elco VL 1.40, VL 1.40P, VL 1.42, VL 1.55, VL 1.55P Operating Instructions Manual

...
03/2011 - Art. Nr. 4200 1016 4000C
VL 1.40/P VL 1.42 VL 1.55 VL 1.55P VL 1.95
Bedieningshandleiding
Voor de gespecialiseerde vakman
Aangeblazen oliebrander...................... 2-13
For authorised specialists
Forced-draught fuel-oil burners ......... 14-25
nl
en
de, fr, it................................. 4200 1015 5600
............................................. 4200 1016 4100
03/2011 - Art. Nr. 4200 1016 4000C2
Overzicht
Inhoudsopgave
Pagina
Overzicht Inhoudsopgave .........................................................2
Belangrijke aanwijzingen .......................................... 2
Beschrijving van de brander ..................................... 3
Werking Opwarm-, werkings-, veiligheidsfunctie ....................4
Branderautomaat ..................................................... 5
Oliebranderpomp ......................................................6
Aansluitschema, aansluitsokkel................................7
Montage Brandermontage, branderinbouwstand..................... 8
Elektrische aansluiting, olieaansluiting ..................... 8
Controles vóór de inbedrijfstelling............................. 8
Inbedrijfstelling Instelgegevens, controle menginrichting................... 9
Luchtregeling ........................................................... 9
Inregelen van de brander, oliedrukregeling ............ 10
Werkingscontrole ....................................................10
Service Onderhoud.............................................................. 11
Storingen verhelpen................................................12
Aanduiding onderhoudsinterval, aanduiding
olievoorraad ...........................................................13
Belangrijke aanwijzingen
De branders VL 1.40/P/42/55/55P/95 zijn ontworpen voor de verbranding van stookolie EL conform nationale normering: AT: ECO-NORM C1109: Standaard en
zwavelarm
BE: NBN T52.716: standaard en NBN
EN590: zwavelarm
CH: SN 181160-2 stookolie EL en eco-
stookolie zwavelarm
DE: DIN 51603-1: standaard en
zwavelarm. In opbouw en werking zijn de branders conform EN 267. De montage, het in bedrijf stellen en het onderhoud mogen alleen door erkende vaklui worden uitgevoerd, waarbij de van kracht zijnde richtlijnen en voorschriften in acht moeten worden genomen.
Branderbeschrijving
De brander VL 1.40/P/42/55/55P/95 is een enkeltraps, volautomatisch werkende brander in monoblokuitvoering. Hij is binnen zijn vermogensbereik geschikt voor de uitrusting van verwarmingsketels volgens EN 303 of van warmeluchtblazers volgens DIN 4794, DIN 30697 of EN621. Voor iedere andere vorm van gebruik is de toestemming vereist van ELCO.
Leveromvang
In de verpakking van de brander bevinden zich: 1 Klemflens met isolatiering voor de
aansluiting 1 Zakje met bevestigingsonderdelen 1 Etui met technische documentatie
Voor een veilige, milieuvriendelijke en energiebesparende werking moeten de volgende normen in acht worden genomen:
EN 226
Aansluiting van branders met olieverstuiving en aangeblazen gasbranders aan warmteproducerende uitrusting.
EN 60335-2
Veiligheid van elektrische apparaten voor huishoudelijk gebruik
Plaats van opstelling
De brander mag niet worden opgesteld in ruimten met agressieve dampen (bijvoorbeeld haarspray, perchloorethyleen, tetrachloorkoolstof), sterke stofbelasting of hoge vochtigheidsgraad (washok bijvoorbeeld). In zoverre er voor de luchtverzorging geen geïntegreerd luchtaanvoer/ rookgasafvoer-systeem aanwezig is, moet een opening voor luchttoevoer aanwezig zijn, met: DE: tot 50 kW: 150 cm
2
voor elke bijkomende kW: + 2,0 cm
2
CH: QF [kW] x 6= ...cm2; min. echter
200cm
2
. Plaatselijke voorschriften kunnen leiden tot afwijkingen.
