Dit document is auteursrechtelijk beschermd door DJI, met alle rechten voorbehouden. Tenzij
anders geautoriseerd door DJI, komt u niet in aanmerking om het document of enig deel van
het document te gebruiken of anderen toe te staan het te gebruiken door het document te
reproduceren, over te dragen of te verkopen. Gebruikers mogen dit document en de inhoud
ervan alleen raadplegen als gebruiksaanwijzing voor DJI UAV. Het document mag niet voor
andere doeleinden worden gebruikt.
Zoeken naar trefwoorden
Zoek naar trefwoorden, zoals "accu" en "installeren", om een onderwerp te vinden. Als u
Adobe Acrobat Reader gebruikt om dit document te openen, druk dan op Ctrl+F (Windows)
of Command+F (Mac) om een trefwoord in te vullen en een zoekopdracht te starten.
Naar een onderwerp navigeren
Bekijk de volledige lijst van onderwerpen in de inhoudsopgave. Klik op een onderwerp om
naar dat gedeelte te navigeren.
Dit document afdrukken
Dit document ondersteunt afdrukken met hoge resolutie.
Wijzigingenlogboek
VersieDatumWijzigingen
v1.209.2023Ondersteuning toegevoegd voor AR RTH en het maken van vijf foto's
van 48 MP bij gebruik van AEB Burst-opnamen enz.
v1.412.2023Vision Assist, Automatische modus voor ActiveTrack, Vision
Positioning- en Obstakeldetectie-schakelaar toegevoegd enz.
v1.62024.06Ondersteuning toegevoegd voor Verbeterde transmissie in sommige
Lees eerst het volgende voordat u aan de slag gaat
Lees de volgende documenten voordat u aan de slag gaat met de DJITM Air 3:
1. Veiligheidsrichtlijnen
2. Snelstartgids
3. Gebruikershandleiding
Het wordt aanbevolen om ook alle instructievideo’s op de ociële DJI-website te bekijken en
de veiligheidsrichtlijnen te lezen, voordat u aan de slag gaat. Bereid u voor op uw eerste vlucht,
door de snelstartgids door te nemen en deze gebruikershandleiding voor meer informatie te
raadplegen.
Instructievideo’s
Ga naar het onderstaande adres of scan de QR-code om de instructievideo's over de Air 3 te
bekijken, waarin u kunt zien hoe u de DJI Air 3 veilig kunt gebruiken.
https://s.dji.com/guide58
Download de DJI Fly-app
Zorg ervoor dat u DJI Fly tijdens de vlucht gebruikt. Scan de QR-code bovenaan om de nieuwste
versie te downloaden.
• De DJI Fly-app is al op de DJI RC 2-afstandsbediening geïnstalleerd. Gebruikers moeten
bij gebruik van de DJI RC-N2-afstandsbediening DJI Fly naar hun mobiele apparaat
downloaden.
• Zie https://www.dji.com/downloads/djiapp/dji-fly om de versies van het Android- en
iOS-besturingssysteem te controleren die door DJI Fly worden ondersteund.
* Voor meer veiligheid is het vliegen beperkt tot een hoogte van 30meter en een actieradius van 50 meter
wanneer de drone tijdens het vliegen niet gekoppeld is met of aangemeld is bij de app. Dit geldt voor DJI Fly
en alle apps die compatibel zijn met de DJI-drone.
Download DJI ASSISTANTTM 2 (Consumentendrones) op https://www.dji.com/air-3/downloads.
• De bedrijfstemperatuur van dit product is -10 °C tot 40 °C. Het voldoet niet aan de
standaard bedrijfstemperatuur voor militaire toepassingen (-55 °C tot 125 °C), die
vereist is om een grotere diversiteit aan omgevingsvariabelen te doorstaan. Gebruik het
product op de juiste manier en alleen voor toepassingen die voldoen aan de vereisten
die binnen die klasse voor het bereik van de bedrijfstemperatuur gelden.
Zichtsystemen en driedimensionaal infrarooddetectiesysteem 59
Detectiebereik 59
Het gebruik van de zichtsystemen 60
Advanced Pilot Assistance Systems (APAS) 62
Landingsbescherming 62
Zichthulp 63
Botswaarschuwing 64
Vluchtrecorder 65
Propellers 65
De propellers bevestigen 65
De propellers verwijderen 66
Intelligent Flight Battery 66
Eigenschappen van de accu 66
Het gebruik van de accu 67
De accu opladen 68
De Intelligent Flight Battery plaatsen 73
De Intelligent Flight Battery verwijderen 73
Gimbal en camera 74
Kenmerken van de gimbal 74
Bedieningsstand voor de gimbal 74
Verbeterde transmissie gebruiken 119
De DJI Cellulaire dongle 2 verwijderen 119
Beveiligingsstrategie 119
Opmerkingen over gebruik van de afstandsbediening 120
4G-netwerkvereisten 120
DJI Air 3 heeft zowel een omnidirectioneel zichtsysteem als een driedimensionaal
infrarooddetectiesysteem. Hierdoor zijn zweven, binnen- en buitenvliegen en automatische
terugkeer naar de thuisbasis mogelijk terwijl obstakels in alle richten worden gedetecteerd en
omzeilt. De drone heeft een maximale vliegsnelheid van 75,6 km/u en een maximale vliegtijd
van ongeveer 46 minuten.
De DJI Air 3 werkt met zowel de DJI RC 2- als DJI RC-N2 afstandsbedieningen. Raadpleeg het
hoofdstuk Afstandsbediening voor meer informatie.
Belangrijkste functies
Gimbal en camera:
1/1,3 inch sensoren. Naast de 24 mm F1.7 groothoekcamera is een 70 mm F2.8 middelgrote
telecamera toegevoegd. Beide camera's ondersteunen het maken van foto's van 48MP en
video's van 4K/60 fps en ondersteunen de 10-bits D-Log M-kleurmodus. De groothoekcamera
ondersteunt maximaal 3x zoom, terwijl de middelgrote telecamera maximaal 9x zoom
ondersteunt.
Videotransmissie:
biedt DJI Air 3 een maximaal transmissiebereik van 20 km en videokwaliteit tot 1080p 60 fps van
de drone naar de DJI Fly-app. De afstandsbediening werkt op zowel 2,4, 5,8 en 5,1 GHz en kan
automatisch het beste transmissiekanaal selecteren.
Intelligente vluchtmodi:
snel obstakels in alle richtingen detecteren en omzeilen terwijl de gebruiker de drone bestuurt
voor een veiligere vlucht en vloeiendere beelden. Intelligente vluchtmodi zoals FocusTrack,
MasterShots, QuickShots, Hyperlapse en Waypoint Flight stellen gebruikers in staat om
moeiteloos lmische video's vast te leggen.
• De maximale vliegsnelheid is getest op zeeniveau zonder wind. De maximale vliegtijd
werd getest in een windvrije omgeving tijdens een vlucht met een constante snelheid
van 28,8km/u (17,9 mph). De maximale vliegsnelheid werd getest op zeeniveau zonder
wind.
• De afstandsbedieningsapparaten bereiken het maximale zendbereik (FCC) in een
grote open ruimte zonder elektromagnetische interferentie op een hoogte van circa
120meter. De maximale transmissieafstand heeft betrekking op de maximale afstand
waarop de drone nog kan verzenden en ontvangen. Het verwijst niet naar de maximale
afstand die de drone in één enkele vlucht kan vliegen.
• 5,8GHz wordt in sommige regio’s niet ondersteund. Houd rekening met de plaatselijke
wet- en regelgeving.
• 5.1 GHz kan alleen worden gebruikt in landen en regio's waar het is toegestaan door
lokale wet- en regelgeving.
• De maximale vliegsnelheid is 68,4 km/u (42,5 mph) in de EU en 75,6 km/u (47 mph) voor
andere landen en regio's.
De DJI Air 3 is uitgerust met een systeem met dubbele camera en
Met DJI's O4-technologie (OCUSYNC 4.0) voor langeafstandstransmissie,
Met het Advanced Pilot Assistance System (APAS) kan de drone
DJI Air 3
65W
Gebruikershandleiding
Voor de eerste keer gebruiken
Bezoek de onderstaande link om de instructievideo te bekijken voordat u de drone voor het
eerst gebruikt.
https://s.dji.com/guide58
Voorbereiding van de drone
In de fabriek worden alle armen voorafgaand aan het verpakken van de drone ingeklapt. Volg
onderstaande stappen om de drone uit te klappen.
1. Verwijder de gimbalbeschermer.
Draai de drone eerst om. Druk de gimbalbeschermer iets omlaag om de clips los te maken
van de inkepingen aan de onderkant van de dronebehuizing①en verwijder vervolgens de
gimbalbeschermer②.
1
2
2. Iedere Intelligent Flight Battery bevindt zich vóór verzending in de slaapstand, om de
veiligheid te garanderen. Laad de accu's voor de eerste keer op om ze te activeren. Er is geen
oplader inbegrepen in het pakket. Het wordt aanbevolen om de DJI 65W draagbare oplader
of de DJI 100W USB-C-voedingsadapter te gebruiken. Gebruikers kunnen ook andere USBopladers voor voeding gebruiken. De accu wordt geactiveerd wanneer deze begint op te
laden.
a. Als u de DJI 65W draagbare oplader of de DJI 100W USB-C-voedingsadapter aansluit op
de USB-C-connector van de drone, duurt het ongeveer 1 uur en 20 minuten om een
Intelligent Flight Battery die op de drone is gemonteerd volledig op te laden.
b. Als u de DJI 100W USB-C-voedingsadapter aansluit op de DJI Air 3-accuoplaadhub, duurt
het ongeveer 1 uur om een Intelligent Flight Battery die in de oplaadhub is geplaatst
volledig op te laden.
Klik
100W
3. Klap de voorste armen en propellers uit voordat u de achterste armen uitklapt.
4. Bevestig de propellers.
Er zitten twee typen propellers in het pakket van DJI Air 3, namelijk propellers A en
propellers B. De verpakking van de twee typen propellers is respectievelijk gelabeld met A
en B, samen met de afbeeldingen van de installatieplaats. Bevestig propellers A met grijze
cirkelmarkeringen aan de motoren met grijze markeringen. Bevestig op dezelfde manier
propellers B zonder markeringen aan de motoren zonder markeringen. Houd de motor met
een hand vast, druk de propeller naar beneden met de andere hand en draai in de richting
/ die op de propeller is aangegeven tot deze naar boven komt en vastklikt. Klap de
• Het wordt aanbevolen om ociële DJI-opladers te gebruiken om de Intelligent Flight
Batteries op te laden, zoals de DJI 65W draagbare oplader of de DJI 100W USB-Cvoedingsadapter. Als u opladers gebruikt die niet ocieel door DJI worden geleverd,
zelfs als hun maximale uitgangsvermogen aan de vereisten voldoet, kunnen ze mogelijk
het maximale uitgangsvermogen tijdens het hele laadproces niet handhaven vanwege
de beperking van de thermische prestaties van de oplader, zodat de lader oververhit
kan raken en de laadsnelheid kan vertragen.
• Bij het opladen van de accu die op de drone is gemonteerd, is het maximaal
ondersteunde laadvermogen 65W. Daarom duurt het even lang als u de DJI 65W
draagbare oplader of de DJI 100W USB-C-voedingsadapter gebruikt om een accu die op
de drone is gemonteerd volledig op te laden. 1 uur en 20 minuten.
• Zorg ervoor dat u de voorste armen uitklapt voordat u de achterste armen uitklapt.
• Zorg dat de gimbalbescherming verwijderd is en alle armen en propellers uitgeklapt
zijn voordat u de drone inschakelt. Anders kan dit de zelfdiagnose van de drone
beïnvloeden.
• Het wordt aanbevolen de gimbalbeschermer te bevestigen om de gimbal te
beschermen wanneer de drone niet in gebruik is. Draai eerst de drone om en draai de
camera om het horizontaal en naar voren gericht te plaatsen. Om de gimbalbeschermer
te bevestigen, plaatst u eerst de twee clips op de gimbalbeschermer in de twee
inkepingen aan de onderkant van de neus van de drone①, zorg ervoor dat de gebogen
vorm van de gimbalbeschermer past in de pitch-as van de gimbal ②en druk vervolgens
de gimbalbeschermer lichtjes omlaag om de clips in de twee inkepingen aan de
onderkant van de dronebehuizing te plaatsen③.
• Zorg ervoor dat u de propellers van de voorarmen in de twee deuken aan beide zijden
van de achterkant van de drone plaatst. Duw de propellerbladen NIET op de achterkant
van de drone, omdat de propellerbladen hierdoor kunnen vervormen.
Voorbereiding van de afstandsbediening
Volg de onderstaande stappen om de DJI RC 2-afstandsbediening voor te bereiden.
1. Haal de joysticks uit de opbergsleuven en monteer ze op de afstandsbediening.
2
1
2. Vouw de antennes uit.
3. De afstandsbediening moet worden geactiveerd voorafgaand aan het eerste gebruik. Ook is
er een internetverbinding vereist voor activering. Druk en druk vervolgens opnieuw, en houd
de aan/uit-knop ingedrukt om de afstandsbediening in te schakelen. Volg de aanwijzingen
op het scherm om de afstandsbediening te activeren.
Volg de onderstaande stappen om de DJI RC-N2-afstandsbediening voor te bereiden.
1. Haal de joysticks uit de opbergsleuven en monteer ze op de afstandsbediening.
2. Trek de houder van het mobiele apparaat eruit. Kies de juiste kabel voor de afstandsbediening
op basis van het poorttype van uw mobiele apparaat (een Lightning-connectorkabel en een
USB-C-kabel zijn inbegrepen in de verpakking). Plaats uw mobiele apparaat in de houder en
sluit vervolgens het uiteinde van de kabel zonder het logo van de afstandsbediening aan op
uw mobiele apparaat. Zorg ervoor dat uw mobiele apparaat stevig op zijn plaats zit.
• Als er een melding verschijnt met betrekking tot de USB-aansluiting wanneer een
mobiel Android-apparaat wordt gebruikt, selecteer dan de optie om alleen op te laden.
Andere opties kunnen ervoor zorgen dat de verbinding mislukt.
De DJI Air 3-drone activeren
De DJI Air 3 moet vóór het eerste gebruik worden geactiveerd. Houd de aan/uit-knop ingedrukt
om respectievelijk de drone en de afstandsbediening in te schakelen en volg vervolgens de
aanwijzingen op het scherm om de DJI Air 3 te activeren met DJI Fly. Voor het activeren van het
product is een internetverbinding vereist.
Verbind de drone en de afstandsbediening
Na activering wordt de drone automatisch verbonden met de afstandsbediening. Als de
automatische verbinding mislukt, volg dan de aanwijzingen op het scherm van DJI Fly om de
drone en de afstandsbediening te verbinden voor optimale garantieservices.
Firmware updaten
Er verschijnt een melding in DJI Fly wanneer er nieuwe rmware beschikbaar is. Werk de rmware
bij wanneer daarom wordt gevraagd om een optimale gebruikerservaring te garanderen.
obstakels in horizontale richtingen en
daarboven detecteren.
DJI RC 2-afstandsbediening
DJI Air 3
Gebruikershandleiding
2
1
8
10
9
3
4
5
6
7
1. Joysticks
Gebruik de joysticks om de beweging van
de drone te besturen. De joysticks zijn
afneembaar en gemakkelijk op te bergen.
Stel de vluchtregelingsstand in DJI Fly in.
2. Antennes
Voor het verzenden van het draadloze
besturingssignaal en videosignaal naar de
drone.
3. Statusled
Geeft de status van de afstandsbediening
aan.
4. Ledlampjes voor accuniveau
Toont het huidige accuniveau van de
afstandsbediening.
5. Knop voor Vliegpauze/Terug naar
thuisbasis (RTH)
Druk eenmaal om de drone te laten
remmen en op zijn plaats te laten
stilhangen (alleen wanneer GNNS of
zichtsystemen beschikbaar zijn). Druk en
houd ingedrukt om RTH te starten. Druk
nogmaals om RTH te annuleren.
6. Vliegmodusschakelaar
Schakel tussen Cine, Normaal en
Sportmodus.
7. Aan/uit-knop
Druk eenmaal om het huidige accuniveau
te controleren. Druk, druk vervolgens
opnieuw, en houd ingedrukt om de
11
12
15
13
14
afstandsbediening in of uit te schakelen.
Wanneer de afstandsbediening is
ingeschakeld, druk dan eenmaal op om
het touchscreen in of uit te schakelen.
8. Touchscreen
Raak het scherm aan om de
afstandsbediening te bedienen. Merk op
dat het touchscreen niet waterdicht is.
Bedien voorzichtig.
9. USB-C-poort
Voor het opladen en aansluiten van de
afstandsbediening op uw computer.
10. Sleuf voor microSD-kaart
Voor het plaatsen van een microSD-kaart.
11. Gimbalwiel
Bedient de kantelhoek van de camera.
12. Opnameknop
Druk eenmaal om de opname te starten
of te stoppen.
13. Keuzeknop voor camerabediening
Voor zoomregeling. Stel de functie in
DJI Fly in door naar Cameraweergave >
Instellingen > Bediening > Knopaanpassing,
te gaan.
14. Scherpstellings-/sluiterknop
Druk de knop half in om automatisch
scherp te stellen en druk de knop
helemaal in om een foto te maken.
te schakelen. Stel de functie in DJI Fly in
door naar Cameraweergave > Instellingen
> Bediening > Knopaanpassing, te gaan.
16
18. Aanpasbare C1-knop
Schakel tussen het recente gebruik van de
gimbal en het naar beneden wijzen van de
gimbal. De functie kan worden ingesteld
in DJI Fly. Stel de functie in DJI Fly in door
naar Cameraweergave > Instellingen >
Bediening > Knopaanpassing, te gaan.
te controleren. Druk, druk vervolgens
opnieuw, en houd ingedrukt om de
afstandsbediening in of uit te schakelen.
2. Vliegmodusschakelaar
Schakel tussen Sport, Normaal en Cine-
modus.
3. Knop voor Vliegpauze/Terug naar
thuisbasis (RTH)
Druk eenmaal om de drone te laten
remmen en op zijn plaats te laten
stilhangen (alleen wanneer GNNS of
zichtsystemen beschikbaar zijn). Druk en
houd ingedrukt om RTH te starten. Druk
nogmaals om RTH te annuleren.
4. Ledlampjes voor accuniveau
Toont het huidige accuniveau van de
afstandsbediening.
5. Joysticks
De joysticks zijn afneembaar en gemakkelijk
op te bergen. Stel de vluchtregelingsmodus
in DJI Fly in.
6. Aanpasbare knop
Druk eenmaal om de gimbal opnieuw te
centreren of richt de gimbal naar beneden
(standaardinstellingen). Stel de functie in
DJI Fly in door naar Cameraweergave >
Instellingen > Bediening > Knopaanpassing,
te gaan.
7. Wisselen foto/video
Druk eenmaal om te schakelen tussen de
foto- en videostand.
1314
15
8. Kenmerken van de
afstandsbedieningskabel
Sluit aan op een mobiel apparaat om
video te koppelen via de kabel van de
afstandsbediening. Selecteer de kabel
die bij het type poort van uw mobiele
apparaat hoort.
9. Houder mobiel apparaat
Om het mobiele apparaat stevig op de
afstandsbediening te monteren.
10. Antennes
Voor het verzenden van het besturings-
en de draadloze videosignalen naar de
drone.
11. USB-C-poort
Voor het opladen en aansluiten van de
afstandsbediening op uw computer.
12. Opbergsleuf voor joysticks
Voor het opbergen van de joysticks.
13. Gimbalwiel
Bedient de kantelhoek van de camera.
Houd de aanpasbare knop ingedrukt
om het gimbalwieltje te gebruiken voor
zoombediening.
Na het voltooien van de voorbereiding voor de vlucht, wordt aanbevolen om uw
vliegvaardigheden te trainen en veilig te oefenen met vliegen. Kies een geschikt gebied om in te
vliegen volgens de volgende vliegvereisten en -beperkingen. Houd u bij het vliegen strikt aan de
lokale wet- en regelgeving. Lees vóór de vlucht de veiligheidsrichtlijnen om het product veilig te
kunnen gebruiken.
Vereisten ten aanzien van de vliegomgeving
1. Gebruik de drone NIET bij ongunstige weersomstandigheden, waaronder bij windsnelheden
van meer dan 12 m/s, sneeuw, regen, mist, hagel, ijs en onweer.
2. Gebruik de drone alleen in open gebieden. Hoge gebouwen en grote metalen constructies
kunnen een nadelige invloed uitoefenen op de nauwkeurigheid van het kompas en het
GNNS-systeem aan boord van de drone. Laat de drone daarom NIET opstijgen vanaf een
balkon of binnen 5 m van gebouwen. Houd tijdens de vlucht een afstand aan van ten minste
5 m van gebouwen. Zorg na het opstijgen dat u de gesproken melding "thuisbasis wordt
bijgewerkt" krijgt voordat u de vlucht voortzet. Als de drone is opgestegen in de buurt van
gebouwen, kan de nauwkeurigheid van de thuisbasis niet worden gegarandeerd. In dit geval
let u zorgvuldig op de huidige positie van de drone tijdens automatische RTH. Wanneer de
drone zich dicht bij de thuisbasis bevindt, wordt geadviseerd om automatische RTH uit te
zetten en de drone handmatig te bedienen om op een passende locatie te landen.
