLIJK STOP--toets worden de startparameters van de eerste voorafgaande startsector gebruikt. Daarna gaat het programma door vanaf de positie waar het lasprogramma afgebroken werd.
dpa8d1ha
-- 1 1 --
NL
4 VAN START GAAN
4.1 Algemeen
Sommige van de factoren die het lasproces bepalen, zijn specifiek voor het lasgereedschap, bijv. de rotatiesnelheid. Aan elk lasprogramma moet daarom een gereedschapscode worden toegekend. Deze code geeft het gereedschap aan waarvoor het programma is geschreven.
4.2 Hoe u een gereedschapscode aangeeft
S Draai de schakelaar voor de netspanning op de lasstroombron in de stand 1. S Het volgende display wordt getoond:
CHOOSE CONNECTED TOOL:
PRB " PRH PRD POC 12--60 mm TIG HAND TORCH A25
NEXT
ENTER
Voorbeeld: U hebt PRB 33--90 aangesloten. S Verplaats de cursor met behulp van de softkey next (volgende) naar de regel
PRB. Kies het geschikt gereedschap en druk op enter. Er verschijnt een venster met beschikbare gereedschapsafmetingen.
S Verplaats de cursor met behulp van de softkey next (volgende) naar de
afmeting van het gereedschap dat u hebt aangesloten (in dit voorbeeld: 33--90 mm) en druk op enter.
CHOOSE CONNECTED TOOL:
PRB " 8--17 mm PRH 17-- 49 mm PRD 33-- 90 mm POC 12--60 mm 60-- 170 mm TIG HAND TORCH A25
NEXT
QUIT ENTER
Resultaat: De nieuwe gereedschapscode is ingevoerd en de volgende boodschap verschijnt: CONNECTED TOOL (AANGESLOTEN GEREEDSCHAP): PRB 33--90 mm.
dpa8d1ha
-- 1 2 --
Drukopd
ftkeyDrukopdesoftkey
prog
g
TOOLTYPEMISMATC
H
program(huidi
g
NL
N.B. Als er al een programma met een andere gereedschapscode in het werkgebied
opgeslagen is, moet u dat verwijderen. (Wilt u het oude programma bewaren, vergeet dan niet om het eerst op te slaan in de bibliotheek door op de toets MEM te
drukken .) Op het display kunt u de volgende informatie aflezen:
S
delete existing
programma wissen).
eso
ram(huidi
WARNING! TOOLTYPE MISMATCH
PROGRAM NO 1
PROGRAM MADE FOR: PRB 17-- 49 mm CONNECTED TOOL: PRB 33-- 90 mm
DELETE
PROG.
Resultaat: De nieuwe gereedschapscode is ingevoerd en op het display verschijnt: CONNECTED TOOL (AANGESLOTEN GEREEDSCHAP): PRB 33--90 mm.
Als er geen cijfer staat vermeld na PROGRAM NO: _ is er geen lasprogramma uit de bibliotheek opgeroepen.
Opmerking! Als de lasgegevens in het werkgebied aangepast zijn, zal het lasprogramma niet meer aansluiten bij het uit de bibliotheek opgeroepen programma. Als u de aanpassingen wilt bewaren, slaat u ze als nieuw laspro gr amma op in de bibliotheek.
4.3 Hoe u een zelfgedefinieerde gereedschapscode aangeeft
Om een zelfgedefinieerde gereedschapscode aan te geven, dient u mogelijk sommige van de volgende parameters te berekenen:
ROTATION LENGTH (ROTATIELENGTE), voorbeeld A, zie blz. 15. SCALE FACTOR ROTATION (SCHAALFACTOR), voorbeeld B, zie blz. 15. SCALE FACTOR WIRE (SCHAALFACTOR DRAADTOEVOER), voorbeeld E, zie blz.
16. N.B. De waarden die u onder zelfgedefinieerde gereedschapscodes hebt
aangegeven, blijven bewaard, ook als u een gewone gereedschapscode kiest.
