Ducati MONSTERS4R User Manual [nl]

1
NL
Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen
DUCATIMONSTERS4R
2
NL
3
NL
Welkom in de club van de Ducati-liefhebbers, u hebt een bijzonder goede keuze gemaakt. Wij denken dat u deze nieuwe Ducati niet alleen als dagelijks vervoersmiddel zal gebruiken maar ook voor lange reizen. Ducati Motor Holding S.p.A. wenst u dan ook altijd veel rijplezier toe. Omdat wij ons constant inspannen voor een steeds betere service, raadt Ducati Motor Holding S.p.A. u aan deze eenvoudige voorschriften zorgvuldig na te leven, met name de voorschriften voor het inrijden van de motorfiets. Alleen op deze manier kunt u zeker altijd van uw Ducati genieten. Voor reparaties en advies contacteert u een van onze erkende servicecentra.
Veel rijplezier!
Opmerkingen
Ducati Motor Holding S.p.A. kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele fouten die zijn gemaakt tijdens het samenstellen van deze gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen. Alle informatie in deze handleiding is bijgewerkt tot op de publicatiedatum. Ducati Motor Holding S.p.A. behoudt zich het recht voor alle wijzigingen aan te brengen die de technische evolutie van haar producten noodzakelijk maakt.
Gebruik voor de veiligheid, garantie, betrouwbaarheid en de waarde van uw Ducati motorfiets alleen originele onderdelen van Ducati.
Opgelet
Deze aanwijzingen maken integraal deel uit van de motorfiets en dienen aan de nieuwe bezitter te worden overhandigd als de motor wordt verkocht.
4
NL
INHOUD
Aanwijzingen van algemene aard 6
Garantie 6 Symbolen 6 Nuttige informatie voor veilig reizen 7 Rijden met volle bepakking 8 Identificatiegegevens van de motorfiets 9
Bedieningen voor het rijden 10
Plaats van de bedieningsorganen op de motorfiets 10 Het instrumentenpaneel 11 Antidiefstalsysteem 14 Sleutels 14 Codekaart 15 Het antidiefstalsysteem uitschakelen met de gashendel 16 De sleutels laten bijmaken 17 De startschakelaar en het stuurslot 18 De linker stuurschakelaar 19 Koppelingshendel 19 Chokehendel 20 De rechter stuurschakelaar 20 Gashendel 21 De hendel van de voorrem 21
Het pedaal voor de achterrem 22 Versnellingspedaal 22 De stand van de versnellingspedaal 23 De stand van de en achterrem pedaal 24
Belangrijkste elementen en mechanismen 25
Plaats op het voertuig 25 Benzinedop 26 Zadelslot en helmhouder 27 Zijstandaard 28 De achterste schokdemper afstellen 29 Regelknoppen op de voorvork 30 De stuurhoel van de motorfiets wijzigen 32
Gebruiksvoorschriften 34
Voorzorgen tijdens de inrijperiode 34 Controleren voor het starten 36 De motor starten 37 De motorfiets starten en ermee rijden 40 Remmen 40 De motorfiets stilzetten 41 Brandstof tanken 41 Parkeren 42 Accessoires die bij de motor horen 43
Belangrijkste gebruiks- en onderhoudswerkzaamheden 44
Delen van het frame demonteren 44 De brandstoftank optillen 45 Het luchtfilter vervangen 46 Het peil van de koelvloeistof controleren 47
5
NL
Het vloeistofpeil van remmen en koppeling controleren 48 De slijtage van de remblokjes controleren 49 De gaskabel afstellen 49 De scharnierpunten smeren 50 De accu opladen 51 De spanning van de ketting controleren 52 De transmissieketting smeren 52 De lampjes vervangen 53 De hoogte van de koplamp afstellen 56 De banden 58 De motorolie controleren 60 De bougies reinigen en vervangen 61 De motor reinigen 62 Winterstalling 63 Belangrijke waarschuwingen 63
Technische kenmerken 64
Afmetingen 64 Gewichten 64 Brandstof 65 Motor 66 Distributie 66 Prestaties 67 Bougies 67 Remmen 67 Transmissie 68 Frame 69 Wielen 69 Banden 69 Ophangingen 69
Elektrisch systeem 70
Monster S4R uitvoeringen 74
Monster S4R 74
Geheugensteuntje voor onderhoudsbeurten 75
6
NL
AANWIJZINGEN VAN ALGEMENE AARD
Garantie
Voor uw eigen belang en voor de garantie en betrouwbaarheid van dit product, raden wij nadrukkelijk aan een erkende Ducati dealer te raadplegen voor alle handelingen die bijzondere technische deskundigheid vereisen. Ons uiterst gespecialiseerd personeel beschikt over alle uitrustingen en machines die nodig zijn voor perfect uitgevoerde reparaties en onderhoudsbeurten en gebruikt alleen originele onderdelen van Ducati die altijd passen en garant staan voor een motorfiets die altijd perfect rijdt en lang meegaat.
