elco VG 1.40, VG 1.55, VG 1.85 VG 1.105, VG 1.40/TC, VG 1.55/TC Operating Instructions Manual

...
nl
en
......................................... 4200 1071 9203
VG1 /TC 4201 1000 4100
VG1 4201 1000 1601
VG 1.40 (/TC) VG 1.55 (/TC) VG 1.85 (/TC) VG 1.105 (/TC)
de, fr, it............................ 4200 1015 8201
nl, en................................ 4200 1016 3901
de, fr, it, nl, en................. 4200 1016 3801
Voor de gespecialiseerde vakman
Aangeblazen gasbrander
Operating instructions
For specialist installation engineers
Gas burners
10/2016 - Art. Nr. 4200 1016 3901A
Overzicht
Inhoudsopgave
Overzicht Inhoudsopgave...........................................................2
Werking Gasblok VR4625 / MB-DLE407..................................4
Montage Brandermontage, Branderinbouwstand....................10
Inwerkingstelling Testen voor de inwerkingstelling ..............................12
Service Onderhoud ...............................................................17
Belangrijke aanwijzingen
De branders VG 1.40/55/85/105 zijn erop berekend aardgas en propaan te verbranden met geringe emissie van schadelijke stoffen. In opbouw en functie zijn de branders conform EN676. Ze zijn geschikt voor uitrusting van iedere volgens EN303 ontworpen warmteproducerende uitrusting resp. van heteluchttoestellen conform DIN 4794 of DIN 30697 binnen hun vermogensbereik. Voor iedere andere vorm van gebruik is de toestemming vereist van ELCO. De montage, de inwerkingstelling en het onderhoud mogen alleen door erkende vaklui worden uitgevoerd, waarbij de van kracht zijnde richtlijnen en voorschriften in acht moeten worden genomen.
Branderbeschrijving
De branders VG 1.40/55/85/105 zijn enkeltraps, volautomatisch werkende branders in monoblokuitvoering. De speciale constructie van de branderkop maakt een verbranding mogelijk met hoog rendement en met geringe emissie van schadelijke stoffen. Volgens de testen van EN676 worden de waarden van de strengste emissieklasse 3 gerespecteerd, alsook de vereisten van de nationale milieuwetgeving: AT: KFA 1995, FAV 1997 CH: LRV 2005 DE: 1.BImSChV NL: EN676, Emissieklasse 3 Afhankelijk van de afmetingen en belasting van de verbrandingsruimte en van het verbrandingssysteem (driekanaalsketel, ketel met omgekeerde vlam) kunnen afwijkende emissiewaarden worden bereikt. Voor de opgave van garantiewaarden moeten de voorwaarden voor het meettoestel, toleranties en luchtvochtigheid in acht worden genomen.
Leveromvang
In de verpakking van de brander bevinden zich: 1 Gasaansluitflens 1 Compacte gasblok met gasfilter
Belangrijke aanwijzingen............................................2
Beschrijving van de brander.......................................3
Branderautomaat ................................................... 5-6
Aansluitschema, Aansluitsokkel .................................7
Werkings- en Veiligheidsfunctie ............................. 8-9
Gasaansluiting, Inbouwwijze ....................................10
Werking met propaan, Elektrische aansluiting .........11
Ionisatiestroommeting ..............................................12
Instelgegevens, Luchtregeling..................................13
Instelling van de compacte gaseenheid VR4625 .....14
Instelling van de compacte gaseenheid
MB-DLE407..............................................................15
Instelling van de luchtpressostaat ............................16
Instelling van de gaspressostaat,
Werkingscontrole......................................................16
Storingen verhelpen .................................................18
Aanduiding onderhoudsinterval ................................19
1 Branderflens met isolatiering 1 Zakje met bevestigingsonderdelen 1Etui met Technische Documentatie
Voor een veilige, milieuvriendelijke en energiebesparende werking moeten de volgende normen in acht worden genomen:
EN 676
Aangeblazen gasbranders
EN 226
Aansluiting van branders met olieverstuiving en aangeblazen gasbranders aan warmteproducerende uitrusting.
