Ducati ST3, ST3S 2006 Service Frace & Dutch

Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen Manuel d’utilisation et entretien
DUCATISPORTTOURING
ST3 ST3 S ABS
Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen
ST3 ST3 S ABS
NL
1
NL
2
Welkom in de club van de Ducati-liefhebbers, u hebt een bijzonder goede keuze gemaakt. Wij denken dat u deze nieuwe Ducati niet alleen als normaal vervoersmiddel zal gebruiken, maar ook voor lange reizen. Ducati Motor Holding S.p.A. wenst u dan ook veel rijplezier toe. Omdat wij ons altijd inspannen voor een steeds betere service, raadt Ducati Motor Holding S.p.A. u aan deze eenvoudige voorschriften zorgvuldig na te leven, met name de voorschriften voor het inrijden van de motorfiets. Alleen op die manier kunt u zeker altijd van uw Ducati genieten. Voor reparaties en advies contacteert u een van onze erkende servicecentra.
Veel rijplezier!
Opmerkingen
Ducati Motor Holding S.p.A. kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele fouten die zijn gemaakt tijdens het samenstellen van deze gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen. Alle informatie in deze handleiding is bijgewerkt tot op de publicatiedatum. Ducati Motor Holding S.p.A. behoudt zich het recht voor alle wijzigingen aan te brengen die de technische evolutie van haar producten noodzakelijk maken.
Gebruik voor de veiligheid, garantie, betrouwbaarheid en de waarde van uw Ducati motorfiets alleen originele onderdelen van Ducati.
Opgelet
Deze aanwijzingen maken integraal deel uit van de motorfiets en dienen aan de nieuwe bezitter te worden overhandigd als de motor wordt verkocht.
NL
3
NL
INHOUD
De stuurschakelaar rechts 34 De gashendel 35 De remhendel van de voorrem 35 Het pedaal voor de achterrem 36 De versnellingspedaal 37 Afstellen van de stand van het versnellingspedaal en achterrem 38
Aanwijzingen van algemene aard 6
Garantie 6 Symbolen 6 Nuttige informatie voor veilig reizen 7 Rijden met volle bepakking 8 Identificatiegegevens van de motorfiets 10
Bedieningsorganen 11
Plaats van de bedieningsorganen op de motorfiets 11 Instrumentenpaneel 12 LCD - Belangrijkste functies 14 LCD - Parameters programmeren en weergeven 16 Antidiefstalsysteem 25 Sleutels 26 Codekaart 27 Het antidiefstalsysteem uitschakelen met de gashendel 28 De sleutels laten bijmaken 29 Contactschakelaar en stuurslot 30 Linker stuurschakelaar 31 ST3S ABS 32 De koppelingshendel 33
4
Belangrijkste elementen en mechanismen 40
Plaats van deze elementen op de motorfiets 40 Dop op de brandstoftank 41 Zadelslot en helmhouder 42 Zijstandaard 44 Handvat om de motorfiets op te tillen 45 Stroomcontact 45 Middelste standaard 46 Achteruitkijkspiegeltjes 47 Regelknoppen voorvork (ST3) 48 Regelknoppen voorvork (ST3S ABS) 49 Regelknoppen achterschokdemper (ST3) 51 Regelknoppen achterschokdemper (ST3S ABS) 53 De stuurhoek van de motorfiets wijzigen 55
Gebruiksvoorschriften 57
Voorzorgen tijdens de inrijperiode 57 Controleren voor het starten 59 ABS dispositief (ST3S ABS) 60 De motor aanzetten 61 De motorfiets starten en ermee rijden 63 Remmen 63
ABS systeem (ST3S ABS) 64 De motorfiets stilzetten 66 Parkeren 66 Brandstof tanken 67 Standaard accessoires 68
Belangrijkste gebruiks- en onderhoudswerkzaamheden 69
Delen van het frame demonteren 69 De luchtfilters vervangen en reinigen 76 Het peil van de koelvloeistof controleren 77 Het peil van de remvloeistof en de koppelingsolie controleren 78 De slijtage van de remblokjes controleren 79 De scharnierpunten smeren 80 De gaskabel afstellen 81 De accu opladen 82 De transmissieketting spannen 83 De ketting smeren 84 De lampjes vervangen 85 De hoogte van de koplamp afstellen 90 Verticale afstelling koplamp 90 Bandenspanning 91 Het motoroliepeil controleren 93 De bougies reinigen en vervangen 94 De motor reinigen 95 De motor een lange tijd niet gebruiken 96 Belangrijke waarschuwingen 96
Technische kenmerken 97
Afmetingen 97 Gewichten 97 Brandstof 98 Motor 99 Distributie 99 Prestaties 100 Ontstekingskaarsen 100 Voeding 100 Frame 100 Wielen 100 Bandenspanning 100 Remmen 101 Transmissie 102 Ophangingen 103 Uitlaat 103 Beschikbare kleuren 103 Elektrische uitrustingen 104
Geheugensteuntje voor onderhoudsbeurten 111
NL
5