Vooringestelde waarden
Parameterfactor PRD A25 PRB, PRC
Rotatielengte 55350 55350 55350 Schaalfactor rotatie 846024 960000 678000 Frequentiedeler nee ja nee Schaalfactor draadtoevoer 120700 230826 230826
S Draai de schakelaar voor de netspanning op de lasstroombron in de stand 1.
dpa8d1ha
-- 1 3 --
pyset
p
desoftkeyente
r
NL
Vo o rbeeld A: PRD 160
Het volgende display wordt getoond:
CHOOSE CONNECTED TOOL
PRB PRH PRD " POC 12--60 mm TIG HAND TORCH A25
NEXT
ENTER
S Verplaats de cursor met behulp van de softkey next (volgende) naar de regel
PRD. Kies het geschikt gereedschap en druk op enter.
Het volgende display wordt getoond:
S Druk op de softkey
CHOOSE CONNECTED TOOL
.
PRB PRH PRD " CUSTOMIZED POC 60--170 mm TIG HAND TORCH A25
SET QUIT ENTER
Het volgende display wordt getoond:
S Druk tweemaal op
INSTERT PARAMETERS
.
DEFAULT PRD A 25 PRB ROTATIONS LENGTH 55350 SCALE FACTOR ROT.. 678000
#
NEXT QUIT ENTER
Resultaat: PRD wordt geselecteerd.
S Tik de rotatielengte en de schaalfactor in. Zie voor de juiste waarden in de
gebruiksaanwijzing 0440 100 xxx voor PRD 160.
S Druk op de softkey quit.
dpa8d1ha
-- 1 4 --
pyenter
Drukopd
ftkeyuopdesote
y
prog
g
TOOLTYPEMISMATC
H
program(huidi
g
NL
Het volgende display wordt getoond:
S Druk op de softkey
CHOOSE CONNECTED TOOL:
.
PRB PRH PRD " CUSTOMIZED POC 60--170 mm TIG HAND TORCH A25
SET QUIT ENTER
Resultaat: De nieuwe gereedschapscode is ingevoerd en de volgende boodschap verschijnt: CONNECTED TOOL (AANGESLOTEN GEREEDSCHAP): PRD
N.B. Als er al een programma met een andere gereedschapscode in het werkgebied opgeslagen is, moet u dat verwijderen. (Wilt u het oude programma bewaren, vergeet dan niet om het eerst op te slaan in de bibliotheek door op de toets MEM te
drukken .) Op het display kunt u de volgende informatie aflezen:
S
delete existing
programma wissen).
eso
ram(huidi
WARNING! TOOLTYPE MISMATCH
PROGRAM NO 1
PROGRAM MADE FOR: PRB 17-- 49 mm
CONNECTED TOOL: PRD
DELETE
PROG.
Resultaat: De nieuwe gereedschapscode is ingevoerd en op het display verschijnt: CONNECTED TOOL (AANGESLOTEN GEREEDSCHAP): PRD
Berekening en instelling van de rotatielengte ROTATION LENGTH (ROTATIELENGTE) = het aantal impulsen per omwenteling
aangeven (vanaf breekpunt 0,000 tot 1,000)
Berekening en instelling van de schaalfactor Voo rbeeld B: PRH 6--40, rotatie.
S Maximale aandrijfsnelheid (V) = 2.778 rpm S Mechanische transmissie van aandrijfeenheid (N) = 2140:1 S Waarde voor impulssensorsignalen per omwenteling van de motoras (P) =15 S Waarde voor maximaal instelbare rotatie (M) = 1000. S De tijd tussen achtereenvolgende impulsen afkomstig van de impulssensor van
de motor, aangegeven in microseconden bij gewenste maximale snelheid (de gegevens komen van de geldende specificatie van de aandrijfeenheid). (T)= 60s
x 1 000 000
VxNxP
dpa8d1ha
-- 1 5 --
desoftkeyvolgende
y
(
A
LEFA
NL
S Een constante (K) moet worden aangegeven zodat K/T = max. instelbare
waarde (M) in het display. K = T x M = 672843
SCALE FACTOR (SCHAALFACTOR) = 672843
S Ga naar het volgende display zie voorbeeld A op blz. 15.
