elco VECTRON ECO 1.34, VECTRON ECO 1.35, VECTRON ECO 1.50, VECTRON ECO 1.52, VECTRON ECO 1.75 Operating Instructions Manual

02/2009 - Art. Nr. 4200 1015 7800A
VECTRON ECO 1.34 VECTRON ECO 1.35 VECTRON ECO 1.50 VECTRON ECO 1.52 VECTRON ECO 1.75
Bedieningshandleiding
Voor de gespecialiseerde vakman
Aangeblazen oliebrander Low NOx ..... 2-13
nl
Operating instructions
Low NOx forced-draught fuel-oil burner
14-25
en
de, fr, it................................. 4200 1015 7700
............................................. 4200 1015 7900
02/2009 - Art. Nr. 4200 1015 7800A2
Overzicht
Inhoudsopgave
Pagina
Overzicht Inhoudsopgave .........................................................2
Belangrijke aanwijzingen .......................................... 2
Beschrijving van de brander ..................................... 3
Werking Opwarm-, werkings-, veiligheidsfunctie .................... 4
Branderautomaat ..................................................... 5
Aansluitschema, aansluitsokkel................................6
Montage Brandermontage, branderinsteekdiepte....................7
Montage voorzetbuis................................................. 7
Elektrische aansluiting, olieaansluiting,
oliebranderpomp....................................................... 8
Controles vóór de inbedrijfstelling............................. 8
Inbedrijfstelling Instelgegevens, luchtregeling ...................................9
Luchtregeling, oliedrukregeling...............................10
Functiecontrole .......................................................10
Service Onderhoud.............................................................. 11
Storingen verhelpen................................................12
Aanduiding onderhoudsinterval, aanduiding
olievoorraad ............................................................13
Conformiteitsverklaring voor
aangeblazen oliebrander
Wij, de fabriek met erkenningsnummer AQF030 F-74106 ANNEMASSE Cedex verklaren op eigen exclusieve verantwoordelijkheid, dat de producten VECTRON ECO 1.34 VECTRON ECO 1.35 VECTRON ECO 1.50 VECTRON ECO 1.52 VECTRON ECO 1.75
conform zijn met de volgende normen EN 50165 EN 55014 EN 60335 EN 60555-2 EN 60555-3 EN 267 Belgisch Koninklijk Besluit van 08/01/2004
Volgens de bepalingen van de richtlijnen 98 / 37 /EEG Machinerichtlijn 89 / 336 /EEG EMC-richtlijn 2006 / 95 /EG Laagspannings-
richtlijn
92 / 42 /EEG Rendements-
richtlijn voeren deze producten het CE­kenmerk.
Annemasse, 27 oktober 2008 M. SPONZA
Belangrijke aanwijzingen
De lichte-oliebranders Low NOx VECTRON ECO 1.34/35/50/52/75 zijn ontworpen voor het verbranden van "Extra Lichte" stookolie conform nationale normering: AT: ECO-NORM C1109 Standaard en
zwavelarm
BE: NBN T52.716: Standaard en NBN
EN590: zwavelarm
CH: SN 181160-2 Stookolie EL en eco-
stookolie zwavelarm
DE: DIN 51603-1: standaard en
zwavelarm. De opbouw en werking stemmen overeen met EN267. Ze zijn geschikt voor uitrusting van alle conform EN303 ontworpen warmteproducerende uitrustingen of warmeluchtblazers conform DIN 4794 of DIN 30697 binnen hun vermogensbereik. Voor iedere andere vorm van gebruik is de toestemming vereist van ELCO. De montage, de inwerkingstelling en het onderhoud mogen alleen door erkende vaklui worden uitgevoerd, waarbij de van kracht zijnde richtlijnen en voorschriften in acht moeten worden genomen.
Branderbeschrijving
De lichte-oliebranders VECTRON ECO
1.34/35/50/52/75 Low NOx zijn enkeltraps, volautomatisch werkende branders in monoblokuitvoering. De speciale constructie van de branderkop maakt een verbranding mogelijk met hoog rendement en met geringe emissie van schadelijke stoffen. Op basis van de testen volgens EN267 worden de waarden van de strengste emissieklasse 3 gerespecteerd, alsook de vereisten van de nationale milieuwetgeving: AT: KFA 1995, FAV 1997 CH: LRV 2005 DE: 1.BImSChV Afhankelijk van de afmetingen en belasting van de verbrandingsruimte en van het verbrandingssysteem (driekanaalsketel, ketel met omgekeerde vlam) kunnen afwijkende emissiewaarden optreden. Voor het aanhouden van de garantiewaarden
moeten de voorwaarden voor het meettoestel, de toleranties, de luchtvochtigheid en het stikstofgehalte in de stookolie in acht worden genomen.