AANWIJZINGEN VAN ALGEMENE AARD

NL

Garantie

Voor uw eigen belang en voor de garantie en betrouwbaarheid van dit product, raden wij nadrukkelijk aan een Ducati dealer te raadplegen voor alle handelingen die bijzondere technische deskundigheid vereisen. Ons uiterst gespecialiseerd personeel beschikt over alle uitrustingen en machines die nodig zijn voor perfect uitgevoerde reparaties en onderhoudsbeurten en gebruikt alleen originele onderdelen van Ducati die altijd passen en garant staan voor een motorfiets die altijd perfect rijdt en lang meegaat.
Bij alle Ducati motorfietsen hoort een Garantieboekje. De garantie is niet geldig voor motorfietsen die worden gebruikt voor wedstrijden. In de geldigheidsperiode van de garantie mag er aan geen enkel component worden geknoeid en mag niets worden gemodificeerd of vervangen door andere, niet originele delen. Overtreding hiervan heeft het onmiddellijk vervallen van de garantierechten tot gevolg.
6

Symbolen

Ducati Motor Holding S.p.A. verzoekt u vriendelijk deze gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen aandachtig te lezen om vertrouwd te raken met uw motorfiets. Contacteer in geval van twijfel een Dealer of een Erkende Garage. U zult de informatie in deze handleiding goed kunnen gebruiken tijdens uw reizen die Ducati Motor Holding S.p.A. u altijd even rustig en aangenaam toewenst, en u vrijwaart de prestaties van uw motorfiets ermee. In dit boekje wordt informatie verschaft van bijzondere betekenis:
Opgelet
Het niet naleven van deze voorschriften kan gevaarlijke situaties veroorzaken met ernstige, tot dodelijke, verwondingen.
Belangrijk
Kans voor schade aan de motorfiets en/of componenten ervan.
Opmerkingen
Meer informatie over uit te voeren werkzaamheden. Alle richtingaanduidingen (links en rechts) gaan uit van de
rijrichting van de motorfiets.

Nuttige informatie voor veilig reizen

Opgelet
Eerst lezen voordat u de motorfiets gebruikt.
Vaak zijn ongevallen te wijten aan rijden zonder ervaring. Rijd nooit zonder rijbewijs; om met deze motorfiets te rijden, dient u in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs. Leen de motor niet uit aan onervaren bestuurders of mensen die geen geldig rijbewijs hebben. De rijder en de passagier dienen altijd aangepaste kleding en een valhelm te dragen. Draag geen wijde kleren die in de motor verstrikt kunnen raken of het zicht kunnen belemmeren. Zet de motor nooit aan in een gesloten ruimte. De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en een snelle dood tot gevolg hebben. De bestuurder en de passagier dienen hun voeten tijdens het rijden altijd op de voetsteunen te zetten. Om voorbereid te zijn op elke richtingsverandering en verandering van het type wegdek, moet de bestuurder zijn handen altijd aan het stuur houden, terwijl de passagier zich altijd met beide handen moet vasthouden aan de achterhandgreep. Leef de nationale en plaatselijke wettelijke voorschriften na. Leef altijd de snelheidsbeperkingen na waar deze zijn aangeduid en rijd in elk geval nooit sneller dan de zichtbaarheid, het wegdek en het verkeer toestaan. Gebruik altijd en op tijd de richtingaanwijzers om aan te duiden dat u van richting gaat veranderen, rechtsomkeer maakt of een andere rijbaan kiest.
Zorg ervoor dat u altijd goed zichtbaar bent en rijd niet in de "dode hoek" van de voertuigen die voor u rijden. Let goed op op kruispunten, als u een privé-ruimte of een parking verlaat of als u de autoweg oprijdt. Zet de motor altijd uit als u tankt en mors geen benzine op de motor of op de uitlaatpijp. Rook nooit tijdens het tanken. Tijdens het tanken komen dampen vrij die schadelijk zijn voor de gezondheid. Als brandstofdruppeltjes op uw huid of kleren komen, was deze dan onmiddellijk met water en zeep en trek andere kleren aan. Haal de sleutel altijd uit het contact als u de motor ergens onbewaakt laat staan. De motor, de uitlaatpijp en de geluidsdempers blijven nog lang heet.
Opgelet
Het hele uitlaat gedeelte kan warm blijven, ook nadat de motor is uitgezet; raak het uitlaatgedeelte dus niet aan met uw lichaam, pas goed op en parkeer het voertuig niet in de buurt van ontvlambare materialen (met inbegrip van hout, bladeren enz.).
Parkeer de motorfiets zodanig dat die niet kan worden gestoten en gebruik de zij-/middenstandaard. Parkeer nooit op een ondergrond die oneffen of niet hard genoeg is, omdat de motorfiets hierdoor kan omvallen.
NL
7

