Zoek naar trefwoorden, zoals ‘accu’ en ‘installeren’, om een onderwerp te vinden. Als u Adobe
Acrobat Reader gebruikt om dit document te openen, druk dan op Ctrl+F (Windows) of
Command+F (Mac) om een trefwoord in te vullen en een zoekopdracht te starten.
Naar een onderwerp navigeren
Bekijk de volledige lijst van onderwerpen in de inhoudsopgave. Klik op een onderwerp om naar
dat gedeelte te navigeren.
Dit document afdrukken
Dit document ondersteunt afdrukken met hoge resolutie.
Lees eerst het volgende voordat u aan de slag gaat
Lees de volgende documenten voordat u de DJITM Mini 3 Pro gaat gebruiken:
1. Veiligheidsrichtlijnen
2. Snelstartgids
3. Gebruikershandleiding
Het wordt aanbevolen om ook alle instructievideo's op de officiële DJI-website te bekijken en de
veiligheidsrichtlijnen te lezen voordat u aan de slag gaat. Bereid u voor op uw eerste vlucht door de
snelstartgids door te nemen en deze gebruikershandleiding voor meer informatie te raadplegen.
Instructievideo’s
Ga naar het onderstaande adres of scan de QR-code om de instructievideo's over de
DJI Mini 3 Pro te bekijken, waarin u kunt zien hoe u de DJI Mini 3 Pro veilig kunt gebruiken:
https://s.dji.com/guide11
Download de DJI Fly-app
Zorg ervoor dat u DJI Fly tijdens de vlucht gebruikt. Scan de QR-code bovenaan om de nieuwste versie
te downloaden.
De DJI Fly-app is al op de DJI RC Pro-afstandsbediening geïnstalleerd. Gebruikers moeten bij gebruik
van de DJI RC-N1-afstandsbediening DJI Fly naar hun mobiele apparaat downloaden.
De Android-versie van DJI Fly is compatibel met Android v6.0 en later. De iOS-versie van DJI Fly is
compatibel met iOS v11.0 en later.
* Voor meer veiligheid is het vliegen beperkt tot een hoogte van 30 meter en een actieradius van 50 meter wan-
neer de drone tijdens het vliegen niet gekoppeld is met of aangemeld is bij de app. Dit geldt voor DJI Fly en
alle apps die compatibel zijn met de DJI-drone.
Download DJI Assistant 2 (Consumentendrones)
Download DJI Assistant 2 (Consumentendrones) op https://www.dji.com/mini-3-pro/downloads.
De bedrijfstemperatuur van dit product is -10°C tot 40°C. Het voldoet niet aan de standaard
bedrijfstemperatuur voor militaire toepassingen (-55°C tot 125°C), die vereist is om een grotere
diversiteit aan omgevingsvariabelen te doorstaan. Gebruik het product op de juiste manier en
alleen voor toepassingen die voldoen aan de vereisten die binnen die klasse voor het bereik van
De DJI Mini 3 Pro is uitgerust met zowel een infrarooddetectiesysteem als voorwaartse, achterwaartse
en neerwaartse zichtsystemen. Hierdoor kan de drone zowel binnen als buiten zweven en vliegen en
automatisch terugkeren naar de thuisbasis, terwijl obstakels aan de voor-, achter- en onderkant worden
vermeden. De DJI Mini 3 Pro heeft ook een opvouwbaar en compact ontwerp, met een gewicht van
minder dan 249 gram. De drone heeft een maximale vliegsnelheid van 57,6 km/u, een maximale vliegtijd
van 34 minuten bij gebruik van een Intelligent Flight Battery en een maximale vliegtijd van 47 minuten bij
gebruik van een Intelligent Flight Battery Plus.
De DJI RC-afstandsbediening heeft een ingebouwd 5,5 inch scherm met een resolutie van
1920x1080 pixels. Gebruikers kunnen verbinding maken met het internet via wi, terwijl het Android-
besturingssysteem zowel Bluetooth als GNSS bevat. De DJI RC-afstandsbediening wordt geleverd met
een breed scala aan drone- en gimbalbedieningen en aanpasbare knoppen. Het heeft een maximale
bedrijfstijd van ongeveer 4 uur. De RC-N1-afstandsbediening geeft de videotransmissie van de drone
naar DJI Fly op een mobiel apparaat weer. De drone en de camera zijn eenvoudig te bedienen met de
knoppen aan boord en de afstandsbediening heeft een bedrijfstijd van ongeveer 6 uur.
Belangrijkste functies
Gimbal en camera: Met een volledig gestabiliseerde 3-assige gimbal en een 1/1,3-inch sensorcamera,
maakt de DJI Mini 3 Pro video in 4K en 48 MP-foto's. Het ondersteunt ook het schakelen tussen de
liggende modus en de portretmodus met één tik in DJI Fly.
Videotransmissie: Met vier ingebouwde antennes en DJI's langeafstandstransmissie O3 (OCUSYNCTM
3.0)-technologie, biedt de DJI Mini 3 Pro een maximaal transmissiebereik van 12 km en een
videokwaliteit tot 1080p 30 fps vanaf de drone naar de DJI Fly-app. De afstandsbediening werkt op
zowel 2,4 GHz als 5,8 GHz en kan automatisch het beste transmissiekanaal selecteren.
Geavanceerde opnamemodi: Maak moeiteloos gecompliceerde opnamen met functies zoals
MasterShots, Hyperlapse en QuickShots. Met slechts een paar tikken stijgt de drone op om op te
nemen volgens het vooraf ingestelde pad en automatisch een professionele standaardvideo genereren.
QuickTransfer maakt het downloaden en bewerken van foto's en video's gemakkelijker en eciënter.
Intelligente vluchtmodi: Met ActiveTrack 4.0 en Point of Interest 3.0 volgt of vliegt de drone automatisch
rond een onderwerp terwijl het obstakels op zijn pad waarneemt. De gebruiker kan zich concentreren
op het bedienen van de drone terwijl het Advanced Pilot Assistance System 4.0 de drone in staat stelt
obstakels te vermijden.
De maximale vliegtijd en snelheid werden getest in een windvrije omgeving op zeeniveau tijdens het
vliegen met een constante snelheid van 21,6 km/u.
De afstandsbediening bereikt de maximale overdrachtsafstand (in FCC-compatibele modus) in een
grote open ruimte zonder elektromagnetische interferentie op een hoogte van circa 120 meter. De
maximale vliegtijd werd getest in een laboratoriumomgeving. Deze waarde is alleen ter referentie.
De frequentie van 5,8 GHz wordt in sommige regio's niet ondersteund, waardoor deze automatisch
wordt uitgeschakeld. Houd altijd rekening met de plaatselijke wet- en regelgeving.
De Intelligent Flight Battery Plus moet afzonderlijk worden aangeschaft en wordt in slechts enkele
landen en regio's verkocht. Bezoek de ociële DJI online store voor meer informatie.
Het maximale opstijggewicht is meer dan 249 g als de drone wordt gebruikt met de Intelligent Flight
Battery Plus. Zorg ervoor dat u de lokale wet- en regelgeving over het opstijggewicht in acht neemt.
De DJI Mini 3 Pro is ingeklapt voordat deze wordt verpakt. Volg de onderstaande stappen om de drone
en de afstandsbediening te koppelen.
Voorbereiding van de drone
In de fabriek worden alle armen voorafgaand aan het verpakken van de drone ingeklapt. Volg
onderstaande stappen om de drone uit te klappen.
1. Verwijder de gimbalbescherming van de camera.
2. Iedere Intelligent Flight Battery bevinden zich vóór verzending in de slaapstand om de veiligheid
te garanderen. Sluit de USB-lader aan op de USB-C-poort op de drone om de Intelligent Flight
Batteries voor de eerste keer op te laden en te activeren.
3. Klap de achterste armen uit, gevolgd door de voorste armen en vervolgens alle propellerbladen.
Het wordt aanbevolen om de DJI 30W USB-C-lader of andere USB-voedingsladers te gebruiken.
De maximale laadspanning voor de oplaadpoort van de drone is 12 V.
Zorg dat de gimbalbescherming verwijderd is en alle armen en propellers uitgeklapt zijn voordat u de
drone inschakelt. Anders kan dit de zelfdiagnose van de drone beïnvloeden.
Bevestig de glimbalbescherming wanneer de drone niet in gebruik is. Zorg ervoor dat alle armen
zijn ingeklapt voordat u de gimbalbescherming opnieuw bevestigt. Draai de camera eerst om deze
horizontaal en naar voren gericht te plaatsen ①. Zorg er bij het bevestigen van de gimbalbescherming
voor dat de camera eerst in de bescherming past, plaats vervolgens de vergrendeling op het bovenste
deel van de bescherming op de opening van de drone ②en steek de twee positioneringspennen in
de openingen aan de onderkant van de drone ③.
Gebruik de joysticks om de beweging van
de drone te besturen. De joysticks zijn
afneembaar en gemakkelijk op te bergen.
Stel de vluchtregelingsstand in DJI Fly in.
2. Statusled
Geeft de status van de afstandsbediening
aan.
3. Ledlampjes voor accuniveau
Toont het huidige accuniveau van de
afstandsbediening.
4. Knop voor Vliegpauze/Terug naar
thuisbasis (RTH)
Druk eenmaal om de drone te laten
remmen en op zijn plaats te laten
stilhangen (alleen wanneer GNNS of
zichtsystemen beschikbaar zijn). Druk en
houd ingedrukt om RTH te starten. Druk
nogmaals om RTH te annuleren.
Druk eenmaal om het huidige accuniveau te
controleren. Druk, druk vervolgens opnieuw,
en houd ingedrukt om de afstandsbediening
in of uit te schakelen.
2. Vliegstandschakelaar
Schakel tussen Sport, Normaal en Cinemodus.
3. Knop voor Vliegpauze/Terug naar thuisbasis
(RTH)
Druk eenmaal om de drone te laten remmen
en op zijn plaats te laten stilhangen (alleen
wanneer GNNS of zichtsystemen beschikbaar
zijn). Druk en houd ingedrukt om RTH te
starten. Druk nogmaals om RTH te annuleren.
4. Ledlampjes voor accuniveau
Toont het huidige accuniveau van de
afstandsbediening.
5. Joysticks
De joysticks zijn afneembaar en gemakkelijk
op te bergen. Stel de vluchtregelingsstand in
DJI Fly in.
6. Aanpasbare knop
De functies van de knop kunnen worden
ingesteld in DJI Fly. Druk tweemaal om de
gimbal opnieuw te centreren of richt de
gimbal naar beneden (standaardinstellingen).
7. Wisselen foto/video
Eenmaal indrukken om te schakelen tussen
de foto- en videostand.
De DJI Mini 3 Pro bevat
een vluchtcontroller, videodownlinksysteem, zichtsystemen,
infrarooddetectiesysteem,
voortstuwingssysteem en een
Intelligent Flight Battery.
De DJI Mini 3 Pro heeft een vluchtcontroller, een video-downlinksysteem, een zichtsysteem, een
voortstuwingssysteem en een Intelligent Flight Battery.
Vliegstanden
De DJI Mini 3 Pro heeft drie vliegstanden, plus een vierde vliegmodus waarnaar de drone in bepaalde
scenario’s overschakelt. De vliegstanden kunnen worden gewisseld via de vliegstandschakelaar op de
afstandsbediening.
Normale stand: De drone maakt gebruik van GNNS en voorwaartse, achterwaartse en neerwaartse
zichtsystemen en het infrarooddetectiesysteem om zichzelf te lokaliseren en te stabiliseren. Wanneer het
GNNS-signaal sterk is, gebruikt de drone GNSS om zichzelf te lokaliseren en te stabiliseren. Wanneer
de GNNS zwak is maar de lichtomstandigheden en andere omgevingsomstandigheden voldoende zijn,
gebruikt het de zichtsystemen. Wanneer de voorwaartse, achterwaartse en neerwaartse zichtsystemen
zijn ingeschakeld en de lichtomstandigheden voldoende zijn, dan is de maximale vlieghoogtehoek 25°
en de maximale vliegsnelheid 10 m/s.
Sportstand: In de Sportstand gebruikt de drone GNNS en het neerwaartse zichtsysteem voor
positionering. De reacties van de drone zijn geoptimaliseerd voor wendbaarheid en snelheid, waardoor
het beter reageert op bewegingen van de joystick. Obstakeldetectie is uitgeschakeld en de maximale
vliegsnelheid is 16 m/s.
Cine-modus: De Cine-modus is gebaseerd op de normale stand met een gelimiteerde vliegsnelheid,
waardoor de drone stabieler is tijdens het maken van opnames.
De drone schakelt automatisch naar de Attitude-stand (ATTI) wanneer de zichtsystemen niet beschikbaar
of uitgeschakeld zijn en het GNNS-signaal zwak is of het kompas storing ondervindt. In de hoogtestand
(ATTI) wordt de drone mogelijk gemakkelijker beïnvloed door zijn omgeving. Omgevingsfactoren, zoals
wind, kunnen leiden tot horizontale kanteling, waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan, vooral
wanneer in krappe ruimtes wordt gevlogen. De drone zal niet automatisch kunnen zweven of remmen,
daarom moet de piloot de drone zo snel mogelijk landen om ongevallen te voorkomen.