3. Vermijd obstakels, drukte, hoogspanningsleidingen, bomen en water (aanbevolen hoogte is
ten minste 3 m boven water).
4. Beperk interferentie zo veel mogelijk door gebieden met een hoog niveau van
elektromagnetisme te vermijden, zoals locaties in de buurt van hoogspanningsleidingen,
basisstations, elektriciteitscentrales en zendmasten.
5. NIET opstijgen vanaf een hoogte van meer dan 6.000 m boven zeeniveau. De prestaties van
de drone en de accu zijn beperkt bij het vliegen op grote hoogten. Vlieg voorzichtig.
6. De remafstand van de drone wordt beïnvloed door de vlieghoogte. Hoe groter de hoogte,
hoe groter de remafstand. Wanneer er wordt gevlogen op een hoogte van meer dan 3.000
m (9.843 voet), moet de gebruiker ten minste 20 m verticale remafstand en 30 m horizontale
remafstand aanhouden om de veiligheid van de vlucht te waarborgen.
7. GNSS kan niet worden gebruikt voor de drone in de poolgebieden. Gebruik in plaats daarvan
de zichtsystemen.
8. Stijg NIET op vanaf bewegende objecten zoals auto's, schepen en vliegtuigen.
9. NIET opstijgen van eenkleurige oppervlakken of sterk reecterende oppervlakken zoals het
dak van een auto.
10. Gebruik de drone, afstandbediening, accu, acculader en de accu-oplaadhub NIET in de buurt
van ongevallen, brand, explosies, overstromingen, tsunami's, lawines, aardverschuivingen,
aardbevingen, stof, zandstormen, zoutnevel of schimmels.
11. Gebruik de drone, afstandsbediening, accu, acculader en de accu-oplaadhub in een droge
omgeving.
12. Gebruik de drone NIET in een omgeving met risico op brand of explosie.
13. Gebruik de drone NIET in de buurt van zwermen vogels.
Neem de volgende regels in acht om ernstig letsel en materiële schade te voorkomen:
1. Zorg ervoor dat u NIET onder invloed van verdovingsmiddelen, alcohol of drugs bent, of lijdt
aan duizeligheid, vermoeidheid, misselijkheid of andere aandoeningen die nadelige gevolgen
kunnen hebben voor uw geschiktheid om de drone veilig te besturen.
2. Schakel als de drone geland is eerst de drone zelf uit en schakel vervolgens de afstandsbediening
uit.
3. GEEN gevaarlijke ladingen, of ladingen die persoonlijk letsel of materiële schade kunnen
veroorzaken, op of bij gebouwen, personen of dieren lanceren, afvuren, laten vallen of
anderszins projecteren.
4. Gebruik GEEN drone die is neergestort of per ongeluk beschadigd, of die niet in goede staat
verkeert.
5. Zorg ervoor dat u voldoende traint en noodplannen hebt voor noodsituaties of wanneer zich
een incident voordoet.
6. Zorg ervoor dat u een vluchtplan hebt. Vlieg NIET roekeloos met de drone.
7. Respecteer de privacy van anderen wanneer u de camera gebruikt. Zorg ervoor dat u
voldoet aan de plaatselijke privacywetgeving, voorschriften en morele normen.
8. Gebruik dit product NIET om andere redenen dan voor algemeen persoonlijk gebruik.
9. Gebruik het NIET voor illegale of ongepaste doeleinden (zoals spionage, militaire operaties
of ongeoorloofd onderzoek).
10. Gebruik dit product NIET om anderen te belasteren, te misbruiken, lastig te vallen, te
belagen (stalken), te bedreigen of om op enigerlei andere wijze de rechten van anderen te
schenden (zoals privacy- en uitgaverechten).
11. Zich NIET op privé-eigendommen van anderen begeven.
Vluchtlimieten
GEO (Geospatial Environment Online)-systeem
Het Geospatial Environment Online (GEO)-systeem van DJI is een wereldwijd informatiesysteem
dat realtime informatie biedt over vluchtveiligheids- en beperkingsupdates en voorkomt dat
UAV’s in beperkte luchtruimen vliegen. Onder uitzonderlijke omstandigheden kunnen beperkte
gebieden worden ontgrendeld om vluchten binnen te laten. Daarvoor moet de gebruiker een
ontgrendelingsverzoek indienen op basis van het huidige beperkingsniveau in het beoogde
vluchtgebied. Het GEO-systeem voldoet mogelijk niet volledig aan de lokale wet- en regelgeving.
Gebruikers zijn verantwoordelijk voor hun eigen vliegveiligheid en moeten de lokale autoriteiten
raadplegen over de relevante wettelijke en reglementaire vereisten voordat ze verzoeken om
een vlucht in een beperkt gebied te ontgrendelen. Ga voor meer informatie over het GEO-
Om veiligheidsredenen worden vluchten standaard beperkt, wat gebruikers helpt deze drone
veilig te gebruiken. Gebruikers kunnen vluchtlimieten instellen voor hoogte en afstand.
Hoogtelimieten, afstandslimieten en GEO-zones werken samen om de vliegveiligheid te
waarborgen wanneer GNSS beschikbaar is. Als GNSS niet beschikbaar is, kan alleen de hoogte
worden beperkt.
Limieten voor vlieghoogte en afstand
De maximale hoogte beperkt de vlieghoogte van een drone, terwijl de maximale afstand de
vliegradius van een drone rond de thuisbasis beperkt. Deze limieten kunnen worden gewijzigd
in de DJI Fly-app voor verbeterde vliegveiligheid.
Max. hoogte
Thuisbasis
Max. afstand
Hoogte van de drone bij het opstijgen
Thuisbasis niet handmatig bijgewerkt tijdens de vlucht
Sterk GNSS-signaal
Beperkingen op het vliegenBericht in de DJI Fly-app
Max. hoogte
Max. afstand
De hoogte van de drone mag de ingestelde
waarde in DJI Fly niet overschrijden.
De rechte afstand van de drone tot de thuisbasis
mag niet groter zijn dan de max. vliegafstand
die is ingesteld in DJI Fly.
Max. vlieghoogte bereikt.
Max. vliegafstand bereikt.
Zwak GNSS-signaal
Beperkingen op het vliegenBericht in de DJI Fly-app
• De hoogte is beperkt tot 30m vanaf het
opstijgpunt als de verlichting voldoende is.
• De hoogte is beperkt tot 3 m boven de grond
als de verlichting niet voldoende is en het
Max. hoogte
driedimensionale infrarooddetectiesysteem in
werking is.
• De hoogte is beperkt tot 30 m vanaf het
opstijgpunt als de verlichting niet voldoende is en
het driedimensionale infrarooddetectiesysteem
niet in werking is.
• De hoogtelimiet van 3m of 30m bij een zwak GNSS wordt niet opgeheven als er een
sterk GNSS-signaal (GNSS-signaalsterkte ≥ 2) was toen de drone werd aangezet.
• Als de drone een limiet bereikt, kunt u de drone nog steeds besturen, maar kunt u de
drone niet nog verder weg laten vliegen. Als de drone buiten de maximale actieradius
vliegt, gaat hij automatisch terug tot hij binnen bereik is wanneer het GNNS-signaal
sterk is.
• Laat de drone om veiligheidsredenen niet dicht in de buurt van vliegvelden, snelwegen,
treinstations, treinsporen, stadscentra of andere gevoelige gebieden vliegen. Laat de
drone alleen binnen uw gezichtsveld vliegen.
GEO-zones
Het GEO-systeem van DJI geeft veilige vluchtlocaties aan, biedt risiconiveaus en
veiligheidsmededelingen voor individuele vluchten en biedt informatie over beperkte
luchtruimtes. Alle gebieden met beperkte vluchten worden GEO-zones genoemd, die verder
zijn onderverdeeld in zones met beperkte toegang, autorisatiezones, waarschuwingszones,
verbeterde waarschuwingszones en hoogtezones. Gebruikers kunnen dergelijke informatie in
realtime bekijken in de DJI Fly-app. GEO-zones zijn specieke vluchtgebieden, waaronder maar
niet beperkt tot luchthavens, grote evenementenlocaties, locaties waar openbare noodsituaties
hebben plaatsgevonden (zoals bosbranden), kerncentrales, gevangenissen, overheidsgebouwen
en militaire faciliteiten. Standaard beperkt het GEO-systeem opstijgen of vluchten binnen
zones die veiligheids- of beveiligingsproblemen kunnen veroorzaken. Een GEO-zonekaart met
uitgebreide informatie over GEO-zones over de hele wereld is beschikbaar op de ociële DJIwebsite: https://y-safe.dji.com/nfz/nfz-query.
Checklist ter voorbereiding van de vlucht
1. Zorg ervoor dat de gimbalbescherming is verwijderd.
2. Zorg dat de afstandsbediening, het mobiele apparaat en de Intelligent Flight Battery volledig
zijn opgeladen.
3. Zorg dat de armen van de drone zijn uitgeklapt.
4. Zorg dat de Intelligent Flight Battery en de propellers veilig zijn gemonteerd.
5. Controleer of de gimbal en de camera normaal functioneren.
6. Zorg dat niets de motoren blokkeert en dat de motoren normaal functioneren.
7. Zorg dat DJI Fly verbinding met de drone heeft.
8. Controleer of alle cameralenzen en sensoren schoon zijn.
9. Gebruik uitsluitend originele DJI-onderdelen of onderdelen die door DJI zijn goedgekeurd.
Niet-goedgekeurde onderdelen kunnen storingen in het systeem veroorzaken en de
vliegveiligheid in gevaar brengen.
10.Zorg ervoor dat de actie om obstakels te vermijden is ingesteld in DJI Fly en dat de maximale
vlieghoogte, maximale vliegafstand en RTH-hoogte allemaal correct zijn ingesteld volgens de
lokale wet- en regelgeving.
2. Voer alle stappen uit die op de checklist voor vluchtvoorbereiding staan.
3. Tik op
om te bevestigen.
4. De drone stijgt op en blijft ongeveer 1,2 m boven de grond zweven.
Automatisch landen
De functie “Automatisch landen” gebruiken:
1. Tik op
te bevestigen.
2. Automatisch landen kan worden geannuleerd door op
3. Als het neerwaartse zichtsysteem normaal functioneert, wordt de landingsbeveiliging
ingeschakeld.
4. De motoren stoppen automatisch na de landing.
. Als de omstandigheden veilig zijn om op te stijgen, houd dan de knop ingedrukt
. Als de omstandigheden veilig zijn om te landen, houd dan de knop ingedrukt om
te tikken.
• Kies de juiste locatie om te landen.
De motoren starten/stoppen
De motoren starten
Voer de gecombineerde joystickopdracht uit (Combination Stick Command, CSC) zoals hieronder
weergegeven om de motoren te starten. Zodra beide motoren zijn gaan draaien, laat u beide
joysticks tegelijk los.
Wanneer de drone op de grond staat en de motoren draaien, zijn er twee manieren om de
motoren te stoppen:
Methode 1:
de motoren stoppen.
Methode 2:
starten totdat de motoren stoppen.
Duw na het landen van de drone de gasjoystick omlaag en houd deze vast totdat
Voer, als de drone geland is, dezelfde CSC uit die gebruikt werd om de motoren te
OF
Methode 1Methode 2
De motoren stoppen tijdens het vliegen
Als u de motoren tijdens het vliegen uitschakelt, zal de drone daardoor neerstorten. De
standaardinstelling voor Noodstop propellers in de DJI Fly-app is alleen voor noodgevallen. Dit
betekent dat de motoren alleen tijdens de vlucht kunnen worden gestopt wanneer de drone
detecteert dat het zich in een noodsituatie bevindt, zoals wanneer de drone betrokken is bij
een botsing, een motor is afgeslagen, de drone in de lucht rolt of de drone onbeheersbaar is
en zeer snel stijgt of daalt. Voer voor het stoppen van de motoren tijdens het vliegen dezelfde
gecombineerde joystickopdracht (CSC) uit als de opdracht die gebruikt is voor het starten van de
motoren. Houd er rekening mee dat de gebruiker de joysticks twee seconden moet vasthouden
tijdens het uitvoeren van de CSC om de motoren te stoppen. De noodstop propellers kan door
gebruikers op elk moment in de app worden gewijzigd. Gebruik deze optie voorzichtig.
De joysticks van de afstandsbediening kunnen worden gebruikt om de beweging van de drone
te besturen. De joysticks kunnen worden bediend in modus 1, modus 2 of modus 3, zoals
hieronder weergegeven. De standaard bedieningsmodus van de afstandsbediening is modus 2.
Raadpleeg het gedeelte Afstandsbediening voor meer informatie.
1. Plaats de drone op een open, vlakke ondergrond met de achterkant van de drone naar u toe
gericht.
2. Schakel de afstandsbediening en de drone in.
3. Start DJI Fly en open de cameraweergave.
4. Tik op Instellingen > Veiligheid en stel vervolgens de Obstakelvermijdingsactie in op Bypass
of Remmen. Zorg ervoor dat u de juiste Max. hoogte en RTH-hoogte instelt.
5. Wacht tot de zelfdiagnose van de drone is voltooid. Als DJI Fly geen onregelmatige waarschuwing
weergeeft, kunt u de motoren starten.
6. Duw de gasjoystick langzaam omhoog om op te stijgen.
7. Laat om de drone te landen de drone boven een vlakke ondergrond stilhangen en duw de
gasjoystick voorzichtig omlaag.
8. De motoren stoppen automatisch na de landing.
9. Schakel eerst de drone uit en vervolgens de afstandsbediening.
Video met suggesties/tips
1. De checklist ter voorbereiding van de vlucht is opgesteld om u te helpen de drone veilig te
laten vliegen en dat u video-opnamen kunt maken tijdens de vlucht. Doorloop vóór elke
vlucht de volledige checklist ter voorbereiding van de vlucht.
2. Selecteer in DJI Fly de gewenste besturingsmodus voor de gimbal.
3. Het wordt aanbevolen om foto's te maken of video's op te nemen wanneer u in de normale
of in de Cine-modus vliegt.
4. Vlieg NIET bij slecht weer, zoals op regenachtige of winderige dagen.
5. Kies camera-instellingen die zijn afgestemd op uw behoefte.
6. Voer proefvluchten uit om vliegroutes vast te stellen en vooraf scènes te bekijken.
7. Druk zachtjes tegen de joysticks om een soepele en stabiele beweging van de drone te
garanderen.
• Zorg ervoor dat de drone op een vlakke en stabiele ondergrond staat voordat u opstijgt.
Laat de drone NIET vanaf uw handpalm opstijgen of terwijl u de drone met uw hand
vasthoudt.
FocusTrack bevat Spotlight, Active Track en Point of Interest.
• Raadpleeg het gedeelte De drone besturen in het hoofdstuk Afstandsbediening voor
meer informatie over de joysticks voor rollen, pitch, gas en gieren.
• De drone maakt niet automatisch foto's en neemt geen video's op tijdens het gebruik
van FocusTrack. Gebruikers moeten de drone handmatig bedienen om foto's te maken
of video's op te nemen.
SpotlightPoint of Interest (POI )ActiveTrack
De drone houdt een
bepaalde afstand
en hoogte van het
gevolgde onderwerp
en er zijn drie
modi: Automatisch,
Handmatig en
Parallel.
De max. vliegsnelheid
is 12 m/s.
• Bewegende
onderwerpen zoals
voertuigen, boten
en mensen
Gebruik de joysticks
om de beweging
van de drone te
besturen:
• Beweeg de
roljoystick om
het onderwerp te
omcirkelen
• Beweeg de
pitchjoystick om
de afstand tot
het onderwerp te
wijzigen
• Beweeg de
gasjoystick om de
hoogte te wijzigen
• Beweeg de
gierjoystick om
het kader aan te
passen
Beschrijving
Ondersteunde
onderwerpen
Bediening
De drone volgt het object
De drone vliegt niet
automatisch, maar
de camera blijft
op het onderwerp
vergrendeld terwijl de
gebruiker de vlucht
handmatig regelt.
• Stilstaande onderwerpen
• Bewegende onderwerpen zoals voertuigen,
boten en mensen
Gebruik de joysticks
om de beweging van
de drone te besturen:
• Beweeg de
roljoystick om
het onderwerp te
omcirkelen
• Beweeg de
pitchjoystick om
de afstand tot
het onderwerp te
wijzigen
• Beweeg de
gasjoystick om de
hoogte te wijzigen
• Beweeg de
gierjoystick om het
kader aan te passen
in een cirkel op basis
van de ingestelde radius
en vliegsnelheid. De
maximale vliegsnelheid
is 12 m/s en de
vliegsnelheid kan op
basis van de werkelijke
radius dynamisch worden
aangepast.
Gebruik de joysticks
om de beweging van de
drone te besturen:
• Beweeg de
roljoystick om de
omcirkelsnelheid van
de drone rondom
het onderwerp te
veranderen
• Beweeg de pitchjoystick
om de afstand tot het
onderwerp te wijzigen
• Beweeg de gasjoystick
om de hoogte te
wijzigen
• Beweeg de gierjoystick
om het kader aan te
passen
Wanneer de
zichtsystemen
normaal werken,
zweeft de drone als
een obstakel wordt
gedetecteerd. Dit
ongeacht of de actie
voor het vermijden
van obstakels is
ingesteld op Bypass of
Remmen in DJI Fly.
Let op: vermijden
van obstakels is
uitgeschakeld in de
Sportstand.
Wanneer de zichtsystemen normaal werken,
omzeilt de drone in deze modus obstakels. Dit
ongeacht de vluchtmodi of instellingen voor
obstakelvermijdingsactie in DJI Fly.
De drone plant en past voortdurend de vliegroute aan op basis van de
omgeving en voert automatische bewegingen uit.
In de Automatische modus kan de drone alleen mensen volgen en
reageert het niet op bewegingen van de joystick.
Er zijn acht soorten
(Neem Rechts volgen als voorbeeld)
volgrichtingen: Voor, achter,
links, rechts, diagonaal
linksvoor, diagonaal
rechtsvoor, diagonaal
linksachter en diagonaal
rechtsachter. Na het instellen
van de volgrichting volgt de
drone het onderwerp vanuit de
volgrichting ten opzichte van
de richting van de bewegingen
van het onderwerp.
Parallel
De drone volgt het onderwerp
(Neem Oost volgen als voorbeeld)
terwijl dezelfde geograsche
oriëntatie ten opzichte van het
onderwerp behouden blijft.
• In de volgmodus is de instelling voor de richting alleen van kracht als het onderwerp in
een stabiele richting beweegt. Als de bewegingsrichting van het onderwerp niet stabiel
is, volgt de drone het onderwerp vanaf een bepaalde afstand en hoogte. Zodra het
volgen begint, kan de richting van het volgen worden aangepast via het richtingswiel.
In ActiveTrack zijn de ondersteunde volgbereiken van de drone en het onderwerp als volgt:
OnderwerpMensenVoertuigen/boten
CameraGroothoekcamera
Afstand
4-20 m
(Optimaal: 5-10 m)
Middelgrote
telecamera
7-20 m
Groothoekcamera
6-100 m
(Optimaal: 20-50 m)
Middelgrote
telecamera
16-100 m
Hoogte2-20 m (Optimaal: 2-10 m)6-100 m (Optimaal: 10-50 m)
• De drone vliegt naar het ondersteunde afstands- en hoogtebereik als de afstand en
hoogte buiten het bereik vallen wanneer ActiveTrack begint. Vlieg met de drone op de
optimale afstand en hoogte voor de beste volgprestaties.
2. Sleep-selecteer het onderwerp in de cameraweergave of schakel Subject Scanning
(Proefpersoon scannen) in onder Control settings (Controle-instellingen) in DJI Fly Control en
tik op het herkende onderwerp om FocusTrack in te schakelen.
• FocusTrack moet als volgt worden gebruikt binnen de ondersteunde zoomverhouding
Anders wordt de herkenning van het onderwerp beïnvloed.
a. Spotlight/Point of Interest: ondersteunt maximaal 9x zoom voor bewegende
onderwerpen zoals voertuigen, boten, mensen en stilstaande onderwerpen.
b. ActiveTrack: ondersteunt maximaal 3x zoom voor bewegende onderwerpen zoals
voertuigen, boten en mensen.
a. De drone gaat standaard in Spotlight en vliegt niet automatisch. De gebruiker moet
de richting van de drone handmatig besturen met behulp van de joysticks. Tik op
de ontspan-/opnameknop in de cameraweergave in DJI Fly of druk op de ontspan-/
opnameknop op de afstandsbediening om de opname te starten.
b. Tik onderaan het scherm om over te schakelen naar Point of Interest. Na het instellen
van de vliegrichting en -snelheid tikt u op GO en de drone begint automatisch om
het onderwerp te cirkelen op de huidige hoogte. De gebruiker kan ook de joysticks
bewegen om de vlucht handmatig te regelen terwijl de drone automatisch vliegt. Tik
op de ontspan-/opnameknop in de cameraweergave in DJI Fly of druk op de ontspan-/
opnameknop op de afstandsbediening om de opname te starten.
c. Tik onderaan het scherm om over te schakelen naar ActiveTrack. Selecteer een
submodus en tik op GO, de drone begint het onderwerp automatisch te volgen. De
gebruiker kan ook de joysticks bewegen om de vlucht handmatig te regelen terwijl de
drone automatisch vliegt. Tik op de ontspan-/opnameknop in de cameraweergave in
DJI Fly of druk op de ontspan-/opnameknop op de afstandsbediening om de opname te
starten.