Rijden met volle bepakking

Dit motorvoertuig is ontworpen voor veilig rijden van lange
NL
afstanden met volle belasting en met bijzonder veel rijcomfort. Het gewicht van de lading goed op het voertuig verdelen, is uiterst belangrijk om de veiligheid van de motorfiets te behouden en niet in moeilijkheden te komen bij plotse stuurbewegingen of op slechte wegdekken.
Belangrijk
Het is aangeraden niet harder dan 120 km/h te rijden met het motorvoertuig wanneer de zijtassen gemonteerd zijn. Deze snelheid moet verminderd worden in het geval de banden en het wegdek niet in goede staat zijn of wanneer u geen goed zicht heeft.
8
Inlichtingen omtrent de lading
Het totale gewicht van het motorvoertuig tijdens het rijden, met bestuurder, passagier, bagage en extra accessoires mag niet meer bedragen dan: 420 Kg / 924 Ibs. Het gewicht van uitsluitend de bagage mag nooit meer bedragen dan 23 kg, die als volgt is verdeeld (afb. 1):
9 Kg max. voor elke zijkoffer; 5 Kg max. voor de tankkoffer.
afb. 1
Probeer de zwaarste bagage of accessoires zo laag mogelijk aan te brengen en indien mogelijk in het midden van de motorfiets. Bevestig de bagage stevig aan het frame van de motorfiets: door niet goed bevestigde bagage kan de motorofiets instabiel worden. Maak geen zware of grote voorwerpen vast aan het stuur of het voorste spatbord, omdat dit de motorfiets gevaarlijk uit evenwicht brengt. Steek geen lading tussen de frameconstructie die verstrikt kan raken in bewegende delen van de motorfiets. Indien de zijkoffers aangebracht zijn (deze zijn verkrijgbaar bij de afdeling Ducati reserveonderdelen): verdeel de bagage en de accessoires op grond van hun gewicht en verdeel deze gelijkmatig over de zijkoffers; sluit elke zijkoffer met het bijbehorende sleutelslot af. Controleer de bandenspanning die zoveel moet bedragen als is voorgeschreven op pag. 91 en controleer of de banden in goede staat zijn.
NL
9

Identificatiegegevens van de motorfiets

Elke Ducati-motorfiets heeft twee identificatienummers,
NL
een voor het frame (afb. 2) en een voor de motor (afb. 3).
Framenummer Motornummer
Opmerkingen
Deze nummers duiden op het model en dienen te worden vermeld als men onderdelen bestelt.
10
afb. 2
afb. 3

BEDIENINGSORGANEN

NL
1
Opgelet
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waar de bedieningsorganen zitten die moeten worden gebruikt om te kunnen rijden met de motorfiets. Lees de beschrijvingen aandachtig voordat u deze bedieningsorganen gebruikt.

