Recht op wijzigingen zonder voorafgaande mededeling voorbehouden.
TOCh
-- 3 --
NL
1INLEIDING
1.1Werkwijze van de afstelbox
De afstelbox bestaat ruwweg uit vier eenheden: het Werkgebied, de Bibliotheek,
het Notitieblok en Extra.
SIn het Werkgebied creëert u een lasprogramma.
SIn de Bibliotheek slaat u lasprogramma’s op.
Tijdens het lassen wordt het proces doorlopend door de inhoud van het
Werkgebied gestuurd. Daardoor is het ook mogelijk om een lasprogramma uit de
Bibliotheek in het werkgebied op te roepen.
SIn het Notitieblok kunt u eigen aantekeningen over de lasparameters schrijven.
SDe functie Extra biedt de volgende mogelijkheden:
Een programma voor het lassen van buizen kan worden opgedeeld in verschillende
delen, zogeheten sectoren. Elke van deze sectoren beantwoordt aan een zeker deel
van de omtrek van de buis. Een programma kan maximaal 100 sectoren bevatten.
Sector 4
Sector 3
Aan een sector kan een eigen set lasparameterwaarden worden toegewezen, zoals
stroom, rotatiesnelheid en draadtoevoersnelheid. Op die manier kan er worden
gelast met verschillende lasparameterinstellingen voor verschillende delen van de
buisnaad.
Voor de indeling in sectoren geeft u verschillende breekpunten langs de omtrek van
de buis. Elk breekpunt vormt het begin van een nieuwe sector. In de figuur
hieronder is breekpunt 0,000 het startpunt van sector 1, breekpunt 0,250 het
startpunt voor sector 2 enz.
Sector 1
Sector 2
dpa8d1ha
Breekpunt 0.000
Sector 4
Sector 3
Breekpunt 0.500
Sector 1
Breekpunt 0.250Breekpunt 0.750
Sector 2
-- 4 --
NL
LTS is lassen mogelijk met m aar liefst 10 omwentelingen in eenzelfde lasnaad,
d.w.z. het lasapparaat kan 10 keer rond de buis roteren.
De breekpunten in de bovenstaande figuur beginnen allemaal met het heel getal 0,
wat betekent dat ze breekpunten voor de eerste omwenteling zijn. De breekpunten
voor de omwenteling 2 beginnen allemaal met het heel getal 1, enz.
Om een lasprogramma af te sluiten geeft u een zogenaamde eindsector aan.
Een sector geldt als eindsector als aan de volgende twee voorwaarden wordt
voldaan:
SEr is geen volgende sector
SDe lasstroom van de sector is 0 ampère.
1.3Display en toetsen
ADisplay
BSoftkeys
CFunctietoetsen
dpa8d1ha
-- 5 --
NL
Display
a
SECTOR 2(4)
WELD GAS
1
ROOT GAS
e
START GAS
0.500
s
5
s
s
c
b
5
g
d
h
WEL
GAS
ROOT
GAS
D
START
GAS
f
Op het display kunt u de volgende informatie aflezen:
aDe programmasector waarin u zich bevindt.
bHet aantal sectoren in het huidige programma.
cHet breekpunt van de sector (in dit voorbeeld: sector 2).
dHet cijfervak toont de ingevoerde cijferwaarde en verschillende cijfertekens.
Zie blz. 68 voor nadere informatie.
eGeeft aan dat de waarde aan een voorgaande sector ontleend is (in dit
voorbeeld: sector 1).
gDe vijf tekstvakjes beschrijven de functie van de zogeheten softkeys(f).
hDe statu sregel beschrijft de huidige toestand:
WELDING = Lassequentie aan de gang
END= Lassequentie voltooid.
TRANSPORT= Verplaatsing zonder lassen.
STOP= Lassequentie met behulp van de stoptoets afgebroken.