S Ga met behulp van
INSERT PARAMETERS
de softkeyvolgende naar de parameter­factor SCALE FACTOR ROTATION (SCHAALFACTOR
DEFAULT PRD A 25 PRB ROTATIONS LENGTH 55350
SCALE FACTOR ROT. 672843
#
ROTATIE) van de softkey next
volgende)naa.
NEXT QUIT ENTER
S Druk op de softkey enter. S Tik met de cijfertoetsen de waarde voor de schaalfactor 672843 in. S Druk op de softkey enter.
Resultaat: Schaalfactor voor rotatie ingesteld.
Frequentiedeler
In dit venster kunt u bepalen of elke impuls dan wel elke achtste impuls geteld moet worden -- dit met het oog op impulssensoren met een hoge impulsfrequentie (max.
2.000 Hz).
INSERT PARAMETERS
SC WEAVE -- pulses/mm. 84
PRESCALER
SCALE FACTOR WIRE 230826 SCALE FACTOR WEAVE 119048
NEXT QUIT ENTER
CTORVOLT30
Berekening en instelling van de schaalfactor voor draadtoevoer Voo rbeeld E: Draadtoevoermechanisme MEI 21
S Max. draadtoevoersnelheid (V) = 2500 mm/min S Waarde voor schakelen van versnellingsbak (N) = 159:1 S Effectieve omtrek van de toevoerrollen (O) (29.2 x π )mm S Waarde voor impulssensorsignalen per omwenteling van de motoras (P) =15 S Waarde voor de maximale instelbare draatoevoersnelheid x 10 (M) =
25.0 x 10 = 250.
S Motortoerental dat aan maximale snelheid beantwoordt (R) = (V /O) x N rpm S De tijd tussen achtereenvolgende impulsen afkomstig van de impulssensor van
de motor, aangegeven in microseconden bij gewenste maximale snelheid (de gegevens komen van de geldende specificatie van de aandrijfeenheid).
dpa8d1ha
-- 1 6 --
Drukopd
ftkeyDrukopdesoftkey
g
g
Drukopd
ftkeyuopdesote
y
ggg
NL
(T)= 60s
x 1 000 000
=60xO
x 1 000 000
RxP VxNxP
S Een constante (K) moet worden aangegeven zodat K/T = max. instelbare
waarde (M) in het display. K = T x M = 230 779
SCALE FACTOR WIRE (SCHAALFACTOR DRAADTOEVOER) = 230 779
Tik de waarden voor SCHAALFACTOR DRAADTOEVOER in. Z ie voorbeeld B op blz. 15.
4.4 Hoe u de taal wijzigt
De tekst die op de afstelbox verschijnt is in de volgende vier talen beschikbaar:
S Engels, Duits, Frans, Zweeds De volgende taalgroepen kunt u als optie bestellen (zie gebruiksaanwijzing voor
lasstroombron).
S Engels, Duits, Frans, Zweeds S Engels, Italiaans, Fins, Noors
De taal bij levering en bij het eventueel terugstellen van de standaardwaarden is Engels.