EN 60335-2
Veiligheid van elektrische apparaten voor huishoudelijk gebruik
Gasleidingen
Voor het leggen van de gasleidingen en armaturen moeten de algemene installatievoorschriften en -richtlijnen in acht worden genomen, alsook de nationale regelgeving: CH: - SVGW-gasrichtlijn G1
- EKAS Form.1942 propaangas­ richtlijn, Deel 2
- Voorschriften van de kantonnale instanties (z.B brandweer­ voorschriften)
DE: - DVGW-TVR/TRGI
Plaats van opstelling
De brander mag niet worden opgesteld in ruimten met agressieve dampen (bijvoorbeeld haarspray, perchloorethyleen, tetrachloorkoolstof), sterke stofbelasting of hoge vochtigheidsgraad (washok bijvoorbeeld). Er moet een opening voor luchttoevoer aanwezig zijn, met: DE: tot 50 kW: 150 cm
voor elke volgende kW: + 2,0 cm
CH: QF [kW] x 6= ...cm2; min. echter
Plaatselijke voorschriften kunnen leiden tot afwijkingen.
200cm
2
.
10/2016 - Art. Nr. 4200 1016 3901A2
Pagina
Voor schade, om de volgende redenen ontstaan, sluiten wij garantie uit:
- ongepast gebruik
- foutieve montage of reparatie door kopers of derden, inclusief gebruik van onderdelen van andere constructeurs.
Overdracht en gebruiksaanwijzing
De installateur van de branderinstallatie dient de gebruiker van de installatie, uiterlijk bij de oplevering, een bedienings- en onderhoudshandleiding te geven. Deze dient in de plaatsingsruimte van de verwarmer duidelijk zichtbaar te worden opgehangen. Het adres en telefoonnummer van de dichtstbijzijnde klantenservice moet daarop worden ingevuld.
Aanwijzing voor de exploitant
De installatie moet jaarlijks ten minste een keer worden geïnspecteerd door een vakman. Om ervoor te zorgen dat zulks niet wordt vergeten, verdient het aanbeveling een onderhoudscontract te sluiten.
2
2
nl
Overzicht
Branderbeschrijving
A1 Branderautomaat A4 Display B10 Ionisatiebrug F6 Luchtpressostaat GP Sluiterschijf voor propaangas M1 Elektromotor pL Luchtdruknippel T1 Ontstekingstransformator 3 Gasblokaansluitflens 5 Bevestigingsschroeven voor
basisplaat 7 Inhangvoorziening (Service) 8 Behuizing 9 Elektrische aansluiting (bedekt) 14 Ontgrendelingsknop 15 Gaskopinstelschroef 16 Afdekkap 17 Branderaansluitflens 18 Branderbuis 103B Luchtregeling 113 Luchtkast
10/2016 - Art. Nr. 4200 1016 3901A 3
Werking
VR4625
MB-DLE 407 met TC
MB-DLE 407 zonder TC
Gasblok VR4625 / MB-DLE 407
De compacte eenheid met geïnte­greerde gasdrukregeling VR 4625 is geschikt voor de werking van enkeltraps aangeblazen gasbranders. Het compacte gasblok is geregistreerd onder nummer: CE-0063AP3090
Technische gegevens
Ingangsdruk 15-60mbar Omgevingstemperatuur 0 tot +60° C Spanning 230 V/50 Hz Opgenomen vermogen 19W Beschermingsgraad IP40 Gasaansluiting Rp 1/2"
Werkingsprincipe
Bij het aanleggen van de spanning aan de magneetspoel opent ventiel Y12 en ventiel Y13. De ventielzittingen worden door een fijn zeef aan de inlaat beschermd tegen vervuiling. De ingebouwde drukregelaar regelt de gewenste uitgangsdruk.