Softkeys
Met de softkeys (a) activeert u de functies die aan de overeenkomstige displays
toegewezen zijn (in dit voorbeeld: het display voor de parameter GAS). De inhoud
ervan wordt in de tekstvakken (b) weergegeven. Maximaal vijf softkeys kunnen
geactiveerd zijn, al naargelang het display.
dpa8d1ha
-- 6 --
NL
Functietoetsen
Parametertoetsen
De lasparameters zijn ingedeeld in vijfverschillende groepen. Elke groep heeft een
eigen toets en een set softkeys.
LasstroomGas
RotatiesnelheidDraadtoevoersnelheid
Voorverwarmingstijd
SHIFT--toets
Met deze toets geeft u aan een andere toets een tweede functie.
PLUS/MIN--toets
Met deze toets verhoogt of verlaagt u een ingestelde waarde.
Cijfertoetsen
Met deze toetsen schrijft u de cijfers 0 --9 en het decimaalteken.
Overige toetsen:
SLOPE
Met deze toets kunt u een slope--functie aan een parameter toewijzen. Die wordt als
volgt op het display aangegeven.
Slope betekent een geleidelijke verandering van een ingestelde waarde.
Slope up = geleidelijke stijging
Slope down = geleidelijke daling
Aan de volgende parameters kunt u een slope--functie toewijzen:
Stroom (zowel piek-- als achtergrondstroom bij gepulseerde stroom), Rotatie,
Draadtoevoersnelheid, .
dpa8d1ha
-- 7 --
NL
Een slope kan tijdsafhankelijk zijn doordat u een verloop van een bepaald aantal
seconden aangeeft. Er zijn ook secto rafhankelijke slopes: de zogeheten
sector--slopes. Hier geeft u aan tussen welke twee breekpunten een slope zich moet
bevinden.
SECTOR
Het breekpunt in een programma aangeven ofwel naar een gegeven sector gaan.
STAP
Zich door het programma heen verplaatsen.
WISSEN
Een heel programma, delen van een programma in een werkgebied, of de cijfers in
het cijfervak wissen.
HANDMATIG
De elektrode vlak voor het lassen in de juiste stand zetten, en controleren of het
programma in het werkgebied naar behoren werkt.
GEHEUGEN (bib liotheek)
De bibliotheek openen of sluiten, en ook programma’s opslaan of van de bibliotheek
naar het werkgebied halen.
EXTRA
Allerlei opties zoals taalkeuze, storinglogboek, geldende parameterwaarden,
programma--upgrade en softwaresleutel.
VOLGENDE
Deze toets wordt niet gebruikt.
NOTITIEBLOK
Aantekeningen over een lassequentie maken.
GEREEDSCHAPSCODE
Controleren welke gereedschapscode aangesloten is.
NIEUWE START
Een lassequentie opnieuw starten.
SECTOR SLOPE
Een sector-- slopes aanmaken.
ONMIDDELLIJK STOP
De lassequentie onmiddellijk afbreken. De gasnastroming wordt uitgevoerd volgens
de informatie van de eindsector.
dpa8d1ha
-- 8 --
NL
START
Een lassequentie starten.
STOP
Een lassequentie stoppen. De lassequentie wordt afgesloten volgens de instellingen
in de eindsector.
2LASPARAMETERS
De instellingsgebieden voor de lasparameters vindt u onder ”APPENDIX” op blz. 68.
2.1Lasstroom
De parametergroep voor de lasstroom omvat vier parameters:
SPEAK CURRENT (PIEKSTROOM)
SBACKGROUND CURRENT (ACHTERGRONDSTROOM)
SPEAK TIME (IMPULSTIJD) (1 s)
SBACKGROUND TIME (ACHTERGRONDSTIJD) (1 s)
Tussen haakjes staan de vooringestelde waarden.
Impulstijd
Achtergrondstijd
Piekstroom
Achtergrondstroom
Een lasstroom kan gepulseerd of continu (niet--gepulseerd) zijn.