Bij alle Ducati motorfietsen hoort een garantieboekje. De garantie is niet geldig voor motorfietsen die worden gebruikt voor wedstrijden. In de geldigheidsperiode van de garantie mag er geen enkel component worden veranderd en mag er niets worden gemodificeerd of vervangen door andere, niet originele delen. Overtreding hiervan heeft het onmiddellijk vervallen van de garantierechten tot gevolg.
Symbolen
Ducati Motor Holding S.p.A. verzoekt u vriendelijk deze gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen aandachtig te lezen om vertrouwd te raken met uw motorfiets. Contacteer in geval van twijfel een erkende Ducati dealer. U zult de inlichtingen uit deze handleiding goed kunnen gebruiken tijdens uw reizen die Ducati Motor Holding u altijd even sereen en aangenaam toewenst, en u vrijwaart de prestaties van uw motorfiets ermee. In dit boekje staan informatieve opmerkingen die een bijzondere betekenis hebben:
Opgelet
Het niet naleven van deze voorschriften kan gevaarlijke situaties veroorzaken met ernstige, tot dodelijke, verwondingen.
Belangrijk
Kans voor schade aan de motorfiets en/of de componenten ervan.
Opmerkingen
Meer informatie over de uit te voeren handelingen.
Alle richtingaanduidingen (links en rechts) gaan uit van de rijrichting van de motorfiets.
7
NL
Nuttige informatie voor veilig reizen
Opgelet
Eerst lezen voordat u de motorfiets gebruikt.
Vaak zijn ongevallen te wijten aan rijden zonder ervaring. Rijd nooit zonder rijbewijs; om met deze motorfiets te rijden, dient u in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs. Leen de motor niet uit aan onervaren bestuurders of mensen die geen geldig rijbewijs hebben. De bestuurder en de passagier dienen altijd een valhelm te dragen. Draag geen wijde kleren die achter motordelen kunnen blijven hangen of het zicht kunnen belemmeren. Zet de motor nooit aan in een gesloten ruimte. De uitlaat­gassen zijn giftig en kunnen op heel korte tijd bewusteloosheid of zelfs een snelle dood veroorzaken. De bestuurder en de passagier dienen hun voeten tijdens het rijden altijd op de voetsteunen te zetten. Om voorbereid te zijn op elke verandering van richting of oneffenheid van het wegdek, dient de bestuurder altijd zijn handen op het stuur te houden, terwijl de passagier zich altijd met beide handen dient vast te houden aan de handgrepen op het frame onder het zadel. Leef de nationale en plaatselijke wettelijke voorschriften na. Leef altijd de snelheidsbeperkingen na waar deze zijn aangeduid en rijd in elk geval nooit sneller dan de zichtbaarheid, het wegdek en het verkeer toestaan. Gebruik altijd en op tijd de richtingaanwijzers om aan te duiden dat u van richting gaat veranderen of een andere
rijbaan kiest. Zorg ervoor dat u altijd goed zichtbaar bent en rijd niet in de "dode hoek" komt van de voertuigen die voor u rijden. Let goed op op kruispunten, als u een privé-ruimte of een parking verlaat of als u de autoweg oprijdt. Zet de motor altijd uit als u tankt en mors geen benzine op de motor of op de uitlaatpijp. Rook nooit tijdens het tanken. Tijdens het tanken komen dampen vrij die schadelijk zijn voor de gezondheid. Als brandstofdruppeltjes op uw huid of kleren komen, was deze dan onmiddellijk af met water en zeep en trek andere kleren aan. Haal de sleutel altijd uit het contact als u de motor ergens onbewaakt laat staan . De motor, de uitlaatpijp en de geluidsdempers blijven nog lang heet nadat de motor is uitgezet.
