• Deze handleiding dient ter referentie bij de regelaar te worden bewaard.
• De regelaar mag niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan hieronder
beschreven. Het toestel mag niet als veiligheidstoestel gebruikt worden.
• Controleer het toepassingsbereik alvorens verder te gaan.
1598023051
3.
REGELAARS
3.1 COMPRESSOR
De compressor wordt geregeld
op basis van de door de
thermostaatsonde gemeten
temperatuur met een positieve
afwijking tov het instelpunt: als
de temperatuur stijgt en de
waarde instelpunt + afwijking
bereikt, schakelt het koelsysteem
in, zodra de waarde van het
instelpunt weer bereikt wordt
schakelt het uit. Indien de sonde
defect raakt, zal de compressor
werken gedurende “COn”
minuten en vervolgens
gedurende “COF” minuten
uitgeschakeld worden.
3.2 ONTDOOIING
Met de “tdF” parameter zijn twee ontdooimethodes mogelijk: door middel van
elektrische weerstand (tdF = EL) of door middel van heetgas (tdF = in). Andere
parameters worden gebruikt om de ontdooi-interval (IdF), de maximum ontdooitijd
(MdF) en het beëindigen van de ontdooiing (op tijd of op temperatuur van de
verdampersonde ) te programmeren. Op het einde van de ontdooiing start de met
parameter FST in te stellen druptijd. (FST=0, betekent dat deze gedeactiveerd is)
4.
BEDIENING OP HET FRONTPANEEL
SET
Compr.
ON
1.2
• Controleer of de voedingsspanning correct is voordat het toestel wordt
• Zorg dat het toestel niet in aanraking komt met water of vocht, gebruik de
• Waarschuwing: voor het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden door een
• Het toestel mag nooit geopend worden. Indien dit toch gebeurt, vervalt de
• In geval het toestel defect raakt dient u contact op te nemen met de leverancier.
• Overschrijdt de max. toegelaten capaciteit van de relais van de toestellen niet
• Voor de goede werking van het toestel is het heel belangrijk dat alle
• Bij gebruik van het toestel in een schakelkast waarin zich contactoren bevinden
2.
De XW60K, afmeting 32x74 mm, is een door een microprocessor gestuurde regelaar
die geschikt is voor toepassing bij zowel positieve als negatieve koelkamers. De
regelaar is voorzien van 3 uitgangsrelais om compressor, ontdooisysteem (elektrisch
of heetgas) en verdamperventilatoren te sturen. De XR60C is ook voorzien van drie
ingangen voor PTC of NTC sondes, één voor de ruimtetemperatuur, één voor de
einde dooitemperatuur en het sturen van de verdamperventilatoren en één optionele
aan te sluiten aan de hotkey klemmen voor een 3de temperatuur eventueel van
condensor. De ingang voor de digitale ingang kan gebruikt worden als 4de
temperatuursonde ingang. De HOTKEY uitgang biedt het toestel de mogelijkheid om
aangesloten te worden op een met RS485 ModBUS-RTU compatibel netwerk (zoals
de XWEB serie) via de externe interface module XJ485-CX. Het toestel is kan worden
geprogrammeerd d.m.v. de HotKey programmeersleutel, het toetsenbord of via het
RS485 netwerk.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
aangesloten.
regelaar uitsluitend binnen het aangegeven toepassingsbereik en vermijd
plotselinge temperatuurswisselingen bij hoge vochtigheid om condensvorming te
voorkomen.
daartoe bevoegde servicemonteur dienen alle elektrische verbindingen
verbroken te worden.
garantie onmiddellijk.
(zie Technische gegevens).
ingangssignalen (sondes, digitale ingangen) strikt gescheiden worden van
stroomvoerende kabels, relais en voedingen. De draden van de sondes en
digitale ingangen MOETEN op min. 10cm van alle stroomvoerende geleiders
gemonteerd worden. Kan dit niet, dan dient een afgeschermde kabel gebruikt te
worden (afscherming aan één kant geaard).
die inductieve lasten schakelen wordt aangeraden om parallel over de spoelen
en/of contacten van deze contactoren een RC-keten (type FT1) te plaatsen.
Tevens wordt aangeraden ook op de voeding van het toestel zelf een dergelijke
RC-keten te plaatsen.