In de volgmodus bevindt zich een volgwiel in de cameraweergave. De stippen op het
volgwiel geven verschillende volgrichtingen aan. De volgrichting kan worden gewijzigd door
op de stippen te tikken of het pictogram voor de volgrichting naar een andere stip op
het volgwiel te slepen. De drone vliegt naar de geselecteerde volgrichting op basis van de
groene vliegroute die op het volgwiel wordt weergegeven. De huidige positie van de drone,
de eindpositie/volgrichting en de vliegroute kunnen worden bekeken op het volgwiel. De
volgrichting kan tijdens het volgen worden aangepast aan uw behoeften.
• Als het volgonderwerp een persoon is, geeft het volgwiel linksonder in de
cameraweergave de binnenste en buitenste cirkels weer. Als het volgonderwerp een
voertuig is, geeft het volgwiel slechts één cirkel weer.
Stel de parameters in door naar Instellingen > Besturing > FocusTrack-instellingen te gaan.
Radius binnen/buiten
[1]
Stel de horizontale afstand in tussen de drone en het onderwerp
bij het volgen in de binnenste/buitenste cirkel.
[1]
Hoogte binnen/buiten
Stel de verticale afstand in tussen de drone en het onderwerp bij
het volgen in de binnenste/buitenste cirkel.
CamerabewegingSelecteer Normaal of Snel.
Normaal: De drone omzeilt obstakels met subtielere attitudewijzigingen en zorgt voor een vloeiendere vlucht.
Snel: De drone omzeilt obstakels met grotere attitude-wijzigingen
en manoeuvreert dynamischer.
[1]
Vlucht dichtbij de grond
Indien ingeschakeld, kan de hoogte van de drone tijdens het volgen
worden ingesteld op minder dan 2 m. Hierdoor neemt het risico op
botsing met obstakels dichtbij de grond toe. Vlieg voorzichtig.
FocusTrack-instellingen
opnieuw instellen
De FocusTrack-instellingen voor alle onderwerpen worden
teruggezet naar de standaardinstellingen.
[1] Deze instelling verschijnt alleen als het volgonderwerp een persoon is. Tijdens het volgen kan de gebruiker
de volgafstand en hoogte van de drone regelen met de pitch- en gasjoysticks. Na het bewegen van de
joysticks worden de parameters van de binnenste/buitenste cirkel waar de eindpositie/volgrichting
bevindt ook dienovereenkomstig aangepast tijdens het volgen. Houd er rekening mee dat de parameters
voor de binnenste en buitenste cirkels in de FocusTrack-instellingen niet worden gewijzigd.
Druk in Point of Interest of ActiveTrack eenmaal op de vliegpauzeknop op de afstandsbediening
of tik op Stop op het scherm om terug te keren naar Spotlight.
Druk in Spotlight eenmaal op de vliegpauzeknop op de afstandsbediening om FocusTrack te
verlaten.
Nadat u FocusTrack hebt afgesloten, tikt u op
• Gebruik FocusTrack NIET in gebieden waar mensen en dieren lopen of voertuigen in
beweging zijn.
• Gebruik FocusTrack NIET in gebieden met kleine of dunne objecten (bijv. takken
van bomen of hoogspanningslijnen), transparante objecten (bijv. water of glas) of
monochrome oppervlakken (bijv. witte muren).
• Wees altijd voorbereid om op de knop Vluchtpauze op de afstandsbediening te drukken
of op Stop in DJI Fly te tikken om de drone handmatig te bedienen in geval van een
noodsituatie.
• Wees extra voorzichtig wanneer u in een van de volgende situaties FocusTrack gebruikt:
a. Het gevolgde object beweegt niet in een horizontaal vlak.
b. Het gevolgde object verandert tijdens het bewegen drastisch van vorm.
c. Het gevolgde object is voor langere tijd uit het zicht.
d. Het gevolgde object beweegt over een besneeuwd oppervlak.
e. De kleur of patroon van het gevolgde object is vergelijkbaar met die van de
omgeving.
f. De belichting extreem donker (<300 lux) of helder (>10,000 lux) is.
• Houd u tijdens het gebruik van FocusTrack aan de lokale privacywetgeving en regelgeving.
• Het wordt aanbevolen om alleen voertuigen, boten en mensen te volgen (maar geen
kinderen). Vlieg voorzichtig wanneer u andere objecten volgt.
• In ondersteunde bewegende onderwerpen verwijzen voertuigen naar auto's en kleine
tot middelgrote jachten. Volg GEEN op afstand bediende modelauto of boot.
• Het gevolgde object kan onbedoeld worden verwisseld met een ander object als ze
elkaar dichtbij passeren.
• ActiveTrack is niet beschikbaar wanneer de verlichting onvoldoende is en de
zichtsystemen niet beschikbaar zijn. Spotlight en POI voor statische onderwerpen kan
nog steeds worden gebruikt, maar obstakeldetectie is niet beschikbaar.
• FocusTrack is niet beschikbaar in de videomodus Nacht.
• FocusTrack is niet beschikbaar wanneer de drone op de grond staat.
• FocusTrack functioneert mogelijk niet goed wanneer de drone in de buurt van de
vluchtlimieten of in een GEO-zone vliegt.
• Als het onderwerp geblokkeerd is en verloren raakt door de drone, blijft de drone
gedurende 8 seconden vliegen met de huidige snelheid en oriëntatie om te proberen
het onderwerp opnieuw te identificeren. Als de drone het onderwerp niet binnen 8
seconden opnieuw identiceert, verlaat het ActiveTrack automatisch.
MasterShots houdt het onderwerp in het midden van het beeld terwijl het verschillende
manoeuvres achter elkaar uitvoert om een korte video te maken.
MasterShots gebruiken
1. Start de drone en laat deze minstens 2 m boven de grond zweven.
2. Tik in DJI Fly op het pictogram opnamestand om MasterShots te selecteren en lees de
instructies. Zorg ervoor dat u begrijpt hoe MasterShots moet worden gebruikt en dat er geen
obstakels in de omgeving zijn.
3. Sleep en selecteer het onderwerp in de cameraweergave, stel het vluchtbereik in. Ga naar
de kaartweergave om het geschatte vluchtbereik en de vliegroutes te controleren en zorg
ervoor dat er geen obstakel is in het vluchtbereik, zoals hoge gebouwen. Tik op Start,
de drone begint automatisch te vliegen en op te nemen. De drone vliegt terug naar zijn
oorspronkelijke positie zodra de opname is voltooid.
Druk eenmaal op de vliegpauze-knop of tik op in DJI Fly om MasterShots te verlaten. De
drone zal remmen en op zijn plaats blijven zweven.
• Gebruik MasterShots op locaties waar geen gebouwen of andere obstakels aanwezig
zijn. Zorg ervoor dat personen, dieren of andere obstakels buiten de vliegroute blijven.
Wanneer de verlichting voldoende is en de omgeving geschikt is voor zichtsystemen,
remt en zweeft de drone op zijn plaats als er een obstakel wordt gedetecteerd.
• Let altijd op objecten rondom de drone en gebruik de afstandsbediening om botsingen
met de drone of belemmering van de drone te voorkomen.
• Gebruik MasterShots NIET in een van de volgende situaties:
a. Wanneer het object langere tijd geblokkeerd wordt of buiten zicht is.
b. Wanneer het object dezelfde kleur of structuur heeft als de omgeving.
c. Wanneer het object zich in de lucht bevindt.
d. Wanneer het onderwerp snel beweegt.
e. De belichting extreem donker (<300 lux) of helder (>10,000 lux) is.
• Gebruik MasterShots NIET op locaties in de buurt van gebouwen of waar het GNNSsignaal zwak is. Anders kan de vliegroute instabiel worden.
• Houd u tijdens het gebruik van MasterShots aan de lokale privacywetgeving en
regelgeving.
• Alleen als u de groothoekcamera gebruikt om MasterShots te maken, selecteert de
drone automatisch een van de drie vliegroutes op basis van het type onderwerp en
de afstand (portret, nabijheid of landschap). Er is slechts één vliegroute wanneer u
de middelgrote telecamera gebruikt om MasterShots te maken, ongeacht het type
onderwerp en de afstand.
QuickShots
De opnamestanden van QuickShot zijn: Raket, Dronie, Cirkel, Spiraal, Boomerang en Asteroid.
De drone vliegt achteruit en omhoog, met de camera op het object gericht.
Dronie:
De drone stijgt op met de camera naar beneden gericht.
Raket:
De drone vliegt rondjes rondom het object.
Cirkel:
Spiraal:
Boemerang:
wegvliegt van het startpunt en daalt terwijl het terugvliegt. Het startpunt van de drone
vormt het ene uiteinde van de lange as van het ovaal, terwijl het andere uiteinde zich aan
de andere kant van het object bevindt vanaf het startpunt.
Asteroid:
vervolgens terug naar het startpunt. De gegenereerde video begint met een panorama
vanaf de hoogste positie en toont vervolgens het uitzicht van de drone wanneer het daalt.
De drone vliegt in een ovale route rond het onderwerp, stijgt op terwijl het
De drone vliegt achteruit en omhoog, maakt meerdere foto's en vliegt
DJI Air 3
Gebruikershandleiding
• Zorg ervoor dat er voldoende ruimte is bij gebruik van Boemerang. Zorg voor een
radius van minimaal 30 meter rond de drone en minimaal 10 meter ruimte boven de
drone.
• Zorg ervoor dat er voldoende ruimte is bij gebruik van Asteroid. Zorg voor minimaal
40m achter en 50m boven de drone.
• De middelgrote telecamera ondersteunt de asteroïdemodus niet in QuickShots.
Het gebruik van QuickShots
1. Start de drone en laat deze minstens 2 m boven de grond zweven.
2. Tik in DJI Fly op het pictogram opnamestand om QuickShots te selecteren en volg de
instructies. Zorg ervoor dat u begrijpt hoe QuickShots moet worden gebruikt en dat er geen
obstakels in de omgeving zijn.
3. Kies een opnamestand, sleep en selecteer het onderwerp in de cameraweergave. Tik op
Start, de drone begint automatisch te vliegen en op te nemen. De drone vliegt terug naar zijn
oorspronkelijke positie zodra de opname is voltooid.
Druk eenmaal op de vliegpauze-/RTH-knop of tik op in DJI Fly om QuickShots te verlaten. De
drone remt en zweeft. Tik nogmaals op het scherm en de drone gaat verder met opnemen.
Let op: als u per ongeluk een joystick beweegt, verlaat de drone QuickShots en zweeft op zijn
plaats.
• Gebruik QuickShots op locaties waar geen gebouwen of andere obstakels aanwezig
zijn. Zorg ervoor dat zich geen personen, dieren of andere obstakels in de vliegroute
bevinden. De drone zal remmen en zweven als er een obstakel wordt gedetecteerd.
• Let altijd op objecten rondom de drone en gebruik de afstandsbediening om botsingen
met de drone of belemmering van de drone te voorkomen.
• Gebruik QuickShots NIET in een van de volgende situaties:
a. Wanneer het object langere tijd geblokkeerd wordt of buiten zicht is.
b. Wanneer het object zich meer dan 50 meter van de drone bevindt.
c. Wanneer het object dezelfde kleur of structuur heeft als de omgeving.
d. Wanneer het object zich in de lucht bevindt.
e. Wanneer het onderwerp snel beweegt.
f. wanneer de belichting extreem donker (<300 lux) of helder (>10,000 lux) is.
• Gebruik QuickShots NIET op locaties in de buurt van gebouwen of waar het GNSSsignaal zwak is. Anders wordt de vliegroute instabiel.
• Houd u aan de lokale privacywetgeving en regelgeving tijdens het gebruik van
QuickShots.
Hyperlapse
Hyperlapse-opnamestanden zijn onder meer Vrij, Cirkel, Koersvergrendeling en Waypoint.
• Nadat u de opnamestand Hyperlapse hebt geselecteerd, gaat u naar Instellingen >
Camera > Hyperlapse in DJI Fly om het fototype van de oorspronkelijke hyperlapsefoto's te selecteren die moeten worden opgeslagen, of selecteert u Uit om geen
oorspronkelijke hyperlapse-foto's op te slaan.
De drone maakt automatisch foto's en genereert een timelapse-video. De vrije stand kan
worden gebruikt terwijl de drone op de grond staat. Controleer na het opstijgen met de
afstandsbediening de bewegingen en de gimbalhoek van de drone.
Volg de onderstaande stappen om Vrij te gebruiken:
1. Stel de intervaltijd, videoduur en maximale snelheid in. Het scherm toont het aantal foto's
dat zal worden gemaakt en de opnameduur.
2. Tik op de sluiter-/opnameknop om te beginnen.
Cirkel
De drone vliegt rond het geselecteerde doel om een timelapse-video te genereren en maakt
daarbij automatisch foto's.
Volg de onderstaande stappen om Cirkel te gebruiken:
1. Stel de intervaltijd, videoduur, maximale snelheid en cirkelrichting in. Het scherm toont het
aantal foto's dat zal worden gemaakt en de opnameduur.
2. Sleep-selecteer een doel op het scherm. Gebruik de gierjoystick en het gimbalwiel om het
kader aan te passen.
3. Tik op de sluiter-/opnameknop om te beginnen.
Koersvergrendeling
Met koersvergrendeling kan de gebruiker de vluchtrichting vergrendelen. Terwijl u dit doet,
kunt u een onderwerp selecteren waarnaar de camera moet wijzen tijdens het maken van
hyperlapse-foto's, of geen onderwerp selecteren terwijl u de oriëntatie van de drone en de
gimbal kunt bedienen.
Volg de onderstaande stappen om Koersvergrendeling te gebruiken:
1. Stel de drone in op de gewenste richting en vergrendel vervolgens de huidige richting als de
vliegrichting.
2. Stel de intervaltijd, videoduur en maximale snelheid in. Het scherm toont het aantal foto's
dat zal worden gemaakt en de opnameduur.
3. Sleep-selecteer indien van toepassing een object. Na het selecteren van het onderwerp past
de drone automatisch de oriëntatie of de gimbalhoek aan om het onderwerp te centreren in
de cameraweergave. In dit geval kan het kader niet handmatig worden aangepast.
4. Tik op de sluiter-/opnameknop om te beginnen. Beweeg de joystick voor hellen en voor
rollen om de horizontale vliegsnelheid te regelen en kort de oriëntatie van de drone aan te
passen. Beweeg de gashendel om de verticale vliegsnelheid te regelen.
Waypoints
De drone maakt automatisch foto's op een vliegroute van meerdere waypoints en genereert
een timelapse-video. De drone kan in volgorde vliegen vanaf het eerste waypoint tot het laatste
waypoint of in omgekeerde volgorde.
Volg de onderstaande stappen om Waypoints te gebruiken:
1. Stel de gewenste waypoints in. Vlieg de drone naar de gewenste locaties en pas de oriëntatie
2. Stel de intervaltijd, videoduur en maximale snelheid in. Het scherm toont het aantal foto's
dat zal worden gemaakt en de opnameduur.
3. Tik op de sluiter-/opnameknop om te beginnen.
De drone genereert automatisch een timelapse-video, die te bekijken is in afspelen.
• Voor optimale prestaties gebruikt u Hyperlapse op een hoogte boven de 50 m en een
verschil van minimaal twee seconden tussen de intervaltijd en de sluiter in te stellen.
• Het wordt aanbevolen om op een veilige afstand van de drone (meer dan 15 m) een
statisch object (bijv. hoge gebouwen, bergachtig terrein) te selecteren. Selecteer geen
onderwerp dat te dicht bij de drone, mensen of een bewegende auto, enz. ligt.
• Wanneer de verlichting voldoende is en de omgeving geschikt is om de zichtsystemen
te laten werken, remt en zweeft de drone op zijn plaats als tijdens een hyperlapse een
obstakel wordt gedetecteerd. Als de verlichting onvoldoende wordt of de omgeving
ongeschikt is om de zichtsystemen te laten werken tijdens een hyperlapse, zal de drone
beeld blijven opnemen zonder obstakels te detecteren. Vlieg voorzichtig.
• De drone zal pas een video genereren nadat er minimaal 25 foto's zijn gemaakt, de
hoeveelheid die vereist is om een video van één seconde te genereren. De video wordt
standaard gegenereerd, ongeacht of Hyperlapse normaal wordt beëindigd of de drone
onverwacht uit de modus wordt gehaald (bijvoorbeeld wanneer de RTH bij een bijna
lege accu wordt geactiveerd).
Waypoint-vlucht
Met Waypoint-vlucht kan de drone tijdens een vlucht beelden vastleggen volgens de route
van de waypoint-vlucht die door de vooraf ingestelde waypoints wordt gegenereerd. Aan de
waypoints kunnen Points of Interest (POI) gekoppeld worden. De koers zal tijdens de vlucht
naar de POI wijzen. Een waypoint-vluchtroute kan worden opgeslagen en herhaald.
Waypoint-vlucht gebruiken
1. Waypoint-vlucht inschakelen
Tik op links van de cameraweergave in DJI Fly om Waypoint-vlucht in te schakelen.
op het bedieningspaneel om parameters in te stellen voor de vliegroute, zoals
Algemene snelheid, Camera het gedrag van Einde van de vlucht, Bij signaalverlies en
Startpunt. De instellingen zijn van toepassing op alle waypoints.
Algemene
snelheid
De standaard vliegsnelheid van de gehele vliegroute. Versleep de
snelheidsbalk om de algemene snelheid in te stellen.
CameraSelecteer de camera waarmee de vooringestelde opnameacties tijdens
de gehele vluchtroute worden uitgevoerd: 1-3x (groothoekcamera) of
3-9x (middelgrote telecamera).
Einde van de
vlucht
Bij
signaalverlies
Het gedrag van de drone na aoop van de vluchttaak. Het kan worden
ingesteld op Zweven, RTH, Landen of Terug naar Start.
Het gedrag van de drone wanneer het signaal van de afstandsbediening
verloren gaat tijdens de vlucht. Het kan worden ingesteld op RTH,
Zweven, Landen of Doorgaan.
StartpuntNa het selecteren van het start waypoint wordt de vliegroute gestart
vanaf dit waypoint naar de volgende waypoints.
• Zorg ervoor dat u de camera selecteert voordat u waypoints vastpint. Als 1-3x
(groothoekcamera) is geselecteerd, is het aangepaste bereik van de zoomverhouding
voor alle waypoints op deze route 1-3x. Als 3-9x (middelgrote telecamera) is
geselecteerd, is het aangepaste bereik van de zoomverhouding voor alle waypoints
op deze route 3-9x.
• Bij gebruik van Waypoint Flight in de EU kan het gedrag van de drone wanneer het
signaal van de afstandsbediening verloren gaat niet worden ingesteld op Doorgaan.
3. Waypoint-instellingen
a. Waypoint vastpinnen
Waypoints kunnen worden vastgepind via de kaart voordat u opstijgt.
Waypoints kunnen worden vastgepind via de afstandsbediening, het bedieningspaneel
en de kaart na het opstijgen is vereist. In dit geval is GNSS vereist.
• De afstandsbediening gebruiken: Druk eenmaal op de Fn-knop (RC-N2) of C1-knop (DJI
RC 2) om een waypoint vast te pinnen.
• Het bedieningspaneel gebruiken: Tik op
op het bedieningspaneel om een waypoint
vast te pinnen.
• De kaart gebruiken: Ga naar de kaartweergave en tik op de kaart om een waypoint
vast te pinnen.
Druk op een waypoint en houd deze ingedrukt om de positie op de kaart te verplaatsen.
• Bij het instellen van waypoints wordt aanbevolen om naar de locatie te vliegen voor een
nauwkeuriger en soepeler beeldresultaat.
• De horizontale GNSS-positie van de drone, de hoogte vanaf het opstijgpunt, de koers,
gimbalkanteling en de zoomverhouding van de camera worden geregistreerd als het
waypoint wordt vastgezet via de afstandsbediening of het bedieningspaneel.
• Als u tijdens de vlucht waypoints moet toevoegen, zorg er dan voor dat u de camera
gebruikt die is geselecteerd in de parameters van de vluchtroute. Wanneer de u
tijdens de vlucht overschakelt naar een andere camera in de cameraweergave terwijl
u waypoints toevoegt, kan de zoomverhouding van de waypoints die met de andere
camera zijn gemaakt niet worden vastgelegd door de drone en wordt de zoominstelling
van deze waypoints teruggezet naar handmatig.