De voorwaartse en achterwaartse zichtsystemen zijn in de Sportstand uitgeschakeld, wat betekent
dat de drone obstakels op zijn route niet automatisch kan detecteren. De gebruiker moet alert blijven
op de omgeving en de drone besturen om obstakels te vermijden.
De maximale snelheid en de remafstand van de drone zijn aanzienlijk hoger en groter in de
Sportstand. Onder windloze omstandigheden is een minimale remafstand van 30 meter vereist.
Er is een minimale remafstand van 10 m vereist in windstille omstandigheden tijdens het opstijgen en
dalen van de drone in de Sportstand of normale stand.
De respons van de drone neemt in de Sportstand aanzienlijk toe, wat betekent dat een kleine
beweging van de joystick op de afstandsbediening zich vertaalt in een grote reisafstand van de
drone. Zorg ervoor dat u toereikende manoeuvreerruimte houdt tijdens het vliegen.
De vliegsnelheid en de houding zijn beide beperkt wanneer de drone naar links of naar rechts vliegt om
de stabiliteit van de opname te garanderen. De beperking bereikt zijn maximum wanneer de kantelhoek
van de gimbal -90° is. Bij sterke wind wordt de restrictie uitgeschakeld om de windweerstand van de
drone te verbeteren. Als gevolg daarvan kan de gimbal tijdens de opname gaan trillen.
Gebruikers kunnen een lichte trilling ervaren in video's die in de sportstand zijn opgenomen.
DJI Mini 3 Pro heeft twee statusindicatoren voor de drone.
Statuslampje van de drone
Statuslampje van de drone
Wanneer de drone is ingeschakeld maar de motoren niet draaien, geven de statusindicatoren van de
drone de huidige status van het vluchtregelsysteem weer. Raadpleeg de onderstaande tabel voor meer
informatie over de statusindicatoren van de drone.
Beschrijving van statusindicatoren van de drone
Normale statussen
Afwisselend rood, groen
en geel
×4
×2
Waarschuwingsstatussen
——
Nadat de motoren zijn gestart, knipperen de statusindicatoren van de drone groen.
GeelKnippert vier keerOpwarmen
GroenKnippert langzaamGNSS ingeschakeld
Groen
GeelKnippert langzaamGEEN GNSS- of zichtsystemen
GeelKnippert snel
RoodKnippert langzaamLaag accuniveau
RoodKnippert snelAccu bijna leeg, kritiek
RoodContinuKritieke fout
Afwisselend rood en geel Knippert snelKalibratie van kompas vereist
Verlichtingsvereisten variëren afhankelijk van de regio. Houd rekening met de plaatselijke wet- en
regelgeving.
Knippert
Knippert regelmatig
tweemaal
Zelfdiagnosetests inschakelen
en uitvoeren
Zichtsystemen ingeschakeld
Signaal met afstandsbediening
verloren
QuickTransfer
De DJI Mini 3 Pro kan via wifi rechtstreeks verbinding maken met mobiele apparaten, waardoor
gebruikers foto's en video's van de drone naar het mobiele apparaat kunnen downloaden via DJI Fly
zonder dat ze de DJI RC-N1-afstandsbediening hoeven te gebruiken. Gebruikers kunnen genieten van
snellere en gemakkelijkere downloads met een overdrachtssnelheid tot 25 MB/s.
Gebruik
Methode 1: het mobiele apparaat is niet verbonden met de afstandsbediening
1. Zet de drone aan en wacht tot de zelfdiagnosetests van de drone voltooid zijn.
2. Zorg ervoor dat bluetooth en wifi op het mobiele apparaat zijn ingeschakeld. Start DJI Fly en er
verschijnt een melding om verbinding te maken met de drone.
3. Tik op Verbinden. Eenmaal succesvol verbonden, kunnen de bestanden in de drone met hoge
snelheid worden benaderd en gedownload.
Methode 2: het mobiele apparaat wordt aangesloten op de afstandsbediening
1. Zorg ervoor dat de drone via de afstandsbediening is aangesloten op het mobiele apparaat en dat
de motoren uit zijn.
2. Schakel bluetooth en wi in op het mobiele apparaat.
3. Start DJI Fly, voer het afspelen in en tik op in de rechterbovenhoek om de bestanden in de drone
te downloaden op hoge snelheid.
De DJI RC ondersteunt geen QuickTransfer.
De maximale downloadsnelheid kan alleen worden bereikt in landen en regio's waar de 5,8 GHzfrequentie door wet- en regelgeving is toegestaan, bij gebruik van apparaten die de 5,8 GHzfrequentieband en de wifi-verbinding ondersteunen, en in een omgeving zonder interferentie of
obstructie. Als 5,8 GHz niet is toegestaan volgens de lokale regelgeving (zoals in Japan), ondersteunt
het mobiele apparaat van de gebruiker de 5,8 GHz-frequentieband niet of als de omgeving
ernstige interferentie heeft, dan gebruikt QuickTransfer de 2,4 GHz-frequentieband en de maximale
downloadsnelheid wordt verlaagd tot 6 MB/s.
Zorg ervoor dat bluetooth, wi en locatieservice op het mobiele apparaat zijn ingeschakeld voordat u
QuickTransfer gebruikt.
Bij gebruik van QuickTransfer is het niet nodig om het wifi-wachtwoord in te voeren op de
instellingenpagina van het mobiele apparaat om verbinding te maken. Start DJI Fly en er verschijnt
een melding om verbinding te maken met de drone.
Gebruik QuickTransfer in een onbelemmerde omgeving zonder interferentie en blijf uit de buurt van
storingsbronnen zoals draadloze routers, bluetooth luidsprekers of hoofdtelefoons.
Terug naar thuisbasis
De Return to Home (RTH)-functie brengt de drone terug naar de laatst geregistreerde thuisbasis
wanneer het positioneringssysteem normaal functioneert. Er zijn drie RTH-modi: Smart RTH, RTH bij
laag accuniveau, en uitvalbeveiligde RTH. De drone vliegt automatisch terug en land op de thuisbasis
wanneer Smart RTH wordt gestart, de drone op Low Battery RTH komt, of het signaal tussen de
afstandsbediening en de drone is verloren. RTH zal ook in andere abnormale scenario's worden
getriggerd, bijvoorbeeld wanneer de videotransmissie is verloren.
De eerste locatie waar de drone een sterk of matig sterke GNNS-signaal ontvangt
(aangegeven door een wit pictogram) wordt geregistreerd als de standaard
thuisbasis. Het wordt aanbevolen om te wachten tot de thuisbasis met succes
is geregistreerd, voordat u gaat vliegen. Nadat de thuisbasis is geregistreerd,
verschijnt er een melding in DJI Fly. De thuisbasis kan voor het opstijgen worden
10
geactualiseerd, zolang de drone een ander sterk tot matig sterk GNSS-signaal
ontvangt. Als het signaal zwak is, wordt de thuisbasis niet geactualiseerd. Als het
nodig is om de thuisbasis tijdens de vlucht bij te werken (bijvoorbeeld wanneer
de positie van de gebruiker is verandert), kan de thuisbasis handmatig worden
bijgewerkt in Veiligheid of Systeeminstellingen op DJI Fly.
DJI Mini 3 Pro
Gebruikshandleiding
Smart RTH
Als het GNSS-signaal sterk genoeg is, kan Smart RTH worden gebruikt om de drone naar de thuisbasis
te laten terugkeren. U activeert Smart RTH door in DJI Fly op te tikken of door de RTH-knop op de
afstandsbediening ingedrukt te houden tot u een piepsignaal hoort. U verlaat Smart RTH door te tikken
op in DJI Fly of door de RTH-knop op de afstandsbediening in te drukken. Na het verlaten van RTH
krijgen gebruikers de controle over de drone terug.
Rechte lijn RTH
Als Smart RTH door de gebruiker wordt geïnitieerd, gaat de drone naar Rechte lijn RTH.
Rechte lijn RTH-procedure:
1. De thuisbasis wordt geregistreerd.
2. Smart RTH is geactiveerd.
3. De drone remt en hangt stil op zijn plaats:
a. Als de drone zich verder dan 50 m van de thuisbasis bevindt wanneer RTH begint, past de
drone zijn oriëntatie aan, stijgt naar de vooraf ingestelde RTH-hoogte en vliegt vervolgens naar
de thuisbasis. Als de huidige hoogte hoger is dan de RTH-hoogte, vliegt de drone op de huidige
hoogte naar de thuisbasis.
b. Als de drone zich op een afstand van 5 m tot 50 m van de thuisbasis bevindt wanneer RTH
begint, past de drone zijn oriëntatie aan en vliegt hij op de huidige hoogte naar de thuisbasis. Als
de huidige hoogte minder is dan 2 m wanneer RTH begint, stijgt de drone tot 2 m en vliegt deze
terug naar de thuisbasis.
c. De drone landt onmiddellijk wanneer het minder dan 5 m van de thuisbasis is verwijderd wanneer
RTH begint.
4. De drone landt en de motoren stoppen na het bereiken van de thuisbasis.
RTH bij laag accuniveau
De RTH bij laag accuniveau wordt geactiveerd wanneer de capaciteit van de Intelligent Flight Battery
is gedaald tot een punt waarbij de drone mogelijk niet meer veilig kan terugkeren. Laat de drone
onmiddellijk terugkeren of landen wanneer hierom wordt gevraagd.
Om onnodig gevaar als gevolg van onvoldoende energie te voorkomen, zal DJI Mini 3 Pro op bepalen
of het huidige accuniveau voldoende is om naar huis terug te keren op basis van de huidige locatie. Er
verschijnt een waarschuwingsmelding in DJI Fly wanneer het accuniveau laag is en slechts voldoende
om een RTH-vlucht te voltooien.
De gebruiker kan RTH afbreken door op de RTH-knop of de vliegpauzeknop op de afstandsbediening
te drukken. Als RTH wordt afgebroken na een waarschuwing voor laag accuniveau, is de Intelligent
Flight Battery mogelijk niet voldoende geladen om de drone veilig te laten landen. Hierdoor kan de drone
neerstorten of zoekraken.
De drone landt automatisch als het huidige accuniveau de drone alleen lang genoeg kan ondersteunen
om vanaf zijn huidige hoogte te dalen. Automatisch landen kan niet worden geannuleerd, maar de
afstandsbediening kan worden gebruikt om de horizontale beweging en dalingssnelheid van de drone
tijdens het landen te wijzigen. Als er voldoende stroom is, kan de gashendel worden gebruikt om de
drone met een snelheid van maximaal 1 m/s te laten stijgen.
Beweeg tijdens de automatische landing de drone horizontaal om zo snel mogelijk een geschikte plek
te vinden om de drone te laten landen. De drone valt als de gebruiker de gasstick omhoog blijft duwen
totdat de stroom is uitgeput.
Uitvalbeveiligde RTH
De actie die de drone uitvoert nadat het signaal van de afstandsbediening is verloren, kan in DJI Fly
worden ingesteld als Return to Home (Terug naar thuisbasis), Landen of Zweven. Als de actie van
tevoren is ingesteld als Return to Home (Terug naar de thuisbasis) en als de thuisbasis is geregistreerd,
het GNSS-signaal goed is en het kompas normaal werkt, wordt de uitvalbeveiligde RTH automatisch
geactiveerd zodra het signaal van de afstandsbediening langer dan drie seconden is verloren.
Als de drone zich op 50 m of minder dan 50 m van de thuisbasis bevindt als het signaal van de
afstandsbediening wegvalt, vliegt het op de huidige hoogte terug naar de thuisbasis. Als de drone zich
meer dan 50 m van de thuisbasis bevindt wanneer het signaal van de afstandsbediening wegvalt, vliegt
de drone 50 m achteruit op de oorspronkelijke vliegroute en gaat dan naar Rechte lijn RTH. De drone
blijft in Rechte lijn RTH als het signaal van de afstandsbediening tijdens de RTH wordt hersteld.
Na 50 m achteruit te hebben gevlogen op de oorspronkelijke route:
1. Als de drone zich op 50 m of minder dan 50 m van de thuisbasis bevindt, vliegt het op de huidige
hoogte terug naar de thuisbasis.
2. Als de drone zich verder dan 50 m van de thuisbasis bevindt en de huidige hoogte hoger is dan de
vooraf ingestelde RTH-hoogte, vliegt het terug naar de thuisbasis op de huidige hoogte.
3. Als de drone zich verder dan 50 m van de thuisbasis bevindt en de huidige hoogte lager is dan de
vooraf ingestelde RTH-hoogte, stijgt het naar de vooraf ingestelde RTH-hoogte en vliegt vervolgens
terug naar de thuisbasis.
Vermijden van obstakels tijdens RTH
Wanneer de drone stijgt:
1. De drone remt wanneer aan de voorzijde een obstakel wordt waargenomen en vliegt achteruit totdat
een veilige afstand is bereikt voordat het verder opstijgt.
2. De drone remt wanneer aan de achterzijde een obstakel wordt waargenomen en vliegt vooruit totdat
een veilige afstand is bereikt voordat het verder opstijgt.