Als u met gepulseerde stroom wilt lassen, m oet u alle vier de param eters een
waarde geven. Wilt u daarentegen met continue stroom lassen, hoeft u alleen de
parameter piekstroom in te stellen. Als u ook de achtergrondstroom instelt, krijgt u
een stroom met vooringestelde impulstijd en achtergrondtijd. De impulstijd en de
achtergrondtijd kunnen natuurlijk ook aangepast worden.
2.2Gas
De parametergroep voor beschermgas omvat drie parameters:
SWELD GAS (LASGAS)
SROOT GAS (GRONDGAS)
SSTART GAS (STARTGAS)
Met lasgas wordt het beschermgas op de bovenkant van de lasnaad bedoeld. Met
de lasgasparameter bepaalt u de tijd dat het beschermgas op de bovenkant van de
naad voor en na het lassen moet stromen. Voor het lasgas zijn er vooringestelde
dpa8d1ha
-- 9 --
NL
waarden. Tenzij u andere waarden opgeeft, krijgen de lasgasvoorstroming en de
lasgasnastroming bij de start de volgende waarden:
SLasgasvoorstroming = 2 s
SLasgasnastroming = 4 s
Met grondgas wordt het beschermgas aan de onderkant van de lasnaad bedoeld.
De parameter grondgas geeft aan hoelang het beschermgas aan de onderkant van
de lasnaad voor en na het lassen moet stromen.
Sommige beschermgassen, bijv. helium (He), kunnen het aansteken van de
lichtboog bemoeilijken. Als u een dergelijk beschermgas als lasgas gebruikt, kan het
raadzaam zijn tijdens het eigenlijke startogenblik een gas met een andere
samenstelling te gebruiken, namelijk een zogeheten startgas.
Is er een waarde opgegeven voor lasgas en voor startgas in sector 1, dan stroomt
alleen het startgas. Het lasgas stroomt wanneer de lichtboog aangestoken is.
2.3Draadtoevoersnelheid
Wordt gebruikt om de toevoersnelheid (in cm/min) voor de materiaaldraad te
bepalen.
De snelheid kan gepulseerd of continu (niet--gepulseerd) zijn.
De parametergroep voor draadtoevoersnelheid omvat twee parameters:
SPEAK WIRE FEED SPEED
(DRAADTOEVOERSNELHEID BIJ PIEKSTROOM)
SBACKGROUND WIRE FEED SPEED
(DRAADTOEVOERSNELHEID BIJ ACHTERGRONDSTROOM)
Bij lassen met continue draadtoevoer hoeft u uitsluitend de parameter
draadtoevoersnelheid bij piekstroom in te stellen.
Wilt u daarentegen de draadtoevoersnelheid laten pulseren, dan moet u zowel de
pieksnelheid als de achtergrondsnelheid instellen.
Gepulseerde draadtoevoer wordt automatisch gesynchroniseerd m et de lasstroom
zodat de draadtoevoersnelheid hoog bij piekstroom en laag bij achtergrondstroom is.
2.4Voorverwarmingstijd
Wordt gebruikt om het werkstuk bij het startpunt te verhitten (en zo de indringing van
het smeltbad correct te laten verlopen) en wordt gedefinieerd als de tijd vanaf de
ontsteking van de lichtboog tot de start van de rotatiebeweging. Als er geen
voorverwarming aangegeven is, houdt dat in dat de rotatie start wanneer de
lichtboog wordt ontstoken.
N.B. In de parametergroep lasstroom kan er in geval van voorverwarming geen
sector--slope in een startsector worden aangegeven.
2.5Rotatiesnelheid
Wordt gebruikt om de rotatiesnelheid van de elektrode rond het werkstuk aan te
geven, en wordt uitgedrukt in promille (duizendste delen) van de maximale
rotatiesnelheid voor het gebruikte lasgereedschap.
dpa8d1ha
-- 1 0 --
NL
De rotatiesnelheid kan net zoals de lasstroom en de draadtoevoersnelheid
gepulseerd of continu zijn).
De parametergroep voor rotatiesnelheid omvat vier parameters:
Gepulseerde rotatie wordt automatisch gesynchroniseerd met de lasstroom, zodat
het lasgereedschap stilstaat bij piekstroom en roteert bij achtergrondstroom.