• Verbind de afstandsbediening met het internet en download de kaart voordat u de
kaart gebruikt om een waypoint vast te pinnen. Wanneer het waypoint via de kaart
wordt gepind, kan alleen de horizontale GNSS van de drone worden vastgelegd en is de
standaardhoogte van het waypoint ingesteld op 50 m.
• De vliegroute buigt tussen waypoints, zodat de hoogte van de drone tussen waypoints
tijdens de vlucht lager kan worden dan de hoogte van de waypoints. Zorg ervoor dat u
obstakels hieronder vermijdt bij het instellen van een waypoint.
b. Instellingen
Tik op het waypoint-nummer voor instellingen. De waypoint-parameters worden als volgt
Camera-actieDe camera-actie op het waypoint. Kies tussen Geen, Foto maken en
Opname starten of stoppen.
HoogteDe hoogte op het waypoint vanaf het opstijgpunt. Zorg ervoor dat u op
dezelfde hoogte opstijgt om een grotere nauwkeurigheid van de hoogte te
verkrijgen wanneer een Waypoint-vlucht wordt herhaald.
SnelheidDe vliegsnelheid van het huidige waypoint naar het volgende waypoint.
• Globale snelheid: de drone vliegt met de ingestelde wereldwijde
snelheid van het huidige waypoint tot het volgende waypoint.
• Aangepast: de drone versnelt of vertraagt soepel van het huidige
waypoint naar het volgende waypoint en bereikt de aangepaste snelheid
tijdens het proces
.
KoersDe koers van de drone op het waypoint.
• Volgkoers: de koers van de drone is hetzelfde als de horizontale tangens
ten opzichte van de vliegroute.
[1]
• POI
: tik op het nummer van de POI om de drone naar het specieke
POI te richten.
• Handmatig: de koers van de drone kan door de gebruiker tijdens een
Waypoint-vlucht worden aangepast.
• Aangepast: versleep de balk om de koptekst aan te passen. De koers
kan worden bekeken in de kaartweergave.
Gimbalkanteling De gimbalkanteling op het waypoint.
[1]
• POI
: tik op het POI-nummer om de camera naar het specieke POI te
richten.
• Handmatig: de gimbalkanteling tussen het vorige waypoint en het
huidige waypoint kan door de gebruiker worden aangepast tijdens een
Waypoint-vlucht.
• Aangepast: versleep de balk om de gimbalkanteling aan te passen.
• Digitale zoom (1-3x/3-9x): versleep de balk om de zoomverhouding aan
te passen.
• Handmatig: de zoomverhouding tussen het vorige waypoint en het
huidige waypoint kan door de gebruiker worden aangepast tijdens een
Waypoint-vlucht.
[2]
• Auto
: de zoomverhouding van het vorige waypoint tot het volgende
waypoint wordt soepel aangepast door de drone.
Zweeftijd
[1] Voordat u POI selecteert voor de koers of gimbalkanteling, moet u ervoor zorgen dat er POI's in de
vluchtroute zijn. Als een POI is gekoppeld aan een waypoint, worden de koers en gimbalkanteling van het
waypoint gereset naar de POI.
[2] De zoom van het Startpunt en het Eindpunt kunnen niet op automatisch worden ingesteld.
De duur van de zweeftijd van de drone op het huidige waypoint.
Alle instellingen behalve de camera-actie kunnen worden toegepast op alle waypoints nadat
u Toepassen op alles hebt geselecteerd. Tik op om het huidige geselecteerde waypoint te
verwijderen.
4. POI-instellingen
Tik op POI op het bedieningspaneel om over te schakelen naar POI-instellingen. Gebruik
dezelfde methode om een POI vast te pinnen als bij een waypoint.
Tik op het POI-nummer om de hoogte van de POI in te stellen en koppel de POI aan
waypoints.
Er kunnen meerdere waypoints aan hetzelfde POI worden gekoppeld en de camera zal
tijdens de Waypoint-vlucht naar het POI wijzen.
5. Een Waypoint-vlucht uitvoeren
• Controleer de instellingen voor Obstakelvermijdingsactie op de pagina Instellingen
> Veiligheid van DJI Fly voordat u een Waypoint-vlucht uitvoert. Wanneer de drone
is ingesteld op bypass of remmen, remt het en beweegt het op zijn plaats als er
een obstakel wordt gedetecteerd tijdens de Waypoint-vlucht. De drone kan geen
obstakels detecteren wanneer de actie vermijden van obstakels is uitgeschakeld.
Vlieg voorzichtig.
• Observeer de omgeving en zorg ervoor dat er geen obstakels op de route zijn
voordat u een Waypoint-vlucht uitvoert.
• Zorg ervoor dat u de visuele zichtlijn (VLOS) van de drone handhaaft. Wees altijd
voorbereid om op de vluchtpauzeknop te drukken in geval van een noodsituatie.
• Tik op GO, de drone schakelt automatisch over naar de camera die is geselecteerd
op de instellingspagina voor vluchtrouteparameters. Schakel NIET handmatig over
naar de andere camera.
• Wanneer het signaal van de afstandsbediening tijdens de vlucht verloren gaat, voert
de drone de actie uit die is ingesteld in Bij signaalverlies.
• Wanneer de Waypoint-vlucht is voltooid, voert de drone de actie uit die is ingesteld
in Einde van vlucht.
a. Tik op Volgende of op het bedieningspaneel om de instellingspagina voor
vluchtrouteparameters te openen en controleer opnieuw. Gebruikers kunnen indien
nodig het Startpunt wijzigen. Tik op GO om de waypoint-vluchttaak te uploaden. Tik op
om het uploadproces te annuleren en terug te keren naar de pagina voor het instellen
van vluchtrouteparameters.
b. De waypoint-vluchttaak wordt uitgevoerd nadat deze is geüpload. De vluchtduur,
waypoints en afstand worden weergegeven in de cameraweergave. De pitch-joystick kan
worden gebruikt om de vliegsnelheid te veranderen tijdens een Waypoint-vlucht.
c. Tik op
door te gaan met de Waypoint-vlucht. Tik op
om de Waypoint-vlucht te pauzeren nadat de taak is begonnen. Tik op om
om de Waypoint-vlucht te stoppen en
terug te keren naar de status van het bewerken van de waypoint-vlucht.
6. Bibliotheek
Bij het plannen van een Waypoint-vlucht wordt de taak automatisch gegenereerd en elke
minuut opgeslagen. Tik op
aan de linkerkant om naar Bibliotheek te gaan en de taak
handmatig op te slaan.
• In de bibliotheek met vluchtroutes kunnen gebruikers de opgeslagen taken controleren
en tikken om een taak te openen of te bewerken.
• Tik op
om de naam van de taak te bewerken.
• Schuif naar links om een taak te verwijderen.
• Tik op het pictogram in de rechterbovenhoek om de volgorde van de taken die worden
weergegeven te wijzigen.
: taken worden gesorteerd op basis van de datum waarop ze zijn opgeslagen.
: taken worden gesorteerd op basis van de afstand tussen de huidige positie van de
afstandsbediening en het start-waypoints , van het dichtst bij tot het verst weg.
7. Waypoint-vlucht verlaten
Tik op
om Waypoint-vlucht te verlaten. Tik op Opslaan en afsluiten om de taak in de
Met de Cruisecontrol-functie kan de drone de invoer van de huidige joystick van de
afstandsbediening vergrendelen wanneer de omstandigheden dit toelaten en automatisch
vliegen met de snelheid die overeenkomt met de invoer van de huidige joystick. Zonder de
joysticks voortdurend te hoeven verplaatsen, worden langeafstandsvluchten gemakkelijker
en kan het schudden van beelden, dat vaak gebeurt tijdens handmatige bediening, worden
vermeden. Meer camerabewegingen zoals omhoog draaien kunnen worden bereikt door de
invoer van de joystick te verhogen.
Cruisecontrol gebruiken
1. De cruisecontrol-knop instellen
Ga naar DJI Fly, selecteer Systeeminstellingen > Control > en stel vervolgens de aanpasbare
knop van de afstandsbediening in op Cruisecontrol.
2. Cruisecontrol invoeren
• Druk op de cruisecontrol-knop terwijl u tegen de joystick drukt, waarna de drone
automatisch op de huidige snelheid vliegt volgens de invoer van de joystick. Zodra de
snelheid van de cruisecontrol is ingesteld, kan de joystick worden losgelaten.
• Voordat de joystick terugkeert naar het midden, drukt u nogmaals op de cruisecontrolknop om de vliegsnelheid resetten op basis van de huidige invoer van de joystick.
• Druk op de joystick nadat deze naar het midden is teruggekeerd, de drone vliegt met de
bijgewerkte snelheid op basis van de vorige snelheid. Druk in dit geval nogmaals op de
cruisecontrol-knop en de drone vliegt automatisch met de bijgewerkte snelheid.
3. Cruisecontrole afsluiten
Druk op de cruisecontrol-knop zonder invoer van een joystick, druk op de vluchtpauzeknop
op de afstandsbediening of tik op
remt en zweeft.
• Cruisecontrol is beschikbaar wanneer de gebruiker de drone handmatig bedient in
de stand Normaal, Cine en Sport. Cruisecontrol is ook beschikbaar bij gebruik van
APAS, Free Hyperlapse en Spotlight.
• Cruisecontrol kan niet worden gestart zonder invoer van een controlestick.
• De drone kan in de volgende situaties de Cruisecontrole niet ingaan of verlaten:
a. In de buurt van de maximale hoogte of maximale afstand.
b. Wanneer de drone wordt losgekoppeld van de afstandsbediening of DJI Fly.
c. Wanneer de drone een obstakel waarneemt en dus remt en op zijn plaats blijft
zweven.
d. Tijdens RTH of automatische landing.
• Cruisecontrole wordt automatisch afgesloten wanneer van vluchtmodus wordt
gewisseld.
• Het detecteren van obstakels in cruisecontrole volgt de huidige vluchtmodus. Vlieg
voorzichtig.
op het scherm om Cruisecontrol af te sluiten. De drone
Drone
De DJI Air 3 bevat een vluchtcontroller,
video-downlinksysteem, zichtsystemen,
infrarooddetectiesysteem,
voortstuwingssysteem en een
Intelligent Flight Battery.
De DJI Air 3 heeft een vluchtcontroller, een video-downlinksysteem, een zichtsysteem, een
voortstuwingssysteem en een Intelligent Flight Battery.
Vliegmodi
De DJI Air 3 heeft drie vliegstanden, plus een vierde vliegstand waarnaar de drone in bepaalde
scenario's overschakelt. De vliegmodi kunnen worden gewisseld via de vliegmodusschakelaar
op de afstandsbediening.
Normale modus
De drone maakt gebruik van GNSS, het omnidirectionele zichtsysteem, het neerwaartse
zichtsysteem en het driedimensionale infrarooddetectiesysteem om zichzelf te lokaliseren
en te stabiliseren. Wanneer het GNSS-signaal sterk is, gebruikt de drone GNSS om zichzelf
te lokaliseren en te stabiliseren. Wanneer de GNNS zwak is, maar de lichtomstandigheden
en andere omgevingsomstandigheden voldoende zijn, gebruikt de drone de zichtsystemen
voor positionering. Wanneer de zichtsystemen zijn ingeschakeld en de licht- en ander
omgevingsomstandigheden voldoende zijn, dan is de maximale pitchhoek 30° en de maximale
vliegsnelheid 12 m/s.
Sportmodus
In de Sportstand gebruikt de drone GNNS en het neerwaartse zichtsysteem voor positionering.
De reacties van de drone zijn geoptimaliseerd voor wendbaarheid en snelheid, waardoor het
beter reageert op bewegingen van de joystick. De maximale vliegsnelheid is 21 m/s. Let op:
obstakeldetectie is uitgeschakeld in de Sportmodus.
Cinemodus
De Cine-modus is gebaseerd op de normale stand met een gelimiteerde vliegsnelheid,
waardoor de drone stabieler is tijdens het maken van opnames.
De drone schakelt automatisch naar de Attitude-stand (ATTI) wanneer de zichtsystemen
niet beschikbaar of uitgeschakeld zijn en het GNNS-signaal zwak is of het kompas storing
ondervindt. In de hoogtestand (ATTI) wordt de drone mogelijk gemakkelijker beïnvloed door zijn
omgeving. Omgevingsfactoren, zoals wind, kunnen leiden tot horizontale kanteling, waardoor
gevaarlijke situaties kunnen ontstaan, vooral wanneer in krappe ruimtes wordt gevlogen. De
drone zal niet automatisch kunnen zweven of remmen, daarom moet de piloot de drone zo snel
mogelijk landen om ongevallen te voorkomen.
• De vluchtmodus is alleen van kracht voor handmatige vlucht en Cruisecontrol.
• De zichtsystemen zijn in de Sportstand uitgeschakeld, wat betekent dat de drone
obstakels op zijn route niet automatisch kan detecteren. De gebruiker moet alert blijven
op de omgeving en de drone besturen om obstakels te vermijden.
• De maximale snelheid en de remafstand van de drone zijn aanzienlijk hoger en groter
in de Sportmodus. Onder windloze omstandigheden is een minimale remafstand van
30 m vereist.
• Er is een minimale remafstand van 10 m vereist in windstille omstandigheden tijdens
het opstijgen en dalen van de drone in de Sportmodus of normale modus.
• De respons van de drone neemt in de Sportmodus aanzienlijk toe, wat betekent dat
een kleine beweging van de joystick op de afstandsbediening zich vertaalt in een grote
reisafstand van de drone. Zorg ervoor dat u toereikende manoeuvreerruimte houdt
tijdens het vliegen.
DJI Air 3 heeft ledlampjes aan de voorkant en statuslampjes voor de drone.
Ledlampje voorzijde
Ledlampje voorzijde
Statuslampje van de drone
Statuslampje van de drone
Wanneer de drone is ingeschakeld, maar de motoren niet draaien, branden de voorste leds
continu groen.
Wanneer de drone is ingeschakeld maar de motoren niet draaien,
geven de statusindicatoren
van de drone de huidige status van het vluchtregelsysteem weer. Raadpleeg de onderstaande tabel
voor meer informatie over de statusindicatoren van de drone.
Beschrijving van statusindicatoren van de drone
Normale statussen
Knippert afwisselend rood, geel
en groen
Inschakelen en zelfdiagnoses uitvoeren
Knippert langzaam groenGNSS ingeschakeld
×2
Knippert herhaaldelijk twee
keer groen
Zichtsystemen ingeschakeld
Waarschuwingsstatussen
Knippert snel geelSignaal met afstandsbediening verloren
Knippert langzaam rood
Opstijgen is uitgeschakeld, bijv. bijna lege
accu*
Knippert snel roodAccu bijna leeg, kritiek
— Continu roodKritieke fout
* Als de drone niet kan opstijgen terwijl de statusindicatoren langzaam rood knipperen, bekijk dan de
waarschuwing in DJI Fly.
Knippert afwisselend rood en
geel
Kalibratie van kompas vereist
Nadat de motor is gestart,
knipperen de voorste leds groen en de dronestatusindicatoren
afwisselend rood en groen. De groene lichten geven aan dat de drone een UAV is en de rode
lichten van de armen aan de achterkant geven oriëntatie van de achterkant en positie van de
• Om betere beelden te verkrijgen, worden de voorste LED's automatisch uitgeschakeld
tijdens het fotograferen als de voorste LED's in DJI Fly op automatisch zijn ingesteld.
Verlichtingsvereisten variëren afhankelijk van de regio. Houd rekening met de
plaatselijke wet- en regelgeving.
Terug naar thuisbasis
De functie Return-to-Home (RTH) (terug naar thuisbasis) brengt de drone terug naar de laatst
geregistreerde thuisbasis. De RTH kan op drie manieren worden geactiveerd: de gebruiker
activeert RTH actief, de batterij van het vliegtuig is bijna leeg, of het besturingssignaal tussen
de afstandsbediening en het vliegtuig gaat verloren. Als de drone de thuisbasis met succes
registreert en het positioneringssysteem normaal functioneert, zal de drone, wanneer de RTHfunctie wordt geactiveerd, automatisch terugvliegen en landen op de thuisbasis.
Beschrijvingen
Thuisbasis
GNSS
10
De eerste locatie waar de drone een sterk of matig sterke GNSS-signaal
ontvangt (aangegeven door een wit pictogram) wordt geregistreerd als
de standaard thuisbasis. De thuisbasis kan voor het opstijgen worden
geactualiseerd, zolang de drone een ander sterk tot matig sterk GNSSsignaal ontvangt. Als het signaal zwak is, wordt de thuisbasis niet
geactualiseerd. Nadat de thuisbasis is geregistreerd, geeft DJI Fly een
gesproken melding.
Als het noodzakelijk is om de thuisbasis tijdens de vlucht bij te werken
(bijvoorbeeld wanneer de positie van de gebruiker is verandert), kan
de thuisbasis handmatig worden bijgewerkt op de pagina Instellingen
> Veiligheid in DJI Fly.
Tijdens RTH zal het vliegtuig automatisch de gimbal kantelen om de camera in de richting van
de RTH-route te richten. Als het videotransmissiesignaal normaal is, worden het AR-startpunt,
de AR RTH-route en de AR-droneschaduw standaard weergegeven in de cameraweergave.
Dit verbetert de vliegervaring doordat gebruikers de RTH-route en het thuisbasis kunnen
bekijken en obstakels op de route kunnen vermijden. De weergave kan worden gewijzigd in
Systeeminstellingen > Veiligheid > AR-instellingen.
• De AR RTH-route wordt enkel ter referentie gebruikt en kan in verschillende scenario's
afwijken van de werkelijke vliegroute. Let tijdens RTH altijd op de liveweergave op het
scherm. Vlieg voorzichtig.
• Als je tijdens RTH de gimbalwiel gebruikt om de oriëntatie van de camera aan te
passen of op de aanpasbare knoppen op de afstandsbediening drukt om de camera
te centreren, zal het vliegtuig stoppen met het automatisch aanpassen van de
gimbalkanteling, waardoor de AR RTH-route mogelijk niet kan worden bekeken.
• Bij het bereiken van het thuisbasis zal het vliegtuig automatisch de gimbal verticaal naar
beneden kantelen.
Wanneer Geavanceerde RTH is geactiveerd, plant de drone automatisch het beste RTH-pad, dat
wordt weergegeven in DJI Fly en wordt aangepast aan de omgeving.
Als het besturingssignaal tussen de afstandsbediening en het vliegtuig goed is, verlaat u RTH
door op
het verlaten van RTH krijgen gebruikers de controle over de drone terug.
te tikken in DJI Fly of door de RTH-knop op de afstandsbediening in te drukken. Na
Activeringsmethode
•
De gebruiker activeert actief RTH
Geavanceerde RTH kan worden gestart door in DJI Fly op te tikken of door de RTH-knop
op de afstandsbediening ingedrukt te houden totdat u een piepsignaal hoort.
•
Bijna lege accu drone
Wanneer het niveau van de Intelligent Flight Battery te laag is en er niet genoeg capaciteit is
om terug te keren naar huis, land de drone dan zo snel mogelijk.
Om onnodig gevaar veroorzaakt door onvoldoende stroom te voorkomen, berekent de drone
automatisch of de accuspanning voldoende is om terug te keren naar de thuisbasis op basis
van de huidige positie, omgeving en vliegsnelheid. Er verschijnt een waarschuwingsmelding in
DJI Fly wanneer het accuniveau laag is en slechts voldoende om een RTH-vlucht te voltooien.
De drone vliegt automatisch terug naar de thuisbasis als geen actie wordt ondernomen.
De gebruiker kan RTH afbreken door op de RTH-knop of de vliegpauzeknop op de
afstandsbediening te drukken. Als RTH wordt geannuleerd na de waarschuwing, is de
Intelligent Battery mogelijk niet voldoende geladen om de drone veilig te laten landen.
Hierdoor kan de drone neerstorten of zoekraken.
De drone landt automatisch als het huidige accuniveau de drone alleen lang genoeg kan
ondersteunen om vanaf zijn huidige hoogte te dalen. Automatisch landen kan niet worden
geannuleerd, maar de afstandsbediening kan worden gebruikt om de horizontale beweging en
dalingssnelheid van de drone te bedienen tijdens het landen. Als er voldoende stroom is, kan
de gasjoystick worden gebruikt om de drone met een snelheid van 1 m/s te laten stijgen.
Beweeg tijdens de automatische landing de drone horizontaal om zo snel mogelijk een
geschikte plek te vinden om de drone te laten landen. De drone valt als de gebruiker de
gasstick omhoog blijft duwen totdat de stroom is uitgeput.
