Welkom bij de club van de Ducati-liefhebbers, u hebt een
bijzonder goede keuze gemaakt. Wij denken dat u deze
nieuwe Ducati niet alleen als dagelijks vervoermiddel
zal gebruiken, maar ook voor lange reizen. Ducati Motor
Holding S.p.A. wenst u dan ook veel rijplezier toe.
Omdat wij ons constant inspannen voor een steeds betere
service, raadt Ducati Motor Holding S.p.A. u aan deze
eenvoudige voorschriften zorgvuldig na te leven, met name
de voorschriften voor het inrijden van de motorfiets. Alleen
op die manier kunt u zeker altijd van uw Ducati genieten.
Neem voor reparaties en advies contact op met een van onze
erkende servicecentra.
We hebben bovendien een informatiedesk in het leven
geroepen voor Ducati-liefhebbers en fans, zodat ze de
beschikking hebben over suggesties en handige tips.
Opmerkingen
Ducati Motor Holding S.p.A. kan niet aansprakelijk
worden gesteld voor eventuele fouten die zijn gemaakt
tijdens het samenstellen van deze gebruiks- en
onderhoudshandleiding. Alle informatie in deze handleiding
is bijgewerkt tot op de publicatiedatum. Ducati Motor
Holding S.p.A. behoudt zich het recht voor alle wijzigingen
aan te brengen die de technische evolutie van haar
producten noodzakelijk maakt.
NL
Veel rijplezier!
Gebruik met het oog op de veiligheid, garantie,
betrouwbaarheid en waarde van uw Ducati motorfiets
alleen originele onderdelen van Ducati.
Opgelet
Deze handleiding maakt integraal deel uit van de
motorfiets en dient aan de nieuwe eigenaar te worden
overhandigd als de motor wordt verkocht.
3
Inhoud
Aanwijzingen van algemene aard 6
Garantie 6
NL
Symbolen 6
Nuttige informatie voor veilig reizen 7
Rijden met volle bepakking 8
Identificatiegegevens van de motorfiets 9
Bedieningsorganen 10
Plaats van bedieningsorganen voor het besturen van de
motorfiets (éénzitsuitvoering)
Plaats van bedieningsorganen voor het besturen van de
motorfiets (tweezitsuitvoering)
Bedieningspaneel
Functies van LCD-eenheden 14
Antidiefstalsysteem 17
Sleutels
17
Codekaart 18
Gashendelprocedure om het antidiefstalsysteem uit te
schakelen 19
De sleutels laten bijmaken 20
Startschakelaar en stuurvergrendeling
Linker stuurschakelaar
De koppelingshendel
Rechter stuurschakelaar
12
4
22
23
10
11
21
24
Draaibare gasknop
Bedieningshendel van voorrem
Bedieningpedaal voor achterrem
Versnellingspedaal
De stand van het versnellingspedaal en het achterrempedaal
afstellen 28
25
27
25
26
Belangrijkste elementen en
mechanismen 30
Plaats op de motorfiets (eenzitsuitvoering) 30
Plaats op de motorfiets (tweezitsuitvoering)
Dop brandstoftank
Zadelslot en helmhouder 33
Zijstandaard
Regelknoppen schokdemper achter (éénzitsuitvoering)
Regelknoppen schokdempers achter
(tweezitsuitvoering)
32
35
37
31
36
Gebruiksvoorschriften 38
Voorzorgsmaatregelen tijdens de inrijperiode van de
motorfiets 38
Controles vóór het starten 39
Starten van de motor 40
De motorfiets starten en ermee rijden 42
Afremmen 42
De motorfiets stilzetten 43
Parkeren 43
Brandstof tanken 44
Meegeleverde accessoires
45
Belangrijkste gebruiks- en
onderhoudswerkzaamheden 46
Het peil van rem- en koppelingvloeistof controleren 46
Slijtage van remblokjes controleren
De scharnierpunten smeren 49
De gaskabel afstellen 50
Opladen van de accu
De spanning van de drijfketting controleren 53
De drijfketting smeren 55
Lampjes van lichten vervangen 56
Richtingaanwijzers voorkant
Richtingaanwijzers achter
Verlichting kentekenplaat
Stoplicht 61
Afstellen van koplamp
Banden 63
Controle motoroliepeil
Reinigen en vervangen van bougies
Algemene reiniging 67
Lange tijd buiten gebruik 68
Belangrijke waarschuwingen 68
51
60
62
65
48
58
59
66
Onderhoud 69
Geprogrammeerd onderhoudsplan: werkzaamheden die
door de dealer dienen te worden uitgevoerd 69
Geprogrammeerd onderhoudsplan: werkzaamheden die
door de klant dienen te worden uitgevoerd 72
In uw eigen belang en ter behoud van het product, raden wij
u nadrukkelijk aan een erkende Ducati Dealer te raadplegen
voor alle handelingen die bijzondere technische
deskundigheid vereisen.
