Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen
Manuel d’utilisation et entretien
DUCATISUPERSPORT
SUPERSPORT800
SUPERSPORT1000
Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen
DUCATISUPERSPORT
SUPERSPORT800
SUPERSPORT1000
NL
1
NL
2
Welkom in de club van de Ducati-liefhebbers, u hebt een
bijzonder goede keuze gemaakt. Wij denken dat u deze
nieuwe Ducati niet alleen als normaal vervoersmiddel zal
gebruiken, maar ook voor lange reizen. Ducati Motor
Holding S.p.A. wenst u dan ook veel rijplezier toe.
Omdat wij ons altijd inspannen voor een steeds betere
service, raadt Ducati Motor Holding S.p.A. u aan deze
eenvoudige voorschriften zorgvuldig na te leven, met
name de voorschriften voor het inrijden van de motorfiets.
Alleen op die manier kunt u zeker altijd van uw Ducati
genieten.
Voor reparaties en advies contacteert u een van onze
erkende servicecentra.
Wij hebben nu ook een infodienst voor alle Ducatiliefhebbers die u altijd te woord staat voor tips en nuttige
raadgevingen.
Veel rijplezier!
Opmerkingen
Ducati Motor Holding S.p.A. kan niet aansprakelijk
worden gesteld voor eventuele fouten die zijn gemaakt
tijdens het samenstellen van deze gebruiks- en
onderhoudsaanwijzingen. Alle informatie in deze
handleiding is bijgewerkt tot op de publicatiedatum. Ducati
Motor Holding S.p.A. behoudt zich het recht voor alle
wijzigingen aan te brengen die de technische evolutie van
haar producten noodzakelijk maken.
Gebruik voor de veiligheid, garantie, betrouwbaarheid en
de waarde van uw Ducati motorfiets alleen originele
onderdelen van Ducati.
Opgelet
Deze aanwijzingen maken integraal deel uit van de
motorfiets en dienen aan de nieuwe bezitter te worden
overhandigd als de motor wordt verkocht.
NL
3
INHOUD
NL
Aanwijzingen van algemene aard 6
Garantie 6
Symbolen 6
Nuttige informatie voor veilig reizen 7
Rijden met volle bepakking 8
Identificatiegegevens van de motorfiets 9
Bedieningsorganen 10
Plaats van de bedieningsorganen op de motorfiets 10
Instrumentenpaneel 11
Functies van de LCD 12
Antidiefstalsysteem 14
Sleutels 14
Codekaart 15
Het antidiefstalsysteem uitschakelen met de
gashendel 16
De sleutels laten bijmaken 17
De startschakelaar en het stuurslot 18
Linker stuurschakelaar 19
De koppelingshendel 20
De chokehendel 21
De stuurschakelaar rechts 22
4
Draaibare gashendel 23
De remhendel van de voorrem 23
Het pedaal voor de achterrem 24
De versnellingspedaal 25
De stand van de koppelingspedaal en achterrem 26
Belangrijkste elementen en mechanismen 28
Plaats van deze elementen op de motorfiets 28
Dop op de brandstoftank 29
Zadelslot en helmhouder 30
Zijstandaard 31
Regelknoppen op de voorvork (SS1000) 32
De achterste schokdemper afstellen 33
Schokdemper op model SS800 34
Schokdemper op model SS1000 34
Gebruiksvoorschriften 35
Voorzorgen tijdens de inrijperiode 35
Controleren voor het starten 36
De motor aanzetten 37
De motorfiets starten en ermee rijden 39
Remmen 40
De motorfiets stilzetten 40
Parkeren 41
Brandstof tanken 41
Standaard accessoires 42
Belangrijkste gebruiks- en
onderhoudswerkzaamheden 43
Delen van het frame demonteren 43
De brandstoftank optillen 46
Het luchtfilter vervangen 47
Het peil van de remvloeistof en de koppelingsolie
controleren 48
De slijtage van de remblokjes controleren 50
De scharnierpunten smeren 51
De gaskabel afstellen 52
De accu opladen 53
De transmissieketting spannen 54
De ketting smeren 55
De lampjes vervangen 56
Richtingaanwijzers 58
Nummerplaatverlichting 58
Stoplicht 59
De hoogte van de koplamp afstellen 60
Bandenspanning 61
Het motoroliepeil controleren 63
De bougies reinigen en vervangen 64
De motor reinigen 65
De motor een lange tijd niet gebruiken 66
Belangrijke waarschuwingen 66
Ducati Motor Holding S.p.A. verzoekt u vriendelijk deze
gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen aandachtig te lezen
om vertrouwd te raken met uw motorfiets. Contacteer in
geval van twijfel een Dealer of een Erkende Garage. U zult
de informatie in deze handleiding goed kunnen gebruiken
tijdens uw reizen die Ducati Motor Holding S.p.A. u altijd
even rustig en aangenaam toewenst, en u vrijwaart de
prestaties van uw motorfiets ermee.