Opgelet
Het hele uitlaatgedeelte kan heet blijven, ook nadat de motor is uitgezet; raak het uitlaatgedeelte dus niet aan met uw lichaam, pas goed op en parkeer het voertuig niet in de buurt van ontvlambare materialen (met inbegrip van hout, bladeren enz.).
Parkeer de motorfiets zo dat niemand ertegen kan stoten en zet hem altijd op de zijstandaard. Parkeer de motor nooit op een ondergrond die niet vlak en recht of niet hard genoeg is, omdat de motorfiets hierop kan omvallen.
8
NL
Rijden met volle bepakking
Dit motorvoertuig is ontworpen voor veilig rijden van lange afstanden met volle bepakking. Het gewicht van de lading goed op het voertuig verdelen, is uiterst belangrijk om de veiligheid van de motorfiets te behouden en niet in moeilijkheden te komen bij plotse stuurbewegingen of op slechte wegdekken.
Informatie omtrent de lading
Het totale gewicht van het motorvoertuig tijdens het rijden, met bestuurder, passagier, bagage en extra accessoires mag niet meer bedragen dan: 390 Kg
De zwaarste bagage of accessoires dienen zo laag mogelijk en zo veel mogelijk in het midden van de motorfiets te zitten. Maak de bagage stevig vast op de motorfiets; bagage die niet goed is vastgemaakt, kan de motorfiets uit evenwicht brengen. Maak geen zware of grote voorwerpen aan het stuur of aan het voorste spatbord vast, omdat de motorfiets hierdoor gevaarlijk uit zijn evenwicht kan raken. Steek geen lading tussen de frameconstructie die verstrikt kan raken in bewegende delen van de motorfiets. Controleer de bandenspanning die zoveel moet bedragen als is voorgeschreven op pag. 58 en controleer of de banden in goede staat zijn.
9
NL
Identificatiegegevens van de motorfiets
Elke Ducati-motorfiets heeft twee identificatienummers , een voor het frame (afb. 1) en een voor de motor (afb. 2)
Framenummer
Motornummer
Opmerkingen
Deze nummers duiden op het model en dienen te
worden vermeld als men onderdelen bestelt.
afb. 1
afb. 2
10
NL
BEDIENINGEN VOOR HET RIJDEN
Opgelet
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waar de bedieningsorganen zitten die moeten worden gebruikt om te kunnen rijden met de motorfiets. Lees de beschrijvingen aandachtig voordat u deze bedieningsorganen gebruikt.
Plaats van de bedieningsorganen op de motorfiets (afb. 3)
1) Het instrumentenpaneel
2) De startschakelaar en het stuurslot
3) Stuurschakelaar links
4) De koppelingshendel
5) Chokehendel
6) Rechter stuurschakelaar
7) De gashendel.
8) De remhendel van de voorrem
9) De versnellingspedaal
10) Het pedaal voor de achterrem
4
3
5
9 10
2
6
7
8
1
afb. 3
11
NL
Het instrumentenpaneel (afb. 4)
1) Waarschuwingslampje groot licht (blauw). Dit gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat het groot licht brandt.
2) Waarschuwingslampje richtingaanwijzers (groen). Gaat branden en knippert zodra een van de richtingaanwijzers wordt gebruikt.
3) Controlelampje brandstofreserve (geel). Gaat branden als de reservebrandstof wordt aangesproken en er nog ong. 3,5 liter brandstof in de tank zit.
4) Waarschuwingslampje neutraal N (groen). Gaat branden als de versnelling in zijn vrij staat.