Ons uiterst gespecialiseerde personeel beschikt over alle
uitrustingen en machines die nodig zijn voor perfect
uitgevoerde reparaties en onderhoudsbeurten, waarbij
uitsluitend gebruik wordt gemaakt van originele onderdelen
van Ducati die altijd passen en garant staan voor een
motorfiets die perfect rijdt en lang meegaat.
Bij alle Ducati motorfietsen wordt een Garantieboekje
meegeleverd. De garantie is niet geldig voor motorfietsen
die worden gebruikt voor wedstrijden. Tijdens de
geldigheidsperiode van de garantie mag er geen enkele
component worden veranderd en mag er niets worden
gewijzigd of vervangen door andere, niet originele delen.
Overtreding hiervan heeft het onmiddellijk vervallen van de
garantierechten tot gevolg.
6
Symbolen
Ducati Motor Holding S.p.A. verzoekt u vriendelijk deze
gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen aandachtig door te
lezen om vertrouwd te raken met uw motorfiets. Neem in
geval van twijfel contact op met een erkende Ducati Dealer.
U zult de informatie uit deze handleiding goed kunnen
gebruiken tijdens uw reizen, waarvan Ducati Motor
Holding S.p.A. hoopt dat ze altijd even probleemloos en
prettig verlopen. Bovendien blijft uw motorfiets door de
toepassing van deze informatie blijvend goede prestaties
leveren. Deze handleiding bevat informatieve opmerkingen
met een bijzondere betekenis:
Opgelet
Het niet naleven van deze voorschriften kan gevaarlijke
situaties veroorzaken met ernstige verwondingen en zelfs
dodelijke afloop tot gevolg.
Belangrijk
Er bestaat kans op schade aan de motorfiets en/of de
componenten ervan.
Opmerkingen
Meer informatie over de uit te voeren werkzaamheden.
Alle richtingaanduidingen (links of rechts) gaan uit van de
rijrichting van de motorfiets.
Nuttige informatie voor veilig reizen
Opgelet
Eerst lezen voordat u de motor gebruikt.
Vaak zijn ongevallen te wijten aan rijden zonder ervaring.
Rijd nooit zonder rijbewijs; om met deze motorfiets te rijden
dient u in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs.
Leen de motor niet uit aan onervaren bestuurders of mensen
die geen geldig rijbewijs hebben.
Bestuurder en bijrijder dienen altijd gepaste kleding en een
veiligheidshelm te dragen.
Draag geen loshangende kleding die in de bedieningsorganen
klem kan blijven zitten of het zicht kan belemmeren.
Zet de motor nooit aan in een gesloten ruimte.
De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
of binnen heel korte tijd zelfs dodelijke afloop tot gevolg
hebben.
Bestuurder en bijrijder dienen hun voeten tijdens het rijden
altijd op de voetsteunen te zetten.
Teneinde op elk willekeurig moment van richting te kunnen
veranderen of de rijstijl aan veranderingen in het wegdek aan
te kunnen passen moet de bestuurder altijd de handen aan
het stuur houden, terwijl de bijrijder altijd met beide handen
de riem van het zadel moet vasthouden.
Leef de landelijk en plaatselijk geldende wettelijke
voorschriften na.
Leef altijd de snelheidsbeperkingen na waar deze zijn
aangeduid en rijd in elk geval nooit sneller dan zicht,
wegdek en verkeerssituatie toelaten.
Gebruik altijd en tijdig tevoren de richtingaanwijzers om aan
te duiden dat u van richting gaat veranderen of een andere
rijbaan kiest.