Voor uw eigen belang en voor de garantie en
betrouwbaarheid van dit product, raden wij nadrukkelijk
aan een Ducati dealer te raadplegen voor alle handelingen
die bijzondere technische deskundigheid vereisen.
Ons uiterst gespecialiseerd personeel beschikt over alle
uitrustingen en machines die nodig zijn voor perfect
uitgevoerde reparaties en onderhoudsbeurten en gebruikt
alleen originele onderdelen van Ducati die altijd passen en
garant staan voor een motorfiets die altijd perfect rijdt en
lang meegaat.
Bij alle Ducati motorfietsen hoort een Garantieboekje. De
garantie is niet geldig voor motorfietsen die worden
gebruikt voor wedstrijden. In de geldigheidsperiode van de
garantie mag er aan geen enkel component worden
geknoeid en mag niets worden gemodificeerd of
vervangen door andere, niet originele delen. Overtreding
hiervan heeft het onmiddellijk vervallen van de
garantierechten tot gevolg.
6
Opgelet
Het niet naleven van deze voorschriften kan
gevaarlijke situaties veroorzaken met ernstige, tot
dodelijke, verwondingen.
Belangrijk
Kans voor schade aan de motorfiets en/of
componenten ervan.
Opmerkingen
Meer informatie over uit te voeren werkzaamheden.
Alle richtingaanduidingen (links en rechts) gaan uit van de
rijrichting van de motorfiets.
Nuttige informatie voor veilig reizen
Opgelet
Eerst lezen voordat u de motorfiets gebruikt.
Vaak zijn ongevallen te wijten aan rijden zonder ervaring.
Rijd nooit zonder rijbewijs; om met deze motorfiets te
rijden, dient u in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs.
Leen de motor niet uit aan onervaren bestuurders of
mensen die geen geldig rijbewijs hebben.
De rijder en de passagier dienen altijd aangepaste kleding
en een valhelm te dragen.
Draag geen wijde kleren die in de motor kunnen blijven
haperen of het zicht kunnen belemmeren.
Zet de motor nooit aan in een gesloten ruimte.
De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en
een snelle dood tot gevolg hebben.
De bestuurder en de passagier dienen hun voeten tijdens
het rijden altijd op de voetsteunen te zetten.
Om voorbereid te zijn op elke verandering van richting of
van het wegdek, dient de bestuurder altijd zijn handen op
het stuur te houden, terwijl de passagier zich altijd met
beide handen dient vast te houden aan de handgreep
achter het achterste passagierszadeltje.
Leef de nationale en plaatselijke wettelijke voorschriften
na.
Leef altijd de snelheidsbeperkingen na waar deze zijn
aangeduid en rijd in elk geval nooit sneller dan de
zichtbaarheid, het wegdek en het verkeer toestaan.
Gebruik altijd en op tijd de richtingaanwijzers om aan te
duiden dat u van richting gaat veranderen, rechtsomkeer
maakt of een andere
rijbaan kiest.
Zorg ervoor dat u altijd goed zichtbaar bent en rijd niet in
de "dode hoek" van de voertuigen die voor u rijden.
Let goed op op kruispunten, als u een privé-ruimte of een
parking verlaat of als u de autoweg oprijdt.