5) Waarschuwingslampje motoroliedruk (rood). Dit gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat er onvoldoende motoroliedruk is. Het moet even branden als de startschakelaar op ON wordt gezet, maar moet enkele seconden nadat de motor is aangeslagen, weer uit gaan. Soms kan dit lampje even gaan branden als de motor erg heet is gelopen, maar het zou moeten uitgaan als de toeren toenemen.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als dit waarschuwingslampje
blijft branden omdat u de motor kunt beschadigen
6) Ambergeel waarschuwingslampje. Gaat branden en knippert als het voertuig stil staat (antidiefstal actief) en wordt ook gebruikt om het antidiefstalsysteem te controleren.
Opmerking
Als het antidiefstalsysteem is ingeschakeld, blijft dit
lampje 24 uur lang knipperen, waarna het uitgaat maar het antidiefstalsysteem ingeschakeld blijft.
afb. 4
7) Waarschuwingslampje EOBD (ambergeel). Als dit gaat branden, betekent dit dat de motor geblokkeerd is. Het gaat na enkele seconden weer uit (meestal na 1.8 - 2 sec.).
8) Toerenteller (km/h). Duidt de rijsnelheid aan. a) LCD (1):
- Kilometerteller (km). Duidt het totaal aantal gereden kilometers aan.
- Dagteller (km). Duidt de kilometers aan die zijn gereden vanaf de laatste reset.
9) Toerenteller (min-1). Duidt het aantal toeren per minuut van de motor aan. b) LCD (2):
- Klok
- Olietemperatuur
8 91 4 2 5 3
7
6
a b
12
NL
Functies van de LCD
Als het voertuig wordt aangezet (sleutel van OFF op ON), worden alle instrumenten gecontroleerd (wijzertjes, display, lampjes) zie (afb. 5 en 6).
Functies van de LCD (1)
Als de knop (B) (afb. 6) wordt ingedrukt en de sleutel staat op ON, worden beurtelings de kilometerteller en de dagteller weergegeven.
De dagteller resetten
Als de knop (B) (afb. 6) langer dan 2 seconden wordt ingedrukt als de TRIP functie aan staat (dagteller), wordt de teller op het display (LCD 1) op nul gezet.
Functies van de LCD (2)
Als de knop (A) (afb. 6) wordt ingedrukt en de sleutel op
ON staat, verschijnen de klok en de watertemperatuur. De klok instellen: De toets (A) minstens 2 seconden lang indrukken. AM of PM kiezen met de toets (B). De toets (A)
indrukken om het uur te kunnen programmeren. De toets (B) herhaaldelijk indrukken om het uur te wijzigen. De toets (A) indrukken om de minuten te kunnen programmeren. De toets (B) indrukken om de minuten te wijzigen. Als men deze langer dan 5 seconden ingedrukt houdt, tellen de minuten sneller. De toets (A) indrukken om het klokmenu te sluiten.
OFF
afb. 5
A1 B 2
CHECK
afb. 6
13
NL
De watertemperatuur
Als de temperatuur van het water onder 40 °C ( 104 °F) daalt, verschijnt op het display de lettercombinatie "LO"; als deze hoger dan 120 °C (248 °F) wordt, verschijnt de combinatie "HI".
Controlelampje brandstofpeil
Als het controlelampje van het brandstofpeil gaat branden, verschijnt op het display het woord "FUEL".
Waarschuwing onderhoud
Na de eerste 1000 Km/621 mijl en vervolgens om de
10.000 Km/ 6210 mijl, verschijnt telkens als de sleutel op ON wordt gezet voor een tijd gelijk aan 5 seconden, op het display de vermelding "MAInt", wat betekent dat het tijd is voor een voor de garantie verplichte onderhoudsbeurt.
Instrumentenpaneelverlichting
Als men de toets (B) (afb. 6) indrukt binnen de 5 seconden nadat men de sleutel op ON heeft gedraaid, wijzigt men, telkens als men deze toets indrukt, de achtergrondverlichting van het instrumentenpaneel.
1
B
A
Antidiefstalsysteem
Voor een betere beveiliging tegen diefstal is het voertuig uitgerust met een elektronisch antidiefstalsysteem dat de motor blokkeert en dat automatisch wordt ingeschakeld telkens als het instrumentenpaneel wordt uitgezet. In elke sleutelhandgreep zit hiervoor een elektronisch mechanisme dat het signaal verwerkt dat wordt uitgezonden telkens als het voertuig wordt aangezet door een speciale antenne in de stuurschakelaar. Dit signaal is een "wachtwoord" dat wijzigt telkens als de motor wordt aangezet en dat wordt herkend door de computer om de motor aan te zetten.