Zorg ervoor dat u altijd goed zichtbaar bent en rijd niet in de
“dode hoek” van de voertuigen die voor u rijden.
Rijd voorzichtig op kruispunten, bij het verlaten van privéterrein of parkeerplaats of als u de autoweg oprijdt.
Zet de motor altijd uit als u tankt, en mors geen benzine op
de motor of op de uitlaatpijp.
Rook nooit tijdens het tanken.
Tijdens het tanken komen dampen vrij die schadelijk zijn
voor de gezondheid. Als brandstofdruppeltjes op uw huid of
kleren komen, was deze dan onmiddellijk af met water en
zeep en trek andere kleren aan.
Haal de sleutel altijd uit het contact als u de motor ergens
onbewaakt laat staan.
De motor, de uitlaatpijp en de geluidsdempers blijven nog
lang heet nadat de motor is uitgezet.
Opgelet
Het kan zijn dat het volledige uitlaatsysteem warm
blijft, ook nadat de motor is uitgezet; raak het uitlaatgedeelte
dus niet aan met uw lichaam, pas goed op en parkeer
het voertuig niet in de buurt van ontvlambare materialen
(met inbegrip van hout, bladeren enz.).
Parkeer de motorfiets zo, dat niemand ertegen kan stoten en
zet hem altijd op de zijstandaard.
Parkeer de motor nooit op een ondergrond die niet vlak en
recht of niet hard genoeg is, omdat de motorfiets hierop kan
omvallen.
NL
7
Rijden met volle bepakking
Dit motorvoertuig is ontworpen voor het veilig afleggen van
lange afstanden met volle bepakking.
Goed verdelen van het gewicht van de lading op het voertuig
is uiterst belangrijk om de veiligheid van de motorfiets te
behouden en niet in moeilijkheden te komen bij plotselinge
stuurbewegingen of op slecht wegdek.
NL
Informatie omtrent de te vervoeren lading
Het totale gewicht van het motorvoertuig tijdens het rijden,
met bestuurder, passagier, bagage en extra accessoires mag
niet meer bedragen dan:
320 kg (eenzitsuitvoering);
390 kg (tweezitsuitvoering).
De zwaarste bagage of accessoires dienen zo laag mogelijk
en zo veel mogelijk in het midden van de motorfiets
opgeborgen te worden.
Maak de bagage stevig vast op de motorfiets; bagage die
niet goed is vastgemaakt, kan de motorfiets uit evenwicht
brengen.
Maak geen zware of grote voorwerpen vast aan het stuur of
het voorste spatbord, omdat dit de motorfiets gevaarlijk uit
evenwicht brengt.
Steek geen lading tussen de frameconstructie, aangezien
deze verstrikt kan raken in bewegende delen van de
motorfiets.
Controleer altijd of de druk van de banden overeenkomt met
hetgeen vermeld staat op blz. 63 en tevens of ze zich in
goede staat bevinden.
8
Identificatiegegevens van de motorfiets
Elke Ducati-motorfiets heeft twee identificatienummers,
respectievelijk voor het frame (afb. 1) en voor de motor
(afb. 2).
Framenr.
Motornr.
Opmerkingen
Deze nummers geven het model van de motorfiets aan
en dienen te worden vermeld bij het bestellen van onderdelen.
NL
afb. 1
afb. 2
9
Bedieningsorganen
NL
1
4
6
7
Opgelet
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waar de
bedieningsorganen zitten die moeten worden gebruikt om
te kunnen rijden met de motorfiets. Lees de beschrijvingen
aandachtig door voordat u deze bedieningsorganen gebruikt.
Plaats van bedieningsorganen voor het
besturen van de motorfiets
(éénzitsuitvoering) (afb. 3.1)
1) Bedieningspaneel.
2) De startschakelaar en het stuurslot.
3) Linker stuurschakelaar.
4) Koppelingshendel.
5) Rechter stuurschakelaar.
6) Draaibare gasknop.
7) Bedieningshendel voorrem.
8) Koppelingspedaal.
9) Bedieningspedaal achterrem.