Zet de motor altijd uit als u tankt en mors geen benzine op
de motor of op de uitlaatpijp.
Rook nooit tijdens het tanken.
Tijdens het tanken komen dampen vrij die schadelijk zijn
voor de gezondheid. Als brandstofdruppeltjes op uw huid
of kleren komen, was deze dan onmiddellijk met water en
zeep en trek andere kleren aan.
Haal de sleutel altijd uit het contact als u de motor ergens
onbewaakt laat staan.
De motor, de uitlaatpijp en de geluidsdempers blijven nog
lang heet.
NL
7
Opgelet
NL
Het hele uitlaat gedeelte kan warm blijven, ook nadat
de motor is uitgezet; raak het uitlaatgedeelte dus niet aan
met uw lichaam, pas goed op en parkeer het voertuig niet
in de buurt van ontvlambare materialen (met inbegrip van
hout, bladeren enz.).
Parkeer de motorfiets zo dat niemand ertegen kan stoten
en zet hem altijd op de zijstandaard.
Rijden met volle bepakking
Dit motorvoertuig is ontworpen voor veilig rijden van lange
afstanden met volle bepakking in absolute veiligheid.
Een goed op de motorfiets verdeeld gewicht is uiterst
belangrijk om de veiligheid van de motorfiets te behouden
en niet in moeilijkheden te komen bij plotselinge
stuurbewegingen of op slechte wegdekken.
Inlichtingen omtrent de lading
Parkeer nooit op een ondergrond die oneffen of niet hard
genoeg is, omdat de motorfiets hierdoor kan omvallen.
8
Het totale gewicht van het motorvoertuig tijdens het
rijden, met bestuurder, passagier, bagage en extra
accessoires mag niet meer bedragen dan:
385 Kg
De zwaarste bagage of accessoires dienen zo laag
mogelijk en zo veel mogelijk in het midden van het
voertuig te worden vastgemaakt.
Maak de bagage stevig vast op de motorfiets; bagage die
niet goed is vastgemaakt, kan de motorfiets uit evenwicht
brengen.
Maak geen zware of grote voorwerpen vast aan het stuur
of het voorste spatbord omdat dit de motorfiets gevaarlijk
uit evenwicht brengt.
Steek geen lading tussen de frameconstructie die verstrikt
kan raken in bewegende delen van de motorfiets.
Controleer de bandenspanning die zoveel moet bedragen
als is voorgeschreven op pag. 61 en controleer of de
banden in goede staat zijn.
Identificatiegegevens van de motorfiets
Elke Ducati-motorfiets heeft twee identificatienummers,
een voor het frame (afb. 1) en een voor de motor (afb. 2.1
en afb. 2.2).
Framenummer
Motornummer
Opmerkingen
Deze nummers identificeren het model en dienen te
worden vermeld als men onderdelen bestelt.
NL
afb. 2.1
afb. 1
afb. 2.2
9
BEDIENINGSORGANEN
NL
Opgelet
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waar de
bedieningsorganen zitten die moeten worden gebruikt om
te kunnen rijden met de motorfiets. Lees de
beschrijvingen aandachtig voordat u deze
bedieningsorganen gebruikt.
Plaats van de bedieningsorganen op de
motorfiets (afb. 3)
1) Instrumentenpaneel.
2) De startschakelaar en het stuurslot.
3) Stuurschakelaar links.
4) De koppelingshendel.
5) Chokehendel.
6) De stuurschakelaar rechts.
7) De gashendel.
8) De remhendel van de voorrem.
9) De versnellingspedaal.
10) Het pedaal voor de achterrem.
10
1
3
6
4
5
8
7
2
9
10
afb. 3
Instrumentenpaneel (afb. 4)
1) Waarschuwingslampje groot licht (blauw).
Dit gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat het
groot licht brandt.
2) Waarschuwingslampje richtingaanwijzers
(groen).
Gaat branden en knippert zodra een van de
richtingaanwijzers wordt gebruikt.
3) Controlelampje brandstofreserve(geel).
Gaat branden als de reservebrandstof wordt
aangesproken en er nog ong. 4 liter brandstof in de tank
zit.
