Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen
Manuel d’utilisation et entretien
DUCATIMONSTER
MONSTER 620
MONSTER 620DARK
Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen
DUCATIMON STER
MONSTER 620
MONSTER 620DARK
NL
1
NL
2
Welkom in de club van de Ducati-liefhebbers, u hebt een
bijzonder goede keuze gemaakt. Wij denken dat u deze
nieuwe Ducati niet alleen als normaal vervoersmiddel zult
gebruiken, maar ook voor lange reizen. Ducati Motor
Holding S.p.A. wenst u dan ook veel rijplezier toe.
Omdat wij ons altijd inspannen voor een steeds betere
service, raadt Ducati Motor Holding S.p.A. u aan deze
eenvoudige voorschriften zorgvuldig na te leven, met
name de voorschriften voor het inrijden van de motorfiets.
Alleen op die manier zult u lange tijd van uw Ducati
genieten.
Voor reparaties en advies kunt u contact opnemen met
een van onze erkende servicecentra.
Wij hebben nu ook een infodienst voor alle Ducatiliefhebbers waar u altijd terecht kunt voor tips en nuttige
raadgevingen.
Veel rijplezier!
Opmerkingen
Ducati Motor Holding S.p.A. kan niet aansprakelijk
worden gesteld voor eventuele fouten die zijn gemaakt
tijdens het samenstellen van deze gebruiks- en
onderhoudsaanwijzingen. Alle informatie in deze
handleiding is bijgewerkt tot op de publicatiedatum. Ducati
Motor Holding S.p.A. behoudt zich het recht voor welke
wijzigingen dan ook aan te brengen aan haar producten die
de technische ontwikkeling noodzakelijk maken.
Gebruik voor de veiligheid, garantie, betrouwbaarheid en
de waarde van uw Ducati motorfiets alleen originele
Ducati onderdelen.
Opgelet
Deze handleiding maakt integraal deel uit van de
motorfiets en dienen aan de nieuwe bezitter te worden
overhandigd als de motor wordt verkocht.
NL
3
INHOUD
NL
Aanwijzingen van algemene aard 6
Garantie 6
Symbolen 6
Nuttige informatie voor veilig rijden 7
Rijden met volle bepakking 8
Identificatiegegevens van de motorfiets 9
Bediening van de motorfiets 10
Plaats van de bediening op de motorfiets 10
Dashboard 11
Functies van de LCD-eenheid 12
Antidiefstalsysteem 14
Sleutels 14
Codekaart 15
Het antidiefstalsysteem uitschakelen met de gashendel 16
Sleutels laten bijmaken 17
Contactschakelaar en stuurslot 18
Stuurschakelaar links 19
De koppelingshendel 20
Chokehendel 21
Stuurschakelaar rechts 22
4
De draaibare gashendel 23
De remhendel van de voorrem 23
Het pedaal voor de achterrem 24
Het koppelingspedaal 24
De stand van de koppelingspedaal en achterrem 25
Belangrijkste elementen en mechanismen 26
Plaats van deze elementen op de motorfiets 26
Dop van de brandstoftank 27
Zadelslot en helmhouder 28
Zijstandaard 29
Afstelmechanisme achterste schokdemper 30
Gebruiksvoorschriften 32
Voorzorgsmaatregelen tijdens de inrijperiode 32
Uit te voeren controles voor het starten 33
De motor starten 34
De motorfiets starten en ermee rijden 36
Remmen 37
De motorfiets stilzetten 38
Brandstof tanken 38
Parkeren 39
Bijgeleverde accessoires 40
Belangrijkste gebruiks- en
onderhoudswerkzaamheden 41
Optillen van de brandstoftank 41
Vervangen van het luchtfilter 42
Controle rem- en koppelingsvloeistofpeil 43
Controle van de slijtage van de remblokken 44
De scharnierpunten smeren 45
De gaskabel afstellen 46
De accu opladen 47
De transmissieketting spannen 48
De ketting smeren 49
De lampjes vervangen 50
De hoogte van de koplamp afstellen 53
Banden 54
Het motoroliepeil controleren 56
De bougies reinigen en vervangen 57
De motor reinigen 58
De motor een lange tijd niet gebruiken 59
Belangrijke waarschuwingen 59
Geheugensteuntje voor periodieke
onderhoudsbeurten 71
NL
5
AANWIJZINGEN VAN ALGEMENE AARD
NL
Garantie
In uw eigen belang en voor de garantie en
betrouwbaarheid van dit product, raden wij nadrukkelijk
aan een Ducatidealer te raadplegen voor alle handelingen
die bijzondere technische deskundigheid vereisen.