De vereiste instelwaarden voor:
- Gaspressostaat
- Gasdrukregelaar
- Startgasdruk (MB-DLE407) kunnen via de bijstelschroeven worden ingesteld. Ingangs- en uitgangsdruk kunnen aan de meetnippels worden gemeten.
F4 Pressostaat (instelschroef
onder de kap) Y12 Veiligheidsventiel Y13 Hoofdventiel 2 Elektrische aansluiting
ventielen 8 Inlaatflens 9 Elektrische aansluiting
pressostaat 104/C Instelschroef drukregelaar 106 Gaszeef 119 Meetnippel gasingang
119.1 Meetnippel gasdruk in de
tussenruimte van de ventielen 119pBr Meetnippel gasuitgang
10/2016 - Art. Nr. 4200 1016 3901A4
De compacte eenheid met geïnte­greerde gasdrukregeling MB-DLE 407 is geschikt voor de werking van enkeltraps aangeblazen gasbranders. Het compacte gasblok is geregistreerd onder nummer: CE-0085AP3156
Technische Gegevens
Ingangsdruk 13-360mbar Omgevingstemperatuur -15 tot +60° C Spanning 230 V/50 Hz Opgenomen vermogen 46W Beschermingsgraad IP54 Gasaansluiting Rp 3/4"
nl
Werking
Fasen werkingsverloop:
1: Geen spanning 2: spanningsvoeding aanwezig, geen
warmteverzoek
3: Warmteverzoek, controle luchtpres-
sostaat ruststand
4: Motor ingeschakeld, controle luchtdruk
5: Eerste fase dichtheidstest 6: Testtijd 1 (tussenruimte ventielen
drukloos) 7: Tweede fase ventieltest 8: Testtijd 2 (tussenruimte ventielen gevuld) 9: Voorventilatie 9': Voorontsteking, activering parasietlicht-
bewaking 10: Vlamvorming, veiligheidstijd 11: Naontstekingstijd 12: Werking 13: Branderstilstand 15: Werkingsgereedheid
VG1/TC
Branderautomaat TCG 1xx met functie TC
De knop R
indrukken tijdens
...
… 1 seconde ... Ontgrendelen van de
… 2 seconden... Vergrendelen van de
… 9 seconden... Wissen van de statis-
A4 Scherm BP1 Drukknop 1
Opvraging: Storingscode
BP2 Drukknop 2
Opvraging: Waarden
Symbool Naam
Wacht op warmteverzoek
Ventieldichtheitstest
(door gasdrukmeting in de tussenruimte van de
ventielen)
Wacht op luchtpressostaat bij branderstart
Brandermotor ingeschakeld
… veroorzaakt ...
automaat
automaat
tieken van de
automaat
De gasbranderautomaat TCG 1xx stuurt en bewaakt de aangeblazen brander. Door het microprocessorgestuurde programmaverloop worden uiterst stabiele tijden bereikt, die onafhankelijk zijn van schommelingen in netspanning en omgevingstemperatuur. De branderautomaat is berekend op onderspanning, daardoor komt de werking van de installatie ook bij hevige spanningsdalingen niet in gevaar. Als de netspanning onder de vereiste minimumwaarde ligt, schakelt de automaat uit zonder storingssignaal. Nadat weer een normale spanning is bereikt, start de automaat weer automatisch.
Vergrendeling en ontgrendeling
De automaat kan via de ontstoringsknop R worden vergrendeld (in storingstoestand gebracht) en worden ontgrendeld (uit storingstoestand gehaald), op voorwaarde dat netspanning voorhanden is aan de automaat.
Voor het in- of uitbouwen van de automaat moet het apparaat spanningsvrij worden gemaakt. De automaat mag niet geopend of gerepareerd worden.