4) Waarschuwingslampje vrijloop N (groen).
Gaat branden als de versnelling in zijn vrij staat.
5) Waarschuwingslampje motoroliedruk(rood).
Dit gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat er
onvoldoende motoroliedruk is. Het moet even branden als
de startschakelaar op ON wordt gezet, maar moet enkele
seconden nadat de motor is beginnen te draaien, weer uit
gaan.
Soms kan dit lampje even gaan branden als de motor erg
heet is gelopen, maar het zou moeten uitgaan als de
toeren toenemen.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als dit waarschuwingslampje
blijft branden omdat u de motor kunt beschadigen.
Opmerkingen
Als het antidiefstalsysteem is ingeschakeld, blijft dit
lampje 24 uur lang knipperen, waarna het uitgaat maar het
antidiefstalsysteem ingeschakeld blijft.
7) Waarschuwingslampje EOBD(ambergeel).
Als dit gaat branden, betekent dit dat de motor geblokkeerd is.
Het gaat na enkele seconden weer uit (meestal na 1.8 - 2 sec.).
8) Toerenteller (km/h).
Duidt de rijsnelheid aan.
a) LCD (1):
- Kilometerteller (km).
Duidt het totaal aantal gereden kilometers aan.
- Dagteller (km).
Duidt de kilometers aan die zijn gereden vanaf de
laatste reset.
1
89
42
7
53
NL
6) Ambergeel waarschuwingslampje
Gaat branden en knippert als het voertuig stil staat
(antidiefstal actief) en wordt ook gebruikt om te
controleren of het antidiefstalsysteem werkt.
°C
TOT
°F
AMPM
TRIP
°C
TOT
°F
AMPM
TRIP
b
a
6
afb. 4
11
9) Toerenteller (min
Duidt het aantal toeren per minuut van de motor aan.
NL
-1
).
b) LCD (2):
- Klok
- Olietemperatuur
Functies van de LCD
Als het voertuig wordt aangezet (sleutel van OFF op ON),
worden alle instrumenten gecontroleerd (wijzertjes,
display, lampjes) (afb. 5 en afb. 6).
Functies van de LCD (1)
Als u de toets (B, afb. 6) wordt ingedrukt en de sleutel
staat op ON, worden beurtelings de kilometerteller en de
dagteller weergegeven.
De dagteller resetten
Als de knop (B, afb. 6) langer dan 2 seconden wordt
ingedrukt als de TRIP functie aan staat (dagteller), wordt
de teller op het display (LCD 1) op nul gezet.
Functies van de LCD (2)
Als u de toets (A, afb. 6) wordt ingedrukt en de sleutel op
ON staat, verschijnen de klok en de olietemperatuur.
De klok instellen:
De toets (A) minstens 2 seconden lang indrukken.
AM of PM kiezen met de toets (B). De toets (A) indrukken
om het uur te kunnen programmeren. De toets (B)
herhaaldelijk indrukken om het uur te wijzigen. De toets (A)
indrukken om de minuten te kunnen programmeren.
12
OFF
afb. 5
CHECK
°C
TOT
°F
AMPM
TRIP
°C
TOT
°F
AMPM
TRIP
2
1
A
B
afb. 6
De toets (B) indrukken om de minuten te wijzigen; als men
deze langer dan 5 seconden ingedrukt houdt, tellen de
minuten sneller. De toets (A) indrukken om het klokmenu
te sluiten.
De olietemperatuur
Als de temperatuur van de olie onder 50 °C/122 °F daalt,
verschijnt op het display de lettercombinatie "LO"; als deze
hoger dan 170 °C/338 °F wordt, verschijnt de combinatie
"HI".
Controlelampje brandstofpeil
Als het controlelampje van het brandstofpeil gaat branden,
verschijnt op het display het woord "FUEL".
Waarschuwing onderhoud
Na de eerste 1000 Km/621 mijl en vervolgens om de
10.000 Km/ 6210 mijl, verschijnt telkens als de sleutel op
ON wordt gezet voor meer dan 5 seconden, op het display
de vermelding "MAInt", wat betekent dat het tijd is voor
een voor de garantie verplichte onderhoudsbeurt.