Ons uiterst gespecialiseerd personeel beschikt over alle
apparatuur die nodig is voor perfect uitgevoerde reparaties
en onderhoudsbeurten en gebruikt alleen originele Ducati
onderdelen die altijd passen en garant staan voor een
motorfiets die altijd perfect rijdt en lang meegaat.
Bij alle Ducati motorfietsen hoort een Garantieboekje. De
garantie is niet geldig voor motorfietsen die worden
gebruikt voor wedstrijden. In de geldigheidsperiode van de
garantie mag er aan geen enkel component worden
geknoeid en mag niets worden gemodificeerd of
vervangen door andere, niet originele delen. Het niet
nakomen van deze bepaling heeft het onmiddellijk
vervallen van de garantierechten tot gevolg.
6
Symbolen
Ducati Motor Holding S.p.A. verzoekt u vriendelijk deze
gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen aandachtig te lezen
om zo vertrouwd te raken met uw motorfiets. Neem bij
twijfel contact op met een Dealer of een Erkende Garage.
De informatie in deze handleiding zal u goed van pas
komen tijdens de rustige en plezierige reizen die Ducati
Motor Holding S.p.A. u toewenst, en de prestaties van uw
motorfiets zullen lange tijd gewaarborgd blijven. In dit
boekje staat informatie die van bijzonder belang kan zijn:
Opgelet
Het niet naleven van deze voorschriften kan
gevaarlijke situaties veroorzaken met ernstige, en zelfs
dodelijke, verwondingen tot gevolg.
Belangrijk
Kans op schade aan de motorfiets en/of onderdelen
ervan.
Opmerkingen
Meer informatie over uit te voeren handelingen.
Bij richtingaanduidingen (links en rechts) wordt uitgegaan
van de rijrichting van de motorfiets.
Nuttige informatie voor veilig rijden
Opgelet
Lees dit eerst voordat u de motorfiets gebruikt.
Vaak zijn ongevallen te wijten aan rijden zonder ervaring.
Rijd nooit zonder rijbewijs; om met deze motorfiets te
rijden, dient u in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs.
Leen de motor niet uit aan onervaren bestuurders of
mensen die geen geldig rijbewijs hebben.
De bestuurder en de passagier dienen altijd geschikt
kleding en een valhelm te dragen.
Draag geen wijde kleren die in de motor verstrikt kunnen
raken of het zicht kunnen belemmeren.
Zet de motor nooit aan in een afgesloten ruimte. De
uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid of
zelfs een snelle dood tot gevolg hebben.
De bestuurder en de passagier dienen hun voeten tijdens
het rijden altijd op de voetsteunen te zetten.
Om voorbereid te zijn op elke richtingsverandering en
verandering van het type wegdek, moet de bestuurder zijn
handen altijd aan het stuur houden, terwijl de passagier
zich altijd met beide handen moet vasthouden aan de
framehandgrepen onder het zadel.
Leef de nationale en plaatselijke wettelijke voorschriften
na.
Houd u altijd de snelheidsbeperkingen zoals deze
aangeduid worden en rijd in elk geval nooit sneller dan de
zichtbaarheid, het wegdek en het verkeer toestaan.
Gebruik altijd en op tijd de richtingaanwijzers om aan te
duiden dat u van richting gaat veranderen, afslaat of een
andere rijbaan kiest.
Zorg ervoor dat u altijd goed zichtbaar bent en rijd niet in
de "dode hoek" van de voertuigen die voor u rijden.
Let goed op op kruispunten, als u een privé-terrein of een
parking verlaat of als u op de invoegstroek van de snelweg
rijdt.
Zet de motor altijd uit als u tankt en mors geen benzine op
de motor of op de uitlaatpijp.
Rook nooit tijdens het tanken.
Tijdens het tanken komen dampen vrij die schadelijk zijn
voor de gezondheid. Als brandstofdruppeltjes op uw huid
of kleren komen, was uw huid dan onmiddellijk met water
en zeep en trek andere kleren aan.
Haal de sleutel altijd uit het contact als u de motor ergens
onbewaakt laat staan.
De motor, de uitlaatpijp en de geluidsdempers blijven nog
lang heet.