De actie van de drone wanneer het signaal van de afstandsbediening verloren gaat,
kan worden ingesteld op RTH, land of zweven in Instelling > Veiligheid > Geavanceerde
veiligheidsinstellingen in DJI Fly. Als de actie is ingesteld op RTH, de thuisbasis met succes
is geregistreerd en het kompas normaal functioneert, wordt de uitvalbeveiligde RTH
automatisch geactiveerd nadat het signaal vanaf de afstandsbediening langer dan zes
seconden weggevallen is.
Wanneer de verlichting voldoende is en de zichtsystemen normaal werken, geeft DJI
Fly het RTH-pad weer dat door de drone werd gegenereerd voordat het signaal van de
afstandsbediening verloren ging. De drone begint RTH met Geavanceerde RTH volgens de
RTH-instellingen. De drone blijft in RTH, zelfs als het signaal van de afstandsbediening is
hersteld. DJI Fly zal het RTH-pad dienovereenkomstig bijwerken.
Wanneer de verlichting niet voldoende is en de zichtsystemen niet beschikbaar zijn, gaat
de drone naar de oorspronkelijke RTH-route. De drone blijft in vooraf ingestelde RTH als
het signaal van de afstandsbediening tijdens de RTH wordt hersteld. De Original Route RTH
procedure is als volgt:
1. De drone remt en zweeft op zijn plaats.
2. Wanneer RTH begint:
• Als de RTH-afstand (de horizontale afstand tussen de drone en de thuisbasis)
groter is dan 50 m, past de drone de oriëntatie aan en vliegt 50 m achteruit op zijn
oorspronkelijke vliegroute voordat het in de vooraf ingestelde RTH gaat.
• Als de RTH-afstand verder is dan 5 m maar minder dan 50 m, past het de oriëntatie
aan en vliegt het in een rechte lijn op de huidige hoogte naar de thuisbasis.
• De drone landt onmiddellijk wanneer de RTH-afstand minder dan 5 m is.
3. De drone begint te landen wanneer het boven de thuisbasis komt.
• Als RTH wordt geactiveerd via DJI Fly en de RTH-afstand verder dan 5 m is, geeft DJI
Fly de volgende twee opties weer: RTH en Landing. Gebruikers kunnen ofwel RTH
selecteren of de drone rechtstreeks landen.
• Het is mogelijk dat het vliegtuig niet normaal kan terugkeren naar het thuisbasis als
het positioneringssysteem abnormaal functioneert. Gedurende Failsafe RTH kan het
vliegtuig naar de ATTI-modus gaan en automatisch landen als het positioneringssysteem
abnormaal functioneert.
• Het is belangrijk om vóór elke vlucht een geschikte RTH-hoogte in te stellen. Start DJI Fly
en stel vervolgens de RTH-hoogte in. De standaard RTH-hoogte is 100 m.
• De drone kan obstakels tijdens uitvalbeveiligde RTH niet detecteren als de
zichtsystemen niet beschikbaar zijn.
• GEO-zones kunnen de RTH beïnvloeden. Vermijd vliegen in de buurt van GEO-zones.
• De drone kan mogelijk niet naar een thuisbasis terugkeren wanneer de windsnelheid te
hoog is. Vlieg voorzichtig.
• Let extra op kleine of jne voorwerpen (zoals boomtakken of hoogspanningsleidingen)
of transparante voorwerpen (zoals water of glas) tijdens RTH. Verlaat RTH en bedien de
drone handmatig in geval van nood.
• RTH kan niet worden geactiveerd tijdens een automatische landing.
3. De drone remt en zweeft op zijn plaats. Wanneer RTH begint:
• De drone landt onmiddellijk wanneer de RTH-afstand minder dan 5 m is.
• Als de RTH-afstand verder is dan 5 m, zal het vliegtuig zijn oriëntatie op het thuisbasis
aanpassen en het beste pad plannen op basis van de RTH-instellingen, verlichting en
omgevingsomstandigheden.
4. De drone vliegt automatisch volgens de RTH-instellingen, de omgeving en het zendsignaal
tijdens RTH.
5. De drone landt en de motoren stoppen na het bereiken van de thuisbasis.
RTH-instellingen
RTH-instellingen zijn beschikbaar voor Advanced RTH. Ga naar de cameraweergave in DJI Fly, tik
op Instellingen > Veiligheid en vervolgens op RTH.
1. Optimaal:
• Als de verlichting voldoende is en de omgeving geschikt is voor de zichtsystemen,
plant de drone automatisch het optimale RTH-pad en past de hoogte aan op basis van
omgevingsfactoren, zoals obstakels en transmissiesignalen, ongeacht de RTH-hoogte-
instelling. Het optimale RTH-pad betekent dat de drone de kortst mogelijke afstand aegt,
om de gebruikte hoeveelheid accuvermogen te verminderen en de vliegtijd te verlengen.
• Als de verlichting onvoldoende is en de omgeving niet geschikt is voor de zichtsystemen,
voert de drone de vooraf ingestelde RTH uit op basis van de RTH-hoogte-instelling.
Wanneer de drone de thuisbasis nadert en de huidige hoogte hoger is dan de RTH-hoogte,
zal de drone op intelligente wijze beslissen of het zal afdalen tijdens het vliegen naar voren,
afhankelijk van de omgeving, de verlichting, de ingestelde RTH-hoogte en de huidige hoogte.
Wanneer de drone boven de thuisbasis komt, zal de huidige hoogte van de drone niet lager
zijn dan de ingestelde RTH-hoogte. Merk op dat wanneer de verlichting onvoldoende is
en de omgeving niet geschikt is voor de zichtsystemen, het vliegtuig obstakels niet kan
ontwijken. Make zeker to set a safe Hoogte voor RTH and pay let op to de omringende
omgeving to ensure vliegveiligheid.
De RTH-plannen voor verschillende omgevingen, RTH-activeringsmethoden en RTH-instellingen
zijn als volgt:
RTH-hoogte
Huidige hoogte ≥
RTH-hoogte
5-50 m
Verlichting en
omgevingsomstandigheden
De gebruiker activeert actief RTH
Bijna lege accu drone
Signaal van afstandsbediening
verloren
Geschikt voor
zichtsystemen
De drone zal het RTHpad plannen, naar een
open gebied vliegen terwijl
obstakels worden omzeilt,
naar de RTH-hoogte stijgen
en terugkeren naar de
thuisbasis via het beste pad.
De drone keert terug naar
de thuisbasis via het beste
pad op de huidige hoogte.
Geschikt voor
zichtsystemen
De drone kan obstakels en
GEO-zones omzeilen
De drone voert RTH uit op
basis van de RTH-instelling:
• Optimaal
• Voorinstelling
Ongeschikt voor
zichtsystemen
Het vliegtuig stijgt op naar
de RTH hoogte en vliegt
in een rechte lijn naar
het thuisbasis op de RTH
hoogte.
Het vliegtuig vliegt in
een rechte lijn naar het
thuisbasis op de huidige
hoogte.
Ongeschikt voor
zichtsystemen
De drone kan obstakels niet
omzeilen, maar kan GEOzones omzeilen
Voorinstelling
Oorspronkelijke route RTH,
Vooraf ingestelde RTH
wordt uitgevoerd wanneer
het signaal is hersteld
• Tijdens Geavanceerde RTH past de drone de vliegsnelheid automatisch aan de
omgevingsfactoren als windsnelheid en obstakels aan.
• De drone kan geen kleine of jne objecten zoals boomtakken of hoogspanningsleidingen
vermijden. Vlieg de drone to an openen gebied voor using RTH.
• Stel Geavanceerde RTH in als Preset als er hoogspanningslijnen of torens zijn die de
drone niet kan omzeilen op het RTH-pad. Zorg ervoor dat de RTH-hoogte hoger is
ingesteld dan alle obstakels.
• Als de RTH-instellingen tijdens RTH worden gewijzigd remt de drone en keert hij terug
naar de thuisbasis volgens de laatste instellingen.
• Als de maximale hoogte tijdens RTH naar lager dan de huidige hoogte is aangepast,
daalt de drone eerst naar de maximale hoogte en keert daarna terug naar de
thuisbasis.
• De RTH-hoogte kan tijdens RTH niet worden gewijzigd.
• Als er een groot verschil is tussen de huidige hoogte en de RTH-hoogte, kan de
gebruikte hoeveelheid accuvermogen niet nauwkeurig worden berekend vanwege
het verschil in windsnelheid op verschillende hoogtes. Besteed extra aandacht aan de
accuvoedingsberichten en waarschuwingsmeldingen in DJI Fly.
• Tijdens Geavanceerde RTH gaat de drone over op vooraf ingesteld RTH, als de
lichtomstandigheden en de omgeving ongeschikt worden voor de zichtsystemen. In
dit geval kan de drone de obstakels niet omzeilen. Er moet een geschikte RTH-hoogte
worden ingesteld voordat de RTH wordt ingevoerd.
• Wanneer het signaal van de afstandsbediening tijdens Geavanceerde RTH normaal
is, kan de pitchstick worden gebruikt om de vliegsnelheid te regelen. De oriëntatie en
hoogte kunnen echter niet worden geregeld en de drone kan niet worden bestuurd om
naar links of rechts te vliegen. Als u de pitchstick voortdurend indrukt om te versnellen,
neemt het stroomverbruik van de accu toe. De drone kan geen obstakels omzeilen als
de vliegsnelheid de effectieve detectiesnelheid overschrijdt. Wanneer u voorwaarts
vliegt in RTH, remt de drone, blijft het op zijn plaats zweven en verlaat het RTH als de
pitchstick helemaal naar beneden wordt geduwd. De drone kan worden bestuurd nadat
de pitchstick is losgelaten.
• Als de drone de hoogtelimiet van de huidige locatie van de drone of van de thuisbasis
bereikt terwijl deze stijgt tijdens vooraf ingestelde RTH, stopt de drone met stijgen en
keert terug naar de thuisbasis op de huidige hoogte. Let tijdens RTH op vliegveiligheid.
• Als de thuisbasis zich binnen de hoogtezone bevindt, maar de drone niet, zal de drone
bij het bereiken van de hoogtezone dalen tot onder de hoogtelimiet, die lager kan zijn
dan de ingestelde RTH-hoogte. Vlieg voorzichtig.
• De drone omzeilt alle GEO-zones die worden aangetroffen wanneer het naar voren
vliegt tijdens Geavanceerde RTH. Vlieg voorzichtig.
• De drone verlaat RTH als de omgeving te complex is om RTH te voltooien, zelfs als de
zichtsystemen goed werken.
• Als de OcuSync-videotransmissie wordt belemmerd en de verbinding wordt verbroken,
kan de drone alleen gebruik maken van de 4G-connectiviteit van Verbeterde
transmissie. Aangezien er grote obstakels op de RTH-route kunnen zijn, zal de RTHroute, om de veiligheid tijdens RTH te garanderen, de vorige vliegroute als referentie
nemen. Let bij het gebruik van Verbeterde transmissie extra op de batterijstatus en de
RTH-route op de kaart.
De Landings Bescherming wordt geactiveerd tijdens RTH.
Wanneer de drone begint te landen, wordt landingsbescherming ingeschakeld.
1. Tijdens landingsbescherming zal de drone automatisch een geschikte landingsplaats
detecteren en voorzichtig landen.
2. Als de grond ongeschikt voor de landing wordt bevonden, blijft de drone in de lucht en
wacht deze op bevestiging van de piloot.
3. Als de landingsbeveiliging niet operationeel is, geeft DJI Fly een landingsmelding weer
wanneer de drone tot onder de 0,5 meter van de grond daalt. Tik op bevestigen of duw de
gasjoystick helemaal naar beneden en houd deze één seconde vast, waarna de drone landt.
Precisielanding
De drone scant automatisch en probeert tijdens RTH de onderstaande terreinkenmerken te
koppelen. De drone landt wanneer het huidige terrein overeenkomt met de thuisbasis. Er
verschijnt een melding in DJI Fly als de koppeling van het terrein mislukt.
• Tijdens precisielanding wordt landingsbescherming geactiveerd.
• De goede werking van de precisielanding is afhankelijk van de volgende voorwaarden:
a. De thuisbasis moet bij het opstijgen worden vastgelegd en mag tijdens de
vlucht niet worden gewijzigd. Anders heeft de drone geen gegevens over de
terreineigenschappen van de thuisbasis.
b. Tijdens de start moet de drone verticaal ten minste 7 m stijgen alvorens horizontaal
te bewegen.
c. De terreinkenmerken van de thuisbasis moeten grotendeels ongewijzigd blijven.
d. De terreineigenschappen van de thuisbasis moeten voldoende onderscheidend zijn.
Terreinen zoals besneeuwde velden zijn niet geschikt.
e. De lichtomstandigheden mogen niet te helder of te donker zijn.
• Tijdens een precisielanding zijn de volgende acties beschikbaar:
a. Druk de gashendel omlaag om de landing te versnellen.
b. Het bewegen van een andere joystick los van de gasjoystick, wordt beschouwd als
het opgeven van Precisielanding. Nadat de joysticks zijn losgelaten, landt de drone
verticaal. Landingsbescherming is in dit geval nog steeds van kracht.
Zichtsystemen en driedimensionaal infrarooddetectiesysteem
De DJI Air 3 is uitgerust met zowel een omnidirectioneel zichtsysteem (vooruit, achteruit, lateraal,
omhoog), het neerwaarts zichtsysteem en het driedimensionale infrarooddetectiesysteem, dat
positionering en omnidirectionele obstakeldetectie mogelijk maakt.
Het omnidirectionele zichtsysteem bestaat uit vier camera's die zich aan de voor- en achterkant
van de drone bevinden. Het systeem voor neerwaarts zicht bestaat uit twee camera's die
zich aan de onderkant van de drone bevinden. De zichtsystemen detecteren obstakels door
beeldbereik.
Het driedimensionale infrarooddetectiesysteem aan de onderkant van de drone bestaat
uit een driedimensionale infraroodzender en een ontvanger. Het driedimensionale
infrarooddetectiesysteem helpt de drone de afstand tot obstakels en de afstand tot de grond te
beoordelen en de positie van de drone samen met het systeem voor neerwaarts zicht te berekenen.
Het driedimensionale infraroodsensorsysteem voldoet aan de veiligheidseisen voor het menselijk
oog voor laserproducten van klasse 1.
Bovendien kan het hulplicht aan de onderkant van de drone het neerwaartse zichtsysteem
ondersteunen. Het wordt standaard automatisch ingeschakeld in omgevingen met weinig licht
wanneer de vlieghoogte minder dan 5 meter bedraagt. Gebruikers kunnen het ook handmatig
in- of uitschakelen in DJI Fly. Telkens wanneer de drone opnieuw wordt opgestart, keert het
hulplicht terug naar de standaardinstelling Automatisch.
Omnidirectioneel zichtsysteem
Hulplicht
Neerwaarts zichtsysteem
Driedimensionaal
infrarooddetectiesysteem
Omnidirectioneel
zichtsysteem
Detectiebereik
Voorwaarts zichtsysteem
Achterwaarts zichtsysteem
Systeem voor lateraal zicht
Opwaarts zichtsysteem
[1]
Neerwaarts zichtsysteem
Driedimensionaal
infrarooddetectiesysteem
[1] Het omnidirectionele zichtsysteem kan obstakels in horizontale richtingen en daarboven detecteren.
De positioneringsfunctie van het neerwaartse zichtsysteem is van toepassing wanneer GNSSsignalen niet beschikbaar of zwak zijn. Deze functie wordt automatisch ingeschakeld in de
Normale stand of Cine-modus.
Het omnidirectionele zichtsysteem wordt automatisch geactiveerd wanneer de drone in de
Normale stand of Cine-modus staat en het vermijden van obstakels is ingesteld op Bypass of
Rem in DJI Fly. Het omnidirectionele zichtsysteem werkt het best bij voldoende verlichting en
duidelijk gemarkeerde of gestructureerde obstakels. Vanwege de traagheid moeten gebruikers
de drone remmen binnen een redelijke afstand.
Zichtpositionering en detectie van obstakels kunnen worden uitgeschakeld in Systeeminstellingen
> Veiligheid > Geavanceerde veiligheidsinstellingen in DJI Fly.
• Let op de vliegomgeving. De zichtsystemen en het driedimensionale infrarooddetectiesysteem
werken alleen in bepaalde scenario's en kunnen de menselijke controle en beoordeling niet
vervangen. Let tijdens een vlucht altijd op de omgeving en op de waarschuwingen in DJI Fly.
Neem te allen tijde de verantwoordelijkheid voor de drone en houd er de controle over.
• Zichtpositionering en obstakeldetectie zijn alleen beschikbaar wanneer u handmatig
vliegt en zijn niet beschikbaar in modi zoals RTH, automatische landing en Intelligent
Flight Mode.
• Wanneer zichtpositionering en obstakeldetectie zijn uitgeschakeld, vertrouwt de
drone alleen op GNSS om te zweven, omnidirectionele obstakeldetectie is niet
beschikbaar en de drone vertraagt niet automatisch tijdens afdaling dicht bij de
grond. Extra voorzichtigheid is vereist wanneer zichtpositionering en obstakeldetectie
zijn uitgeschakeld. Zichtpositionering en obstakeldetectie kunnen tijdelijk worden
uitgeschakeld in wolken en mist of wanneer een obstakel wordt gedetecteerd bij
het landen. Houd zichtpositionering en obstakeldetectie ingeschakeld in normale
vluchtscenario's. Zichtpositionering en obstakeldetectie zijn standaard ingeschakeld na
het herstarten van de drone.
• De neerwaartse zichtsystemen werken het beste wanneer de drone op een hoogte van
0,5 tot 30 meter vliegt als er geen GNSS beschikbaar is. Extra voorzichtigheid is geboden
als de hoogte van de drone meer dan 30 m bedraagt, aangezien de zichtsystemen
kunnen worden beïnvloed.
• In omgevingen met weinig licht bereiken de zichtsystemen mogelijk geen optimale
positioneringsprestaties, zelfs niet als het hulplicht is ingeschakeld. Vlieg voorzichtig als
het GNSS-signaal zwak is in dergelijke omgevingen.
• Het neerwaartse zichtsysteem werkt mogelijk niet goed als de drone in de buurt van
water vliegt. Daarom is het mogelijk dat de drone bij de landing niet in staat is om actief
water eronder te vermijden. Het wordt aanbevolen om te allen tijde de vluchtbesturing
in stand te houden, een redelijk oordeel te vormen op basis van de omgeving en niet te
veel te vertrouwen op het neerwaartse zichtsysteem.
• De zichtsystemen kunnen grote framestructuren met frames en kabels zoals
torenkranen, hoogspanningsmasten, hoogspanningslijnen, tuibruggen en hangbruggen
niet nauwkeurig identiceren.
• De zichtsystemen kunnen niet goed functioneren in de buurt van oppervlakken zonder
duidelijke variaties in patroon of waar het licht te zwak of te sterk is. De zichtsystemen
kunnen in de volgende situaties niet goed functioneren:
a. Bij het vliegen in de buurt van oppervlakken die uit één kleur bestaan (bijv. volkomen
zwart, wit, rood of groen).
b. Bij het vliegen in de buurt van oppervlakken met hoge reectie.
c. Bij het vliegen in de buurt van water of transparante oppervlakken.
d. Bij het vliegen in de buurt van bewegende oppervlakken of objecten.
e. Bij het vliegen in een gebied waarin de verlichting vaak of snel verandert.
f. Bij het vliegen in de buurt van extreem donkere (<10 lux) of heldere (>40,000 lux)
oppervlakken.
g. Bij het vliegen in de buurt van oppervlakken die infraroodgolven sterk reecteren of
absorberen (bijv. spiegels).
h. Bij het vliegen in de buurt van oppervlakken zonder duidelijke patronen of texturen.
i. Bij het vliegen in de buurt van oppervlakken met identiek herhalende patronen of
structuren (bijvoorbeeld tegels met hetzelfde ontwerp).
j. Bij het vliegen in de buurt van obstakels met kleine oppervlakken (bijv. takken van
bomen en hoogspanningslijnen).
• Zorg dat de sensoren altijd schoon zijn. Bekras of manipuleer de sensoren NIET.
Gebruik de drone NIET in stoge of vochtige omgevingen.
• Camera's van het zichtsysteem moeten mogelijk worden gekalibreerd nadat de drone
voor een langere periode is opgeslagen. Er verschijnt een melding in DJI Fly en de
kalibratie wordt automatisch uitgevoerd.
• Vlieg NIET als het regent, mistig is of als het zicht minder is dan 100 m.
• Controleer vóór elke keer opstijgen het volgende:
a. Zorg dat er geen stickers of andere obstakels op het glas van de sensoren van de
infrarooddetectiesystemen en zichtsystemen zitten.
b. Gebruik een zachte doek als er vuil, stof of water op het glas van de zichtsystemen en
het infrarooddetectiesysteem zit. Gebruik GEEN alcoholhoudend reinigingsproduct.
c. Neem contact op met de DJI Support als de lenzen van de infrarooddetectie- of
zichtsystemen beschadigd zijn.
• Blokkeer het infrarooddetectiesysteem en de zichtsystemen NIET.