NL
Achterverlichting
Als men de toets (B, fig. 6) indrukt binnen de 5 seconden
nadat men de sleutel op ON heeft gedraaid, wijzigt men,
telkens als men deze toets indrukt, de
achtergrondverlichting van het instrumentenpaneel.
Opgelet
Programmeer op het instrumentenpanel alleen als
het voertuig stilstaat. Kom op geen enkele manier aan het
instrumentenpaneel terwijl u rijdt.
13
Antidiefstalsysteem
Voor een betere beveiliging tegen diefstal is het voertuig
NL
uitgerust met een elektronisch antidiefstalsysteem
(IMMOBILIZER) dat de motor blokkeert en dat
automatisch wordt ingeschakeld telkens als het
instrumentenpaneel wordt uitgezet.
In elke sleutelhandgreep zit hiervoor een elektronisch
mechanisme dat het signaal verwerkt dat wordt
uitgezonden telkens als het voertuig wordt aangezet door
een speciale antenne in de stuurschakelaar. Dit signaal is
een "wachtwoord" dat wijzigt telkens als de motor wordt
aangezet en dat wordt herkend door de computer om de
motor aan te zetten.
Sleutels (afb. 7)
Samen met het voertuig worden de volgende sleutels
geleverd:
- n°1 sleutel A (RODE)
- n°2 sleutels B (ZWART)
Opgelet
Rond de rode sleutel A zit een rubberen bescherming
die belet dat de sleutel in contact kan komen met de
andere sleutels. Haal deze bescherming er niet af, tenzij in
geval van nood.
De B-sleutels zijn de normaal gebruikte sleutels en dienen
om:
- het starten.
- de tankdop open te maken.
- het zadel te sluiten.
14
De A-sleutel heeft dezelfde functies, maar men kan er
andere zwarte sleutels mee wissen en indien nodig,
herprogrammeren.
Opmerkingen
Samen met de sleutels wordt ook een plaatje (1 )
geleverd waarop het identificatienummer van de sleutels
staat.
Opgelet
Haal de sleutels en het plaatje (1) uit elkaar en bewaar
het plaatje en de A-sleutel op een veilige plaats.
Wij raden bovendien aan slechts 1 van de zwarte sleutels
te gebruiken om de motorfiets te starten.
B
A
1
afb. 7
Codekaart
Bij de sleutels hoort ook de CODEKAART (afb. 8) waarop
de elektronische code staat (A, afb. 9), te gebruiken als de
motor blokkeert en dus starten dmv key-on niet mogelijk
is.
Opgelet
De CODEKAART dient op een veilige plaats te
worden bewaard. Wij raden aan altijd de elektronische
code die op de CODEKAART staat ter beschikking te
hebben om de motor te deblokkeren met de
starthendelprocedure.
Met deze procedure kan de gebruiker, als het
antidiefstalsysteem problemen heeft, de motorblokkering
uitzetten die wordt gesignaleerd door het ambergele
waarschuwingslampje EOBD (7, afb. 4).
Dit kan men alleen als men de elektronische code
(electronic code) heeft die op de codekaart staat.
NL
afb. 8
A
afb. 9
15
Het antidiefstalsysteem uitschakelen met de
gashendel
NL
1) De sleutel op ON zetten en de gashendel helemaal
opendraaien en in deze stand houden.
Het EOBD-waarschuwingslampje (7, afb. 4) gaat na 8
seconden uit.
2) De gashendel loslaten zodra het EOBD-lampje uitgaat.
3) Het EOBD-lampje zal nu opnieuw gaan branden, maar
knippert. Toets nu de elektronische deblokkeer-code
in, aangegeven op de CODE CARD , die de dealer
afgegeven heeft aan de klant bij de aflevering van de
motor.
4) Tel een aantal knipperlichten van het controlelampje
EOBD (7, afb. 4) gelijkwaardig aan het eerste cijfer van
de geheime code.