Opgelet
Het hele uitlaatgedeelte kan warm blijven, ook nadat
de motor is uitgezet; raak het uitlaatgedeelte dus met
geen enkel lichaamsdeel aan, pas goed op en parkeer het
voertuig niet in de buurt van ontvlambare materialen (met
inbegrip van hout, bladeren enz.).
Parkeer de motorfiets zo dat niemand ertegen kan stoten
en zet hem altijd op de zijstandaard.
Parkeer nooit op een ongelijke of zachte ondergrond,
aangezien de motorfiets dan kan omvallen.
NL
7
Rijden met volle bepakking
Dit motorvoertuig is ontworpen voor het absoluut veilig
NL
rijden van lange afstanden met volle bepakking.
Het is zeer belangrijk dat het gewicht goed over de
motorfiets verdeeld is om de motorfiets veilig te kunnen
manouvreren en niet in moeilijkheden te komen bij
plotselinge stuurbewegingen of op slecht wegdek.
Informatie omtrent de lading
Het totale gewicht van het motorvoertuig tijdens het
rijden, met bestuurder, passagier, bagage en extra
accessoires mag niet meer bedragen dan:
390 kg
De zwaarste bagage of accessoires dienen zo laag
mogelijk en zo veel mogelijk in het midden van het
voertuig te worden vastgemaakt.
Maak de bagage stevig vast op de motorfiets; bagage die
niet goed is vastgemaakt, kan de motorfiets uit zijn
evenwicht brengen.
Maak geen zware of grote voorwerpen vast aan het stuur
of het voorste spatbord, omdat dit de motorfiets gevaarlijk
uit zijn evenwicht brengt.
Steek geen lading tussen de frameconstructie aangezien
deze verstrikt kan raken in bewegende delen van de
motorfiets.
Controleer of de bandenspanning die waarden aangeeft
zoals staat aangegeven op pag.54 en controleer of de
banden in goede staat zijn.
8
Identificatiegegevens van de motorfiets
Elke Ducati motorfiets kan worden onderscheiden door
twee identificatienummers op respectievelijk het frame
(afb. 1) en op de motor (afb. 2).
Framenummer
Motornummer
Opmerkingen
Deze nummers geven het model aan en dienen te
worden vermeld bij het bestellen van reserveonderdelen.
NL
afb. 1
afb. 2
9
BEDIENING VAN DE MOTORFIETS
NL
1
Opgelet
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waar de bediening
zit, die dient te worden gebruikt voor het besturen de
motorfiets. Lees de beschrijvingen zorgvuldig door
voordat u de bediening gebruikt.
Plaats van de bediening op de motorfiets (afb. 3)
1) Dashboard
2) De startschakelaar en het stuurslot.
3) Stuurschakelaar links
4) De koppelingshendel
5) Chokehendel.
6) De stuurschakelaar rechts
7) Draaibare gashendel.
8) De remhendel van de voorrem
9) De versnellingspedaal
10)Het pedaal van de achterrem
10
4
8
7
3
6
5
2
9
10
afb. 3
Dashboard (afb. 4)
1) Waarschuwingslampje groot licht (blauw).
Dit gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat het
groot licht brandt.
2) Lampje richtingaanwijzers (groen).
Gaat branden en knippert zodra een van de
richtingaanwijzers wordt gebruikt.
3) Controlelampje brandstofreserve (geel).
Gaat branden als de reservebrandstof wordt aangesproken
en er dus nog ong. 3 iter brandstof in de tank zit.
4) Lampje vrijloop N (groen).
Gaat branden als de versnelling in zijn vrij staat.
5) Waarschuwingslampje motoroliedruk (rood).
Dit gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat er
onvoldoende motoroliedruk is. Het moet gaan branden
wanneer de startschakelaar in de stand ON wordt gezet, maar
moet enkele seconden na het starten van de motor uitgaan.
Soms kan dit lampje even gaan branden als de motor erg
heet is geworden, maar het zou uit moeten gaan als het
aantal toeren toeneemt.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als dit waarschuwingslampje
blijft branden aangezien u de motor kunt beschadigen.
6) Ambergeel lampje.
Gaat branden en knippert als het voertuig stil staat
(antidiefstalsysteem actief) en wordt ook gebruikt om te
controleren of het antidiefstalsysteem werkt.
