Dit document is auteursrechtelijk beschermd door DJI, met alle rechten voorbehouden. Tenzij
anders geautoriseerd door DJI, komt u niet in aanmerking om het document of enig deel van
het document te gebruiken of anderen toe te staan het te gebruiken door het document te
reproduceren, over te dragen of te verkopen. Gebruikers mogen dit document en de inhoud
ervan alleen raadplegen als gebruiksaanwijzing voor DJI UAV. Het document mag niet voor
andere doeleinden worden gebruikt.
Zoeken naar trefwoorden
Zoek naar trefwoorden, zoals "accu" en "installeren", om een onderwerp te vinden. Als u
Adobe Acrobat Reader gebruikt om dit document te openen, druk dan op Ctrl+F (Windows)
of Command+F (Mac) om een trefwoord in te vullen en een zoekopdracht te starten.
Naar een onderwerp navigeren
Bekijk de volledige lijst van onderwerpen in de inhoudsopgave. Klik op een onderwerp om
naar dat gedeelte te navigeren.
Dit document afdrukken
Dit document ondersteunt afdrukken met hoge resolutie.
Wijzigingenlogboek
VersieDatumWijzigingen
v1.22023.12Zichtassistent (Vision Assist), Automatische mode voor Actieve
opname (ActiveTrack), Zichtpositionerings- en Obstakeldetectieschakelaar enz. toegevoegd.
v1.42024.06Ondersteuning toegevoegd voor Verbeterde transmissie in sommige
landen en regio's.
DJI Mini 4 Pro
Gebruikshandleiding
Het gebruik van deze handleiding
Verklaring van de symbolen
BelangrijkHints en tipsVerwijzing
Lees eerst het volgende voordat u aan de slag gaat
DJITM biedt gebruikers instructievideo's en de volgende documenten.
1. Veiligheidsrichtlijnen
2. Snelstartgids
3. Gebruikershandleiding
Het wordt aanbevolen om ook alle instructievideo's te bekijken en de veiligheidsrichtlijnen te
lezen voordat u aan de slag gaat. Bereid u voor op uw eerste vlucht door de snelstartgids door
te nemen en deze gebruikershandleiding voor meer informatie te raadplegen.
Instructievideo’s
Ga naar het onderstaande adres of scan de QR-code om de instructievideo te bekijken, waarin
u kunt zien hoe u het product veilig kunt gebruiken:
https://s.dji.com/guide66
Download de DJI Fly-app
Zorg ervoor dat u DJI Fly tijdens de vlucht gebruikt. Scan de QR-code bovenaan om de nieuwste
versie te downloaden.
• De DJI Fly-app is al op de afstandsbediening met scherm geïnstalleerd. Gebruikers
moeten bij gebruik van de afstandsbediening zonder scherm DJI Fly naar hun mobiele
apparaat downloaden.
• Zie https://www.dji.com/downloads/djiapp/dji-fly om de versies van het Android- en
iOS-besturingssysteem te controleren die door DJI Fly worden ondersteund.
* Voor extra veiligheid is het vliegen beperkt tot een hoogte van 30meter en een bereik van 50 meter
wanneer de drone tijdens het vliegen niet gekoppeld is of niet aangemeld is bij de app. Dit geldt voor DJI Fly
en alle apps die compatibel zijn met de DJI-drone.
• De bedrijfstemperatuur van dit product is -10 °C tot 40 °C. Het voldoet niet aan de
standaard bedrijfstemperatuur voor militaire toepassingen (-55 °C tot 125 °C), die
vereist is om een grotere diversiteit aan omgevingsvariabelen te doorstaan. Gebruik het
product op de juiste manier en alleen voor toepassingen die voldoen aan de vereisten
die binnen die klasse voor het bereik van de bedrijfstemperatuur gelden.
Verklaring van de symbolen 3
Lees eerst het volgende voordat u aan de slag gaat 3
Instructievideo’s 3
Download de DJI Fly-app 3
Download DJI Assistant 2 4
Kenmerken van het product 9
Inleiding 9
Belangrijkste functies 9
Voor de eerste keer gebruiken 10
Voorbereiding van de drone 10
Voorbereiding van de afstandsbediening 12
De drone activeren 13
Verbind de drone en de afstandsbediening 13
Firmware-update 13
Schema 14
Drone 14
DJI RC 2-afstandsbediening 15
DJI RC-N2-afstandsbediening 16
Vlucht en veiligheid 19
Vereisten ten aanzien van de vliegomgeving 19
De drone op verantwoorde wijze besturen 20
Beperkingen op het vliegen 20
GEO (Geospatial Environment Online)-systeem 20
Vluchtlimieten 21
Limieten voor vlieghoogte en afstand 21
GEO-zones ontgrendelen 22
Checklist ter voorbereiding van de vlucht 23
Basisvlucht 23
Automatisch opstijgen/landen 23
De motoren starten/stoppen 24
De drone besturen 25
Procedures voor opstijgen/landen 26
Video met suggesties/tips 26
Het gebruik van DJI Fly 114
Het gebruik van DJI Assistant 2 (consumentendrones-serie) 114
Verbeterde transmissie 115
De nano-simkaart installeren 116
De DJI Mobiele dongle 2 in de drone installeren 116
Verbeterde transmissie gebruiken 118
Beveiligingsstrategie 119
Opmerkingen over gebruik van de afstandsbediening 119
4G-netwerkvereisten 119
Checklist na de vlucht 120
Instructies voor onderhoud 120
Procedures voor probleemoplossing 121
Risico en waarschuwingen 122
Verwijdering 122
C0- and C1-certificering 122
Informatie over naleving van FAR-ID op afstand 128
Aftersales-informatie 129
Dit hoofdstuk introduceert de belangrijkste
kenmerken van het product.
DJI Mini 4 Pro
Gebruikshandleiding
Kenmerken van het product
Inleiding
De DJI Mini 4 Pro heeft zowel een omnidirectioneel zichtsysteem als een 3D-infrarooddetectiesysteem.
Het kan zweven, binnen en buiten vliegen en automatische terugkeren naar de thuisbasis terwijl
obstakels in alle richten worden gedetecteerd. De drone heeft ook een inklapbaar en compact
ontwerp, met een gewicht van minder dan 249 g. De drone heeft een maximale vliegtijd van 34
minuten bij gebruik met de Intelligent Flight Battery en 45 minuten met de Intelligent Flight Battery
Plus.
De drone werkt is compatibel met zowel de DJI RC 2- als DJI RC-N2-afstandsbedieningen.
Raadpleeg het hoofdstuk Afstandsbediening voor meer informatie.
Belangrijkste functies
Gimbal en camera:
sensorcamera, maakt de DJI Mini 4 Pro video in 4K 60 fps, 4K 100 fps en 48 MP-foto's. Het
ondersteunt ook het schakelen tussen de liggende modus en de portretmodus met één tik
in DJI Fly. De nieuw toegevoegde 10-bits D-Log M-kleurmodus biedt een comfortabelere
ervaring voor kleurcorrectie na de productie, terwijl HLG een beter dynamisch bereik en betere
kleurweergaveprestaties biedt.
Videotransmissie:
een maximaal transmissiebereik van 20 km en videokwaliteit tot 1080p 60 fps bieden van de
drone naar de DJI Fly-app. De afstandsbediening werkt op zowel 2,4, 5,8 en 5,1 GHz en kan
automatisch het beste transmissiekanaal selecteren.
Intelligente vluchtmodi:
snel obstakels in alle richtingen detecteren en omzeilen terwijl de gebruiker de drone bestuurt
voor een veiligere vlucht en vloeiendere beelden. Intelligente vluchtmodi zoals FocusTrack,
MasterShots, QuickShots, Hyperlapse, Waypoint Flight en Cruise Control stellen gebruikers in
staat om moeiteloos lmische video's vast te leggen.
• De maximale vliegsnelheid is getest op zeeniveau zonder wind. De maximale vliegtijd
werd getest in een windvrije omgeving tijdens een vlucht met een constante snelheid
van 21,6 km/u (13,4 mph). De maximale vliegsnelheid werd getest op zeeniveau zonder
wind.
• De afstandsbedieningsapparaten bereiken het maximale zendbereik (FCC) in een
grote open ruimte zonder elektromagnetische interferentie op een hoogte van circa
120meter. De maximale transmissieafstand heeft betrekking op de maximale afstand
waarop de drone nog kan verzenden en ontvangen. Het verwijst niet naar de maximale
afstand die de drone in één enkele vlucht kan vliegen.
• 5,8 GHz wordt in sommige regio's niet ondersteund, waardoor deze automatisch wordt
uitgeschakeld. Houd altijd rekening met de plaatselijke wet- en regelgeving.
• 5,1 GHz kan alleen worden gebruikt in landen en regio's waar het is toegestaan door
lokale wet- en regelgeving.
Met een volledig gestabiliseerde 3-assige gimbal en een 1/1,3"
Met DJI's O4-technologie voor langeafstandstransmissie, kan de drone
Met het Advanced Pilot Assistance System (APAS) kan de drone
• De Intelligent Flight Battery Plus moet afzonderlijk worden aangeschaft en wordt alleen
in enkele landen en regio's verkocht. Bezoek de officiële DJI online store voor meer
informatie.
• Het maximale opstijggewicht is meer dan 249 g als de drone wordt gebruikt met de
Intelligent Flight Battery Plus. Zorg ervoor dat u de lokale wet- en regelgeving over het
opstijggewicht in acht neemt.
Voor de eerste keer gebruiken
Klik op de onderstaande link of scan de QR-code
om de instructievideo te bekijken.
https://s.dji.com/guide66
Voorbereiding van de drone
In de fabriek worden alle armen voorafgaand aan het verpakken van de drone ingeklapt. Volg
onderstaande stappen om de drone uit te klappen.
1. Iedere Intelligent Flight Battery bevindt zich vóór verzending in de slaapstand, om de
veiligheid te garanderen. Laad de accu's voor de eerste keer op om ze te activeren. Sluit de
USB-lader aan op de USB-C-poort van de drone om op te laden. De accu wordt geactiveerd
wanneer deze begint op te laden.
4. Klap de achterste armen uit, gevolgd door de voorste armen en vervolgens alle
propellerbladen.
• Het wordt aanbevolen om de DJI 30W USB-C-lader of andere USB-voedingsladers te
gebruiken.
• De maximale laadspanning voor de oplaadpoort van de drone is 12 V.
• Zorg dat de gimbalbescherming verwijderd is en alle armen en propellers uitgeklapt
zijn voordat u de drone inschakelt. Anders kan dit de zelfdiagnose van de drone
beïnvloeden.
• Het wordt aanbevolen de gimbalbeschermer en de propellerhouder te bevestigen
wanneer de drone niet in gebruik is.
1. Haal de joysticks uit de opbergsleuven en monteer ze op de afstandsbediening.
2
2. Vouw de antennes uit.
3. De afstandsbediening moet worden geactiveerd voorafgaand aan het eerste gebruik. Ook is
er een internetverbinding vereist voor activering. Druk en druk vervolgens opnieuw, en houd
de aan-/uitknop ingedrukt om de afstandsbediening in te schakelen. Volg de aanwijzingen
op het scherm om de afstandsbediening te activeren.
1
DJI RC-N2
1. Haal de joysticks uit de opbergsleuven en monteer ze op de afstandsbediening.
2. Trek de houder van het mobiele apparaat eruit. Kies de juiste kabel voor de
afstandsbediening op basis van het poorttype van uw mobiele apparaat (een Lightningconnectorkabel en een USB-C-kabel zijn inbegrepen in de verpakking). Plaats uw mobiele
apparaat in de houder en sluit vervolgens het uiteinde van de kabel zonder het logo van de
afstandsbediening aan op uw mobiele apparaat. Zorg ervoor dat uw mobiele apparaat stevig
op zijn plaats zit.
• Als er een melding verschijnt met betrekking tot de USB-aansluiting wanneer een
mobiel Android-apparaat wordt gebruikt, selecteer dan de optie om alleen op te laden.
Andere opties kunnen ervoor zorgen dat de verbinding mislukt.
Gebruikshandleiding
De drone activeren
De drone moet vóór het eerste gebruik worden geactiveerd. Druk en druk vervolgens opnieuw,
en houd de aan/uit-knop ingedrukt om respectievelijk de drone en de afstandsbediening in te
schakelen en volg vervolgens de aanwijzingen op het scherm om de drone te activeren met DJI
Fly. Voor het activeren van het product is een internetverbinding vereist.
Verbind de drone en de afstandsbediening
Na activering wordt de drone automatisch verbonden met de afstandsbediening. Als de
automatische verbinding mislukt, volg dan de aanwijzingen op het scherm van DJI Fly om de
drone en de afstandsbediening te verbinden voor optimale garantieservices.
Firmware-update
Er verschijnt een melding in DJI Fly wanneer er nieuwe firmware beschikbaar is. Werk de
firmware bij wanneer daarom wordt gevraagd om een optimale gebruikerservaring te
garanderen.
van de drone te besturen. Stel in DJI Fly
de joystickmodus in. De joysticks zijn
afneembaar en gemakkelijk op te bergen.
2. Antennes
Verzenden van draadloze
dronebesturings- en videosignalen.
3. Statusled
Geeft de status van de afstandsbediening
aan.
4. Ledlampjes voor accuniveau
Toont het huidige accuniveau van de
afstandsbediening.
5. Knop voor Vliegpauze/Terug naar
thuisbasis (RTH)
Druk eenmaal om de drone te laten
remmen en op zijn plaats te laten
stilhangen (alleen wanneer GNNS of
zichtsystemen beschikbaar zijn). Druk en
houd ingedrukt om RTH te starten. Druk
nogmaals om RTH te annuleren.
6. Vliegmodusschakelaar
Om te schakelen tussen drie vliegmodi:
Cine-, normale en sportmodus.
7. Aan/uit-knop
Druk eenmaal om het huidige accuniveau
te controleren. Druk, druk vervolgens
opnieuw, en houd ingedrukt om de
afstandsbediening in of uit te schakelen.
Wanneer de afstandsbediening is
11
12
15
ingeschakeld, druk dan eenmaal op om
het touchscreen in of uit te schakelen.
13
14
8. Touchscreen
Raak het scherm aan om de
afstandsbediening te bedienen. Merk op
dat het touchscreen niet waterdicht is.
Bedien voorzichtig.
9. USB-C-poort
Voor het opladen en aansluiten van de
afstandsbediening op uw computer.
10. Sleuf voor microSD-kaart
Voor het plaatsen van een microSD-kaart.
11. Gimbalwiel
Bedient de kantelhoek van de camera.
12. Opnameknop
Druk eenmaal om de opname te starten
of te stoppen.
13. Keuzeknop voor camerabediening
Voor zoomregeling. Stel de functie in
DJI Fly in door naar Cameraweergave
> Instellingen > Bediening >
Knopaanpassing, te gaan.
14. Scherpstellings-/sluiterknop
Druk de knop half in om automatisch
scherp te stellen en druk de knop
helemaal in om een foto te maken.
Druk eenmaal op deze knop om in
opnamestand naar de fotostand over te
schakelen.
portretmodus. Stel de functie in DJI Fly in
door naar Cameraweergave > Instellingen
> Bediening > Knopaanpassing, te gaan.
DJI RC-N2-afstandsbediening
10
6
5
2
3
4
11
12
9
8
7
1
1718
16
18. Aanpasbare C1-knop
Schakel tussen het recente gebruik van
de gimbal en het naar beneden wijzen
van de gimbal. Stel de functie in DJI Fly in
door naar Cameraweergave > Instellingen
> Bediening > Knopaanpassing, te gaan.
15
1314
1. Aan/uit-knop
Druk eenmaal om het huidige accuniveau
te controleren. Druk, druk vervolgens
opnieuw, en houd ingedrukt om de
afstandsbediening in of uit te schakelen.
2. Vliegmodusschakelaar
Om te schakelen tussen drie vliegmodi:
Cine-, normale en sportmodus
.
3. Knop voor Vliegpauze/Terug naar
thuisbasis (RTH)
stilhangen (alleen wanneer GNNS of
zichtsystemen beschikbaar zijn). Druk en
houd ingedrukt om RTH te starten. Druk
nogmaals om RTH te annuleren.
4. Ledlampjes voor accuniveau
Toont het huidige accuniveau van de
afstandsbediening.
5. Joysticks
Gebruik de joysticks om de bewegingen
van de drone te besturen. Stel in DJI Fly
de joystickmodus in. De joysticks zijn
afneembaar en gemakkelijk op te bergen.
DJI Mini 4 Pro
Gebruikshandleiding
6. Aanpasbare knoppen
Druk eenmaal om de gimbal opnieuw
te centreren of richt de gimbal naar
beneden. Druk twee keer om te schakelen
tussen liggende en portretmodus.
Stel de functie in DJI Fly in door naar
Cameraweergave > Instellingen >
Bediening > Knopaanpassing, te gaan.
7. Wisselen foto/video
Druk eenmaal om te schakelen tussen de
foto- en videostand.
8. Kenmerken van de
afstandsbedieningskabel
Sluit aan op een mobiel apparaat om
video te koppelen via de kabel van de
afstandsbediening. Selecteer de kabel
die bij het type poort van uw mobiele
apparaat hoort.
9. Houder mobiel apparaat
Om het mobiele apparaat stevig op de
afstandsbediening te monteren.
10. Antennes
Verzenden van draadloze
dronebesturings- en videosignalen.
11. USB-C-poort
Voor het opladen en aansluiten van de
afstandsbediening op uw computer.
12. Opbergsleuf voor joysticks
Voor het opbergen van de joysticks.
13. Gimbalwiel
Bedient de kantelhoek van de camera.
Houd de aanpasbare knop ingedrukt
om het gimbalwieltje te gebruiken voor
zoombediening.
In dit hoofdstuk worden veilige
vliegpraktijken, vliegbeperkingen,
basis vliegactiviteiten en de intelligente
vliegmodi beschreven.
DJI Mini 4 Pro
Gebruikshandleiding
Vlucht en veiligheid
Na het voltooien van de voorbereiding voor de vlucht, wordt aanbevolen om uw
vliegvaardigheden te trainen en veilig te oefenen met vliegen. Kies een geschikt gebied om in te
vliegen volgens de volgende vliegvereisten en -beperkingen. Houd u bij het vliegen strikt aan de
lokale wet- en regelgeving. Lees vóór de vlucht de veiligheidsrichtlijnen om het product veilig te
kunnen gebruiken.
Vereisten ten aanzien van de vliegomgeving
1. Gebruik de drone NIET bij ongunstige weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist en
bij windsnelheden van meer dan 10,7 m/s.
2. Gebruik de drone alleen in open gebieden. Hoge gebouwen en grote metalen constructies
kunnen een nadelige invloed uitoefenen op de nauwkeurigheid van het kompas en het
GNNS-systeem aan boord van de drone. Stijg daarom NIET op vanaf een balkon of waar
dan ook binnen 10 m van gebouwen. Houd tijdens de vlucht een afstand van minimaal
10 m tot gebouwen. Zorg ervoor dat je na het opstijgen op de hoogte wordt gebracht met
de gesproken prompt thuisbasis is bijgewerkt voordat je verder vliegt. Als het vliegtuig is
opgestegen in de buurt van gebouwen, kan de nauwkeurigheid van het thuisbasis niet
gegarandeerd worden. In dit geval net u nauwkeurig op de huidige positie van de drone
tijdens automatische RTH. Wanneer de drone zich dicht bij de thuisbasis bevindt, wordt
geadviseerd om automatische RTH uit te zetten en de drone handmatig te bedienen om op
een passende locatie te landen.
3. De prestaties van de drone en de accu zijn beperkt bij het vliegen op grote hoogten. Vlieg
voorzichtig. De maximale opstijghoogte van de drone is 4.000 m tijdens het vliegen met
de Intelligent Flight Battery. Als de Intelligent Flight Battery Plus wordt gebruikt, daalt
de maximale opstijghoogte tot 3.000 m. Als er een propellerafscherming op de drone is
geïnstalleerd met de Intelligent Flight Battery, wordt de maximale opstijghoogte 1.500 m.
Gebruik de propellerbeschermer NIET samen met de Intelligent Flight Battery Plus.
4. De remafstand van de drone wordt beïnvloed door de vlieghoogte. Hoe hoger de hoogte,
hoe groter de remafstand. Wanneer de gebruiker op een hoogte van meer dan 3.000
m vliegt, moet de gebruiker ten minste 20 m verticale remafstand en 25 m horizontale
remafstand reserveren om de veiligheid van de vlucht te waarborgen.
5. Vermijd obstakels, drukte, bomen en water (aanbevolen hoogte is ten minste 3 m boven
water).
6. Beperk interferentie zo veel mogelijk door gebieden met een hoog niveau van
elektromagnetisme te vermijden, zoals locaties in de buurt van hoogspanningsleidingen,
basisstations, elektriciteitscentrales en zendmasten.
7. GNSS kan niet worden gebruikt voor de drone in de poolgebieden. Gebruik in plaats
daarvan het zichtsysteem.
8. Stijg NIET op vanaf bewegende objecten zoals auto's, schepen en vliegtuigen.
9. NIET opstijgen van eenkleurige oppervlakken of sterk reecterende oppervlakken zoals het
dak van een auto.
10. Gebruik de drone, afstandbediening, accu, acculader en de accu-oplaadhub NIET in de buurt
van ongevallen, brand, explosies, overstromingen, tsunami's, lawines, aardverschuivingen,
aardbevingen, stof, zandstormen, zoutnevel of schimmels.
11. Gebruik de drone, afstandsbediening, accu, acculader en de accu-oplaadhub in een droge
omgeving.
12. Gebruik de drone NIET in een omgeving met risico op brand of explosie.
13. Gebruik de drone NIET in de buurt van zwermen vogels.
Gebruikshandleiding
De drone op verantwoorde wijze besturen
Neem de volgende regels in acht om ernstig letsel en materiële schade te voorkomen:
1. Zorg ervoor dat u NIET onder invloed van verdovingsmiddelen, alcohol of drugs bent, of
lijdt aan duizeligheid, vermoeidheid, misselijkheid of andere aandoeningen die nadelige
gevolgen kunnen hebben voor uw geschiktheid om de drone veilig te besturen.