Plaats van de bedieningsorganen op de motorfiets (afb. 4)

1) Instrumentenpaneel
2) De startschakelaar en het stuurslot
3) Stuurschakelaar links
4) De koppelingshendel
5) Het pedaal voor de achterrem
6) De stuurschakelaar rechts
7) De gashendel
8) De remhendel van de voorrem
9) Het versnellingspedaal
4
3 2
9
8
7
6
5
afb. 4
11

Instrumentenpaneel (afb. 5.1 - afb. 5.2)

NL
1) LCD, (zie pag. 14).
2) Bedieningsknoppen A en B. Knoppen gebruikt voor de visualisatie en het opnieuw instellen van de parameters van het instrumentenpaneel.
3) Controlelampje antidiefstalsysteem IMMO
(ambergeel).
Het controlelampje blijft branden wanneer een verkeerde code is ingevoerd of wanneer de code niet wordt herkend; het lampje knippert wanneer een waarschuwing van het antidiefstalsysteem is opgeheven door middel van de deblokkeringsprocedure met de gashendel (pag. 28).
Belangrijk
Met het instrumentenpaneel kan men het elektronische start/injectiesysteem checken. Gebruik deze menus nooit: ze zijn voorbehouden voor ons deskundig personeel. Als u deze menu's toevallig opent, zet dan de sleutel op OFF en raadpleeg een erkende Ducati dealer om de nodige controles te laten uitvoeren.
4) Toerenteller (min
-1
).
Duidt het aantal toeren per minuut van de motor aan.
12
2
3
1
km/h miles mph km/L mpgal
4
afb. 5.1
5) ABS-lampje (Oranje) (ST4s ABS).
Gaat enkele seconden branden als de sleutel op ON (CHECK) wordt gezet en gaat vervolgens weer uit; ABS actief. Gaat branden en knipperen om de signaleren dat het ABS-systeem is uitgeschakeld met de schakelaar op de linkerstuurschakelaar (zie pag. 32).
Belangrijk
Als het lampje van de ABS continu gaat branden, betekent dit dat het systeem niet wordt gebruikt, zonder evenwel de remefficiëntie in gevaar te brengen; contacteer in dit geval een Dealer of een Erkende Garage. Er kan in dit geval onvoldoende accuspanning zijn, probeer deze dus op te laden; er kan echter ook een defect in het systeem zijn.
2
NL
3
1
km/h miles mph km/L mpgal
ABS
5
4
afb. 5.2
13

LCD - Belangrijkste functies

NL
Opgelet
Programmeer alleen parameters als de motorfiets stil staat. Kom op geen enkele manier aan het instrumentenpaneel terwijl u rijdt.
1) Controlelampje watertemperatuur. Geeft de temperatuur aan van het koelwater van de motor.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als de motor zijn maximumtemperatuur bereikt omdat u de motor hierdoor kunt beschadigen.
2) Klok.
4) Extra display. Hierop verschijnen achtereenvolgens de kilometerteller, de dagteller, de gemiddelde snelheid, het verbruik, het gemiddelde verbruik, de verbruikte brandstof, de resterende autonomie en brandstof.
5) EOBD-lampje (ambergeel). Als dit permanent gaat branden, betekent dit dat de computer fouten signaleert en de motor blokkeert.
Het dient bovendien als signaal tijdens de procedure om het antidiefstalsysteem te deblokkeren met de gashendel. Als er geen fouten worden gemeld, moet het even branden als de startschakelaar op ON wordt gezet, maar moet het enkele seconden later weer uit gaan (meestal 1.8 - 2 sec.).
3) Snelheidsmeter. Geeft de rijsnelheid weer.
14
6) Controlelampje richtingaanwijzers (groen). Gaat branden en knippert zodra een van de richtingaanwijzers wordt gebruikt.
7) Controlelampje motoroliedruk (rood). Dit gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat er onvoldoende motoroliedruk is. Het moet even branden als de startschakelaar op ON wordt gezet, maar moet enkele seconden nadat de motor is aangeslagen, weer uit gaan. Soms kan dit lampje even gaan branden als de motor erg heet is gelopen, maar het zou moeten uitgaan als de toeren toenemen.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als dit waarschuwingslampje (7) blijft branden omdat u de motor kunt beschadigen
8) Waarschuwingslampje vrijloop N (groen). Gaat branden als de versnelling in zijn vrij staat.
9) Controlelampje groot licht (blauw). Dit gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat het groot licht brandt.
10)Controlelampje reservebrandstof (geel). Gaat branden als de reservebrandstof wordt aangesproken en er nog ong. 6,5 liter brandstof in de tank zit.
11)Brandstofdisplay. Hier leest u hoeveel brandstof er in de benzinetank zit. Als het laatste balkje blijft branden (knipperen), gaat het reservelampje branden (10).
1
2
13
3
12
0
11
9
km/h
1
miles mph km/L mpgal
67810
4
5
afb. 6
12)Controlelampje koplampstand. Als dit lampje gaat branden, betekent dit dat u de functie koplamp in de hoogte verstellen hebt gekozen.
13)Waarschuwing preventief onderhoud. Als dit gaat branden, betekent dit dat de kilometerstand is bereikt waarna de motorfiets een preventieve onderhoudsbeurt nodig heeft. De eerste 50 km nadat dit lampje is beginnen te branden, blijft het knipperen. Daarna zal het permanent branden. De erkende Ducati dealer die voor het onderhoud zorgt, zal het systeem resetten.
15
NL