Ontstekingstranformator ingeschakeld
vlam aanwezig
10/2016 - Art. Nr. 4200 1016 3901A 5
Werking
1: Geen spanning 2: Elektrische voeding aanwezig,
geen verzoek om verwarming
3: Verzoek om verwarming, controle
van de ruststand van de lucht­drukbewaker
4: Motor gevoed, controle van de
luchtdruk 5: Voorventilatie 5': Voorontsteking, activering van de
vreemd lichtbewaking
6: Vlamvorming, veiligheidstijd 7: Tijd van de naontsteking 8: Werking 9: Stoppen van de brander 10: Stoppen van de regeling
VG1
Branderautomaat TCG 1xx zonder functie TC
De knop R
indrukken tijdens
...
… 1 seconde ... Ontgrendelen van de
… 2 seconden... Vergrendelen van de
… 9 seconden... Wissen van de statis-
A4 Scherm BP1 Drukknop 1
Opvraging: Storingscode
BP2 Drukknop 2
Opvraging: Waarden
Symbool Naam
Wacht op warmteverzoek
Wacht op luchtpressostaat bij branderstart
Brandermotor ingeschakeld
Ontstekingstranformator ingeschakeld
… veroorzaakt ...
automaat
automaat
tieken van de
automaat
De gasbranderautomaat TCG 1xx stuurt en bewaakt de aangeblazen brander. Door het microprocessorgestuurde programmaverloop worden uiterst stabiele tijden bereikt, die onafhankelijk zijn van schommelingen in netspanning en omgevingstemperatuur. De branderautomaat is berekend op onderspanning, daardoor komt de werking van de installatie ook bij hevige spanningsdalingen niet in gevaar. Als de netspanning onder de vereiste minimumwaarde ligt, schakelt de automaat uit zonder storingssignaal. Nadat weer een normale spanning is bereikt, start de automaat weer automatisch.
Vergrendeling en ontgrendeling
De automaat kan via de ontstoringsknop R worden vergrendeld (in storingstoestand gebracht) en worden ontgrendeld (uit storingstoestand gehaald), op voorwaarde dat netspanning voorhanden is aan de automaat.
Voor het in- of uitbouwen van de automaat moet het apparaat spanningsvrij worden gemaakt. De automaat mag niet geopend of gerepareerd worden.
vlam aanwezig
10/2016 - Art. Nr. 4200 1016 3901A6
nl
Werking
Stekker
nr.
Klem
Klem
Stekker
nr.
Vlamcontrole
Afstandsontgren deling
Ontste-
Brandermotor
LuchtpressostaatGaspressostaat Stroomvoeding L1
Display Storing
Magneetventiel
Aarde
Aarde
Aansluitschema Aansluitsokkel
Klem Benaming Stekker nr. Klem Benaming Stekker nr.
1 Signaal vlamdoofveiligheid 2 Neutraal 15 Neutraal 3 Fase 16 Fase brandermotor 4 Signaal afstandsontgrendeling 5 Fase 18 Neutraal 6Fase 7 Signaal gaspressostaat 20 Fase display storing 8 Signaal luchtpressostaat
9 Fase 22 Neutraal 10 Fase 11 Aarde 24 Fase hoofdgasventiel 12 Neutraal 25 Aarde 13 Aarde
11
20
8
10
6
14 Fase onstekingstransformator
17 Aarde
19 Neutraal
21 Fase veiligheidsventiel
23 Aarde
5
4
21
1
10/2016 - Art. Nr. 4200 1016 3901A 7
Werking
Compacte blok
Werkingsfunctie Veiligheidsfunctie
Werkingsfunctie (Branders met functie TC)
Bij het voor de eerste maal inschakelen, na een stroomonderbreking of een uitschakelen in storingstoestand, na gasgebrek of na 24 uur stilstand wordt vóór de start van de brander een lektest van de gasventielen doorgevoerd terwijl de ventilatormotor draait. Na de afdichtingscontrole begint de voorventilatietijd van 24 sec.
Werkingsfunctie (Branders zonder functie TC)
Bij de eerste in bedrijfstelling, na stroomuitval of het in werking komen van de beveiliging, na een onderbreking van de gastoevoer of na stilstand van 24 uur begint een voorventilatietijd van 24 sec.
Tijdens het voorspoelen wordt
- de ventilatordruk bewaakt
- de verbrandingskamer bewaakt op vlamsignalen.