Opmerkingen
Als het antidiefstalsysteem is ingeschakeld, blijft dit
lampje 24 uur lang knipperen, waarna het uitgaat maar het
antidiefstalsysteem ingeschakeld blijft.
7) EOBD lampje (ambergeel).
Als dit gaat branden, betekent dit dat de motor geblokkeerd is.
Het gaat na enkele seconden weer uit (meestal na 1.8 - 2 sec.).
8) Snelheidsmeter (km/u).
Geeft de rijsnelheid aan.
a) LCD (1):
- Kilometerteller (km).
Geeft het totaal aantal gereden kilometers aan.
- Dagteller (km).
Geeft de kilometers aan die zijn gereden vanaf de
laatste reset.
9) Toerenteller (min
-1
).
Geeft het aantal toeren per minuut aan van de motor.
b) LCD (2):
- Klok
- Olietemperatuur
7
53
6
7
8
9
10
11
5
4
3
2
1
min-1X1000
¡C
¡F
0
TOT
AMPM
TRIP
1
260
180
¡C
¡F
160
140
89
120
100
80
60
40
20
0
km/h
TOT
AMPM
TRIP
42
200
220
240
b
6
a
afb. 4
11
NL
Functies van de LCD-eenheid
Bij het inschakelen (sleutel van OFF naar ON) wordt er een
NL
Check uit van alle instrumenten (wijzers, display,
controlelampjes) zie (afb. 5 en afb. 6).
Functies van de LCD-eenheid (1)
Door op de knop (A, afb. 6) te drukken terwijl de sleutel op
ON staat, verandert de weergave van de dagteller en de
totaalteller.
De dagteller resetten
Als de knop (A, afb. 6) langer dan 2 seconden wordt
ingedrukt als de TRIP functie aan staat (dagteller), wordt
de teller op het display (LCD 1) op nul gezet.
Functies van de LCD-eenheid (2)
Door op de knop (B, afb. 6) te drukken terwijl de sleutel op
ON staat, worden de klok en de olietemperatuur
weergegeven.
De klok instellen:
Druk de knop (A, afb. 6) gedurende minimaal 2 seconden
in.
Stel AM/PM in door knop (A, afb. 6) in te drukken. Toets
(B) indrukken om het uur te kunnen instellen. De toets (A)
herhaaldelijk indrukken om de uuraanduiding te wijzigen.
Toets (B) indrukken om de minutenaanduiding te kunnen
instellen.
Toets (A) indrukken om de minutenaanduiding te wijzigen;
als men deze langer dan 5 seconden ingedrukt houdt,
tellen de minuten sneller. Toets (B) indrukken om het
klokmenu te sluiten.
12
OFF
140
120
100
160
80
60
40
20
0
180
200
220
240
260
km/h
6
7
5
4
3
2
1
0
min-1X1000
8
9
10
11
afb. 5
CHECK
120
140
100
80
60
40
20
0
160
180
200
220
240
260
km/h
¡C
TOT
¡F
AMPM
TRIP
6
7
5
4
3
2
1
0
TOT
AMPM
TRIP
min-1X1000
8
9
10
11
¡C
¡F
2
1
A
B
afb. 6
De olietemperatuur
Als de temperatuur van de olie onder 50 °C/122 °F komt,
verschijnt op het display de lettercombinatie "LO"; als deze
hoger dan 170 °C/338 °F wordt, verschijnt de combinatie
"HI".
Controlelampje brandstofpeil
Als het controlelampje van het brandstofpeil gaat branden,
verschijnt op het display het woord "FUEL".
Waarschuwing onderhoud
Na de eerste 1000 km/621 mijl en vervolgens na elke
10.000 km/ 6210 mijl wordt, elke keer als de sleutel op de
ON-stand gezet wordt, gedurende 5 seconden in het
display de melding "MAInt" weergegeven, wat aangeeft
dat het tijd is voor de periodieke onderhoudsbeurt.
Achterverlichting
Als de toets (B, afb. 6) binnen 5 seconden wordt ingedrukt
met de sleutel in de ON-stand, verandert bij elke druk op
de genoemde knop de lichtsterkte van het dashboard.
Opgelet
Bedien het dashboard alleen als de motorfiets
stilstaat.
Bedien voor geen enkele reden het dashboard terwijl u
rijdt.