ALGEMENE BESCHRIJVING
NB: op het toetsenbord bevindt zich een z.g. jumper waarmee de
digitale invoer kan worden aan- en uitgezet.
Raadpleeg voor het bedradingschema´s voor het aansluiten van
de regelaar met of zonder jumper.
SET: Om het instelpunt te tonen. In programmeer modus kunt u met deze toets een
parameter selecteren of de waarde bevestigen
(DEF) Start manuele ontdooiing
o (UP): toont hoogst opgeslagen temperatuur. In programmeerfase kunt u hiermee
door de parameters lopen of de waarde verhogen.
n (DOWN) toont laagst opgeslagen temperatuur. In programmeerfase kunt u hiermee
door de parameters lopen of de waarde verlagen.
LICHT: AAN en UITSCHAKELEN van het licht in de unit.
TOETSENCOMBINATIES
o + n blokkeren/deblokkeren van het toetsenbord
SET + n toegang tot programmeren
SET + o terug naar de temperatuuruitlezing
4.1 GEBRUIK VAN DE LEDS
Elke LED functie wordt beschreven in onderstaande tabel:
LED BEELD FUNCTIE
AAN Compressor in werking
Knipperen
AAN Ontdooiing actief
Knipperen
AAN Ventilatoren in werking
Knipperen Startvertraging ventilatoren na ontdooiing actief
AAN Licht aan.
AAN Alarm aanwezig
-Programmeer stand (knipperend )
Anti-pendel beveiliging actief
De T66 signaleert en registreert temperatuur alarm, evenals de tijdduur en de
maximale waarde die bereikt is. Zie de tekening:
Ex. Te hoge temperatuur
Max
Temperature
High temp. alarm
X
X
X
Safe food zone
ALL
Low temp. alarm
Time
5.1 WEERGAVE VAN DE ALARM TIJDSDUUR EN DE MAX (MIN)
TEMPERATUUR
Als het LED alarm oplicht, is er een alarm geweest.
Om de aard van het alarm, de max (min) bereikte temperatuur en de tijdsduur te zien
dient u als volgt te handelen:
1. Druk de Up of Down toets in.
2. Het display toont de volgende melding::
“HAL” voor een te hoge temperatuur (“LAL” voor te lage temperatuur), gevolgd
door de Maximale (minimale) temperatuur.
Vervolgens wordt de melding “tiM” (tiMe) weergegeven, gevolgd door de
tijdduur “Duration” in uren.minuten.
3. Vervolgens gaat het instrument terug naar de actuele temperatuur.
NB 1: als het alarm nog voortduurt toont de “tim” de tijdduur tot dat moment.
NB 2: het alarm wordt geregistreerd als de temperatuur de normale waarde weer
bereikt
5.2 WIJZIGEN VAN EEN GEREGISTREERD ALARM OF ACTIEF ALARM
1. Houdt de SET toetst langer dan 3 seconden ingedrukt, terwijl het geregistreerde
alarm wordt weergegeven. (de rSt melding wordt weergegeven)
2. Ter bevestiging begint de “rSt” melding te knipperen en wordt de normale
temperatuur weergegeven.
6.
BASISFUNCTIES
6.1 HET SETPUNT WEERGEVEN
1. Druk kort op de SET toets, het setpunt wordt weergegeven;
2. Druk opnieuw kort op de SET toets of wacht 5s om terug te
keren naar de normale weergave.
6.2 HET SETPUNT WIJZIGEN
1. Houdt de SET toets langer dan 3s ingedrukt om het setpunt te selecteren;
2. De waarde van het setpunt wordt weergegeven en knippert;
3. Met de toetsen o en n kunt u nu wijzigingen aanbrengen (binnen 10s)
4. Na 10s wordt het nieuwe instelpunt automatisch opgeslagen of dient de SET
toets ingedrukt te worden.
6.3 EEN HANDMATIGE ONTDOOIING STARTEN
Houdt de DEF toets langer dan 2s ingedrukt om de
ontdooicyclus te starten.
6.4 EEN PARAMETER WIJZIGEN
Om een parameter te wijzigen, ga als volgt te werk:
Om uit de programmeerfase te gaan: Duw SET + oof wacht 15sec
NOTA: de ingestelde waarde is opgeslagen zelfs wanneer de procedure is verlaten
door te wachten tot de time-out verloopt.