Advanced Pilot Assistance Systems (APAS)
De functie Advanced Pilot Assistance Systems (APAS) is beschikbaar in de Normale stand en
Cine-modus. Wanneer APAS is ingeschakeld, blijft de drone reageren op opdrachten en plant
het zijn route op basis van beide joystick-opdrachten en de vliegomgeving. APAS maakt het
gemakkelijker om obstakels te omzeilen en vloeiender beeldmateriaal te verkrijgen. Het levert
ook een betere vliegervaring op.
Blijf de joysticks in een richting bewegen. De drone zal de obstakels omzeilen door boven,
onder, of links of rechts van het obstakel te vliegen. De drone kan ook reageren op de input van
de joystick terwijl het obstakels omzeilt.
Wanneer APAS is ingeschakeld, kan de drone worden gestopt door op de vliegpauzeknop op
de afstandsbediening te drukken. De drone remt en blijft drie seconden zweven en wacht op
verdere opdrachten van de piloot.
Om APAS in te schakelen, opent u DJI Fly. U gaat naar Instellingen > Veiligheid waarna u APAS
inschakelt door Bypass te selecteren. Selecteer de modus Normaal of Nifty wanneer u Bypass
gebruikt. De drone is uitgerust met de nifty-modus en kan sneller, soepeler en dichter bij
obstakels vliegen, waardoor betere beelden worden verkregen en obstakels worden omzeilt.
Het risico om tegen obstakels aan te botsen zal echter toenemen. Vlieg voorzichtig.
Nifty-modus kan niet normaal werken in de volgende situaties:
1. Wanneer de oriëntatie van de drone verandert wanneer deze snel in de buurt van obstakels
vliegt.
2. Wanneer u met hoge snelheid door smalle obstakels zoals luifels of struiken vliegt.
3. Wanneer u vliegt in de buurt van obstakels die te klein zijn om te detecteren.
4. Wanneer u met de propellerbescherming vliegt.
Landingsbescherming
De landingsbescherming wordt geactiveerd als de hindernissenvermijding is ingesteld op
Bypass of Break en de gebruiker de gashendel naar beneden trekt om de drone te laten landen.
De landingsbescherming wordt ingeschakeld wanneer de drone begint te landen.
• Tijdens Landingsbescherming detecteert de drone automatisch of een gebied geschikt is om
te landen en vervolgens landt de drone.
• Indien wordt vastgesteld dat de grond niet geschikt is om te landen, blijft de drone zweven
zodra deze tot 0,8 m boven de grond daalt. Trek de gasjoystick minstens vijf seconden naar
beneden en de drone landt zonder obstakels te detecteren.
• Zorg ervoor dat u APAS gebruikt wanneer de zichtsystemen beschikbaar zijn. Zorg
ervoor dat er zich geen mensen, dieren, objecten met een klein of jn oppervlak (bijv.
boomtakken) of transparante objecten (bijv. glas of water) bevinden langs de gewenste
vliegroute.
• Zorg ervoor dat APAS wordt gebruikt wanneer de neerwaartse zichtsystemen
beschikbaar zijn of het GNNS-signaal sterk is. APAS werkt mogelijk niet goed als de
drone boven water of een besneeuwd gebied vliegt.
• Wees extra voorzichtig bij het vliegen in extreem donkere (<300lux) of heldere
(>10,000lux) omgevingen.
• Houd DJI Fly in de gaten en zorg dat APAS normaal werkt.
• APAS functioneert mogelijk niet goed wanneer de drone in de buurt van de
vluchtlimieten of in een GEO-zone vliegt.
Zichthulp
De zichthulpweergave, aangedreven door het horizontale zichtsysteem, verandert de
horizontale snelheidsrichting (vooruit, achteruit, links en rechts) om gebruikers te helpen bij
het navigeren en observeren van obstakels tijdens de vlucht. Veeg naar links op de attitudeindicator, naar rechts op de minikaart, of tik op het pictogram in de rechterbenedenhoek van de
houdingsindicator om over te schakelen naar de zichthulpweergave.
• Bij gebruik van zichthulp kan de kwaliteit van de videotransmissie lager zijn vanwege de
bandbreedtelimieten voor de transmissie, de prestaties van de mobiele telefoon of de
resolutie voor de videotransmissie van het scherm op de afstandsbediening.
• Het is normaal dat propellers in het zichthulpweergave verschijnen.
• Zichtweergave mag alleen ter referentie worden gebruikt. Glazen wanden en kleine
voorwerpen zoals boomtakken, elektrische kabels en vliegerkoorden kunnen niet
nauwkeurig worden weergegeven.
• Zichthulp is niet beschikbaar wanneer de drone niet is opgestegen of wanneer het
videotransmissiesignaal zwak is.
Zichthulpweergaverichting
Horizontale snelheid
van de drone
Samenvouwen
Horizontale snelheid van
de drone
Zichthulpweergaverichting
Overschakelen naar de
minikaart
Max.
Vergrendeld
Overschakelen
naar de minikaart
De richting van de lijn geeft de huidige horizontale richting
van de drone aan en de lengte van de lijn geeft de horizontale
snelheid van de drone aan.
Geeft de richting van de zichthulpweergave aan. Tik en houd
ingedrukt om de richting te vergrendelen.
Tik op om van zichthulpweergave over te schakelen naar de
minikaart.
• Wanneer de richting niet in een bepaalde richting is vergrendeld, schakelt de zichthulpweergave
automatisch over naar de huidige vliegrichting. Tik op een andere richtingspijl om de richting
van de zichthulpweergave gedurende drie seconden te wijzigen voordat u terugkeert naar het
zicht van de huidige horizontale vliegrichting.
• Wanneer de richting is vergrendeld in een specifieke richting, tik op een andere
richtingspijl om de richting van de zichthulpweergave gedurende drie seconden te
wijzigen voordat u terugkeert naar de huidige horizontale vliegrichting.
Tik om de zichthulpweergave te minimaliseren.
Tik om de zichthulpweergave te maximaliseren.
Geeft aan dat de richting van de zichthulpweergave is
vergrendeld. Tik om de vergrendeling te annuleren.
Botswaarschuwing
Wanneer een obstakel in de huidige weergaverichting wordt gedetecteerd, toont de
zichthulpweergave een botswaarschuwing. De kleur van de waarschuwing wordt bepaald door
de afstand tussen het obstakel en de drone.
Kleur botswaarschuwingAfstand tussen de drone en het obstakel
Geel2,2-5 m
Rood≤2,2 m
• Het gezichtsveld van de zichthulp in alle richtingen is ongeveer 70°. Het is normaal om
tijdens een botswaarschuwing geen obstakels in het gezichtsveld te zien.
• De botswaarschuwing wordt niet geregeld door de schakelaar Radarkaart weergeven
en blijft zichtbaar, zelfs wanneer de radarkaart is uitgeschakeld.
• Er verschijnt alleen een botsingswaarschuwing wanneer de zichthulpweergave in het
kleine venster wordt weergegeven.
Vluchtgegevens, waaronder vluchttelemetrie, statusinformatie over de drone en andere
parameters worden automatisch opgeslagen op de ingebouwde datarecorder van de drone. De
gegevens zijn toegankelijk met behulp van DJI Assistant 2 (Drones voor consumenten).
Propellers
Er zijn twee soorten DJI Air 3 Low-Noise-propellers met snelkoppeling die ontworpen zijn om
in verschillende richtingen te draaien. Markeringen geven aan welke propellers aan welke
motoren moeten worden bevestigd. Zorg ervoor dat de propeller en de motor overeenkomen
volgens de instructies.
De propellers bevestigen
Er zitten twee typen propellers in het pakket van DJI Air 3, namelijk propellers A en propellers
B. De verpakking van de twee typen propellers is respectievelijk gelabeld met A en B, samen
met de afbeeldingen van de installatieplaats. Bevestig propellers A met grijze cirkelmarkeringen
aan de motoren met grijze markeringen. Bevestig op dezelfde manier propellers B zonder
markeringen aan de motoren zonder markeringen. Houd de motor met een hand vast, druk de
propeller naar beneden met de andere hand en draai in de richting / die op de propeller is
aangegeven tot deze naar boven komt en vastklikt. Klap de propellerbladen open.
Druk de propellers naar beneden op de motoren en draai ze in de ontgrendelstand.
• De propellerbladen zijn scherp. Ga voorzichtig te werk.
• Gebruik alleen officiële propellers van DJI. Gebruik GEEN verschillende soorten
propellers door elkaar.
• Propellers zijn verbruiksgoederen. Koop indien noodzakelijk extra propellers.
• Controleer vóór elke vlucht of de propellers en motoren stevig en correct gemonteerd
zijn.
• Controleer vóór elke vlucht of de propellers in goede staat zijn. Gebruik GEEN
verouderde, beschadigde of gebroken propellers.
• Blijf op afstand van de roterende propellers en motoren om letsel te voorkomen.
• Plaats de drone tijdens vervoer of opslag op de juiste manier om te voorkomen dat de
propellers beschadigd raken. Knijp of buig de propellers NIET. Als propellers beschadigd
zijn, kunnen de vliegprestaties worden beïnvloed.
• Controleer of de motoren stevig gemonteerd zijn en soepel draaien. Laat de drone
onmiddellijk landen als een motor vastgelopen is en niet meer vrij kan draaien.
• Probeer de constructie van de motoren NIET te wijzigen.
• Raak de motoren NIET aan en laat handen en lichaamsdelen niet in contact komen met
de motoren na de vlucht omdat deze heet kunnen zijn.
• Blokkeer de ventilatiegaten in de motoren of het chassis van de drone NIET.
• Controleer of de ESC’s normaal klinken wanneer deze worden ingeschakeld.
Intelligent Flight Battery
De DJI Air 3 Intelligent Flight Battery is een 14,76 V, 4,241 mAh accu met slimme laad- en
ontlaadfunctionaliteit.
Eigenschappen van de accu
1. Weergave accuniveau: de leds voor het accuniveau geven het huidige accuniveau aan.
2. Functie voor automatisch ontladen: om zwelling te voorkomen, ontlaadt de accu
automatisch tot 96% van het accuniveau wanneer deze drie dagen niet wordt gebruikt en
tot 60% van het accuniveau wanneer deze negen dagen niet wordt gebruikt. Het is normaal
dat u een matige warmte uit de accu voelt komen tijdens het ontladen ervan.
3. Uitgebalanceerd opladen: tijdens het opladen worden de spanningen van de accucellen
automatisch in balans gehouden.
4. Bescherming tegen overladen: het opladen stopt automatisch wanneer de accu volledig is
opgeladen.
5. Temperatuurdetectie: om schade te voorkomen, wordt de accu alleen opgeladen wanneer
de temperatuur tussen 5 °C en 40 °C ligt.
6. Overstroombeveiliging: de accu stopt met laden als er een te hoge stroom wordt gedetecteerd.
7. Beveiliging tegen overmatige ontlading: het ontladen stopt automatisch om te voorkomen
dat de accu te ver wordt ontladen wanneer de accu niet wordt gebruikt. De beveiliging
tegen overmatige ontlading is niet ingeschakeld wanneer de accu in gebruik is.
8. Kortsluitbeveiliging: de stroomvoorziening wordt automatisch onderbroken als er kortsluiting
wordt gedetecteerd.
9. Bescherming tegen beschadiging van de accucel: de app geeft een waarschuwing weer
wanneer een beschadigde accucel wordt gedetecteerd.
10. Slaapstand: de accu wordt na 5 tot 20 seconden van inactiviteit uitgeschakeld om energie te
besparen. Als het accuniveau minder is dan 5%, schakelt de accu over naar de slaapstand
om overmatige ontlading te voorkomen na zes uur inactiviteit. In de slaapstand branden de
LED's voor het accuniveau niet wanneer de aan/uit-knop wordt ingedrukt. Laad de accu op
om het uit de slaapstand te halen.
11. Communicatie: informatie over de spanning, capaciteit en stroom van de accu wordt naar
de drone verzonden.
12. Onderhoudsinstructies: de accu controleert automatisch de spanningsverschillen tussen
accucellen en beslist of onderhoud vereist is. Als er onderhoud vereist is, knipperen de vier
LED's voor het accuniveau twee keer per seconde en twee seconden wanneer de gebruiker
op de aan/uit-knop drukt om het accuniveau te controleren. In dit geval, als de accu in de
drone wordt geplaatst en wordt ingeschakeld, kan de drone niet opstijgen en verschijnt er
een melding voor onderhoud in DJI Fly. Als de LED's voor het accuniveau knipperen voor
onderhoud of als het onderhoudsbericht verschijnt in DJI Fly, volgt u het bericht om de
accu volledig op te laden en laat u deze vervolgens 48 uur rusten. Als de accu na twee keer
onderhoud nog steeds niet werkt, neem dan contact op met DJI Support.
• Raadpleeg vóór gebruik de disclaimer en de veiligheidsrichtlijnen en de stikkers
op de accu. De gebruiker neemt de volledige verantwoordelijkheid voor eventuele
overtredingen van de op het etiket vermelde veiligheidseisen.
Het gebruik van de accu
Het accuniveau controleren
Druk eenmaal op de aan/uit-knop om het accuniveau te controleren wanneer de accu
uitgeschakeld is.
De ledlampjes voor het accuniveau geven het energieniveau van de accu aan tijdens het
ontladen. De statussen van de ledlampjes worden hieronder gedenieerd:
: Led brandt : Led knippert :
Ledlampje is uit
LED1LED2LED3LED4Accuniveau
88%-100%
76%-87%
63%-75%
51%-62%
38%-50%
26%-37%
13%-25%
0%-12%
Aan- en uitzetten
Druk op de aan/uit-knop en druk dan nog eens en houd deze vervolgens twee seconden
ingedrukt om de batterij in of uit te schakelen. De ledlampjes voor het accuniveau geven het
accuniveau weer wanneer de accu wordt ingeschakeld. De ledlampjes voor het accuniveau gaan
uit wanneer de accu wordt uitgeschakeld.
Melding lage temperatuur
1. De accucapaciteit wordt aanzienlijk minder bij vliegen bij lage temperaturen van -10 °C tot 5 °C.
Het wordt aanbevolen om de drone een tijdje op zijn plaats te laten zweven om de accu op
te warmen. Zorg vóór het gebruik van de drone dat de accu volledig is opgeladen.
2. Accu's kunnen niet worden gebruikt in omgevingen met een extreem lage temperatuur, die
lager is dan -10 °C.
3. Beëindig de vlucht in omgevingen met lage temperaturen zodra DJI Fly de waarschuwing
voor laag accuniveau weergeeft.
4. Voor optimale prestaties moet de temperatuur van de accu boven 20 °C worden gehouden.
5. De verminderde accucapaciteit in een lage omgevingstemperatuur vermindert de
windbestendigheid van de drone. Vlieg voorzichtig.
6. Wees extra voorzichtig wanneer u op een hoog zeeniveau met een lage temperatuur vliegt.
De accu opladen
Laadt de accu vóór elke gebruik volledig op. Het wordt aanbevolen om de door DJI
geleverde oplaadapparaten te gebruiken, zoals de DJI Air 3 accuoplaadhub, DJI 100W USB-C
voedingsadapter, DJI 65W draagbare oplader of andere USB-voedingsladers. Bezoek de ociële
online winkel van DJI voor meer informatie over ociële oplaadapparaten van DJI.
Een lader gebruiken
1. Sluit een oplader aan op een wisselstroomvoeding (100-240 V, 50/60 Hz; gebruik een
stroomkabel met geschikte specificaties voor het opladen en gebruik indien nodig een
voedingsadapter).
2. Sluit de drone aan op de oplader met behulp van de acculaadkabel met de accu
uitgeschakeld.
3. De ledlampjes voor het accuniveau geven tijdens het opladen het huidige accuniveau weer.
4. De accu is volledig opgeladen wanneer alle ledlampjes voor het accuniveau uit zijn. Koppel
de lader los wanneer de accu volledig opgeladen is.
• Laad een Intelligent Flight Battery NIET direct na het vliegen op omdat deze te heet kan
zijn. Wacht tot de accu is afgekoeld tot kamertemperatuur voordat u deze weer oplaadt.
• De oplader stopt met opladen van de accu als de celtemperatuur niet binnen 5 °C tot
40 °C is. De ideale temperatuur om op te laden is van 22 °C tot 28 °C.
• Laad de accu ten minste éénmaal per drie maanden volledig op, om ervoor te zorgen
dat de accu in goede staat blijft.
• Het wordt aanbevolen om de accu's voor transport tot 30% of minder te ontladen. Dit
kan worden gedaan door de drone naar buiten te vliegen totdat er minder dan 30%
accuniveau over is.
De onderstaande tabel toont de statussen van de ledlampjes voor het accuniveau tijdens het
opladen.
LED1LED2LED3LED4Accuniveau
0%-50%
51%-75%
76%-99%
100%
Gebruik van de oplaadhub
Ga naar de onderstaande link om de instructievideo's voor de DJI Air 3 accu-oplaadhub te
bekijken.
De DJI Air 3 accu-oplaadhub is ontworpen om maximaal drie Intelligent Flight Batteries op te
laden. Nadat de Intelligent Flight Batteries zijn geïnstalleerd, kan de oplaadhub via de USB-Cpoort stroom leveren aan externe apparaten, zoals afstandsbedieningen of mobiele telefoons.
De oplaadhub kan ook de functie voor het accumuleren van stroom gebruiken om het
resterende vermogen van meerdere accu's met een laag vermogen over te brengen naar de
accu met het hoogste resterende vermogen.
5
1. USB-C-connector
2. Statusled
1
2
3
4
3. Functieknop
4. Accu-ontgrendelknop
5. Accupoort
• De oplaadhub is alleen compatibel met de BWX233-4241-14.76 Intelligent Flight Battery.
Gebruik de oplaadhub NIET met andere accumodellen.
• Plaats de oplaadhub bij het opladen van een extern apparaat of het accumuleren van
stroom op een vlak en stabiel oppervlak met goede ventilatie. Zorg ervoor dat het
apparaat goed geïsoleerd is, om brandgevaar te voorkomen.
• Raak de metalen klemmen van de accupoorten NIET aan. Reinig de metalen klemmen
met een schone en droge doek als er vuil zichtbaar is.
• Zorg ervoor dat u de accu's met een laag accuvermogen op tijd oplaadt. Het wordt
aanbevolen om de accu's in de oplaadhub op te slaan. De oplaadhub controleert
automatisch het accuvermogen om de zeven dagen. Wanneer een accu een
vermogensniveau van 0% heeft, laadt de accu met een hoog vermogensniveau de accu
met een laag vermogensniveau op totdat het vermogen 5% bereikt om overmatige
ontlading te voorkomen.
Opladen van de Intelligent Flight Battery
1. Plaats de accu's in de oplaadhub totdat u een klik hoort.
2. Sluit de oplaadhub aan op een stopcontact met behulp van een oplader. Het wordt
aanbevolen om de DJI 100W USB-C-voedingsadapter te gebruiken. De Intelligent Flight
Battery met het hoogste vermogensniveau wordt als eerste opgeladen, daarna worden ze
opgeladen op volgorde van vermogensniveaus. De status-led geeft het batterijniveau aan
tijdens het laden. Raadpleeg Beschrijvingen van statusled voor meer informatie over de
knipperpatronen van de statusled.
3. De accu kan na het opladen in de oplaadhub worden opgeslagen. Houd de ontgrendelknop
van de accu ingedrukt om de bijbehorende accu uit de oplaadhub te verwijderen.
1. Plaats een of meer accu's in de oplaadhub. Sluit via de USB-C-poort een extern apparaat
aan, zoals een mobiele telefoon of afstandsbediening.
2. Druk op de functieknop en de statusled van de oplaadhub gaat continu groen branden. De
accu met het laagste vermogensniveau wordt als eerste ontladen, gevolgd door de overige
accu's die in volgorde worden ontladen.
3. Om het opladen van het externe apparaat te stoppen, koppelt u het externe apparaat los
van de oplaadhub.
• Als de resterende lading van een accu lager is dan 7%, kan de accu het externe apparaat
niet opladen.
Stroom accumuleren
1. Plaats meer dan één accu in de oplaadhub en houd de functieknop ingedrukt totdat de
statusled groen gaat branden. De statusled van de oplaadhub knippert groen en de lading
wordt overgebracht van de accu met het laagste vermogensniveau naar de accu met het
hoogste vermogensniveau.
2. Om de accumulatie van stroom te stoppen, houdt u de functieknop ingedrukt totdat de
statusled geel gaat branden. Druk na het stoppen van de accumulatie op de functieknop om
het vermogen van de accu's te controleren.
• Het accumuleren van stroom stopt automatisch in de volgende situaties:
a. De ontvangende accu is volledig opgeladen of het vermogen van de accu die levert
is lager dan 5%.
b. Er is een oplader of extern apparaat aangesloten op de oplaadhub of een accu
wordt in de oplaadhub geplaatst of eruit verwijderd tijdens het accumuleren van
stroom.
c. De accumulatie van stroom wordt gedurende meer dan 15 minuten onderbroken
vanwege een abnormale accutemperatuur.
