Ducati Sporttouring ST4S ABS, Sporttouring ST4S User Manual [nl]

O
nderhouds- en gebruiksaanwijzinge
n
utilisation et entretien
Manuel
utilisation et entretien
DUCATISPORTTOURING
ST4s ST4s ABS
Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen
DUCATISPORTTOURING
ST4s ST4s ABS
NL
1
NL
2
Welkom in de club van de Ducati-liefhebbers, u hebt een bijzonder goede keuze gemaakt. Wij denken dat u deze nieuwe Ducati niet alleen als dagelijks vervoersmiddel zal gebruiken maar ook voor lange reizen. Ducati Motor Holding S.p.A. wenst u dan ook veel rijplezier toe. Omdat wij ons constant inspannen voor een steeds betere service, raadt Ducati Motor Holding S.p.A. u aan deze eenvoudige voorschriften zorgvuldig na te leven, met name de voorschriften voor het inrijden van de motorfiets. Alleen op die manier zult u altijd van uw Ducati kunnen genieten. Contacteer voor reparaties en informatie onze Erkende Servicecentra.
Veel rijplezier!
Opmerkingen
Ducati Motor Holding S.p.A. kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele fouten die zijn gemaakt tijdens het samenstellen van deze gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen. Alle informatie in deze handleiding is bijgewerkt tot op de publicatiedatum. Ducati Motor Holding S.p.A. behoudt zich het recht voor alle wijzigingen aan te brengen die de technische evolutie van haar producten noodzakelijk maakt.
Gebruik voor de veiligheid, garantie, betrouwbaarheid en de waarde van uw Ducati motorfiets alleen originele onderdelen van Ducati.
Opgelet
Deze aanwijzingen maken integraal deel uit van de motorfiets en dienen aan de nieuwe bezitter te worden overhandigd als de motor wordt verkocht.
NL
3
NL
INHOUD
De rechter stuurschakelaar 34 De gashendel 35 De hendel van de voorrem 35 Het pedaal voor de achterrrem 36 Versnellingspedaal 36 De stand van het koppelingspedaal en achterrem 37
Aanwijzingen van algemene aard 6
Garantie 6 Symbolen 6 Nuttige informatie voor veilig reizen 7 Rijden met volle bepakking 8 Identificatiegegevens van de motorfiets 10
Bedieningsorganen 11
Plaats van de bedieningsorganen op de motorfiets 11 Instrumentenpaneel 12 LCD – Belangrijkste functies 14 LCD – Parameters programmeren en weergeven 16 Antidiefstalsysteem 24 Sleutels 25 Codekaart 26 Starthendelprocedure om het antidiefstalsysteem uit te schakelen 27 De sleutels laten bijmaken 28 De startschakelaar en het stuurslot 29 De linker stuurschakelaar 30 ST4s ABS 31 Koppelingshendel 32 Chokehendel 33
4
Belangrijkste elementen en mechanismen 39
Plaats op het voertuig 39 Benzinedop 40 Zadelslot en helmhouder 41 Zijstandaard 42 Handvat om de motorfiets op te tillen 43 Stroomcontact 43 Middelste standaard 44 Achteruitkijkspiegeltjes 45 Regelknoppen op de voorvork 46 De achterste schokdemper afstellen 48 De stuurhoek van de motorfiets wijzigen 50
Gebruiksvoorschriften 52
Voorzorgen tijdens de inrijperiode 52 Controleren voor het starten 54 ABS (ST4s ABS) 55 De motorfiets aanzetten 56 De motorfiets aanzetten en ermee rijden 59 Remmen 60 ABS-systeem (ST4s ABS) 60 De motorfiets stilzetten 62 Parkeren 62 Brandstof tanken 63
Standaard accessoires 64
Belangrijkste gebruiks- en onderhoudsverrichtingen 65
Delen van het frame demonteren 65 Zijtassen 70 De brandstoftank optillen 71 Het luchtfilter vervangen en reinigen 72 Het peil van de koelvloeistof controleren 73 Het peil van de rem- en de koppelingsvloeistof controleren 74 De slijtage van de remblokjes controleren 75 De scharnierpunten smeren 76 De gaskabel afstellen 77 De accu opladen 78 De ketting spannen 79 De ketting smeren 80 De lampjes vervangen 81 De hoogte van de koplamp afstellen 86 Verticale afstelling koplamp 86 Banden 87 Het motorolie controleren 89 De bougies reinigen en vervangen 90 De motor reinigen 91 Winterstalling 92 Belangrijke waarschuwingen 92
Technische kenmerken 93
Afmetingen 93 Gewichten 93 Brandstof 94
Motor 95 Distributie 95 Prestaties 96 Bougies 96 Frame 96 Wielen 96 Banden 96 Remmen 97 Overbrenging 98 Ophangingen 99 Uitlaat 99 Beschikbare kleuren 99 Elektrische uitrustingen 100