6.5 HET VERBORGEN MENU
Het verborgen menu bevat alle parameters van het toestel.
6.5.1 HOE HET VERBORGEN MENU TE GEBRUIKEN
1. Betreed de programmeerfase door Set en DOWN gedurende
3sec. samen in te drukken ( en knippert).
2. Selecteer de te wijzigen parameter.
3. Duw op de “SET” toets om zijn waarde af te beelden
4. Gebruik o en n om de waarde te wijzigen.
5. Duw op “SET” om de nieuwe waarde op te slaan en naar de
volgende parameter over te stappen
1. Ga in de programmeer modus door de Set + n toets
gedurende 3s ingedrukt te houden (LED 1 en
2. Als een parameter is afgebeeld houd de Set+ n ingedrukt
voor meer dan 7sec. Het Pr2 label zal onmiddellijk afgebeeld
worden gevolgd door de HY parameter. NU BENT U IN HET VERBORGEN MENU.
3. Selecteer de gewenste parameter.
4. Druk de “SET” toets in om de waarde weer te geven.
5. Gebruik o of n om de waarde te veranderen.
6. Druk op “SET” om de nieuwe waarde op te slaan en naar de
volgende parameter te gaan.
knippert).
1598023051
Om het menu te verlaten: Druk op SET + o of wacht 15sec zonder op een toets te
drukken.
NB 1: -de ingestelde waarde wordt opgeslagen zelfs als de procedure wordt
afgebroken doordat exit time-out verloopt.
NB 2: indien geen parameters aanwezig in PR1 (gebruikerniveau) wordt na 3s "noP"
weergegeven en dienen de toetsen Set + à ingedrukt te worden tot PR2 wordt
geopend.
6.5.2 HET VERPLAATSEN VAN EEN PARAMETER VAN HET VERBORGEN
MENU NAAR EEN EERSTE NIVEAU BRENGEN EN VICEVERSA.
Elke parameter in het VERBORGEN MENU kan verplaatst worden naar “HET
EERSTE NIVEAU” (gebruikersniveau) door op de “SET + n” te drukken.
Als een parameter naar gebruikersniveau is verplaatst wordt dit in het VERBORGEN
MENU aangegeven door een decimale punt.
6.6 HET TOETSENBORD BLOKKEREN
1.
Hou de o en n toetsen gedurende 3 seconden tegelijk ingedrukt.
2.
De melding “POF” wordt weergegeven en het toetsenbord wordt geblokkeerd.
Uitsluitend het instelpunt en de MIN/MAX temperaturen zijn nu zichtbaar.
1.
Indien een toets langer dan 3 seconden wordt ingedrukt wordt de melding “POF”
weergegeven.
6.7 HET TOETSENBORD DEBLOKKEREN
Houd de beide pijltjestoetsen langer dan 3 seconden tegelijk ingedrukt totdat de
melding "Pon" wordt weergegeven.
6.8 DE CONTINUE CYCLUS
Als de ontdooicyclus niet in werking is, kan deze geactiveerd
worden door de “o” toets gedurende 3sec in te drukken. De
compressor blijft aktief tot het setpunt "ccs" vastgesteld in de
“CCt” parameter bereikt is. De cyclus kan vóór het einde van de
ingestelde tijd beëindigd worden door de activatietoets “o”
gedurende 3sec ingedrukt te houden.
7.
PARAMETERS
REGELING
Hy Differentieel: (0,1 ÷ 25,5°C), differentieel. De compressor star t bij
instelpunt+differentieel (Hy). De compressor stopt als het instelpunt is bereikt.
LS Minimum set punt: (- 50°C÷SET / -58°F÷SET), Bepaalt de minimum
aanvaardbare waarde voor het setpunt.
US Maximum set punt: (SET÷ 110°C / SET÷230°F), Bepaalt de maximum
aanvaardbare waarde voor het setpunt.
Ot Thermostaatsonde kalibratie: (-12.0÷12.0°C; -120÷120°F), mogelijkheid om de
thermostaatsonde te kalibreren
P2P Verdampersonde aanwezig: aanwezigheid van de tweede sonde : n= niet
aanwezig: de ontdooiing stopt op tijd; y= aanwezig: de ontdooiing/ventilatie stopt
op temperatuur.