2. Schakel als de drone geland is eerst de drone zelf uit en schakel vervolgens de
afstandsbediening uit.
3. GEEN gevaarlijke ladingen, of ladingen die persoonlijk letsel of materiële schade kunnen
veroorzaken, op of bij gebouwen, personen of dieren lanceren, afvuren, laten vallen of
anderszins projecteren.
4. Gebruik GEEN drone die is neergestort of per ongeluk beschadigd, of die niet in goede staat
verkeert.
5. Zorg ervoor dat u voldoende traint en noodplannen hebt voor noodsituaties of wanneer
zich een incident voordoet.
6. Zorg ervoor dat u een vluchtplan hebt. Vlieg NIET roekeloos met de drone.
7. Respecteer de privacy van anderen wanneer u de camera gebruikt. Zorg ervoor dat u
voldoet aan de plaatselijke privacywetgeving, voorschriften en morele normen.
8. Gebruik dit product NIET om andere redenen dan voor algemeen persoonlijk gebruik.
9. Gebruik het NIET voor illegale of ongepaste doeleinden (zoals spionage, militaire operaties
of ongeoorloofd onderzoek).
10. Gebruik dit product NIET om anderen te belasteren, te misbruiken, lastig te vallen, te
belagen (stalken), te bedreigen of om op enigerlei andere wijze de rechten van anderen te
schenden (zoals privacy- en uitgaverechten).
11. Zich NIET op privé-eigendommen van anderen begeven.
Beperkingen op het vliegen
GEO (Geospatial Environment Online)-systeem
Het Geospatial Environment Online (GEO)-systeem van DJI is een wereldwijd informatiesysteem
dat realtime informatie biedt over vluchtveiligheids- en beperkingsupdates en voorkomt dat
UAV’s in beperkte luchtruimen vliegen. Onder uitzonderlijke omstandigheden kunnen beperkte
gebieden worden ontgrendeld om vluchten binnen te laten. Daarvoor moet de gebruiker een
ontgrendelingsverzoek indienen op basis van het huidige beperkingsniveau in het beoogde
vluchtgebied. Het GEO-systeem voldoet mogelijk niet volledig aan de lokale wet- en regelgeving.
Gebruikers zijn verantwoordelijk voor hun eigen vliegveiligheid en moeten de lokale autoriteiten
raadplegen over de relevante wettelijke en reglementaire vereisten voordat ze verzoeken om
een vlucht in een beperkt gebied te ontgrendelen. Ga voor meer informatie over het GEO-
Om veiligheidsredenen worden vluchten standaard beperkt, wat gebruikers helpt deze drone
veilig te gebruiken. Gebruikers kunnen vluchtlimieten instellen voor hoogte en afstand.
Hoogtelimieten, afstandslimieten en GEO-zones werken samen om de vliegveiligheid te
waarborgen wanneer GNSS beschikbaar is. Als GNSS niet beschikbaar is, kan alleen de hoogte
worden beperkt.
Limieten voor vlieghoogte en afstand
De maximale hoogte beperkt de vlieghoogte van een drone, terwijl de maximale afstand de
vliegradius van een drone rond de thuisbasis beperkt. Deze limieten kunnen worden gewijzigd
in de DJI Fly-app voor verbeterde vliegveiligheid.
Max. hoogte
Thuisbasis
Max. afstand
Hoogte van de drone
bij het opstijgen
Thuisbasis niet handmatig bijgewerkt tijdens de vlucht
Sterk GNSS-signaal
Beperkingen op het vliegenBericht in de DJI Fly-app
Max. hoogte
Max. afstand
De hoogte van de drone mag de ingestelde
waarde in DJI Fly niet overschrijden.
De rechte afstand van de drone tot de
thuisbasis mag niet groter zijn dan de max.
vliegafstand die is ingesteld in DJI Fly.
Max. vlieghoogte bereikt.
Max. vliegafstand bereikt.
Zwak GNSS-signaal
Beperkingen op het vliegenBericht in de DJI Fly-app
• De hoogte is beperkt tot 30m vanaf het
opstijgpunt als de verlichting voldoende is.
• De hoogte is beperkt tot 2m boven de grond
als de verlichting niet voldoende is en het
Max. hoogte
3D-infrarooddetectiesysteem in werking is.
• De hoogte is beperkt tot 30 m vanaf het
opstijgpunt als de verlichting niet voldoende
is en het 3D-infrarooddetectiesysteem niet
in werking is.
• Telkens wanneer de drone wordt ingeschakeld, wordt de hoogtelimiet van 2 m of 30 m
automatisch verwijderd zolang het GNSS-signaal ooit sterk wordt (GNSS-signaalsterkte
≥ 2) en de limiet niet van kracht, zelfs niet als het GNSS-signaal daarna zwak wordt.
• Als de drone door traagheid buiten het ingestelde vliegbereik vliegt, kunt u de drone
nog wel besturen, maar niet verder vliegen.
• Laat de drone om veiligheidsredenen NIET dicht in de buurt van vliegvelden, snelwegen,
treinstations, treinsporen, stadscentra of andere gevoelige gebieden vliegen. Vlieg
alleen met de drone binnen een gezichtsveld.
GEO-zones
Het GEO-systeem van DJI geeft veilige vluchtlocaties aan, biedt risiconiveaus en
veiligheidsmededelingen voor individuele vluchten en biedt informatie over beperkte
luchtruimtes. Alle gebieden met beperkte vluchten worden GEO-zones genoemd, die verder
zijn onderverdeeld in zones met beperkte toegang, autorisatiezones, waarschuwingszones,
verbeterde waarschuwingszones en hoogtezones. Gebruikers kunnen dergelijke informatie
in realtime bekijken in DJI Fly. GEO-zones zijn specieke vluchtgebieden, waaronder maar niet
beperkt tot luchthavens, grote evenementenlocaties, locaties waar openbare noodsituaties
hebben plaatsgevonden (zoals bosbranden), kerncentrales, gevangenissen, overheidsgebouwen
en militaire faciliteiten. Standaard beperkt het GEO-systeem opstijgen of vluchten binnen
zones die veiligheids- of beveiligingsproblemen kunnen veroorzaken. Een GEO-zonekaart met
uitgebreide informatie over GEO-zones over de hele wereld is beschikbaar op de ociële DJIwebsite: https://y-safe.dji.com/nfz/nfz-query.
GEO-zones ontgrendelen
Om aan de behoeften van verschillende gebruikers te voldoen, biedt DJI twee
ontgrendelingsmodi: Zelfontgrendelen en aangepast ontgrendelen. Gebruikers kunnen een
verzoek indienen op de DJI Fly Safe-website.
Zelfontgrendelen
zelfontgrendelen te voltooien, moet de gebruiker een ontgrendelingsverzoek indienen via de DJI
Fly Safe-website op https://y-safe.dji.com. Zodra het ontgrendelingsverzoek is goedgekeurd,
kan de gebruiker de ontgrendelingslicentie synchroniseren via de DJI Fly-app. Om de zone te
ontgrendelen, kan de gebruiker de drone ook rechtstreeks in de goedgekeurde autorisatiezone
laten opstijgen of de goedgekeurde autorisatiezone binnenvliegen en de aanwijzingen in DJI Fly
volgen om de zone te ontgrendelen.
Aangepast ontgrendelen
wijst door de gebruiker gedefinieerde aangepaste vluchtgebieden aan en biedt
vluchttoestemmingsdocumenten die specifiek zijn voor de behoeften van verschillende
gebruikers. Deze ontgrendelingsoptie is beschikbaar in alle landen en regio's en kan worden
aangevraagd via de DJI Fly Safe-website op https://y-safe.dji.com.
• Om de veiligheid van de vlucht te garanderen, kan de drone niet uit de ontgrendelde
zone vliegen nadat het is betreden. Als de thuisbasis zich buiten de ontgrendelde zone
bevindt, kan de drone niet naar de thuisbasis terugkeren.
is bedoeld voor het ontgrendelen van autorisatiezones. Om
is afgestemd op gebruikers met speciale vereisten. Het
DJI Mini 4 Pro
Gebruikshandleiding
Checklist ter voorbereiding van de vlucht
1. Zorg ervoor dat de propellerhouder en de gimbalbescherming zijn verwijderd.
2. Zorg dat de Intelligent Flight Battery en de propellers veilig zijn gemonteerd.
3. Zorg dat de afstandsbediening, het mobiele apparaat en de Intelligent Flight Battery volledig
zijn opgeladen.
4. Zorg dat de armen van de drone zijn uitgeklapt.
5. Controleer of de gimbal en de camera normaal functioneren.
6. Zorg dat niets de motoren blokkeert en dat de motoren normaal functioneren.
7. Zorg dat DJI Fly verbinding met de drone heeft.
8. Controleer of alle cameralenzen en sensoren schoon zijn.
9. Gebruik uitsluitend originele DJI-onderdelen of onderdelen die door DJI zijn goedgekeurd.
Niet-goedgekeurde onderdelen kunnen systeemstoringen veroorzaken en de vliegveiligheid
in het gedrang brengen.
10. Zorg ervoor dat de actie om obstakels te vermijden is ingesteld in DJI Fly en dat de
maximale vlieghoogte, maximale vliegafstand en RTH-hoogte allemaal correct zijn ingesteld
volgens de lokale wet- en regelgeving.
Basisvlucht
Automatisch opstijgen/landen
Automatisch opstijgen
De functie "Automatisch opstijgen" gebruiken:
1. Start DJI Fly en open de cameraweergave.
2. Voer alle stappen uit die op de checklist voor vluchtvoorbereiding staan.
3. Tik op
om te bevestigen.
4. De drone stijgt op en blijft ongeveer 1,2 m boven de grond zweven.
. Als de omstandigheden veilig zijn om op te stijgen, houd dan de knop ingedrukt
Automatisch landen
De functie “Automatisch landen” gebruiken:
1. Tik op
bevestigen.
2. Automatisch landen kan worden geannuleerd door op
3. Als het neerwaartse zichtsysteem normaal functioneert, wordt de landingsbeveiliging
ingeschakeld.
4. De motoren stoppen automatisch na de landing.
. Als de omstandigheden veilig zijn om te landen, houd u de knop ingedrukt om te
Voer de gecombineerde joystickopdracht uit (Combination Stick Command, CSC) zoals
hieronder weergegeven om de motoren te starten. Zodra beide motoren zijn gaan draaien, laat
u beide joysticks tegelijk los.
OF
De motoren stoppen
De motoren kunnen op twee manieren worden gestopt:
Methode 1:
Methode 2:
duw na het landen van de drone de gasjoystick omlaag en houd deze vast totdat
de motoren stoppen.
voer, als de drone geland is, dezelfde CSC uit die gebruikt werd om de motoren te
starten totdat de motoren stoppen.
OF
Methode 1Methode 2
De motoren stoppen tijdens het vliegen
Als u de motoren tijdens het vliegen uitschakelt, zal de drone daardoor neerstorten. De
standaardinstelling voor Noodstop propellers in de DJI Fly-app is alleen voor noodgevallen. Dit
betekent dat de motoren alleen tijdens de vlucht kunnen worden gestopt wanneer de drone
detecteert dat het zich in een noodsituatie bevindt, zoals wanneer de drone betrokken is bij
een botsing, een motor is afgeslagen, de drone in de lucht rolt of de drone onbeheersbaar is
en zeer snel stijgt of daalt. Voer voor het stoppen van de motoren tijdens het vliegen dezelfde
gecombineerde joystickopdracht (CSC) uit als de opdracht die gebruikt is voor het starten van de
motoren. Houd er rekening mee dat de gebruiker de joysticks twee seconden moet vasthouden
tijdens het uitvoeren van de CSC om de motoren te stoppen. De noodstop propellers kan door
gebruikers op elk moment in de app worden gewijzigd. Gebruik deze optie voorzichtig.
De joysticks van de afstandsbediening kunnen worden gebruikt om de beweging van de drone
te besturen. De joysticks kunnen worden bediend in modus 1, modus 2 of modus 3, zoals
hieronder weergegeven. De standaard bedieningsmodus van de afstandsbediening is modus 2.
Raadpleeg het gedeelte Afstandsbediening voor meer informatie.
1. Plaats de drone op een open, vlakke ondergrond met de achterkant van de drone naar de
gebruiker toe gericht.
2. Schakel de afstandsbediening en de drone in.
3. Start DJI Fly en open de cameraweergave.
4. Tik op Instellingen > Veiligheid en stel vervolgens de Obstakelvermijdingsactie in op Bypass
of Remmen. Zorg ervoor dat u de juiste Max. hoogte en RTH-hoogte instelt.
5. Wacht tot de zelfdiagnose van de drone is voltooid. Als DJI Fly geen onregelmatige
waarschuwing weergeeft, kunt u de motoren starten.
6. Duw de gasjoystick langzaam omhoog om op te stijgen.
7. Laat om de drone te landen de drone boven een vlakke ondergrond stilhangen en duw de
gasjoystick omlaag.
8. Duw na het landen de gasjoystick naar beneden en houd deze vast tot de motoren stoppen.
9. Schakel eerst de drone uit en vervolgens de afstandsbediening.
Video met suggesties/tips
1. De checklist ter voorbereiding van de vlucht is opgesteld om de gebruiker te helpen de
drone veilig te laten vliegen en video-opnamen maken tijdens de vlucht. Doorloop vóór elke
vlucht de volledige checklist ter voorbereiding van de vlucht.
2. Selecteer in DJI Fly de gewenste besturingsmodus voor de gimbal.
3. Het wordt aanbevolen om foto's te maken of video's op te nemen wanneer u in de normale
of in de Cine-modus vliegt.
4. Vlieg NIET bij slecht weer, zoals op regenachtige of winderige dagen.
5. Kies camera-instellingen die zijn afgestemd op uw behoefte.
6. Voer proefvluchten uit om vliegroutes vast te stellen en vooraf scènes te bekijken.
7. Druk zachtjes tegen de joysticks om een soepele en stabiele beweging van de drone te
garanderen.
• Zorg ervoor dat de drone op een vlakke en stabiele ondergrond staat voordat u opstijgt.
Laat de drone NIET vanaf uw handpalm opstijgen of terwijl u de drone met uw hand
vasthoudt.
Klik op de onderstaande link of scan de QR-code
om de instructievideo te bekijken.
https://s.dji.com/intelligent-flight
FocusTrack bevat Spotlight, Point of Interest en ActiveTrack.
• Raadpleeg het gedeelte De drone besturen in het hoofdstuk Afstandsbediening voor
meer informatie over de joysticks voor rollen, pitch, gas en gieren.
• De drone maakt niet automatisch foto's en neemt geen video's op tijdens het gebruik
van FocusTrack. Gebruikers moeten de drone handmatig bedienen om foto's te maken
of video's op te nemen.
Spotlight (Spotlicht) Point of Interest (POI) ActiveTrack
Beschrijving
Ondersteunde
onderwerpen
De drone volgt het object
in een cirkel op basis van
De drone vliegt niet
automatisch, maar
de camera blijft
op het onderwerp
vergrendeld terwijl de
gebruiker de vlucht
handmatig regelt.
• Stilstaande onderwerpen
• Bewegende onderwerpen (alleen voertuigen,
boten en mensen)
de ingestelde radius en
vliegsnelheid.
De maximale
vliegsnelheid is 12 m/
s en de vliegsnelheid
kan op basis van de
werkelijke radius
dynamisch worden
aangepast.
De drone houdt een
bepaalde afstand
en hoogte van het
gevolgde onderwerp
en er zijn drie
modi: Automatisch,
Handmatig en
Parallel.
De max. vliegsnelheid
is 12 m/s.
• Bewegende
onderwerpen
(alleen voertuigen,
boten en mensen)
Gebruik de joysticks
om de beweging van
de drone te besturen:
• Beweeg de
roljoystick om
het onderwerp te
omcirkelen
• Beweeg de
pitchjoystick om
de afstand tot
het onderwerp te
wijzigen
• Beweeg de
gasjoystick om de
hoogte te wijzigen
• Beweeg de
gierjoystick om het
kader aan te passen
Wanneer de
zichtsystemen
normaal werken,
zweeft de drone als
een obstakel wordt
gedetecteerd. Dit
ongeacht of de actie
voor het vermijden
van obstakels is
ingesteld op Bypass of
Remmen in DJI Fly.
Let op: vermijden
van obstakels is
uitgeschakeld in de
Sportstand.
Gebruik de joysticks
om de beweging van de
drone te besturen:
• Beweeg de
roljoystick om de
omcirkelsnelheid van
de drone rondom
het onderwerp te
veranderen
• Beweeg de
pitchjoystick om
de afstand tot het
onderwerp te wijzigen
• Beweeg de gasjoystick
om de hoogte te
wijzigen
• Beweeg de gierjoystick
om het kader aan te
passen
Gebruik de joysticks
om de beweging
van de drone te
besturen:
• Beweeg de
roljoystick om
het onderwerp te
omcirkelen
• Beweeg de
pitchjoystick om
de afstand tot
het onderwerp te
wijzigen
• Beweeg de
gasjoystick om de
hoogte te wijzigen
• Beweeg de
gierjoystick om
het kader aan te
passen
Wanneer de zichtsystemen normaal werken,
omzeilt de drone in deze modus obstakels. Dit
ongeacht de vluchtmodi of instellingen voor
obstakelvermijdingsactie in DJI Fly.
De drone plant en past voortdurend de vliegroute aan op basis van de
omgeving en voert automatische bewegingen uit.
In de Automatische modus kan de drone alleen mensen volgen en
reageert het niet op bewegingen van de joystick.
Er zijn acht soorten
volgrichtingen: Voor,
achter, links, rechts,
diagonaal linksvoor,
diagonaal rechtsvoor,
diagonaal linksachter en
diagonaal rechtsachter.
Na het instellen van de
volgrichting volgt de
drone het onderwerp
vanuit de volgrichting ten
opzichte van de richting
van de bewegingen van het
onderwerp.
De drone volgt het
onderwerp terwijl dezelfde
geograsche oriëntatie ten
opzichte van het onderwerp
behouden blijft.
(Neem Rechts volgen als voorbeeld)
(Neem Oost volgen als voorbeeld)
Gebruikshandleiding
• In de volgmodus is de instelling voor de richting alleen van kracht als het onderwerp in
een stabiele richting beweegt. Als de bewegingsrichting van het onderwerp niet stabiel
is, volgt de drone het onderwerp vanaf een bepaalde afstand en hoogte. Zodra het
volgen begint, kan de richting van het volgen worden aangepast via het volgwiel.
In ActiveTrack zijn de ondersteunde volgbereiken van de drone en het onderwerp als volgt:
OnderwerpMensenVoertuigen/boten
Horizontale afstand4-20 m (Optimaal: 4-15 m)6-100 m (Optimaal: 20-50 m)
Hoogte0,5-20 m (Optimaal: 2-15 m)6-100 m (Optimaal: 10-50 m)
• Bij het volgen van een persoon kan de parameter van de maximale horizontale afstand
of hoogte tussen de drone en het onderwerp worden ingesteld op 15 m. Tijdens de
daadwerkelijke vlucht kan de drone de limiet overschrijden en naar 20 m vliegen door
de joysticks te bewegen.
• De drone vliegt naar het ondersteunde afstands- en hoogtebereik als de afstand en
hoogte buiten het bereik vallen wanneer ActiveTrack begint. Vlieg met de drone op de
optimale afstand en hoogte voor de beste volgprestaties.
FocusTrack gebruiken
1. Het drone lanceren en opstijgen.
2. Sleep-selecteer het onderwerp in de cameraweergave of schakel Subject Scanning
(Proefpersoon scannen) in onder Control settings (Controle-instellingen) in DJI Fly en tik op
het herkende onderwerp om FocusTrack in te schakelen.
• FocusTrack moet als volgt worden gebruikt binnen de ondersteunde zoomverhouding.
Anders wordt de herkenning van het onderwerp beïnvloed.
a. Spotlight/Point of Interest: ondersteunt maximaal 4x
onderwerpen (alleen voertuigen, boten en mensen) en stilstaande onderwerpen.
b. ActiveTrack: ondersteunt maximaal 4x
[1]
zoom voor Bewegende onderwerpen (alleen
voertuigen, boten en mensen).
[1]
zoom voor Bewegende
[1] De werkelijke zoomverhouding is afhankelijk van de opnamemodus. 12 MP foto: 1-2x, 4K: 1-3x, FHD: 1-4x.
a. De drone gaat standaard in Spotlight en vliegt niet automatisch. De gebruiker moet de
richting van de drone handmatig besturen met behulp van de joysticks. Tik op de ontspan-/
opnameknop in de cameraweergave in DJI Fly of druk op de ontspan-/opnameknop op de
afstandsbediening om de opname te starten.
b. Tik onderaan het scherm om over te schakelen naar Point of Interest. Na het instellen
van de vliegrichting en -snelheid tikt u op GO en de drone begint automatisch om
het onderwerp te cirkelen op de huidige hoogte. De gebruiker kan ook de joysticks
bewegen om de vlucht handmatig te regelen terwijl de drone automatisch vliegt. Tik
op de ontspan-/opnameknop in de cameraweergave in DJI Fly of druk op de ontspan-/
opnameknop op de afstandsbediening om de opname te starten.
c. Tik onderaan het scherm om over te schakelen naar ActiveTrack. Selecteer een
submodus en tik op GO, de drone begint het onderwerp automatisch te volgen. De
gebruiker kan ook de joysticks bewegen om de vlucht handmatig te regelen terwijl de
drone automatisch vliegt. Tik op de ontspan-/opnameknop in de cameraweergave in
DJI Fly of druk op de ontspan-/opnameknop op de afstandsbediening om de opname te
starten.