Sleutels (afb. 7) Samen met het voertuig worden de volgende sleutels geleverd:
- 1 sleutel A (ROOD)
- 2 sleutels B (ZWART)
Opgelet
Rond de rode sleutel A zit een rubberen bescherming die belet dat de sleutel in contact kan komen met de andere sleutels. Haal deze bescherming er niet af, tenzij in geval van nood.
De B-sleutels zijn de normaal gebruikte sleutels en dienen om:
- het voertuig te starten.
- de tankdop open te maken.
- het zadel te sluiten.
14
NL
De A-sleutel heeft dezelfde functies, maar men kan er andere zwarte sleutels mee wissen en indien nodig, herprogrammeren.
Opmerkingen
Samen met de sleutels wordt ook een plaatje (1) geleverd waarop het identificatienummer van de sleutels staat.
Opgelet
Haal de sleutels en het plaatje (1) uit elkaar en bewaar het plaatje en de A-sleutel op een veilige plaats. Wij raden bovendien aan slechts 1 van de zwarte sleutels te gebruiken om de motorfiets te starten.
afb. 7
15
NL
Codekaart
Bij de sleutels hoort ook de CODEKAART (afb. 8) met de volgende gegevens:
A) (afb. 9) de elektronische code waarmee men de motor deblokkeert als deze niet start als de sleutel op ON wordt gezet.
Opgelet
De CODEKAART dient op een veilige plaats te worden bewaard . Wij raden aan altijd de elektronische code die op de CODEKAART staat ter beschikking te hebben om de motor te deblokkeren met de starthendelprocedure. Met deze procedure kan de gebruiker, als het antidiefstalsysteem problemen heeft, de motorblokkering uitzetten die wordt gesignaleerd door het ambergele waarschuwingslampje EOBD (7, afb. 4) Dit kan men alleen als men de elektronische code (electronic code) heeft die op de codekaart staat.
afb. 9
afb. 8
A
B
16
NL
Het antidiefstalsysteem uitschakelen met de gashendel
1) De sleutel op ON zetten en de gashendel helemaal draaien en in deze stand houden. Het EOBD-waarschuwingslampje gaat na 8 seconden uit.
2) De gashendel loslaten zodra het EOBD-lampje uitgaat.
3) Het EOBD-lampje zal nu opnieuw gaan branden, maar knippert. Zoveel "knippersignalen" tellen als het eerste cijfer van de elektr. code; de starthendel 2 seconden lang opendraaien en dan loslaten. Op deze manier herkent de computer besturing het cijfer, het EOBD-lampje gaat continu branden en blijft 4 seconden lang aan. Als men nu niet onmiddellijk het tweede cijfer van de code invoert met de gashendelprocedure, zal het EOBD-lampje 20 knippersignalen zenden en dan constant gaan branden, waarna de procedure van voor af aan dient te worden herhaald (vanaf stap 1) en de sleutel weer op OFF dient te worden gezet.
4) Herhaal de handelingen van punt (3) totdat alle cijfers zijn ingevoerd.
5) Als de gashendel nu wordt losgelaten en de code is correct ingevoerd, zal het EOBD-lampje gaan knipperen om te bevestigen dat de motor niet meer geblokkeerd is. Het lampje gaat na 4 seconden uit. Als de code NIET correct is ingevoerd, blijft het EOBD-lampje branden en kan men de procedure herhalen door eerst de sleutel op OFF te zetten en dan alle stappen vanaf punt (1) zo vaak te herhalen als men wenst.
Opmerking
Als de starthendel te vroeg wordt losgelaten, zal het lampje weer continu gaan branden en dient men de sleutel op OFF te zetten en de procedure te herhalen vanaf punt (1).