Voor schade, om de volgende redenen ontstaan, sluiten wij garantie uit:
- ongepast gebruik
- foutieve montage of reparatie door kopers of derden, inclusief gebruik van onderdelen van andere constructeurs.
Overdracht en gebruiksaanwijzing
De installateur van de branderinstallatie dient de gebruiker van de installatie, uiterlijk bij de oplevering, een bedienings- en onderhoudshandleiding te geven. Deze dient in de plaatsingsruimte van de warmteproducerende uitrusting duidelijk zichtbaar te worden opgehangen. Het adres en telefoonnummer van de dichtstbijzijnde klantenservice moet daarop worden ingevuld.
Aanwijzing voor de exploitant
De installatie moet jaarlijks ten minste een keer worden geïnspecteerd door een vakman. Om ervoor te zorgen dat zulks niet wordt vergeten, verdient het aanbeveling een onderhoudscontract te sluiten.
Conformiteitsverklaring voor
aangeblazen oliebrander
Wij, de fabriek met erkenningsnummer AQF030 F-74106 ANNEMASSE Cedex verklaren op eigen exclusieve verantwoordelijkheid, dat de producten VL 1.40/P VL 1.42 VL 1.55 VL 1.55P VL 1.95
conform zijn met de volgende normen EN 50165 EN 55014 EN 60335 EN 60555-2 EN 60555-3 EN 267 Belgisch Koninklijk Besluit van 08/01/2004
Volgens de bepalingen van de richtlijnen 98 / 37 /EEG Machinerichtlijn 89 / 336 /EEG EMC-richtlijn 2006 / 95 /EG Laagspannings-
richtlijn
92 / 42 /EEG Rendements-
richtlijn
voeren deze producten het CE­kenmerk.
Annemasse, 27 Oktober 2008 M. SPONZA
03/2011 - Art. Nr. 4200 1016 4000C 3
Overzicht
Branderbeschrijving
A1 Oliebranderautomaat A4 Scherm B3 Vlamdoofveiligheid M1 Elektromotor voor pomp en
luchtturbine pL Luchtdruknippel T1 Ontstekingstransformator Y Instelschaal Y1 Magneetventiel 3 Luchtregeling in de branderkop 5 Bevestigingsschroeven voor
basisplaat 7 Ophangsteun 8 Behuizing 9 7-polige contrastekker (verstoken) 14 Branderkap 15 Buizensteun met aansluitflens en
isolatiering 16 Ontgrendelingsknop 102 Oliepomp 103B Luchtregeling 105 Olieslangen 113 Luchtkast
nl
03/2011 - Art. Nr. 4200 1016 4000C4
Werking
Opwarmfunctie Werkingsfunctie Veiligheidsfunctie
Principeschema
1 Oliebranderpomp cpl. 2 Oliedrukregelaar 3 Oliebranderpomp
4 Magneetventiel 5 Sproeierlijn
(met verwarming bij VL1.40/P en VL1.55P)
6 Branderkop
7 Stuwschijf 8 Gelineariseerde
luchtdoseertrommel 10 Ventilator 11 Brandermotor
Opwarmfunctie
(alleen bij VL1.40/P en VL1.55P) Indien van de installatie warmte wordt gevraagd, dan wordt eerst de sproeierlijnverwarming ingeschakeld. Wanneer de olievoorverwarmingstemperatuur wordt bereikt, geeft een thermostaat in de sproeierlijnverwarming het programmaverloop vrij. De opwarmtijd bij koude start bedraagt ongeveer 2 minuten.
Werkingsfunctie
- Na warmteverzoek door de ketelregelaar start de olieverbrandingsautomaat het programmaverloop.
- De motor start, de ontsteking wordt ingeschakeld en de voorventilatietijd van 15 sec loopt.
- Tijdens de voorventilatie wordt de branderkamer bewaakt op vlamsignalen.
- Na afloop van de voorventilatie opent het oliemagneetventiel en de brander start.
- De ontsteking wordt uitgeschakeld als de brander werkt.
Uitschakelen regeling
- De ketelregelaar onderbreekt het warmteverzoek.
- Het oliemagneetventiel wordt gesloten en de vlam dooft.
- De brandermotor wordt uitgeschakeld.