LCD - Parameters programmeren en weergeven

Bij het inschakelen (sleutel van OFF naar ON of Key-ON)
NL
voert het instrumentenpaneel een Check uit van alle instrumenten: wijzers, display en controlelampjes (zie afb.
7).
OFF
16
km/h
1
0
miles mph km/L mpgal
CHECK 1
CHECK 2
km/h
1
0
ON
afb. 7
Controlelampje watertemperatuur (afb. 8) Geeft de temperatuur aan van het koelwater van de motor. Als de temperatuur onder 40 °C/104 °F daalt, verschijnt op het display de afkorting "LO" die zal knipperen. Als de watertemperatuur tussen 40 °C/104 °F en 120 °C/ 248 °F bedraagt, geeft het display de temperatuur aan met vaste waarden. Als de watertemperatuur tussen +121°C /250 °F en +124 °C /255 °F bedraagt, verschijnt op het display knipperend de melding “HI”. Als de watertemperatuur +125 °C /257 °F bedraagt, verschijnen op het display twee knipperende lijnen “---” en gaat tegelijkertijd het EOBD-lampje branden (5, afb. 6).
NL
Opmerkingen
Als de sensor die de temperatuur afleest niet is aangesloten, verschijnen op het display de lijnen “- - -“ en gaat tegelijkertijd het EOBD-lampje branden (5, afb. 6).
afb. 8
17
De klok instellen
Druk de toets (A, zie pag. afb. 5.1) 2 seconden lang in: het
NL
teken AM knippert. Als de knop (B) wordt ingedrukt, knippert het teken PM; door de knop (B) in te drukken, keert u terug naar de vorige stap. Druk de toets (A) in om uw keuze te bevestigen en de uren te programmeren die nu knipperen. Het uur programmeren met de toets (B). Als u de toets (B) meer dan 5 seconden lang ingedrukt houdt, zal de klok sneller tellen. De toets (A) indrukken om uw keuze te bevestigen en de minuten te programmeren. De minuten wijzigen met de toets (B). Als u de toets (B) meer dan 5 seconden lang ingedrukt houdt, zal de klok sneller tellen. De toets (A) indrukken om te bevestigen en het klokmenu te verlaten.
km miles
km miles
km/h mph
km/L mpgal
KILOMETERTELLER
DAGTELLER (TRIP)
GEMIDDELDE SNELHEID
ACTUEEL VERBRUIK
Weergave van de functies op het linker display (afb. 9). Als u de toets (B, afb. 5.1) indrukt terwijl de sleutel op ON
staat, bladert u door de volgende functies:
- Kilometerteller
- Dagteller(TRIP)
- Gemiddelde snelheid
- Actueel verbruik
- Gemiddeld verbruik
- Verbruikte benzine
- Resterende autonomie
- Digitaal benzinepeil
18
km/L mpgal
L
gal
km miles
L
gal
GEMIDDELD VERBRUIK
VERBRUIKTE BENZINE
RESTERENDE AUT ONOMIE
DIGITAAL BENZINEPEIL
afb. 9
Functie "Kilometerteller" (afb. 10) Duidt het totaal aantal door het voertuig gereden kilometers aan.
Functie “Dagteller (TRIP)(afb. 10) Duidt de kilometers aan die zijn gereden vanaf de laatste
reset. U kunt dit gegeven resetten door deze functie te kiezen en de toets (A, afb. 5.1) minstens 2 seconden lang in te drukken. Als u 9999.9 km (of mijl) hebt gereden, zal dit gegeven automatisch worden gereset.
Functie "Gemiddelde snelheid" (afb. 10) Geeft de gemiddelde rijsnelheid weer. De gemiddelde
snelheid wordt berekend vanaf de laatste reset van de "Dagteller (TRIP)". Bij het bereiken van 280 km/h (174 mph), zal het display het teken "---" weergeven.
Functie "Actueel verbruik" (afb. 10) Wanneer het voertuig rijdt met de motor aan, zal de display onmiddellijk het verbruik aangeven. Wanneer het voertuig niet rijdt, maar de motor staat aan, zal de display de lijntjes "--.-" aangeven. Als de motor uit en het voertuig stil staat, staan op het display twee nullen: "0.0".
km miles
km miles
km/h
mph
km/L mpgal
NL
afb. 10
19
Functie "Gemiddeld verbruik" (afb. 11) Wanneer de motor rijdt, geeft de display het gemiddeld
NL
verbruik aan. Wanneer de dagteller (TRIP) op nul wordt gezet, verschijnt het teken "--.-" en geeft hij na 2 km weer het verbruik aan. Als het voertuig stil staat en de motor draait, verschijnt op het display het laatste in het geheugen opgeslagen gegeven totdat dit wordt bijgewerkt.
Functie "Verbruikte benzine" (afb. 11) Duidt de totale door het rijdende voertuig verbruikte
hoeveelheid benzine aan. Het verbruik wordt berekend vanaf de laatste reset van de "Dagteller (TRIP)". Als de waarde 9999,9 liter (2201.9 gal. U.K. - 2641.9 gal. U.S.A.) wordt bereikt, verschijnt op het display het teken "--.-".
20
km/L mpgal
L
gal
afb. 11