Geheugensteuntje voor onderhoud 106
NL
5
AANWIJZINGEN VAN ALGEMENE AARD
NL
Garantie
Voor uw eigen belang en voor de garantie en betrouwbaarheid van dit product, raden wij nadrukkelijk aan een erkende Ducati dealer te raadplegen voor alle handelingen die bijzondere technische deskundigheid vereisen. Ons uiterst gespecialiseerd personeel beschikt over alle uitrustingen en machines die nodig zijn voor perfect uitgevoerde reparaties en onderhoudsbeurten en gebruikt alleen originele onderdelen van Ducati die altijd passen en garant staan voor een motorfiets die altijd perfect rijdt en lang meegaat.
Bij alle Ducati motorfietsen hoort een garantieboekje. De garantie is niet geldig voor motorfietsen die worden gebruikt voor wedstrijden. In de geldigheidsperiode van de garantie mag er geen enkel component worden veranderd en mag er niets worden gemodificeerd of vervangen door andere, niet originele delen. Overtreding hiervan heeft het onmiddellijk vervallen van de garantierechten tot gevolg.
6
Symbolen
Ducati Motor Holding S.p.A. verzoekt u vriendelijk deze gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen aandachtig te lezen om vertrouwd te raken met uw motorfiets. Contacteer in geval van twijfel een erkende Ducati dealer. U zult de informatie uit deze handleiding goed kunnen gebruiken tijdens uw reizen die Ducati Motor Holding S.p.A. u altijd even rustig en prettig toewenst, en u vrijwaart de prestaties van uw motorfiets ermee. In dit boekje staan informatieve opmerkingen met een bijzondere betekenis:
Opgelet
Het niet naleven van deze voorschriften kan gevaarlijke situaties veroorzaken met ernstige, tot dodelijke, verwondingen.
Belangrijk
Kans voor schade aan de motorfiets en/of de componenten ervan.
Opmerkingen
Meer inlichtingen over de uit te voeren werkzaamheden.
Alle richtingaanduidingen (links en rechts) gaan uit van de rijrichting van de motorfiets.
Nuttige informatie voor veilig reizen
Opgelet
Eerst lezen voordat u de motor gebruikt.
Vaak zijn ongevallen te wijten aan rijden zonder ervaring. Rijd nooit zonder rijbewijs; om met deze motorfiets te rijden, dient u in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs. Leen de motor niet uit aan onervaren bestuurders of mensen die geen geldig rijbewijs hebben. De bestuurder en de passagier dienen altijd een valhelm te dragen. Draag geen wijde kleren die achter motordelen kunnen blijven hangen of het zicht kunnen belemmeren. Zet de motor nooit aan in een gesloten ruimte. De giftige uitlaatgassen kunnen bewusteloosheid en een snelle dood tot gevolg hebben. De bestuurder en de passagier dienen hun voeten tijdens het rijden altijd op de voetsteunen te zetten. Om voorbereid te zijn op elke verandering van richting of oneffenheid van het wegdek, dient de bestuurder altijd zijn beide handen op het stuur te houden, terwijl de passagier zich altijd met beide handen dient vast te houden aan de handgreep achter het achterste passagierszadeltje. Leef de nationale en plaatselijke wettelijke voorschriften na. Leef altijd de snelheidsbeperkingen na waar deze zijn aangeduid en rijd in elk geval nooit sneller dan de zichtbaarheid, het wegdek en het verkeer toestaan. Gebruik altijd en op tijd de richtingaanwijzers om aan te
duiden dat u van richting gaat veranderen of een ander rijvak kiest. Zorg ervoor dat u altijd goed zichtbaar bent en rijd niet in de “dode hoek” van de voertuigen die voor u rijden. Let goed op op kruispunten, als u een privé-ruimte of een parking verlaat of als u de autoweg oprijdt. Zet de motor altijd uit als u tankt en mors geen benzine op de motor of op de uitlaatpijp. Rook nooit tijdens het tanken. Tijdens het tanken komen dampen vrij die schadelijk zijn voor de gezondheid. Als er brandstofdruppeltjes op uw huid of kleren komen, was deze dan onmiddellijk af met water en zeep en trek andere kleren aan. Haal de sleutel altijd uit het contact als u de motor ergens onbewaakt laat staan. De motor, de uitlaatpijp en de geluidsdempers blijven nog lang heet nadat de motor is uitgezet.