In de volgmodus bevindt zich een volgwiel in de cameraweergave. De stippen op het
volgwiel geven verschillende volgrichtingen aan. De volgrichting kan worden gewijzigd door
op de stippen te tikken of het pictogram voor de volgrichting naar een andere stip op
het volgwiel te slepen. De drone vliegt naar de geselecteerde volgrichting op basis van de
groene vliegroute die op het volgwiel wordt weergegeven. De huidige positie van de drone,
de eindpositie/volgrichting en de vliegroute kunnen worden bekeken op het volgwiel. De
volgrichting kan tijdens het volgen worden aangepast aan uw behoeften.
• Als het volgonderwerp een persoon is, geeft het volgwiel linksonder in de
cameraweergave de binnenste en buitenste cirkels weer. Als het volgonderwerp een
voertuig is, geeft het volgwiel slechts één cirkel weer.
Onderwerp volgen
Buitenste cirkel
Eindpositie/
Volgrichting
Samenvouwen
Binnenste cirkel
Huidige positie van de drone
Vliegroute
Stel de parameters in door naar Instellingen > Besturing > FocusTrack-instellingen te gaan.
Radius binnen/buiten
[1]
Stel de horizontale afstand in tussen de drone en het onderwerp
bij het volgen in de binnenste/buitenste cirkel.
[1]
Hoogte binnen/buiten
Stel de verticale afstand in tussen de drone en het onderwerp bij
het volgen in de binnenste/buitenste cirkel.
CamerabewegingSelecteer Normaal of Snel.
Normaal: De drone omzeilt obstakels met subtielere attitudewijzigingen en zorgt voor een vloeiendere vlucht.
Snel: De drone omzeilt obstakels met grotere attitude-wijzigingen
en manoeuvreert dynamischer.
[1]
Vlucht dichtbij de grond
Indien ingeschakeld, kan de hoogte van de drone tijdens het volgen
worden ingesteld op minder dan 2 m. Hierdoor neemt het risico op
botsing met obstakels dichtbij de grond toe. Vlieg voorzichtig.
FocusTrack-instellingen
opnieuw instellen
De FocusTrack-instellingen voor alle onderwerpen worden
teruggezet naar de standaardinstellingen.
[1] Deze instelling verschijnt alleen als het volgonderwerp een persoon is. Tijdens het volgen kan de gebruiker
de volgafstand en hoogte van de drone regelen met de pitch- en gasjoysticks. Na het bewegen van de
joysticks worden de parameters van de binnenste/buitenste cirkel waar de eindpositie/volgrichting
bevindt ook dienovereenkomstig aangepast tijdens het volgen. Houd er rekening mee dat de parameters
voor de binnenste en buitenste cirkels in de FocusTrack-instellingen niet worden gewijzigd.
Druk in Point of Interest of ActiveTrack eenmaal op de vliegpauzeknop op de afstandsbediening
of tik op Stop op het scherm om terug te keren naar Spotlight.
Druk in Spotlight eenmaal op de vliegpauzeknop op de afstandsbediening om FocusTrack te
verlaten.
Nadat u FocusTrack hebt afgesloten, tikt u op
• De drone kan geen bewegende onderwerpen zoals mensen, dieren of voertuigen
vermijden. Let bij gebruik van FocusTrack op de omgeving om de vliegveiligheid te
garanderen.
• Gebruik FocusTrack NIET in gebieden met kleine of fijne objecten (bijv. takken
van bomen of hoogspanningslijnen), transparante objecten (bijv. water of glas) of
monochrome oppervlakken (bijv. witte muren).
• Wees altijd voorbereid om op de knop Vluchtpauze op de afstandsbediening te drukken
of op Stop in DJI Fly te tikken om de drone handmatig te bedienen in geval van een
noodsituatie.
• Wees extra voorzichtig wanneer u in een van de volgende situaties FocusTrack gebruikt:
a. Het gevolgde object beweegt niet in een horizontaal vlak.
b. Het gevolgde object verandert tijdens het bewegen drastisch van vorm.
c. Het gevolgde object is voor langere tijd uit het zicht.
d. Het gevolgde object beweegt over een besneeuwd oppervlak.
e. De kleur of patroon van het gevolgde object is vergelijkbaar met die van de omgeving.
f. De belichting extreem donker (< 300 lux) of helder (> 10.000 lux) is.
• Houd u tijdens het gebruik van FocusTrack aan de lokale privacywetgeving en
regelgeving.
• Het wordt aanbevolen om alleen voertuigen, boten en mensen te volgen (maar geen
kinderen). Vlieg voorzichtig wanneer u andere objecten volgt.
• Voor de ondersteunde bewegende onderwerpen verwijzen voertuigen naar auto's en
kleine tot middelgrote boten. Volg GEEN op afstand bediende modelauto of boot.
• Het gevolgde object kan onbedoeld worden verwisseld met een ander object als ze
elkaar dichtbij passeren.
• In de fotomodus is FocusTrack alleen beschikbaar als u Enkelvoudig gebruikt.
• FocusTrack is niet beschikbaar in de videomodus Nacht.
• ActiveTrack is niet beschikbaar wanneer verlichting onvoldoende is en de zichtsystemen
niet beschikbaar zijn. Spotlight en POI voor statische onderwerpen kan nog steeds
worden gebruikt, maar obstakeldetectie is niet beschikbaar.
• FocusTrack is niet beschikbaar wanneer de drone op de grond staat.
• FocusTrack functioneert mogelijk niet goed wanneer de drone in de buurt van de
vluchtlimieten of in een GEO-zone vliegt.
• Als het onderwerp geblokkeerd is en verloren is geraakt door de drone, blijft de drone
gedurende 8 seconden vliegen met de huidige snelheid en oriëntatie om te proberen
het onderwerp opnieuw te identiceren. Als de drone het onderwerp niet binnen 10
seconden opnieuw identiceert, verlaat het ActiveTrack automatisch.
Klik op de onderstaande link of scan de QR-code
om de instructievideo te bekijken.
https://s.dji.com/intelligent-flight
MasterShots houdt het onderwerp in het midden van het beeld terwijl het verschillende
manoeuvres achter elkaar uitvoert om een korte video te maken.
MasterShots gebruiken
1. Start de drone en laat deze minstens 2 m boven de grond zweven.
2 m
2. Tik in DJI Fly op het pictogram opnamestand om MasterShots te selecteren en lees de
instructies. Zorg ervoor dat u begrijpt hoe de opnamestand moet worden gebruikt en dat er
geen obstakels in de omgeving zijn.
3. Sleep en selecteer het onderwerp in de cameraweergave, stel het vluchtbereik in. Ga naar
de kaartweergave om het geschatte vluchtbereik en de vliegroutes te controleren en zorg
ervoor dat er geen obstakel is in het vluchtbereik, zoals hoge gebouwen. Tik op Start,
de drone begint automatisch te vliegen en op te nemen. De drone vliegt terug naar zijn
oorspronkelijke positie zodra de opname is voltooid.
4. Tik op om de video te openen, bewerken of delen op sociale media.
Druk eenmaal op de vliegpauze-knop of tik op in DJI Fly om MasterShots te verlaten. De
drone remt en zweeft.
• Gebruik MasterShots op locaties waar geen gebouwen of andere obstakels aanwezig
zijn. Zorg ervoor dat personen, dieren of andere obstakels buiten de vliegroute blijven.
Wanneer de verlichting voldoende is en de omgeving geschikt is voor zichtsystemen,
remt en zweeft de drone op zijn plaats als er een obstakel wordt gedetecteerd.
• Let altijd op objecten rondom de drone en gebruik de afstandsbediening om botsingen
met de drone of belemmering van de drone te voorkomen.
• Gebruik MasterShots NIET in een van de volgende situaties:
a. Wanneer het object langere tijd geblokkeerd wordt of buiten zicht is.
b. Wanneer het object dezelfde kleur of structuur heeft als de omgeving.
c. Wanneer het object zich in de lucht bevindt.
d. Wanneer het onderwerp snel beweegt.
e. De belichting extreem donker (< 300 lux) of helder (> 10.000 lux) is.
• Gebruik MasterShots NIET op locaties in de buurt van gebouwen of waar het GNNSsignaal zwak is. Anders kan de vliegroute instabiel worden.
• Houd u tijdens het gebruik van MasterShots aan de lokale privacywetgeving en
regelgeving.
QuickShots
Klik op de onderstaande link of scan de QR-code
om de instructievideo te bekijken.
https://s.dji.com/intelligent-flight
De opnamestanden van QuickShot zijn: Raket, Dronie, Cirkel, Spiraal, Boomerang en Asteroid.De drone neemt op volgens de geselecteerde opnamestand en maakt automatisch een korte
video. De video kan via afspelen worden bekeken, bewerkt of gedeeld op sociale media.
De drone vliegt achteruit en omhoog, met de camera op het object gericht.
Dronie:
De drone stijgt op met de camera naar beneden gericht.
Raket:
De drone vliegt rondjes rondom het object.
Cirkel:
Spiraal:
Boemerang:
wegvliegt van het startpunt en daalt terwijl het terugvliegt. Het startpunt van de drone
vormt het ene uiteinde van de lange as van het ovaal, terwijl het andere uiteinde zich aan
de andere kant van het object bevindt vanaf het startpunt.
De drone stijgt en draait rond het object.
De drone vliegt in een ovale route rond het onderwerp, stijgt op terwijl het
vervolgens terug naar het startpunt. De gegenereerde video begint met een panorama
vanaf de hoogste positie en toont vervolgens het uitzicht van de drone wanneer het daalt.
• Zorg ervoor dat er voldoende ruimte is bij gebruik van Boemerang. Zorg voor een
radius van minimaal 30 meter rond de drone en minimaal 10 meter ruimte boven de
drone.
• Zorg ervoor dat er voldoende ruimte is bij gebruik van Asteroid. Zorg voor minimaal
40m achter en 50m boven de drone.
De drone vliegt achteruit en omhoog, maakt meerdere foto's en vliegt
Het gebruik van QuickShots
1. Start de drone en laat deze minstens 2 m boven de grond zweven.
2 m
2. Tik in DJI Fly op het pictogram opnamestand om QuickShots te selecteren en volg de
instructies. Zorg ervoor dat u begrijpt hoe de opnamestand moet worden gebruikt en dat er
geen obstakels in de omgeving zijn.
3. Kies een submodus, sleep en selecteer het onderwerp in de cameraweergave. Tik op Start,
de drone begint automatisch te vliegen en op te nemen. De drone vliegt terug naar zijn
oorspronkelijke positie zodra de opname is voltooid.
4. Tik op om de video te openen, bewerken of delen op sociale media.
QuickShots verlaten
Druk eenmaal op de vliegpauze-/RTH-knop of tik op in DJI Fly om QuickShots te verlaten. De
drone remt en zweeft. Tik nogmaals op het scherm en de drone gaat verder met opnemen.
Let op: als u per ongeluk een joystick beweegt, verlaat de drone QuickShots en zweeft op zijn
plaats.
• Gebruik QuickShots op locaties waar geen gebouwen of andere obstakels aanwezig
zijn. Zorg ervoor dat zich geen personen, dieren of andere obstakels in de vliegroute
bevinden. De drone remt en hangt stil op zijn plaats als er een obstakel wordt
gedetecteerd.
• Let altijd op objecten rondom de drone en gebruik de afstandsbediening om botsingen
met de drone of belemmering van de drone te voorkomen.
• Gebruik QuickShots NIET in een van de volgende situaties:
a. Wanneer het object langere tijd geblokkeerd wordt of buiten zicht is.
b. Wanneer het object zich meer dan 50 meter van de drone bevindt.
c. Wanneer het object dezelfde kleur of structuur heeft als de omgeving.
d. Wanneer het object zich in de lucht bevindt.
e. Wanneer het onderwerp snel beweegt.
f. De belichting extreem donker (< 300 lux) of helder (> 10.000 lux) is.
• Gebruik QuickShots NIET op locaties in de buurt van gebouwen of waar het GNSSsignaal zwak is. Anders wordt de vliegroute instabiel.
• Houd u aan de lokale privacywetgeving en regelgeving tijdens het gebruik van
QuickShots.
Hyperlapse
Klik op de onderstaande link of scan de QR-code
om de instructievideo te bekijken.
https://s.dji.com/intelligent-flight
Hyperlapse-opnamestanden zijn onder meer Vrij, Cirkel, Koersvergrendeling en Waypoint.
• Nadat u de opnamestand Hyperlapse hebt geselecteerd, gaat u naar Instellingen >
Camera > Hyperlapse in DJI Fly om het fototype van de oorspronkelijke hyperlapsefoto's te selecteren die moeten worden opgeslagen, of selecteert u Uit om geen
oorspronkelijke hyperlapse-foto's op te slaan. Het wordt aanbevolen om de beelden op
de microSD-kaart van de drone op te slaan.
• Voor optimale prestaties wordt aanbevolen om Hyperlapse te gebruiken op een hoogte
boven de 50m en een verschil van minimaal twee seconden tussen de intervaltijd en
• Het wordt aanbevolen om op een veilige afstand van de drone (meer dan 15 m) een
statisch object (bijv. hoge gebouwen, bergachtig terrein) te selecteren. Selecteer GEEN
onderwerp dat te dicht bij de drone, mensen of een bewegende auto, enz. ligt.
• Wanneer de verlichting voldoende is en de omgeving geschikt is voor zichtsystemen,
remt en zweeft de drone op zijn plaats als tijdens een hyperlapse een obstakel wordt
gedetecteerd. Als de verlichting onvoldoende wordt of de omgeving ongeschikt is om
de zichtsystemen te laten werken tijdens een hyperlapse, zal de drone beeld blijven
opnemen zonder obstakels te detecteren. Vlieg voorzichtig.
• De drone zal pas een video genereren nadat er minimaal 25 foto's zijn gemaakt, de
hoeveelheid die vereist is om een video van één seconde te genereren. De video wordt
standaard gegenereerd, ongeacht of Hyperlapse normaal wordt beëindigd of de drone
onverwacht uit de modus wordt gehaald (bijvoorbeeld wanneer de RTH bij een bijna
lege accu wordt geactiveerd).
Vrij
De drone maakt automatisch foto's en genereert een timelapse-video.
De vrije stand kan worden gebruikt terwijl de drone op de grond staat.
Na het opstijgen kunnen de bewegingen van de drone en de gimbalkanthoek worden bediend.
Selecteer een onderwerp op het scherm, de drone beweegt om het onderwerp wanneer de
joysticks handmatig worden bewogen.
Volg de onderstaande stappen om Vrij te gebruiken:
1. Stel de intervaltijd, videolengte en maximale snelheid in. Het scherm toont het aantal foto's
dat zal worden gemaakt en de opnameduur.
2. Tik op de sluiter-/opnameknop om te beginnen.
Cirkel
De drone vliegt rond het geselecteerde doel om een timelapse-video te genereren en maakt
daarbij automatisch foto's. Beweeg tijdens de vlucht de roll-joystick om de omcirkelingssnelheid
van de drone rond het onderwerp aan te passen, de gasjoystick om de hoogte aan te passen en
de pitch-joystick om de afstand tot het onderwerp aan te passen.
Volg de onderstaande stappen om Cirkel te gebruiken:
1. Stel de intervaltijd, videolengte, snelheid en cirkelrichting in. Het scherm toont het aantal
foto's dat zal worden gemaakt en de opnameduur.
2. Sleep-selecteer een doel op het scherm. Gebruik de gierjoystick en het gimbalwiel om het
kader aan te passen.
3. Tik op de sluiter-/opnameknop om te beginnen.
Koersvergrendeling
Met koersvergrendeling kan de gebruiker de vluchtrichting vergrendelen. Hierbij kan de
gebruiker een onderwerp selecteren waarnaar de camera moet wijzen tijdens het maken van
hyperlapse-foto's.
Beweeg tijdens de vlucht de roll-joystick om het vliegpad horizontaal aan te passen, de
gasjoystick om de hoogte aan te passen en de pitch-joystick om de vliegsnelheid aan te passen.
Als alleen de vliegrichting is vergrendeld en er geen onderwerp is geselecteerd, kunnen de
oriëntatie van de drone en de gimbalkanthoek worden aangepast.
Volg de onderstaande stappen om Koersvergrendeling te gebruiken:
1. Stel de drone in op de gewenste richting en tik vervolgens op
de vliegrichting te vergrendelen.
2. Stel de intervaltijd, videolengte en snelheid in. Het scherm toont het aantal foto's dat zal
worden gemaakt en de opnameduur.
3. Sleep-selecteer indien van toepassing een object. Na het selecteren van het onderwerp past
de drone automatisch de oriëntatie of de gimbalhoek aan om het onderwerp te centreren in
de cameraweergave. Op dit moment kan het kader niet handmatig worden aangepast.
4. Tik op de sluiter-/opnameknop om te beginnen.
om de huidige oriëntatie als
Waypoints
De drone maakt automatisch foto's op een vliegroute van meerdere waypoints en genereert
een timelapse-video. De drone kan in volgorde vliegen vanaf het eerste waypoint tot het laatste
waypoint of in omgekeerde volgorde. De drone reageert niet op de bewegingen van de joystick
van de afstandsbediening tijdens de vlucht.
Volg de onderstaande stappen om Waypoints te gebruiken:
1. Stel de gewenste waypoints in. Vlieg de drone naar de gewenste locaties en pas de oriëntatie
van de drone en de gimbalkanthoek aan.
2. Stel de opnamevolgorde, intervaltijd en videolengte in. Het scherm toont het aantal foto's
dat zal worden gemaakt en de opnameduur.
3. Tik op de sluiter-/opnameknop om te beginnen.
De drone genereert automatisch een timelapse-video, die te bekijken is in afspelen.
Klik op de onderstaande link of scan de QR-code
om de instructievideo te bekijken.
https://s.dji.com/intelligent-flight
Met Waypoint-vlucht kan de drone tijdens een vlucht beelden vastleggen volgens de route
van de waypoint-vlucht die door de vooraf ingestelde waypoints wordt gegenereerd. Aan de
waypoints kunnen Points of Interest (POI) gekoppeld worden. De koers zal tijdens de vlucht
naar de POI wijzen. Een waypoint-vluchtroute kan worden opgeslagen en herhaald.
Waypoint-vlucht gebruiken
1. Waypoint-vlucht inschakelen
Tik op links van de cameraweergave in DJI Fly om Waypoint-vlucht in te schakelen.
Tik op op het bedieningspaneel om parameters in te stellen voor de vliegroute, zoals
Algemene snelheid, het gedrag van Einde van de vlucht, Bij signaalverlies en Startpunt. De
instellingen zijn van toepassing op alle waypoints.
Algemene snelheid
Einde van de vlucht
De standaard vliegsnelheid van de gehele vliegroute. Versleep de
snelheidsbalk om de algemene snelheid in te stellen.
Het gedrag van de drone na aoop van de vluchttaak. Het kan worden
ingesteld op Zweven, RTH, Landen of Terug naar Start.
Het gedrag van de drone wanneer het signaal van de afstandsbediening
Bij signaalverlies
verloren gaat tijdens de vlucht. Het kan worden ingesteld op RTH,
Zweven, Landen of Doorgaan.
Startpunt
Na het selecteren van het start waypoint wordt de vliegroute gestart
vanaf dit waypoint naar de volgende waypoints.
• Bij gebruik van Waypoint Flight in de EU kan het gedrag van de drone wanneer het
signaal van de afstandsbediening verloren gaat niet worden ingesteld op Doorgaan.
3. Waypoint-instellingen
a. Waypoint vastpinnen
Waypoints kunnen worden vastgepind via de kaart voordat u opstijgt.
Waypoints kunnen na het opstijgen via de volgende methoden worden vastgepind, GNSS
is vereist.
• De afstandsbediening gebruiken: Druk eenmaal op de Fn-knop (RC-N2) of de C1-knop
(DJI RC 2) om een waypoint vast te pinnen.
• Het bedieningspaneel gebruiken: Tik op
op het bedieningspaneel om een waypoint
vast te pinnen.
• De kaart gebruiken: ga naar de kaartweergave en tik op de kaart om een waypoint vast
te pinnen.
Druk op een waypoint en houd deze ingedrukt om de positie op de kaart te verplaatsen.
• Bij het vastpinnen van waypoints wordt aanbevolen om naar de locatie te vliegen voor
een nauwkeuriger en soepeler beeldresultaat.
• De horizontale GNSS-positie van de drone, de hoogte vanaf het opstijgpunt, de
koers, gimbalkanthoek en de zoomverhouding van de camera bij dit waypoint
worden geregistreerd als het waypoint wordt vastgepind tijdens de vlucht via de
afstandsbediening of het bedieningspaneel.
• Verbind de afstandsbediening met het internet en download de kaart voordat u de
kaart gebruikt om een waypoint vast te pinnen. Wanneer het waypoint via de kaart
wordt gepind, kan alleen de horizontale GNSS-positie van de drone worden vastgelegd
en is de standaardhoogte van het waypoint ingesteld op 50 m vanaf het opstijgpunt.
• De vliegroute buigt tussen waypoints, zodat de hoogte van de drone tussen waypoints
tijdens de vlucht lager kan worden dan de hoogte van de waypoints. Zorg ervoor dat u
obstakels hieronder vermijdt bij het instellen van een waypoint.
b. Instellingen
Tik op het waypoint-nummer voor instellingen, de waypoint-parameters worden als volgt
beschreven:
Camera-actieDe camera-actie op het waypoint. Kies tussen Geen, Foto maken en
Opname starten of stoppen.
HoogteDe hoogte op het waypoint vanaf het opstijgpunt. Zorg ervoor dat u op
dezelfde hoogte opstijgt als van de oorspronkelijke vlucht om een grotere
nauwkeurigheid van de hoogte te verkrijgen wanneer een Waypoint-vlucht
wordt herhaald.
SnelheidDe vliegsnelheid van het huidige waypoint naar het volgende waypoint.
• Globale snelheid: de drone vliegt met de ingestelde wereldwijde snelheid
van het huidige waypoint tot het volgende waypoint.
• Aangepast: de drone versnelt of vertraagt soepel van het huidige
waypoint naar het volgende waypoint en bereikt de aangepaste snelheid
tijdens het proces.