Functie "Resterende autonomie" (afb. 12) Duidt het aantal kilometers aan die men nog met het voertuig kan doen. Als het voertuig stil staat en de motor draait, verschijnt op het display het laatste in het geheugen opgeslagen gegeven totdat dit wordt bijgewerkt. In deze functie zal het systeem, wanneer het controlelampje van de BRANDSTOFRESERVE (10, afb. 6) gaat branden, de lijntjes "--.-" weergeven gedurende de tijd waarin het reservelampje blijft branden.
Opmerkingen
De invoer van het gegeven wordt elke 10 seconden bijgewerkt.
Functie "Digitaal benzinepeil" (afb. 12) Duidt aan hoeveel benzine er nog in de tank zit. Als het
controlelampje van de BRANDSTOFRESERVE (10, afb. 6) gaat branden, verschijnen op het display de lijntjes "--.-" en begint het symbool van de benzinepomp te knipperen. Branden van het reservelampje: er zit nog 6 liter brandstof in de tank. Als het reservelampje gaat branden (10, afb. 6) verschijnen op het display de stippellijntjes "- - en de digit van de benzinepomp begint te knipperen. Wanneer de motor rijdt, zal het display de nog resterende autonomie aangeven. Wanneer het voertuig niet rijdt met de motor aan of wanneer het voertuig niet rijdt met de motor uit, zal het display het laatste gegeven in geheugen aangeven, tot het nieuwe gegeven wordt ingesteld.
km miles
gal
NL
L
afb. 12
21
Verticale afstelling koplamp (afb. 13.1 - afb. 13.2) Met deze functie kunt u de hoogte van de koplamp
NL
wijzigen. Om deze functie te bereiken, moet de knop (B, afb. 5.1) worden ingedrukt en de sleutel in stand ON worden gedraaid; op het display verschijnt een waarde (afb. 13.2) die de positie van de lamp weergeeft en het controlampje op het display voor de hoogteafstelling van de koplamp (12, afb. 6) licht op. Het afstellen van de koplamp gaat van 3 tot -3 voor een totaal van 7 posities (3, 2, 1, 0, -1, -2, -3).
22
afb.
Om naar beneden te gaan, druk op knop (A, afb. 5.1), om omhoog te gaan, druk op knop (B, afb. 5.1). Op het display, links van het nummer, wordt aangeven of de positie hoger of lager dan "0" is (knipperend indien rijdend, om aan te geven of de lamp naar boven of naar beneden beweegt). Om de functie te verlaten, draait u de sleutel op OFF. Elke keer wanneer men de functie verlaat, wordt de positie van de lamp in het geheugen opgeslagen.
Opmerkingen
Als u deze functie hebt geactiveerd, kan het voertuig
niet worden aangezet.
NL
afb.
23
Menu voor speciale functies: voertuigmodel en maateenheden (afb. 14)
NL
De computer bepaalt automatisch de correcte maateenheden die op het display dienen te worden weergegeven; om deze parameters te wijzigen, drukt u tegelijkertijd de toetsen (A, afb. 5.1) en (B, afb. 5.1) in en zet u de sleutel eerst op OFF en dan op ON. Op het display knipperen het model en de uitvoering. Druk op de toets (B) om alle mogelijke maateenheden te overlopen. Om uw keuze te bevestigen, drukt u de toets (A) minstens 5 seconden in totdat op het display de afkorting OFF verschijnt en zet u vervolgens de sleutel op OFF.
Opmerkingen
Als u deze functie hebt geactiveerd, kan het voertuig niet worden aangezet.
24
afb. 14
Instrumentenverlichting
De verlichting van het instrumentenpaneel werkt alleen als het standlicht of de koplamp branden. Het instrumentenpaneel schakelt met behulp van voelers die de lichtintensiteit en de omgevingstemperatuur meten, automatisch de verlichting van het instrumentenpaneel aan of uit.
Lichtsterkte van de controlelampjes
Deze functie is alleen actief als het standlicht of de koplamp branden. De intensiteit van de controlelampjes wordt automatisch aangepast naargelang van de lichtsterkte die in de omgeving wordt gemeten.
Automatisch koplamp uitschakelen
Met deze functie spaart u accu-energie. U kunt kiezen of de koplamp automatisch wordt uitgezet. Het mechanisme treedt in 2 gevallen in werking:
- in het eerste geval, indien men de sleutel van OFF op
ON zet en de motor niet gestart wordt. Na 60 seconden wordt de koplamp uitgeschakeld en pas weer ingeschakeld als de sleutel weer van OFF op ON gezet wordt.
- in het tweede geval, na het normale gebruik van de
motor, met brandende koplampen, als de motor via de STOP MOTOR schakelaar uitgeschakeld wordt (2, afb.
21). 60 seconden nadat de motor uitgeschakeld is, wordt de koplamp uitgeschakeld en weer ingeschakeld bij de volgende start van de motor.
Opmerkingen
Tijdens het starten zal het systeem ook de lichten uitzetten en pas weer aanzetten als de toets wordt losgelaten (3, afb. 21).