10
3
8
5
2
9
afb. 3.1
Plaats van bedieningsorganen voor het
2
besturen van de motorfiets
(tweezitsuitvoering)
1) Bedieningspaneel.
2) De startschakelaar en het stuurslot.
3) Linker stuurschakelaar.
4) Koppelingshendel.
5) Rechter stuurschakelaar.
6) Draaibare gasknop.
7) Bedieningshendel voorrem.
8) Koppelingspedaal.
9) Bedieningspedaal achterrem.
(afb. 3.2)
1
7
4
NL
3
8
6
2
9
afb. 3.
11
Bedieningspaneel (afb. 4.1 en afb. 4.2)
1) Waarschuwingslampje groot licht(blauw).
Gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat het groot
licht is ingeschakeld.
2) Waarschuwingslampje richtingaanwijzers
(groen).
Gaat branden en knippert zodra een van de
richtingaanwijzers wordt gebruikt.
3) Controlelampje brandstofreserve(geel).
NL
Gaat branden als men de reserve-inhoud aanspreekt; er zit
nog ongeveer 3,5 liter benzine in de tank.
4) Waarschuwingslampje neutraal N(groen).
Gaat branden als de versnelling in zijn vrij staat.
5) Waarschuwingslampje motoroliedruk(rood).
Gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat er
onvoldoende motoroliedruk is. Het moet even branden als de
startschakelaar op ON wordt gezet, maar het moet enkele
seconden nadat de motor is aangeslagen, weer uit gaan.
Soms kan dit lampje even gaan branden als de motor erg
heet is geworden, maar het moet uitgaan bij toename van
het toerental.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als dit waarschuwingslampje
blijft branden, omdat u dan kans loopt de motor te
beschadigen.
6) Waarschuwingslampjeambergeel
Dit begint te knipperen wanneer de motorfiets stilstaat
(antidiefstalsysteem actief); het wordt tevens gebruikt als
diagnoselampje ervan.
12
5 3
14
KM/H
TOT
AMPM
TRIP
2
-1
MIN x
1000
C
F
6
C
TOT
F
AMPM
TRIP
afb. 4.1
Opmerkingen
Met ingeschakeld antidiefstalsysteem blijft het lampje
24 uur knipperen en gaat daarna uit, terwijl het alarm actief
blijft.
7) Waarschuwingslampje EOBD (ambergeel).
Dit gaat branden wanneer de motor vergrendeld is. Het gaat
na enkele seconden weer uit (normaliter 1,8 – 2 sec.).
8) Snelheidsmeter (km/uur).
Geeft de rijsnelheid aan.
a) LCD (1):
- Kilometerteller (km).
Geeft het totaal aantal gereden kilometers aan.
- Dagteller (km).
Geeft het aantal kilometer aan dat gereden is vanaf de
laatste reset.
- Kilometerteller trip fuel.
Als het indicatielampje van de reserve brandt, geeft het
aan hoeveel kilometer er al is afgelegd met de
brandstofreserve.
9) Toerenteller (min
Geeft het toerental per minuut van de motor aan.
b) LCD (2):
- Klok
- Olietemperatuur
-1
).
7
MIN x
9
-1
1000
8
KM/H
NL
°C
TOT
°F
AMPM
TRIP
a
°C
TOT
°F
AMPM
TRIP
b
afb. 4.2
13
Functies van LCD-eenheden
Als het voertuig wordt aangezet (sleutel van OFF op ON),
voert het dashboard een controle uit van alle instrumenten
(wijzertjes, display, lampjes) (afb. 5 en afb. 6).
Functies van LCD-eenheid (1)
Door de knop (A, afb. 6) in te drukken terwijl de sleutel op ON
staat, wisselen de weergave van de dagteller en de totale
kilometerteller elkaar af. Als het lampje van de reserve actief
NL
is, wordt afwisselend ook aangegeven hoeveel kilometer er
is afgelegd met de brandstofreserve (trip fuel-functie).
De dagteller resetten
Door de knop (A, afb. 6) langer dan 2 seconden in te drukken
tijdens de functie TRIP (dagteller), wordt het display (LCD 1)
op nul teruggesteld.
Functies van LCD-eenheid (2)
Door de knop (B, afb. 6) in te drukken terwijl de sleutel op ON
staat, verschijnt de tijd en olietemperatuur in beeld.