KoersDe koers van de drone op het waypoint.
• Volgkoers: de koers van de drone is hetzelfde als de horizontale tangens
ten opzichte van de vliegroute.
[1]
: tik op het nummer van de POI om de drone naar het specieke
• POI
POI te richten.
• Handmatig: de koers van de drone tussen het vorige waypoint en het
huidige waypoint kan door de gebruiker worden aangepast tijdens een
Waypoint-vlucht.
• Aangepast: versleep de balk om de koptekst aan te passen. De koers kan
worden bekeken in de kaartweergave.
GimbalkantelingDe gimbalkanteling op het waypoint.
[1]
: tik op het POI-nummer om de camera naar het specieke POI te
• POI
richten.
• Handmatig: de gimbalkanteling tussen het vorige waypoint en het
huidige waypoint kan door de gebruiker worden aangepast tijdens een
Waypoint-vlucht.
• Aangepast: versleep de balk om de gimbalkanteling aan te passen.
ZoomDe zoom van de camera op het waypoint.
[2]
• Digitale zoom (1-4x)
: versleep de balk om de zoomverhouding aan te
passen.
• Handmatig: de zoomverhouding tussen het vorige waypoint en het
huidige waypoint kan door de gebruiker worden aangepast tijdens een
Waypoint-vlucht.
[3]
: de zoomverhouding van het vorige waypoint tot het volgende
• Auto
waypoint wordt soepel aangepast door de drone.
ZweeftijdDe duur van de zweeftijd van de drone op het huidige waypoint.
[1] Voordat u POI selecteert voor de koers of gimbalkanteling, moet u ervoor zorgen dat er POI's in de
vluchtroute zijn. Als een POI is gekoppeld aan een waypoint, worden de koers en gimbalkanteling van het
waypoint gereset naar de POI.
[2] De werkelijke zoomverhouding is afhankelijk van de opnamemodus. 12 MP foto: 1-2x, 4K: 1-3x, FHD: 1-4x.
[3] De zoom van het Startpunt en het Eindpunt kunnen niet op automatisch worden ingesteld.
De huidige parameterinstellingen (alle instellingen behalve de camera-actie) kunnen worden
toegepast op alle waypoints nadat u Toepassen op alles hebt geselecteerd. Tik op om het
huidige geselecteerde waypoint te verwijderen.
4. POI-instellingen
Tik op POI op het bedieningspaneel om over te schakelen naar POI-instellingen. Gebruik
dezelfde methode om een POI vast te pinnen als bij een waypoint.
Tik op het POI-nummer om de hoogte van de POI in te stellen en koppel de POI aan
waypoints.
HoogteStel de hoogte van de POI in op de relatieve hoogte tussen het onderwerp en
het startpunt, en de gimbal past de kantelhoek aan om ervoor te zorgen dat
de camera tijdens de Waypoint-vlucht naar het onderwerp wijst.
Waypoint
koppelen
Er kunnen meerdere waypoints aan hetzelfde POI worden gekoppeld en de
camera zal tijdens de Waypoint-vlucht naar het POI wijzen.
5. Een Waypoint-vlucht uitvoeren
• Controleer de instellingen voor Obstakelvermijding op de pagina Instellingen >
Veiligheid van DJI Fly voordat u een Waypoint-vlucht uitvoert. Wanneer de drone is
ingesteld op bypass of remmen, remt het en beweegt het op zijn plaats als er een
obstakel wordt gedetecteerd tijdens de Waypoint-vlucht. De drone kan geen obstakels
detecteren wanneer de actie vermijden van obstakels is uitgeschakeld. Vlieg voorzichtig.
• Observeer de omgeving en zorg ervoor dat er geen obstakels op de route zijn voordat u
een Waypoint-vlucht uitvoert.
• Zorg ervoor dat u de visuele zichtlijn (VLOS) van de drone handhaaft. Wees altijd
voorbereid om op de vluchtpauzeknop te drukken in geval van een noodsituatie.
• Wanneer het signaal van de afstandsbediening tijdens de vlucht verloren gaat, voert de
drone de actie uit die is ingesteld in Bij signaalverlies.
• Wanneer de Waypoint-vlucht is voltooid, voert de drone de actie uit die is ingesteld in
Einde van vlucht.
a. Tik op Volgende of
op het bedieningspaneel om de instellingspagina voor
vluchtrouteparameters te openen en controleer opnieuw. Gebruikers kunnen indien
nodig het Startpunt wijzigen. Tik op GO om de waypoint-vluchttaak te uploaden. Tik op
om het uploadproces te annuleren en terug te keren naar de pagina voor het instellen
van vluchtrouteparameters.
b. De waypoint-vluchttaak wordt uitgevoerd na het uploaden. De vluchtduur, waypoints
en afstand worden weergegeven in de cameraweergave. De pitch-joystick kan worden
gebruikt om de vliegsnelheid te veranderen tijdens een Waypoint-vlucht.
c. Tik op
door te gaan met de Waypoint-vlucht. Tik
om de Waypoint-vlucht te pauzeren nadat de taak is begonnen. Tik op om
om de Waypoint-vlucht te stoppen en terug
te keren naar de instellingenpagina voor vluchtrouteparameters.
Met de cruisecontrol-functie kan de drone de invoer van de huidige joystick van de
afstandsbediening vergrendelen wanneer de omstandigheden dit toelaten en automatisch
vliegen met de snelheid die overeenkomt met de invoer van de huidige joystick. Zonder de
joysticks voortdurend te hoeven verplaatsen, worden langeafstandsvluchten gemakkelijker
en kan het schudden van beelden, dat vaak gebeurt tijdens handmatige bediening, worden
vermeden. Meer camerabewegingen zoals omhoog draaien kunnen worden bereikt door de
invoer van de joystick te verhogen.
Cruisecontrol gebruiken
1. De cruisecontrol-knop instellen
Ga naar DJI Fly, selecteer Instellingen > Bediening > Knopaanpassing en stel vervolgens de
aanpasbare knop van de afstandsbediening in op Cruisecontrol.
2. Cruisecontrol invoeren
• Druk op de cruisecontrole-knop terwijl u tegen de joystick(s) drukt, waarna de drone op
de huidige snelheid vliegt volgens de invoer van de joystick. De joystick(s) kan/kunnen
worden losgelaten en keert/keren automatisch terug naar het midden.
• Voordat de joystick(s) terugkeert/terugkeren naar het midden, drukt u nogmaals op de
cruisecontrol-knop om de vliegsnelheid te resetten op basis van de huidige invoer van de
joystick.
• Druk op de joystick(s) nadat deze naar het midden is/zijn teruggekeerd, de drone vliegt
met de bijgewerkte snelheid op basis van de vorige snelheid. Druk in dit geval nogmaals
op de cruisecontrol-knop en de drone vliegt automatisch met de bijgewerkte snelheid.
3. Cruisecontrole afsluiten
Druk op de cruisecontrol-knop zonder invoer van een joystick, druk op de vluchtpauzeknop
op de afstandsbediening of tik op
op het scherm om Cruisecontrol af te sluiten. De drone
remt en zweeft.
• Cruisecontrol is beschikbaar wanneer de gebruiker de drone handmatig bedient in
de stand Normaal, Cine en Sport. Cruisecontrol is ook beschikbaar bij gebruik van
APAS, Free Hyperlapse en Spotlight.
• Cruisecontrol kan niet worden gestart zonder invoer van een controlestick.
• De drone kan in de volgende situaties de cruisecontrole niet ingaan of verlaten:
a. In de buurt van de maximale hoogte of maximale afstand.
b. Wanneer de drone wordt losgekoppeld van de afstandsbediening of DJI Fly.
c. Wanneer de drone een obstakel waarneemt en dus remt en op zijn plaats blijft
zweven.
d. Tijdens RTH of automatische landing.
e. Bij het wisselen van vluchtmodi.
• Het detecteren van obstakels in cruisecontrole volgt de huidige vluchtmodus. Vlieg
voorzichtig.
De drone bevat een vluchtcontroller,
video-downlinksysteem, zichtsystemen,
infrarooddetectiesysteem,
voortstuwingssysteem en een
Intelligent Flight Battery.
DJI Mini 4 Pro
Gebruikshandleiding
Drone
De drone bevat een vluchtcontroller, video-downlinksysteem, zichtsystemen, infrarooddetectiesysteem,
voortstuwingssysteem en een Intelligent Flight Battery.
Vliegmodus
De drone ondersteunt de volgende vliegmodi, die kunnen worden gewisseld via de
vliegmodusschakelaar op de afstandsbediening.
Normale modus
De drone maakt gebruik van GNSS, het omnidirectionele zichtsysteem, het neerwaartse
zichtsysteem en het 3D-infrarooddetectiesysteem om zichzelf te lokaliseren en stabiliseren. Wanneer
het GNSS-signaal sterk is, gebruikt de drone GNSS om zichzelf te lokaliseren en te stabiliseren.
Wanneer de GNNS zwak is, maar de lichtomstandigheden en andere omgevingsomstandigheden
voldoende zijn, gebruikt de drone de zichtsystemen voor positionering. Wanneer de zichtsystemen
zijn ingeschakeld en de licht- en ander omgevingsomstandigheden voldoende zijn, dan is de
maximale pitchhoek 30° en de maximale horizontale snelheid 12 m/s.
Sportmodus
In de Sportstand gebruikt de drone GNNS en het neerwaartse zichtsysteem voor positionering.
De reacties van de drone zijn geoptimaliseerd voor wendbaarheid en snelheid, waardoor het
beter reageert op bewegingen van de joystick. De maximale horizontale snelheid is 16 m/s. Let
op: obstakeldetectie is uitgeschakeld in de Sportmodus.
Cinemodus
De Cine-modus is gebaseerd op de normale stand met een gelimiteerde vliegsnelheid, waardoor
de drone stabieler is tijdens het maken van opnames.
De drone schakelt automatisch naar de Attitude-stand (ATTI) wanneer de zichtsystemen niet
beschikbaar of uitgeschakeld zijn en het GNNS-signaal zwak is of het kompas storing ondervindt.
In de hoogtestand (ATTI) wordt de drone mogelijk gemakkelijker beïnvloed door zijn omgeving.
Omgevingsfactoren, zoals wind, kunnen leiden tot horizontale drift van de drone, waardoor
gevaarlijke situaties kunnen ontstaan, vooral wanneer in krappe ruimtes wordt gevlogen. De
drone zal niet automatisch kunnen zweven of remmen, daarom moet de piloot de drone zo snel
mogelijk landen om ongevallen te voorkomen.
• De vluchtmodus is alleen van kracht voor handmatige vlucht en Cruisecontrol.
• De zichtsystemen zijn in de Sportstand uitgeschakeld, wat betekent dat de drone
obstakels op zijn route niet automatisch kan detecteren. De gebruiker moet alert blijven
op de omgeving en de drone besturen om obstakels te vermijden.
• De maximale snelheid en de remafstand van de drone zijn aanzienlijk hoger en groter
in de Sportmodus. Onder windloze omstandigheden is een minimale remafstand van
30 m vereist.
• Er is een minimale remafstand van 10 m vereist in windstille omstandigheden tijdens
het opstijgen en dalen van de drone in de Sportmodus of normale modus.
• De respons van de drone neemt in de Sportmodus aanzienlijk toe, wat betekent dat
een kleine beweging van de joystick op de afstandsbediening zich vertaalt in een grote
reisafstand van de drone. Zorg ervoor dat u toereikende manoeuvreerruimte houdt
tijdens het vliegen.
• De vliegsnelheid en de attitude zijn beide beperkt wanneer de drone naar links of naar
rechts vliegt om de stabiliteit van de opname te garanderen. De beperking bereikt
zijn maximum wanneer de kantelhoek van de gimbal -90° is. Bij sterke wind wordt de
restrictie uitgeschakeld, om de windweerstand van de drone te verbeteren. Als gevolg
daarvan kan de gimbal tijdens de opname gaan trillen.
• Gebruikers kunnen een lichte trilling ervaren in video’s die in de sportmodus worden
opgenomen.
Statuslampjes van de drone
De drone heeft twee dronestatusindicatoren.
Statuslampje van de drone
Wanneer de drone is ingeschakeld maar de motoren niet draaien,
Statuslampje van de drone
geven de statusindicatoren
van de drone de huidige status van het vluchtregelsysteem weer. Raadpleeg de onderstaande tabel
voor meer informatie over de statusindicatoren van de drone.
Beschrijving van statusindicatoren van de drone
Normale statussen
Knippert afwisselend rood, geel
en groen
Inschakelen en zelfdiagnoses uitvoeren
×4 Knippert vier keer geelOpwarmen
Knippert langzaam groenGNSS ingeschakeld
×2
Knippert herhaaldelijk twee keer
groen
Knippert langzaam geel
Zichtsystemen ingeschakeld
GNSS en zichtsysteem uitgeschakeld (ATTImodus ingeschakeld)
Waarschuwingsstatussen
Knippert snel geelSignaal met afstandsbediening verloren
Knippert langzaam rood
Opstijgen is uitgeschakeld, bijv. bijna lege
[1]
accu
Knippert snel roodAccu bijna leeg, kritiek
— Continu roodKritieke fout
Knippert afwisselend rood en geel Kalibratie van kompas vereist
[1] Als de drone niet kan opstijgen terwijl de statusindicatoren langzaam rood knipperen, bekijk dan de
het Chinese vasteland knippert de statusindicator aan de linkerkant van de drone rood en de
statusindicator aan de rechterkant groen.
• Verlichtingsvereisten variëren afhankelijk van de regio. Houd rekening met de plaatselijke
wet- en regelgeving.
knipperen de statusindicatoren van de drone groen. Op
Terug naar thuisbasis
Klik op de onderstaande link of scan de QR-code
om de instructievideo te bekijken.
https://s.dji.com/RTH
De functie Return-to-Home (RTH) (terug naar thuisbasis) brengt de drone terug naar de laatst
geregistreerde thuisbasis. De RTH kan op drie manieren worden geactiveerd: de gebruiker
activeert RTH actief, de batterij van het vliegtuig is bijna leeg, of het besturingssignaal tussen
de afstandsbediening en het vliegtuig gaat verloren. Als de drone de thuisbasis met succes
registreert en het positioneringssysteem normaal functioneert, zal de drone, wanneer de RTHfunctie wordt geactiveerd, automatisch terugvliegen en landen op de thuisbasis.
Beschrijvingen
Thuisbasis
GNSS
10
De eerste locatie waar de drone een sterk of matig sterke GNSS-signaal
ontvangt (aangegeven door een wit pictogram) wordt geregistreerd als
de standaard thuisbasis. De thuisbasis kan voor het opstijgen worden
geactualiseerd, zolang de drone een ander sterk tot matig sterk GNSSsignaal ontvangt. Als het signaal zwak is, wordt de thuisbasis niet
geactualiseerd. Nadat de thuisbasis is geregistreerd, geeft DJI Fly een
gesproken melding.
Als het noodzakelijk is om de thuisbasis tijdens de vlucht bij te werken
(bijvoorbeeld wanneer de positie van de gebruiker is verandert), kan
de thuisbasis handmatig worden bijgewerkt op de pagina Instellingen
> Veiligheid in DJI Fly.
Tijdens RTH zal het vliegtuig automatisch de gimbal kantelen om de camera in de richting van
de RTH-route te richten. Als het videotransmissiesignaal normaal is, worden het AR-startpunt,
de AR RTH-route en de AR-droneschaduw standaard weergegeven in de cameraweergave.
Dit verbetert de vliegervaring doordat gebruikers de RTH-route en het thuisbasis kunnen
bekijken en obstakels op de route kunnen vermijden. De weergave kan worden gewijzigd in
Systeeminstellingen > Veiligheid > AR-instellingen.
• De AR RTH-route wordt enkel ter referentie gebruikt en kan in verschillende scenario's
afwijken van de werkelijke vliegroute. Let tijdens RTH altijd op de liveweergave op het
scherm. Vlieg voorzichtig.
• Als je tijdens RTH de gimbalwiel gebruikt om de oriëntatie van de camera aan te
passen of op de aanpasbare knoppen op de afstandsbediening drukt om de camera
te centreren, zal het vliegtuig stoppen met het automatisch aanpassen van de
gimbalkanteling, waardoor de AR RTH-route mogelijk niet kan worden bekeken.
• Bij het bereiken van het thuisbasis zal het vliegtuig automatisch de gimbal verticaal naar
beneden kantelen.
Gebruikshandleiding
Geavanceerde RTH
Wanneer Geavanceerde RTH is geactiveerd, plant de drone automatisch het beste RTH-pad, dat
wordt weergegeven in DJI Fly en wordt aangepast aan de omgeving.
Als het besturingssignaal tussen de afstandsbediening en het vliegtuig goed is, verlaat u RTH
door op
het verlaten van RTH krijgen gebruikers de controle over de drone terug.
te tikken in DJI Fly of door de RTH-knop op de afstandsbediening in te drukken. Na
Activeringsmethode
•
De gebruiker activeert actief RTH
Geavanceerde RTH kan worden gestart door in DJI Fly op te tikken of door de RTH-knop
op de afstandsbediening ingedrukt te houden totdat u een piepsignaal hoort.
•
Bijna lege accu drone
Wanneer het niveau van de Intelligent Flight Battery te laag is en er niet genoeg capaciteit is
om terug te keren naar huis, land de drone dan zo snel mogelijk.
Om onnodig gevaar veroorzaakt door onvoldoende stroom te voorkomen, berekent de drone
automatisch of de accuspanning voldoende is om terug te keren naar de thuisbasis op basis
van de huidige positie, omgeving en vliegsnelheid. Er verschijnt een waarschuwingsmelding in
DJI Fly wanneer het accuniveau laag is en slechts voldoende om een RTH-vlucht te voltooien.
De drone vliegt automatisch terug naar de thuisbasis als geen actie wordt ondernomen.
De gebruiker kan RTH afbreken door op de RTH-knop of de vliegpauzeknop op de
afstandsbediening te drukken. Als RTH wordt geannuleerd na de waarschuwing, is de
Intelligent Battery mogelijk niet voldoende geladen om de drone veilig te laten landen.
Hierdoor kan de drone neerstorten of zoekraken.
De drone landt automatisch als het huidige accuniveau de drone alleen lang genoeg kan
ondersteunen om vanaf zijn huidige hoogte te dalen. Automatisch landen kan niet worden
geannuleerd, maar de afstandsbediening kan worden gebruikt om de horizontale beweging en
dalingssnelheid van de drone te bedienen tijdens het landen. Als er voldoende stroom is, kan
de gasjoystick worden gebruikt om de drone met een snelheid van 1 m/s te laten stijgen.
Beweeg tijdens de automatische landing de drone horizontaal om zo snel mogelijk een
geschikte plek te vinden om de drone te laten landen. De drone valt als de gebruiker de
gasstick omhoog blijft duwen totdat de stroom is uitgeput.
•
Signaal van afstandsbediening verloren
De actie van de drone wanneer het signaal van de afstandsbediening verloren gaat, kan worden
ingesteld op RTH, land of zweven in Instelling > Veiligheid > Geavanceerde veiligheidsinstellingen
in DJI Fly. Als de actie is ingesteld op RTH, de thuisbasis met succes is geregistreerd en het
kompas normaal functioneert, wordt de uitvalbeveiligde RTH automatisch geactiveerd nadat het
signaal vanaf de afstandsbediening langer dan zes seconden weggevallen is.
Wanneer de verlichting voldoende is en de zichtsystemen normaal werken, geeft DJI
Fly het RTH-pad weer dat door de drone werd gegenereerd voordat het signaal van de
afstandsbediening verloren ging. De drone begint RTH met Geavanceerde RTH volgens de
RTH-instellingen. De drone blijft in RTH, zelfs als het signaal van de afstandsbediening is
hersteld. DJI Fly zal het RTH-pad dienovereenkomstig bijwerken.
Wanneer de verlichting niet voldoende is en de zichtsystemen niet beschikbaar zijn, gaat
de drone naar de oorspronkelijke RTH-route. De drone blijft in vooraf ingestelde RTH als
het signaal van de afstandsbediening tijdens de RTH wordt hersteld. De Original Route RTH
procedure is als volgt:
1. De drone remt en zweeft op zijn plaats.
2. Wanneer RTH begint:
• Als de RTH-afstand (de horizontale afstand tussen de drone en de thuisbasis)
groter is dan 50 m, past de drone de oriëntatie aan en vliegt 50 m achteruit op zijn
oorspronkelijke vliegroute voordat het in de vooraf ingestelde RTH gaat.
• Als de RTH-afstand verder is dan 5 m maar minder dan 50 m, past het de oriëntatie
aan en vliegt het in een rechte lijn op de huidige hoogte naar de thuisbasis.
• De drone landt onmiddellijk wanneer de RTH-afstand minder dan 5 m is.
3. De drone begint te landen wanneer het boven de thuisbasis komt.
• Als RTH wordt geactiveerd via DJI Fly en de RTH-afstand verder dan 5 m is, geeft DJI
Fly de volgende twee opties weer: RTH en Landing. Gebruikers kunnen ofwel RTH
selecteren of de drone rechtstreeks landen.
• Het is mogelijk dat het vliegtuig niet normaal kan terugkeren naar het thuisbasis als
het positioneringssysteem abnormaal functioneert. Gedurende Failsafe RTH kan het
vliegtuig naar de ATTI-modus gaan en automatisch landen als het positioneringssysteem
abnormaal functioneert.
• Het is belangrijk om vóór elke vlucht een geschikte RTH-hoogte in te stellen. Start DJI Fly
en stel vervolgens de RTH-hoogte in. De standaard RTH-hoogte is 100 m.
• De drone kan obstakels tijdens uitvalbeveiligde RTH niet detecteren als de
zichtsystemen niet beschikbaar zijn.
• GEO-zones kunnen de RTH beïnvloeden. Vermijd vliegen in de buurt van GEO-zones.
• De drone kan mogelijk niet naar een thuisbasis terugkeren wanneer de windsnelheid te
hoog is. Vlieg voorzichtig.