Opgelet
Het hele uitlaatgedeelte kan warm blijven, ook nadat de motor is uitgezet; raak het uitlaatgedeelte dus niet aan met uw lichaam, pas goed op en parkeer het voertuig niet in de buurt van ontvlambare materialen (met inbegrip van hout, bladeren, enz.).
Parkeer de motorfiets zo dat niemand ertegen kan stoten en zet hem altijd op de middenstandaard. Parkeer de motorfiets nooit op een ondergrond die niet vlak en recht of niet hard genoeg is, omdat de motorfiets hierdoor kan omvallen.
NL
7
Rijden met volle bepakking
Dit motorvoertuig is ontworpen voor veilig rijden van
NL
lange afstanden met volle bepakking en met bijzonder veel rijcomfort. Een goed op het voertuig verdeeld gewicht is uiterst belangrijk om de veiligheid van de motorfiets te behouden en niet in moeilijkheden te komen bij plotse stuurbewegingen of op slechte wegdekken
Belangrijk
Het is aan te raden om niet sneller te rijden dan 120 Km/h met de zijtassen op de motorfiets. Rijd nog minder snel als de banden niet in goede staat zijn, op een slecht wegdek of met verminderde zichtbaarheid.
8
Inlichtingen omtrent de lading
Het totale gewicht van het motorvoertuig tijdens het rijden, met bestuurder, passagier, bagage en extra accessoires mag niet meer bedragen dan: 420 Kg De bagage alleen mag absoluut niet meer wegen dan 23 Kg, op deze manier verdeeld (afb. 1):
9 Kg max. per zijtas; 5 Kg max. in de tankzak.
afb. 1
De zwaarste bagage of accessoires dienen zo laag mogelijk en zo veel mogelijk in het midden van de motorfiets te zitten. Maak de bagage stevig vast op de motorfiets: bagage die niet goed is vastgemaakt, kan de motorfiets uit evenwicht brengen. Maak geen zware of grote voorwerpen vast aan het stuur of het voorste spatbord omdat dit de motorfiets gevaarlijk uit evenwicht brengt. Steek geen lading tussen de frameconstructie die verstrikt kan raken in bewegende delen van de motorfiets. Als u de zijzakken monteert (verkrijgbaar bij de onderdelenservice van Ducati): de bagage en accessoires evenwichtig over de beide tassen verdelen; elke tas sluiten met de bijbehorende sleutel. Controleer de bandenspanning die zoveel moet bedragen als is voorgeschreven op pag. 87 en controleer of de banden in goede staat zijn.
NL
9
Identificatiegegevens
Elke Ducati-motorfiets heeft twee identificatienummers,
NL
een voor het frame (afb. 2) en een voor de motor (afb. 3).
Frame N.
Motor N.
Opmerkingen
Deze nummers duiden op het model en dienen te worden vermeld als men onderdelen bestelt.
10
afb. 2
afb. 3
BEDIENINGSORGANEN
4
5
3
2
9
10
6
7
8
1
NL
Opgelet
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waar de bedieningsorganen zitten die moeten worden gebruikt om te kunnen rijden met de motorfiets. Lees de beschrijvingen aandachtig voordat u deze bedieningsorganen gebruikt.
Plaats van de bedieningsorganen op de motorfiets (afb. 4)
1) Het instrumentenbord
2) De startschakelaar en het stuurslot
3) Stuurschakelaar links.
4) De koppelingshendel
5) De chokehendel
6) Stuurschakelaar rechts.