NL
13
Antidiefstalsysteem
Voor een betere beveiliging tegen diefstal is het voertuig
NL
uitgerust met een elektronisch antidiefstalsysteem
(IMMOBILIZER) dat de motor blokkeert en dat
automatisch wordt ingeschakeld telkens als het
instrumentenpaneel wordt uitgezet.
Elke sleutel heeft in de sleutelring een elektronisch
mechanisme dat het signaal verwerkt dat telkens als het
voertuig wordt gestart door een speciale antenne in de
stuurschakelaar wordt uitgezonden. Dit signaal is een
"wachtwoord" dat telkens als de sleutel in het contact
gestoken wordt anders is en waarmee de computer de
sleutel herkent zodat de motor gestart kan worden.
Sleutels (afb. 7)
Samen met het voertuig worden de volgende sleutels
geleverd:
- 1 sleutel A (ROOD)
- 2 sleutels B (ZWART)
Opgelet
Rond de rode sleutel A zit een rubberen bescherming
die belet dat de sleutel in contact kan komen met de
andere sleutels en dus beschadigd raakt. Haal deze
bescherming er niet af, tenzij in geval van nood.
De B-sleutels zijn de normaal te gebruiken sleutels en
dienen voor:
- het starten.
- het openen van de tankdop.
- het afsluiten van het zadel.
14
De A-sleutel heeft dezelfde functies, maar men kan er
andere zwarte sleutels mee wissen en herprogrammeren,
indien nodig.
Opmerkingen
Samen met de drie sleutels wordt ook een plaatje (1)
geleverd waarop het identificatienummer van de sleutels
staat.
Opgelet
Haal de sleutels en het plaatje (1) uit elkaar en bewaar
het plaatje en de A-sleutel op een veilige plaats.
Wij raden bovendien aan slechts 1 van de zwarte sleutels
te gebruiken om de motorfiets te starten.
B
A
1
afb. 7
Codekaart
Bij de sleutels hoort ook de CODEKAART (afb. 8) waarop
de elektronische code staat (A, afb. 9), te gebruiken als de
motor blokkeert en dus starten dmv key-on niet mogelijk
is.
Opgelet
De CODEKAART dient op een veilige plaats te
worden bewaard. Wij raden de gebruiker aan altijd de
elektronische code die op de CODEKAART bij zich te
hebben om de motor te deblokkeren door middel van de
starthendelprocedure.
De volgende procedure biedt de gebruiker daarom de
mogelijkheid om, in geval van problemen met het
antidiefstalsysteem, de functie “motor blokkeren” uit te
schakelen, wat wordt weergegeven doordat het
ambergele EOBD-controlelampje (7, afb. 4) gelijktijdig gaat
branden.
Dit kan men alleen als men de elektronische code
(electronic code) kent die op de codekaart staat.
NL
afb. 8
A
afb. 9
15
Het antidiefstalsysteem uitschakelen met de
gashendel
NL
1) De sleutel op ON zetten en de gashendel helemaal
opendraaien en in deze stand houden.
Het EOBD-waarschuwingslampje (7, afb. 4) gaat na 8
seconden uit.
2) De gashendel loslaten zodra het EOBD-lampje uitgaat.
3) Het EOBD-lampje zal nu opnieuw gaan branden, maar
knippert. Toets nu de elektronische deblokkeer-code
in die op de CODEKAART staat, die de dealer aan de
klant heeft aflevering van de motor.
4) Tel het aantal keren dat het EOBD-controlelampje (7,
afb. 4) knippert, dat gelijk dient te zijn aan het eerste
cijfer van de geheime code.
De starthendel 2 seconden lang helemaal opendraaien
en dan loslaten. Op deze manier herkent de computer
het cijfer, het EOBD-lampje gaat continu branden en
blijft 4 seconden lang branden. Herhaal de
handelingen totdat alle cijfers zijn ingevoerd.
Wanneer men geen gas geeft, zal het controlelampje
EOBD 20 keer knipperen, vervolgens blijft het branden
en de procedure dient vanaf punt (1) herhaald te
worden.
5) Als de starthendel nu wordt losgelaten en de code is
correct ingevoerd, zal het EOBD-lampje gaan
knipperen om te bevestigen dat de motor niet meer
geblokkeerd is. Het lampje gaat na 4 seconden uit.
16
6) Als de code NIET goed is ingevoerd, blijft het EOBDlampje branden en is het mogelijk de handelingen te
herhalen door de sleutel opnieuw op OFF te zetten en
opnieuw te beginnen bij punt (1).Dit kan een
onbeperkt aantal keer herhaald worden.