- De brander is in stand-by voor werking.
Veiligheidsfunctie
Een uitschakelen in storingstoestand treedt op:
- als tijdens de voorventilatie een vlamsignaal aanwezig is (parasietlichtbewaking)
- als bij de start (brandstofvrijgave) na 5 sec (veiligheidstijd) geen vlam is gevormd
- als er bij vlamuitval tijdens de werking na een vergeefse herstartpoging geen vlam ontstaat.
Een uitschakelen in storingstoestand wordt weergegeven door het oplichten van de storingslamp en kan na het verhelpen van de storingsoorzaak door het indrukken van de resetknop weer worden ontgrendeld. Voor meer informatie zie beschrijving branderautomaat.
03/2011 - Art. Nr. 4200 1016 4000C 5
Symbool Benaming
Wacht op warmteverzoek
Wacht op de sproeierlijnverwarming
(voor branders met sproeierlijnverwarming)
Brandermotor ingeschakeld
Ontsteking in
Vlam aanwezig
Werking
Branderautomaat TCH 1xx
Fasen werkingsverloop:
1: Geen spanning 2: Spanningsvoeding aanwezig,
geen warmteverzoek
3: Warmteverzoek:
sproeierlijnverwarming ingeschakeld
4: Voorventilatie: motor
ingeschakeld, ontsteking
ingeschakeld 4': Parasietlichtbewaking 5: Branderstart: magneetventiel
open, vlamvorming,
veiligheidstijd
6: Vlam aanwezig,
naontstekingstijd 7: Branderwerking 8: Einde van het warmteverzoek,
magneetventiel sluit, brander
stopt 9: Stand-by
De oliebranderautomaat TCH 1xx stuurt en bewaakt de aangeblazen brander. Door het microprocessorgestuurde programmaverloop worden uiterst stabiele tijden bereikt, die onafhankelijk zijn van schommelingen in netspanning en omgevingstemperatuur. De branderautomaat is niet gevoelig voor onderspanning. Als de netspanning onder de vereiste minimumwaarde ligt, schakelt de automaat uit zonder storingssignaal. Nadat weer een normale spanning is bereikt, start de automaat weer automatisch.
Vergrendeling en ontgrendeling
De automaat kan via de resetknop R worden vergrendeld (in storingstoestand gebracht) en worden ontgrendeld (uit storingstoestand gehaald), op voorwaarde dat netspanning voorhanden is op de automaat.
Voor het in- of uitbouwen van de automaat moet het apparaat spanningsvrij worden gemaakt. De automaat mag niet worden geopend of gerepareerd.
De knop R
indrukken
gedurende ...
… veroorzaakt ...
… 1 seconde ... Ontgrendelen van de
automaat
… 2 seconden... Vergrendelen van
de automaat
… 9 seconden... Wissen van de
statistieken van de
automaat
A4 Scherm BP1 Drukknop 1
Opvraging: Storingscode
BP2 Drukknop 2
Opvraging: Waarden
nl
03/2011 - Art. Nr. 4200 1016 4000C6
Werking
Oliebranderpomp
De gebruikte oliebranderpomp is een zelfaanzuigende tandwielpomp, die als tweestrengenpomp via een ontluchtingsfilter moet worden aangesloten. In de pomp zijn aanzuigfilters en oliedrukregelaars ingebouwd. Vóór de inbedrijfstelling moeten manometers voor druk- 4 en onderdrukmetingen 5 worden gemonteerd. 1 Aanzuigaansluiting 2 Retouraansluiting 3 Drukaansluiting 4 Manometeraansluiting oliedruk 5 Manometeraansluiting onderdruk 6 Oliedrukregeling
10 Elektrische aansluiting
magneetventiel
Y1 Oliemagneetventiel
AS47D
BFP21L3
03/2011 - Art. Nr. 4200 1016 4000C 7
Werking
Aansluitschema Aansluitsokkel
Stekker nr.
Klem
Stekker nr.
Klem
Afstandsont­grendeling
Aarde
Sproeierlijnverwarming
Vlamcontrole
Stroomvoeding L1
Aanduiding storing
Ontsteking
Brandermotor
Magneetventiel
Klem Benaming Stekker nr. Klem Benaming Stekker nr.