7) De gashendel
8) De remhendel van de voorrem
9) Het versnellingspedaal
10) Het pedaal voor de achterrrem
afb. 4
11
Instrumentenpaneel (afb. 5.1 – 5.2)
1) LCD, (zie pag. 14).
NL
2) Bedieningsknoppen A en B. Knoppen die worden gebruikt voor het weergeven en invoeren van parameters.
3) Waarschuwingslampje IMMO
antidiefstalsysteem (ambergeel).
Dit lampje blijft branden als de sleutelcode fout is of niet wordt herkend; het knippert als er een signalering van het antidiefstalsysteem wordt gereset met de deblokkeringsprocedure met hendel (zie pag. 27).
Belangrijk
Het instrumentenpaneel controleert het elektronische start/injectiesysteem. Gebruik deze menu’s nooit: ze zijn voorbehouden voor ons deskundig personeel. Als u deze menu’s toevallig opent, zet dan de sleutel op OFF en raadpleeg een erkende Ducati dealer om de nodige controles te laten uitvoeren.
4) Toerenteller (min-1). Duidt het aantal toeren per minuut van de motor aan.
12
2
3
1
km/h miles mph km/L mpgal
4
afb. 5.1
5) Oranje controlelampje (ST4s ABS). Gaat enkele seconden branden als de sleutel op ON (CHECK) wordt gezet en gaat vervolgens weer uit; ABS actief. Gaat branden en knipperen om te signaleren dat het ABS-systeem is uitgeschakeld met de schakelaar op de linker stuurschakelaar (zie pag. 31).
Belangrijk
Als het lampje van de ABS continu gaat branden, betekent dit dat het systeem niet wordt gebruikt, zonder evenwel de remefficiëntie in gevaar te brengen; contacteer in dit geval een erkende Ducati dealer. Er kan in dit geval onvoldoende accuspanning zijn, probeer deze dus op te laden; er kan echter ook een defect in het systeem zijn.
2
1
3
NL
5
4
afb. 5.2
13
LCD – Belangrijkste functies
NL
Opgelet
Programmeer alleen parameters als de motorfiets stil staat. Kom op geen enkele manier aan het instrumentenpaneel terwijl u rijdt.
1) Controlelampje watertemperatuur. Geeft de temperatuur weer van het koelwater in de motor.
4) Extra display. Hierop verschijnt achtereenvolgens de kilometerteller, de dagteller, de gemiddelde snelheid, het verbruik, het gemiddelde verbruik, de verbruikte brandstof, de resterende autonomie en brandstof.
5) Controlelampje EOBD (ambergeel). Als dit permanent gaat branden, wordt aan de computer de aanwezigheid van fouten doorgegeven en wordt in sommige gevallen de motor geblokkeerd.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als de motor zijn maximumtemperatuur bereikt omdat u de motor hierdoor kunt beschadigen.
2) Klok.
3) Snelheidsmeter. Geeft de rijsnelheid weer.
14
Het dient bovendien als signaal tijdens de procedure om het antidiefstalsysteem te deblokkeren met de gashendel. Als er geen fouten worden gemeld, moet het even branden als de startschakelaar op ON wordt gezet, maar moet het enkele seconden later weer uit gaan (meestal
1.8 - 2 sec.).
6) Waarschuwingslampje richtingaanwijzers
(groen).
Gaat branden en knippert zodra een van de richtingaanwijzers wordt gebruikt.
7) Waarschuwingslampje motoroliedruk (rood).
k
m
/h
m
ile
s
m
p
h
k
m
/L
m
p
g
a
l
0
1
5
4
3
2
67810
11
12
13
1
9
Dit gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat er onvoldoende motoroliedruk is. Het moet even branden als de startschakelaar op ON wordt gezet, maar moet enkele seconden nadat de motor is beginnen te draaien, weer uit gaan. Soms kan dit lampje even gaan branden als de motor erg heet is gelopen, maar het zou moeten uitgaan als de toeren toenemen.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als dit waarschuwingslampje(7) blijft branden omdat u de motor kunt beschadigen.
8) Waarschuwingslampje Neutraal N (groen). Gaat branden als de versnelling in de neutrale stand staat.
9) Waarschuwingslampje groot licht (blauw). Dit gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat het groot licht brandt.