Opmerkingen
Als de hendel te snel wordt losgelaten, zal het lampje
weer gaan branden en dient men de sleutel op OFF te
zetten en opnieuw te beginnen vanaf punt (1).
Werking
Telkens als de schakelaarsleutel van ON op OFF wordt
gezet, blokkeert het beveiligingsysteem de motor. Op het
moment dat de motor wordt gestart, door de sleutel van
OFF op ON te zetten:
1) gaat, als de code wordt herkend, het controlelampje (6,
afb. 4), op het instrumentenpaneel, kort knipperen; het
beveiligingssysteem heeft de code van de sleutel
herkend en schakelt de motorblokkering uit. Door op de
START-knop (3, afb. 14.1) te drukken, start de motor;
2) blijven het controlelampje (6, afb. 4) of het EOBDlampje (7, afb. 4) branden, als de code niet wordt
herkend. In dit geval is het raadzaam de sleutel eerst
op OFF en dan weer op ON te zetten en, als de
blokkering nog niet uitgeschakeld wordt, dan met de
andere zwarte sleutel proberen te starten.
Als de motor nog niet start, dient men contact op te
nemen met hulpdienst van DUCATI.
3) Als het controlelampje (6, afb. 4) blijft knipperen
betekent dit dat het alarm van het anti-diefstalsysteem
is opgeheven (bijvoorbeeld door het deblokkeren via
de knop). Als de sleutel op OFF en dan weer op ON
wordt gezet, moet het lampje van het systeem weer
normaal gaan werken (zie punt 1).
Opgelet
Hard stoten kan de elektronische onderdelen in de
sleutel beschadigen
Gebruik altijd dezelfde sleutel tijdens de procedure. Als u
een andere sleutel gebruikt, kan het zijn dat het systeem
de sleutelcode niet herkent.
Sleutels laten bijmaken
Als de klant duplicaten van de sleutels nodig heeft, dient
hij zich tot de technische servicecentra van DUCATI te
wenden en alle sleutels die hij nog in zijn bezit heeft met
zich mee te nemen samen met de CODEKAART.
De technische service van DUCATI programmeert (tot een
maximum van 8 sleutels) alle nieuwe en oude sleutels.
De technische service van DUCATI kan de klant verzoeken
te bewijzen dat hij de rechtmatige eigenaar van het
voertuig is.
Sleutelcodes die niet worden overhandigd tijdens de
programmeringsprocedure, worden uit het geheugen
gewist zodat sleutels die eventueel zoek zijn geraakt, niet
meer kunnen worden gebruikt om de motor te starten.
Opmerkingen
Als de motor van eigenaar wisselt, dienen aan hem
ook alle sleutels en de CODEKAART te worden
overhandigd.
17
NL
Contactschakelaar en stuurslot (afb. 10)
Deze zit voor de brandstoftank en heeft vier standen:
NL
A) ON: stelt de lichten en de motor in werking;
B) OFF: schakelt de werking van de lichten en de motor uit;
C) LOCK: het stuur is vergrendeld;
D) P: parkeerlicht en stuurslot.
Opmerkingen
Om de contactsleutel in deze laatste twee standen te
zetten, dient men de sleutel in het contact te duwen en er
dan aan te draaien. De sleutel kan uit het contact worden
getrokken in de standen (B), (C) en (D).
18
afb. 10
Stuurschakelaar links (afb. 11)
1) Lichtschakelaar met twee standen:
stand = dimlicht aan;
stand = groot licht aan.
2) Knop = richtingaanwijzer met drie standen:
middelste stand = uit;
stand = linksaf;
stand = rechtsaf.
Om de richtingaanwijzer uit te schakelen, drukt u het
hendeltje in zodra deze weer in het midden staat.
3) Knop = claxon.
NL
4) Knop = groot licht.
afb. 11
19
De koppelingshendel (afb. 12)
Als de koppelingshendel (1) in werking wordt gesteld,
NL
wordt de transmissie van de motor naar de koppeling, en
dus naar het aandrijfwiel, onderbroken. Het gebruik van
deze handel is zeer belangrijk tijdens alle rijfasen, vooral bij
het starten.
Belangrijk
Als de koppeling op een correcte manier gebruikt
wordt, gaat de motor langer mee en voorkomt u
beschadigingen aan de transmissiedelen.