OE Verdampersonde kalibratie: (-12.0÷12.0°C; -120÷120°F), mogelijkheid om
afwijking van de verdampersonde aan te passen.
OdS Vertraagde opstart: (0÷255min), deze functie wordt geactiveerd bij het
opstarten van het toestel en vertraagt de opstart met de periode die is ingesteld
in de parameter.
AC Rusttijd compressor: (0÷50 min), geeft de minimum tijd aan dat de compressor
stil moet staan voor deze weer kan opstarten. (anti-pende lbescherming).
CCt Duur van de continue cyclus Compressor AAN: (0.0÷24.0h; res. 10min),
Mogelijkheid om de duur van de continue cyclus te bepalen: de compressor blijft
zonder onderbreking draaien gedurende de CCt tijd. Kan bijv. gebruikt worden,
wanneer de ruimte is gevuld met nieuwe producten.
COn Compressor AAN bij defecte sonde: (0÷255 min), periode dat de compressor
aanstaat bij een defecte thermostaatsonde. Bij instelling COn=0 staat de
compressor altijd UIT.
COF Compressor UIT bij defecte sonde: (0÷255 min), periode dat de compressor
uitgeschakeld is bij een defecte thermostaatsonde. Bij instelling COF=0 staat de
compressor constant AAN.
CH Modus: CL = koelen; Ht = verwarmen
WEERGAVE
CF Temperatuur: (°C÷°F), °C = Celsius; °F = Fahrenheit. Waarschuwing: Als de
meeteenheid veranderd is, moeten het SET punt en de waarden van de
parameters Hy, LS, US, Ot, ALU en ALL gecontroleerd en veranderd worden
rES Resolutie (uitsluitend bij °C): (dE 0,1°C ÷ in 1°C), dE= decimaal punt; in=
integer
Lod Default display: (P1; P2), mogelijkheid om in te stellen welke sonde op het
scherm wordt weergegeven : P1 = thermostaatsonde; P2 = Verdampersonde.
dLy Display vertraging: (0 ÷15m; instelbaar met 10s), wanneer de temperatuur
verandert wordt het display bijgewerkt met 1 °C/1°F na deze tijd.
ONTDOOIING
tdF Type ontdooiing: EL = elektrisch; in = heet gas.
dtE Eindtemperatuur ontdooicyclus: (-50÷50 °C/ -58÷122°F), de temperatuur
gemeten door de thermostaatsonde waarop de ontdooicyclus beëindigd wordt.
IdF Interval tussen ontdooicycli: (0÷120h), de tijd tussen 2 ontdooicycli.
MdF (Maximum) duur ontdooicylus: (0÷255min), de instelling dFP = nP, (geen
thermostaatsonde: vaste ontdooicyclus) bepaalt de duur van de cylcus ingesteld
in deze parameter, de instelling dFP ≠≠≠≠ nP (ontdooiing gestuurd door
temperatuur) bepaalt de max. temperatuur van de ontdooiing wordt in deze
parameter ingesteld.
dSd Vertraagde start van de ontdooiing: (0÷99min), tijdvertraging voor het starten
van de ontdooicyclus i.v.m. belasting elektrisch net
dFd Weergave tijdens ontdooiing: (rt = reële temperatuur; it = temperatuur bij start
ontdooiing; SEt = setpunt; dEF = “dEF” label)
dAd MAX display vertraging na ontdooiing: (0÷255min), maximum periode tussen
het einde van de ontdooiing en het opnieuw weergeven van de actuele
temperatuur.
Fdt Drup tijd: (0÷120 min), periode tussen het bereiken van de temperatuur aan het
einde van de ontdooicyclus en het hervatten van de normale werking. In deze
periode kunnen waterdruppels verdampen die mogelijk gevormd zijn tijdens de
ontdooiing.
dPo Eerste ontdooicyclus na opstart: (y = onmiddellijk; n = na de IdF tijd)
dAF Vertraging ontdooicyclus na continu draaien: (0÷23.5h) periode tussen het
einde van de snelkoelcyclus en de hieraan gekoppelde ontdooicyclus.