3. Er vindt geen actie plaats wanneer er onder de drone een obstakel wordt waargenomen.
Als de drone vooruit vliegt:
1. De drone remt als een obstakel wordt waargenomen aan de voorkant en vliegt achteruit totdat een
veilige afstand is bereikt, voordat het opstijgt totdat er geen obstakels meer zijn aan de voorkant.
Daarna stijgt het twee seconden lang op voordat het verder naar voren vliegt.
2. Er vindt geen actie plaats wanneer er aan de achterzijde een obstakel wordt waargenomen.
3. De drone remt af wanneer een obstakel van onderaf wordt gedetecteerd en stijgt op tot er geen
obstakels aan de onderkant meer zijn alvorens verder te vliegen.
Tijdens RTH kunnen obstakels aan de zijkanten van de drone niet worden gedetecteerd of
vermeden.
De drone kan niet naar de thuisbasis terugkeren wanneer het GNSS-signaal zwak of niet
beschikbaar is. De drone kan in de ATTI-modus terechtkomen als het GNSS-signaal zwak of niet
beschikbaar wordt na het activeren van uitvalbeveiligde RTH. De drone zal een tijdje op zijn plaats
blijven zweven voordat hij landt.
Het is belangrijk om vóór elke vlucht een geschikte RTH-hoogte in te stellen. Start DJI Fly en stel
vervolgens de RTH-hoogte in. In RTH stijgt de drone, als de huidige hoogte van de drone lager is
dan de RTH-hoogte, automatisch eerst naar de RTH-hoogte. Als de huidige hoogte hoger is dan de
RTH-hoogte of deze hoogte bereikt, vliegt de drone op de huidige hoogte naar de thuisbasis.
Tijdens RTH kunnen de snelheid en de hoogte van de drone met de afstandsbediening worden
geregeld als het signaal van de afstandsbediening normaal is. De drone kan echter niet naar links
of naar rechts worden verplaatst. Wanneer de drone stijgt of voorwaarts vliegt, duwt u de joystick
volledig in de tegenovergestelde richting om RTH te verlaten, en de drone remt en blijft zweven.
GEO-zones kunnen de RTH beïnvloeden. Vermijd vliegen in de buurt van GEO-zones.
De drone kan mogelijk niet naar de thuisbasis terugkeren wanneer de windsnelheid te hoog is. Vlieg
voorzichtig.
Smart RTH of automatische landing activeert landingsbeveiliging, die als volgt werkt:
1. Zodra de landingsbeveiliging bepaalt dat de grond geschikt is voor een landing, landt de drone
voorzichtig.
2. Als de grond ongeschikt voor de landing wordt bevonden, blijft de drone in de lucht en wacht deze
op bevestiging van de piloot.
3. Als de landingsbeveiliging niet operationeel is, geeft DJI Fly een landingsmelding weer wanneer
de drone tot onder de 0,5 meter van de grond daalt. Duw de gashendel één seconde lang naar
beneden om te landen.
Landingsbeveiliging wordt geactiveerd tijdens uitvalbeveiligde RTH. De drone zweeft 0,5 m boven de
grond en DJI Fly geeft een landingsprompt weer. Om de drone te landen, duwt u de gashendel een
seconde lang naar beneden.
Zichtsystemen en infraroodsensorsystemen
De DJI Mini 3 Pro is zowel met een infrarooddetectiesysteem als met voorwaartse, achterwaartse en
neerwaartse zichtsystemen uitgerust.
De voorwaartse, achterwaartse en neerwaartse zichtsystemen bestaan elk uit twee camera's.
Het infrarooddetectiesysteem bestaat uit twee 3D-infraroodmodules. Het neerwaarts zichtsysteem en
het infrarooddetectiesysteem helpen de drone om zijn huidige positie te behouden, nauwkeuriger stil te
hangen en om binnenshuis of in andere omgevingen waarin geen GNNS-signaal beschikbaar is te vliegen.
Voorwaarts zichtsysteem
Achterwaarts zichtsysteem
Neerwaarts
zichtsysteem
Infrarooddetectiesysteem
Detectiebereik
Voorwaarts zichtsysteem
Precisiemeetbereik: 0,39-25 m; FOV: 106° (horizontaal), 90° (verticaal)
Achterwaarts zichtsysteem
Precisiemeetbereik: 0,36-23,4 m; FOV: 58° (horizontaal), 73° (verticaal)
Neerwaarts zichtsysteem
Precisiemeetbereik: 0,15-9 m; FOV: 104,8° (voor en achter), 87,6° (links en rechts). Het neerwaartse
zichtsysteem werkt het best wanneer de drone op een hoogte van 0,5 tot 12 meter vliegt.
Let op de vliegomgeving. De zichtsystemen en het infrarooddetectiesysteem werken alleen in
bepaalde scenario's en kunnen de menselijke controle en beoordeling niet vervangen. Let tijdens een
vlucht altijd op de omgeving en op de waarschuwingen op DJI Fly. Neem de verantwoordelijkheid
voor de drone en houd er de controle over.
Als er geen GNSS-signalen beschikbaar zijn, werkt het neerwaartse zichtsysteem het beste op een
hoogte van 0,5 tot 12 m. Extra voorzichtigheid is geboden als de hoogte van de drone meer dan
12 m bedraagt, aangezien de zichtsystemen kunnen worden beïnvloed.
Het neerwaartse zichtsysteem werkt mogelijk niet goed als de drone boven water vliegt. Daarom
is het mogelijk dat de drone bij de landing niet in staat is om actief het water eronder te vermijden.
Het wordt aanbevolen om te allen tijde de vluchtbesturing in stand te houden, een redelijk oordeel te
vormen op basis van de omgeving en niet te veel te vertrouwen op het neerwaartse zichtsysteem.
De zichtsystemen kunnen niet goed functioneren boven oppervlakken zonder duidelijke variaties in
patroon of waar het licht te zwak of te sterk is. De zichtsystemen kunnen in de volgende situaties
niet goed functioneren:
a) Bij het vliegen boven oppervlakken die uit één kleur bestaan (bijv. volkomen zwart, wit, rood of groen).
b) Bij het vliegen boven oppervlakken met hoge reectie.
c) Bij het vliegen boven water of transparante oppervlakken.
d) Bij het vliegen boven bewegende oppervlakken of objecten.
e) Bij het vliegen in een gebied waarin de verlichting vaak of snel verandert.
f) Bij het vliegen boven extreem donkere (< 10 lux) of heldere (> 40.000 lux) oppervlakken.
g) Bij het vliegen over oppervlakken die infraroodgolven sterk reecteren of absorberen (bijv. spiegels).
h) Vliegen over oppervlakken zonder duidelijke patronen of textuur (bijv. elektriciteitspalen).
i) Bij het vliegen boven oppervlakken met identiek herhalende patronen of texturen (bijv. tegels met
hetzelfde ontwerp).
j) Bij het vliegen over obstakels met kleine oppervlakken (bijv. takken van bomen).
Zorg dat de sensoren altijd schoon zijn. Blokkeer of manipuleer de sensoren NIET.
Blokkeer het infrarooddetectiesysteem NIET.
Camera's van het Vision System moeten mogelijk worden gekalibreerd nadat ze voor een langere
periode zijn opgeslagen. In dergelijke gevallen verschijnt een melding in DJI Fly en de kalibratie wordt
automatisch gestart.
Vlieg NIET als het regent, mistig is of als het zicht minder is dan 100 m.
Controleer vóór elke keer opstijgen het volgende:
a) Zorg dat er geen stickers of andere obstakels op het glas van de sensoren van de
infrarooddetectiesystemen en zichtsystemen zitten.
b) Gebruik een zachte doek als er vuil, stof of water op het glas van de infrarooddetectie- en
zichtsystemen zit. Gebruik GEEN alcoholhoudend reinigingsproduct.
c) Neem contact op met DJI Support als er schade is aan het glas van het infrarooddetectiesysteem
of de zichtsystemen.
Intelligent Flight Mode
FocusTrack
FocusTrack bevat Spotlight 2.0, Point of Interest 3.0 end ActiveTrack 4.0.
Spotlight 2.0
Bedien de drone handmatig terwijl de camera op het onderwerp vergrendeld blijft. De modus ondersteunt
het vastleggen van zowel statische als bewegende objecten, zoals voertuigen, boten en mensen. Beweeg
de roll-joystick om het onderwerp te omcirkelen, pitch-joystick om de afstand tot het onderwerp te
veranderen, gashendel om de hoogte te veranderen en pan-joystick om het kader aan te passen.
In de Spotlight-modus, wanneer de zichtsystemen normaal werken, zweeft de drone als een obstakel
wordt gedetecteerd, ongeacht of het gedrag voor het vermijden van obstakels is ingesteld op Bypass of
Rem in DJI Fly. Let op: vermijden van obstakels is uitgeschakeld in de Sportstand.
Gebruikshandleiding
Point of Interest 3.0 (POI 3.0)
De drone volgt het object in een cirkel op basis van de ingestelde radius en vliegsnelheid. De modus
ondersteunt het vastleggen van zowel statische als bewegende objecten, zoals voertuigen, boten en
mensen. De maximale vliegsnelheid is 13 m/s, ongeacht of de drone in de normale, sportstand of cinemodus staat. De vliegsnelheid kan op basis van de werkelijke radius dynamisch worden aangepast.
Beweeg de roll-joystick om het onderwerp te omcirkelen, pitch-joystick om de afstand tot het
onderwerp te veranderen, gashendel om de hoogte te veranderen en pan-joystick om het kader aan te
passen. Let op: vermijden van obstakels is uitgeschakeld in POI 3.0.
ActiveTrack 4.0
ActiveTrack 4.0 bestaat uit Trace- en Parallel-modi, waarmee zowel stilstaande als bewegende
onderwerpen zoals voertuigen, boten en mensen kunnen worden gevolgd. In de Sport-, Normale stand
en Cine-modus blijft de maximale vliegsnelheid hetzelfde. Beweeg de roll-joystick om het onderwerp te
omcirkelen, pitch-joystick om de afstand tot het onderwerp te veranderen, gashendel om de hoogte te
veranderen en pan-joystick om het kader aan te passen.
Wanneer de zichtsystemen normaal werken omzeilt de drone in ActiveTrack 4.0 obstakels, ongeacht de
instellingen in DJI Fly.
Volgen: De drone volgt het onderwerp op een constante afstand en hoogte, en een constante hoek
in de richting van het onderwerp. De drone kan alleen onderwerpen voor zich volgen en zal de
waargenomen obstakels omzeilen. De maximale vliegsnelheid is 10 m/s. Wanneer de gebruiker de
joystick beweegt, kan de drone de waargenomen obstakels aan de voor- en achterkant actief omzeilen.
Let op: vermijden van obstakels is uitgeschakeld wanneer de rolstick of de gashendel wordt gebruikt.
Parallel: De drone volgt het object onder een constante hoek en afstand vanaf de zijkant. De maximale
vliegsnelheid is 13 m/s. Vermijden van obstakels is in deze modus uitgeschakeld.
In ActiveTrack houdt de drone bij het volgen van mensen een afstand van 4-20 m aan op een hoogte
van 2-20 m (de optimale afstand is 5-10 m en de hoogte 2-10 m), en bij het volgen van voertuigen of
boten een afstand van 6-100 m op een hoogte van 6-100 m (de optimale afstand is 20-50 m en de
hoogte 10-50 m). De drone vliegt naar het ondersteunde afstands- en hoogtebereik als de afstand en
hoogte buiten het bereik vallen wanneer ActiveTrack begint. Vlieg met de drone op de optimale afstand
en hoogte voor de beste prestaties.
FocusTrack gebruiken
1. Start de drone en laat deze minstens 2 m boven de grond zweven.
2. Sleep-selecteer het onderwerp in de cameraweergave of schakel Subject Scanning (Proefpersoon
scannen) in onder Control settings (Controle-instellingen) in DJI Fly Control en tik op het herkende
onderwerp om FocusTrack in te schakelen. De standaardstand is Spotlight. Tik op het pictogram om
tussen Spotlight, ActiveTrack en POI te schakelen. Tik op GO om FocusTrack te starten.
3. Tik op de sluiter-/opnameknop om foto’s te maken of de opname te starten. Bekijk de beelden in
Playback (Afspelen).
FocusTrack verlaten
Tik op Stop in DJI Fly of druk eenmaal op de vliegpauzeknop op de afstandsbediening om FocusTrack
te verlaten.
Gebruik FocusTrack NIET in gebieden waar mensen en dieren lopen of voertuigen in beweging zijn.
Gebruik FocusTrack NIET in gebieden met kleine of dunne objecten (bijv. takken van bomen of
hoogspanningslijnen), transparante objecten (bijv. water of glas) of monochrome oppervlakken
(bijv. witte muren).
De drone handmatig bedienen. In een noodgeval drukt u op de vliegpauzeknop of tikt u op Stop in
DJI Fly.