Opmerkingen
De motor kan gestart worden als hij zijn vrij en op de
standaard staat, of als de motor in zijn versnelling staat
door de koppelingshendel aangetrokken te houden (in dit
geval moet de standaard ingeklapt zijn).
20
afb. 12
Chokehendel (afb. 13)
De chokehendel is om het starten met een koude motor te
vergemakkelijken en een groter minimumtoerental toe te
staan na het starten.
Standen van de chokehendel:
A) = niet ingeschakeld;
B) = helemaal ingeschakeld.
De hendel kan op tussenstanden worden gezet om de
motor geleidelijk aan warm te laten lopen (zie pag 34).
Belangrijk
Gebruik de chokehendel niet als de motor warm is.
Niet rijden als de chokehendel is ingeschakeld.
NL
A
B
afb. 13
21
Stuurschakelaar rechts (afb. 14.1)
1) Schakelaar MOTOR UIT, met twee standen:
NL
stand (RUN) = rijden;
stand (OFF) = uitschakelen van de motor.
Opgelet
Deze schakelaar dient vooral om de motor snel uit te
kunnen zetten in noodgevallen. Als de motor uit staat, zet
men deze schakelaar weer in stand om het voertuig
weer te kunnen starten
Belangrijk
Als u na het rijden de motor uitzet met de
noodstopschakelaar (1) terwijl de lichten nog branden en
de startsleutel staat nog op ON, kan de accu leeg raken
omdat het licht blijft branden.
2) Knop = motor starten.
22
1
2
afb.
De draaibare gashendel (afb. 14.2)
Met de draaibare gashendel (1), aan de rechterkant van het
stuur, opent men de gaskleppen. Als de hendel wordt
losgelaten, keren deze automatisch terug in de
oorspronkelijke minimumstand.
NL
2
1
De remhendel van de voorrem (afb. 14.2)
Als men de hendel (2) in de richting van de gashendel
trekt, remt men met de voorrem. Lichtjes trekken is
voldoende omdat dit mechanisme hydraulisch werkt.
Opgelet
Lees voordat u de bediening gebruikt, de instructies
op pag. 36.
afb.
23
Het pedaal voor de achterrem (afb. 15)
Om met de achterrem te remmen, drukt men het pedaal
NL
(1) met de voet in.
Dit is een hydraulisch remsysteem.
Het koppelingspedaal (afb. 16)
De ruststand van het koppelingspedaal is in het midden (N)
waarin hij automatisch terugkeert en kan twee kanten op
bewegen:
naar beneden = het pedaal indrukken voor de 1
ste
versnelling en om terug te schakelen. Bij deze beweging
gaat het waarschuwingslampje N op het
instrumentenpaneel uit;
naar boven = het pedaal naar boven trekken voor de 2
vervolgens de 3
de
, 4de 5de en 6
de
versnelling.
de
en
Elke verplaatsing van het pedaal staat voor maar een
verandering van versnelling.
24
1
afb. 15
6
5
4
3
2
N
1
afb. 16
De stand van de koppelingspedaal en achterrem
De stand van de koppelingshendel en de achterrembediening
kan, met betrekking tot de betreffende treeplanken, aan de
behoeften van elke bestuurder worden aangepast.
De stand van de versnellingspedaal kan op de volgende
manier aangepast worden:
de stang (1) vasthouden en de contramoeren (2) en (3)
losdraaien.
Opmerkingen
De moer (2) heeft linkse schroefdraad.
NL
1
Draai stang (1) door middel van een open steeksleutel op
de zeshoekige kant totdat het pedaal op de gewenste
positie staat.
Beide contramoeren tegen de stang vastdraaien.
De positie van de achterremhendel kan op de volgende
manier aangepast worden:
De contramoer (4) losdraaien.
Aan de regelschroef (5) van het pedaal draaien totdat deze
op de gewenste positie staat.
De contramoer (4) vastdraaien.
Controleer, door met de hand op het pedaal te drukken, of
deze een speling van ongeveer 1,5÷2 mm heeft voordat u
ermee remt.
Als de speling niet correct is, past u de lengte van het
pompstangetje op de volgende manier aan:
De contramoer (6) op het pompstangetje losdraaien.
Het stangetje op het gaffeltje (7) aandraaien voor meer
speling en losdraaien voor minder speling.