Leveromvang
In de verpakking van de brander bevinden zich: 1 Klemflens met isolatiering voor de
aansluiting 1 Zakje met bevestigingsonderdelen 1 Etui met technische documentatie 1 Voorzetbuis voor branderkop (niet in
CH)
Voor een veilige, milieuvriendelijke en energiebesparende werking moeten de volgende normen in acht worden genomen:
DIN 4755
Olieverbranding in verwarmingsinstallaties
EN 226
Aansluiting van branders met olieverstuiving en gasbranders met ventilatoren aan warmteproducerende uitrusting.
EN 60335-2
Veiligheid van elektrische apparaten voor huishoudelijk gebruik
Plaats van opstelling
De brander mag niet worden opgesteld in ruimten met agressieve dampen (bijvoorbeeld haarspray, perchloorethyleen, tetrachloorkoolstof), sterke stofbelasting of hoge vochtigheidsgraad (washok bijvoorbeeld). In zoverre er voor de luchtverzorging geen geïntegreerd luchtaanvoer/ rookgasafvoer-systeem aanwezig is, moet een opening voor luchttoevoer aanwezig zijn, met: DE: tot 50 kW: 150 cm
2
voor elke bijkomende kW: + 2,0 cm
2
CH: QF [kW] x 6= ...cm2; min. echter
200cm2. Plaatselijke voorschriften kunnen leiden tot afwijkingen.
Voor schade, om de volgende redenen ontstaan, sluiten wij garantie uit:
- ongepast gebruik
- foutieve montage of reparatie door kopers of derden, inclusief gebruik van onderdelen van andere constructeurs.
Overdracht en gebruiksaanwijzing
De installateur van de branderinstallatie dient aan de gebruiker van de installatie, uiterlijk bij de oplevering, een bedienings- en onderhoudshandleiding te overhandigen. Deze dient in de plaatsingsruimte van de verwarmer op een goed zichtbare plek te worden opgehangen. Het adres en telefoonnummer van de dichtstbijzijnde klantenservice moet daarop worden ingevuld.
Aanwijzing voor de exploitant
De installatie moet jaarlijks ten minste een keer worden geïnspecteerd door een vakman. Om ervoor te zorgen dat zulks op tijd en stond gebeurt, verdient het aanbeveling een onderhoudscontract te sluiten.
02/2009 - Art. Nr. 4200 1015 7800A 3
Overzicht
Branderbeschrijving
nl
A1 Oliebranderautomaat A4 Scherm B3 Vlamdoofveiligheid M1 Elektromotor voor pomp en
luchtturbine pL Luchtdruknippel T1 Ontstekingstransformator Y Instelschaal 3 Luchtregeling in de branderkop 5 Bevestigingsschroeven voor
basisplaat 7 Ophangsteun 8 Behuizing 9 7-polige contrastekker (verstoken) 10 Afdekkap 11 Branderbuis 12 Buishouder met aansluitflens 13 Voorzetbuis (in apart collo). 16 Ontgrendelingsknop 102 Oliepomp met magneetventiel Y1 103B Luchtdebietinstelling 105 Olieslangen 113 Luchtkast
02/2009 - Art. Nr. 4200 1015 7800A4
Werking
Opwarmfunctie Werkingsfunctie Veiligheidsfunctie
Opwarmfunctie
(alleen bij VE1.34 en VE1.50) Als van de installatie warmte wordt verlangd, dan wordt eerst de sproeierlijnverwarming ingeschakeld. Wanneer de olievoorverwarmingstemperatuur wordt bereikt, geeft een thermostaat in de sproeierlijnverwarming de uitvoering van het programma vrij. De opwarmtijd bij koude start bedraagt ongeveer 2 minuten.
Werkingsfunctie
- Na warmteverzoek van de ketelregelaar start de oliebranderautomaat het programmaverloop.
- De motor start, de ontsteking wordt ingeschakeld en de voorventilatietijd van 15 sec loopt.
- Tijdens de voorventilatie wordt de verbrandingsruimte bewaakt op vlamsignalen.
- Na afloop van de voorventilatie wordt het oliemagneetventiel 11 en het membraanventiel 4 geopend, en de brander start.
- De ontsteking wordt uitgeschakeld als de brander werkt.
Uitschakelen regeling
- De ketelregelaar onderbreekt het warmteverzoek.
- Het oliemagneetventiel 11 en het membraanventiel 4 gaan dicht en de vlam dooft.
- De brandermotor wordt uitgeschakeld.
- De brander is stand-by voor werking.