VENTILATOREN
FnC Functie ventilatoren:
C-n = samen met de compressor, UIT tijdens ontdooicyclus;
o-n = continu, UIT tijdens ontdooicyclus;
C-Y = samen met de compressor, AAN tijdens ontdooicyclus;
o-Y = continu, AAN tijdens ontdooicyclus;
Fnd Ventilatorvertraging na ontdooicyclus: (0÷255min), Vertragingstijd ventilatoren
na einde ontdooicyclus.
FSt Ventilator UIT temperatuur: (-50÷50°C), boven deze temperatuur is de ventilator
altijd UIT.
ALARMEN
ALC Temperatuur alarm configuratie: (Ab; rE), Ab= absolute temperatuur:
alarmtemperatuur is afgesteld op de ALL of ALU waarden. rE =
temperatuuralarm is afgesteld op het setpunt. Temperatuuralarm wordt
geactiveerd wanneer de temperatuur de “SET+ALU” of “SET-ALL” waarden
overschrijdt.
ALU Maximum temperatuur alarm: (ALL÷110°C), alarmgrens voor maximum
temperatuur, als deze temperatuur bereikt wordt zal, na de tijdsvertraging
ingesteld onder parameter “Ald”, het alarm geactiveerd worden.
ALL Minimum temperatuur alarm: (-50.0 °C ÷ ALU), alarmgrens voor laagste
temperatuur, als deze temperatuur bereikt wordt zal, na de tijdsvertraging
ingesteld onder parameter “Ald”, het alarm geactiveerd worden.
AFH Differentieel voor alarmherstel: (0,1÷25,5°C; 1÷45°F), differentieel voor herstel
temperatuuralarm.
ALd Vertraging temperatuur alarm: (0÷255 min), periode tussen het detecteren van
een alarmtoestand en het alarmsignaal.
dAO Vertraging temperatuur alarm na opstart regelaar: (van 0.0 min tot 23.5h), na
inschakeling van het toestel periode tussen het detecteren van de alarmtoestand
en het alarmsignaal.
weergegeven; bAL = extern belangrijk alarm: “CA” wordt weergegeven; PAL =
compressor druk alarm: “CA” wordt weergegeven; dor = deurschakelaar; dEF =
ontdooicyclus aktief; LHt =niet ingesteld; Htr = keuze van de functie (koeling of
verwarming).
did: Alarm vertraging digitale ingang: (0÷255 min), periode tussen het tijdstip van
het alarm en het signaleren van het alarm (i1F= EAL / bAL). Indien i1F = dor:
vertraging voor het deuralarm; i1F = PAL : compressor aan/uit, de periode
waarover het aantal aan/uitschakelingen wordt berekend (nps).
Lio = licht op deurschakelaar.
met Lio = y wordt het lichtrelais geactiveerd als de deur wordt geopend
(i1F=dor, oA2 = Lht)
met Lio = n heeft de doorschakeaar gen invloed op het lichtrelais.
nPS Aantal compressorschakelingen: (0 ÷15), Aantal schakelingen toegestaan
gedurende de “did” periode voordat alarm wordt gesignaleerd en de installatie
geblokkeerd.
odc Compressorfunctie bij open deur: geen; FAN = normale werking; CPr, F_C =
Compressor uit.
OVERIG
PbC Selectie type sonde: (Ptc=PTC sonde; ntc=NTC sonde). Keuze van het type
******Digital invoer is alleen mogelijk als de jumper, in het toetsenbord niet is
ingevoerd.*****
Als de jumper is aangebracht, gebruik instelling i1P = op
De digitale invoer is vrij programmeerbaar met de parameter “i1F”.
Installat
Installatie
Installat Installat
ie---- en Gebruikershandleiding
ieie
en Gebruikershandleiding
en Gebruikershandleidingen Gebruikershandleiding
8.1 INVOER DEURCONTACT (i1F = dor)
Via deze invoer wordt de status van de deur en het relais doorgegeven naar de
regelaar. Met de “odc” parameter kan de functie van het relais worden ingesteld:
No, Fan = normaal verder werken
CPr, F_C = compressor UIT
Nadat de deur is geopend en een vertraging (ingesteld via “did”) is het deuralarm
geactiveerd worden, het scherm geeft de melding “dA” en de regelaar herstart. Het
1598023051
alarm stopt zodra de digitale invoer gedeactiveerd is. Met open deur is het alarm hoge
en lage temperatuur uitgeschakeld.