De contramoer (6) vastdraaien en de speling opnieuw
controleren.
3
2
afb. 17
6
5
7
4
afb. 18
25
BELANGRIJKSTE ELEMENTEN EN
MECHANISMEN
NL
Plaats van deze elementen op de motorfiets
(afb. 19)
1) Brandstoftankdop
2) Zadelslot.
3) Pin voor kabeltje van de helmhouder.
4) Passagiershandgreep.
5) Zijstandaard
6) Achteruitkijkspiegeltjes.
7) Regelknoppen voor achterste schokdemper.
8) Tilstang tank.
9) Zadelbedekking (exclusief 620DARK).
10)Borgstang tank.
11)Katalysator
6
11
5
1
7
4
9
2
26
10
8
9
3
afb. 19
Dop van de brandstoftank (afb. 20)
Openen
Het beschermkapje (1) openmaken en de sleutel in het slot
steken. De sleutel 1/4 slag naar rechts draaien om het slot
te openen.
De dop optillen.
De dop sluiten
De dop sluiten met de sleutel en deze er goed induwen.
De sleutel naar links draaien totdat het slot weer in zijn
oorspronkelijke stand staat en de sleutel eruit halen Het
beschermkapje (1) op het slot sluiten.
Opmerkingen
De dop kan alleen worden gesloten als de sleutel erin
zit.
Opgelet
Telkens als men getankt heeft (zie pag. 38), dient
men te controleren of de dop goed op zijn plaats zit en op
slot zit.
1/4
OPEN
0
NL
1
afb. 20
27
Zadelslot en helmhouder
NL
Openen
De sleutel in het slot steken en naar rechts draaien om het
zadel los te maken. Trek het zadel naar achteren, uit de
voorste grendels.
Achteraan in de ruimte onder het zadel zit de helmhouder
(1) ( zie pag. 40). Steek de kabel door de helm en plaats de
pin (2) aan het uiteinde van de kabel. Laat de helm hangen
en monteer het zadel weer om de helm vast te maken.
Opgelet
Dit mechanisme dient om de helm te beveiligen als
men de motor ergens parkeert. Laat de helm niet op deze
manier vastgemaakt op de motorfiets zitten tijdens het
rijden; de helm kan uw bewegingen tijdens het rijden
belemmeren en u kunt de controle over het voertuig
verliezen.
De dop sluiten
Controleer of alle elementen op hun plaats zitten en goed
zijn vastgemaakt in de ruimte onder het zadel. Plaats de
voorste uiteinden van de zadelbodem onder de houder van
het frame en duw vervolgens op het achterste uiteinde
van het zadel totdat de klik van de slotvergrendeling
hoorbaar is. Controleer of het zadel stevig op het frame
vastzit en haal de sleutel uit het slot.
28
0
1
afb. 21
2
1
afb. 22
Zijstandaard (afb. 23)
Belangrijk
Voordat u de zijstandaard gebruikt, controleert u of
het oppervlak waarop u hem wenst te zetten stevig en vlak
genoeg is.
Zachte grond, grind, door de zon verwarmd asfalt
enzovoorts kunnen ervoor zorgen dat de geparkeerde
motorfiets omvalt, met eventuele schade tot gevolg.
Als u op een helling parkeert, dient u het achterwiel altijd
in de richting van de helling die naar beneden gaat te
plaatsen.
Om de zijstandaard open te klappen, drukt u met uw voet
(terwijl u beide handen op het stuur van de motorfiets
houdt) tegen de standaard (1) en duwt u deze helemaal uit.
Laat de motorfiets naar links overhellen om de standaard
op de grond te zetten.
Opgelet
Blijf niet op de motor als deze op de zijstandaard
staat.
Om de zijstandaard in de ruststand in te "klappen"
(horizontaal) zet men de motorfiets recht en duwt men
tegelijkertijd de standaard met de voet naar boven (1).
Opmerkingen
Wij raden aan regelmatig te controleren of het
systeem waarmee de standaard in zijn ruststand blijft
zitten (twee in elkaar gedraaide trekveren) en de
veiligheidssensor (2) goed functioneren.
Opmerkingen
De motor kan gestart worden als hij zijn vrij en op de
standaard staat, of als de motor in zijn versnelling staat
door de koppelingshendel aangetrokken te houden (in dit
geval moet de standaard ingeklapt zijn).
2
1
afb. 23
NL
29
Loading...
+ 117 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.