• Laad de accu na accumulatie zo snel mogelijk op met het laagste vermogensniveau om
ontladen te voorkomen.
Beschrijvingen van statusleds
KnipperpatroonBeschrijving
—
Continu geel
Knippert groen
—
Continu groen
Knippert geel
—
Continu rood
De oplader is niet actief
De accu is aan het opladen of er wordt stroom geaccumuleerd
Alle accu's zijn volledig opgeladen of leveren voeding aan
externe apparaten
De temperatuur van de accu's is te laag of te hoog (geen
verdere actie nodig)
Voedings- of accufout (koppel de accu's of oplader los en
sluit ze opnieuw aan om het opladen te hervatten)
Mechanismen voor het beschermen van de accu
De leds voor het accuniveau kunnen meldingen over de accubescherming weergeven die door
abnormale oplaadomstandigheden worden geactiveerd.
Mechanismen voor het beschermen van de accu
LED1 LED2 LED3 LED4 KnipperpatroonStatus
LED2 knippert tweemaal per
seconde
LED2 knippert driemaal per
seconde
LED3 knippert tweemaal per
seconde
LED3 knippert driemaal per
seconde
LED4 knippert tweemaal per
seconde
LED4 knippert driemaal per
seconde
Als een van de beschermingsmechanismen van de accu geactiveerd is, trek dan de stekker
van de lader uit het stopcontact en sluit hem weer aan om het laden te hervatten. Als de
oplaadtemperatuur abnormaal is, wacht dan tot deze weer normaal is. De accu wordt
automatisch opnieuw opgeladen zonder dat de oplader hoeft te worden losgekoppeld en
aangesloten.
De Intelligent Flight Battery plaatsen
Plaats de Intelligent Flight Battery in het accuvak van de drone. Zorg ervoor dat de accu volledig
is geplaatst met een klikgeluid, wat aangeeft dat de accugespen stevig zijn bevestigd.
De Intelligent Flight Battery verwijderen
Druk op de accu-aansluitingen aan de zijkanten van de accu om deze uit het compartiment te
verwijderen.
1
2
• Plaats of verwijder de accu NIET terwijl de drone is ingeschakeld.
De 3-assige gimbal stabiliseert de camera zodat u heldere, stabiele foto's en video-opnamen
kunt maken. De gimbal heeft een kantelbereik van -90 tot +60 en een pan-bereik van -5° tot
+5°.
60°
-5°
-90°
0°
5°
Gebruik het gimbalwiel op de afstandsbediening om de kantelbeweging van de gimbal te
bedienen. U kunt ook doen via de cameraweergave in DJI Fly. Druk op het scherm totdat de
instelbalk van de gimbal verschijnt. Sleep de balk omhoog of omlaag om de kanteling te regelen
en naar links of rechts om de pan te bedienen.
Bedieningsstand voor de gimbal
Er zijn twee bedieningsstanden voor de gimbal beschikbaar. Schakel tussen de verschillende
bedieningsmodi in DJI Fly.
Volgmodus:
Gebruikers kunnen de kanteling van de gimbal aanpassen. Deze modus is geschikt voor het
maken van foto's.
FPV-modus:
van de drone om de vliegervaring te beleven alsof u zelf in de cockpit zit.
de kantelhoek van de gimbal blijft stabiel ten opzichte van het horizontale vlak.
als de drone vooruitvliegt wordt de gimbal gesynchroniseerd met de beweging
• Tik of klop NIET op de gimbal wanneer de drone is ingeschakeld. Laat de drone vanaf
een open en vlakke ondergrond opstijgen om de gimbal tijdens het opstijgen te
beschermen.
• Zorg er na het installeren van de groothoeklens voor dat de gimbal vlak en naar voren
gericht is voordat u opstijgt, zodat de drone de installatiestatus van de groothoeklens
correct kan detecteren. De gimbal is waterpas wanneer de drone wordt ingeschakeld.
Als de gimbal draait, centreer de gimbal dan als volgt met de afstandsbediening of DJI
Fly:
a. Tik op Gimbal opnieuw centeren op de pagina Instellingen > Bediening van DJI Fly.
b. Druk op de Fn-knop (DJI RC-N2) of de aanpasbare C1-knop (DJI RC 2) op de
afstandsbediening. De standaardfunctie is het centreren van de gimbal of het naar
beneden richten van de gimbal, wat kan worden aangepast.
• Pano- en asteroïdefuncties zijn niet beschikbaar nadat de groothoeklens is geïnstalleerd.
• Precisie-elementen in de gimbal kunnen beschadigd raken door een botsing of stoten,
waardoor de gimbal abnormaal zal functioneren.
• Zorg dat er geen stof of zand op de gimbal, met name in de motoren, terecht komt.
• Een gimbalmotor kan in de beschermingsmodus gaan als de gimbal wordt belemmerd
door andere objecten wanneer de drone op een ongelijke ondergrond of op gras wordt
gezet, of als de gimbal een buitensporige externe kracht ervaart, zoals tijdens een
botsing.
• Oefen GEEN externe kracht uit op de gimbal nadat de drone is ingeschakeld.
• Voeg GEEN extra lading anders dan een ociële accessoire toe aan de gimbal. Hierdoor
kan de gimbal abnormaal gaan functioneren en kan dit zelfs leiden tot blijvende
motorschade.
• Verwijder de gimbalbescherming voordat u de drone inschakelt. Bevestig de
glimbalbescherming wanneer de drone niet in gebruik is.
• Bij het vliegen in zware mist of wolken kan de gimbal nat worden, wat tot een tijdelijke
storing kan leiden. De gimbal herstelt zijn volledige functionaliteit als deze eenmaal
droog is.
Kenmerken van de camera
De DJI Air 3 beschikt over een systeem met twee camera's dat bestaat uit een groothoekcamera
en een middelgrote telecamera, geschikt voor verschillende opnamescenario's.
De groothoekcamera beschikt over een 1/1,3 inch CMOS-sensor met 48MP effectieve pixels.
Met een diafragma van f/1.7 en een equivalente brandpuntsafstand van 24 mm kan de
groothoekcamera fotograferen van 1 m tot oneindig. De camera kan 4K-video's van 60 bps en
foto's van 48MP maken en ondersteunt tot 3x zoom.
De middelgrote telecamera beschikt over een 1/1,3 inch CMOS-sensor met 48MP effectieve
pixels. Met een diafragma van f/2.8 en een equivalente brandpuntsafstand van 70 mm kan de
middelgrote telecamera fotograferen van 3 m tot oneindig. De camera kan 4K-video's van 60
bps en foto's van 48MP maken en ondersteunt tot 9x zoom.
• De cameralens NIET blootstellen in een omgeving met laserstralen, zoals een lasershow,
of de camera langdurig richten op sterke lichtbronnen, zoals de zon op een heldere
dag, om schade aan de sensor te vermijden.
• Zorg ervoor dat de temperatuur en de vochtigheid tijdens gebruik en opslag geschikt
zijn voor de camera.
• Gebruik om schade of een slechte beeldkwaliteit te voorkomen een lensreiniger voor
het schoonmaken van de lens.
• Blokkeer GEEN ventilatiegaten op de camera, want de warmte die vrijkomt kan het
toestel beschadigen en de gebruiker verwonden.
• De camera's stellen mogelijk niet correct scherp in de volgende situaties:
a. Opnemen van donkere objecten die ver weg zijn.
b. Opnemen van objecten met herhaalde identieke patronen en structuren of objecten
zonder duidelijke patronen of structuren.
c. Opnemen van glimmende of reecterende objecten (zoals straatverlichting en glas).
d. Opnemen van knipperende objecten.
e. Opnemen van snel bewegende objecten.
f. Wanneer de drone/gimbal snel beweegt.
g. Opnemen van objecten met verschillende afstanden in het scherpstelbereik.
Foto's en video's opslaan en exporteren
Foto's en video's opslaan
De DJI Air 3 heeft 8 GB ingebouwde opslag en ondersteunt het gebruik van een microSDkaart voor het opslaan van uw foto's en video's. Er is een SDXC of UHS-I microSD-kaart vereist
vanwege de snelle lees- en schrijfsnelheid die nodig is voor video-opnamen met hoge resolutie.
Raadpleeg het gedeelte ‘Technische gegevens’ voor meer informatie over de compatibiliteit van
aanbevolen microSD-kaarten.
Foto's en video's exporteren
• Gebruik QuickTransfer om de beelden naar een mobiel apparaat te exporteren.
• Sluit de drone aan op een computer met behulp van een datakabel, exporteer de beelden in
de ingebouwde opslag van de drone of op de microSD-kaart die op de drone is gemonteerd.
De drone hoeft tijdens het exportproces niet ingeschakeld te worden.
• Verwijder de microSD-kaart uit de drone, plaats deze in een kaartlezer en exporteer de
beelden op de microSD-kaart via de kaartlezer.
• Verwijder de microSD-kaart NIET uit de drone wanneer u foto's of video's maakt. Anders
kan de microSD-kaart beschadigd raken.
• Om de stabiliteit van het camerasysteem te waarborgen, zijn afzonderlijke videoopnamen beperkt tot 30 minuten.
• Controleer vóór gebruik de camera-instellingen om te controleren of ze correct zijn
gecongureerd.
• Maak een paar foto’s voordat u belangrijke foto’s of video’s gaat maken om te testen of
de camera correct werkt.
• Zorg ervoor dat u de drone correct uitschakelt. Anders worden de cameraparameters
niet opgeslagen en kunnen eventueel opgenomen video's worden beïnvloed. DJI is niet
verantwoordelijk voor het verlies veroorzaakt door een foto of video die is opgenomen
op een manier die niet door een machine leesbaar zijn.
De DJI Air 3 kan via wifi rechtstreeks verbinding maken met mobiele apparaten, waardoor
gebruikers foto's en video's van de drone naar het mobiele apparaat kunnen downloaden via
DJI Fly zonder dat ze de afstandsbediening hoeven te gebruiken. Gebruikers kunnen genieten
van snellere en gemakkelijkere downloads met een overdrachtssnelheid tot 30 MB/s.
Gebruik
Methode 1: het mobiele apparaat is niet verbonden met de
afstandsbediening
1. Zet de drone aan en wacht tot de zelfdiagnosetests van de drone voltooid zijn.
2. Zorg ervoor dat bluetooth en wi op het mobiele apparaat zijn ingeschakeld. Start DJI Fly en
er verschijnt een melding om verbinding te maken met de drone.
3. Tik op Verbinden. Eenmaal succesvol verbonden, kunnen de bestanden in de drone met
hoge snelheid worden benaderd en gedownload. Wanneer u het mobiele apparaat voor de
eerste keer op de drone aansluit, houdt u de QuickTransfer-knop twee seconden ingedrukt
om te bevestigen.
Methode 2: het mobiele apparaat wordt aangesloten op de afstandsbediening
1. Zorg ervoor dat de drone via de afstandsbediening is aangesloten op het mobiele apparaat
en dat de motoren uit zijn.
2. Schakel bluetooth en wi in op het mobiele apparaat.
3. Start DJI Fly, voer het afspelen in en tik op
drone te downloaden op hoge snelheid.
in de rechterbovenhoek om de bestanden in de
• De DJI RC 2 ondersteunt geen QuickTransfer.
• De maximale downloadsnelheid kan alleen worden bereikt in landen en regio's waar de
5,8 GHz-frequentie door wet- en regelgeving is toegestaan, bij gebruik van apparaten
die de 5,8 GHz-frequentieband en de wiverbinding ondersteunen, en in een omgeving
zonder interferentie of obstructie. Als 5,8 GHz niet is toegestaan volgens de lokale
regelgeving (zoals in Japan), ondersteunt het mobiele apparaat van de gebruiker de 5,8
GHz-frequentieband niet of als de omgeving ernstige interferentie heeft, dan gebruikt
QuickTransfer de 2,4 GHz-frequentieband en de maximale downloadsnelheid wordt
verlaagd tot 6 MB/s.
• Zorg ervoor dat bluetooth, wifi en locatieservice op het mobiele apparaat zijn
ingeschakeld voordat u QuickTransfer gebruikt.
• Bij gebruik van QuickTransfer is het niet nodig om het wiwachtwoord in te voeren op
de instellingenpagina van het mobiele apparaat om verbinding te maken. Start DJI Fly
en er verschijnt een melding om verbinding te maken met de drone.
• Gebruik QuickTransfer in een onbelemmerde omgeving zonder interferentie en blijf
uit de buurt van storingsbronnen zoals draadloze routers, bluetooth luidsprekers of
hoofdtelefoons.
In dit hoofdstuk staan de functies van
de afstandsbediening beschreven en
staan instructies over de besturing
van de drone en de bediening van de
camera.
De DJI RC 2-afstandsbediening biedt O4-videotransmissie bij gebruik met DJI Air 3 en werkt
op frequentiebanden van 2,4 GHz, 5,8 GHz en 5,1 GHz. Het is in staat om automatisch het
beste transmissiekanaal te selecteren en kan 1080p 60 fps HD livebeeld van de drone naar de
afstandsbediening verzenden op een afstand van maximaal 20 km (conform FCC-normen, en
gemeten in een groot open gebied zonder interferentie). De DJI RC 2 is uitgerust met een 5,5
inch touchscreen (1920×1080 pixelresolutie) en een breed scala aan bedieningselementen en
aanpasbare knoppen, zodat gebruikers de drone eenvoudig kunnen bedienen en de droneinstellingen op afstand kunnen wijzigen. De DJI RC 2 wordt geleverd met vele andere functies,
zoals ingebouwde GNSS (GPS+Galileo+BeiDou), Bluetooth en wi-verbinding.
De afstandsbediening heeft afneembare joysticks, ingebouwde luidsprekers, een interne opslag
van 32 GB en ondersteunt het gebruik van een microSD-kaart voor extra opslagbehoeften.
De ingebouwde 6,200 mAh 22,32 Wh accu levert de afstandsbediening een maximale bedrijfstijd
van drie uur.
• De 5.1 GHz-band kan alleen worden gebruikt in landen en regio's waar het is toegestaan
door lokale wet- en regelgeving.
Werking
Aan- en uitzetten
Druk één keer op de aan/uit-knop om het huidige accuniveau te controleren.
Druk eenmaal, druk vervolgens opnieuw, en houd ingedrukt om de afstandsbediening in of uit
te schakelen.
Sluit een oplader aan op de USB-C-poort op de afstandsbediening. Het duurt ongeveer 1 uur en
30 minuten om de afstandsbediening volledig op te laden (met een 9V/3A USB-lader).
De gimbal en camera bedienen
1.
Scherpstellings-/sluiterknop:
de knop helemaal in om een foto te maken.
2.
Opnameknop:
3.
Keuzeknop voor camerabediening:
druk eenmaal om de opname te starten of te stoppen.
passen. De draaiknopfunctie kan worden ingesteld om de brandpuntsafstand, LW, het
diafragma, de sluitertijd en ISO aan te passen.
4.
Gimbalwiel:
regel de kanteling van de gimbal.
druk de knop half in om de autofocus te activeren en druk
Er zijn drie voorgeprogrammeerde modi (modus 1, modus 2 en modus 3) beschikbaar en
aangepaste modi kunnen worden gedenieerd in de DJI Fly-app.
Modus 1
Modus 2
Modus 3
Vooruit
Achteruit
LinksafRechtsaf
Linker joystick
Linker joystickRechter joystick
Omhoog
Omlaag
LinksafRechtsaf
Vooruit
Rechter joystickLinker joystick
Rechter joystick
Omhoog
Omlaag
LinksRechts
Vooruit
Achteruit
LinksRechts
Omhoog
Achteruit
LinksRechts
Omlaag
LinksafRechtsaf
De standaard bedieningsmodus van de afstandsbediening is modus 2. In deze handleiding
wordt modus 2 als een voorbeeld gebruikt om te illustreren hoe de joysticks moeten worden
gebruikt.
• Stick neutraal/middenpunt: de joysticks bevinden zich in het midden.
• De joystick bewegen: de joystick wordt van de middenpositie weggeduwd.
of omlaag te bewegen verandert de hoogte van de
drone.
• Duw de joystick omhoog om te stijgen en omlaag
om te dalen.
• De drone zweeft op zijn plaats als de joystick in het
midden staat.
• Hoe verder de joystick van het midden wordt
weggeduwd, hoe sneller de drone van hoogte
verandert.
Gebruik de linker joystick om op te stijgen als de
motoren stationair draaien. Duw altijd voorzichtig
tegen de joystick om plotselinge en onverwachte
veranderingen in hoogte te voorkomen.
Gier-joystick (Jaw):
of rechts om de richting van de drone te veranderen.
• Duw de joystick naar links om de drone linksom te
laten draaien en naar rechts om de drone rechtsom
te laten draaien.
• De drone zweeft op zijn plaats als de joystick in het
midden staat.
• Hoe verder de joystick van het midden wordt
weggeduwd, hoe sneller de drone draait.
Kanteljoystick (Pitch):
neer te bewegen verandert de kanteling van de neus
van de drone.
• Duw de joystick omhoog om voorwaarts te vliegen,
en naar beneden om achterwaarts te vliegen.
• De drone zweeft op zijn plaats als de joystick in het
midden staat.
• Hoe verder de joystick van het midden wordt
weggeduwd, hoe sneller de drone beweegt.
Rolljoystick:
rechts te bewegen verandert de rolhoek van de drone.
• Duw de joystick naar links om naar links te vliegen
en naar rechts om naar rechts te vliegen.
• De drone zweeft op zijn plaats als de joystick in het
midden staat.
• Hoe verder de joystick van het midden wordt
weggeduwd, hoe sneller de drone beweegt.
Selecteer de gewenste vliegmodus met de schakelaar.
PositieVliegmodus
SSportmodus
NNormale modus
CCinemodus
CNS
Vliegpauzeknop/RTH-knop
Druk eenmaal op deze knop om de drone te laten remmen en op zijn plaats te laten zweven.
Houd de knop ingedrukt totdat de afstandsbediening piept en RTH start. De drone keert terug
naar de laatst geregistreerde thuisbasis. Druk nogmaals op deze knop om RTH te annuleren en
neem de controle over de drone terug.
Aanpasbare knoppen
Ga naar Instellingen in DJI Fly en selecteer Bediening om de functies van de aanpasbare
knoppen C1 en C2 aan te passen.
Rood knipperendHet accuniveau van de drone is laag.
—
Continu groenVerbonden met de drone.
Blauw knipperend De afstandsbediening is gekoppeld aan een drone.
—
Continu geelFirmware-update mislukt.
—
Continu blauwFirmware-update succesvol.
Geel knipperendHet accuniveau van de afstandsbediening is laag.
Cyaan knipperend Joysticks niet gecentreerd.
Ledlampjes voor accuniveau
KnipperpatroonAccuniveau
76%-100%
51%-75%
26%-50%
0%-25%
Waarschuwing afstandsbediening
De afstandsbediening piept als er een fout of waarschuwing is. Let op wanneer er meldingen op
het touchscreen of in DJI Fly verschijnen. Schuif omlaag vanaf de bovenkant van het scherm en
selecteer Dempen om alle waarschuwingen uit te schakelen, of schuif de volumebalk naar 0 om
sommige waarschuwingen uit te schakelen.
De afstandsbediening geeft tijdens de RTH een waarschuwingssignaal. De waarschuwing
kan niet worden geannuleerd. De afstandsbediening geeft een waarschuwing wanneer het
accuniveau van de afstandsbediening laag is (6 tot 10%). Een waarschuwing voor een laag
accuniveau kan worden geannuleerd door op de aan/uit-knop te drukken. De waarschuwing
voor kritiek accuniveau die wordt geactiveerd wanneer het accuniveau minder dan 5% bedraagt,
kan niet worden geannuleerd.
Optimaal zendgebied
Het signaal tussen de drone en de afstandsbediening is het meest betrouwbaar wanneer de
antennes zoals hieronder is geïllustreerd ten opzichte van de drone zijn geplaatst.
Het optimale zendbereik is wanneer de antennes naar de drone zijn gericht en de hoek tussen
de antennes en de achterkant van de afstandsbediening 180° of 270° bedraagt.
• Gebruik GEEN andere draadloze apparaten die met dezelfde frequentie werken als de
afstandsbediening. Anders ondervindt de afstandsbediening interferentie.
• Er verschijnt een melding in DJI Fly als het transmissiesignaal tijdens de vlucht zwak is.
Pas de antennes aan zodat de drone binnen het optimale zendbereik is
Koppelen van de afstandsbediening
Wanneer de afstandsbediening samen met een drone als combo wordt aangeschaft, is deze al
aan de drone gekoppeld. Zo niet, volg dan de onderstaande stappen om de afstandsbediening
en de drone te koppelen na activering.
1. Schakel de drone en de afstandsbediening in.
2. Start DJI Fly.
3. Tik in cameraweergave op
drone. Tijdens het koppelen knippert de statusled van de afstandsbediening blauw en geeft
de afstandsbediening een pieptoon.