3START EN STOP
3.1Start
U start het lasgereedschap met de START --toets.
Een lasprogramma kan niet worden gestart als u een andere gereedschapscode heb
opgegeven dan de code in het huidige programma.
3.2Stop
Als u het lassen met de STOP--toetsafbreekt, verspringt het programma naar
de eerstvolgende eindsector, ongeacht de sector die op dat moment actief is. Het
lassen wordt afgesloten volgens de instellingen in de eindsector.
Wanneer u het lassen met de toets ONMIDDELLIJK STOPbeëindigt, wordt de
lassequentie meteen afgebroken. De gasnastroming gebeurt volgens de ingestelde
tijd in de eindsector.
3.3Nieuwe start
U kunt voortgaan met lassen m et behulp van de SHIFT-- en START--toets
.
Ongeacht of u gestopt bent met lassen met behulp van de STOP--toetsof de
ONMIDDELLIJK STOP--toetsworden de startparameters van de eerste
voorafgaande startsector gebruikt. Daarna gaat het programma door vanaf de
positie waar het lasprogramma afgebroken werd.
dpa8d1ha
-- 1 1 --
NL
4VAN START GAAN
4.1Algemeen
Sommige van de factoren die het lasproces bepalen, zijn specifiek voor het
lasgereedschap, bijv. de rotatiesnelheid. Aan elk lasprogramma moet daarom een
gereedschapscode worden toegekend. Deze code geeft het gereedschap aan
waarvoor het programma is geschreven.
4.2Hoe u een gereedschapscode aangeeft
SDraai de schakelaar voor de netspanning op de lasstroombron in de stand 1.
SHet volgende display wordt getoond:
CHOOSE CONNECTED TOOL:
PRB"
PRH
PRD
POC 12--60 mm
TIG HAND TORCH
A25
NEXT
ENTER
Voorbeeld: U hebt PRB 33--90 aangesloten.SVerplaats de cursor met behulp van de softkey next (volgende) naar de regel
PRB. Kies het geschikt gereedschap en druk op enter.
Er verschijnt een venster met beschikbare gereedschapsafmetingen.
SVerplaats de cursor met behulp van de softkey next (volgende) naar de
afmeting van het gereedschap dat u hebt aangesloten (in dit voorbeeld: 33--90
mm) en druk op enter.
CHOOSE CONNECTED TOOL:
PRB"8--17 mm
PRH17-- 49 mm
PRD33-- 90 mm
POC 12--60 mm60-- 170 mm
TIG HAND TORCH
A25
NEXT
QUITENTER
Resultaat: De nieuwe gereedschapscode is ingevoerd en de volgende boodschap
verschijnt: CONNECTED TOOL (AANGESLOTEN GEREEDSCHAP): PRB 33--90
mm.
dpa8d1ha
-- 1 2 --
Drukopd
ftkeyDrukopdesoftkey
prog
g
TOOLTYPEMISMATC
H
program(huidi
g
NL
N.B. Als er al een programma met een andere gereedschapscode in het werkgebied
opgeslagen is, moet u dat verwijderen. (Wilt u het oude programma bewaren,
vergeet dan niet om het eerst op te slaan in de bibliotheek door op de toets MEM te
drukken.)
Op het display kunt u de volgende informatie aflezen:
S
delete existing
programma
wissen).
eso
ram(huidi
WARNING!
TOOLTYPE MISMATCH
PROGRAM NO1
PROGRAM MADE FOR:PRB 17-- 49 mm
CONNECTED TOOL:PRB 33-- 90 mm
DELETE
PROG.
Resultaat: De nieuwe gereedschapscode is ingevoerd en op het display verschijnt:
CONNECTED TOOL (AANGESLOTEN GEREEDSCHAP): PRB 33--90 mm.
Als er geen cijfer staat vermeld na PROGRAM NO: _ is er geen lasprogramma uit
de bibliotheek opgeroepen.