De starthendel 2 seconden lang opendraaien en dan
loslaten. Op deze manier herkent de computer het
cijfer, het EOBD-lampje gaat continu branden en blijft
4 seconden lang branden. Herhaal de handelingen
totdat alle cijfers zijn ingevoerd. Wanneer men geen
gas geeft, klikt het controlelampje EOBD 20 maal,
vervolgens blijft het branden en de procedure moet
herhaald worden vanaf punt (1).
5) Als de starthendel nu wordt losgelaten en de code is
correct ingevoerd, zal het EOBD-lampje gaan
knipperen om te bevestigen dat de motor niet meer
geblokkeerd is. Het lampje gaat na 4 seconden uit.
16
6) Als de code NIET correct is ingevoerd, blijft het EOBDlampje branden en kan men de procedure herhalen
door eerst de sleutel op OFF te zetten en dan alle
stappen vanaf punt (1) zo vaak te herhalen als men
wenst.
Opmerkingen
Als de hendel te snel wordt losgelaten zal het lampje
weer gaan branden en dient men de sleutel op OFF te
zetten en opnieuw te beginnen vanaf stap (1).
Werking
Telkens als de schakelaarsleutel van ON op OFF wordt
gezet, blokkeert het beveiligingsysteem de motor. Als de
motor wordt gestart door de sleutel van OFF op ON te
zetten:
1) zal het lampje (6, afb. 4), op het instrumentenbord kort
knipperen als de code wordt herkend; het
beveiligingsysteem herkent de code in de sleutel en
zet de motorblokkering uit. Als men de knop START
(2, afb. 14.1 - afb. 14.2) indrukt, start de motor.
2) Wanneer het controlelampje (6, afb. 4) of het
controlelampje EOBD (7, afb. 4) blijft branden is de
code niet herkend. In dit geval is het raadzaam de
sleutel eerst op OFF en dan weer op ON te zetten en
als de blokkering aan blijft staan, met de andere
zwarte sleutel proberen te starten. Als de motor nog
niet start, dient men een technische service van
DUCATI te contacteren.
3) Als het lampje (6, afb. 4) blijft knipperen, betekent dit
dat het antidiefstalsysteem een signalering heeft
gereset (bijvoorbeeld met de gashendelprocedure).
Als de sleutel op OFF en dan weer op ON wordt
gezet, moet het lampje van het systeem weer normaal
gaan werken (zie punt 1).
Opgelet
Zware stoten kunnen de elektronische componenten
in de sleutel beschadigen.
Gebruik altijd dezelfde sleutel tijdens de procedure. Als u
een andere sleutel gebruikt, kan het zijn dat het systeem
de sleutelcode niet herkent.
De sleutels laten bijmaken
Als de klant duplicaten van de sleutels nodig heeft, dient
hij zich tot de technische servicecentra van DUCATI te
wenden en alle sleutels die hij nog in zijn bezit heeft met
zich mee te nemen, samen met de CODEKAART.
De technische service van DUCATI programmeert (tot een
maximum van sleutels) alle nieuwe en oude sleutels.
De technische service van DUCATI kan de klant verzoeken
te bewijzen dat deze de rechtmatige eigenaar van het
voertuig is.
Sleutelcodes die niet worden voorgelegd voor de
programmaprocedure, worden uit het geheugen gewist
zodat sleutels die eventueel verloren zijn geraakt, niet
meer kunnen worden gebruikt om de motor te starten.
Opmerkingen
Als de motor een andere eigenaar krijgt, dienen aan
deze laatste ook alle sleutels en de CODEKAART te
worden overhandigd.
17
NL
De startschakelaar en het stuurslot (afb. 10.1 en
afb. 10.2)
NL
Deze zit voor de brandstoftank en heeft vier standen:
A) ON: zet de lichten en de motor aan;
B) OFF: zet de lichten en de motor uit;
C) LOCK: het stuur is vergrendeld;
D) P: standlicht en stuurslot.
Opmerkingen
Om de contactsleutel in deze laatste twee standen te
zetten, dient men de sleutel in het contact te duwen en er
dan aan te draaien. De sleutel kan uit het contact worden
getrokken in de standen (B), (C) en (D).