10)Controlelampje brandstofreserve (geel). Gaat branden als men de reserve-inhoud aanspreekt: er zitten nog ongeveer 6,5 liter benzine in de tank.
11) Brandstofdisplay. Hier leest u hoeveel brandstof er in de benzinetank zit. Als het laatste balkje blijft branden (knipperen), gaat het reservelampje branden (10).
NL
afb. 6
12) Controlelampje koplampstand Als dit lampje gaat branden, betekent dit dat u de functie "koplamp in de hoogte verstellen” hebt gekozen.
13) Lampje preventief onderhoud. Als dit gaat branden, betekent dit dat de kilometerstand is bereikt waarna de motorfiets een preventieve onderhoudsbeurt nodig heeft. De eerste 50 km nadat dit lampje is beginnen te branden, blijft het knipperen. Daarna zal het permanent branden. De erkende DUCATI dealer die voor het onderhoud zorgt, zal het systeem resetten.
15
LCD – Parameters programmeren en weergeven
0
1
km/h miles mph km/L mpgal
km/h
OFF
CHECK 1
CHECK 2
ON
0
1
Als het voertuig wordt aangezet (sleutel van OFF op ON),
NL
worden alle instrumenten gecontroleerd: wijzertjes, display en lampjes (zie afb. 7).
16
afb. 7
Lampje watertemperatuur (afb. 8) Geeft de temperatuur weer van het koelwater in de motor. Als de temperatuur onder de 40°C/104 °F daalt, verschijnt op het display de afkorting "LO” die zal knipperen. Als het water een temperatuur heeft tussen 40 °C/104 °F en 120 °C/248 °F wordt de temperatuur permanent op het display weergegeven. Als de temperatuur van het water tussen +121°C /250 °F en +124°C /255 °F heeft, verschijnt op het display de afkorting "HI” die zal knipperen. Als de temperatuur van het water +125°C /257 °F is, verschijnen op het display knipperende lijntjes “---” en gaat het waarschuwingslampje EOBD branden (5, afb.6).
Opmerkingen
Als de temperatuursensor niet is aangesloten, staan er op het display stippellijntjes “- - -“ en gaat het waarschuwingslampje EOBD branden (5, afb.6).
NL
afb. 8
17
De klok instellen
km
miles
km
km/h
km/L mpgal
km/L
L
gal
km miles
L
miles
mph
mpgal
gal
KILOMETERTELLER
DAGTELLER (TRIP)
GEMIDDELDE SNELHEID
ACTUEEL VERBRUIK
GEMIDDELD VERBRUIK
VERBRUIKTE BENZINE
RESTERENDE AUTONOMIE
DIGITAAL BENZINEPEIL
Druk de toets (A, zie pag. 12) 2 seconden lang in: de
NL
afkorting AM gaat knipperen. Als u de toets (B) opnieuw indrukt, knippert de afkorting PM; als de toets (B) wordt ingedrukt, keert men terug naar de vorige stap. Druk te toets (A) in om uw keuze te bevestigen en de uren te programmeren die nu knipperen. Het uur programmeren met de toets (B). Als u de toets (B) meer dan 5 seconden lang ingedrukt houdt, zal de klok sneller tellen. De toets (A) indrukken om uw keuze te bevestigen en de minuten te programmeren. De minuten wijzigen met de toets (B). De toets (A) indrukken om te bevestigen en het klokmenu te verlaten.
Weergave van de functies op het extra display (afb. 9) Als u de toets (B) indrukt terwijl de sleutel op ON staat, bladert u door de volgende functies:
- Kilometerteller
- Dagteller (TRIP)
- Gemiddelde snelheid
- Actueel verbruik
- Gemiddeld verbruik
- Verbruikte benzine
- Resterende autonomie
- Digitaal benzinepeil
18
afb. 9
Functie "Kilometerteller” (afb. 10)
km
miles
km
miles
km miles
km/L mpgal
Duidt het totaal aantal door het voertuig gereden kilometers aan.
Functie “Dagteller (TRIP)”
Duidt de kilometers aan die zijn gereden vanaf de laatste reset. U kunt dit gegeven resetten door deze functie te kiezen en de toets (A, zie pag. 12) minstens 2 seconden lang in te drukken. Als u 9999.9 km (of mijl) hebt gereden, zal dit gegeven automatisch worden gereset.