De tijd instellen
Druk de knop (B, afb. 6) minstens 2 seconden in, op het
display (2, afb. 6) wordt de tijd weergegeven.
De knop (A, afb. 6) indrukken om AM/PM in te stellen.
De toets (B, afb. 6) indrukken om over te gaan naar het
instellen van de tijd. Herhaaldelijk op toets (A) drukken om de
tijd te wijzigen. De toets (B) indrukken om over te gaan naar
het instellen van de minuten.
Op de toets (A) drukken om de minuten door te lopen;
door langer dan 5 seconden in te drukken kan er sneller
gewijzigd worden. Op de toets (B) drukken om de tijdinstelling
te verlaten.
14
KM/HMIN x
KM/HMIN x
C
TOT
F
AMPM
TRIP
1
AB
OFF
CHECK
-1
1000
afb. 5
-1
1000
C
TOT
F
AMPM
TRIP
2
afb. 6
Olietemperatuurfunctie
Als de temperatuur van de olie onder 50 °C/122 °F daalt,
verschijnt de tekst “LO” op het display, boven 170 °C/338 °F
verschijnt “HI”.
Functie controlelampje brandstofpeil
Als het lampje van de reserve gaat branden, verschijnt op het
display (2, afb. 6) de tekst “FUEL”, en wordt de trip fuelfunctie geactiveerd die op het display (1, afb. 6) aangeeft
hoeveel kilometer er al is afgelegd met de brandstofreserve,
voorafgegaan door de letter “F” (FUEL).
Functie controlelampje onderhoud
De tekst “MAInt” die op het display (1, afb. 6) verschijnt,
geeft aan wanneer de periodieke onderhoudsbeurt moet
plaatsvinden: hij verschijnt telkens wanneer de sleutel
5 seconden op ON wordt gedraaid. Als de tekst “MAInt”
verschijnt, dient u zich tot een dealer of erkend
assistentiecentrum te wenden.
Instrumentenpaneelverlichting
Door de toets (B, afb. 6) in te drukken binnen 5 seconden
nadat de sleutel op ON is gezet, kan, door opnieuw op deze
toets te drukken, de lichtsterkte van het bedieningspaneel
gewijzigd worden.
Opgelet
Programmeer alleen parameters als de motorfiets stil
staat. Kom absoluut niet aan het instrumentenpaneel terwijl
u rijdt.
Met deze functie spaart u accu-energie. U kunt instellen dat
de koplamp automatisch wordt uitgezet.
Het mechanisme treedt in twee gevallen in werking:
- in het eerste geval wanneer de sleutel van OFF op ON
wordt gezet en er verder niet wordt gestart.
Na 60 seconden wordt de koplamp uitgezet en deze
wordt pas weer aangezet als de sleutel vervolgens van
NL
de stand OFF op de stand ON wordt gezet, of na het
starten van de motor.
- in het tweede geval, wanneer na gebruik van het voertuig
de motor wordt afgezet met behulp van de schakelaar
MOTORSTOP (1, afb. 13). 60 sec. nadat de motor is
uitgezet wordt de koplamp uitgeschakeld en pas weer
ingeschakeld wanneer de motor opnieuw wordt gestart
of als de sleutel van de stand OFF op de stand ON wordt
gedraaid.
Opmerkingen
Ook in de startfase schakelt het systeem de koplamp
uit, en wordt deze pas weer aangezet als de motor gestart
wordt.
16
Antidiefstalsysteem
Voor een betere beveiliging tegen diefstal is het voertuig
uitgerust met een elektronisch antidiefstalsysteem dat de
motor blokkeert (IMMOBILIZER) en dat automatisch wordt
ingeschakeld, telkens wanneer het instrumentenpaneel
wordt uitgezet.
In elke sleutelhandgreep zit hiervoor een elektronisch
mechanisme, dat het signaal verwerkt dat wordt uitgezonden
telkens wanneer het voertuig wordt aangezet door een
speciale antenne in de stuurschakelaar. Dit signaal is een
“wachtwoord” dat varieert telkens wanneer de motor
wordt aangezet en dat wordt herkend door de elektronische
besturing, die naar aanleiding hiervan de motor aanzet.