Opmerking! Als de lasgegevens in het werkgebied aangepast zijn, zal het
lasprogramma niet meer aansluiten bij het uit de bibliotheek opgeroepen
programma. Als u de aanpassingen wilt bewaren, slaat u ze als nieuw laspro gr amma
op in de bibliotheek.
4.3Hoe u een zelfgedefinieerde gereedschapscode aangeeft
Om een zelfgedefinieerde gereedschapscode aan te geven, dient u mogelijk
sommige van de volgende parameters te berekenen:
STik de rotatielengte en de schaalfactor in. Zie voor de juiste waarden in de
gebruiksaanwijzing 0440 100 xxx voor PRD 160.
SDruk op de softkey quit.
dpa8d1ha
-- 1 4 --
pyenter
Drukopd
ftkeyuopdesote
y
prog
g
TOOLTYPEMISMATC
H
program(huidi
g
NL
Het volgende display wordt getoond:
SDruk op de softkey
CHOOSE CONNECTED TOOL:
.
PRB
PRH
PRD"CUSTOMIZED
POC 60--170 mm
TIG HAND TORCH
A25
SETQUITENTER
Resultaat: De nieuwe gereedschapscode is ingevoerd en de volgende boodschap
verschijnt: CONNECTED TOOL (AANGESLOTEN GEREEDSCHAP): PRD
N.B. Als er al een programma met een andere gereedschapscode in het werkgebied
opgeslagen is, moet u dat verwijderen. (Wilt u het oude programma bewaren,
vergeet dan niet om het eerst op te slaan in de bibliotheek door op de toets MEM te
drukken.)
Op het display kunt u de volgende informatie aflezen:
S
delete existing
programma
wissen).
eso
ram(huidi
WARNING!
TOOLTYPE MISMATCH
PROGRAM NO1
PROGRAM MADE FOR:PRB 17-- 49 mm
CONNECTED TOOL:PRD
DELETE
PROG.
Resultaat: De nieuwe gereedschapscode is ingevoerd en op het display verschijnt:
CONNECTED TOOL (AANGESLOTEN GEREEDSCHAP): PRD
Berekening en instelling van de rotatielengte
ROTATION LENGTH (ROTATIELENGTE) = het aantal impulsen per omwenteling
aangeven (vanaf breekpunt 0,000 tot 1,000)
Berekening en instelling van de schaalfactor
Voo rbeeld B: PRH 6--40, rotatie.
SMaximale aandrijfsnelheid (V) = 2.778 rpm
SMechanische transmissie van aandrijfeenheid (N) = 2140:1
SWaarde voor impulssensorsignalen per omwenteling van de motoras (P) =15
SWaarde voor maximaal instelbare rotatie (M) = 1000.
SDe tijd tussen achtereenvolgende impulsen afkomstig van de impulssensor van
de motor, aangegeven in microseconden bij gewenste maximale snelheid (de
gegevens komen van de geldende specificatie van de aandrijfeenheid).
(T)=60s
x 1 000 000
VxNxP
dpa8d1ha
-- 1 5 --
desoftkeyvolgende
y
(
A
LEFA
NL
SEen constante (K) moet worden aangegeven zodat K/T = max. instelbare
waarde (M) in het display. K = T x M = 672843
SCALE FACTOR (SCHAALFACTOR) = 672843
SGa naar het volgende display zie voorbeeld A op blz. 15.
SGa met behulp van
INSERT PARAMETERS
de softkeyvolgende
naar de parameterfactor SCALE
FACTOR ROTATION
(SCHAALFACTOR
DEFAULTPRDA 25PRB
ROTATIONS LENGTH55350
SCALE FACTOR ROT.672843
#
ROTATIE) van de
softkey next
volgende)naa.
NEXTQUITENTER
SDruk op de softkey enter.
STik met de cijfertoetsen de waarde voor de schaalfactor 672843 in.
SDruk op de softkey enter.
Resultaat: Schaalfactor voor rotatie ingesteld.