Na afloop van de voorspoeltijd
- wordt de ontsteking aangekoppeld
- wordt het hoofd- en veiligheidsmagneetventiel geopend.
- Brander start
Bewaking
De vlam wordt bewaakt door een ionisatiesonde. De sonde is geïsoleerd op de gaskop gemonteerd en voert door de stuwschijf naar de vlamzone. De sensor mag niet in elektrisch contact komen met geaarde onderdelen. Als er tussen sonde en brandermassa kortsluiting optreedt, schakelt de brander op storing. Bij branderwerking ontstaat in de gasvlam een geïoniseerde zone, waardoor een gelijkgerichte stroom van de sonde naar de brandermond stroomt. De ionisatiestroom moet ten minste 8 µA bedragen.
Veiligheidsfuncties
- Als zich bij de start van de brander (toelating gastoevoer) geen vlam vormt, dan wordt na afloop van de veiligheidstijd van max. 3 seconden de brander uitgeschakeld en het gasventiel wordt gesloten.
- Bij een verdwijning van de vlam gedurende de werking wordt de gastoevoer binnen een seconde onderbroken. Er wordt dan een nieuwe start uitgevoerd. Als de brander start, wordt de werking voortgezet. In tegengesteld geval volgt een uitschakelen in storingstoestand.
- Bij gebrek aan lucht gedurende de
voorventilatie of de werking volgt uitschakelen in storingstoestand.
- Bij gasgebrek gaat de brander niet in werking of wordt uitgeschakeld. Er volgt een wachttijd van 2 minuten. Daarna wordt nog een startpoging uitgevoerd. Als daarna geen gasdruk voorhanden is, volgt nog een wachttijd van 2 minuten. De wachttijd kan alleen door een spanningsonderbreking van de brander worden gereset. Wachttijden: 3 x 2 min, daarna 1 uur
Bij uitschakelen van de regeling
- De regelthermostaat onderbreekt het warmteverzoek
- De gasmagneetventielen gaan dicht
- De vlam dooft
- Ventilatormotor blijft in werking gedurende beperkte tijd (14 sec)
- De lekkagetest van de ventielen wordt uitgevoerd
- De brandermotor wordt uitgeschakeld
- De brander is klaar voor werking
(Branders met functie TC)
F4 Gasgebrekbeveiliging F6 Luchtgebrekbeveiliging Y13 Hoofdmagneetventiel Y12 Veiligheidsmagneetventiel 1 Thermisch gestuurde
veiligheidsafsluiter
(ter plekke aan te brengen) 104 Gasdrukregelaar 106 Zeef 108 Gaskogelkraan (ter plekke aan
te brengen) 119pBr Meetpunt gasuitlaatdruk
119.1 Meetpunt gasdruk in
tussenruimte ventielen
119.2 Meetpunt luchtdruk
Aanwijzing CH
In de gastoevoerleiding moet volgens de SVGW-gasrichtlijnen een veiligheidshoofdgasventiel worden geplaatst (nummer 1).
Aanwijzing DE
Gasverbrandingsruimten moeten volgens monster­verbrandingsverordening met een thermisch gestuurd afsluitventiel (nummer 1) uitgerust zijn.