Functie "Gemiddelde snelheid”
Geeft de gemiddelde rijsnelheid weer. De gemiddelde snelheid wordt berekend vanaf de laatste reset van de “Dagteller (TRIP)”.
Functie "Actueel verbruik”
Geeft het verbruik tijdens het rijden weer. Als het voertuig stil staat en de motor draait, zullen op het display stippellijntjes staan “- -. –“. Als de motor uit is en het voertuig stil staat, staan op het display twee nullen: “0.0".
NL
afb. 10
19
Functie "Gemiddeld verbruik” (afb. 11)
km/L mpgal
L
gal
km miles
L
gal
Geeft het gemiddelde verbruik van het rijdende voertuig
NL
weer. Het gemiddelde verbruik wordt berekend vanaf de laatste reset van de “Dagteller (TRIP)”. Als het voertuig stil staat en de motor draait, verschijnt op het display het laatste in het geheugen opgeslagen gegeven totdat dit wordt bijgewerkt.
Functie "Verbruikte benzine”
Duidt de totale door het rijdende voertuig verbruikte hoeveelheid benzine aan. Het verbruik wordt berekend vanaf de laatste reset van de “Dagteller (TRIP)”. Als het cijfer 9999,9 liter ((2201.9 gal. U.K. - 2641.9 gal. U.S.A.) wordt bereikt, staan op het display de stippellijntjes “- -. –“.
20
afb. 11
Functie “Resterende autonomie”
Duidt het aantal kilometers aan die men nog met het voertuig kan doen. Als he systeem niet op deze functie staat en het reservelampje gaat branden (10, afb. 6) zal het systeem automatisch in de functie “Resterende autonomie” gaan staan en stippellijntjes weergeven “- -. -”, Het controlelampje zal 10 seconden lang gaan branden. Zolang het reservelampje brandt, zal deze weergave om de 60 seconden worden geactiveerd. Als het voertuig stil staat en de motor draait, verschijnt op het display het laatste in het geheugen opgeslagen gegeven totdat dit wordt bijgewerkt.
Opmerkingen
De gegevens worden om de 10 seconden bijgewerkt met een precisie van 0,5 km.
Functie “Digitaal benzinepeil”
Duidt aan hoeveel brandstof er in de benzinetank zit. Als het RESERVELAMPJE gaat branden (10, afb. 6) verschijnen op het display de stippellijntjes “- -. –“ en begint het pictogram van de benzinepomp te knipperen.
NL
21
BBBA
AAAA
AB B B
Verticale afstelling koplamp (afb. 12.1 – 12.2) Met deze functie kunt u de hoogte van de koplamp
NL
wijzigen. Om deze funtie te activeren, dient u de toets (B, zie afb. 5.1) in te drukken en de sleutel op ON te draaien; op het display verschijnt een waarde (afb. 12.2) voor de stand van de koplamp en het lampje op het display voor de verticale afstelling van de koplamp (12, afb. 6) gaat aan. Gebruik de toetsen (A) en (B) om respectievelijk de lamp lager of hoger te richten. U kunt zes standen kiezen, van "3" (maximum hoogte) tot "-3” (minimum hoogte). Om de functie te verlaten, draait u de sleutel op OFF. Als u de functie verlaat, wordt het gekozen gegeven in het geheugen opgeslagen.
afb. 12.1
22
afb. 12.2
Functie speciale keuzen: model van het voertuig en maateenheid (afb. 13)
De computer bepaalt automatisch de correcte maateenheden die op het display dienen te worden weergegeven; om deze parameters te wijzigen, drukt u tegelijkertijd de toetsen (A) en (B) in en zet u de sleutel eerst op OFF en dan op ON. Op het display knipperen het model en de uitvoering. Druk op de toets (B) om alle mogelijke maateenheden te overlopen. Om uw keuze te bevestigen, drukt u de toets (A) minstens 5 seconden in totdat op het display de afkorting OFF verschijnt en zet u vervolgens de sleutel op OFF.
Opmerkingen
Als u deze functie hebt geactiveerd, kan het voertuig niet worden aangezet.
NL
afb. 13
23
Instrumentenverlichting
De verlichting van het instrumentenpaneel werkt alleen
NL
als het standlicht of de koplamp branden. Het instrumentenpaneel schakelt met behulp van voelers die de lichtintensiteit en de omgevingstemperatuur meten, automatisch de verlichting van het instrumentenpaneel aan of uit.