• Let extra op kleine of jne voorwerpen (zoals boomtakken of hoogspanningsleidingen)
of transparante voorwerpen (zoals water of glas) tijdens RTH. Verlaat RTH en bedien de
drone handmatig in geval van nood.
• RTH kan niet worden geactiveerd tijdens een automatische landing.
Gebruikshandleiding
RTH-procedure
1. De thuisbasis wordt geregistreerd.
2. Geavanceerde RTH wordt geactiveerd.
3. De drone remt en zweeft op zijn plaats. Wanneer RTH begint:
• De drone landt onmiddellijk wanneer de RTH-afstand minder dan 5 m is.
• Als de RTH-afstand verder is dan 5 m, zal het vliegtuig zijn oriëntatie op het thuisbasis
aanpassen en het beste pad plannen op basis van de RTH-instellingen, verlichting en
omgevingsomstandigheden.
4. De drone vliegt automatisch volgens de RTH-instellingen, de omgeving en het zendsignaal
tijdens RTH.
5. De drone landt en de motoren stoppen na het bereiken van de thuisbasis.
RTH-instellingen
RTH-instellingen zijn beschikbaar voor Advanced RTH. Ga naar de cameraweergave in DJI Fly, tik
op Instellingen > Veiligheid en vervolgens op RTH.
1. Optimaal:
• Als de verlichting voldoende is en de omgeving geschikt is voor de zichtsystemen,
plant de drone automatisch het optimale RTH-pad en past de hoogte aan op basis van
omgevingsfactoren, zoals obstakels en transmissiesignalen, ongeacht de RTH-hoogte-
instelling. Het optimale RTH-pad betekent dat de drone de kortst mogelijke afstand aegt,
om de gebruikte hoeveelheid accuvermogen te verminderen en de vliegtijd te verlengen.
• Als de verlichting onvoldoende is en de omgeving niet geschikt is voor de zichtsystemen,
voert de drone de vooraf ingestelde RTH uit op basis van de RTH-hoogte-instelling.
Wanneer de drone de thuisbasis nadert en de huidige hoogte hoger is dan de RTH-hoogte,
zal de drone op intelligente wijze beslissen of het zal afdalen tijdens het vliegen naar voren,
afhankelijk van de omgeving, de verlichting, de ingestelde RTH-hoogte en de huidige hoogte.
Wanneer de drone boven de thuisbasis komt, zal de huidige hoogte van de drone niet lager
zijn dan de ingestelde RTH-hoogte. Merk op dat wanneer de verlichting onvoldoende is
en de omgeving niet geschikt is voor de zichtsystemen, het vliegtuig obstakels niet kan
ontwijken. Make zeker to set a safe Hoogte voor RTH and pay let op to de omringende
omgeving to ensure vliegveiligheid.
De RTH-plannen voor verschillende omgevingen, RTH-activeringsmethoden en RTH-instellingen
zijn als volgt:
De drone zal het RTHpad plannen, naar een
open gebied vliegen terwijl
obstakels worden omzeilt,
naar de RTH-hoogte stijgen
en terugkeren naar de
thuisbasis via het beste pad.
De drone keert terug naar
de thuisbasis via het beste
pad op de huidige hoogte.
Geschikt voor
zichtsystemen
De drone kan obstakels en
GEO-zones omzeilen
De drone voert RTH uit op
basis van de RTH-instelling:
• Optimaal
• Voorinstelling
Ongeschikt voor
zichtsystemen
Het vliegtuig stijgt op naar
de RTH hoogte en vliegt
in een rechte lijn naar
het thuisbasis op de RTH
hoogte.
Het vliegtuig vliegt in
een rechte lijn naar het
thuisbasis op de huidige
hoogte.
Ongeschikt voor
zichtsystemen
De drone kan obstakels niet
omzeilen, maar kan GEOzones omzeilen
Voorinstelling
Oorspronkelijke route RTH,
Vooraf ingestelde RTH
wordt uitgevoerd wanneer
het signaal is hersteld
DJI Mini 4 Pro
Gebruikshandleiding
• Tijdens Geavanceerde RTH past de drone de vliegsnelheid automatisch aan de
omgevingsfactoren als windsnelheid en obstakels aan.
• De drone kan geen kleine of jne objecten zoals boomtakken of hoogspanningsleidingen
vermijden. Vlieg de drone to an openen gebied voor using RTH.
• Stel Geavanceerde RTH in als Preset als er hoogspanningslijnen of torens zijn die de
drone niet kan omzeilen op het RTH-pad. Zorg ervoor dat de RTH-hoogte hoger is
ingesteld dan alle obstakels.
• Als de RTH-instellingen tijdens RTH worden gewijzigd remt de drone en keert hij terug
naar de thuisbasis volgens de laatste instellingen.
• Als de maximale hoogte tijdens RTH naar lager dan de huidige hoogte is aangepast,
daalt de drone eerst naar de maximale hoogte en keert daarna terug naar de
thuisbasis.
• De RTH-hoogte kan tijdens RTH niet worden gewijzigd.
• Als er een groot verschil is tussen de huidige hoogte en de RTH-hoogte, kan de
gebruikte hoeveelheid accuvermogen niet nauwkeurig worden berekend vanwege
het verschil in windsnelheid op verschillende hoogtes. Besteed extra aandacht aan de
accuvoedingsberichten en waarschuwingsmeldingen in DJI Fly.
• Tijdens Geavanceerde RTH gaat de drone over op vooraf ingesteld RTH, als de
lichtomstandigheden en de omgeving ongeschikt worden voor de zichtsystemen. In
dit geval kan de drone de obstakels niet omzeilen. Er moet een geschikte RTH-hoogte
worden ingesteld voordat de RTH wordt ingevoerd.
• Wanneer het signaal van de afstandsbediening tijdens Geavanceerde RTH normaal
is, kan de pitchstick worden gebruikt om de vliegsnelheid te regelen. De oriëntatie en
hoogte kunnen echter niet worden geregeld en de drone kan niet worden bestuurd om
naar links of rechts te vliegen. Als u de pitchstick voortdurend indrukt om te versnellen,
neemt het stroomverbruik van de accu toe. De drone kan geen obstakels omzeilen als
de vliegsnelheid de effectieve detectiesnelheid overschrijdt. Wanneer u voorwaarts
vliegt in RTH, remt de drone, blijft het op zijn plaats zweven en verlaat het RTH als de
pitchstick helemaal naar beneden wordt geduwd. De drone kan worden bestuurd nadat
de pitchstick is losgelaten.
• Als de drone de hoogtelimiet van de huidige locatie van de drone of van de thuisbasis
bereikt terwijl deze stijgt tijdens vooraf ingestelde RTH, stopt de drone met stijgen en
keert terug naar de thuisbasis op de huidige hoogte. Let tijdens RTH op vliegveiligheid.
• Als de thuisbasis zich binnen de hoogtezone bevindt, maar de drone niet, zal de drone
bij het bereiken van de hoogtezone dalen tot onder de hoogtelimiet, die lager kan zijn
dan de ingestelde RTH-hoogte. Vlieg voorzichtig.
• De drone omzeilt alle GEO-zones die worden aangetroffen wanneer het naar voren
vliegt tijdens Geavanceerde RTH. Vlieg voorzichtig.
• De drone verlaat RTH als de omgeving te complex is om RTH te voltooien, zelfs als de
zichtsystemen goed werken.
• Als de OcuSync-videotransmissie wordt belemmerd en de verbinding wordt verbroken,
kan de drone alleen gebruik maken van de 4G-connectiviteit van Verbeterde
transmissie. Aangezien er grote obstakels op de RTH-route kunnen zijn, zal de RTHroute, om de veiligheid tijdens RTH te garanderen, de vorige vliegroute als referentie
nemen. Let bij het gebruik van Verbeterde transmissie extra op de batterijstatus en de
RTH-route op de kaart.
De Landings Bescherming wordt geactiveerd tijdens RTH.
Wanneer de drone begint te landen, wordt landingsbescherming ingeschakeld.
1. Tijdens landingsbescherming zal de drone automatisch een geschikte landingsplaats
detecteren en voorzichtig landen.
2. Als de grond ongeschikt voor de landing wordt bevonden, blijft de drone in de lucht en
wacht deze op bevestiging van de piloot.
3. Als de landingsbeveiliging niet operationeel is, geeft DJI Fly een landingsmelding weer
wanneer de drone tot onder de 0,5 meter van de grond daalt. Tik op bevestigen of duw de
gasjoystick helemaal naar beneden en houd deze één seconde vast, waarna de drone landt.
Precisielanding
De drone scant automatisch en probeert tijdens RTH de onderstaande terreinkenmerken te
koppelen. De drone landt wanneer het huidige terrein overeenkomt met de thuisbasis. Er
verschijnt een melding in DJI Fly als de koppeling van het terrein mislukt.
• Tijdens precisielanding wordt landingsbescherming geactiveerd.
• De goede werking van de precisielanding is afhankelijk van de volgende voorwaarden:
a. De thuisbasis moet bij het opstijgen worden vastgelegd en mag tijdens de
vlucht niet worden gewijzigd. Anders heeft de drone geen gegevens over de
terreineigenschappen van de thuisbasis.
b. Tijdens de start moet de drone verticaal ten minste 7 m stijgen alvorens horizontaal
te bewegen.
c. De terreinkenmerken van de thuisbasis moeten grotendeels ongewijzigd blijven.
d. De terreineigenschappen van de thuisbasis moeten voldoende onderscheidend zijn.
Terreinen zoals besneeuwde velden zijn niet geschikt.
e. De lichtomstandigheden mogen niet te helder of te donker zijn.
• Tijdens een precisielanding zijn de volgende acties beschikbaar:
a. Druk de gashendel omlaag om de landing te versnellen.
b. Het bewegen van een andere joystick los van de gasjoystick, wordt beschouwd als
het opgeven van Precisielanding. Nadat de joysticks zijn losgelaten, landt de drone
verticaal. Landingsbescherming is in dit geval nog steeds van kracht.
De DJI Mini 4 Pro is uitgerust met zowel een omnidirectioneel zichtsysteem (vooruit, achteruit,
lateraal, omhoog), neerwaarts zichtsysteem en 3D-infrarooddetectiesysteem, dat positionering
en omnidirectionele obstakeldetectie mogelijk maakt.
Het omnidirectionele zichtsysteem bestaat uit vier camera's die zich aan de voorkant van de
drone bevinden. Het systeem voor neerwaarts zicht bestaat uit twee camera's die zich aan de
onderkant van de drone bevinden. De zichtsystemen detecteren obstakels door beeldbereik.
Het 3D-infrarooddetectiesysteem aan de onderkant bestaat uit een 3D-infraroodzender en een
ontvanger. Het 3D-infrarooddetectiesysteem helpt de drone de afstand tot obstakels en de
afstand tot de grond te beoordelen en de positie van de drone samen met het systeem voor
neerwaarts zicht te berekenen. Het 3D-infraroodsensorsysteem voldoet aan de veiligheidseisen
voor het menselijk oog voor laserproducten van klasse 1.
Het hulplicht aan de onderkant van de drone kan het neerwaartse zichtsysteem helpen.
Het wordt standaard automatisch ingeschakeld in omgevingen met weinig licht wanneer
de vlieghoogte minder dan 5 meter bedraagt. Gebruikers kunnen het ook handmatig in- of
uitschakelen in de DJI Fly-app. Telkens wanneer de drone opnieuw wordt opgestart, keert het
hulplicht terug naar de standaardinstelling Automatisch.
Omnidirectioneel zichtsysteem
Omnidirectioneel zichtsysteem
Hulplicht
Neerwaarts zichtsysteem
3D-infrarooddetectiesysteem
Detectiebereik
Voorwaarts zichtsysteem
Achterwaarts zichtsysteem
Systeem voor lateraal zicht
Opwaarts zichtsysteem
[1]
Neerwaarts zichtsysteem
3D-infrarooddetectiesysteemPrecisiemeetbereik: 0,1-8 m (> 10% reectiviteit);
[1] Het omnidirectionele zichtsysteem kan obstakels in horizontale richtingen en daarboven detecteren.
Precisiemeetbereik: 0,5-18 m; FOV: 90° (horizontaal), 72°
(verticaal)
Precisiemeetbereik: 0,5-15 m; FOV: 90° (horizontaal), 72°
(verticaal)
Precisiemeetbereik: 0,5-12 m; FOV: 90° (horizontaal), 72°
(verticaal)
Precisiemeetbereik: 0,5-15 m; FOV: 72° (voor en achter),
90° (links en rechts)
Precisiemeetbereik: 0,3-12 m; FOV: 106° (voor en achter),
90° (links en rechts)
Bereik tijdens stilhangen: 0,5-30m
Gezichtsveld: 60° (voor en achter),60° (links en rechts)
De positioneringsfunctie van het neerwaartse zichtsysteem is van toepassing wanneer GNSSsignalen niet beschikbaar of zwak zijn. Deze functie wordt automatisch ingeschakeld in de
Normale stand of Cine-modus.
Het omnidirectionele zichtsysteem wordt automatisch geactiveerd wanneer de drone in de
Normale stand of Cine-modus staat en het vermijden van obstakels is ingesteld op Bypass of
Rem in DJI Fly. Het omnidirectionele zichtsysteem werkt het best bij voldoende verlichting en
duidelijk gemarkeerde of gestructureerde obstakels. Vanwege de traagheid moeten gebruikers
de drone remmen binnen een redelijke afstand.
Zichtpositionering en Obstakeldetectie kunnen worden uitgeschakeld in Systeeminstellingen >
Veiligheid > Geavanceerde veiligheidsinstellingen in DJI Fly.
• Let op de vliegomgeving. Het zichtsysteem en het 3D-infrarooddetectiesysteem werken
alleen in bepaalde scenario's en kunnen de menselijke controle en beoordeling niet
vervangen. Let tijdens een vlucht altijd op de omgeving en op de waarschuwingen in DJI
Fly. Neem te allen tijde de verantwoordelijkheid voor de drone en houd er de controle
over.
• De neerwaartse zichtsystemen werken het beste wanneer de drone op een hoogte van
0,5 tot 30 meter vliegt als er geen GNSS beschikbaar is. Extra voorzichtigheid is geboden
als de hoogte van de drone meer dan 30 m bedraagt, aangezien de zichtsystemen
kunnen worden beïnvloed.
• In omgevingen met weinig licht bereiken de zichtsystemen mogelijk geen optimale
positioneringsprestaties, zelfs niet als het hulplicht is ingeschakeld. Vlieg voorzichtig als
het GNSS-signaal zwak is in dergelijke omgevingen.
• Het neerwaartse zichtsysteem werkt mogelijk niet goed als de drone in de buurt van
water vliegt. Daarom is het mogelijk dat de drone bij de landing niet in staat is om actief
water eronder te vermijden. Het wordt aanbevolen om te allen tijde de vluchtbesturing
in stand te houden, een redelijk oordeel te vormen op basis van de omgeving en niet te
veel te vertrouwen op het neerwaartse zichtsysteem.
• De zichtsystemen kunnen grote structuren met frames en kabels zoals torenkranen,
hoogspanningsmasten, hoogspanningslijnen, tuibruggen en hangbruggen niet
nauwkeurig identiceren.
• De zichtsystemen kunnen niet goed functioneren in de buurt van oppervlakken zonder
duidelijke variaties in patroon of waar het licht te zwak of te sterk is. De zichtsystemen
kunnen in de volgende situaties niet goed functioneren:
a. Bij het vliegen in de buurt van oppervlakken die uit één kleur bestaan (bijv. volkomen
zwart, wit, rood of groen).
b. Bij het vliegen in de buurt van oppervlakken met hoge reectie.
c. Bij het vliegen in de buurt van water of transparante oppervlakken.
d. Bij het vliegen in de buurt van bewegende oppervlakken of objecten.
e. Bij het vliegen in een gebied waarin de verlichting vaak of snel verandert.
f. Bij het vliegen in de buurt van extreem donkere (< 10 lux) of heldere (> 40.000 lux)
oppervlakken.
g. Bij het vliegen in de buurt van oppervlakken die infraroodgolven sterk reecteren of
absorberen (bijv. spiegels).
h. Bij het vliegen in de buurt van oppervlakken zonder duidelijke patronen of texturen.
i. Bij het vliegen in de buurt van oppervlakken met identiek herhalende patronen of
structuren (bijvoorbeeld tegels met hetzelfde ontwerp).
j. Bij het vliegen in de buurt van obstakels met kleine oppervlakken (bijv. takken van
bomen en hoogspanningslijnen).
• Zorg dat de sensoren altijd schoon zijn. Bekras of manipuleer de sensoren NIET.
Gebruik de drone NIET in stoge of vochtige omgevingen.
• Camera's van het zichtsysteem moeten mogelijk worden gekalibreerd nadat de drone
voor een langere periode is opgeslagen. Er verschijnt een melding in DJI Fly en de
kalibratie wordt automatisch uitgevoerd.
• Vlieg NIET als het regent, mistig is of als het zicht minder is dan 100 m.
• Controleer vóór elke keer opstijgen het volgende:
a. Zorg dat er geen stickers of andere obstakels op het glas van de sensoren van het
infrarooddetectiesysteem en de zichtsystemen zitten.
b. Gebruik een zachte doek als er vuil, stof of water op het glas van de zichtsystemen en
het infrarooddetectiesysteem zit. Gebruik GEEN alcoholhoudend reinigingsproduct.
c. Neem contact op met de DJI Support als de lenzen van de infrarooddetectie- of
zichtsystemen beschadigd zijn.
• Blokkeer het infrarooddetectiesysteem en de zichtsystemen NIET.
• De drone kan op elk moment van de dag of nacht vliegen. De zichtsystemen zijn echter
niet meer beschikbaar wanneer u 's nachts met de drone vliegt. Vlieg voorzichtig.
De functie Advanced Pilot Assistance Systems (APAS) is beschikbaar in de Normale stand en
Cine-modus. Wanneer APAS is ingeschakeld, blijft de drone reageren op opdrachten en plant
het zijn route op basis van beide joystick-opdrachten en de vliegomgeving. APAS maakt het
gemakkelijker om obstakels te vermijden, vloeiender beeldmateriaal te verkrijgen en geeft een
betere vliegervaring.
Blijf de joysticks in een richting bewegen. De drone zal de obstakels omzeilen door boven,
onder, of links of rechts van het obstakel te vliegen. De drone kan ook reageren op de input van
de joystick terwijl het obstakels omzeilt.
Wanneer APAS is ingeschakeld, kan de drone worden gestopt door op de vliegpauzeknop op
de afstandsbediening te drukken. De drone remt en blijft drie seconden zweven en wacht op
verdere opdrachten van de piloot.
Om APAS in te schakelen, opent u DJI Fly. U gaat naar Instellingen > Veiligheid waarna u APAS
inschakelt door Bypass te selecteren. Selecteer de modus Normaal of Nifty wanneer u Bypass
gebruikt. De drone is uitgerust met de nifty-modus en kan sneller, soepeler en dichter bij
obstakels vliegen, waardoor betere beelden worden verkregen en obstakels worden omzeilt.
Het risico om tegen obstakels aan te botsen zal echter toenemen. Vlieg voorzichtig.
Nifty-modus kan niet normaal werken in de volgende situaties:
1. Wanneer de oriëntatie van de drone verandert wanneer deze snel in de buurt van obstakels
vliegt.
2. Wanneer u met hoge snelheid door smalle obstakels zoals luifels of struiken vliegt.
3. Wanneer u vliegt in de buurt van obstakels die te klein zijn om te detecteren.
4. Wanneer u met de propellerbescherming vliegt.
Landingsbescherming
De landingsbescherming wordt geactiveerd als de hindernissenvermijding is ingesteld op
Bypass of Break en de gebruiker de gashendel naar beneden duwt om de drone te laten landen.
Wanneer de drone begint te landen, wordt landingsbescherming ingeschakeld.
1. Tijdens Landingsbescherming detecteert de drone automatisch of een gebied geschikt is
om te landen en vervolgens landt de drone.
2. Indien wordt vastgesteld dat de grond niet geschikt is om te landen, blijft de drone zweven
zodra deze tot 0,8 m boven de grond daalt. Duw de gasjoystick minstens vijf seconden naar
beneden en de drone landt zonder obstakels te detecteren.
• Zorg ervoor dat u APAS gebruikt wanneer de zichtsystemen beschikbaar zijn. Zorg
ervoor dat er zich geen mensen, dieren, objecten met een klein of jn oppervlak (bijv.
boomtakken) of transparante objecten (bijv. glas of water) bevinden langs de gewenste
vliegroute.
• Zorg ervoor dat APAS wordt gebruikt wanneer de neerwaartse zichtsystemen
beschikbaar zijn of het GNNS-signaal sterk is. APAS werkt mogelijk niet goed als de
drone boven water of een besneeuwd gebied vliegt.
• Wees extra voorzichtig bij het vliegen in extreem donkere (<300lux) of heldere
• Houd DJI Fly in de gaten en zorg dat APAS normaal werkt.
• APAS functioneert mogelijk niet goed wanneer de drone in de buurt van de
vluchtlimieten of in een GEO-zone vliegt.
Zichthulp
De zichthulpweergave, aangedreven door het horizontale zichtsysteem, verandert de
horizontale snelheidsrichting (vooruit, achteruit, links en rechts) om gebruikers te helpen bij
het navigeren en observeren van obstakels tijdens de vlucht. Veeg naar links op de attitudeindicator, naar rechts op de minikaart, of tik op het pictogram in de rechterbenedenhoek van de
houdingsindicator om over te schakelen naar de zichthulpweergave.
• Bij gebruik van zichthulp kan de kwaliteit van de videotransmissie lager zijn vanwege de
bandbreedtelimieten voor de transmissie, de prestaties van de mobiele telefoon of de
resolutie voor de videotransmissie van het scherm op de afstandsbediening.
• Het is normaal dat propellers in het zichthulpweergave verschijnen.