10/2016 - Art. Nr. 4200 1016 3901A8
nl
Compact gasblok
Werking
Werkingsfunctie Veiligheidsfunctie
(Branders zonder functie TC)
F4 Gasgebrekbeveiliging F6 Luchtgebrekbeveiliging Y13 Hoofdmagneetventiel Y12 Veiligheidsmagneetventiel 1 Thermisch gestuurde
veiligheidsafsluiter
(ter plekke aan te brengen) 104 Gasdrukregelaar 106 Zeef 108 Gaskogelkraan (ter plekke aan
te brengen) 119pBr Meetpunt gasuitlaatdruk
119.1 Meetpunt gasdruk in
tussenruimte ventielen
119.2 Meetpunt luchtdruk
10/2016 - Art. Nr. 4200 1016 3901A 9
Montage
Brandermontage Branderinbouwstand Gasaansluiting, Inbouwwijze
Montage van de brander
De branderflens 3 is voorzien van langwerpige gaten en kan worden gebruikt voor een diameter van de gatencirkel gaande van 150 tot 170 mm. De afmetingen voldoen aan EN 226. De flensdichting voor de brander en de bevestigingsschroeven worden samen met de brander geleverd. Door verschuiven van buizensteun 2 op de branderbuis kan de insteekdiepte van de menginrichting worden aangepast aan de afmetingen van de verbrandingsruimte. De insteekdiepte blijft ongewijzigd bij het in- en uitbouwen. Via de buishouder 2 wordt de brander aan de aansluitflens en dus aan de ketel
Gasverzorging
De diameter van de gasleidingen moet dusdanig worden gekozen, dat de drukverliezen niet meer dan 5% van de netdruk bedragen.
Montage van het gasblok
• De doppen op A, B en C verwijderen.
• Controleren of ringafdichting J1 aanwezig is en correct op de flens C ligt.
• Gasblok rechts of links bevestigen (zie hieronder voor andere inbouwstanden).
Montage gasdiafragma D (VG1.40)
(zie tabel aan de rechterkant)
• Gaskogelkraan voor het gasblok installeren.
bevestigd. De verbrandingsruimte wordt hierdoor dicht afgesloten.
Inbouwen:
• Aansluitflens 3 met schroeven 4 aan de ketel bevestigen.
• Buizensteun 2 op branderbuis monteren en met schroef 1 bevestigen. Schroef 1 met een aanspanmoment van max. 6 Nm vastdraaien.
• Brander enigszins draaien, in de flens invoeren en met schroef 5 bevestigen.
Uitbouwen:
• Schroef 5 losdraaien.
• Brander uitdraaien en uit de flens trekken.
Aanwijzing
Er moet voldoende plaats worden voorzien om bij de verschillende instelpunten te kunnen komen. De gasverzorgingsleiding moet grondig worden ontlucht. Alle verbindingen moeten worden gecontroleerd op dichtheid.
Gebruik diafragma D
Brander Gassoort Diafragma
VG 1.40 Aardgas zilver Ø 6,7 mm
Propaangas zwart Ø 4,5 mm
VG 1.55/ 85/105
Aardgas
Propaangas
Voor een montage in omgekeerde
positie moet de connector van de gas­drukregelaar anders gemonteerd zijn. Verwijder daartoe de V-schroef, haal het binnengedeelte van de connector gedeeltelijk uit, laat het een kwartslag tegen de klok in draaien en monteer alles terug.
Voor een montage in omgekeerde
positie moet de weergave omgekeerd worden. Ga daartoe als volgt te werk terwijl de brander in bedrijf is: De knoppen BP1 en BP2 tegelijkertijd ingedrukt houden tot u de verandering opmerkt.
Toegestane inbouwstanden van de gasventielen
10/2016 - Art. Nr. 4200 1016 3901A10
nl
Montage
VR4625
MB-DLE 407
Werking met propaan Elektrische aansluiting
Instelling van de ionisatiesonde en de onstekingselektrode
Zie afbeelding
Tekening 1 :
Standaardinstelling
Tekening 2 :
Instelling van de branderkop voor oudere verwarmingsketels met tendens tot CO-uitstoot
De twee schijven C tussen de stuw-
schijf A en het aardgasdiafragma D
monteren.
Werking met propaan
Voor werking met propaan moet het aardgasdiafragma worden vervangen door het propaandiafragma dat op de basisplaat is bevestigd. Hiervoor:
• Gaskop demonteren (zie onderhoud).
• Stuwschijf D losdraaien en het aardgasdiafragma verwijderen.
• Propaangasdiafragma GP met gravering naar boven installeren en de stuwschijf vastschroeven.
• Gaskop weer monteren.