Wees extra voorzichtig wanneer u in een van de volgende situaties FocusTrack gebruikt:
a) Het gevolgde object beweegt niet in een horizontaal vlak.
b) Het gevolgde object verandert tijdens het bewegen drastisch van vorm.
c) Het gevolgde object is voor langere tijd uit het zicht.
d) Het gevolgde object beweegt over een besneeuwd oppervlak.
e) De kleur of patroon van het gevolgde object is vergelijkbaar met die van de omgeving.
f) De belichting extreem donker (< 300 lux) of helder (> 10.000 lux) is.
Houd u tijdens het gebruik van FocusTrack aan de lokale privacywetgeving en regelgeving.
Het wordt aanbevolen om alleen voertuigen, boten en mensen te volgen (maar geen kinderen). Vlieg
voorzichtig wanneer u andere objecten volgt.
Volg geen op afstand bediende modelauto of boot.
Het gevolgde object kan onbedoeld worden verwisseld met een ander object als ze elkaar dichtbij
passeren.
FocusTrack is uitgeschakeld bij gebruik van een groothoeklens of een ND-lter.
In de fotomodus is FocusTrack alleen beschikbaar als u Enkelvoudig gebruikt.
FocusTrack is uitgeschakeld bij het opnemen met een hoge resolutie zoals 1080p 48/50/60/120 fps,
2,7K 48/50/60 fps of 4K 48/50/60 fps.
Wanneer de verlichting onvoldoende is en de zichtsystemen niet beschikbaar zijn, kunnen Spotlight
en POI nog steeds worden gebruikt voor statische onderwerpen, maar is er geen vermijden van
obstakels. ActiveTrack kan niet worden gebruikt.
FocusTrack is niet beschikbaar wanneer de drone op de grond staat.
FocusTrack functioneert mogelijk niet goed wanneer de drone in de buurt van de vluchtlimieten of in
MasterShots houdt het onderwerp in het midden van het beeld terwijl het verschillende manoeuvres
achter elkaar uitvoert om een korte video te maken.
MasterShots gebruiken
1. Start de drone en laat deze minstens 2 m boven de grond zweven.
2 m
2. Tik in DJI Fly op het pictogram opnamestand om MasterShots te selecteren en lees de instructies.
Zorg ervoor dat u begrijpt hoe de opnamestand moet worden gebruikt en dat er geen obstakels in
de omgeving zijn.
3. Sleep en selecteer uw doelobject in de cameraweergave. Tik op Start om de opname te starten. De
drone vliegt terug naar zijn oorspronkelijke positie zodra de opname is voltooid.
4. Tik op om de video te openen, bewerken of delen op sociale media.
MasterShots verlaten
Druk eenmaal op de vliegpauze-knop of tik op in DJI Fly om MasterShots te verlaten. De drone remt
en zweeft.
Gebruik MasterShots op locaties waar geen gebouwen of andere obstakels aanwezig zijn. Zorg
ervoor dat personen, dieren of andere obstakels buiten de vliegroute blijven. De drone remt en hangt
stil op zijn plaats als er aan de voor- of achterkant een obstakel wordt gedetecteerd. Obstakels
kunnen niet aan weerszijden van de drone worden gedetecteerd.
Let op objecten rondom de drone en gebruik de afstandsbediening om botsingen met de drone te
voorkomen.
Gebruik MasterShots NIET in een van de volgende situaties:
a) Wanneer het object langere tijd geblokkeerd wordt of buiten zicht is.
b) Wanneer het object dezelfde kleur of structuur heeft als de omgeving.
2. Tik in DJI Fly op het pictogram opnamestand om QuickShots te selecteren en volg de instructies.
Zorg ervoor dat u begrijpt hoe de opnamestand moet worden gebruikt en dat er geen obstakels in
de omgeving zijn.
3. Sleep en selecteer uw doelobject in de cameraweergave. Kies een opnamestand en tik op Start om
met opnemen te beginnen. De drone vliegt terug naar zijn oorspronkelijke positie zodra de opname
is voltooid.
4. Tik op om de video te openen, bewerken of delen op sociale media.
QuickShots verlaten
Druk eenmaal op de vliegpauze-/RTH-knop of tik op in DJI Fly om QuickShots te verlaten. De drone
remt en zweeft. Tik nogmaals op het scherm en de drone gaat verder met opnemen.
Gebruik QuickShots op locaties waar geen gebouwen of andere obstakels aanwezig zijn. Zorg
ervoor dat zich geen personen, dieren of andere obstakels in de vliegroute bevinden. De drone remt
en zweeft als er aan de voor- of achterkant een obstakel wordt gedetecteerd. Obstakels kunnen niet
aan weerszijden van de drone worden gedetecteerd.
Let op objecten rondom de drone en gebruik de afstandsbediening om botsingen met de drone te
voorkomen.
Gebruik QuickShots NIET in een van de volgende situaties:
a) Wanneer het object langere tijd geblokkeerd wordt of buiten zicht is.
b) Wanneer het object zich meer dan 50 meter van de drone bevindt.
c) Wanneer het object dezelfde kleur of structuur heeft als de omgeving.
d) Wanneer het object zich in de lucht bevindt.
e) Wanneer het onderwerp snel beweegt.
f) De belichting extreem donker (< 300 lux) of helder (> 10.000 lux) is.
Gebruik QuickShots NIET op plaatsen in de buurt van gebouwen of waar het GNSS-signaal zwak is,
anders wordt de vliegroute onstabiel.
Houd u aan de lokale privacywetgeving en regelgeving tijdens het gebruik van QuickShots.
Volg de onderstaande stappen om Koersvergrendeling te gebruiken:
1. Stel de intervaltijd, videoduur en maximale snelheid in. Het scherm toont het aantal foto’s dat zal
worden gemaakt en de opnameduur.
2. Stel een vliegrichting in.
3. Sleep-selecteer indien van toepassing een object. Gebruik het gimbalwiel en de joystick voor de
richting om het kader aan te passen.
4. Tik op de sluiter-/opnameknop om te beginnen. Beweeg de joystick voor hellen en voor rollen om
de horizontale vliegsnelheid te regelen en kort de oriëntatie van de drone aan te passen. Beweeg de
gashendel om de verticale vliegsnelheid te regelen.
Waypoints
De drone maakt automatisch foto’s op een vliegroute van twee tot vijf waypoints en genereert een
timelapse-video. De drone kan in volgorde van waypoints 1 tot 5 of 5 tot 1 vliegen.
Volg de onderstaande stappen om Waypoints te gebruiken:
1. Stel de gewenste waypoints en de richting van de lens in.
2. Stel de intervaltijd en de videoduur in. Het scherm toont het aantal foto’s dat zal worden gemaakt en
de opnameduur.
3. Tik op de sluiter-/opnameknop om te beginnen.
De drone genereert automatisch een timelapse-video, die te bekijken is in afspelen. In de camera-
instellingen kunnen gebruikers ervoor kiezen om de beelden op te slaan in JPEG- of RAW-indeling en
om het op te slaan op de interne opslag of op de microSD-kaart. Indien nodig wordt aanbevolen om de
beelden op de microSD-kaart op te slaan.
Voor optimale prestaties gebruikt u Hyperlapse op een hoogte boven de 50 m en een verschil van
minimaal twee seconden tussen de intervaltijd en de sluiter in te stellen.
Het wordt aanbevolen om op een veilige afstand van de drone (meer dan 15 m) een statisch object
(bijv. hoge gebouwen, bergachtig terrein) te selecteren. Selecteer geen object dat zich te dicht bij de
drone bevindt.
Wanneer de verlichting voldoende is en de omgeving geschikt is om de zichtsystemen te laten
werken, remt de drone en blijft op zijn plaats zweven als er tijdens Hyperlapse een obstakel
voor, achter of onder wordt gedetecteerd. Obstakels kunnen niet aan weerszijden van de drone
worden gedetecteerd. Als de verlichting onvoldoende wordt of de omgeving ongeschikt is om de
zichtsystemen te laten werken tijdens een hyperlapse, zal de drone beeld blijven opnemen zonder
obstakels te vermijden. Vlieg voorzichtig.
De drone zal pas een video genereren nadat er minimaal 25 foto's zijn gemaakt, de hoeveelheid
die vereist is om een video van één seconde te genereren. De video wordt standaard gegenereerd,
ongeacht of Hyperlapse normaal wordt beëindigd of de drone onverwacht uit de modus wordt
gehaald (bijvoorbeeld wanneer de RTH bij een bijna lege accu wordt geactiveerd).
Advanced Pilot Assistance Systems (APAS 4.0)
De functie Advanced Pilot Assistance Systems 4.0 (APAS 4.0) is beschikbaar in de Normale stand en
Cine-modus. Wanneer APAS is ingeschakeld, blijft de drone reageren op opdrachten en plant het zijn
route op basis van beide joystick-opdrachten en de vliegomgeving. APAS maakt het gemakkelijker om
obstakels te vermijden, vloeiender beeldmateriaal te verkrijgen en geeft een betere vliegervaring.
Beweeg de joystick voor hellen naar voren of naar achteren en de drone vliegt over, onder of naar links of
rechts van het obstakel. De drone kan ook reageren op de input van de joystick terwijl het obstakels vermijdt.
Wanneer APAS is ingeschakeld, kan de drone worden gestopt door op de vliegpauzeknop op de
afstandsbediening te drukken. De drone blijft drie seconden zweven en wacht op verdere opdrachten
van de piloot.
Om APAS in te schakelen, opent u DJI Fly. U gaat naar ‘System Settings’ (Systeeminstellingen), Safety
(Veiligheid) waarna u APAS inschakelt door Bypass te selecteren.
Landingsbescherming
De landingsbescherming wordt geactiveerd als de hindernissenvermijding is ingesteld op Bypass of
Break en de gebruiker de gashendel naar beneden trekt om de drone te laten landen.
Wanneer de drone begint te landen, wordt landingsbescherming ingeschakeld.
1. Tijdens landingsbescherming zal de drone automatisch een geschikte landingsplaats detecteren en
voorzichtig landen.
2. Als wordt vastgesteld dat de grond niet geschikt is om te landen, blijft de drone zweven zodra deze
tot 0,8 m boven de grond daalt. Trek de gashendel langer dan vijf seconden naar beneden en de
drone landt zonder obstakels te vermijden.
APAS is uitgeschakeld bij gebruik van intelligente vluchtmodi. Het wordt automatisch ingeschakeld
zodra de drone de intelligente vluchtmodi verlaat. APAS is uitgeschakeld bij het opnemen met een
hoge resolutie zoals 1080p 120 fps, 2,7K 48/50/60 fps of 4K 48/50/60 fps.
APAS is alleen beschikbaar als u de drone vooruit, achteruit en naar beneden laat vliegen. APAS is
niet beschikbaar wanneer de drone naar links, rechts of omhoog vliegt en in deze gevallen is er geen
bypass of vermijding van obstakels.
Zorg ervoor dat u APAS gebruikt wanneer de zichtsystemen beschikbaar zijn. Verzeker u ervan
dat er zich geen mensen, dieren, objecten met een klein of jn oppervlak (bijv. boomtakken) of
transparante objecten (bijv. glas of water) bevinden langs de gewenste vliegroute.
Zorg ervoor dat APAS wordt gebruikt wanneer het zichtsystemen beschikbaar zijn of het GNNS-signaal
sterk is. APAS werkt mogelijk niet goed als de drone boven water of een besneeuwd gebied vliegt.
Wees extra voorzichtig bij het vliegen in extreem donkere (< 300 lux) of heldere (> 10.000 lux) omgevingen.
Houd DJI Fly in de gaten en zorg dat de drone normaal werkt in de APAS-stand.
APAS functioneert mogelijk niet goed wanneer de drone in de buurt van de vluchtlimieten of in een
GEO-zone vliegt.
Vluchtrecorder
Vluchtgegevens, waaronder vluchttelemetrie, statusinformatie over de drone en andere parameters
worden automatisch opgeslagen op de ingebouwde datarecorder van de drone. De gegevens zijn
toegankelijk met behulp van DJI Assistant 2 (Drones voor consumenten).
Propellers
Er zijn twee soorten DJI Mini 3 Pro-propellers die ontworpen zijn om in verschillende richtingen te draaien.
De gemarkeerde propellers moeten op de gemarkeerde motoren worden bevestigd en ongemarkeerde
propellers op ongemarkeerde motoren. De twee propellerbladen die aan één motor zijn bevestigd, zijn
hetzelfde. Zorg ervoor dat de propellers en de motoren overeenkomen door de instructies te volgen.
Bevestig de gemarkeerde propellers op de motoren van de gemarkeerde arm en de ongemarkeerde
propellers op de motoren van de ongemarkeerde arm. Gebruik de schroevendraaier uit de
droneverpakking om de propellers te monteren. Zorg ervoor dat de propellers goed bevestigd zijn.
GemarkeerdOngemarkeerd
Gebruik alleen de schroevendraaier uit de droneverpakking voor het monteren van propellers. Het
gebruik van andere schroevendraaiers kan de schroeven beschadigen.
Zorg ervoor dat u de schroeven verticaal houdt terwijl u ze aandraait. De schroeven mogen niet
schuin ten opzichte van het montageoppervlak staan. Controleer na de installatie of de schroeven
gelijk liggen en draai de propellers om te controleren op abnormale weerstand.