Sleutels (afb. 7)
De motorfiets wordt geleverd met de volgende sleutels:
- 1 sleutel A (ROOD)
Deze “rode sleutel” is een onderhoudsinstrument dat deel
uitmaakt van het antidiefstalsysteem van uw motorfiets.
Deze bevat de “code” van het antidiefstalsysteem en is niet
bestemd voor het dagelijkse gebruik van uw motorfiets.
Uw Ducati-dealer zou u kunnen vragen hem te verstrekken
om bepaalde onderhoudswerkzaamheden uit te kunnen
voeren. Om veiligheidsredenen kan dit instrument (rode
sleutel) niet worden vervangen. Mocht hij nodig zijn voor
het onderhoud en u bent niet in staat deze sleutel te leveren,
dan moeten de regeleenheid van de motor, het dashboard
en het ontstekingsblok worden vervangen en zijn de (hoge)
kosten van deze vervangingen voor uw rekening. Bewaar de
“rode sleutel” op een veilige plaats.
- 2 sleutels B (ZWART)
Opgelet
Rond de rode sleutel A zit een rubberen bescherming,
die belet dat de sleutel in contact komt met de andere
sleutels, waardoor hij zich altijd in perfecte staat bevindt.
Haal deze bescherming er niet af, tenzij dit noodzakelijk is.
De B-sleutels zijn sleutels voor alledaags gebruikt;
deze dienen om
- het voertuig te starten;
- de tankdop open te maken;
- het zadel te vergrendelen.
De A-sleutel heeft dezelfde functies als de B-sleutels, maar
men kan er bovendien andere zwarte sleutels mee wissen
en herprogrammeren indien noodzakelijk.
B
A
1
afb. 7
NL
17
Opmerkingen
Samen met de sleutels wordt ook een plaatje (1)
geleverd waarop het identificatienummer van de sleutels
staat.
Opgelet
Berg de sleutels en het plaatje niet samen op en
bewaar het plaatje (1) en de A-sleutel op een veilige plaats.
NL
Wij raden u bovendien aan slechts één van de zwarte
sleutels te gebruiken voor het starten van de motorfiets.
Codekaart
Bij de sleutels hoort ook de CODEKAART (afb. 8 ) met
de volgende gegevens: de elektronische code (A,afb. 9),
waarmee men de motor ontgrendelt als deze niet start
wanneer de sleutel op ON wordt gezet.
afb. 8
Opgelet
De CODEKAART dient op een veilige plaats te worden
bewaard. Wij raden aan altijd de elektronische code die op
de CODEKAART staat bij de hand te hebben, voor het geval
de motor ontgrendeld dient te worden met behulp van de
gasknop.
Met deze procedure kan de gebruiker, als het
antidiefstalsysteem problemen heeft, de motorblokkering
uitzetten, hetgeen wordt aangegeven door het ambergele
waarschuwingslampje EOBD (7, afb. 4.1).
Dit is uitsluitend mogelijk met de elektronische code
(electronic code) die op de codekaart staat.
18
A
afb. 9
Gashendelprocedure om het
antidiefstalsysteem uit te schakelen
1) De sleutel op ON zetten en de starthendel volledig
draaien en in deze stand houden.
Het EOBD-waarschuwingslampje (7, afb. 4.1) gaat na
een vastgelegde tijd van 8 seconden uit.
2) De starthendel loslaten zodra het EOBD-lampje uitgaat.
3) Het EOBD-lampje gaat nu weer branden, maar knippert
ditmaal. Voer vervolgens, om de motor te ontgrendelen,
de elektronische code in die vermeld staat op de
CODEKAART, die u bij aanschaf van de motorfiets door
de dealer overhandigd is.
4) Laat het EOBD-lampje (7, afb. 4.1) zò vaak knipperen als
het eerste cijfer van de geheime code aangeeft.
Zet de gashendel 2 seconden lang geheel open en laat
hem daarna weer los. Op deze manier herkent de
computerbesturing het cijfer en gaat het EOBD-lampje
4 seconden lang branden. Herhaal de procedure totdat
het laatste cijfer ingevoerd is. Wanneer de gashendel
niet bediend wordt, knippert het EOBD-lampje 20 keer
en blijft daarna permanent branden, zodat de procedure
vanaf punt (1) herhaald moet worden.