• Zichtweergave mag alleen ter referentie worden gebruikt. Glazen wanden en kleine
voorwerpen zoals boomtakken, elektrische kabels en vliegerkoorden kunnen niet
nauwkeurig worden weergegeven.
• Zichthulp is niet beschikbaar wanneer de drone niet is opgestegen of wanneer het
videotransmissiesignaal zwak is.
Zichthulpweergaverichting
Horizontale snelheid
van de drone
Samenvouwen
Horizontale snelheid van
de drone
Zichthulpweergaverichting
Overschakelen naar de
minikaart
Samenvouwen
Max.
Vergrendeld
Max.
Vergrendeld
Overschakelen
naar de minikaart
De richting van de lijn geeft de huidige horizontale richting
van de drone aan en de lengte van de lijn geeft de horizontale
snelheid van de drone aan.
Geeft de richting van de zichthulpweergave aan. Tik en houd
ingedrukt om de richting te vergrendelen.
Tik op om van zichthulpweergave over te schakelen naar de
minikaart.
Tik om de zichthulpweergave te minimaliseren.
Tik om de zichthulpweergave te maximaliseren.
Geeft aan dat de richting van de zichthulpweergave is
vergrendeld. Tik om de vergrendeling te annuleren.
• Wanneer de richting niet in een bepaalde richting is vergrendeld, schakelt de zichthulpweergave
automatisch over naar de huidige vliegrichting. Tik op een andere richtingspijl om de richting
van de zichthulpweergave gedurende drie seconden te wijzigen voordat u terugkeert naar het
zicht van de huidige horizontale vliegrichting.
• Wanneer de richting is vergrendeld in een specifieke richting, tik op een andere
richtingspijl om de richting van de zichthulpweergave gedurende drie seconden te
wijzigen voordat u terugkeert naar de huidige horizontale vliegrichting.
Botswaarschuwing
Wanneer een obstakel in de huidige weergaverichting wordt gedetecteerd, toont de
zichthulpweergave een botswaarschuwing. De kleur van de waarschuwing wordt bepaald door
de afstand tussen het obstakel en de drone.
Kleur botswaarschuwingAfstand tussen de drone en het obstakel
Geel2,2-5 m
Rood≤2,2 m
• Het gezichtsveld van de zichthulp in alle richtingen is ongeveer 80°. Het is normaal om
tijdens een botswaarschuwing geen obstakels in het gezichtsveld te zien.
• De botswaarschuwing wordt niet geregeld door de schakelaar Radarkaart weergeven
en blijft zichtbaar, zelfs wanneer de radarkaart is uitgeschakeld.
• Er verschijnt alleen een botsingswaarschuwing wanneer de zichthulpweergave in het
kleine venster wordt weergegeven.
Vluchtgegevens, waaronder vluchttelemetrie, statusinformatie over de drone en andere
parameters worden automatisch opgeslagen op de ingebouwde datarecorder van de drone. De
gegevens zijn toegankelijk met behulp van DJI Assistant 2 (Drones voor consumenten).
Propellers
Er zijn twee soorten propellers die ontworpen zijn om in verschillende richtingen te draaien.
Markeringen geven aan welke propellers aan welke motoren moeten worden bevestigd. Zorg
ervoor dat de propellers en de motoren overeenkomen door de instructies te volgen.
PropellersGemarkeerdOngemarkeerd
Illustratie
Plaats van
bevestiging
Bevestig aan de motoren van de
gemarkeerde arm
Bevestig aan de motoren van
de ongemarkeerde arm
De propellers bevestigen
Bevestig de gemarkeerde propellers op de motoren van de gemarkeerde arm en de ongemarkeerde
propellers op de motoren van de ongemarkeerde arm. Gebruik de schroevendraaier uit de
droneverpakking om de propellers te monteren. Zorg ervoor dat de propellers goed bevestigd zijn.
GemarkeerdOngemarkeerd
• Gebruik alleen de schroevendraaier uit de droneverpakking voor het monteren van
propellers. Het gebruik van andere schroevendraaiers kan de schroeven beschadigen.
• Zorg ervoor dat u de schroeven verticaal houdt terwijl u ze aandraait. De schroeven
mogen niet schuin ten opzichte van het montageoppervlak staan. Controleer na de
installatie of de schroeven gelijk liggen en draai de propellers om te controleren op
abnormale weerstand.
Gebruik de schroevendraaier uit de droneverpakking om de schroeven los te maken en de
propellers los te maken van de motoren.
• Propellerbladen zijn scherp. Ga voorzichtig te werk.
• De schroevendraaier wordt alleen gebruikt om de propellers te monteren. Gebruik de
schroevendraaier NIET om de drone te demonteren.
• Als een propeller kapot is, verwijder dan alle propellers en schroeven op de
bijbehorende motor en gooi ze weg. Gebruik twee propellers uit dezelfde verpakking.
Propellers uit andere verpakkingen NIET door elkaar gebruiken.
• Gebruik alleen officiële propellers van DJI. Gebruik GEEN verschillende soorten
propellers door elkaar.
• Propellers zijn verbruiksgoederen. Koop indien noodzakelijk extra propellers.
• Controleer vóór elke vlucht of de propellers en motoren stevig en correct gemonteerd
zijn. Controleer om de 30 vlieguren (ca. 60 vluchten) of de schroeven op de propellers
nog steeds goed vastzitten.
• Controleer vóór elke vlucht of de propellers in goede staat zijn. Gebruik GEEN
verouderde, beschadigde of gebroken propellers.
• Blijf op afstand van de roterende propellers en motoren om letsel te voorkomen.
• Plaats de drone tijdens vervoer of opslag op de juiste manier om te voorkomen dat de
propellers beschadigd raken. Knijp of buig de propellers NIET. Als propellers beschadigd
zijn, kunnen de vliegprestaties worden beïnvloed.
• Controleer of de motoren stevig gemonteerd zijn en soepel draaien. Laat de drone
onmiddellijk landen als een motor vastgelopen is en niet meer vrij kan draaien.
• Probeer de constructie van de motoren NIET te wijzigen.
• Raak de motoren NIET aan en laat handen en lichaamsdelen niet in contact komen met
de motoren na de vlucht omdat deze heet kunnen zijn.
• Blokkeer de ventilatiegaten in de motoren of het chassis van de drone NIET.
• Controleer of de ESC’s normaal klinken wanneer deze worden ingeschakeld.
DJI Mini 4 Pro Intelligent Flight Battery (BWX140-2590-7.32) is een accu van 7,32 V, 2590 mAh.
De DJI Mini 3 Pro Intelligent Flight Battery Plus (BWX162-3850-7.38) is een accu van 7,38 V, 3850
mAh. De twee accu’s hebben dezelfde structuur en afmetingen, maar hebben een verschillend
gewicht en capaciteit. Beide accu’s zijn uitgerust met een slimme laad- en ontlaadfunctie.
Eigenschappen van de accu
1. Uitgebalanceerd opladen: tijdens het opladen worden de spanningen van de accucellen
automatisch in balans gehouden.
2. Functie voor automatisch ontladen: om zwelling te voorkomen, ontlaadt de accu automatisch
tot 96% accuniveau wanneer deze drie dagen niet wordt gebruikt en tot 60% accuniveau
wanneer deze negen dagen niet wordt gebruikt. Merk op dat het normaal is dat de accu
tijdens het ontladen warmte afgeeft.
3. Bescherming tegen overladen: het opladen stopt automatisch wanneer de accu volledig is
opgeladen.
4. Temperatuurdetectie: om schade te voorkomen, wordt de accu alleen opgeladen wanneer de
temperatuur tussen 5°C en 40°C ligt. Het opladen stopt automatisch als de temperatuur van
de accu tijdens het opladen meer dan 55 °C bedraagt.
5. Overstroombeveiliging: de accu stopt met laden als er een te hoge stroom wordt gedetecteerd.
6. Beveiliging tegen overmatige ontlading: het ontladen stopt automatisch om te voorkomen
dat de accu te ver wordt ontladen wanneer de accu niet wordt gebruikt. De beveiliging tegen
overmatige ontlading is niet ingeschakeld wanneer de accu in gebruik is.
7. Kortsluitbeveiliging: de stroomvoorziening wordt automatisch onderbroken als er kortsluiting
wordt gedetecteerd.
8. Bescherming tegen beschadiging van de accucel: de app geeft een waarschuwing weer
wanneer een beschadigde accucel wordt gedetecteerd.
9. Slaapstand: als het accuniveau minder dan 10% is wanneer de drone inactief is, gaat de accu
naar de slaapstand om overmatige ontlading te voorkomen. Laad de accu op om deze uit de
slaapmodus te halen.
10. Communicatie: informatie over de spanning, capaciteit en stroom van de accu wordt naar de
drone verzonden.
11. Onderhoudsinstructies: de accu controleert automatisch de spanningsverschillen tussen
accucellen en beslist of onderhoud vereist is. Als er onderhoud nodig is, plaatst u de
accu in de drone en zet u deze aan. De drone kan niet opstijgen en er verschijnt een
onderhoudsbericht in DJI Fly. Als het onderhoudsbericht verschijnt in DJI Fly, volgt u het
bericht om de accu volledig op te laden en laat u deze vervolgens 48 uur rusten. Als de accu
na twee keer onderhoud nog steeds niet werkt, neem dan contact op met DJI Support.
• Raadpleeg vóór gebruik de disclaimer en de veiligheidsrichtlijnen en de stikkers op de
accu. Gebruikers zijn volledig aansprakelijk voor alle handelingen en elk gebruik.
Druk één keer op de aan/uit-knop om het huidige accuniveau te controleren.
LED1
LED2
LED3
LED4
Ledlampjes voor
accuniveau
Aan/uit-knop
De ledlampjes voor accuniveau geven het energieniveau van de accu aan tijdens het
laden en ontladen. De statussen van de leds worden hieronder gedenieerd:
LED is aan LED knippert LED is uit
LED1LED2LED3LED4
Accuniveau
88%-100%
76%-87%
63%-75%
51%-62%
38%-50%
26%-37%
13%-25%
0%-12%
Aan- en uitzetten
Druk op de aan-/uitknop en houd deze vervolgens twee seconden ingedrukt om de drone in
of uit te schakelen. De ledlampjes voor het accuniveau geven het accuniveau weer wanneer
de drone wordt ingeschakeld. De ledlampjes voor het accuniveau gaan uit wanneer de drone
wordt uitgeschakeld.
Als ledlampje 3 en 4 gelijktijdig knipperen, geeft dit aan dat de accu een storing heeft. Verwijder
de accu uit de drone, plaats dan de accu opnieuw en zorg ervoor dat deze stevig is bevestigd.
Melding lage temperatuur
1. De accucapaciteit wordt aanzienlijk minder bij vliegen bij lage temperaturen van -10 tot 5°C.
Zorg vóór het gebruik van de drone dat de accu volledig is opgeladen. Het wordt aanbevolen
om de drone een tijdje in te schakelen om de accu op te warmen. Stijg op nadat DJI Fly
aangeeft dat de accu volledig is opgewarmd.
2. Accu's kunnen niet worden gebruikt in omgevingen met een extreem lage temperatuur, die
lager is dan -10 °C.
3. Voor optimale prestaties moet de temperatuur van de accu boven 20 °C worden gehouden.
4. De verminderde accucapaciteit in een lage omgevingstemperatuur vermindert de
windbestendigheid van de drone. Vlieg voorzichtig.
5. Wees extra voorzichtig wanneer u op grote hoogte met een lage temperatuur vliegt.
Gebruikshandleiding
De accu opladen
Laadt de accu vóór elke gebruik volledig op. Het wordt aanbevolen om de door DJI geleverde
oplaadapparaten te gebruiken, zoals de DJI Mini 3 Pro Tweeweg oplaadhub, de DJI 30W USBC-lader of andere USB-voedingsladers. De DJI Mini 3 Pro Tweeweg oplaadhub en de DJI 30W
USB-C-lader zijn beide optionele accessoires. Bezoek de officiële DJI online store voor meer
informatie.
• Wanneer u de accu oplaadt die aan de drone is bevestigd of in de DJI Mini 3 Pro
tweewegs oplaadhub is geplaatst, is het maximaal ondersteunde laadvermogen 30 W.
Een lader gebruiken
1. Zorg ervoor dat de accu correct in de drone is geïnstalleerd.
2. Sluit een lader aan op een wisselstroomvoeding (100-240 V, 50/60 Hz; gebruik indien
noodzakelijk een voedingsadapter).
3. Sluit de lader aan op de oplaadpoort van de drone met een USB-C-kabel.
4. De ledlampjes voor het accuniveau geven tijdens het opladen het huidige accuniveau weer.
5. De Intelligent Flight Battery is volledig opgeladen als alle LED's voor het batterijniveau
continu branden. Koppel de lader los wanneer de accu volledig opgeladen is.
PD 30 W
• De accu kan niet worden opgeladen als de drone is ingeschakeld.
• De maximale laadspanning voor de oplaadpoort van de drone is 12 V.
• Laad een Intelligent Flight Battery NIET direct na het vliegen op omdat deze te heet kan
zijn. Wacht totdat de accu is afgekoeld tot de bedrijfstemperatuur voordat u deze weer
oplaadt.
• De lader stopt met opladen van de accu als de celtemperatuur van de accu niet binnen het
werkbereik van 5tot 40°C is. De ideale temperatuur om op te laden is van 22 tot 28 °C.
• Laad de accu ten minste éénmaal per drie maanden volledig op, om ervoor te zorgen
dat de accu in goede staat blijft.
De onderstaande tabel toont het accuniveau tijdens het opladen.
Gebruikshandleiding
• Bij gebruik van de DJI 30W USB-C-lader is de oplaadtijd voor de Mini 4 Pro Intelligent
Flight Battery ongeveer 1 uur en 10 minuten, terwijl de Mini 3 Pro Intelligent Flight
Battery Plus ongeveer 1 uur en 41 minuten bedraagt.
• Om veiligheidsredenen moeten de accu's tijdens het transport op een laag
stroomniveau worden gehouden. Het wordt aanbevolen om de accu's voor transport of
opslag tot 30% of minder te ontladen.
LED1LED2LED3LED4Accuniveau
0%-50%
51%-75%
76%-99%
100%
• De knipperfrequentie van de ledlampjes voor het accuniveau verschilt afhankelijk van
de gebruikte USB-lader. Als het opladen snel verloopt, knipperen de ledlampjes voor
het accuniveau snel.
• Als de accu niet correct in de drone is geplaatst, knipperen ledlampjes 3 en 4
tegelijkertijd. Plaats de accu terug en controleer of deze goed is gemonteerd.
• Vier leds knipperen tegelijkertijd om aan te geven dat de accu beschadigd is.
Gebruik van de oplaadhub
Bij gebruik met een USB-lader of DJI Mini 3 Pro Tweeweg oplaadhub kan het tot drie Intelligent
Flight Batteries of Intelligent Flight Batteries Plus in serie opladen, afhankelijk van hun
vermogensniveau, van hoog naar laag vermogensniveau. Bij gebruik met de DJI 30W USB-C-
lader kan de oplaadhub één Intelligent Flight Battery in ongeveer 58 minuten volledig opladen
en één Intelligent Flight Battery Plus in ongeveer 1 uur en 18 minuten.
Wanneer de oplaadhub via een USB-lader is aangesloten op een stopcontact, kunnen gebruikers
zowel de Intelligent Flight Batteries als een extern apparaat (zoals een afstandsbediening of
smartphone) op de hub aansluiten om op te laden. De accu’s worden standaard opgeladen vóór
het externe apparaat. Wanneer de oplaadhub niet is aangesloten op een stopcontact, steekt
u de Intelligent Flight Batteries in de hub en sluit u een extern apparaat aan op de USB-poort
om het apparaat op te laden, waarbij u de oplaadhub als powerbank gebruikt. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van de DJI Mini 3 Pro Tweeweg oplaadhub voor meer informatie.
1. Plaats de accu's in de oplaadhub totdat u een klik hoort.
2. Sluit de oplaadhub aan op een stopcontact (100-240 V, 50/60 Hz) met een USB-C-kabel en
een DJI 30W USB-C-lader of andere USB-voedingsladers.
3. De accu met het hoogste stroomniveau wordt eerst opgeladen. De rest wordt in volgorde
opgeladen op basis van hun stroomniveaus. De bijbehorende statusledlampjes geven de
oplaadstatus weer (zie onderstaande tabel). Nadat de accu volledig is opgeladen, worden
overeenkomstige ledlampjes groen.
Beschrijvingen van de statusled-indicator
Oplaadstatus
KnipperpatroonBeschrijvingen
Statusleds in een reeks knipperen
achtereenvolgens snel
Statusleds in een reeks knipperen
achtereenvolgens langzaam
Ledlampjes in een reeks branden
constant
De accu in de bijbehorende accupoort wordt met een
USB PD-lader opgeladen.
De accu in de bijbehorende accupoort wordt met een
normale oplader opgeladen.
De accu in de bijbehorende accupoort is volledig
opgeladen.
Alle ledlampjes knipperen na elkaar Er is geen accu geplaatst.
Accuniveau
Bij elke accupoort van de oplaadhub hoort een reeks ledlampjes, van LED1 t/m LED4 (links naar
rechts). Controleer het accuniveau door eenmaal op de functieknop te drukken. De statussen
van de ledlampjes voor het accuniveau zijn gelijk aan die van de drone. Raadpleeg voor meer
informatie de statussen en beschrijvingen van de ledlampjes voor het accuniveau van de drone.
De ledlampjesstatus voor abnormale accu is gelijk aan die van de drone. Raadpleeg het gedeelte
Mechanismen voor het beschermen van de accu voor meer informatie.
• Het wordt aanbevolen om een DJI 30W USB-C-lader of andere USB-voedingsladers te
gebruiken om de oplaadhub van stroom te voorzien.
• De omgevingstemperatuur beïnvloedt de oplaadsnelheid. Het opladen gaat sneller in
een goed geventileerde omgeving bij 25 °C.
• De oplaadhub is alleen compatibel met de BWX140-2590-7.32, BWX162-2453-7.38
Intelligent Flight Battery en BWX162-3850-7.38 Intelligent Flight Battery Plus. Gebruik de
oplaadhub NIET met andere accumodellen.
• Plaats de oplaadhub tijdens gebruik op een vlakke en stabiele ondergrond. Zorg ervoor
dat het apparaat goed geïsoleerd is, om brandgevaar te voorkomen.
• Raak de metalen klemmen van de accupoorten NIET aan.
• Reinig de metalen klemmen met een schone, droge doek als er vuil zichtbaar is
Mechanismen voor het beschermen van de accu
De leds voor het accuniveau kunnen meldingen over de accubescherming weergeven die door
abnormale oplaadomstandigheden worden geactiveerd.
Mechanismen voor het beschermen van de accu
LED1 LED2 LED3 LED4 KnipperpatroonStatus
LED2 knippert tweemaal per
seconde
LED2 knippert driemaal per
seconde
LED3 knippert tweemaal per
seconde
LED3 knippert driemaal per
seconde
LED4 knippert tweemaal per
seconde
LED4 knippert driemaal per
seconde
Overstroom gedetecteerd
Kortsluiting gedetecteerd
Overbelasting gedetecteerd
Overspanning lader gedetecteerd
De laadtemperatuur is te laag
De laadtemperatuur is te hoog
Als een van de beschermingsmechanismen van de accu geactiveerd is, trek dan de stekker
van de lader uit het stopcontact en sluit hem weer aan om het laden te hervatten. Als de
oplaadtemperatuur abnormaal is, wacht dan tot deze weer normaal is. De accu wordt
automatisch opnieuw opgeladen zonder dat de oplader hoeft te worden losgekoppeld en
aangesloten.
Plaats de Intelligent Flight Battery in het accuvak van de drone. Zorg ervoor dat de accu volledig
is geplaatst met een klikgeluid, wat aangeeft dat de accugespen stevig zijn bevestigd.
Druk op het getextureerde gedeelte van de accu-aansluitingen aan de zijkanten van de accu om
deze uit het compartiment te verwijderen.
• Plaats of verwijder de accu NIET terwijl de drone is ingeschakeld.
• Zorg ervoor dat de accu met een klikgeluid is geplaatst. Start de drone NIET wanneer
de accu niet stevig is gemonteerd, omdat dit slecht contact tussen de accu en de drone
kan veroorzaken en gevaar kan opleveren. Zorg ervoor dat de accu stevig is bevestigd.
De 3-assige gimbal stabiliseert de camera zodat u heldere, stabiele foto's en video-opnamen
kunt maken bij een hoge vliegsnelheid. De gimbal heeft een kantelbereik van -90° tot +60° en
twee rolhoeken van -90° (portret) en 0° (liggend).
60°
0°
-90°
Gebruik het gimbalwiel op de afstandsbediening om de kantelbeweging van de gimbal te bedienen.
U kunt ook doen via de cameraweergave in DJI Fly. Druk op het scherm totdat de instelbalk van de
gimbal verschijnt. Sleep de balk omhoog en omlaag om de gimbalkantelhoek te regelen.
Tik op de modusschakelaar Liggend/Portret in DJI Fly om te schakelen tussen de twee hoeken
van de gimbalrol. De rolas draait naar -90° wanneer de portretmodus is ingeschakeld en terug
naar 0° in de liggende modus.
Bedieningsstanden voor de gimbal
Er zijn twee bedieningsstanden voor de gimbal beschikbaar. Schakel tussen de verschillende
bedrijfsmodi in Instellingen > Bediening in DJI Fly.
Volgmodus:
Gebruikers kunnen de kanteling van de gimbal aanpassen. Deze modus is geschikt voor het
maken van foto's.
FPV-modus:
van de drone om de vliegervaring te beleven alsof u zelf in de cockpit zit.
de kantelhoek van de gimbal blijft stabiel ten opzichte van het horizontale vlak.
als de drone vooruitvliegt wordt de gimbal gesynchroniseerd met de beweging
• Zorg ervoor dat er geen stickers of voorwerpen op de gimbal zitten voordat u opstijgt.