Frequentiedeler
In dit venster kunt u bepalen of elke impuls dan wel elke achtste impuls geteld moet
worden -- dit met het oog op impulssensoren met een hoge impulsfrequentie (max.
2.000 Hz).
INSERT PARAMETERS
SC
WEAVE -- pulses/mm.84
PRESCALER
SCALE FACTOR WIRE230826
SCALE FACTOR WEAVE119048
NEXTQUITENTER
CTORVOLT30
Berekening en instelling van de schaalfactor voor draadtoevoer
Voo rbeeld E: Draadtoevoermechanisme MEI 21
SMax. draadtoevoersnelheid (V) = 2500 mm/min
SWaarde voor schakelen van versnellingsbak (N) = 159:1
SEffectieve omtrek van de toevoerrollen (O) ≈ (29.2 x π )mm
SWaarde voor impulssensorsignalen per omwenteling van de motoras (P) =15
SWaarde voor de maximale instelbare draatoevoersnelheid x 10 (M) =
25.0 x 10 = 250.
SMotortoerental dat aan maximale snelheid beantwoordt (R) = (V /O) x N rpm
SDe tijd tussen achtereenvolgende impulsen afkomstig van de impulssensor van
de motor, aangegeven in microseconden bij gewenste maximale snelheid (de
gegevens komen van de geldende specificatie van de aandrijfeenheid).
dpa8d1ha
-- 1 6 --
Drukopd
ftkeyDrukopdesoftkey
g
g
Drukopd
ftkeyuopdesote
y
ggg
NL
(T)=60s
x 1 000 000
=60xO
x 1 000 000
RxPVxNxP
SEen constante (K) moet worden aangegeven zodat K/T = max. instelbare
De taal bij levering en bij het eventueel terugstellen van de standaardwaarden is
Engels.
Taalkeuze
SDruk op de toets EXTRAom toegang te krijgen tot de extra functies. Het
volgende display wordt getoond:
S
language.
eso
AUXILIARY FUNCTIONS
LANGUAGE"
ERROR LOG"
SHOW ACTUAL PARAMETER VALUES
SOFTWARE UPDATE"
SOFTWARE KEY"
LAN-GUAGE
ERROR
LOG
SHOW
PARA- METER
SOFT--.
WARE
UPDATE
SOFT--
WARE
KEY
SDruk op de softkey next language en ga naar de gewenste taal.
S
change language.
eso
CHOSEN LANGUAGE: ENGLISH
AVAILABLE LANGUAGES
ENGLISHSVENSKA
DEUTSCH
FRENCH
NEXT
LANG
CHANGE
LANG
QUIT
Alle teksten worden van nu af aan in de gekozen taal gegeven (in dit voorbeeld:
Zweeds).
dpa8d1ha
-- 1 7 --
S
luithet
Sluithetmenudoo
r
pyy
NL
S
op de softkey avbryt
te drukken.
menudoor
VALT SPRÅK: SVENSKA
TILLGÄNGLIGA SPRÅK
ENGLISHSVENSKA
DEUTSCH
FRENCH
NÄSTA
SPRÅK
BYT
SPRÅK
AVBRYT
SDruk op de toets Extraom terug te keren naar het werkgebied.
5PROGRAMMABEWERKING
5.1Hoe u een parameterwaarde invoert
SZorg ervoor dat de juiste parametergroep op het display wordt afbeeld door op
een van de femparametertoetsen te drukken.
SGeef een waarde op in het cijferveld.
SDruk op de softkey van de desbetreffende parameter.
Let wel, de parameters nemen altijd de waarde van de voorgaande sector over,
tenzij u een nieuwe waarde opgeeft.
5.2Hoe u een parameterwaarde verhoogt/verlaagt
Een waarde maar worden gewijzigd als die in het cijfervak afgebeeld wordt.
SSelecteer de nodige parameter met een van de softkeys. De ingestelde waarde
voor de parameter verschijnt dan in het cijfervak.
SDruk op de toets PLUS
of MIN.
5.3Hoe u een nieuwe sector creëert
Er wordt een nieuwe sector gevormd als u in een bestaande sector een nieuw
breekpunt intikt.