5) Wanneer de juiste code is ingevoerd gaat bij het loslaten
van de gashendel het EOBD-lampje knipperen, hetgeen
betekent dat de motor ontgrendeld is. Het controlelampje
gaat na 4 seconden weer uit.
6) Als de code NIET correct is ingevoerd blijft het EOBDlampje branden en kan men de procedure vanaf punt (1),
met de sleutel in de stand ON zo vaak herhalen als men
dit wenst.
Opmerkingen
Wordt de hendel eerder losgelaten dan vastgesteld, dan
gaat het lampje weer branden, moet de sleutel in de stand
OFF gezet worden en de fasen vanaf punt 1 herhaald worden.
NL
19
Werkingsprincipe
Telkens als de schakelaarsleutel van ON op OFF wordt gezet,
blokkeert het beveiligingsysteem de motor. Bij het starten
van de motor, door de sleutel van OFF op ON te zetten:
1) als de code wordt herkend gaat het lampje (6, afb. 4.1)
op het instrumentenbord kort knipperen;
het beveiligingssysteem herkent de code in de sleutel
NL
en zet de motorblokkering uit. Door op de knop START
(2, afb. 13) te drukken wordt de motor gestart;
2) als het lampje (6, afb. 4.1) of het EOBD-lampje
(7, afb. 4.1) blijven branden, betekent dit dat de code
niet is herkend. In dit geval is het raadzaam de sleutel
eerst op OFF en dan weer op ON te zetten en indien de
blokkering niet wordt opgeheven met de andere zwarte
sleutel proberen te starten. Als de motor dan nog niet
start, dient men contact op te nemen met een erkende
DUCATI dealer.
3) Als het lampje (6, afb. 4.1) blijft knipperen, betekent
dit dat het antidiefstalsysteem een signalering heeft
gereset (bijvoorbeeld met de gashendelprocedure).
Als de sleutel op OFF en dan weer op ON wordt gezet,
moet het lampje van het systeem weer normaal gaan
werken (zie punt 1).
Opgelet
Zware stoten kunnen de elektronische componenten
in de sleutel beschadigen.
Gebruik altijd dezelfde sleutel tijdens de procedure. Als u
verschillende sleutels gebruikt, kan het zijn dat het systeem
de sleutelcode niet herkent.
20
De sleutels laten bijmaken
Als de klant duplicaten van de sleutels nodig heeft, dient hij
zich tot de technische servicecentra van DUCATI te wenden
en alle sleutels die hij nog in zijn bezit heeft mee te nemen,
samen met de CODEKAART.
De servicedienst van DUCATI programmeert (tot een
maximum van 8 sleutels) alle nieuwe en oude sleutels.
Het kan zijn dat de technische service van DUCATI de klant
verzoekt te bewijzen dat hij de rechtmatige eigenaar van het
voertuig is.
Sleutels die niet worden voorgelegd voor de
programmaprocedure, worden uit het geheugen gewist,
zodat sleutels die eventueel verloren zijn geraakt, niet meer
kunnen worden gebruikt om de motor te starten.
Opmerkingen
Als de motor van eigenaar verandert, dienen hem alle
sleutels en de CODEKAART te worden overhandigd.
Startschakelaar en stuurvergrendeling
(afb. 10)
Deze zit vóór de brandstoftank en heeft vier standen:
A) ON: activeert de functie voor het inschakelen van
verlichting en motor;
B) OFF: deactiveert de functie voor het inschakelen van
verlichting en motor;
C) LOCK: blokkeert de stuurinrichting;
D) P: parkeerlichten en stuurvergrendeling.
Opmerkingen
Om de contactsleutel in deze laatste twee standen te
zetten, dient men de sleutel in het contact te steken en
vervolgens om te draaien. De sleutel kan uit het contact
worden getrokken in de standen (B), (C) en (D).
A
B
N
O
F
F
O
H
S
U
P
LOCK
P
IGNITION
C
D
NL
afb. 10
21
Linker stuurschakelaar (afb. 11 )
1) Stuurkolomschakelaar, bediening keuze verlichting, met
twee standen:
stand = dimlicht aan;
stand = groot licht aan.