Tik of klop NIET op de gimbal wanneer de drone is ingeschakeld. Laat de drone vanaf
een open en vlakke ondergrond opstijgen om de gimbal te beschermen.
• Klap na het installeren van de groothoeklens de armen uit voordat u de drone
inschakelt. Zorg ervoor dat de gimbal vlak en naar voren gericht is voordat u opstijgt,
zodat de drone de installatiestatus van de groothoeklens correct kan detecteren.
De gimbal is waterpas wanneer de drone wordt ingeschakeld. Als de gimbal draait,
centreer de gimbal dan als volgt met de afstandsbediening of DJI Fly:
a. Tik op Gimbal opnieuw centeren op de pagina Instellingen > Bediening van DJI Fly.
b. Druk op de Fn-knop op de DJI RC-N2-afstandsbediening of de aanpasbare C1-knop
op de DJI RC 2-afstandsbediening. De standaardfunctie is het centreren van de
gimbal of het naar beneden richten van de gimbal, wat kan worden aangepast.
• Pano- en asteroïdefuncties zijn niet beschikbaar nadat de groothoeklens is geïnstalleerd.
• Precisie-elementen in de gimbal kunnen beschadigd raken door een botsing of stoten,
waardoor de gimbal abnormaal zal functioneren.
• Zorg dat er geen stof of zand op de gimbal, met name in de motoren, terecht komt.
• Een gimbalmotor kan in de beschermingsmodus gaan als de gimbal wordt belemmerd
door andere objecten wanneer de drone op een ongelijke ondergrond of op gras wordt
gezet, of als de gimbal een buitensporige externe kracht ervaart, zoals tijdens een
botsing.
• Oefen GEEN externe kracht uit op de gimbal nadat de drone is ingeschakeld.
• Voeg GEEN extra lading anders dan een ociële accessoire toe aan de gimbal. Hierdoor
kan de gimbal abnormaal gaan functioneren en kan dit zelfs leiden tot blijvende
motorschade.
• Verwijder de gimbalbescherming voordat u de drone inschakelt. Bevestig de
glimbalbescherming wanneer de drone niet in gebruik is.
• Bij het vliegen in zware mist of wolken kan de gimbal nat worden, wat tot een tijdelijke
storing kan leiden. De gimbal herstelt zijn volledige functionaliteit als deze eenmaal
droog is.
Kenmerken van de camera
De DJI Mini 4 Pro maakt gebruik van een 1/1,3-inch CMOS-sensor met 48MP eectieve pixels.
De equivalente brandpuntsafstand is ongeveer 24 mm. Het diafragma van de camera is F1,7 en
kan van 1 m tot oneindig ver opnemen.
De DJI Mini 4 Pro-camera kan foto's van 48 MP maken en ondersteunt opnamemodi zoals
Single, Burst, AEB, Timed Shot en Panorama. Het ondersteunt ook H.264/H.265 video-opname,
digitale zoom en slow motion-opname. 4K 60 fps HDR- en 4K 100 fps-video's worden ook
ondersteund.
• De cameralens NIET blootstellen in een omgeving met laserstralen, zoals een lasershow,
of de camera langdurig richten op sterke lichtbronnen, zoals de zon op een heldere
dag, om schade aan de sensor te vermijden.
• Zorg ervoor dat de temperatuur en de vochtigheid tijdens gebruik en opslag geschikt
zijn voor de camera.
• Gebruik om schade of een slechte beeldkwaliteit te voorkomen een lensreiniger voor
het schoonmaken van de lens.
• Blokkeer GEEN ventilatiegaten op de camera, want de warmte die vrijkomt kan het
toestel beschadigen en de gebruiker verwonden.
• De camera's stellen mogelijk niet correct scherp in de volgende situaties:
a. Opnemen van donkere objecten die ver weg zijn.
b. Opnemen van objecten met herhaalde identieke patronen en structuren of objecten
zonder duidelijke patronen of structuren.
c. Opnemen van glimmende of reecterende objecten (zoals straatverlichting en glas).
g. Opnemen van objecten met verschillende afstanden in het scherpstelbereik.
• De DJI Mini 4 Pro maakt standaard gebruik van de SmartPhoto-modus in Enkele
Opname, waarin functies zoals onderwerpherkenning of HDR worden geïntegreerd
voor optimale resultaten. SmartPhoto moet meerdere opnamen continu maken voor
beeldsynthese. Wanneer de drone beweegt of de 48MP-resolutiegebruikt, wordt
SmartPhoto niet ondersteund en verschilt de beeldkwaliteit.
Foto's en video's opslaan en exporteren
Foto's en video's opslaan
De DJI Mini 4 Pro ondersteunt het gebruik van een microSD-kaart om uw foto's en video's op
te slaan. Een UHS-I Speed Grade 3 microSD-kaart of hoger is vereist vanwege de snelle lees- en
schrijfsnelheid die nodig is voor video-opnamen met hoge resolutie. Raadpleeg de specicaties
voor meer informatie over aanbevolen microSD-kaarten.
Foto's en video's kunnen ook worden opgeslagen in de interne opslag van de drone als er geen
microSD-kaart beschikbaar is. Het gebruik van een microSD-kaart wordt aanbevolen voor grote
gegevensopslag.
Foto's en video's exporteren
• Gebruik QuickTransfer om de beelden naar een mobiel apparaat te exporteren.
• Sluit de drone aan op een computer met behulp van een datakabel, exporteer de beelden in
de interne opslag van de drone of op de microSD-kaart die op de drone is gemonteerd. De
drone hoeft tijdens het exportproces niet ingeschakeld te worden.
• Verwijder de microSD-kaart uit de drone, plaats deze in een kaartlezer en exporteer de
beelden op de microSD-kaart via de kaartlezer.
• Verwijder de microSD-kaart NIET uit de drone wanneer u foto's of video's maakt. Anders
kan de microSD-kaart beschadigd raken.
• Controleer vóór gebruik de camera-instellingen om te controleren of ze correct zijn
gecongureerd.
• Maak een paar foto’s voordat u belangrijke foto’s of video’s gaat maken om te testen of
de camera correct werkt.
• Zorg ervoor dat u de drone correct uitschakelt. Anders worden de cameraparameters
niet opgeslagen en kunnen eventueel opgenomen video's worden beïnvloed. DJI is niet
verantwoordelijk voor het verlies veroorzaakt door een foto of video die is opgenomen
op een manier die niet door een machine leesbaar zijn.
De drone kan via wifi rechtstreeks verbinding maken met mobiele apparaten, waardoor
gebruikers foto's en video's van de drone naar het mobiele apparaat kunnen downloaden via
DJI Fly zonder dat ze de afstandsbediening hoeven te gebruiken. Gebruikers kunnen genieten
van snellere en gemakkelijkere downloads met een overdrachtssnelheid tot 30 MB/s.
Gebruik
Methode 1: het mobiele apparaat is niet verbonden met de
afstandsbediening
1. Zet de drone aan en wacht tot de zelfdiagnosetests van de drone voltooid zijn.
2. Zorg ervoor dat bluetooth en wi op het mobiele apparaat zijn ingeschakeld. Start DJI Fly en
er verschijnt een melding om verbinding te maken met de drone.
3. Tik op Verbinden. Eenmaal succesvol verbonden, kunnen de bestanden in de drone met
hoge snelheid worden benaderd en gedownload. Wanneer u het mobiele apparaat voor de
eerste keer op de drone aansluit, houdt u de QuickTransfer-knop twee seconden ingedrukt
om te bevestigen.
Methode 2: het mobiele apparaat wordt aangesloten op de afstandsbediening
1. Zorg ervoor dat de drone via de afstandsbediening is aangesloten op het mobiele apparaat
en dat de motoren uit zijn.
2. Schakel bluetooth en wi in op het mobiele apparaat.
3. Start DJI Fly, voer het afspelen in en tik op
de drone te downloaden op hoge snelheid.
in de rechterbovenhoek om de bestanden in
• De DJI RC 2 ondersteunt geen QuickTransfer.
• De maximale downloadsnelheid kan alleen worden bereikt in landen en regio's waar de
5,8 GHz-frequentie door wet- en regelgeving is toegestaan, bij gebruik van apparaten
die de 5,8 GHz-frequentieband en de wiverbinding ondersteunen, en in een omgeving
zonder interferentie of obstructie. Als 5,8 GHz niet is toegestaan volgens de lokale
regelgeving (zoals in Japan), ondersteunt het mobiele apparaat van de gebruiker de 5,8
GHz-frequentieband niet of als de omgeving ernstige interferentie heeft, dan gebruikt
QuickTransfer de 2,4 GHz-frequentieband en de maximale downloadsnelheid wordt
verlaagd tot 6 MB/s.
• Zorg ervoor dat bluetooth, wifi en locatieservice op het mobiele apparaat zijn
ingeschakeld voordat u QuickTransfer gebruikt.
• Bij gebruik van QuickTransfer is het niet nodig om het wiwachtwoord in te voeren op
de instellingenpagina van het mobiele apparaat om verbinding te maken. Start DJI Fly
en er verschijnt een melding om verbinding te maken met de drone.
• Gebruik QuickTransfer in een onbelemmerde omgeving zonder interferentie en blijf
uit de buurt van storingsbronnen zoals draadloze routers, bluetooth luidsprekers of
hoofdtelefoons.
In dit hoofdstuk staan de functies van de
afstandsbediening beschreven en staan
instructies over de besturing van de
drone en de bediening van de camera.
DJI Mini 4 Pro
Gebruikshandleiding
Afstandsbediening
DJI RC 2
De DJI RC 2-afstandsbediening biedt O4-videotransmissie bij gebruik met DJI Mini 4 Pro en
werkt op frequentiebanden van 2,4 GHz, 5,8 GHz en 5,1 GHz. Het is in staat om automatisch
het beste transmissiekanaal te selecteren en kan 1080p 60 fps HD livebeeld van de drone naar
de afstandsbediening verzenden op een afstand van maximaal 20 km (conform FCC-normen,
en gemeten in een groot open gebied zonder interferentie). De DJI RC 2 is uitgerust met een
5,5 inch touchscreen (1920×1080 pixelresolutie) en een breed scala aan bedieningselementen
en aanpasbare knoppen, zodat gebruikers de drone eenvoudig kunnen bedienen en de droneinstellingen op afstand kunnen wijzigen. De DJI RC 2 wordt geleverd met vele andere functies,
zoals ingebouwde GNSS (GPS+Galileo+BeiDou), Bluetooth en wi-verbinding.
De afstandsbediening heeft afneembare joysticks, ingebouwde luidsprekers, een interne opslag
van 32GB en ondersteunt het gebruik van een microSD-kaart voor extra opslagbehoeften.
De ingebouwde 6200 mAh 22,32 Wh accu levert de afstandsbediening een maximale bedrijfstijd
van drie uur.
• De 5,1 GHz-band kan alleen worden gebruikt in landen en regio's waar het is toegestaan
door lokale wet- en regelgeving.
Werking
Aan- en uitzetten
Druk één keer op de aan/uit-knop om het huidige accuniveau te controleren.
Druk eenmaal, daarna nog eens en houd twee seconden ingedrukt om de afstandsbediening in
of uit te schakelen.
Sluit de oplader aan op de USB-C-poort op de afstandsbediening. Het duurt ongeveer 1 uur en
30 minuten om de afstandsbediening volledig op te laden (met een 9V/3A USB-lader).
De gimbal en camera bedienen
1. Scherpstellings-/sluiterknop: druk de knop half in om de autofocus te activeren en druk de
knop helemaal in om een foto te maken.
2. Opnameknop: druk eenmaal om de opname te starten of te stoppen.
3. Keuzeknop voor camerabediening: gebruik deze knop om de zoom standaard aan te
passen. De draaiknopfunctie kan worden ingesteld om de brandpuntsafstand, LW, de
sluitertijd en ISO aan te passen.
Er zijn drie voorgeprogrammeerde modi (modus 1, modus 2 en modus 3) beschikbaar en
aangepaste modi kunnen worden gedenieerd in DJI Fly.
Modus 1
Modus 2
Modus 3
Vooruit
Achteruit
LinksafRechtsaf
Linker joystick
Linker joystickRechter joystick
Omhoog
Omlaag
LinksafRechtsaf
Vooruit
Rechter joystickLinker joystick
Rechter joystick
Omhoog
Omlaag
LinksRechts
Vooruit
Achteruit
LinksRechts
Omhoog
Achteruit
LinksRechts
Omlaag
LinksafRechtsaf
De standaard bedieningsmodus van de afstandsbediening is modus 2. In deze handleiding
wordt modus 2 als een voorbeeld gebruikt om te illustreren hoe de joysticks moeten worden
gebruikt.
• Stick neutraal/middenpunt: de joysticks bevinden zich in het midden.
• De joystick bewegen: de joystick wordt van de middenpositie weggeduwd.
omhoog of omlaag te bewegen verandert de
hoogte van de drone.
• Duw de joystick omhoog om te stijgen en
omlaag om te dalen.
• De drone zweeft op zijn plaats als de joystick
in het midden staat.
• Hoe verder de joystick van het midden
wordt weggeduwd, hoe sneller de drone van
hoogte verandert.
Gebruik de linker joystick om op te stijgen
als de motoren stationair draaien. Duw altijd
voorzichtig tegen de joystick om plotselinge
en onverwachte veranderingen in hoogte te
voorkomen.
Gier-joystick (Jaw):
naar links of rechts om de richting van de drone
te veranderen.
• Duw de joystick naar links om de drone
linksom te laten draaien en naar rechts om
de drone rechtsom te laten draaien.
• De drone zweeft op zijn plaats als de joystick
in het midden staat.
• Hoe verder de joystick van het midden wordt
weggeduwd, hoe sneller de drone draait.
Kanteljoystick (Pitch):
op en neer te bewegen verandert de kanteling
van de neus van de drone.
• Duw de joystick omhoog om voorwaarts te
vliegen, en naar beneden om achterwaarts
te vliegen.
• De drone zweeft op zijn plaats als de joystick
in het midden staat.
• Hoe verder de joystick van het midden wordt
weggeduwd, hoe sneller de drone beweegt.
Roll-joystick:
of rechts te bewegen verandert de rolhoek van
de drone.
• Duw de joystick naar links om naar links te
vliegen en naar rechts om naar rechts te
vliegen.
• De drone zweeft op zijn plaats als de joystick
in het midden staat.
• Hoe verder de joystick van het midden wordt
weggeduwd, hoe sneller de drone beweegt.
Selecteer de gewenste vliegmodus met de schakelaar.
CNS
PositieVliegmodus
SSportmodus
NNormale modus
CCinemodus
Vliegpauzeknop/RTH-knop
Druk eenmaal op deze knop om de drone te laten remmen en op zijn plaats te laten zweven.
Druk op de knop en houd de knop ingedrukt totdat de afstandsbediening piept en RTH start. De
drone keert terug naar de laatst geregistreerde thuisbasis. Druk nogmaals op de knop om RTH
te annuleren en de controle over de drone weer over te nemen.
Aanpasbare knop
Ga naar Instellingen > Bediening in DJI Fly om de functies van de aanpasbare knoppen C1 en C2
aan te passen.
Rood knipperendHet accuniveau van de drone is laag.
—
Continu groenVerbonden met de drone.
Blauw knipperend De afstandsbediening is gekoppeld aan een drone.
—
Continu geelFirmware-update mislukt.
—
Continu blauwFirmware-update succesvol.
Geel knipperendHet accuniveau van de afstandsbediening is laag.
Cyaan knipperend Joysticks niet gecentreerd.
Ledlampjes voor accuniveau
KnipperpatroonAccuniveau
76%-100%
51%-75%
26%-50%
0%-25%
Waarschuwing afstandsbediening
De afstandsbediening piept om aan te geven dat er een fout of waarschuwing is. Let op
wanneer er meldingen op het touchscreen of in DJI Fly verschijnen. Schuif omlaag vanaf de
bovenkant van het scherm en selecteer Dempen om alle waarschuwingen uit te schakelen, of
schuif de volumebalk naar 0 om sommige waarschuwingen uit te schakelen.
De afstandsbediening geeft tijdens de RTH een waarschuwingssignaal. De waarschuwing
kan niet worden geannuleerd. De afstandsbediening geeft een waarschuwing wanneer het
accuniveau van de afstandsbediening laag is (6 tot 10% accuniveau). Een waarschuwing
voor een laag accuniveau kan worden geannuleerd door op de aan/uit-knop te drukken. De
waarschuwing voor kritiek accuniveau die wordt geactiveerd wanneer het accuniveau minder
Het signaal tussen de drone en de afstandsbediening is het meest betrouwbaar wanneer de
antennes zoals hieronder is geïllustreerd ten opzichte van de drone zijn geplaatst.
Het optimale zendbereik is wanneer de antennes naar de drone zijn gericht en de hoek tussen
de antennes en de achterkant van de afstandsbediening 180° of 270° bedraagt.
• Gebruik GEEN andere draadloze apparaten die met dezelfde frequentie werken als de
afstandsbediening. Anders ondervindt de afstandsbediening interferentie.
• Er verschijnt een melding in DJI Fly als het transmissiesignaal tijdens de vlucht zwak is.
Pas de antennes aan zodat de drone binnen het optimale zendbereik is.
Koppelen van de afstandsbediening
Wanneer de afstandsbediening samen met een drone als combo wordt aangeschaft, is deze al
aan de drone gekoppeld. Zo niet, volg dan de onderstaande stappen om de afstandsbediening
en de drone te koppelen na activering.
1. Schakel de drone en de afstandsbediening in.
2. Start DJI Fly.
3. Tik in cameraweergave op
drone. Tijdens het koppelen knippert de statusled van de afstandsbediening blauw en geeft
de afstandsbediening een pieptoon.
4. Houd de aan/uit-knop van de drone langer dan vier seconden ingedrukt. De drone piept
een keer en de leds voor het accuniveau knipperen achtereenvolgens om aan te geven dat
het gereed is om te koppelen. De afstandsbediening piept twee keer en de statusled brandt
continu groen om aan te geven dat het koppelen is gelukt.
en selecteer Bediening en vervolgens Opnieuw koppelen met
• Zorg dat de afstandsbediening tijdens het koppelen niet meer dan 0,5 meter van de
drone verwijderd is.
• De afstandsbediening zal zelf de koppeling met een drone opheen als er een nieuwe
afstandsbediening met dezelfde drone wordt gekoppeld.
• Schakel Bluetooth en wi uit voor optimale videotransmissie.
• Laad de afstandsbediening vóór elke vlucht volledig op. De afstandsbediening geeft een
waarschuwing wanneer het accuniveau laag is.
• Als de afstandsbediening is ingeschakeld en vijf minuten niet wordt gebruikt, klinkt er een
waarschuwing. Na zes minuten schakelt de afstandsbediening automatisch uit. Beweeg
de joysticks of druk op een willekeurige knop om de waarschuwing te annuleren.
• Laad de accu ten minste éénmaal per drie maanden volledig op om ervoor te zorgen
dat de accu in goede staat blijft.
• Gebruik de drone NIET als de lichtomstandigheden te licht of te donker zijn wanneer
u de afstandsbediening gebruikt om de vlucht te controleren. De gebruiker is
verantwoordelijk voor de juiste afstelling van de helderheid van het scherm en moet
zorg dragen voor direct zonlicht dat op het scherm schijnt tijdens de vlucht.
Bediening van het touchscreen
Startscherm
Schermgebaren
Schuif van links naar rechts
naar het midden van het
scherm om terug te keren
naar het vorige scherm.
Schuif omhoog vanaf de
onderkant van het scherm om
terug te keren naar DJI Fly.
DJI Mini 4 Pro
Gebruikshandleiding
×2
Schuif omlaag vanaf de
bovenkant van het scherm om de
statusbalk te openen in DJI Fly.
De statusbalk geeft de tijd, het
wisignaal, het accuniveau van de
afstandsbediening enz. weer.
Schuif twee keer naar beneden
vanaf de bovenkant van het
scherm om Snelle instellingen
te openen in DJI Fly.
Snelle instellingen
1
1. Meldingen
Tik om systeemmeldingen te controleren.
2. Systeeminstellingen
Tik om toegang te krijgen tot de systeeminstellingen en instellingen zoals Bluetooth, volume
en netwerk te configureren. Gebruikers kunnen ook de handleiding bekijken voor meer
informatie over de bedieningselementen en statusledlampjes.
3. Snelkoppelingen
: tik hierop om wi in of uit te schakelen. Houd ingedrukt om instellingen in te voeren en
vervolgens verbinding te maken met of een winetwerk toe te voegen.
: tik hierop om Bluetooth in of uit te schakelen. Houd ingedrukt om instellingen in te
voeren en verbinding te maken met Bluetooth-apparaten in de buurt.
: tik hierop om de vliegtuigmodus in te schakelen. Wifi en Bluetooth worden
: tik hierop om systeemmeldingen uit te schakelen en alle waarschuwingen uit te
: tik hierop om het opnemen van het scherm te starten.
: tik hierop om een schermafbeelding te maken.
4. Bezig met helderheid aanpassen
Verschuif de balk om de helderheid van het scherm aan te passen.
5. Aanpassen volume
Verschuif de balk om het volume aan te passen.
Geavanceerde functies
Het kompas moet mogelijk worden gekalibreerd nadat de afstandsbediening is gebruikt in
gebieden met elektromagnetische interferentie. Er verschijnt een waarschuwingsmelding als het
kompas van de afstandsbediening gekalibreerd moet worden. Tik op de waarschuwingsmelding
om te beginnen met kalibreren. Volg in andere gevallen de onderstaande stappen om de
afstandsbediening te kalibreren.