De propellers verwijderen
Gebruik de schroevendraaier uit de droneverpakking om de schroeven los te maken en de propellers
los te maken van de motoren.
Propellerbladen zijn scherp. Ga voorzichtig te werk.
De schroevendraaier wordt alleen gebruikt om de propellers te monteren. Gebruik de
schroevendraaier NIET om de drone te demonteren.
Als een propeller kapot is, verwijdert u alle propellers en schroeven op de bijbehorende motor en
gooit u ze weg. Gebruik twee propellers uit dezelfde verpakking. Propellers uit andere verpakkingen
NIET DOOR ELKAAR GEBRUIKEN.
Gebruik alleen ociële propellers van DJI. Gebruik GEEN verschillende soorten propellers door elkaar.
Koop indien noodzakelijk extra propellers.
Controleer vóór elke vlucht of de propellers en motoren stevig en correct gemonteerd zijn. Controleer
om de 30 vlieguren (ca. 60 vluchten) of de schroeven op de propellers nog steeds goed vastzitten.
Controleer vóór elke vlucht of de propellers in goede staat zijn. Gebruik GEEN verouderde,
beschadigde of gebroken propellers.
Blijf uit de buurt van ronddraaiende propellers of motoren en raak ronddraaiende propellers of
motoren NIET aan.
Knijp of verbuig de propellers NIET tijdens transport of opslag.
Controleer of de motoren stevig gemonteerd zijn en soepel draaien. Laat de drone onmiddellijk
landen als een motor vastgelopen is en niet meer vrij kan draaien.
Probeer de constructie van de motoren NIET te wijzigen.
Raak de motoren NIET aan en laat handen en lichaamsdelen niet in contact komen met de motoren
na de vlucht omdat deze heet kunnen zijn.
Blokkeer de ventilatiegaten in de motoren of het chassis van de drone NIET.
Controleer of de ESC’s normaal klinken wanneer deze worden ingeschakeld.
Intelligent Flight Battery
De DJI Mini 3 Pro Intelligent Flight Battery is een accu van 7,38 V, 2453 mAh. De DJI Mini 3 Pro
Intelligent Flight Battery Plus is een accu van 7,38 V, 3850 mAh. De twee accu's hebben dezelfde
structuur en afmetingen, maar verschillen in gewicht en capaciteit. Beide accu's zijn uitgerust met een
slimme laad- en ontlaadfunctie.
Eigenschappen van de accu
1. Gebalanceerd opladen: Tijdens het opladen worden de voltages van de accucellen automatisch
gebalanceerd.
2. Functie voor automatisch ontladen: Om opzwellen te voorkomen, ontlaadt de accu automatisch
tot ongeveer 96% van het accuniveau wanneer deze gedurende één dag niet wordt gebruikt en
ongeveer 60% wanneer de accu gedurende negen dagen niet wordt gebruikt. Het is normaal dat de
accu tijdens het ontladen lichte warmte afgeeft.
3. Overbelastingsbeveiliging: Het opladen stopt automatisch wanneer de accu volledig is opgeladen.
4. Temperatuurdetectie: Om schade te voorkomen laadt de accu uitsluitend op bij temperaturen tussen
de 5 en 40°C. Het opladen stopt automatisch als de temperatuur van de accu tijdens het opladen
meer dan 55°C bedraagt.
5. Overstroombeveiliging: De accu stopt met opladen als er een te hoge stroom wordt gedetecteerd.
6. Bescherming tegen te hoge ontlading: Het ontladen stopt automatisch, om te voorkomen dat de
accu te ver wordt ontladen wanneer de accu niet wordt gebruikt. De beveiliging tegen overmatige
ontlading is niet ingeschakeld wanneer de accu in gebruik is.
7. Beveiliging tegen kortsluiting: De stroomvoorziening wordt automatisch onderbroken als er
kortsluiting wordt gedetecteerd.
8. Bescherming tegen beschadiging van accucellen: DJI Fly toont een waarschuwing wanneer een
beschadigde accucel wordt gedetecteerd.
9. Slaapstand: Als het accuniveau minder is dan 3,0 V of het accuniveau minder dan 10% is, schakelt
de accu over naar de slaapstand om overmatige ontlading te voorkomen. Laad de accu op om het
uit de slaapstand te halen.
10. Communicatie: Informatie over de spanning, capaciteit en stroom van de accu wordt naar de drone
verzonden.
Raadpleeg vóór gebruik de disclaimer en de veiligheidsrichtlijnen van de DJI Mini 3 Pro en de stikkers
op de accu. De gebruiker neemt de volledige verantwoordelijkheid voor eventuele overtredingen van
de op het etiket vermelde veiligheidseisen.
Druk één keer op de aan-uitknop om het accuniveau te controleren.
LED1
LED2
LED3
LED4
DJI Mini 3 Pro
Gebruikshandleiding
Ledlampjes voor
accuniveau
Aan-/uitknop
De leds voor accuniveau geven het energieniveau van de accu aan tijdens het laden en ontladen. De
statussen van de leds worden hieronder gedenieerd:
Ledlampjes voor accuniveau
: Ledlampje is aan : Ledlampje knippert : Ledlampje is uit
LED1LED2LED3LED4
Accuniveau
Accuniveau ≥88%
75% ≤ Accuniveau <88%
63% ≤ Accuniveau <75%
50% ≤ Accuniveau <63%
38% ≤ Accuniveau <50%
25% ≤ Accuniveau <38%
13% ≤ Accuniveau <25%
0% ≤ Accuniveau <13%
Aan- en uitzetten
Druk op de aan/uit-knop en druk dan nog eens en houd deze vervolgens twee seconden ingedrukt om
de drone in of uit te schakelen. De ledlampjes voor het accuniveau geven het accuniveau weer wanneer
de drone wordt ingeschakeld. De ledlampjes voor het accuniveau gaan uit wanneer de drone wordt
uitgeschakeld.
Wanneer de drone is ingeschakeld, drukt u eenmaal op de aan-/uitknop waarna de vier ledlampjes
voor het accuniveau 3 seconden lang knipperen. Als ledlampje 3 en 4 gelijktijdig knipperen zonder dat
de aan-uitknop wordt ingedrukt, geeft dit aan dat de accu een storing heeft. Verwijder de accu uit de
drone, plaats de accu opnieuw en zorg ervoor dat deze stevig is bevestigd.
Melding lage temperatuur
1. De accucapaciteit wordt aanzienlijk minder bij vliegen bij lage temperaturen van -10 tot 5°C. Het
wordt aanbevolen om de drone een tijdje op zijn plaats te laten zweven om de accu op te warmen.
Zorg vóór het gebruik van de drone dat de accu volledig is opgeladen.
2. Accu's kunnen niet worden gebruikt in omgevingen met een extreem lage temperatuur, die lager is
1. Plaats de accu's in de oplaadhub totdat u een klik hoort.
2. Sluit de oplaadhub aan op een stopcontact (100-240 V, 50/60 Hz) met behulp van een USB-C-kabel
en een DJI 30W USB-C-lader of andere USB-voedingsladers.
3. De accu met het hoogste stroomniveau wordt eerst opgeladen. De rest wordt in volgorde opgeladen
op basis van hun stroomniveaus. De bijbehorende statusleds geven de oplaadstatus weer (zie
onderstaande tabel). Nadat de accu volledig is opgeladen, worden overeenkomstige leds groen.
Beschrijving van statuslampjes
Oplaadstatus
KnipperpatroonOmschrijving
Ledlampjes in een reeks knipperen
achtereenvolgens (snel)
De accu in de bijbehorende accupoort wordt met een snelle
oplader opgeladen.
Ledlampjes in een reeks knipperen
achtereenvolgens (langzaam)
Ledlampjes in een reeks branden
constant
De accu in de bijbehorende accupoort wordt met een
normale oplader opgeladen.
De accu in de bijbehorende accupoort is volledig opgeladen.
Alle ledlampjes knipperen na elkaarEr is geen accu geplaatst.
Accuniveau
Bij elke accupoort van de oplaadhub hoort een reeks ledlampjes, van LED1 t/m LED4 (links naar rechts).
Controleer het accuniveau door eenmaal op de functieknop te drukken. De statussen van de ledlampjes
voor het accuniveau zijn gelijk aan die van de drone. Raadpleeg voor meer informatie de statussen en
beschrijvingen van de ledlampjes voor het accuniveau van de drone.
Abnormale status
De LED-status voor abnormale accu is gelijk aan die van de drone. Raadpleeg het gedeelte
Mechanismen voor het beschermen van de accu voor meer informatie.
Het wordt aanbevolen om een DJI 30W USB-C-lader of andere USB-voedingsladers te gebruiken
om de oplaadhub van stroom te voorzien.
De omgevingstemperatuur beïnvloedt de oplaadsnelheid. Het opladen gaat sneller in een goed
geventileerde omgeving bij 25°C.
De oplaadhub is alleen compatibel met de BWX162-2453-7.38 Intelligent Flight Battery en BWX1623850-7.38 Intelligent Flight Battery Plus. Gebruik de oplaadhub NIET met andere accumodellen.
Plaats de oplaadhub vóór gebruik op een vlakke en stabiele ondergrond. Zorg ervoor dat het
apparaat goed geïsoleerd is, om brandgevaar te voorkomen.
Raak de metalen klemmen van de oplaadhub NIET aan.
Reinig de metalen klemmen met een schone, droge doek als er vuil zichtbaar is.
Een lader gebruiken
1. Zorg ervoor dat de accu correct op de drone is geïnstalleerd.
Als een van de beschermingsmechanismen van de accu geactiveerd is, trek dan de stekker van de
lader uit het stopcontact en sluit hem weer aan om het laden te hervatten. Als de oplaadtemperatuur
abnormaal is, wacht u totdat het weer normaal is, waarna de accu het opladen hervat zonder dat u de
lader hoeft los te koppelen en weer aan te sluiten.
De Intelligent Flight Battery plaatsen
Plaats de Intelligent Flight Battery of Intelligent Flight Battery Plus in het accuvak van de drone. Zorg ervoor
dat de accu volledig is geplaatst met een klikgeluid, wat aangeeft dat de accugespen stevig zijn bevestigd.
Zorg ervoor dat de accu met een klikgeluid is geplaatst. Start de drone NIET wanneer de accu niet
stevig is gemonteerd, omdat dit slecht contact tussen de accu en de drone kan veroorzaken en
gevaar kan opleveren.
De Intelligent Flight Battery verwijderen
Druk op het getextureerde gedeelte van de accu-aansluitingen aan de zijkanten van de accu om deze
uit het compartiment te verwijderen.
1
2
Plaats of verwijder de accu NIET terwijl de drone is ingeschakeld.
DJI Mini 3 Pro maakt gebruik van een CMOS-sensor van 1/1,3 inch die 4K-video's en 48 MP-foto's kan
opnemen. De equivalente brandpuntsafstand is ongeveer 24 mm. Het diafragma van de camera is F1,7
en kan van 1 m tot oneindig ver opnemen.
De DJI Mini 3 Pro-camera kan foto's van 48 MP maken en ondersteunt opnamemodi zoals Single,
Burst, AEB, Timed Shot en Panorama. Het ondersteunt ook H.264/H.265 video-opname, digitale zoom
en slow motion-opname.
Zorg ervoor dat de temperatuur en de vochtigheid tijdens gebruik en opslag geschikt zijn voor de
camera.
Gebruik om schade of een slechte beeldkwaliteit te voorkomen een lensreiniger voor het
schoonmaken van de lens.
Blokkeer GEEN ventilatiegaten op de camera, want de warmte die vrijkomt kan het toestel
beschadigen en de gebruiker verwonden.
Foto’s en video’s opslaan
De DJI Mini 3 Pro ondersteunt het gebruik van een microSD-kaart om uw foto's en video's op te slaan.
Een microSD-kaart met een UHS-I Speed Grade 3 of hoger is vereist vanwege de snelle lees- en
schrijfsnelheid die nodig is voor video-opnamen met hoge resolutie. Raadpleeg de specicaties voor
meer informatie over aanbevolen microSD-kaarten.
Foto's en video's kunnen ook worden opgeslagen in de interne opslag van de drone als er geen
microSD-kaart beschikbaar is. Het gebruik van een microSD-kaart wordt aanbevolen voor grote
gegevensopslag.
Verwijder de microSD-kaart niet uit de drone terwijl deze is ingeschakeld, anders kan de microSD-
kaart beschadigd raken.
Enkelvoudige video-opnamen worden beperkt tot een lengte van 30 minuten om de stabiliteit van
het camerasysteem te waarborgen.
Controleer vóór gebruik de camera-instellingen om te controleren of ze correct zijn gecongureerd.
Maak een paar foto’s voordat u belangrijke foto’s of video’s gaat maken om te testen of de camera
correct werkt.
Foto's of video's kunnen niet van de microSD-kaart in de drone met DJI Fly worden overgebracht als
de drone is uitgeschakeld.
Zorg ervoor dat u de drone correct uitschakelt. Anders worden de cameraparameters niet
opgeslagen en kunnen eventueel opgenomen video's worden beïnvloed. DJI is niet verantwoordelijk
voor het verlies veroorzaakt door een foto of video die is opgenomen op een manier die niet door
een machine leesbaar zijn.