Veiligheidsfunctie
Een uitschakelen in storingstoestand treedt op:
- als tijdens de voorventilatie een vlamsignaal aanwezig is (parasietlichtbewaking)
- als bij de start (brandstofvrijgave) na 5 sec (veiligheidstijd) geen vlam is gevormd
- als er bij vlamuitval tijdens de werking na een vergeefse herstartpoging geen vlam ontstaat.
Een uitschakelen in storingstoestand wordt weergegeven door het oplichten van de storingslamp en kan na het verhelpen van de storingsoorzaak weer worden ontgrendeld door het indrukken van de resetknop. Voor meer informatie zie beschrijving branderautomaat.
Principeschema
1 Oliebranderpomp cpl. 2 Oliedrukregelaar 3 Oliebranderpomp
4 Magneetventiel 5 Sproeierlijn met
sproeierafsluitsysteem (met olievoorverwarming bij VE1.34 en VE1.50)
6 Branderkop 7Stuwschijf 8 Gelineariseerde
luchtdoseertrommel 10 Ventilator 11 Brandermotor
02/2009 - Art. Nr. 4200 1015 7800A 5
Werking
Branderautomaat TCH 1xx
Symbool Benaming
Wacht op warmteverzoek
Wacht op de sproeierlijnverwarming
(voor branders met sproeierlijnverwarming)
Brandermotor ingeschakeld
Ontsteking ingeschakeld
Vlam aanwezig
De oliebranderautomaat TCH 1xx stuurt en bewaakt de aangeblazen brander. Door het microprocessorgestuurde pro­grammaverloop worden uiterst stabiele tijden bereikt, die onafhankelijk zijn van schommelingen in netspanning en omgevingstemperatuur. De brander­automaat is niet gevoelig voor onder­spanning. Als de netspanning onder de vereiste minimumwaarde ligt, schakelt de automaat uit zonder storingssignaal. Nadat weer een normale spanning is bereikt, start de automaat weer automa­tisch.
Vergrendeling en ontgrendeling
De automaat kan via de resetknop R worden vergrendeld (in storingstoestand gebracht) en worden ontgrendeld (uit storingstoestand gehaald), op voor­waarde dat netspanning voorhanden is op de automaat.
Voor het in- of uitbouwen van de
automaat moet het apparaat span-
ningsvrij worden gemaakt. De
automaat mag niet geopend of
gerepareerd worden.
De knop R
indrukken
gedurende ...
… veroorzaakt ...
… 1 seconde ... Ontgrendelen van de
automaat
… 2 seconden... Vergrendelen van
de automaat
… 9 seconden... Wissen van de statis-
tieken van de
automaat
A4 Scherm BP1 Drukknop 1
Opvraging: Storingscode
BP2 Drukknop 2
Opvraging: Waarden
Fasen werkingsverloop:
1: Geen spanning 2: Spanningsvoeding aanwezig,
geen warmteverzoek
3: Warmteverzoek:
sproeierlijnverwarming ingeschakeld
4: Voorventilatie: motor
ingeschakeld, ontsteking
ingeschakeld 4': Parasietlichtbewaking 5: Branderstart: magneetventiel
open, vlamvorming,
veiligheidstijd
6: Vlam aanwezig,
naontstekingstijd 7: Branderwerking 8: Einde van het warmteverzoek,
magneetventiel sluit, brander
stopt 9: Stand-by
nl
02/2009 - Art. Nr. 4200 1015 7800A6
Werking
Aansluitschema Aansluitsokkel
Stekker nr.
Klem
Stekker nr.
Klem
Afstandsont­grendeling
Aarde
Sproeierlijnverwarming
Vlamcontrole
Stroomvoeding L1
Aanduiding storing
Ontsteking
Brandermotor
Magneetventiel
Klem Benaming Stekker nr. Klem Benaming Stekker nr.
1 Aarde
11
14 Fase brandermotor
4
2 Signaal vlamdoofveiligheid 15 Aarde 3 Fase 16 Neutraal 4 Signaal afstandsontgrendeling
20
17 L1 Magneetventiel netaansluiting
1
5 Fase 18 Aarde 6Fase
25
19 Neutraal
7 Sproeierlijnverwarming/vrijgavecontact 20 Neutraal
5
8 Aarde 21 Fase onstekingstransformator 9 Neutraal 22 Aarde
10 Fase
24
23
10
11 Aarde 24 12 Neutraal 25 Fase aanduiding storing
21
13 Aarde 26 Neutraal
02/2009 - Art. Nr. 4200 1015 7800A 7
Montage
Brandermontage Branderinsteekdiepte Montage voorzetbuis
Insteekdiepte
0 - 30
Montage voorzetbuis
55
Montage van de brander
De branderflens 3 is voorzien van langwerpige gaten en kan worden gebruikt voor een diameter van de gatencirkel gaande van 150 tot 170 mm. De afmetingen voldoen aan EN 226. Door verschuiven van buizensteun 2 op de branderbuis kan de insteekdiepte van de menginrichting worden aangepast aan de afmetingen van de verbrandingsruimte. De insteekdiepte blijft ongewijzigd bij het in- en uitbouwen. Via de buishouder 2 wordt de brander aan de aansluitflens en dus aan de ketel bevestigd. De verbrandingsruimte wordt hierdoor dicht afgesloten.