1. Schakel de afstandsbediening in en ga naar Snelle instellingen.
2. Selecteer Systeeminstellingen
3. Volg de instructies op het scherm om het kompas te kalibreren.
4. Er wordt een bericht weergegeven wanneer de kalibratie is geslaagd.
De DJI RC-N2-afstandsbediening biedt O4-videotransmissie bij gebruik met DJI Mini 4 Pro en
werkt op frequentiebanden van 2,4 GHz, 5,8 GHz en 5,1 GHz. De afstandsbediening kan ook
automatisch het beste transmissiekanaal selecteren en kan 1080p 60 fps HD-livebeeld van
de drone naar DJI Fly verzenden op een mobiel apparaat (afhankelijk van de prestaties van
het mobiele apparaat) met een maximaal zendbereik van 20 km (conform FCC-normen, en
gemeten in een groot open gebied zonder interferentie). Gebruikers kunnen de drone besturen
en de instellingen gemakkelijk binnen dit bereik wijzigen. De intrekbare houder voor mobiele
apparaten kan worden gebruikt om mobiele apparaten stabiel te plaatsen. De joysticks zijn te
verwijderen en gemakkelijk op te bergen.
De ingebouwde accu heeft een capaciteit van 5200 mAh en energie van 18,72 Wh die een
maximale gebruikstijd van zes uur ondersteunt (wanneer het mobiele apparaat niet wordt
opgeladen).
• De 5,1 GHz-band kan alleen worden gebruikt in landen en regio's waar het is toegestaan
door lokale wet- en regelgeving.
Werking
Aan- en uitzetten
Druk één keer op de aan/uit-knop om het huidige accuniveau te controleren.
Druk eenmaal, daarna nog eens en houd twee seconden ingedrukt om de afstandsbediening in
of uit te schakelen.
De accu opladen
Sluit de oplader aan op de USB-C-poort op de afstandsbediening.
De gimbal en camera bedienen
1. Sluiter-/opnameknop: Druk eenmaal om een foto te maken of om een opname te starten of
te stoppen.
2. Wisselen foto/video: Druk eenmaal om te schakelen tussen de foto- en videostand.
De standaard bedieningsmodus van de afstandsbediening is modus 2. In deze handleiding
wordt modus 2 als een voorbeeld gebruikt om te illustreren hoe de joysticks moeten worden
gebruikt.
• Stick neutraal/middenpunt: de joysticks bevinden zich in het midden.
• De joystick bewegen: de joystick wordt van de middenpositie weggeduwd.
Gebruikshandleiding
Afstandsbediening
(Modus 2)
DroneOpmerkingen
Gasjoystick (Throttle):
of omlaag te bewegen verandert de hoogte van de
drone.
• Duw de joystick omhoog om te stijgen en omlaag
om te dalen.
• De drone zweeft op zijn plaats als de joystick in het
midden staat.
• Hoe verder de joystick van het midden wordt
weggeduwd, hoe sneller de drone van hoogte
verandert.
Gebruik de linker joystick om op te stijgen als de
motoren stationair draaien. Duw altijd voorzichtig
tegen de joystick om plotselinge en onverwachte
veranderingen in hoogte te voorkomen.
Gier-joystick (Jaw):
of rechts om de richting van de drone te veranderen.
• Duw de joystick naar links om de drone linksom te
laten draaien en naar rechts om de drone rechtsom
te laten draaien.
• De drone zweeft op zijn plaats als de joystick in het
midden staat.
• Hoe verder de joystick van het midden wordt
weggeduwd, hoe sneller de drone draait.
Kanteljoystick (Pitch):
neer te bewegen verandert de kanteling van de neus
van de drone.
• Duw de joystick omhoog om voorwaarts te vliegen,
en naar beneden om achterwaarts te vliegen.
• De drone zweeft op zijn plaats als de joystick in het
midden staat.
• Hoe verder de joystick van het midden wordt
weggeduwd, hoe sneller de drone beweegt.
Roll-joystick:
rechts te bewegen verandert de rolhoek van de drone.
• Duw de joystick naar links om naar links te vliegen
en naar rechts om naar rechts te vliegen.
• De drone zweeft op zijn plaats als de joystick in het
midden staat.
• Hoe verder de joystick van het midden wordt
weggeduwd, hoe sneller de drone beweegt.
Selecteer de gewenste vliegmodus met de schakelaar.
PositieVliegmodus
SSportmodus
NNormale modus
CCinemodus
CNS
Vliegpauzeknop/RTH-knop
Druk eenmaal op deze knop om de drone te laten remmen en op zijn plaats te laten zweven.
Druk op de knop en houd de knop ingedrukt totdat de afstandsbediening piept en RTH start.
De drone keert terug naar de laatst geregistreerde thuisbasis. Druk nogmaals op deze knop om
RTH te annuleren en neem de controle over de drone terug.
Aanpasbare knop
Ga naar Instellingen in DJI Fly en selecteer Bediening om de functies van de aanpasbare
knoppen in te stellen.
De afstandsbediening geeft tijdens de RTH een waarschuwingssignaal. De waarschuwing
kan niet worden geannuleerd. De afstandsbediening geeft een waarschuwing wanneer het
accuniveau van de afstandsbediening laag is (6 tot 10%). Een waarschuwing voor een laag
accuniveau kan worden geannuleerd door op de aan-/uitknop te drukken. De waarschuwing
voor kritiek accuniveau die wordt geactiveerd wanneer het accuniveau minder dan 5% bedraagt,
kan niet worden geannuleerd.
Optimaal zendgebied
Het signaal tussen de drone en de afstandsbediening is het meest betrouwbaar wanneer de
antennes zoals hieronder is geïllustreerd ten opzichte van de drone zijn geplaatst.
Optimaal zendgebied
Zwak signaal
• Gebruik GEEN andere draadloze apparaten die met dezelfde frequentie werken als
de afstandsbediening. Anders ondervindt de afstandsbediening interferentie.
• Er verschijnt een melding in DJI Fly als het transmissiesignaal tijdens de vlucht
zwak is. Pas de oriëntatie van de afstandsbediening aan zodat de drone binnen het
optimale zendbereik is.
Wanneer de afstandsbediening samen met een drone als combo wordt aangeschaft, is deze al
aan de drone gekoppeld. Zo niet, volg dan de onderstaande stappen om de afstandsbediening
en de drone te koppelen na activering.
1. Schakel de drone en de afstandsbediening in.
2. Sluit een mobiel apparaat aan op de afstandsbediening en start DJI Fly.
3. Tik in cameraweergave op
drone. De afstandsbediening piept tijdens het koppelen.
4. Houd de aan/uit-knop van de drone langer dan vier seconden ingedrukt. De drone piept een
keer en de leds voor het accuniveau knipperen achtereenvolgens om aan te geven dat het
gereed is om te koppelen. Nadat de koppeling is geslaagd, gaan de leds voor het accuniveau
van de afstandsbediening continu branden.
• Zorg dat de afstandsbediening tijdens het koppelen niet meer dan 0,5 meter van de
drone verwijderd is.
• De afstandsbediening zal zelf de koppeling met een drone opheffen als er een
nieuwe afstandsbediening met dezelfde drone wordt gekoppeld.
• Schakel Bluetooth en wifi van de afstandsbediening uit voor optimale
videotransmissie.
• Laad de afstandsbediening vóór elke vlucht volledig op. De afstandsbediening geeft
een waarschuwing wanneer het accuniveau laag is.
• Als de afstandsbediening is ingeschakeld en vijf minuten niet wordt gebruikt, klinkt
er een waarschuwing. Na zes minuten schakelt de afstandsbediening automatisch
uit. Beweeg de joysticks of druk op een willekeurige knop om de waarschuwing te
annuleren.
• Pas de houder van het mobiele apparaat aan zodat uw mobiele apparaat stevig
vastzit.
• Laad de accu ten minste éénmaal per drie maanden volledig op om ervoor te zorgen
dat de accu in goede staat blijft.
• Gebruik de drone NIET wanneer de lichtomstandigheden te helder of te donker
zijn en gebruik geen mobiele telefoon om de vlucht te controleren. De gebruiker is
verantwoordelijk voor de juiste afstelling van de helderheid van het scherm en moet
zorg dragen voor direct zonlicht dat op het scherm schijnt tijdens de vlucht.
• Zorg ervoor dat u een mobiel apparaat gebruikt in combinatie met de DJI RC-N2afstandsbediening om de drone te besturen. Als het mobiele apparaat om welke
reden dan ook wordt uitgeschakeld, land de drone dan zo snel mogelijk voor de
veiligheid.
en selecteer Bediening en vervolgens Opnieuw koppelen met
Dit hoofdstuk introduceert de
hoofdfuncties van de DJI Fly-app.
DJI Mini 4 Pro
Gebruikshandleiding
DJI Fly-app
Startscherm
• De interface en functies van DJI Fly kunnen variëren naarmate de softwareversie
wordt bijgewerkt. De daadwerkelijke gebruikservaring is gebaseerd op de gebruikte
softwareversie.
Start DJI Fly en ga naar het startscherm om de volgende functies te gebruiken:
• Zoek naar zelfstudievideo's, gebruikershandleidingen, Vliegplekken, vluchttips en meer.
• Controleer de wettelijke vereisten van verschillende regio's en krijg informatie over
Vliegplekken.
• Bekijk foto's en video's uit het drone-album of beeldmateriaal dat op het lokale apparaat is
opgeslagen, of verken meer gedeeld beeldmateriaal van SkyPixel.
• Log in met uw DJI-account om uw accountgegevens te controleren.
• Ontvang aftersalesservice en -ondersteuning.
• Update de rmware, download oine kaarten, krijg toegang tot de Zoek mijn drone-functie,
bezoek het DJI Forum en de DJI Store, en meer.
geeft de vliegstatus van de drone aan en toont diverse waarschuwingsberichten.
Tik om meer informatie te bekijken wanneer er een waarschuwingsbericht verschijnt.
3. Accu-informatie
80
24'17"
: geeft het huidige accuniveau en de resterende vliegtijd weer. Tik om meer
informatie over de accu te bekijken.
4. Signaalsterkte video-downlink
: geeft de signaalsterkte van de video-downlink tussen de drone en de
afstandsbediening weer.
5. Status van het zichtsysteem
: de linkerkant van het pictogram geeft de status aan van het horizontale zichtsysteem
en de rechterkant van het pictogram geeft de status aan van het opwaartse en neerwaartse
zichtsysteem. Het pictogram is wit wanneer het zichtsysteem normaal werkt en wordt rood
wanneer het zichtsysteem niet beschikbaar is.
6. GNSS-status
: toont de sterkte van het huidige GNSS-signaal. Tik om de status van het GNSSsignaal te controleren. De thuisbasis kan worden bijgewerkt wanneer het pictogram wit is,
wat aangeeft dat het GNSS-signaal sterk is.
7. Instellingen
: tik om parameters voor veiligheid, bediening, camera en transmissie te bekijken of in
te stellen. Raadpleeg het gedeelte Instellingen voor meer informatie.
8. Opnamemodi
Foto: Single, AEB, Burst Shooting en getimede opname.
Video: Normaal, Nacht en Slow Motion.
MasterShots: sleep en selecteer een onderwerp. De drone neemt op, terwijl hij
verschillende manoeuvres achter elkaar uitvoert en het onderwerp in het midden
van het kader houdt. Na aoop zal een korte lmische video worden gemaakt.
QuickShots: Dronie, Raket, Cirkel, Spiraal, Boomerang en Asteroid.
Hyperlapse: Vrij, Cirkel, Koersvergrendeling en Waypoints.
Pano: bol, 180°, groothoek en verticaal. De drone maakt automatisch verschillende
foto's en synthetiseert een panoramische foto op basis van het geselecteerde
panoramische fototype.
• De nachtvideomodus biedt een betere ruisonderdrukking en helderdere beelden
en ondersteunt ISO-waarden tot 12.800.
• De nachtvideomodus ondersteunt momenteel 4K 24/25/30 fps en 1080P 24/25/30
fps.
• FocusTrack wordt niet ondersteund in nachtvideomodus.
: druk twee keer om te schakelen tussen liggende modus en portretmodus. De camera
draait 90 graden wanneer u overschakelt naar de portretmodus, voor het maken van
portretvideo's en foto's. De portretstand wordt niet ondersteund wanneer u Pano of de
opnamestand Asteroid in QuickShots gebruikt.
10. Zoom
1x
: Geeft de huidige zoomverhouding weer. Tik hierop om de zoomfactor aan te passen.
Houd het pictogram ingedrukt om de zoombalk uit te vouwen en schuif op de balk om de
zoomfactor aan te passen. Gebruik twee vingers op het scherm om in of uit te zoomen.
• Digitale zoom wordt alleen ondersteund wanneer u een foto van 12 MP maakt of
opneemt in de Normale of Nachtvideomodus.
• Bij in- of uitzoomen geldt: hoe groter de zoomverhouding, hoe langzamer de drone
zal draaien, voor een vloeiend zicht.
11. Sluiter-/opnameknop
: tik hierop om een foto te maken of een video op te nemen of te stoppen.
12. Focus-knop
AF/ MF
: tik hierop om te schakelen tussen AF en MF. Druk op het pictogram en houd het
ingedrukt om de focusbalk te openen en de focus aan te passen.
13. Afspelen
: tik hierop om de weergavepagina te openen om een voorbeeld te bekijken van foto's
of video's zodra deze zijn gemaakt.
14. Cameramodusschakelaar
: tik hierop om te schakelen tussen Automatisch en Pro-modus. In verschillende modi
kunnen verschillende parameters worden ingesteld.
15. Opname-instellingen
RES&FP
: geeft de huidige opnamestand en -parameters weer. Tik hierop om de parameterinstellingen
4K 60
te openen.
16. Opslaggegevens
torag
: toont het resterende aantal foto's of de video-opnametijd van de huidige opslag.
Tik om de beschikbare capaciteit van de interne opslag van de drone of de microSD-kaart te
bekijken. Tik om meer informatie over de opslag te bekijken.
17. Vliegtelemetrie
Toont de horizontale afstand (D) tussen de drone en de thuisbasis, de hoogte (H) vanaf de
thuisbasis, en de horizontale en verticale snelheid van de drone.
18. Kaart/hoogte-indicator/zichthulp
: tik om uit te vouwen naar de minikaart en tik op het midden van de minikaart om over
te schakelen van de cameraweergave naar de kaartweergave. De minikaart kan worden
overgeschakeld naar de attitude-indicator.
• Minikaart: geeft de kaart weer in de linkerbenedenhoek van het scherm, zodat de
gebruiker tegelijkertijd de cameraweergave, de realtime positie en oriëntatie van de
drone en de afstandsbediening, de locatie van het startpunt en vliegroutes, enz. kan
controleren.
Vergrendeld naar het
noorden
Slimme schaal
Schakelen naar
Samenvouwen
gedragsindicator
Vergrendeld naar
het noorden
Het noorden is vergrendeld op de kaart met het noorden naar boven
gericht in de kaartweergave. Tik om van Vergrendelen naar Noorden
te schakelen naar de oriëntatie van de afstandsbediening waar de
kaart draait wanneer de afstandsbediening van oriëntatie verandert.
Slimme schaaltik op het pictogram +/- om iets in of uit te zoomen.
Schakelen naar
gedragsindicator
tik hierop om van de minikaart naar de attitude-indicator te schakelen.
Samenvouwentik om de kaart te minimaliseren.
• Attitude-indicator: geeft de attitude-indicator weer in de linkerbenedenhoek van het
scherm, zodat de gebruiker tegelijkertijd de cameraweergave, de relatieve locatie en
oriëntatie van de drone en de afstandsbediening, de locatie van de thuisbasis en de
horizontale attitude-informatie van de drone, enz. kan controleren. De attitude-indicator
ondersteunt het weergeven van de drone of de afstandsbediening als het midden.
Schakel over naar de
afstandsbediening
als het midden
Afstandsbediening
Schakel over
naar de drone/
Richting van de drone
Schakel over naar de
drone als het midden
Afstandsbediening als het middenDrone als het midden
Samenvouwen
Thuisbasis
Horizontale attitude
drone
Schakel over naar de
zichthulp
Tik om over te schakelen naar drone/afstandsbediening als het
midden van de attitude-indicator.
afstandsbediening
als het midden
Richting van de
drone
Geeft de oriëntatie van de drone aan. Wanneer de drone wordt
weergegeven als het midden van de attitude-indicator en de
gebruiker de richting van de drone wijzigt, draaien alle andere
elementen op de attitude-indicator rond het dronepictogram. De
pijlrichting van het dronepictogram blijft ongewijzigd.
Geeft de horizontale attitude-informatie van de drone aan (inclusief
pitch en rollen). Het diepe cyaangebied is horizontaal en bevindt
zich in het midden van de attitude-indicator wanneer de drone op
zijn plaats zweeft. Zo niet, dan geeft dit aan dat de wind de attitude
van de drone verandert. Vlieg voorzichtig. Het donkere cyaangebied
verandert in realtime op basis van de horizontale attitude van de
drone.
Schakel over naar
de zichthulp
Tik op om van de hoogte-indicator naar de zichthulpweergave te
schakelen.
SamenvouwenTik hierop om de attitude-indicator te minimaliseren.
ThuisbasisDe locatie van de thuisbasis. Om de drone handmatig te besturen
om naar de thuisbasis terug te keren, past u de oriëntatie van de
drone aan om eerst naar de Thuisbasis te wijzen.
Afstandsbediening De stip geeft de locatie van de afstandsbediening aan, terwijl de
pijl op de stip de oriëntatie van de afstandsbediening aangeeft. Pas
de oriëntatie van de afstandsbediening tijdens de vlucht aan om
ervoor te zorgen dat de pijl naar het dronepictogram wijst voor een
optimale signaaloverdracht.
• Zichthulp: De zichthulpweergave, aangedreven door het horizontale zichtsysteem,
verandert de horizontale snelheidsrichting (vooruit, achteruit, links en rechts) om
gebruikers te helpen bij het navigeren en observeren van obstakels tijdens de vlucht.
Zichthulpweergaverichting
Horizontale snelheid
van de drone
Max.
Vergrendeld
Samenvouwen
Horizontale snelheid van de
drone
De richting van de lijn geeft de huidige horizontale richting
van de drone aan en de lengte van de lijn geeft de horizontale
Overschakelen
naar de minikaart
snelheid van de drone aan.
ZichthulpweergaverichtingGeeft de richting van de zichthulpweergave aan. Tik en houd
ingedrukt om de richting te vergrendelen.
Overschakelen naar de
minikaart
Tik op om van zichthulpweergave over te schakelen naar de
minikaart.
SamenvouwenTik om de zichthulpweergave te minimaliseren.
Max.Tik om de zichthulpweergave te maximaliseren.
VergrendeldGeeft aan dat de richting van de zichthulpweergave is
vergrendeld. Tik om de vergrendeling te annuleren.
/ : tik op het pictogram. Wanneer de melding verschijnt, houd dan de knop ingedrukt
om automatisch opstijgen of landen te starten.
: tik om RTH te starten en de drone naar de laatst geregistreerde thuisbasis terug te
laten keren.
20. Waypoint-vlucht
: tik om Waypoint-vlucht in/uit te schakelen.
21. Terug
: tik hierop om naar het startscherm terug te keren.
Gebruikshandleiding
Snelkoppelingen scherm
Aanpassing van de gimbalhoek
Druk op het scherm en blijf drukken om de aanpassingsbalk van de gimbal te openen en de
gimbalhoek aan te passen.
Scherpstelling/spotmeting
Tik op het scherm om scherpstelling of spotmeting in te schakelen. Scherpstelling of
spotmeting wordt, afhankelijk van de opnamemodus, scherpstelmodus, belichtingsmodus en
spotmetermodus, verschillend weergegeven.
Na het gebruik van spotmeting:
• Sleep
• Houdt het vakje op het scherm ingedrukt om de belichting te vergrendelen. Tik om de belichting te
naast het vak omhoog en omlaag om de EV (belichtingswaarde) aan te passen.
ontgrendelen opnieuw op het scherm en houd het vast of tik op een ander gebied op het scherm.
• Terug naar thuisbasis (Return to Home, RTH): stel Geavanceerde RTH, hoogte voor
automatische RTH in om de thuisbasis bij te werken.
• AR-instellingen: schakel weergave in van AR-thuisbasis, AR RTH-route en AR-droneschaduw.
• Vliegbescherming: stel de maximale hoogte en de maximale afstand voor vluchten in.
• Sensoren: tik om de IMU- en kompasstatussen te bekijken en begin indien noodzakelijk met
kalibreren.
• Accu: tik hierop om de accugegevens te bekijken, zoals de status van de accucel, het
serienummer en het aantal keren opladen.
• Hulpled: tik hierop om de hulpled in te stellen op automatisch, aan of uit. Schakel de hulpled
NIET in voor het opstijgen.
• GEO-zone ontgrendelen: tik hierop om informatie over het ontgrendelen van GEO-zones
weer te geven.
• Zoek mijn drone: deze functie helpt de locatie van de drone te vinden, door de leds van de
drone in te schakelen of te piepen of door de kaart te gebruiken.
• Geavanceerde instellingen
Signaal
weggevallen
Noodstop
Propeller Stop
Omnidirectioneel zichtsysteem wordt ingeschakeld nadat
Obstakelvermijdingsactie is ingesteld op Omzeilen of Remmen.
De drone kan geen obstakels detecteren wanneer vermijden van
obstakels is uitgeschakeld.
Selecteer de modus Normaal of Nifty wanneer u Bypass gebruikt.
Indien ingeschakeld, wordt de realtime radarkaart voor
obstakeldetectie weergegeven.
Het gedrag van de drone wanneer het signaal van de afstandsbediening
wegvalt, kan worden ingesteld op RTH, Dalen of Zweven.
Alleen noodgevallen, geeft aan dat de motoren alleen kunnen worden
gestopt door een Gecombineerde joystickopdracht (CSC) voor minimaal
2 seconden uit te voeren tijdens de vlucht in een noodsituatie. Dit is
bijvoorbeeld bij een botsing, een motor is afgeslagen, de drone rolt in de
lucht of de drone niet meer onder controle is en zeer snel stijgt of daalt.
Altijd, geeft aan dat de motoren op elk gewenst moment halverwege de
vlucht kunnen worden gestopt zodra de gebruiker een gecombineerde
joystickopdracht uitvoert.
Als u de motoren tijdens het vliegen uitschakelt, zal de drone daardoor
neerstorten.