In dit hoofdstuk staan de functies van de
afstandsbediening beschreven en staan
instructies over de besturing van de
drone en de bediening van de camera.
Bij gebruik met DJI Mini 3 Pro biedt de DJI RC-afstandsbediening OcuSync O3-videotransmissie, die werkt
op frequentiebanden 2,4 GHz en 5,8 GHz. Het is in staat om automatisch het beste transmissiekanaal
te selecteren en kan 1080p 30 fps HD livebeeld van de drone naar de afstandsbediening verzenden op
een afstand van maximaal 12 km (conform FCC-normen, en gemeten in een groot open gebied zonder
interferentie). De DJI RC is ook uitgerust met een 5,5 inch touchscreen (1920×1080 pixelresolutie) en een
breed scala aan bedieningselementen en aanpasbare knoppen, zodat gebruikers de drone eenvoudig
kunnen bedienen en de drone-instellingen op afstand kunnen wijzigen. De ingebouwde 5200 mAh
accu met een vermogen van 18,72 Wh levert de afstandsbediening een maximale bedrijfstijd van vier
uur. De DJI RC wordt geleverd met vele andere functies, zoals wifi-verbinding, ingebouwde GNSS
(GPS+Beidou+Galileo), Bluetooth, ingebouwde luidsprekers, afneembare joysticks en microSD-opslag.
Conformiteitsversie: De afstandsbediening voldoet aan de plaatselijke regelgeving en voorschriften.
Stand van joystick: De functie die elke joystickbeweging uitvoert, wordt bepaald door de gekozen
stand van de joystick. Er zijn drie voorgeprogrammeerde standen (Stand 1, Stand 2 en Stand
3) beschikbaar en aangepaste standen kunnen worden gedefinieerd in de DJI Fly-app. De
standaardinstelling is Stand 2.
Het gebruik van de afstandsbediening
Aan- en uitzetten
Druk één keer op de aan-/uitknop om het huidige accuniveau te controleren.
Druk eenmaal, druk vervolgens opnieuw, en houd ingedrukt om de afstandsbediening in of uit te schakelen.
De accu opladen
Gebruik een USB-C-kabel om een netstroomadapter aan te sluiten op de USB-C-poort van de
afstandsbediening. De accu kan in ongeveer 1 uur en 30 minuten volledig worden opgeladen met een
maximaal laadvermogen van 15 W (5 V/3 A).
Het wordt aanbevolen om een USB-voedingslader te gebruiken.
De gimbal en camera bedienen
Scherpstellings-/sluiterknop: Druk de knop half in om de autofocus te activeren en druk de knop
De afstandsbediening piept als er een fout of waarschuwing is. Let op wanneer er meldingen op het
touchscreen of in DJI Fly verschijnen. Schuif van boven naar beneden en selecteer Dempen om alle
waarschuwingen uit te schakelen, of schuif de volumebalk naar 0 om sommige waarschuwingen uit te
schakelen.
De afstandsbediening geeft tijdens de RTH een waarschuwingssignaal. De RTH-waarschuwing kan
niet worden geannuleerd. De afstandsbediening geeft een waarschuwing wanneer het accuniveau van
de afstandsbediening laag is (6 tot 10%). Een waarschuwing voor een laag accuniveau kan worden
geannuleerd door op de aan/uit-knop te drukken. De waarschuwing voor kritiek accuniveau die wordt
geactiveerd wanneer het accuniveau minder dan 5% bedraagt, kan niet worden geannuleerd.
Optimaal zendgebied
Het signaal tussen de drone en de afstandsbediening is het betrouwbaarst wanneer de
afstandsbediening is gepositioneerd richting de drone zoals hieronder afgebeeld.
Gebruik GEEN andere draadloze apparaten die met dezelfde frequentie werken als de
afstandsbediening. Anders ondervindt de afstandsbediening interferentie.
Er verschijnt een melding in DJI Fly als het transmissiesignaal tijdens de vlucht zwak is. Pas de
oriëntatie van de afstandsbediening aan zodat de drone binnen het optimale zendbereik is.
Koppelen van de afstandsbediening
Wanneer de afstandsbediening samen met een drone als combo wordt aangeschaft, is deze al aan de
drone gekoppeld. Zo niet, volg dan de onderstaande stappen om de afstandsbediening en de drone te
koppelen na activering.
1. Schakel de drone en de afstandsbediening in.
2. Start DJI Fly.
3. Tik in cameraweergave op en selecteer Control’ en ‘Pair to Aircraft’ (Koppelen met drone).
4. Houd de aan-uitknop op de drone langer dan vier seconden ingedrukt. De drone piept één keer en
wanneer deze klaar is om gekoppeld te worden. Nadat de koppeling is geslaagd, piept de drone
twee keer en gaan de LED's voor het accuniveau van de afstandsbediening continu branden.
Zorg dat de afstandsbediening tijdens het koppelen niet meer dan 0,5 meter van de drone verwijderd is.
De afstandsbediening zal zelf de koppeling met een drone ongedaan maken als een nieuwe
afstandsbediening met dezelfde drone wordt gekoppeld.
Schakel Bluetooth en Wi-Fi van de afstandsbediening uit voor optimale videotransmissie.
Laad de afstandsbediening volledig op vóór elke vlucht. De afstandsbediening geeft een
waarschuwing wanneer het accuniveau laag is.
Als de afstandsbediening is ingeschakeld en vijf minuten NIET wordt gebruikt, klinkt er een
waarschuwing. Na zes minuten schakelt de afstandsbedieding automatisch uit. Beweeg de joysticks
of druk op een willekeurige knop om de waarschuwing te annuleren.
Laad de accu ten minste éénmaal per drie maanden volledig op om ervoor te zorgen dat de accu in
goede staat blijft.
Bij gebruik met DJI Mini 3 Pro biedt DJI RC-N1 OcuSync O3-videotransmissie, werkt op zowel
2,4 GHz- als 5,8 GHz-frequentiebanden, kan het beste zendkanaal automatisch worden geselecteerd
en biedt 1080p 30fps HD livebeeldtransmissie van de drone naar DJI Fly op een mobiel apparaat
(afhankelijk van de prestaties van een mobiel apparaat) bij een maximaal zendbereik van 12 km (7,5 mi)
(conform FCC-normen en gemeten in een groot bereik). Gebruikers kunnen de drone besturen en
de instellingen gemakkelijk binnen dit bereik wijzigen. De ingebouwde accu heeft een capaciteit van
5200 mAh en energie van 18,72 Wh die een maximale gebruikstijd van zes uur ondersteunt. De
afstandsbediening laadt mobiele Android-apparaten automatisch op met een oplaadsnelheid van
500 mA bij 5 V. Het opladen van iOS-apparaten is standaard uitgeschakeld. Om iOS-apparaten op
te laden, moet de oplaadfunctie zijn ingeschakeld in DJI Fly telkens wanneer de afstandsbediening
wordt ingeschakeld.
Conformiteitsversie: De afstandsbediening voldoet aan de plaatselijke regelgeving en voorschriften.
Stand van joystick: De functie die elke joystickbeweging uitvoert, wordt bepaald door de gekozen
stand van de joystick. Er zijn drie voorgeprogrammeerde standen (Stand 1, Stand 2 en Stand
3) beschikbaar en aangepaste standen kunnen worden gedefinieerd in de DJI Fly-app. De
standaardinstelling is Stand 2.
Aan- en uitzetten
Druk één keer op de aan-/uitknop om het huidige accuniveau te controleren. Als het accuniveau te laag is, laad
deze dan vóór gebruik op.
Druk eenmaal, druk vervolgens opnieuw en houd twee seconden ingedrukt om de afstandsbediening in of uit
te schakelen.
De accu opladen
Gebruik een USB-C-kabel om een netstroomadapter aan te sluiten op de USB-C-poort van de
afstandsbediening.
De gimbal en camera bedienen
Sluiter-/opnameknop: Eenmaal indrukken
om een foto te maken of om een opname
te starten of te stoppen.
Wisselen foto/video: Eenmaal indrukken om
te schakelen tussen de foto- en videostand.
Het signaal tussen de drone en de afstandsbediening is het betrouwbaarst wanneer de
afstandsbediening is gepositioneerd richting de drone zoals hieronder afgebeeld.
Zwak
Optimaal zendgebied
SterkZwak
Koppelen van de afstandsbediening
Wanneer de afstandsbediening samen met een drone als combo wordt aangeschaft, is deze al aan de
drone gekoppeld. Zo niet, volg dan de onderstaande stappen om de afstandsbediening en de drone te
koppelen na activering.
1. Schakel de drone en de afstandsbediening in.
2. Start DJI Fly.
3. Tik in cameraweergave op en selecteer Control’ en ‘Pair to Aircraft’ (Koppelen met drone).
4. Houd de aan-uitknop van de drone langer dan vier seconden ingedrukt. De drone piept één keer
en wanneer deze klaar is om gekoppeld te worden. Nadat de koppeling is geslaagd, piept de drone
twee keer en gaan de LED's voor het accuniveau van de afstandsbediening continu branden.
Zorg dat de afstandsbediening tijdens het koppelen niet meer dan 0,5 meter van de drone verwijderd is.
De afstandsbediening zal zelf de koppeling met een drone ongedaan maken als er een nieuwe
afstandsbediening met dezelfde drone wordt gekoppeld.
Schakel Bluetooth en wi van het mobiele apparaat uit voor optimale videotransmissie.
Laad de afstandsbediening volledig op vóór elke vlucht. De afstandsbediening geeft een
waarschuwing wanneer het accuniveau laag is.
Als de afstandsbediening is ingeschakeld en vijf minuten NIET wordt gebruikt, klinkt er een
waarschuwing. Na zes minuten schakelt de afstandsbedieding automatisch uit. Beweeg de joysticks
of druk op een willekeurige knop om de waarschuwing te annuleren.
Pas de houder van het mobiele apparaat aan zodat uw mobiele apparaat stevig vastzit.
Laad de accu ten minste éénmaal per drie maanden volledig op om ervoor te zorgen dat de accu in
goede staat blijft.
Tijdens de vlucht: Dit pictogram geeft de vliegstatus van de drone aan en toont diverse waarschuwingen.
Tik op om meer informatie te bekijken wanneer er een waarschuwingsbericht verschijnt.
3. Accu-informatie
80
Ongeveer 24'17"
4. Signaalsterkte video-downlink
RC
: geeft de signaalsterkte van de video-downlink tussen de drone en de afstandsbediening
weer.
5. Status van het zichtsysteem
: het bovenste deel van het pictogram geeft de status van het voorwaartse zichtsysteem aan en het
onderste deel van het pictogram geeft de status van het achterwaartse zichtsysteem aan. Het pictogram is
wit wanneer het zichtsysteem normaal werkt en wordt rood wanneer het zichtsysteem niet beschikbaar is.
6. GNSS-status
20
: Toont de sterkte van het huidige GNNS-signaal. Tik om de status van het GNSS-signaal te
controleren. De thuisbasis kan worden bijgewerkt wanneer het pictogram wit is, wat aangeeft dat het
GNSS-signaal sterk is.
7. Systeeminstellingen
Systeeminstellingen bieden informatie over veiligheid, bediening, de camera en transmissie.
Veiligheid
Vlieghulp: Voorwaartse en achterwaartse zichtsystemen worden ingeschakeld na het instellen
van het vermijden van obstakels op Bypass of Rem. De drone kan geen obstakels detecteren
wanneer vermijden van obstakels is uitgeschakeld. De drone kan niet naar links of rechts vliegen als
zijwaartse vlucht is uitgeschakeld.
Weergave radarkaart: Indien ingeschakeld, wordt de real-time radarkaart voor obstakeldetectie
weergegeven.
Vliegbescherming: Tik om de maximale hoogte en de maximale afstand voor vluchten in te stellen.
RTH: Tik om de hoogte van Return to Home (Terug naar thuisbasis) in te stellen en de thuisbasis bij
: Geeft het huidige accuniveau en de resterende vliegtijd weer.
8
9
10
11
12
13
14
DJI Mini 3 Pro
Gebruikshandleiding
te werken.
Sensoren: Tik om de IMU- en kompasstatussen te bekijken en begin indien noodzakelijk met kalibreren.
Accu: Tik hierop om de accugegevens te bekijken, zoals de status van de accucel, het serienummer
en het aantal keren opladen.
GEO-zone ontgrendelen: Tik hierop om informatie over het ontgrendelen van GEO-zones weer te geven.
De functie Find My Drone gebruikt de kaart bij het vinden van de locatie van de drone op de grond.
Geavanceerde veiligheidsinstellingen omvatten de gedragsinstellingen voor de drone wanneer signalen
van de afstandsbediening wegvallen en het stoppen van de propellers tijdens de vlucht in noodgevallen.
Het gedrag van de drone wanneer signalen van de afstandsbediening wegvallen, kan worden
ingesteld op Terug naar thuisbasis, Dalen of Zweven.