Antidiefstalsysteem

Voor een betere beveiliging tegen diefstal is het voertuig uitgerust met een elektronisch antidiefstalsysteem dat de motor blokkeert en dat automatisch wordt ingeschakeld telkens als het instrumentenpaneel wordt uitgezet. In elke sleutelhandgreep zit hiervoor een elektronisch mechanisme dat het signaal verwerkt dat wordt uitgezonden telkens als het voertuig wordt aangezet door een speciale antenne in de stuurschakelaar. Dit signaal is een "wachtwoord" dat wijzigt telkens als de motor wordt aangezet en dat wordt herkend door de computer om de motor aan te zetten.
25
NL

Sleutels (afb. 15)

Samen met het voertuig worden de volgende sleutels
NL
geleverd:
- n°1 RODE sleutel (A)
- 2 sleutels B (ZWART)
Opgelet
Rond de rode sleutel zit een rubberen bescherming die belet dat de sleutel in contact kan komen met de andere sleutels. Haal deze bescherming er niet af, tenzij in geval van nood.
De zwarte sleutels zijn de normaal gebruikte sleutels en dienen om:
- het starten.
- de tankdop open te maken.
- het zadel te sluiten. De rode sleutel heeft dezelfde functies maar men kan er de zwarte sleutels mee annuleren en eventueel herprogrammeren.
Opgelet
Harde stoten kunnen de elektronische onderdelen in de sleutel beschadigen.
Opmerkingen
Samen met de sleutels wordt ook een plaatje (1 ) geleverd waarop het identificatienummer van de sleutels staat.
Opgelet
Haal de sleutels en het plaatje (1) uit elkaar en bewaar het plaatje en de rode sleutel op een veilige plaats. Wij raden bovendien aan slechts 1 van de zwarte sleutels te gebruiken om de motorfiets te starten.
B
A
26
1
afb. 15

Codekaart

Bij de sleutels hoort ook de CODEKAART (afb. 16) waarop de elektronische code staat (A, afb. 17), te gebruiken als de motor blokkeert en dus starten dmv key-on niet mogelijk is.
Opgelet
De CODEKAART dient op een veilige plaats te worden bewaard. Het is raadzaam om altijd de elektronische code op de CODEKAART bij zich te hebben, voor het geval de motor gedeblokkeerd moet worden door middel van de deblokkeringsprocedure met de gashendel (zie pag. 28). Met deze procedure kan de gebruiker, als het antidiefstalsysteem problemen heeft, de motorblokkering uitzetten die wordt gesignaleerd door het ambergele waarschuwingslampje EOBD (5, afb. 6).
NL
afb. 16
A
afb. 17
27