Taalkeuze
S Druk op de toets EXTRA om toegang te krijgen tot de extra functies. Het
volgende display wordt getoond:
S
language.
eso
AUXILIARY FUNCTIONS
LANGUAGE "
ERROR LOG " SHOW ACTUAL PARAMETER VALUES SOFTWARE UPDATE " SOFTWARE KEY "
LAN-­GUAGE
ERROR LOG
SHOW PARA- ­METER
SOFT--. WARE UPDATE
SOFT--
WARE KEY
S Druk op de softkey next language en ga naar de gewenste taal. S
change language.
eso
CHOSEN LANGUAGE: ENGLISH
AVAILABLE LANGUAGES
ENGLISH SVENSKA DEUTSCH FRENCH
NEXT LANG
CHANGE
LANG
QUIT
Alle teksten worden van nu af aan in de gekozen taal gegeven (in dit voorbeeld: Zweeds).
dpa8d1ha
-- 1 7 --
S
luithet
Sluithetmenudoo
r
pyy
NL
S
op de softkey avbryt te drukken.
menudoor
VALT SPRÅK: SVENSKA
TILLGÄNGLIGA SPRÅK
ENGLISH SVENSKA DEUTSCH FRENCH
NÄSTA SPRÅK
BYT
SPRÅK
AVBRYT
S Druk op de toets Extra om terug te keren naar het werkgebied.
5 PROGRAMMABEWERKING
5.1 Hoe u een parameterwaarde invoert
S Zorg ervoor dat de juiste parametergroep op het display wordt afbeeld door op
een van de femparametertoetsen te drukken.
S Geef een waarde op in het cijferveld. S Druk op de softkey van de desbetreffende parameter.
Let wel, de parameters nemen altijd de waarde van de voorgaande sector over, tenzij u een nieuwe waarde opgeeft.
5.2 Hoe u een parameterwaarde verhoogt/verlaagt
Een waarde maar worden gewijzigd als die in het cijfervak afgebeeld wordt. S Selecteer de nodige parameter met een van de softkeys. De ingestelde waarde
voor de parameter verschijnt dan in het cijfervak.
S Druk op de toets PLUS
of MIN .
5.3 Hoe u een nieuwe sector creëert
Er wordt een nieuwe sector gevormd als u in een bestaande sector een nieuw breekpunt intikt.
S Tik een waarde in voor het breekpunt van de nieuwe sector.
S Druk op de toets SECTOR .
Hier door wordt er een nieuwe sector gecreëerd, die in principe een kopie van de oorspronkelijke sector is, maar met een ander breekpunt en een ander sectornummer. De nieuwe sector wordt automatisch op de juiste plaats in het programma gezet. Deze plaats hangt af van de waarde van het breekpunt.
Hoe u tijdens het lassen een n ieuwe sector creëert
Ga als volgt te werkt om tijdens het lassen een nieuwe sector te creëren: S Tik met behulp van de cijfertoetsen in een van de volgende parametergroepen
een waarde in
-- 1 8 --
dpa8d1ha
NL
S Druk op een van de softkeys. Er wordt automatisch een nieuwe sector gevormd.
5.4 Hoe u het breekpunt van een sector wijzigt
Om het breekpunt van een sector te kunnen wijzigen, moet u eerst controleren of de waarde van het bestaande breekpunt in het cijfervak afgebeeld wordt.
S Druk op de toets SECTOR .
Op deze manier wordt nu het breekpunt in het cijfervak getoond.
S Tik de nieuwe breekpuntwaarde in.
S Druk op de toets SECTOR
of
S wijzig de breekpuntwaarde met de toetsen PLUS en MIN .
5.5 Hoe u een transportsector creëert
Een transportsector creëert u door het lasgereedschap te roteren zonder in een sector te lassen. Sector 1 kan niet dienen als transportsector, die kan alleen een verschoven start.
Transportsector
S Tik met behulp van de cijfertoetsen een waarde in voor het breekpunt van de
nieuwe sector.
S Druk op de toets SECTOR .
S Geef de LASSTROOM (piekstroom) op tot 0.
N.B. Is de waarde van de lasstroom ontleend, dan is de lasstroomwaarde van de daaropvolgende sector ook 0. Vergeet niet de juiste waarde in te voeren.
Alle andere parameterwaarden kunt u ongewijzigd laten.