8.2 GENERIC ALARM (i1F = EAL)
Als de digitale invoer geactiveerd is, wacht het toestel gedurende de ingestelde
periode “did” voordat de melding “EAL” wordt weergegeven. Het functioneren blijft
ongewijzigd en het alarm stopt zodra de digitale invoer gedeactiveerd is.
8.3 ERNSTIG ALARM (i1F = bAL)
Als de digitale invoer geactiveerd is, wacht het toestel gedurende de ingestelde
periode “did” voordat de melding “CA” wordt weergegeven. De uitgangen worden
uitgeschakeld en het stopt zodra de ingang niet meer geactiveerd is.
8.4 PRESSOSTAAT (i1F = PAL)
Als gedurende de tijd “did” het aantal schakelingen zoals ingesteld in “nPS” bereikt
zijn, zal het “CA” alarm geactiveerd worden. De uitgangen worden uitgeschakeld en
de regeling geblokkeerd. Het alarm kan gereset worden door de regelaar in en uit
stand-by te zetten of door voedingsspanning even uit te schakelen. De compressor
wordt telkens uitgeschakeld als de digitale ingang actief is en start weer op als de
digitale ingang niet meer actief is en de anti-pendelvertraging is verlopen.
8.5 START ONTDOOIING (i1F = dFr)
Hiermee wordt een ontdooiing gestart (indien aan voorwaarden verdaan is). Als de
ontdooiing beëindigd is, zal de normale regeling verder gezet worden. Als de ingang
nog steeds geactiveerd is zal de normale regeling pas gestart worden als de
veiligheidstijd “Mdf” verstreken is.
8.6 INVERTERING VAN DE ACTIE: VERWARMEN / KOELEN (i1F = Htr)
Via deze weg is het mogelijk om de werking te inverteren van koeling naar
verwarming, en omgekeerd.
8.7 POLARITEIT VAN DE DIGITALE INGANG
De polariteit van de digitale ingang is afhankelijk van de parameter “I1P” :
CL : De digitale ingang is geactiveerd door de ingang te sluiten. OP : De digitale ingang is geactiveerd door de ingang te openen
9.
INSTALLATIE EN MONTAGE
9.1 T66 MONTEREN IN EEN OPENING IN VERTIKALE POSITIE
10.
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
De toestellen worden geleverd met een schroefklem voor kabels tot 2,5 mm2. Voordat
u de kabels worden aangesloten dient gecontroleerd te worden of de
voedingsspanning correct is. Het is heel belangrijk voor de goede werking van het
toestel dat alle ingangssignalen (sondes, digitale ingangen) strikt gescheiden worden
van stroomvoerende kabels, relais en voedingen. De draden van de sondes en
digitale ingangen MOETEN op min. 10cm van alle stroomvoerende geleiders
gemonteerd worden. Kan dit niet, dan dient afgeschermde kabel gebruikt te worden
(afscherming aan één kant geaard). Houdt rekening met de max. capaciteit van de
relais, bij zwaardere belastingen dient een extern relais gebruikt te worden
10.1 SONDE AANSLUITING
De sondes moeten met de kop omhoog gemonteerd worden om het binnendringen
van vocht in de sondes te vermijden. Het wordt aanbevolen om de temperatuur sonde
niet in de luchtstroom van de verdamper te plaatsen zodat een correct beeld van de
gemiddelde ruimtetemperatuur verkregen wordt. Plaats de einde ontdooisonde tussen
de verdamper vinnen op de koudste plaats, waar de meeste ijsvorming is, verwijderd
van verwarmingselementen of de warmste plaats tijdens ontdooiing om een te vroege
beëindiging van de ontdooiing te voorkomen.
11.
GEBRUIK VAN DE HOTKEY PROGRAMMEERSLEUTEL
11.1 UPLOAD (VAN HET TOESTEL NAAR DE “HOT KEY”)
1. Programmeer eerst een regelaar via het toetsenbord.
2. Als het toestel AAN is steekt u de “Hot key” in de TTL poort en drukt u op de è
toets; de tekst "uL" verschijnt., gevolgd door “End”.
3. Druk de “SET” toets in om de knipperende tekst “End” te verwijderen.
4. Schakel het toestel uit, verwijder de “Hot Key” en schakel vervolgens het
toestel weer AAN.