Opgelet
Het voertuig is uitgerust met een elektronisch
energiebesparend systeem. Om stroomverlies te
voorkomen als men de sleutel in de ON-stand vergeet, zal
dit systeem 15 seconden nadat de startknop NIET is
ingedrukt, de stroomvoeding onderbreken. Als deze tijd is
verstreken, dient men de sleutel eerst weer op OFF en
dan op ON te zetten.
18
SUPERSPORT800
SUPERSPORT1000
C
C
B
F
O
H
S
U
P
LOCK
P
D
afb. 10.1
B
F
F
O
H
S
U
P
LOCK
P
D
afb. 10.2
A
N
O
F
IGNITION
A
N
O
IGNITION
Linker stuurschakelaar (afb. 11.1 en afb. 11.2)
1) Lichtschakelaar met twee standen:
stand = dimlicht aan;
stand = groot licht aan.
2) Schakelaar = richtingaanwijzer met drie standen:
midden = uit;
stand = linksaf;
stand = rechtsaf.
Om de richtingaanwijzer uit te zetten, drukt u het hendeltje
in zodra dit weer in het midden staat.
3) Schakelaar = claxon.
SUPERSPORT800
1
4
2
3
afb. 11.1
NL
4) Schakelaar = met groot licht signaal geven.
SUPERSPORT1000
3
14
2
afb. 11.2
19
De koppelingshendel (afb. 12.1 en afb. 12.2)
De koppelingshendel (1) is uitgerust met een knop (2)
NL
waarmee men de afstand tussen de hendel zelf en de
knop op het stuur kan afstellen (deze regelaar zit niet op de
uitvoering Supersport800).
Houd hiervoor de hende (1) helemaal vooruit en draai de
knop (2) in een van de vier voorzien standen, waarbij u er
rekening mee houdt dat:
de eerste stand n°1 overeenstemt met de grootste
afstand tussen de hendel en de knop, terwijl stand 4
overeenstemt met de kleinste afstand.
Als de koppelingshendel wordt ingetrokken (1) wordt de
transmissie van de motor naar de koppeling en dus naar
het aandrijfwiel, onderbroken. Dit is heel belangrijk in alle
rijfasen, maar vooral in de startfase.
SUPERSPORT800
1
afb. 12.1
Opgelet
De rem- en koppelingshendels dienen te worden
afgesteld terwijl de motorfiets uit en stil staat.
Belangrijk
Als u de koppeling op een correcte manier gebruikt,
gaat de motor langer mee en voorkomt u beschadigingen
aan de transmissiedelen.
Opmerkingen
Men kan de motor aanzetten als de motor in zijn vrij
staat, of als de koppelingshendel is ingetrokken en de
motor in versnelling staat (in dit geval moet de standaard
ingeklapt zijn).
20
SUPERSPORT1000
3
2
4
1
2
1
afb. 12.2
De chokehendel (afb. 13.1 en afb. 13.2)
De chokehendel dient om te starten met een koude motor
en meer benzine toe te voeren voor een groter
minimumtoerental.
Standen van de chokehendel:
A) = niet ingeschakeld;
B) = helemaal ingeschakeld.
De hendel kan op tussenstanden worden gezet om de
motor geleidelijk aan warm te laten lopen (zie pag 37).
Belangrijk
Gebruik de chokehendel niet als de motor warm is.
Niet rijden als de chokehendel is ingeschakeld.
SUPERSPORT800
A
NL
B
afb. 13.1
SUPERSPORT1000
A
B
afb. 13.2
21
De stuurschakelaar rechts (afb. 14.1 en afb. 14.2)
NL
1) Noodstopschakelaar (MOTORSTOP), met twee
standen:
stand (RUN) = rijden;
stand (OFF) = motorstop.
Opgelet
Deze schakelaar dient vooral om de motor snel uit te
zetten in noodgevallen. Als de motor uit staat, zet men
deze schakelaar weer in de ruststand om het voertuig
weer aan te kunnen zetten.
Belangrijk
Als u na het rijden met brandende lichten, de motor
uitzet met de noodstopschakelaar (1) en de contactsleutel
op ON laat staan, kan de accu leeg raken omdat het licht
blijft branden.