2) Schakelaar = richtingaanwijzer met drie standen:
middelste stand = uitgeschakeld;
NL
stand = links afslaan;
stand = rechts afslaan.
Om de richtingaanwijzer uit te schakelen, drukt u de
schakelaar in zodra deze weer in het midden staat.
3) Schakelaar = claxon.
4) Schakelaar = met groot licht signaal geven.
22
1
3
4
2
2
1
3
4
afb. 11
De koppelingshendel (afb. 12)
De koppelingshendel (1) is uitgerust met een knop (2)
waarmee men de afstand tussen de hendel zelf en de knop
op de stuurhelft kan afstellen.
Om de hendel (1) af te stellen hem volledig naar voren houden
en de knop (2) in één van de vier standen draaien, waarbij:
stand 1 overeenkomt met de maximumafstand tussen
hendel en knop en stand 4 met de minimumafstand.
Als de koppelingshendel (1) wordt ingetrokken wordt
de transmissie van de motor naar de koppeling en dus
naar het aandrijfwiel, onderbroken. Het gebruik van de
koppelingshendel is heel belangrijk in alle rijfasen, maar
vooral tijdens de startfase.
3
4
2
1
2
NL
1
Opgelet
De koppelingshendel dient te worden afgesteld terwijl
de motorfiets stilstaat.
Belangrijk
Als u de koppelingshendel op een correcte manier
gebruikt, gaat de motor langer mee en voorkomt u
beschadigingen aan de transmissiedelen.
Opmerkingen
Men kan de motor aanzetten als de standaard
uitgeklapt is en de versnelling in zijn vrij staat, of als de
koppelingshendel is ingetrokken en de motor in versnelling
staat (in dit geval moet de standaard ingeklapt zijn).
afb. 12
23
Rechter stuurschakelaar (afb. 13)
1) Schakelaar MOTORSTOP, met twee standen:
stand (RUN) = starten;
stand (OFF ) = stoppen van motor.
Opgelet
NL
Deze schakelaar dient vooral in noodgevallen om de
motor snel uit te zetten. Als de motor uit staat, zet men deze
schakelaar weer in de stand om het voertuig opnieuw
aan te zetten.
1
Belangrijk
Rijden met ingeschakelde verlichting, de motor
stopzetten met de schakelaar (1) en de startsleutel op ON
laten staan kan leeglopen van de accu tot gevolg hebben,
aangezien het licht blijft branden.
2) Knop = motor starten.
24
2
afb. 13
Draaibare gasknop (afb. 14)
Met de draaibare knop (1) op de rechterkant van het stuur
worden de gaskleppen van het smoorklephuis geopend.
Als de knop wordt losgelaten, keert deze automatisch terug
in de oorspronkelijke minimumstand.
4
3
2
1
NL
1
Bedieningshendel van voorrem (afb. 14)
Als men de hendel (2) in de richting van de draaiknop trekt,
remt men met de voorrem. Lichtjes trekken is voldoende
omdat dit mechanisme hydraulisch werkt.
De bedieningshendel is uitgerust met een knop (3) waarmee
men de afstand tussen de hendel zelf en de knop op het
stuur kan afstellen.
Opgelet
Raadpleeg alvorens deze bedieningsorganen te
gebruiken de aanwijzingen op pag. 42.
2
3
afb. 14
25
Bedieningpedaal voor achterrem (afb. 15)
Om met de achterrem te remmen, trapt men het pedaal (1)
met de voet in.
Dit remsysteem werkt hydraulisch.
NL
26
1
afb. 15
Versnellingspedaal (afb. 16)
Het versnellingspedaal heeft een middelste ruststand N met
automatische terugkeer en twee bewegingen:
naar onder = de pedaal indrukken voor de 1
om terug te schakelen. Hierdoor gaat het controlelampje N
op het instrumentenpaneel uit;
naar boven = het pedaal omhoog laten komen om de 2
respectievelijk 3
Elke pedaalstand bedient telkens 1 versnelling.
e
, 4e, 5e en 6e versnelling in te schakelen.
e
versnelling en
e
en
6
5
4
3
2
N
NL
1
afb. 16
27
Loading...
+ 62 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.