1 Aarde
11
14 Fase brandermotor
4
2 Signaal vlamdoofveiligheid 15 Aarde 3 Fase 16 Neutraal 4 Signaal afstandsontgrendeling
20
17 L1 Magneetventiel netaansluiting
1
5 Fase 18 Aarde 6Fase
25
19 Neutraal
7 Sproeierlijnverwarming/vrijgavecontact 20 Neutraal
5
8 Aarde 21 Fase onstekingstransformator 9 Neutraal 22 Aarde
10 Fase
6
23
10
11 Aarde 24 12 Neutraal 25 Fase storingsaanduiding
21
13 Aarde 26 Neutraal
nl
03/2011 - Art. Nr. 4200 1016 4000C8
Montage
Brandermontage Branderinbouwstand Controles vóór de inbedrijfstelling
Montage van de brander
De branderflens 3 is voorzien van langwerpige gaten en kan worden gebruikt voor een diameter van de gatencirkel gaande van 150 tot 170 mm. De afmetingen voldoen aan EN 226. Door verschuiven van de buizensteun 2 op de branderbuis kan de insteekdiepte van de menginrichting worden aangepast aan de afmetingen van de verbrandingsruimte. De insteekdiepte blijft ongewijzigd bij het in- en uitbouwen. Via de buizensteun 2 wordt de brander op de aansluitflens en dus aan de ketel bevestigd. De verbrandingsruimte wordt hierdoor dicht afgesloten.
Inbouwen:
• Aansluitflens 3 met bouten 4 aan de ketel bevestigen
• Buizensteun 2 aan de branderbuis monteren en met een schroef 1 bevestigen. Schroef 1 met een koppel van max. 6 Nm vastdraaien.
• Brander enigszins draaien, in de flens invoeren en met schroef 5 bevestigen.
Uitbouwen:
• Bout 5 losdraaien
• Brander uitdraaien en uit de flens trekken.
Olieaansluiting
De meegeleverde olieslangen zijn al aangesloten op de oliebranderpomp. Om verwisseling te voorkomen is de toevoerslang speciaal gemarkeerd. De olieaansluiting wordt gerealiseerd via een ontluchtingsfilter. Het filter moet dusdanig worden geplaatst dat een vakkundige slanggeleiding is gegarandeerd. De slangen mogen geen knikpunt vertonen. Voor de olieleiding moet een koperbuis DN 4 (4x6) worden gebruikt. CH: Polyamide-olieleiding DN4,
DIN 16773, Art. nr. 501183.
Voor de maximale lengtes van de zuigleiding en de aanzuighoogten: zie de richtlijn voor het ontwerp en de dimensionering van installaties met zuiginrichting. Deze richtlijn is onderdeel van de ontwerpbeginselen van ELCO. De zuigleiding wordt bij vierkante tanks tot 5 cm en bij cilindrische tanks tot 10 cm over de tankbodem gevoerd.
Elektrische aansluiting
De elektrische installatie en de aansluitwerkzaamheden mogen uitsluitend door een erkend elektrotechnicus worden uitgevoerd. Daarbij dienen de geldende voorschriften en bepalingen in acht te worden genomen. Deze brander omvat elektronische componenten; het is aan te bevelen vóór de installatie een automatische differentieelschakelaar van het type A te voorzien, om zwerfstromen met een gelijkstroomcomponent op te sporen.
• Controleren of de netspanning met de opgegeven werkingsspanning van
230 V, 50 Hz overeenstemt.
• Zekering voor de brander: 10 A De brander en de warmteproducerende uitrusting worden via een zevenpolige stekkerverbinding 1 aangesloten.