STik een waarde in voor het breekpunt van de nieuwe sector.
SDruk op de toets SECTOR.
Hier door wordt er een nieuwe sector gecreëerd, die in principe een kopie van de
oorspronkelijke sector is, maar met een ander breekpunt en een ander
sectornummer. De nieuwe sector wordt automatisch op de juiste plaats in het
programma gezet. Deze plaats hangt af van de waarde van het breekpunt.
Hoe u tijdens het lassen een n ieuwe sector creëert
Ga als volgt te werkt om tijdens het lassen een nieuwe sector te creëren:
STik met behulp van de cijfertoetsen in een van de volgende parametergroepen
een waarde in
-- 1 8 --
dpa8d1ha
NL
SDruk op een van de softkeys.
Er wordt automatisch een nieuwe sector gevormd.
5.4Hoe u het breekpunt van een sector wijzigt
Om het breekpunt van een sector te kunnen wijzigen, moet u eerst controleren of de
waarde van het bestaande breekpunt in het cijfervak afgebeeld wordt.
SDruk op de toets SECTOR.
Op deze manier wordt nu het breekpunt in het cijfervak getoond.
STik de nieuwe breekpuntwaarde in.
SDruk op de toets SECTOR
of
Swijzig de breekpuntwaarde met de toetsen PLUSen MIN.
5.5Hoe u een transportsector creëert
Een transportsector creëert u door het lasgereedschap te roteren zonder in een
sector te lassen. Sector 1 kan niet dienen als transportsector, die kan alleen een
verschoven start.
Transportsector
STik met behulp van de cijfertoetsen een waarde in voor het breekpunt van de
nieuwe sector.
SDruk op de toets SECTOR.
SGeef de LASSTROOM(piekstroom) op tot 0.
N.B. Is de waarde van de lasstroom ontleend, dan is de lasstroomwaarde van de
daaropvolgende sector ook 0. Vergeet niet de juiste waarde in te voeren.
Alle andere parameterwaarden kunt u ongewijzigd laten.
Verschoven start
Een verschoven start krijgt u door het breekpunt van sector 1 te wijzigen:
SGa met de STAP--toetsnaar sector 1.
SDruk weer op de toets SECTOR.
STik met behulp van de cijfertoetsen het breekpunt voor bijv. 0,100 in i.p.v. 0,000.
SDruk weer op de toets SECTOR.
dpa8d1ha
-- 1 9 --
NL
5.6Hoe u een neutrale positie vindt
Bij gebruik van het buislasgereedschap PRH en POC is het soms nodig dat u terug
naar de neutrale stand kunt gaan, bijv. bij het stoppen van het lasproces.
SDraai het gereedschap handmatig totdat het zich binnen een tiende deel van een
omwenteling links of rechts van de neutrale stand bevindt. Zie voorts onder
Handmatige modus op blz. 37.
SDruk weer op de toets START.
Wanneer u dat gedaan hebt, roteert het gereedschap automatisch naar de neutrale
stand, en start er een lassequentie.
5.7Hoe u een slope invoert
Een tijds--slope of sector--slope kan worden opgegeven voor een van de volgende
parametergroepen:
LasstroomRotatiesnelheid
Draadtoevoersnelheid
Tijds --slope
SDruk op de toets van de gewenste parametergroep.
SMarkeer de nodige parameter met een van de softkeys.
STik de gewenste waarde voor de slope--tijd in.
SDruk weer op de toets SLOPE.
Sector--slope
U hoeft geen tijdswaarde op te geven om een sector--slope te creëren.
N.B. In de parametergroep lasstroom kunt u geen sector--slope in een startsector
opgeven in geval van voorverwarming.
SDruk op de toets van de gewenste parametergroep.
SMarkeer de nodige parameter met een van de softkeys.
SDruk tegelijkertijd op de toetsen SHIFTen SLOPEom een
sector--slope te maken.
Wat is een slope?