Lichtsterkte van de controlelampjes
Deze functie is alleen actief als het standlicht of de koplamp branden. De intensiteit van de controlelampjes wordt automatisch aangepast naargelang van de lichtsterkte die in de omgeving wordt gemeten.
Automatisch komlamp uitschakelen
Met deze functie spaart u accu-energie. U kunt kiezen of de koplamp automatisch wordt uitgezet. Het mechanisme treedt in 2 gevallen in werking:
- in het eerste geval als de sleutel van OFF naar ON wordt gezet en de motor niet wordt aangezet. Na 60 sec. zullen de koplampen uitgaan en pas weer gaan branden als de sleutel weer op ON wordt gezet.
- In het tweede geval als, nadat u met de lichten aan hebt gereden, de motor wordt uitgezet met de knop MOTORSTOP (2, afb. 21), 60 sec. nadat de motor is uitgezet, gaan de lichten uit en worden pas weer aangezet als de motor weer wordt gestart.
24
Opmerkingen
Tijdens het starten zal het systeem ook de lichten uitzetten en pas weer aanzetten als de toets wordt losgelaten (3, afb. 21).
Antidiefstalsysteem
Voor een betere beveiliging tegen diefstal is het voertuig uitgerust met een elektronisch antidiefstalsysteem dat de motor blokkeert en dat automatisch wordt ingeschakeld telkens als het instrumentenbord wordt uitgezet. In elke sleutelhandgreep zit hiervoor een elektronisch mechanisme dat het signaal verwerkt dat wordt uitgezonden telkens als het voertuig wordt aangezet door een speciale antenne in de stuurschakelaar. Dit signaal is een “wachtwoord” dat wijzigt telkens als de motor wordt aangezet en dat wordt herkend door de elektronische besturing om de motor aan te zetten.
Sleutels (afb. 14)
1
B
A
Samen met het voertuig worden de volgende sleutels geleverd:
- 1 sleutel A (ROOD)
- 2 sleutels B (ZWART)
Opgelet
Rond de rode sleutel zit een rubberen bescherming die belet dat de sleutel in contact kan komen met de andere. Haal deze bescherming er niet af, tenzij in geval van nood.
De B-sleutels zijn de normaal gebruikte sleutels en dienen om:
- het voertuig te starten.
- de tankdop open te maken.
- het zadel te sluiten. De A-sleutel heeft dezelfde functies als de B-sleutels, maar men kan er andere zwarte sleutels mee wissen en indien nodig, herprogrammeren.
Opgelet
Zware stoten kunnen de elektronische componenten in de sleutel beschadigen.
Opmerkingen
Samen met de sleutels wordt ook een plaatje (1) geleverd waarop het identificatienummer van de sleutels staat.
Opgelet
Haal de sleutels en het plaatje (1) uit elkaar en bewaar het plaatje en de A-sleutel op een veilige plaats. Wij raden bovendien aan slechts 1 van de zwarte sleutels te gebruiken om de motorfiets te starten.
afb. 14
NL
25
Codekaart
Bij de sleutels hoort ook de CODEKAART (afb. 15)
NL
waarop de elektronische code staat (A, afb. 10), te gebruiken bij een noodstart en dus wanneer de motor niet start als de sleutel op ON wordt gezet.
Opgelet
De CODEKAART dient op een veilige plaats te worden bewaard. Wij raden aan altijd de elektronische code die op de CODEKAART staat ter beschikking te hebben voor starten met de gashendel in noodgevallen (zie pag. 35). Met deze procedure kan de gebruiker, als het antidiefstalsysteem problemen heeft, de motorblokkering uitzetten, die wordt gesignaleerd door het ambergele waarschuwingslampje EOBD (5, afb. 6).
26
afb. 15
A
afb. 16
Starthendelprocedure om het antidiefstalsysteem uit te schakelen
1) De sleutel op ON zetten en de gashendel helemaal opendraaien en in deze stand houden. Het EOBD-waarschuwingslampje gaat na 8 seconden uit.
2) De starthendel loslaten zodra het EOBD­waarschuwingslampje uit gaat.