Inbouwen:
• Aansluitflens 3 met schroeven 4 aan de ketel bevestigen.
• Buizensteun 2 op branderbuis monteren en met schroef 1 bevestigen. Schroef 1 met een koppel van max. 6 Nm vastdraaien.
• Brander enigszins draaien, in de flens invoeren en met schroef 5 bevestigen.
Uitbouwen:
• Schroef 5 losdraaien.
• Brander uitdraaien en uit de flens trekken.
Maat branderbuisvoorkant ­Ketel 0 - 30mm.
De van de installatie afhankelijke CO­problemen kunnen door de montage van de voorzetbuis worden verholpen (wordt meegeleverd behalve bij VE 1.34 «CH»). De voorzetbuis op de branderkop zetten en de tongen verdraaien.
Maat voorkant voorzetbuis - isolatie keteldeur 55mm.
Voor CH: Voor optimalisatie van de door de installatie bepaalde problemen speciale deltavlambuizen gebruiken. Branderbuis Ø 80mm : Zie ET lijst Branderbuis Ø 90mm : Zie ET lijst
nl
02/2009 - Art. Nr. 4200 1015 7800A8
Montage
Elektrische aansluiting Olieaansluiting, oliebranderpomp Controles vóór de inbedrijfstelling
Elektrische aansluiting
De elektrische installatie en de aansluitwerkzaamheden mogen uitsluitend door een erkend elektrotechnicus worden uitgevoerd. Daarbij dienen de geldende voorschriften en bepalingen in acht te worden genomen. Deze brander omvat elektronische componenten; het is aan te bevelen vóór de installatie een automatische differentieelschakelaar van het type A te voorzien, om zwerfstromen met een gelijkstroomcomponent op te sporen.
• Controleren of de netspanning met de opgegeven werkingsspanning van
230 V, 50 Hz overeenstemt.
• Zekering voor de brander: 10A. De brander en de warmteproducerende uitrusting worden via een zevenpolige stekkerverbinding 1 aangesloten.
Olieaansluiting
De meegeleverde olieslangen zijn al aangesloten op de oliebranderpomp. Om verwisseling te voorkomen is de toevoerslang speciaal gemarkeerd. De olieaansluiting wordt gerealiseerd met een enkel-strengsysteem met ontluchtingsfilter. Het filter moet dusdanig worden geplaatst dat een vakkundige slanggeleiding is gegarandeerd. De slangen mogen geen knikpunt vertonen. Voor de olieleiding moet een koperbuis DN 4 (4x6) worden gebruikt. CH: Polyamide-olieleiding DN4,
DIN 16773, Art. nr. 501183.
Voor de maximale lengtes van de zuigleiding en de aanzuighoogten: zie de richtlijn voor het ontwerp en de dimensionering van installaties met zuiginrichting. Deze richtlijn is onderdeel van de ontwerpbeginselen van ELCO. Voor CH geldt de Procal-richtlijn. De zuigleiding wordt bij vierkante tanks tot 5 cm en bij cilindrische tanks tot 10 cm over de tankbodem geleid.
Oliebranderpomp
De gebruikte oliebranderpomp is een zelfaanzuigende tandwielpomp, die als tweestrengpomp via een ontluchtingsfilter moet worden aangesloten. In de pomp zijn aanzuigfilters en oliedrukregelaars ingebouwd. Vóór de inbedrijfstelling moeten manometers voor druk- 6 en onderdrukmetingen 1 worden gemonteerd.
1 Manometeraansluiting onderdruk 2 Oliedrukregeling 5 Drukaansluiting 6 Manometeraansluiting oliedruk 7 Oliemagneetventiel 8Filter R Retouraansluiting S Zuigaansluiting
Elektrische aansluiting waterbeschermingsventiel (CH)
Het waterbeschermingsventiel (ter plekke aan te brengen) wordt op stekker
C aangesloten.