Verschoven start
Een verschoven start krijgt u door het breekpunt van sector 1 te wijzigen:
S Ga met de STAP--toets naar sector 1.
S Druk weer op de toets SECTOR . S Tik met behulp van de cijfertoetsen het breekpunt voor bijv. 0,100 in i.p.v. 0,000.
S Druk weer op de toets SECTOR .
dpa8d1ha
-- 1 9 --
NL
5.6 Hoe u een neutrale positie vindt
Bij gebruik van het buislasgereedschap PRH en POC is het soms nodig dat u terug naar de neutrale stand kunt gaan, bijv. bij het stoppen van het lasproces.
S Draai het gereedschap handmatig totdat het zich binnen een tiende deel van een
omwenteling links of rechts van de neutrale stand bevindt. Zie voorts onder Handmatige modus op blz. 37.
S Druk weer op de toets START . Wanneer u dat gedaan hebt, roteert het gereedschap automatisch naar de neutrale
stand, en start er een lassequentie.
5.7 Hoe u een slope invoert
Een tijds--slope of sector--slope kan worden opgegeven voor een van de volgende parametergroepen:
Lasstroom Rotatiesnelheid
Draadtoevoersnelheid
Tijds --slope
S Druk op de toets van de gewenste parametergroep. S Markeer de nodige parameter met een van de softkeys. S Tik de gewenste waarde voor de slope--tijd in.
S Druk weer op de toets SLOPE .
Sector--slope
U hoeft geen tijdswaarde op te geven om een sector--slope te creëren.
N.B. In de parametergroep lasstroom kunt u geen sector--slope in een startsector opgeven in geval van voorverwarming.
S Druk op de toets van de gewenste parametergroep. S Markeer de nodige parameter met een van de softkeys.
S Druk tegelijkertijd op de toetsen SHIFT en SLOPE om een
sector--slope te maken.
Wat is een slope?
Een slope is een lineaire verandering tussen twee parameterwaarden gebaseerd op tijd en positie (breekpunt).
Een op tijd gebaseerde slope wordt tijds--slope genoemd en is geactiveerd gedurende een gegeven tijd.
Een op positie gebaseerde slope wordt sector--slope genoemd en is actief tussen twee aangrenzende breekpunten.
dpa8d1ha
-- 2 0 --
NL
5.8 Hoe u een programma verplaatst
Ga naar de volgende parametergroep
Met behulp van de toets STAP kunt u zich binnen een lasprogramma bewegen. Terwijl u zich verplaatst, worden alleen de parametergroepen getoond waaraan in het programma een waarde toegewezen is.
Wanneer u zich door de eindsector beweegt, verspringt u automatisch naar de gereedschapscode.
Zich verplaatsen tussen sectoren
U kunt verspringen tussen de sectoren van het programma. Schrijf een sectornummer in het cijfervak van het display en druk vervolgens op de
SECTOR--toets te drukken . Bij het verspringen naar een nieuwe sector komt u altijd in dezelfde parametergroep terecht als de voorgaande.
5.9 Hoe u binnen in een programma kunt wissen
Een parameterwaarde wissen
U kunt een parameterwaarde wissen als die niet uit een voorgaande sector overgenomen is. De waarde moet in het cijfervak afgebeeld wordt om het te kunnen wissen.
S Druk op de toets WISSEN . In het cijfervak verschijnt de vraag DEL? S Druk op de softkey van de parameter om te bevestigen.
Een sector wissen
U kunt alleen de sector wissen waarin u zich bevindt. Er zijn twee werkwijzen:
Alternatief 1
S Druk op de toets WISSEN en vervolgens op de toets SECTOR .
Alternatief 2
S Druk op de toets SECTOR . Het breekpunt verschijnt in het cijfervak.
S Druk op de toets WISSEN . In het cijfervak verschijnt de vraag DEL?
S Druk op de toets SECTOR om te bevestigen.