3) Het EOBD-lampje zal nu opnieuw gaan branden, maar knippert. Zoveel "knippersignalen” tellen als het eerste cijfer van de elektronische code; de starthendel 2 seconden lang open laten staan en dan loslaten. Op deze manier herkent de computer het het cijfer, het EOBD­lampje gaat continu branden en blijft 4 seconden lang branden. Als men nu niet onmiddellijk het tweede cijfer van de code invoert met de starthendelprocedure, zal het EOBD-lampje 20 knippersignalen zenden en dan constant gaan branden, waarna de procedure van voor af aan dient te worden herhaald (vanaf stap 1) en de sleutel weer op OFF dient te worden gezet.
4) Herhaal de handelingen vanaf punt 3 totdat alle cijfers zijn ingevoerd.
5) Als de gashendel wordt losgelaten en het codenummer correct is ingevoerd, kunnen we 2 situaties hebben: A) het controlelampje EOBD gaat knipperen om te signaleren dat het stuur gedeblokkeerd is. Dit lampje gaat uit na 4 seconden of als de motor de limiet van 1000 min-1bereikt. B) het controlelampje IMMO ((3, afb. 5.1-5.2) gaat knipperen totdat de motor meer dan 1000 min-1toeren per minuut bereikt, of totdat de motor weer wordt aangezet.
6) Als de code NIET correct is ingevoerd, blijven de EOBD en IMMO lampjes branden en kan met de procedure vanaf punt 2 zo vaak herhalen als men wenst.
Opmerkingen
Als de hendel te snel wordt losgelaten zal het lampje weer gaan branden en dient men de sleutel op OFF te zetten en opnieuw te beginnen vanaf stap 1.
27
NL
Werking Telkens als de schakelaarsleutel van ON op OFF wordt
NL
gezet, blokkeert het beveiligingssysteem de motor. Als de motor wordt gestart door de sleutel van OFF op ON te zetten:
1) zal het IMMO lampje op het instrumentenbord kort knipperen als de code wordt herkend; het beveiligingssysteem herkent de code in de sleutel en zet de motorblokkering uit. Als men de motorstartknop indrukt, start de motor;
2) als het IMMO-lampje blijft branden, heeft de beveiliging de code niet herkend. In dit geval is het raadzaam de sleutel eerst op OFF en dan weer op ON te zetten en als de blokkering aan blijft staan, met de andere zwarte sleutel proberen te starten. Als de motor nog niet start, dient men een technische service van DUCATI te contacteren.
3) Als het IMMO-lampje blijft knipperen, betekent dit dat het antidiefstalsysteem een signalering heeft gereset (bijvoorbeeld met de starthendelprocedure).
Belangrijk
Gebruik altijd dezelfde sleutel tijdens de procedure. Als u een andere sleutel gebruikt, kan het zijn dat het systeem de sleutelcode niet herkent.
28
De sleutels laten bijmaken
Als de klant duplicaten van de sleutels nodig heeft, dient hij zich tot de technische servicecentra van DUCATI te wenden en alle sleutels die hij nog bezit, samen met de CODEKAART met zich mee te nemen. De technische service van DUCATI programmeert (tot een maximum van 8 sleutels) alle nieuwe en oude sleutels. De technische service van DUCATI kan de klant verzoeken te bewijzen dat deze de rechtmatige eigenaar van het voertuig is.
Sleutelcodes die niet worden voorgelegd voor de programmaprocedure, worden uit het geheugen gewist zodat sleutels die eventueel verloren zijn geraakt, niet meer kunnen worden gebruikt om de motor te starten.
Opmerkingen
Als de motor een andere eigenaar krijgt, dienen aan deze laatste ook alle sleutels en de CODEKAART te worden overhandigd.
De startschakelaar en het stuurslot (afb. 17) Deze zit voor de brandstoftank en heeft vier standen: A) ON: zet de lichten en de motor aan; B) OFF: zet de lichten en de motor uit; C) LOCK: Het stuur is vergrendeld; D) P: standlichten en stuurslot.
Opmerkingen
Om de contactsleutel in deze laatste twee standen te zetten, dient men de sleutel in het contact te duwen en er dan aan te draaien. De sleutel kan uit het contact worden getrokken in de standen (B), (C) en (D).
A
B
C
D
NL
afb. 17
29
Loading...
+ 189 hidden pages