Een slope is een lineaire verandering tussen twee parameterwaarden gebaseerd op
tijd en positie (breekpunt).
Een op tijd gebaseerde slope wordt tijds--slope genoemd en is geactiveerd
gedurende een gegeven tijd.
Een op positie gebaseerde slope wordt sector--slope genoemd en is actief tussen
twee aangrenzende breekpunten.
dpa8d1ha
-- 2 0 --
NL
5.8Hoe u een programma verplaatst
Ga naar de volgende parametergroep
Met behulp van de toets STAPkunt u zich binnen een lasprogramma bewegen.
Terwijl u zich verplaatst, worden alleen de parametergroepen getoond waaraan in
het programma een waarde toegewezen is.
Wanneer u zich door de eindsector beweegt, verspringt u automatisch naar de
gereedschapscode.
Zich verplaatsen tussen sectoren
U kunt verspringen tussen de sectoren van het programma. Schrijf een
sectornummer in het cijfervak van het display en druk vervolgens op de
SECTOR--toets te drukken. Bij het verspringen naar een nieuwe sector komt u
altijd in dezelfde parametergroep terecht als de voorgaande.
5.9Hoe u binnen in een programma kunt wissen
Een parameterwaarde wissen
U kunt een parameterwaarde wissen als die niet uit een voorgaande sector
overgenomen is. De waarde moet in het cijfervak afgebeeld wordt om het te kunnen
wissen.
SDruk op de toets WISSEN. In het cijfervak verschijnt de vraag DEL?
SDruk op de softkey van de parameter om te bevestigen.
Een sector wissen
U kunt alleen de sector wissen waarin u zich bevindt. Er zijn twee werkwijzen:
Alternatief 1
SDruk op de toets WISSENen vervolgens op de toets SECTOR.
Alternatief 2
SDruk op de toets SECTOR. Het breekpunt verschijnt in het cijfervak.
SDruk op de toets WISSEN. In het cijfervak verschijnt de vraag DEL?
SDruk op de toets SECTORom te bevestigen.
De inhoud van het werkgebied
Het werkgebied bevat altijd het laatst gebruikte lasprogramma. Soms is het nodig het
werkgebied volledig leeg te maken, bijv. om de gereedschapscode te wijzigen.
Wis als volgt het aanwezige programma in het werkgebied:
SDruk op de toets WISSEN
dpa8d1ha
wissen
en vervolgens op de toets GEHEUGEN.
-- 2 1 --
NL
5.10Hoe u tijdens het lassen de lasgegevens wijzigt
Om de lasgegevens tijdens het lassen te kunnen wijzigen, moet er een waarde
voorkomen in het cijfervak.
SSelecteer de nodige parameter met een van de softkeys. De ingestelde waarde
voor de parameter verschijnt dan in het cijfervak.
STik met behulp van de cijfertoetsen de nieuwe waarde in of verhoog/verlaag de
waarde met de PLUS/MIN-- toetsen.
N.B. Wanneer u een waarde in het werkgebied wijzigt, wordt de oude waarde
overschreven en de nieuwe geactiveerd. In geval van een ontleende waarde wordt
de waarde in de daaropvolgende sector gewijzigd.
5.1 1Hoe u de basisinstellingen in de afstelbox kiest
Als de afstelbox afgesloten wordt, d.w.z. niet reageert wanneer u op de toetsen
drukt, moet u de afstelbox als volgt weer op nul zetten:
SDraai de schakelaar voor de netspanning op de lasstroombron in de stand 0.
SHoud de middelste van de vijf softkeys op de afstelbox ingedrukt en draai de
netspanningschakelaar in de stand 1.
dpa8d1ha
-- 2 2 --
Drukopd
ftkeyuopdesote
y
Drukopd
ftkeyuopdesote
y
(
NL
6PROGRAMMERINGSVOORBEELDEN
6.1V oorbeelden 1a
Het eerste voorbeeld is een eenvoudig lasprogramma met twee sectoren, waarbij
sector 2 de eindsector is. Het programma omvat vier parameters: lasstroom,