4. Houd de aan/uit-knop van de drone langer dan vier seconden ingedrukt. De drone piept
twee keer na een korte pieptoon en de leds voor het accuniveau knipperen achtereenvolgens
om aan te geven dat het gereed is om te koppelen. De afstandsbediening piept twee keer en
de statusled brandt continu groen om aan te geven dat het koppelen is gelukt.
en selecteer Bediening en vervolgens Opnieuw koppelen met
• Zorg dat de afstandsbediening tijdens het koppelen niet meer dan 0,5 meter van de
drone verwijderd is.
• De afstandsbediening zal zelf de koppeling met een drone opheen als er een nieuwe
afstandsbediening met dezelfde drone wordt gekoppeld.
• Schakel Bluetooth en wi uit voor optimale videotransmissie.
• Laad de afstandsbediening vóór elke vlucht volledig op. De afstandsbediening geeft een
waarschuwing wanneer het accuniveau laag is.
• Als de afstandsbediening is ingeschakeld en vijf minuten niet wordt gebruikt, klinkt
er een waarschuwing. Na zes minuten schakelt de afstandsbediening automatisch
uit. Beweeg de joysticks of druk op een willekeurige knop om de waarschuwing te
annuleren.
• Laad de accu ten minste éénmaal per drie maanden volledig op om ervoor te zorgen
dat de accu in goede staat blijft.
• Gebruik de drone NIET als de lichtomstandigheden te licht of te donker zijn wanneer
u de afstandsbediening gebruikt om de vlucht te controleren. De gebruiker is
verantwoordelijk voor de juiste afstelling van de helderheid van het scherm en moet
zorg dragen voor direct zonlicht dat op het scherm schijnt tijdens de vlucht.
Schuif omhoog vanaf de
onderkant van het scherm om
terug te keren naar DJI Fly.
×2
Schuif twee keer naar beneden
vanaf de bovenkant van het
scherm om Snelle instellingen
te openen in DJI Fly.
Snelle instellingen
DJI Air 3
Gebruikershandleiding
1
2
3
4
5
1. Meldingen
Tik om systeemmeldingen te controleren.
2. Systeeminstellingen
Tik om toegang te krijgen tot de systeeminstellingen en instellingen zoals Bluetooth, volume
en netwerk te configureren. Gebruikers kunnen ook de handleiding bekijken voor meer
informatie over de bedieningselementen en statusledlampjes.
3. Snelkoppelingen
: tik hierop om wi in of uit te schakelen. Houd ingedrukt om instellingen in te voeren en
vervolgens verbinding te maken met of een winetwerk toe te voegen.
: tik hierop om Bluetooth in of uit te schakelen. Houd ingedrukt om instellingen in te
voeren en verbinding te maken met Bluetooth-apparaten in de buurt.
: tik hierop om de vliegtuigmodus in te schakelen. Wifi en Bluetooth worden
uitgeschakeld.
: tik hierop om systeemmeldingen uit te schakelen en alle waarschuwingen uit te
schakelen.
: tik hierop om het opnemen van het scherm te starten.
: tik hierop om een schermafbeelding te maken.
4. Bezig met helderheid aanpassen
Verschuif de balk om de helderheid van het scherm aan te passen.
Het kompas moet mogelijk worden gekalibreerd nadat de afstandsbediening is gebruikt in
gebieden met elektromagnetische interferentie. Er verschijnt een waarschuwingsmelding als het
kompas van de afstandsbediening gekalibreerd moet worden. Tik op de waarschuwingsmelding
om te beginnen met kalibreren. Volg in andere gevallen de onderstaande stappen om de
afstandsbediening te kalibreren.
1. Schakel de afstandsbediening in en ga naar Snelle instellingen.
2. Selecteer Systeeminstellingen
3. Volg de instructies op het scherm om het kompas te kalibreren.
4. Er wordt een bericht weergegeven wanneer de kalibratie is geslaagd.
, scrol naar beneden en tik op Kompas.
DJI RC-N2
De DJI RC-N2-afstandsbediening biedt O4-videotransmissie bij gebruik met DJI Air 3 en werkt
op frequentiebanden van 2,4 GHz, 5,8 GHz en 5,1 GHz. De afstandsbediening kan automatisch
het beste transmissiekanaal selecteren en kan 1080p 60 fps HD-livebeeld van de drone naar DJI
Fly verzenden op een mobiel apparaat (afhankelijk van de prestaties van het mobiele apparaat)
met een maximaal zendbereik van 20 km (conform FCC-normen, en gemeten in een groot
open gebied zonder interferentie). Gebruikers kunnen de drone besturen en de instellingen
gemakkelijk binnen dit bereik wijzigen.
De ingebouwde accu heeft een capaciteit van 5,200 mAh en energie van 18,72 Wh die een
maximale gebruikstijd van zes uur ondersteunt (wanneer het mobiele apparaat niet wordt
opgeladen).
• 5.1 GHz kan alleen worden gebruikt in landen en regio's waar het is toegestaan door
lokale wet- en regelgeving.
Werking
Aan- en uitzetten
Druk één keer op de aan/uit-knop om het huidige accuniveau te controleren. Als het accuniveau
te laag is, laad deze dan vóór gebruik op.
Druk eenmaal, druk vervolgens opnieuw en houd twee seconden ingedrukt om de
afstandsbediening in of uit te schakelen.
Er zijn drie voorgeprogrammeerde modi (modus 1, modus 2 en modus 3) beschikbaar en
aangepaste modi kunnen worden gedenieerd in de DJI Fly-app.
Modus 1
Modus 2
Modus 3
Vooruit
Achteruit
LinksafRechtsaf
Linker joystick
Linker joystickRechter joystick
Omhoog
Omlaag
LinksafRechtsaf
Vooruit
Rechter joystickLinker joystick
Rechter joystick
Omhoog
Omlaag
LinksRechts
Vooruit
Achteruit
LinksRechts
Omhoog
Achteruit
LinksRechts
Omlaag
LinksafRechtsaf
De standaard bedieningsmodus van de afstandsbediening is modus 2. In deze handleiding
wordt modus 2 als een voorbeeld gebruikt om te illustreren hoe de joysticks moeten worden
gebruikt.
• Stick neutraal/middenpunt: de joysticks bevinden zich in het midden.
• De joystick bewegen: de joystick wordt van de middenpositie weggeduwd.
omhoog of omlaag te bewegen verandert de hoogte
van de drone.
• Duw de joystick omhoog om te stijgen en omlaag
om te dalen.
• De drone zweeft op zijn plaats als de joystick in
het midden staat.
• Hoe verder de joystick van het midden wordt
weggeduwd, hoe sneller de drone van hoogte
verandert.
Gebruik de linker joystick om op te stijgen als de
motoren stationair draaien. Duw altijd voorzichtig
tegen de joystick om plotselinge en onverwachte
veranderingen in hoogte te voorkomen.
Gier-joystick (Jaw):
naar links of rechts om de richting van de drone te
veranderen.
• Duw de joystick naar links om de drone linksom
te laten draaien en naar rechts om de drone
rechtsom te laten draaien.
• De drone zweeft op zijn plaats als de joystick in
het midden staat.
• Hoe verder de joystick van het midden wordt
weggeduwd, hoe sneller de drone draait.
Kanteljoystick (Pitch):
en neer te bewegen verandert de kanteling van de
neus van de drone.
• Duw de joystick omhoog om voorwaarts te
vliegen, en naar beneden om achterwaarts te
vliegen.
• De drone zweeft op zijn plaats als de joystick in
het midden staat.
• Hoe verder de joystick van het midden wordt
weggeduwd, hoe sneller de drone beweegt
Rolljoystick:
of rechts te bewegen verandert de rolhoek van de
drone.
• Duw de joystick naar links om naar links te vliegen
en naar rechts om naar rechts te vliegen.
• De drone zweeft op zijn plaats als de joystick in
het midden staat.
• Hoe verder de joystick van het midden wordt
weggeduwd, hoe sneller de drone beweegt.
Selecteer de gewenste vliegmodus met de schakelaar.
PositieVliegmodus
SSportmodus
NNormale modus
CCinemodus
CNS
Vliegpauzeknop/RTH-knop
Druk eenmaal op deze knop om de drone te laten remmen en op zijn plaats te laten zweven.
Houd de knop ingedrukt totdat de afstandsbediening piept en RTH start. De drone keert terug
naar de laatst geregistreerde thuisbasis. Druk nogmaals op deze knop als u RTH wilt annuleren
en de controle over de drone terug te nemen.
Aanpasbare knop
Ga naar Instellingen in DJI Fly en selecteer vervolgens Bediening om de functie voor deze knop
aan te passen.
Waarschuwing afstandsbediening
De afstandsbediening geeft tijdens de RTH een waarschuwingssignaal. De waarschuwing
kan niet worden geannuleerd. De afstandsbediening geeft een waarschuwing wanneer het
accuniveau van de afstandsbediening laag is 6 tot 10%. Een waarschuwing voor een laag
accuniveau kan worden geannuleerd door op de aan/uit-knop te drukken. De waarschuwing
voor kritiek accuniveau die wordt geactiveerd wanneer het accuniveau minder dan 5% bedraagt,
kan niet worden geannuleerd.
De accuniveau-LED's beginnen langzaam te knipperen nadat ze met de drone zijn losgekoppeld.
DJI Fly geeft een waarschuwing na het loskoppelen van de drone.
Het signaal tussen de drone en de afstandsbediening is het betrouwbaarst wanneer de
afstandsbediening is gepositioneerd richting de drone zoals hieronder afgebeeld.
Optimaal zendgebied
Zwak signaal
Koppelen van de afstandsbediening
Wanneer de afstandsbediening samen met een drone als combo wordt aangeschaft, is deze al
aan de drone gekoppeld. Zo niet, volg dan de onderstaande stappen om de afstandsbediening
en de drone te koppelen na activering.
1. Schakel de drone en de afstandsbediening in.
2. Sluit een mobiel apparaat aan op de afstandsbediening en start DJI Fly.
3. Tik in cameraweergave op
drone.
4. Houd de aan/uit-knop van de drone langer dan vier seconden ingedrukt. De drone piept
één keer en wanneer deze klaar is om gekoppeld te worden. Nadat de koppeling is
geslaagd, piept de drone twee keer en gaan de ledlampjes voor het accuniveau van de
afstandsbediening continu branden.
• Zorg dat de afstandsbediening tijdens het koppelen niet meer dan 0,5 meter van de
drone verwijderd is.
• De afstandsbediening zal zelf de koppeling met een drone opheffen als er een
nieuwe afstandsbediening met dezelfde drone wordt gekoppeld.
• Schakel Bluetooth en wi uit voor optimale videotransmissie.
en selecteer Bediening en vervolgens Opnieuw koppelen met
• Laad de afstandsbediening vóór elke vlucht volledig op. De afstandsbediening geeft
een waarschuwing wanneer het accuniveau laag is.
• Als de afstandsbediening is ingeschakeld en vijf minuten niet wordt gebruikt, klinkt
er een waarschuwing. Na zes minuten schakelt de afstandsbediening automatisch
uit. Beweeg de joysticks of druk op een willekeurige knop om de waarschuwing te
annuleren.
• Pas de houder van het mobiele apparaat aan zodat uw mobiele apparaat stevig
vastzit.
• Laad de accu ten minste éénmaal per drie maanden volledig op om ervoor te zorgen
dat de accu in goede staat blijft.
• Gebruik de drone NIET wanneer de lichtomstandigheden te helder of te donker
zijn en gebruik geen mobiele telefoon om de vlucht te controleren. De gebruiker is
verantwoordelijk voor de juiste afstelling van de helderheid van het scherm en moet
zorg dragen voor direct zonlicht dat op het scherm schijnt tijdens de vlucht.
• Zorg ervoor dat u een mobiel apparaat gebruikt in combinatie met de DJI RC-N2afstandsbediening om de drone te besturen. Als het mobiele apparaat om welke
reden dan ook wordt uitgeschakeld, land de drone dan zo snel mogelijk voor de
veiligheid.
• De interface en functies van DJI Fly kunnen variëren naarmate de softwareversie
wordt bijgewerkt. De daadwerkelijke gebruikservaring is gebaseerd op de gebruikte
softwareversie.
Start DJI Fly en ga naar het startscherm om de volgende functies te gebruiken:
• Zoek naar zelfstudievideo's, gebruikershandleidingen, Vliegplekken, vluchttips en meer.
• Controleer de wettelijke vereisten van verschillende regio's en krijg informatie over
Vliegplekken.
• Bekijk foto's en video's uit het drone-album of beeldmateriaal dat op het lokale apparaat is
opgeslagen, of verken meer gedeeld beeldmateriaal van SkyPixel.
• Log in met uw DJI-account om uw accountgegevens te controleren.
• Ontvang aftersalesservice en -ondersteuning.
• Update de rmware, download oine kaarten, krijg toegang tot de Zoek mijn drone-functie,
bezoek het DJI Forum en de DJI Store, en meer.
geeft de vliegstatus van de drone aan en toont diverse waarschuwingsberichten.
3. Accu-informatie
31'59"
geeft het huidige accuniveau en de resterende vliegtijd weer. Tik om meer
:
informatie over de accu te bekijken.
4. Signaalsterkte video-downlink
geeft de signaalsterkte van de video-downlink tussen de drone en de afstandsbediening
:
weer.
5. Status van het zichtsysteem
de linkerkant van het pictogram geeft de status aan van het horizontale zichtsysteem
:
en de rechterkant van het pictogram geeft de status aan van het opwaartse en neerwaartse
zichtsysteem. Het pictogram is wit wanneer het zichtsysteem normaal werkt en wordt rood
wanneer het zichtsysteem niet beschikbaar is.
6. GNSS-status
toont de sterkte van het huidige GNSS-signaal. Tik om de status van het GNSS-signaal
:
te controleren. De thuisbasis kan worden bijgewerkt wanneer het pictogram wit is, wat
aangeeft dat het GNSS-signaal sterk is.
7. Instellingen
: tik om parameters voor veiligheid, bediening, camera en transmissie te bekijken of in
te stellen. Raadpleeg het gedeelte Instellingen voor meer informatie.
8. Opnamemodi
Foto: Single, AEB, Burst Shooting en getimede opname.
Video: Normaal, Nacht en Slow Motion.
MasterShots: sleep en selecteer een onderwerp. De drone neemt op, terwijl hij
verschillende manoeuvres achter elkaar uitvoert en het onderwerp in het midden
van het kader houdt. Na aoop zal een korte lmische video worden gemaakt.
QuickShots: Dronie, Raket, Cirkel, Spiraal, Boomerang en Asteroid.
Hyperlapse: Vrij, Cirkel, Koersvergrendeling en Waypoints.
Pano: bol, 180°, groothoek en verticaal. De drone maakt automatisch verschillende
foto's en synthetiseert een panoramische foto op basis van het geselecteerde
panoramische fototype.
• De nachtvideomodus biedt een betere ruisonderdrukking en helderdere beelden
en ondersteunt ISO-waarden tot 12800.
• De nachtvideomodus ondersteunt momenteel 4K 24/25/30 fps en 1080P 24/25/30
fps.
• FocusTrack wordt niet ondersteund in de nachtvideomodus.
om over te schakelen naar de middelgrote telecamera, tik nogmaals om de
x
om over te schakelen naar de groothoekcamera, tik
nogmaals om de zoomverhouding te wijzigen.
of x ingedrukt om de zoombalk omhoog te brengen om de digitale zoom aan te
Houd
passen. Gebruik twee vingers op het scherm om in of uit te zoomen.
• Bij in- of uitzoomen geldt: hoe groter de zoomverhouding, hoe langzamer de drone
zal draaien, voor een vloeiend zicht.
10. Sluiter-/opnameknop
: tik hierop om een foto te maken of een video op te nemen of te stoppen.
11. Focusknop
: tik hierop om te schakelen tussen AF en MF. Tik op het pictogram en houd het
AF/MF
ingedrukt om de focusbalk te openen en de focus aan te passen.
12. Afspelen
: tik hierop om de weergavepagina te openen om een voorbeeld te bekijken van foto's
of video's zodra deze zijn gemaakt.
13. Schakelaar voor camerastanden
: tik hierop om te schakelen tussen Automatisch en Pro-modus. In verschillende modi
kunnen verschillende parameters worden ingesteld.
14. Opname-instellingen
RES&FP
: geeft de huidige opnameparameters weer. Tik hierop om de parameterinstellingen te
4K 60
openen.
15. Opslaggegevens
torag
: toont het resterende aantal foto's of de video-opnametijd van de huidige opslag. Tik
1:30:3
om de beschikbare capaciteit van de interne opslag of microSD-kaart te bekijken.
16. Vliegtelemetrie
Toont de afstand tussen de drone en de thuisbasis, de hoogte vanaf de thuisbasis, en de
horizontale en verticale snelheid van de drone.
17. Kaart/hoogte-indicator/zichthulp
: tik om uit te vouwen naar de minikaart en tik op het midden van de minikaart om over
te schakelen van de cameraweergave naar de kaartweergave. De minikaart kan worden
overgeschakeld naar de attitude-indicator.
• Minikaart: geeft de kaart weer in de linkerbenedenhoek van het scherm, zodat de
gebruiker tegelijkertijd de cameraweergave, de realtime positie en oriëntatie van de
drone en de afstandsbediening, de locatie van het startpunt en vliegroutes, enz. kan
controleren.
Het noorden is vergrendeld op de kaart met het noorden naar
boven gericht in de kaartweergave. Tik om van Vergrendelen naar
Noorden te schakelen naar de oriëntatie van de afstandsbediening
waar de kaart draait wanneer de afstandsbediening van oriëntatie
verandert.
Slimme schaaltik op het pictogram +/- om iets in of uit te zoomen.
Schakelen naar
gedragsindicator
tik hierop om van de minikaart naar de attitude-indicator te
schakelen.
Samenvouwentik om de kaart te minimaliseren.
• Attitude-indicator: geeft de attitude-indicator weer in de linkerbenedenhoek van het
scherm, zodat de gebruiker tegelijkertijd de cameraweergave, de relatieve locatie en
oriëntatie van de drone en de afstandsbediening, de locatie van de thuisbasis en de
horizontale attitude-informatie van de drone, enz. kan controleren. De attitude-indicator
ondersteunt het weergeven van de drone of de afstandsbediening als het midden.
Schakel over naar de
afstandsbediening
als het midden
Afstandsbediening
Schakel over
naar de drone/
Richting van de drone
Schakel over naar de
drone als het midden
Afstandsbediening als het middenDrone als het midden
Samenvouwen
Thuisbasis
Horizontale attitude
drone
Schakel over naar de
zichthulp
Tik om over te schakelen naar drone/afstandsbediening als het
midden van de attitude-indicator.
afstandsbediening
als het midden
Richting van de
drone
Geeft de oriëntatie van de drone aan. Wanneer de drone wordt
weergegeven als het midden van de attitude-indicator en de
gebruiker de richting van de drone wijzigt, draaien alle andere
elementen op de attitude-indicator rond het dronepictogram. De
pijlrichting van het dronepictogram blijft ongewijzigd.
Geeft de horizontale attitude-informatie van de drone aan (inclusief
pitch en rollen). Het diepe cyaangebied is horizontaal en bevindt
zich in het midden van de attitude-indicator wanneer de drone op
zijn plaats zweeft. Zo niet, dan geeft dit aan dat de wind de attitude
van de drone verandert. Vlieg voorzichtig. Het donkere cyaangebied
verandert in realtime op basis van de horizontale attitude van de
drone.
Schakel over naar
de zichthulp
Tik op om van de hoogte-indicator naar de zichthulpweergave te
schakelen.
SamenvouwenTik hierop om de attitude-indicator te minimaliseren.
ThuisbasisDe locatie van de thuisbasis. Om de drone handmatig te besturen
om naar de thuisbasis terug te keren, past u de oriëntatie van de
drone aan om eerst naar de Thuisbasis te wijzen.
Afstandsbediening De stip geeft de locatie van de afstandsbediening aan, terwijl de
pijl op de stip de oriëntatie van de afstandsbediening aangeeft. Pas
de oriëntatie van de afstandsbediening tijdens de vlucht aan om
ervoor te zorgen dat de pijl naar het dronepictogram wijst voor een
optimale signaaloverdracht.
• Zichthulp: De zichthulpweergave, aangedreven door het horizontale zichtsysteem,
verandert de horizontale snelheidsrichting (vooruit, achteruit, links en rechts) om
gebruikers te helpen bij het navigeren en observeren van obstakels tijdens de vlucht.
De richting van de lijn geeft de huidige horizontale richting
van de drone aan en de lengte van de lijn geeft de horizontale
snelheid van de drone aan.
Geeft de richting van de zichthulpweergave aan. Tik en houd
ingedrukt om de richting te vergrendelen.
Tik op om van zichthulpweergave over te schakelen naar de
minikaart.
Tik om de zichthulpweergave te minimaliseren.
Tik om de zichthulpweergave te maximaliseren.
Geeft aan dat de richting van de zichthulpweergave is
vergrendeld. Tik om de vergrendeling te annuleren.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.