Het antidiefstalsysteem uitschakelen met de gashendel

NL
1) Plaats de sleutel in stand ON en draai de gashendel volledig open en houd deze gedraaid. Het EOBD-waarschuwingslampje (5, afb. 6) gaat na 8 seconden uit.
2) De gashendel loslaten zodra het EOBD-lampje uitgaat.
3) Het EOBD-lampje zal nu opnieuw gaan branden, maar knippert. Toets nu de elektronische deblokkeer-code in, aangegeven op de CODE CARD, die de dealer afgegeven heeft aan de klant bij de aflevering van de motor.
4) Tel het aantal keren dat het EOBD-lampje knippert, dat gelijk is aan het eerste cijfer van de geheimcode. De starthendel 2 seconden lang opendraaien en dan loslaten. Op deze manier herkent de computer het cijfer, het EOBD­lampje gaat continu branden en blijft 4 seconden lang branden. Herhaal de handelingen totdat alle cijfers zijn ingevoerd. Wanneer men geen gas geeft, klikt het controlelampje EOBD 20 maal, vervolgens blijft het branden en de procedure moet herhaald worden vanaf punt (1).
5) Als de gashendel wordt losgelaten en het codenummer correct is ingevoerd, kunnen we 2 situaties hebben: A) het controlelampje EOBD gaat knipperen om te
signaleren dat het stuur gedeblokkeerd is. Dit lampje gaat uit na 4 seconden of als de motor de limiet van 1000 min
-1
bereikt.
B) het controlelampje IMMO (3, afb. 5.1 - afb. 5.2)
knippert totdat de toeren van de motor minder dan 1000 min
-1
bedragen, of totdat het voertuig weer
wordt aangezet.
28
6) Als de code NIET correct is ingevoerd, blijven de EOBD en IMMO lampjes branden en kan men de procedure vanaf punt 2 zo vaak herhalen als men wenst.
Opmerkingen
Indien de gashendel voor de vooraf ingestelde tijd wordt losgelaten, gaat het controlelampje opnieuw branden en moet de sleutel weer in stand OFF worden gebracht en de stappen vanaf punt (1) worden herhaald.
Werking
Telkens als de schakelaarsleutel van ON op OFF wordt gezet, blokkeert het beveiligingsysteem de motor. Als de motor wordt gestart door de sleutel van OFF op ON (Key-ON) te zetten:
1) als de code wordt herkend, knippert het controlelampje IMMO op het instrumentenpaneel kort; het beveiligingssysteem heeft de code van de sleutel herkend en schakelt de motorblokkering uit. Als men de motorstartknop indrukt, start de motor;
2) als het IMMO- lampje blijft branden, heeft de beveiliging de code niet herkend. In dit geval is het raadzaam de sleutel eerst op OFF en dan weer op ON te zetten en als de blokkering aan blijft staan, met de andere zwarte sleutel proberen te starten. Als de motor nog niet start, dient men een technische service van DUCATI te contacteren.
3) Als het IMMO-lampje blijft knipperen, betekent dit dat het antidiefstalsysteem een signalering heeft gereset (bijvoorbeeld met de starthendelprocedure).
Belangrijk
Gebruik altijd dezelfde sleutel tijdens de procedure. Als u een andere sleutel gebruikt, kan het zijn dat het systeem de sleutelcode niet herkent.

De sleutels laten bijmaken

Als de klant duplicaten van de sleutels nodig heeft, dient hij zich tot de technische servicecentra van DUCATI te wenden en alle sleutels die hij nog bezit, samen met de CODEKAART met zich mee te nemen. De technische service van DUCATI programmeert (tot een maximum van sleutels) alle nieuwe en oude sleutels. De technische service van DUCATI kan de klant verzoeken te bewijzen dat deze de rechtmatige eigenaar van het voertuig is. Sleutelcodes die niet worden voorgelegd voor de programmaprocedure, worden uit het geheugen gewist zodat sleutels die eventueel verloren zijn geraakt, niet meer kunnen worden gebruikt om de motor te starten.
Opmerkingen
Als de motor een andere eigenaar krijgt, dienen aan deze laatste ook alle sleutels en de CODEKAART te worden overhandigd.
29
NL
Loading...
+ 198 hidden pages