Aan het einde van de gegevensoverdracht kan het toestel de volgende teksten tonen:
“end “ voor juiste programmering, en “Err” voor foute programmering. In dit laatste
geval dient de o toets te worden ingedrukt om opnieuw te programmeren of kan de
niet geprogrammeerde “Hot key” verwijderd worden.
11.2 DOWNLOAD (VAN DE “HOT KEY” NAAR HET TOESTEL)
1. Schakel het toestel uit en steek de geprogrammeerde “Hot Key” in de TTL
poort, schakel de regelaar dan AAN.
2. Automatisch wordt de parameterlijst van de “Hot Key” gedownload naar het
geheugen, de tekst “DoL” knippert, gevolgd door “End”.
3. Na 10sec zal het toestel heropstarten met de nieuwe parameters.
4. Verwijder de ”Hot Key”.
Op het einde van de gegevensoverdrachts kan het toestel de volgende berichten
tonen:
“End “ voor juiste programmering. Het toestel start opnieuw met de nieuwe
programmering.
“Err” voor foute programmering. In dit geval, schakelt u het toestel uit en dan weer
aan om opnieuw te downloaden of verwijdert u de “Hot key” om de bewerking te
onderbreken.
“P1” Defecte ruimtesonde Compressor uitgang volgens“Con” en
“P2” Defecte 2de sonde Einde ontdooiing op tijd MdF (indien verd.
“HA” Maximum temperatuur
“LA” Minimum temperatuur alarm Uitgangen onveranderd
“dA” Open deur alarm (i1F=dor) Comp en/of vent herstarten afhankelijk van
“EA” Extern alarm (i1F=EAL) Uitgangen onveranderd
“CA” Serieus extern alarm
“CA” Pressostaat alarm
alarm
(i1F=bAL)
(i1F=PAL)
Installat
Installatie
Installat Installat
“COF”
sonde)
Uitgangen onveranderd
"rrd"
Uitgangen uitgeschakeld
Uitgangen uitgeschakeld
ie---- en Gebruikershandleiding
ieie
en Gebruikershandleiding
en Gebruikershandleidingen Gebruikershandleiding
12.1 ALARM HERSTEL
Sonde alarms P1”, “P2” start enkele seconden nadat de fout gedetecteerd is en stopt
automatisch als het probleem opgelost is. Controleer de connecties voor de sonde te
vervangen.
Temperatuur alarm “HA”, “LA” stopt automatisch zodra de temperatuur weer binnen
het normale bereik is.
Alarm “EA” en “CA” (met i1F=bAL) worden hersteld zodra de digitale ingang niet
meer actief is.
Alarm “CA” (met i1F=PAL) wordt hersteld nadat het toestel af en weer aan gezet
wordt (of standby).
13.
TECHNISCHE GEGEVENS
T66 keyboard
Behuizing: zelfdovend ABS;front 38x185 mm; diepte 23mm;
Montage: paneel te bevestigen d.m.v. 2 schroeven ∅ 3 x 2mm in een uitsparing van
150x31 mm. Afstand tussen de gaten 165mm
Bescherming: IP20.
Beschermingsklasse front: IP65 met pakking voor front mod RG-L. (optioneel)
Verbindingen: schroefklemmenblok voor draden ≤ 2,5 mm
Voeding: een XW60K module
Display: 2 cijfers, rode LED, 14,2 mm hoog
Module XW60K
Behuizing:
“OS”: open board 132x 94 mm; hoogte: 40mm.
Verbindingen: schroefklemmenblok voor draden ≤ 2,5 mm
Voeding: 230Vac
Opgenomen vermogen: 10VA max.
Ingangen: 2 NTC of PTC sondes.
Digitale ingangen: spanningsloos.
Relais uitgangen: Totale spanning MAX. 20A
compressor SPST 20(8)A 250Vac
ontdooien: SPST 8(3) A, 250Vac
ventilator: SPST 8(3) A, 250Vac
licht: SPST 8(3) A, 250Vac
Gegevensopslag: niet volatiel geheugen (EEPROM).
Soort actie: 1B.
Pollutiegraad: normaal.
Software klasse: A.
Werkingstemperatuur: 0÷60 °C.