Controles vóór de inbedrijfstelling
Volgende punten op de installatie con­troleren:
- De waterdruk in het verwarmingscir­cuit
- Circulatiepompen in werking
- Secundaire-luchtvoorziening in schoorsteen in werking
- Stroomverzorging (230V) naar het schakelbord van de ketel is gegaran­deerd
- Het oliepeil in de tank
- Aansluitingen van de olieslangen (toevoer/retour, dichtheid)
- Olieventielen open
- Instellingen van de menginrichting van de brander
- Instelling van de onstekingselektroden
- Instelling van de thermostaten
Vóór de inbedrijfstelling, olie met handpomp aanzuigen. Brander inscha­kelen voor de inbedrijfstelling. Voor volledige ontluchting, de ontluchtings­schroef op het oliefilter openen. Hierbij mag een onderduk van 0,4 bar niet worden overschreden. Als het filter volledig met olie gevuld is en de olie zonder bellen uitstroomt, de ontluch­tingsbout sluiten.
02/2009 - Art. Nr. 4200 1015 7800A 9
Inbedrijfstelling
Instelgegevens Luchtregeling
Instellingen menginrichting
De instelgegevens van de menginrichting (afstand sproeier/ stuwschijf - maat B, afstand sproeier/ vonkelektroden) kunnen aan de hand van de tekening worden gecontroleerd. Beide maten zijn in de fabriek ingesteld. Maat B is hierbij met instelring 5 geborgd. Indien de stuwschijf wordt losgemaakt voor het verwisselen van de sproeier, dan hoeft de maat B niet opnieuw ingesteld te worden, op voorwaarde dat de stuwschijf weer met de aanslag tegen instelring 5 wordt gemonteerd.
Bovenstaande instelgegevens zijn basisinstellingen. De fabrieksinstelgegevens zijn vet omrand. Met deze instellingen kan de brander normaal gesproken in bedrijf worden genomen. In ieder geval de instelwaarden zorgvuldig controleren. Correcties vanwege de installatie kunnen noodzakelijk zijn. Aanbevolen sproeiertypen voor het bereiken van gunstige verbrandingswaarden:
Danfoss 45° S
Danfoss 45° H Fluidics 45° SF
nl
Br a n der
Branderverm ogen kWOlie d e bie t
kg/h
Sproeier
Danfoss
45°S GpH
Pom p-
druk
bar
Maat
Y
mm
M aat
B
mm
Luchtregeling
Schaalw aar de
Aanzuiglucht-
g e le idin g
Stand
16 1,4 0,40 13 3 2 5 1
20 1,7 0,45 (1) 14 2 2 7 1 20 1,7 0,45 14 2 2 7 1
34 2,9 0,75 11 10 2 13 1 26 2,2 0,50 14 10 2 8 1
32 2,7 0,60 14 5 2 13 1
34 2,9 0,60 16 10 2 11 1 30 2,5 0,60 14 5 2 9 1
39 3,3 0,75 14 10 2 12 1
49 4,1 1,00 14 15 2 18 1 28 2,4 0,55 14 5 2 8 1
41 3,5 0,75 14 10 2 12 1
50 4,2 1,00 13 15 2 18 1 44 3,7 0,85 13 5 3 6 -
59 5 1,10 (2) 14 7 3 11 -
75 6,3 1,50 12 13 3 18 -
(1)45°HFD (2)45°H
VE1.52
VE1.75
VE1.34
VE1.35
VE1.50
De luchtregeling wordt gerealiseerd op twee plekken:
- Aan de drukzijde van de ventilator door middel van een luchtdoseertrommel
- In de branderkop door middel van de stuwschijf en het mondstuk van de branderbuis.
De luchtdoseertrommel heeft een lineaire regelkarakteristiek en wordt bediend door verdraaien van regelknop
1. De ingestelde waarde kan via
instelschaal 2 worden gecontroleerd. De luchtregeling in de branderkop beïnvloedt behalve de luchthoeveelheid ook de mengzone en de luchtdruk in de branderbuis. Verdraaien van schroef 4
- naar de rechterkant = meer lucht
- naar de linkerkant = minder lucht
Op de schaalverdeling 3 kan de stand van de stuwschijf worden gecontroleerd. De stand van de stuwschijf (maat Y) komt overeen met de waarde op schaal
3. Het justeren op 0 wordt in de fabriek
uitgevoerd. Als bijstellen of een nieuwe justering
nodig is, dient als volgt te werk worden gegaan:
• Dekplaat demonteren, daartoe de springveren aan de binnenkant losmaken
• Schaal 3 door in- of uitdraaien in de gewenste stand brengen.
• Dekplaat weer monteren.
Loading...
+ 19 hidden pages