17
NL
Werkingsprincipe
Telkens als de schakelaarsleutel van ON op OFF wordt gezet, blokkeert het beveiligingsysteem de motor. Als de motor wordt gestart door de sleutel van OFF op ON te zetten:
1) zal het CODE-lampje op het instrumentenbord kort knipperen als de code wordt herkend; het beveiligingsysteem herkent de code in de sleutel en zet de motorblokkering uit. Als men de knop START indrukt, start de motor;
2) als het CODE- lampje blijft branden, heeft de beveiliging de code niet herkend. In dit geval is het raadzaam de sleutel eerst op OFF en dan weer op ON te zetten en als de blokkering aan blijft staan, met de andere zwarte sleutel proberen te starten. Als de motor nog niet start, dient men een technische service van DUCATI te contacteren.
3) Als het CODE-lampje blijft knipperen, betekent dit dat het antidiefstalsysteem een signalering heeft gereset (bijvoorbeeld met de gashendelprocedure). Als de sleutel op OFF en dan weer op ON wordt gezet, moet het lampje van het systeem weer normaal gaan werken (zie punt 1).
Opgelet
Zware stoten kunnen de elektronische componenten in de sleutel beschadigen. Gebruik altijd dezelfde sleutel tijdens de procedure. Als u een andere sleutel gebruikt, kan het zijn dat het systeem de sleutelcode niet herkent.
De sleutels laten bijmaken
Als de klant duplicaten van de sleutels nodig heeft, dient hij zich tot de technische servicecentra van DUCATI te wenden en alle sleutels die hij nog in zijn bezit heeft met zich mee te nemen, samen met de CODEKAART. De technische service van DUCATI programmeert (tot een maximum van 8 sleutels) alle nieuwe en oude sleutels. De technische service van DUCATI kan de klant verzoeken te bewijzen dat deze de rechtmatige eigenaar van het voertuig is. Sleutelcodes die niet worden voorgelegd voor de programmaprocedure, worden uit het geheugen gewist zodat sleutels die eventueel verloren zijn geraakt, niet meer kunnen worden gebruikt om de motor te starten.
Opmerkingen
Als de motor een andere eigenaar krijgt, dienen aan deze laatste ook alle sleutels en de CODEKAART te worden overhandigd.
18
NL
afb. 10
De startschakelaar en het stuurslot (afb. 10) Deze zit voor de brandstoftank en heeft vier standen: A) ON: zet de lichten en de motor aan; B) OFF: zet de lichten en de; C) LOCK: Het stuur is vergrendeld. D) P: standlicht en stuurslot.
Opmerkingen
Om de contactsleutel in deze laatste twee standen te zetten, dient men de sleutel in het contact te duwen en er dan aan te draaien. De sleutel kan uit het contact worden getrokken in de standen (B), (C) en (D) .
Opgelet
Het voertuig is uitgerust met een elektronisch energiebesparend systeem. Om stroomverlies te voorkomen als men de sleutel in de ON-stand vergeet, zal dit systeem 15 seconden nadat de startknop NIET is ingedrukt, de stroomvoeding onderbreken. Als deze tijd is verstreken, dient men de sleutel eerst weer op OFF en dan op ON te zetten.
De linker stuurschakelaar (afb. 11)
1) Lichtschakelaar met twee standen: stand = dimlicht aan; stand = groot licht aan.
2) Schakelaar = richtingaanwijzer met drie standen: midden = uit; stand = linksaf; stand = rechtsaf. Om de richtingaanwijzer uit te schakelen, drukt u de schakelaar in zodra
deze weer in het midden staat.
3) Schakelaar = claxon.
4) Schakelaar = met groot licht knipperen.
19
NL
Koppelingshendel (afb. 11)
De hendel (5) om te ontkoppelen is uitgerust met een knop (6) waarmee men de afstand tussen de hendel zelf en de knop op het stuur kan afstellen. Houd hiervoor de hendel (5) helemaal vooruit en draai de knop (6) in een van de vier voorzien standen, waarbij u er rekening mee houdt dat: de stand n° 1 overeenstemt met de grootste afstand tussen de hendel en de knop; de stand n° 4 met de kleinste afstand. Als de koppelingshendel wordt ingetrokken (5) wordt de transmissie van de motor naar de koppeling en dus naar het aandrijfwiel, onderbroken. Dit is heel belangrijk in alle rijfasen, maar vooral in de startfase .