De inhoud van het werkgebied
Het werkgebied bevat altijd het laatst gebruikte lasprogramma. Soms is het nodig het werkgebied volledig leeg te maken, bijv. om de gereedschapscode te wijzigen.
Wis als volgt het aanwezige programma in het werkgebied:
S Druk op de toets WISSEN
dpa8d1ha
wissen
en vervolgens op de toets GEHEUGEN .
-- 2 1 --
NL
5.10 Hoe u tijdens het lassen de lasgegevens wijzigt
Om de lasgegevens tijdens het lassen te kunnen wijzigen, moet er een waarde voorkomen in het cijfervak.
S Selecteer de nodige parameter met een van de softkeys. De ingestelde waarde
voor de parameter verschijnt dan in het cijfervak.
S Tik met behulp van de cijfertoetsen de nieuwe waarde in of verhoog/verlaag de
waarde met de PLUS /MIN -- toetsen.
N.B. Wanneer u een waarde in het werkgebied wijzigt, wordt de oude waarde overschreven en de nieuwe geactiveerd. In geval van een ontleende waarde wordt de waarde in de daaropvolgende sector gewijzigd.
5.1 1 Hoe u de basisinstellingen in de afstelbox kiest
Als de afstelbox afgesloten wordt, d.w.z. niet reageert wanneer u op de toetsen drukt, moet u de afstelbox als volgt weer op nul zetten:
S Draai de schakelaar voor de netspanning op de lasstroombron in de stand 0. S Houd de middelste van de vijf softkeys op de afstelbox ingedrukt en draai de
netspanningschakelaar in de stand 1.
dpa8d1ha
-- 2 2 --
Drukopd
ftkeyuopdesote
y
Drukopd
ftkeyuopdesote
y
(
NL
6 PROGRAMMERINGSVOORBEELDEN
6.1 V oorbeelden 1a
Het eerste voorbeeld is een eenvoudig lasprogramma met twee sectoren, waarbij sector 2 de eindsector is. Het programma omvat vier parameters: lasstroom,
rotatie, lasgasvoorstroming en lasgasnastroming.
Sector 1 Sector 2
Breekpunt 0.000 1.010 Lasstroom (continu) (A) 160 0 Rotatie (continu) (‰) 250 250 Gasvoorstroming (lasgas) (s) 5 Gasnastroming (lasgas) (s) 7
Sector 1 Breekpunt
Aan sector 1 wordt automatisch breekpunt 0,000 toegewezen, tenzij anders is aangegeven.
Lasstroom Piekstroom = 160 A
S Druk op de toets LASSTROOM . De figuur voor het instellen van de
lasstroom verschijnt op het display.
S Tik met behulp van cijfertoetsen de waarde 160 in. S
continuous peak
eso
SECTOR 1(1) 0.000
160
pulse current (continu piekim­pulsstroom).
PEAK CURRENT A
BACKGR CURRENT A PEAK TIME s BACKGR. TIME s
CONT/ PEAK CURR.
BACKGR
CURR.
PEAK TIME
BACKGR TIME
Resultaat: PEAK CURRENT (PIEKSTROOM) = 160 A in sector 1.
Rotatiesnelheid Continue rotatie voorwaarts = 250 ‰ van de maximale rotatiesnelheid.
S Druk op de toets ROTATIESNELHEID . S Tik met behulp van cijfertoetsen de waarde 250 in.
S
rotation forward
eso
SECTOR 1(1) 0.000
250
rotatie voor-
waarts).
ROTATION FORWARD
ROTATION BACKW. PULSE ROT. FORWARD PULSE ROT. BACKW.
ROTA-­TION
FORW.
ROTA-­TION BACKW.
PULSE
ROT
FORW
PULSE ROT BACKW.
Resultaat: ROTATION FORWARD (ROTATIE VOORWAARTS) = 250 in sector 1.
dpa8d1hb
-- 2 3 --
Loading...
+ 53 hidden pages