‘Emergency only’ (Alleen noodgeval) geeft aan dat de motoren halverwege de vlucht alleen in een
noodgeval kunnen worden gestopt, bijvoorbeeld bij een botsing, een vastgelopen motor is, de drone
in de lucht rolt of de drone onbestuurbaar is en snel stijgt of daalt. ‘Altijd’ (Anytime) geeft aan dat de
motoren op elk gewenst moment halverwege de vlucht kunnen worden gestopt zodra de gebruiker
een combinatie-stickopdracht (CSC) uitvoert.
Als u de motoren tijdens het vliegen uitschakelt, zal de drone neerstorten.
Besturing
Drone-instellingen: Meeteenheden instellen.
Scannen van personen: De drone detecteert automatisch personen wanneer het scannen van
personen is ingeschakeld.
Instellingen voor de gimbal: Tik hierop om de gimbalmodus in te stellen, naar geavanceerde
instellingen te gaan, kalibratie van de gimbal uit te voeren en de gimbal opnieuw te positioneren of
naar beneden te kantelen.
Instellingen voor de afstandsbediening: Tik hierop om de functie van de aanpasbare knop in te
stellen, de afstandsbediening te kalibreren, de joystickmodi te wisselen (modus 1, modus 2, modus
3 of aangepaste modus) of de geavanceerde instellingen van de afstandsbediening in te stellen.
Vlieginstructie voor beginners: Bekijk de vlieginstructie.
Verbinden met de drone: Tik hierop om de koppeling te starten als de drone niet aan de
afstandsbediening is gekoppeld.
Camera
Parameterinstellingen van de camera: Geeft verschillende instellingen weer volgens de opnamestand.
Algemene instellingen: Tik hierop om histogram, waarschuwing voor overbelichting, piekniveau,
rasterlijnen en witbalans in te stellen.
Opslaglocatie: De beelden kunnen worden opgeslagen op de interne opslag van de drone of
op een microSD-kaart. Interne opslag en microSD-kaarten kunnen worden geformatteerd. De
beelden die zijn gedownload naar de interne opslag van de drone of microSD-kaart kunnen worden
gesynchroniseerd met het mobiele apparaat van de gebruiker en de instellingen voor maximale
videocache-capaciteit kunnen ook worden aangepast.
Camera-instellingen opnieuw instellen: Tik om de cameraparameters terug te zetten naar de
standaardinstellingen.
Transmissie
Er kan een livestreamingplatform worden geselecteerd om de cameraweergave in realtime uit te zenden.
De frequentieband en kanaalmodus kunnen ook worden ingesteld in de transmissie-instellingen.
Informatie
Bekijk apparaatgegevens, rmwaregegevens, app-versie, accuversie en meer.
8. Opnamestanden
Foto: Single, Burst Shooting, AEB, 48 MP en getimede opname.
Video: Normaal, slow motion. Digitale zoom wordt ondersteund in normale videomodus.
MasterShots: Selecteer een onderwerp. De drone neemt op terwijl het verschillende manoeuvres
achter elkaar uitvoert en het onderwerp in het midden van het beeld houdt. Na aoop zal een korte
Hyperlapse: kies uit Vrij, Cirkel, Koersvergrendeling en Waypoints.
Pano: Kies uit bol, 180°, groothoek en verticaal.
QuickShots: kies uit Dronie, Raket, Cirkel, Spiraal, Boomerang en Asteroid.
9. Schakelaar modus liggend/portret
: Druk twee keer om te schakelen tussen liggende modus en portretmodus. De camera draait 90
graden wanneer u overschakelt naar de portretmodus, voor het maken van portretvideo's en foto's.
De portretmodus is alleen beschikbaar in de normale foto- en videomodi en wordt niet ondersteund
bij gebruik van MasterShots, QuickShots, Hyperlapse, Pano of FocusTrack.
10. Zoom
1x
: het pictogram toont de zoomfactor. Tik hierop om de zoomfactor aan te passen. Houd het
pictogram ingedrukt om de zoombalk uit te vouwen en schuif op de balk om de zoomfactor aan te
passen.
11. Sluiter-/opnameknop
: Tik hierop om een foto te maken, een video op te nemen of te stoppen.
12. Focus-knop
AF
/ MF : Druk op het pictogram of houd het ingedrukt om de scherpstelstand te wijzigen. Houd
het pictogram ingedrukt om de focusbalk uit te vouwen en schuif op de balk om de camera te
focussen.
13. Afspelen
: Tik hierop om de weergavepagina te openen om een voorbeeld te bekijken van foto’s en
video’s zodra deze zijn gemaakt.
14. Cameramodusschakelaar
: Kies in fotostand tussen Auto- en Pro-modus. De parameters verschillen per modus.
15. Opname-instellingen
RES&FPS
4K 30EV+0,7
te openen.
16. Informatie microSD-kaart
Opslag
1:30:30
Tik om de beschikbare capaciteit van de microSD-kaart te bekijken.
: geeft de huidige opnameparameters weer. Tik hierop om de parameterinstellingen
: toont het resterende aantal foto's of de video-opnametijd op de huidige microSD-kaart.
17. Vliegtelemetrie
H 150 m : Verticale afstand van de drone tot de thuisbasis.
D 80 m : Horizontale afstand van de drone tot de thuisbasis.
3 m/s : Verticale snelheid van de drone.
5,6 m/s : Horizontale snelheid van de drone.
18. Kaart
: Tik om te schakelen naar de gedragsindicator, die informatie weergeeft zoals de oriëntatie- en
kantelhoek van de drone en de locaties van de afstandsbediening en thuisbasis.
/ : Tik op het pictogram. Wanneer de melding verschijnt, houdt u de knop ingedrukt om
automatisch opstijgen of landen te starten.
: tik hierop om Smart RTH te starten en de drone naar de laatst geregistreerde thuisbasis terug
te laten keren.
20. Terug
: tik hierop om naar het startscherm terug te keren.
Tik op een willekeurige plaats op het scherm in de cameraweergave en houd deze ingedrukt totdat
de balk voor het aanpassen van de gimbal verschijnt. Schuif op de balk om de hoek van de gimbal
aan te passen.
Sleep-selecteer een willekeurige plaats op het scherm in de cameraweergave om FocusTrack te
starten.
Tik op het scherm om scherpstelling of spotmeting in te schakelen. Scherpstelling of spotmeting
wordt, afhankelijk van de scherpstelmodus, belichtingsmodus en spotmetermodus, verschillend
weergegeven. Tik na gebruik van spotmeting het scherm en houd vast om de belichting te
vergrendelen. Om de belichting te ontgrendelen, tikt u opnieuw op het scherm en houd vast.
Laad uw apparaat volledig op voordat u DJI Fly start.
Voor het gebruik van de DJI Fly-app zijn mobiele data vereist. Neem contact op met u provider van
draadloos internet voor informatie over datakosten.
Beantwoord GEEN telefoontjes, sms'jes en gebruik geen andere mobiele functies tijdens de vlucht
als u een mobiele telefoon als weergaveapparaat gebruikt.
Lees alle veiligheidsberichten, waarschuwingen en disclaimers aandachtig. Maak uzelf vertrouwd
met relevante voorschriften in uw regio. Het is uw eigen verantwoordelijkheid dat u op de hoogte
bent van alle relevante regelgevingen en voor het besturen van uw drone op een manier die daaraan
voldoet.
a) Lees en begrijp de waarschuwingen voordat u de functies voor automatische opstijgen en landen
gebruikt.
b) Lees en begrijp de waarschuwingen en disclaimers voordat u de hoogte boven de standaardlimiet
instelt.
c) Lees en begrijp de waarschuwingen en disclaimers voordat u vliegstanden wisselt.
d) Lees en begrijp de waarschuwingen en disclaimers in de buurt van of in een GEO-zone.
e) Lees en begrijp de waarschuwingen voordat u de Intelligent Flight Modes (intelligente vliegstanden)
gebruikt.
Laat uw drone onmiddellijk op een veilige locatie landen als daarvoor in de app een melding
verschijnt.
Bekijk vóór elke vlucht alle waarschuwingen in de checklist die in de app wordt weergegeven.
Gebruik de simulator in de app voor het oefenen van uw vliegvaardigheden als u de drone nog nooit
hebt gebruikt of als u niet over voldoende ervaring beschikt om de drone met zekerheid te kunnen
bedienen.
Maak vóór elke vlucht verbinding met internet en sla de kaartgegevens op van het gebied waar u
met de drone gaat vliegen.
De app is bedoeld om het vliegen met de drone te ondersteunen. Gebruik uw gezonde verstand en
vertrouw NIET op de app voor het bedienen van uw drone. Voor het gebruik van de app gelden de
gebruiksvoorwaarden voor DJI Fly en het privacybeleid van DJI. Lees ze aandachtig door in de app.
Na het voltooien van de voorbereiding voor de vlucht, wordt aanbevolen om uw vliegvaardigheden
te trainen en veilig te oefenen met vliegen. Zorg ervoor dat alle vluchten in een open gebied worden
uitgevoerd. De vlieghoogte is beperkt tot 500 m. Overschrijd deze hoogte NIET. Houd u bij het vliegen
strikt aan de lokale wet- en regelgeving. Lees vóór de vlucht de veiligheidsrichtlijnen om het product
veilig te kunnen gebruiken.
Vereisten ten aanzien van de vliegomgeving
1. Gebruik de drone niet bij ongunstige weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist en bij
windsnelheden van meer dan 10,7 m/s.
2. Gebruik de drone alleen in open gebieden. Hoge gebouwen en grote metalen constructies kunnen een
nadelige invloed uitoefenen op de nauwkeurigheid van het kompas en GNNS-systeem aan boord van
de drone. Het wordt aanbevolen om de drone op minstens 5 m afstand van constructies te houden.
3. Vermijd obstakels, drukte, hoogspanningsleidingen, bomen en water (aanbevolen hoogte is ten
minste 3 m boven water).
4. Beperk interferentie zo veel mogelijk door gebieden met een hoog niveau van elektromagnetisme te
vermijden, zoals locaties in de buurt van hoogspanningsleidingen, basisstations, elektriciteitscentrales
en zendmasten.
5. De prestaties van de drone en de accu zijn beperkt bij het vliegen op grote hoogten. Vlieg voorzichtig. Het
maximale serviceplafond boven zeeniveau van de drone is 4.000 m tijdens het vliegen met de Intelligent
Flight Battery. Als de Intelligent Flight Battery Plus wordt gebruikt, daalt het maximale serviceplafond
boven zeeniveau tot 3.000 m. Als er een propellerafscherming op de drone is geïnstalleerd met de
Intelligent Flight Battery, wordt het maximale serviceplafond boven zeeniveau 1.500 m.
6. GNSS kan niet worden gebruikt voor de drone in de poolgebieden. Gebruik in plaats daarvan de
zichtsystemen.
7. Stijg NIET op vanaf bewegende objecten zoals auto's en schepen.
Vlieglimieten
GEO (Geospatial Environment Online)-systeem
Het Geospatial Environment Online (GEO)-systeem van DJI is een wereldwijd informatiesysteem dat
realtime informatie biedt over vluchtveiligheids- en beperkingsupdates en voorkomt dat UAV's in
beperkte luchtruimen vliegen. Onder uitzonderlijke omstandigheden kunnen beperkte gebieden worden
ontgrendeld om vluchten binnen te laten. Daarvoor moet de gebruiker een ontgrendelingsverzoek
indienen op basis van het huidige beperkingsniveau in het beoogde vluchtgebied. Het GEO-systeem
voldoet mogelijk niet volledig aan de lokale wet- en regelgeving. Gebruikers zijn verantwoordelijk voor
hun eigen vliegveiligheid en moeten de lokale autoriteiten raadplegen over de relevante wettelijke en
reglementaire vereisten voordat ze verzoeken om een vlucht in een beperkt gebied te ontgrendelen. Ga
voor meer informatie over het GEO-systeem naar https://www.dji.com/ysafe.
Vlieglimieten
Om veiligheidsredenen worden vluchten standaard beperkt, wat gebruikers helpt deze drone veilig
te gebruiken. Gebruikers kunnen vluchtlimieten instellen voor hoogte en afstand. Hoogtelimieten,
afstandslimieten en GEO-zones werken samen om de vliegveiligheid te waarborgen wanneer GNNS
beschikbaar is. Als GNNS niet beschikbaar is, kan alleen de hoogte worden beperkt.
De maximale vlieghoogte beperkt de vlieghoogte van een drone, terwijl de maximale vliegafstand de
vliegradius van een drone rond de thuisbasis beperkt. Deze limieten kunnen worden ingesteld met
behulp van de DJI Fly-app voor verbeterde vliegveiligheid.
Max. hoogte
Thuisbasis
Max. radius
Hoogte van de drone
wanneer ingeschakeld
Thuisbasis niet handmatig bijgewerkt tijdens de vlucht
Sterk GNSS-signaal
BeperkingBericht in DJI Fly
De hoogte van de drone mag de
Max. hoogte
ingestelde waarde in DJI Fly niet
Max. vlieghoogte bereikt.
overschrijden.
De rechte afstand van de drone tot de
Max. radius
thuisbasis mag niet groter zijn dan de max.
Max. vliegafstand bereikt.
vliegafstand die is ingesteld in DJI Fly.