2) Knop = motor starten.
SUPERSPORT800
SUPERSPORT1000
1
2
afb.
afb. 14.1
1
22
2
afb. 14.2
Draaibare gashendel (afb. 15.1 en afb. 15.2)
Met de gashendel (1) op de rechterkant van het stuur
opent men de gaskleppen. Als de hendel wordt
losgelaten, keren deze automatisch terug in de
oorspronkelijke minimumstand.
SUPERSPORT800
NL
2
1
afb. 15.1
De remhendel van de voorrem (afb. 15.1 en afb.
15.2)
Als men de hendel (2) in de richting van de gashendel
trekt, remt men met de voorrem. Lichtjes trekken is
voldoende omdat dit mechanisme hydraulisch werkt.
De hendel is uitgerust met een knop (3) waarmee men de
afstand tussen de hendel zelf en de draaiknop op het stuur
kan afstellen (deze regelaar zit niet op de Supersport800).
Opgelet
Lees voordat u deze bedieningsorganen gebruikt, de
instructies op pag. 39.
SUPERSPORT1000
1
4
3
1
2
2
3
afb. 15.2
23
Het pedaal voor de achterrem (afb. 16.1 en afb. 16.2)
Om met de achterrem te remmen, drukt men het pedaal
NL
(1) met de voet in.
Dit remsysteem is hydraulisch.
SUPERSPORT800
1
afb. 16.1
SUPERSPORT1000
24
1
afb. 16.2
De versnellingspedaal (afb. 17)
De ruststand van het versnellingspedaal is in het midden
(N). Hij keert automatisch terug in twee bewegingen:
naar beneden = het pedaal indrukken voor de 1e
versnelling en om terug te schakelen. Het
waarschuwingslampje N op het instrumentenpaneel gaat
uit;
naar boven = het pedaal naar boven trekken voor de 2e
versnelling, de
e
3
, 4e, 5e en 6e.
Een pedaalstand bedient telkens 1 versnelling.
NL
afb. 17
25
De stand van de koppelingspedaal en achterrem
De stand van de versnellingshendel en de
NL
achterrembediening kan aan de behoeften van elke
bestuurder worden aangepast.
De stand van de versnellingspedaal op de volgende manier
wijzigen:
de stang (1) vasthouden en de contramoeren (2) en (3)
losdraaien.
Opmerkingen
De moer (2) heeft linkse schroefdraad.
Aan de stang (1) draaien met een steeksleutel op de
zeshoekige kant totdat het pedaal in de gewenste stand
staat.
Beide contramoeren vastdraaien tegen de stang.
26
afb. 18
De stand van de achterremhendel op de volgende manier
wijzigen:
De contramoer (4) losdraaien.
Aan de regelschroef (5) van het pedaal draaien totdat deze
in de gewenste stand staat.
De contramoer (4) vastdraaien.
Met de hand controleren of er een speling van ongeveer
1,5÷2 mm op de pedaal zit voordat u ermee remt.
Als de speling niet correct is, past u de lengte van het
pompstangetje op de volgende manier aan:
De contramoer (6) op het pompstangetje losdraaien.
Het stangetje op het gaffeltje (7) vastdraaien voor meer
speling en losdraaien voor minder speling.
De contramoer (6) vastdraaien en de speling opnieuw
controleren.
SUPERSPORT800
SUPERSPORT1000
6
7
NL
5
4
afb. 19.1
6
7
4
5
afb. 19.2
27
BELANGRIJKSTE ELEMENTEN EN
MECHANISMEN
NL
Plaats van deze elementen op
de motorfiets (afb. 20)
1) Dop op benzinetank.
2) Zadelslot en helmhouder.
3) De zijstandaard.
4) Achteruitkijkspiegeltjes.
5) Regelknoppen voor de voorvork
(SUPERSPORT1000).
6) Regelknoppen voor achterste
schokdemper.
7) Katalysator (behalve de uitvoering
USA).
4
5
1
2
6
28
5
3
7
afb. 20
Loading...
+ 134 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.