Opgelet
De rem- en koppelingshendels dienen te worden
afgesteld terwijl de motorfiets uit en stil staat.
Belangrijk
Als u de koppeling op een correcte manier gebruikt, gaat de motor langer mee en voorkomt u beschadigingen aan de transmissiedelen.
Opmerkingen
Men kan de motor aanzetten als de standaard uitgeklapt is en de koppeling in zijn vrij staat, of als de koppeling is ingeschakeld met de koppelingshendel (in dit geval moet de standaard ingeklapt zijn).
afb. 11
45 6
1
23
20
NL
Chokehendel (afb. 12)
De chokehendel dient om te starten met een koude motor en meer benzine toe te voeren voor een groter stationair toerental. Standen van de chokehendel: A) = niet ingeschakeld; B) = helemaal ingeschakeld. De hendel kan op tussenstanden worden gezet om de motor geleidelijk aan warm te laten lopen (zie pag. 37)
Belangrijk
Gebruik de chokehendel niet als de motor warm is.
Niet rijden als de chokehendel is ingeschakeld.
De rechter stuurschakelaar (afb. 13)
1) Lichtschakelaar met drie standen: naar rechts = licht uit; in het midden = voorste en achterste standlichten, nummerplaatverlichting en instrumentenpaneelverlichting aan; naar links = koplamp, standlichten voor en achter, nummerplaatverlichting en instrumentenpaneelverlichting aan.
2) Noodstopschakelaar (MOTORSTOP), met twee standen: stand (RUN) = rijden; stand (OFF) = motorstop.
Opgelet
Deze schakelaar dient vooral om de motor snel uit te zetten in noodgevallen. Als de motor uit staat, zet men deze schakelaar weer in de ruststand om het voertuig weer aan te kunnen zetten.
Belangrijk
Door rijden met brandende lichten, de motor uitzetten met de noodstopschakelaar (2 ) en de contactsleutel op ON laten staan, kan de accu leeg raken omdat het licht blijft branden.
3) Knop = motor starten.
afb. 12
7
A
B
Gashendel (afb. 13) Met de gashendel (4) op de rechterkant van het stuur opent men de gaskleppen. Als de hendel wordt losgelaten, keren deze automatisch terug in de oorspronkelijke minimumstand.
De hendel van de voorrem (afb. 14) Als men de hendel (5) in de richting van de starthendel trekt, remt men met de voorrem. Lichtjes trekken is voldoende omdat dit mechanisme hydraulisch werkt. De hendel om te ontkoppelen is uitgerust met een knop (6) waarmee men de afstand tussen de hendel zelf en de knop op het stuur kan afstellen (zie koppelingshendel op pag.19).
Opgelet
Lees voordat u deze bedieningsorganen gebruikt,
de instructies op pag. 40
21
NL
6 5
afb. 14
afb. 13
2
4
1
3
1
2
3
4
5
6
N
22
NL
1
afb. 16
Het pedaal voor de achterrem (afb. 15) Om met de achterrem te remmen, drukt men de pedaal (1) met de voet in. Dit remsysteem is hydraulisch.
Versnellingspedaal (afb. 16) De ruststand van de versnellingspedaal is in het midden (N). Hij keert automatisch terug in twee bewegingen: naar beneden = de pedaal indrukken voor de 1
e
versnelling en om terug te schakelen. Het waarschuwingslampje N op het instrumentenpaneel gaat uit; naar boven = de pedaal naar boven trekken voor de 2e, 3e, 4e, 5een 6eversnelling. Een pedaalstand bedient telkens 1 versnelling.
afb. 15
<#>
23
NL
De stand van de versnellingspedaal (afb. 17)
De stand van de versnellingspedaal t.o.v. de voetsteun kan aan de behoeften van elke bestuurder worden aangepast . De stand van de versnellingspedaal op de volgende manier wijzigen: De stang (1) vasthouden met de sleutel (2) en de contramoeren (2) en (3) losdraaien.
Opmerkingen
De moer (3) heeft linkse schroefdraad.
Draai aan de stang (1) om de versnellingspedaal in de gewenste stand te zetten. Beide contramoeren vastdraaien tegen de stang.
afb. 17
13 42
Loading...
+ 53 hidden pages