Zwak GNSS-signaal
BeperkingBericht in DJI Fly
De hoogte is beperkt tot 30 m vanaf het opstijgpunt als
de verlichting voldoende is.
De hoogte is beperkt tot 5 m boven de grond
Max. hoogte
als de verlichting niet voldoende is en het
infrarooddetectiesysteem in werking is.
Max. vlieghoogte bereikt.
De hoogte is beperkt tot 30 m vanaf het opstijgpunt
als de verlichting niet voldoende is en het
infrarooddetectiesysteem niet werkt.
Max. radiusGeen limietenN.v.t.
De hoogtelimiet bij een zwak GNSS wordt niet beperkt als er een sterk GNSS-signaal (GNSS-
signaalsterkte ≥ 2) was toen de drone werd aangezet.
Als de drone een limiet bereikt, kunt u de drone nog steeds besturen. U kunt de drone dan echter
niet nog verder weg laten vliegen. Als de drone buiten de maximale actieradius vliegt, gaat hij
automatisch terug tot hij binnen bereik is wanneer het GNNS-signaal sterk is.
Laat de drone om veiligheidsredenen niet dicht in de buurt van vliegvelden, snelwegen, treinstations,
treinsporen, stadscentra of andere gevoelige gebieden vliegen. Laat de drone alleen binnen uw
gezichtsveld vliegen.
Het GEO-systeem van DJI geeft veilige vluchtlocaties aan, biedt risiconiveaus en
veiligheidsmededelingen voor individuele vluchten en biedt informatie over beperkte luchtruimtes. Alle
gebieden met beperkte vluchten worden GEO-zones genoemd, die verder zijn onderverdeeld in zones
met beperkte toegang, autorisatiezones, waarschuwingszones, verbeterde waarschuwingszones en
hoogtezones. Gebruikers kunnen dergelijke informatie in realtime bekijken in DJI Fly. GEO-zones zijn
specieke vluchtgebieden, waaronder maar niet beperkt tot luchthavens, grote evenementenlocaties,
locaties waar openbare noodsituaties hebben plaatsgevonden (zoals bosbranden), kerncentrales,
gevangenissen, overheidsgebouwen en militaire faciliteiten. Standaard beperkt het GEO-systeem
vluchten naar of opstijgen binnen zones die veiligheids- of beveiligingsproblemen kunnen veroorzaken.
Een GEO-zonekaart met uitgebreide informatie over GEO-zones over de hele wereld is beschikbaar op
de ociële DJI-website: https://www.dji.com/ysafe/geo-map.
Checklist ter voorbereiding van de vlucht
1. Zorg dat de afstandsbediening, het mobiele apparaat en de Intelligent Flight Battery volledig zijn
opgeladen.
2. Zorg dat de Intelligent Flight Battery en de propellers veilig zijn gemonteerd.
3. Zorg dat de armen van de drone zijn uitgeklapt.
4. Controleer of de gimbal en de camera normaal functioneren.
5. Zorg dat niets de motoren blokkeert en dat de motoren normaal functioneren.
6. Zorg dat DJI Fly verbinding met de drone heeft.
7. Controleer of alle cameralenzen en sensoren schoon zijn.
8. Gebruik uitsluitend originele DJI-onderdelen of onderdelen die zijn gecertificeerd door DJI.
Onderdelen die niet goedgekeurd zijn of onderdelen van niet door DJI gecerticeerde fabrikanten
kunnen storingen in het systeem veroorzaken en de veiligheid in gevaar brengen.
Automatisch opstijgen/landen
Automatisch opstijgen
De functie Automatisch opstijgen gebruiken:
1. Start DJI Fly en open de cameraweergave.
2. Voer alle stappen uit die op de checklist voor vluchtvoorbereiding staan.
3. Tik op . Als de omstandigheden veilig zijn om op te stijgen, houd u de knop ingedrukt om te bevestigen.
4. De drone stijgt op en blijft ogeveer 1,2 m boven de grond zweven.
Automatisch landen
De functie Automatisch landen gebruiken:
1. Tik op . Als de omstandigheden veilig zijn om te landen, houd u de knop ingedrukt om te bevestigen.
2. Automatisch landen kan worden geannuleerd door op te tikken.
3. Als het neerwaartse zichtsysteem normaal functioneert, wordt de landingsbeveiliging ingeschakeld.
6. Om de drone te landen, laat u de drone boven een vlakke ondergrond stilhangen en duwt u de
gasjoystick voorzichtig omlaag.
7. Duw na het landen de gashendel naar beneden houd deze vast. De motoren zullen stoppen na
drie seconden.
8. Schakel de Intelligent Flight Battery uit vóór de afstandsbediening.
Video met suggesties/tips
1. De checklist ter voorbereiding van de vlucht is opgesteld om u te helpen de drone veilig te laten
vliegen en dat u video-opnamen kunt maken tijdens de vlucht. Doorloop vóór elke vlucht de volledige
checklist ter voorbereiding van de vlucht.
2. Selecteer in DJI Fly de gewenste besturingsmodus voor de gimbal.
3. Het wordt aanbevolen om foto's te maken of video's op te nemen wanneer u in de normale of in de
Cine-modus vliegt.
4. Vlieg NIET bij slecht weer, zoals op regenachtige of winderige dagen.
5. Kies camera-instellingen die zijn afgestemd op uw behoefte.
6. Voer vliegtests uit om vliegroutes vast te stellen en vooraf scènes te bekijken.
7. Druk zachtjes tegen de joysticks om een soepele en stabiele beweging van de drone te garanderen.
Zorg ervoor dat de drone op een vlakke en stabiele ondergrond staat voordat u opstijgt. Laat de
drone NIET vanaf uw handpalm opstijgen of terwijl u de drone met uw hand vasthoudt.
Max. hoeksnelheidS-modus: standaard 130°/s (het instelbare bereik op DJI Fly is 20-
Bedrijfstemperatuur-10 tot 40°C (14 tot 104°F)
GNSSGPS + BEIDOU + GALILEO
< 249 gram (inclusief de Intelligent Flight Battery, propellers en een
microSD-kaart)
Uitgeklapt (met propellers): 171×245×62 mm
Uitgeklapt (met propellers): 251×362×70 mm
247 mm
N-stand: 3 m/s
C-stand: 2 m/s
N-stand: 3 m/s
C-stand: 1,5 m/s
S-stand: 16 m/s
N-stand: 10 m/s
C-stand: 6 m/s
Met Intelligent Flight Battery: 4.000 m
Met Intelligent Flight Battery: 3.000 m
Met Intelligent Flight Battery en propellerbescherming: 1.500 m
21,6 km/u in omstandigheden zonder wind)
47 minuten (met Intelligent Flight Battery Plus en een vliegsnelheid
van 21,6 km/u in omstandigheden zonder wind)
zonder wind)
40 minuten (met Intelligent Flight Battery Plus en in omstandigheden
zonder wind)
met 43,2 km/u in omstandigheden zonder wind)
25 km (met Intelligent Flight Battery Plus en gemeten tijdens het
vliegen met 43,2 km/u in omstandigheden zonder wind)
N-modus: 25°
C-modus: 25°
250°/s)
N-modus: standaard 75°/s (het instelbare bereik op DJI Fly is 20120°/s)
C-modus: 30°/s standaard (het instelbare bereik op DJI Fly is 20-60°/s)
Sterke interferentie (bijv. stadscentrum): 1.5 - 3 km
Gematigde interferentie (bijv. buitenwijken, kleine steden): 3 - 7 km
Geen interferentie (bijv. in landelijke gebieden, stranden): 7 - 12 km
Ondersteunde accu’sDJI Mini 3 Pro Intelligent Flight Battery (BWX162-2453-7.38)
DJI Mini 3 Pro Intelligent Flight Battery Plus (BWX162-3850-7.38)
App
NaamDJI Fly
Vereist besturingssysteemiOS v11.0 of later; Android v6.0 of later
Opslag
Ondersteunde microSD-
kaarten voor de drone
Aanbevolen microSD-kaarten
voor de drone
MicroSD-kaart met UHS-I Speed Grade 3-classicatie
SanDisk Extreme 64GB V30 A1 microSDXC
SanDisk Extreme 128GB V30 A2 microSDXC
SanDisk Extreme 256GB V30 A2 microSDXC
SanDisk Extreme 512GB V30 A2 microSDXC
SanDisk Extreme Pro 64GB V30 A2 microSDXC
SanDisk Extreme Pro 256GB V30 A2 microSDXC
SanDisk Extreme Pro 400GB V30 A2 microSDXC
SanDisk High Endurance 64GB V30 microSDXC
SanDisk High Endurance 256GB V30 microSDXC
SanDisk Max Endurance 32GB V30 microSDHC
SanDisk Max Endurance 128GB V30 microSDXC
SanDisk Max Endurance 256GB V30 microSDXC
Kingston Canvas Go Plus 64GB V30 A2 microSDXC
Kingston Canvas Go Plus 256GB V30 A2 microSDXC
Lexar High Endurance 64GB V30 microSDXC
Lexar High Endurance 128GB V30 microSDXC
Lexar 667x 64GB V30 A1 microSDXC
Lexar 633x 256GB V30 A1 microSDXC
Lexar 1066x 64GB V30 A2 microSDXC
Lexar 1066x 128GB V30 A2 microSDXC
Lexar 1066x 256GB V30 A2 microSDXC
Samsung PRO Plus 128GB V30 A2 microSDXC
Samsung EVO Plus 512GB microSDXC
Verschillende opnamestanden kunnen verschillende ISO-bereiken ondersteunen. Zie het werkelijke
instelbare ISO-bereik voor verschillende opnamestanden in DJI Fly.
De foto's die zijn gemaakt in de Single Shot-mode hebben geen HDR-eect in de volgende situaties:
a) wanneer de drone in beweging is of de stabiliteit wordt beïnvloed door hoge windsnelheden;
b) bij gebruik van FocusTrack;
c) wanneer de witbalans is ingesteld op de handmatige modus;
d) de camera in de automatische modus staat en de EV-instelling handmatig is aangepast;
e) de camera in de automatische modus staat en de AE-vergrendeling is ingeschakeld;
f) de camera in de Pro-modus staat.
De DJI Mini 3 Pro heeft geen ingebouwde ventilator, waardoor het stroomverbruik van de drone
effectief wordt verminderd en de levensduur van de accu wordt verlengd. Ondertussen gebruikt
het de wind die door de propellers wordt gegenereerd om tijdens de vlucht warmte af te voeren,
waardoor uitstekende warmteafvoereffecten worden gegarandeerd en oververhitting wordt
voorkomen. Als de DJI Mini 3 Pro lange tijd in de stand-bymodus blijft, kan de temperatuur continu
stijgen. Met een ingebouwd temperatuurregelsysteem kan de drone, in de stand-bymodus,
de huidige temperatuur detecteren en beslissen of het automatisch wordt uitgeschakeld om
oververhitting te voorkomen. De gebruikelijke stand-byperioden van de DJI Mini 3 Pro in stationaire
toestand zijn als volgt. Als de tijd wordt overschreden, kan de drone automatisch uitschakelen om
oververhitting te voorkomen (getest in een binnenomgeving met een omgevingstemperatuur van
25°C).
a) In de stand-bymodus op de grond: ongeveer 22 minuten;
b) Bij het bijwerken van rmware: ongeveer 19 minuten (voldoende voor drie upgrades);
c) Bij gebruik van QuickTransfer direct na inschakeling: ongeveer 35 minuten;
d) Bij gebruik van QuickTransfer na de landing: ongeveer 35 minuten.
Gebruikshandleiding
Firmware-update
Gebruik DJI Fly of DJI Assistant 2 (consumentendrones) om de firmware van de drone en de
afstandsbediening bij te werken.
Het gebruik van DJI Fly
Wanneer u de drone of afstandsbediening met DJI Fly verbindt, krijgt u een melding als er nieuwe
firmware beschikbaar is. Start de update door uw afstandsbediening of het mobiele apparaat te
verbinden met internet en de instructies op het scherm te volgen. U kunt de rmware niet updaten als
de afstandsbediening geen verbinding met de drone heeft. Er is een internetverbinding vereist.
Het gebruik van DJI Assistant 2 (consumentendrones)
Update de rmware van de drone en de afstandsbediening afzonderlijk met behulp van DJI Assistant 2
(consumentendrones).
Volg de onderstaande instructies om de rmware van uw drone bij te werken:
1. Start DJI Assistant 2 (consumentendrones) op uw computer en log in met uw DJI-account.
2. Schakel de drone in en sluit de drone vervolgens binnen 20 seconden via de USB-C-poort op de
computer aan.
3. Selecteer DJI Mini 3 Pro en klik op Firmware-updates.
4. Selecteer de rmwareversie.
5. Wacht tot de rmware is gedownload. De rmware-update start automatisch.
6. Wacht totdat de rmware-update is voltooid.
Volg onderstaande instructies om de rmware van de afstandsbediening bij te werken:
1. Start DJI Assistant 2 (consumentendrones) op uw computer en log in met uw DJI-account.
2. Schakel de afstandsbediening in en verbind deze met de computer via de USB-C-poort.
3. Selecteer de bijbehorende afstandsbediening en klik op Firmware-updates.