Elektrische aansluiting tussen brander en ketel
De elektrische installatie en de werkzaam­heden voor de aansluiting mogen alleen door een erkend gespecialiseerd elektro­technicus worden uitgevoerd. Daarbij dienen de geldende voorschriften en bepa­lingen in acht te worden genomen. Deze brander omvat elektronische compo­nenten; we raden aan vóór de installatie een automatische differentieelschakelaar van het type A te voorzien om zwerfstro­men met een gelijkstroomcomponent op te sporen.
• Controleren of de netspanning met de opgegeven bedrijfsspanning van 230 V ­50 Hz overeenstemt.
• Veiligheidszekering van de brander: 10 A.
10/2016 - Art. Nr. 4200 1016 3901A 11
De elektrische potentiaal van de nullei­ding moet identiek zijn aan die van de aardleiding. Als dat niet zo is, moet de
elektrische voeding van de brander gerea­liseerd worden met een scheidingstrans­formator gevolgd door de aangewezen beveiligingen (zekering en differentieel­schakelaar 30 mA). Brander en generator (ketel) worden met elkaar verbonden via een 7-polige stekker­verbinding 1.
Voor een correcte werking van de brander dient u de polariteit van de geleiders bij de aansluiting van de
7P-stekker te respecteren. De brander moet van het net gescheiden kunnen worden met behulp van een meer­polige scheidingsinrichting die conform de geldende normen is.
Elektrische aansluiting veiligheidsgasventiel (CH)
Het veiligheidshoofdgasventiel (ter plekke aan te brengen) wordt op de stekker
Elektrische aansluiting compacte brandereenheid
• De verbinding met de compacte
gaseenheid wordt gerealiseerd via twee stekkers die aan de klemmenrij van de brander voorbekabeld zijn.
• Stekker
overeenkomstige apparaatstekkers van de compacte gaseenheid aansluiten en met de schroeven
borgen. Stekker Stekker
C
aangesloten.
A
en B aan de
A
: Gaspressostaat
B
: Gasventiel
Inwerkingstelling
Testen voor de inwerkingstelling Ionisatiestroommeting
Testen voor de inwerkingstelling
Voor de inwerkingstelling van de brander moeten volgende testen en controles worden uitgevoerd.
- Werkingsvoorschriften van de fabrikant van de warmteproducerende uitrusting
- Instelling van
- Temperatuurregelaar
- Drukregelaar
- Begrenzer
- Veiligheidsschakelaar
- Gasaansluitingsdruk min. 20mbar stroomdruk.
- Dichtheid van de gasleidingselementen
- Ontluchting van brandstofleidingen
- Open rookgasleidingen, voldoende toevoer van verse lucht.
Controle programmaverloop van de brander zonder vlamvorming
De branderautomaat activeert bij het eerste inschakelen de dichtheidscontrole. Daartoe moet gasdruk voorhanden zijn. Om eerst het volledige programmaverloop zonder vlamvorming te controleren, na voltooiing van de dichtheidscontrole het manuele gasventiel weer sluiten. Als volgt te werk gaan:
• Manuele afsluiter openen
• De brander starten door de warmteproducerende uitrusting te starten
• De uitvoering van de dichtheidscontrole vervolgens via de display voortzetten
• Na het openen van het tweede ventiel, de manuele afsluiter weer sluiten.
• Het programma doorloopt het uitschakelen in storingstoestand (de storingslamp brandt) na het einde van de veiligheidstijd of gasgebrek treedt op
• Brander spanningsloos schakelen
• De manuele afsluiter weer openen, de brander weer met spanning voeden, eventueel ontgrendelen en opnieuw starten.
Ionisatiestroommeting
De ionisatiestroom kan op de hiertoe voorziene meetpunten worden gemeten. Hiertoe de meetbrug B10 verwijderen en een multimeter met een meetbereik van 0-100µA aansluiten. De bewakingsstroom moet ten minste 8 µA bedragen.
10/2016 - Art. Nr. 4200 1016 3901A12
Loading...
+ 28 hidden pages