Controles vóór de inbedrijfstelling
Volgende punten op de installatie controleren:
- De waterdruk in het verwarmingscircuit
- Circulatiepompen in werking
- Secundaire-luchtvoorziening in de schoorsteen in werking (indien voorhanden)
- Stroomverzorging (230V) naar het schakelbord van de ketel is gegarandeerd
- Het oliepeil in de tank
- Aansluitingen van de olieslangen
- (toevoer/retour, dichtheid)
- Olieventielen open
- Instellingen van de menginrichting van de brander
- Instelling van de onstekingselektroden
- Instelling van de thermostaten
Vóór inbedrijfstelling olie met handpomp aanzuigen. Brander inschakelen voor de inbedrijfstelling. Voor volledige ontluchting, de ontluchtingsschroef op het oliefilter openen. Hierbij mag een onderduk van 0,4 bar niet worden overschreden. Als het filter volledig met olie gevuld is en de olie zonder bellen uitstroomt, de brander uitschakelen. Ontluchtingsschroef sluiten.
03/2011 - Art. Nr. 4200 1016 4000C 9
Inbedrijfstelling
Instelgegevens Luchtregeling
De hierboven vermelde instellingen zijn basisinstellingen. De fabrieksinstelgegevens zijn vet omrand. Met deze instellingen kan normaal gesproken de brander in bedrijf worden genomen. In ieder geval de instelwaarden zorgvuldig controleren. Correcties vanwege de installatie kunnen noodzakelijk zijn. Gunstige verbrandingswaarden zijn te bereiken door het gebruik van de volgende sproeiers:
Danfoss 45° S, 60° S Steinen 45° S, 60° S Fluidics 45° S, 60° S
De luchtregeling wordt gerealiseerd op twee plekken:
- Aan de drukzijde van de ventilator door middel van een luchtdoseertrommel
- In de branderkop door middel van de stuwschijf en het mondstuk van de branderbuis.
De luchtdoseertrommel heeft een lineaire regelkarakteristiek en wordt bediend door verdraaien van de regelknop 103B. De ingestelde waarde kan via de instelschaal worden gecontroleerd.
De luchtregeling in de branderkop beïnvloedt behalve de luchthoeveelheid ook de mengzone en de luchtdruk in de branderbuis. Verdraaien van schroef 3
- naar de rechterkant = meer lucht
- naar de linkerkant = minder lucht
Op de schaalverdeling Y kan de stand van de stuwschijf worden gecontroleerd.
De stand van de stuwschijf (maat C) komt overeen met de waarde op de schaal Y. Het justeren op 0 wordt in de fabriek uitgevoerd. Als bijstellen of een nieuwe justering nodig is, dient als volgt te werk worden gegaan:
• Dekplaat demonteren, daartoe de springveren aan de binnenkant losmaken
• Schaal Y door in- of uitdraaien in de gewenste stand brengen.
• Dekplaat weer monteren.
De aanzuigluchtgeleiding 6 wordt in de fabriek op 1 ingesteld. Stand 1 = max. ventilatordruk Stand 5 = min. ventilatordruk In gevallen waar een hoge ventilatordruk een nadeel is, bijvoorbeeld bij sterke onderdruk in de haard, kan de druk worden verminderd door de geleiding van aanzuiglucht te veranderen:
• De bevestigingsschroef 7 losdraaien
• De geleiding van aanzuiglucht op een nieuwe waarde instellen
• Schroef weer aanspannen.
nl
45°S 60°S
21 1.8 - 0.50 11 6 6 7 1
27 2.3 - 0.60 11 10 10 9 1 38 3.2 - 0.85 11 15 15 14 1
31 2.6 - 0.60 11 10 10 10 1
38 3.2 0.75 - 11 15 15 14 1 40 3.4 0.85 - 11 10 10 13 1
46 3.9 1.00 - 11 15 15 15 1
52 4.4 1.10 - 11 20 20 18 1
58 4.9 1.25 - 11 5 10 8 -
72 6.1 1.50 - 11 10 15 11 ­80 6.7 1.75 - 11 15 20 13 -
VL1.40/P
VL1.42
VL1.55
VL1.55 P
VL1.95
Maat
Y
mm
Maat
C
mm
Luchtregeling
Schaalwaarde
A
anzuiglucht-
geleiding
Stand
Pomp-
druk
bar
Brander
Brande rverm ogen
kW
Oliedebiet
kg/h
Sproeier
Danfoss
GpH
Loading...
+ 19 hidden pages