Opslagtemperatuur: -25÷60 °C.
Relatieve vochtigheid: 20÷85% (niet condenserend)
Meet- en regelbereik: NTC sonde:-40÷110°C (-58÷230°F).
Resolutie: 0,1 °C of 1°C of 1°F (instelbaar).
Nauwkeurigheid (ambiente temp. 25°C) : ±0,5 °C ±1 cijfer.
14.
CONNECTIES
2
en 6,3mm Faston.
2
en 6,3mm Faston.
14.1 XW60K BEDRADING SCHEMA MET JUMPER
1598023051
14.2 XW60K BEDRADINGSCHEMA ZONDER JUMPER
15.
FABRIEKSINSTELLINGEN PARAMETERS
Label Beschrijving Bereik °C/°F
Set
Afstelling LS÷US -5.0
Hy
Differential
LS
Minimum afstelling
US
Maximum afstelling
Ot
CalibratieThermostaat sonde
P2P
Verdamper sonde aanwezig n=not present; Y=pres. Y
OE
Calibratie verdamper sonde
OdS
Output vertraging bij start 0÷255 min 0
AC
Vertraging anti korte cyclus
CCt
Contine cyclus 0.0÷24.0h 0.0
Con
Compressor AAN tijd met defecte sensor
COF
Compressor UIt tijd met defecte sensor
CH
Moduls CL=koelen; Ht= verwarmen cL
CF
Temperatuur eenheid
rES
Resolutie in=integer; dE= dec.point dE
Lod
Sonde op het scherm P1;P2 P1
tdF
Ontdooi methode EL=el. heater; in= hot gas EL
dtE
Eind ontdooicyclus temperatuur
IdF
Interval tussen ontdooicycli
MdF
(Maximum) periode voor ontdooicyclus
dSd
Start vertraging ontdooicyclus 0÷99min 0
dFd
Tekst op scherm tijdens ontdooicyclus rt, it, SEt, DEF it
dAd
MAX vertraging scherm na ontdooicyclus
Fdt
Uitlektijd 0÷120 min 0
dPo
1e ontdooicyclus na opstart n=na IdF; y=meteen n
dAF
Vertraging ontdooicyclys na snelvriezen 0 ÷ 23h e 50’ 0.0
Fnc
Modus ventilator C-n, o-n, C-y, o-Y o-n
Fnd
Vertraging ventilator na ontdooicyclus 0÷255min 10
• This manual is part of the product and should be kept near the instrument for
easy and quick reference.
• The instrument shall not be used for purposes different from those described
hereunder. It cannot be used as a safety device.
• Check the application limits before proceeding.
1.2 SAFETY PRECAUTIONS
• Check the supply voltage is correct before connecting the instrument.
• Do not expose to water or moisture: use the controller only within the
operating limits avoiding sudden temperature changes with high atmospheric
humidity to prevent formation of condensation
• Warning: disconnect all electrical connections before any kind of
maintenance.
• Fit the probe where it is not accessible by the End User. The instrument must
not be opened.
• In case of failure or faulty operation send the instrument back to the
distributor or to “Dixell S.p.A.” (see address) with a detailed description of the
fault.
• Consider the maximum current which can be applied to each relay (see
Technical Data).
• Ensure that the wires for probes, loads and the power supply are separated
and far enough from each other, without crossing or intertwining.
• In case of applications in industrial environments, the use of mains filters (our
mod. FT1) in parallel with inductive loads could be useful.
2. GENERAL DESCRIPTION
Models XW60K + T66 is microprocessor based controller, suitable for applications
on medium or low temperature refrigerating units. It has 4 relay outputs to control
compressor, defrost can be either electrical or reverse cycle (hot gas), fans and
light. It is also provided with two NTC or PTC probe inputs, one for temperature
control, the other, to be located onto the evaporator, to control the defrost
termination temperature. The instrument is fully configurable through special
parameters that can be easily programmed through the keyboard.
NOTE: on the keyboard is present a jumper enabling or
disabling the digital input.
Please refer to wiring diagrams to see how the connections are
modified according to the use of the jumper.
3. CONTROLLING LOADS
3.1 COMPRESSOR
The regulation is performed
according to the temperature
measured by the thermostat
probe with a positive differential
from the set point: if the
temperature increases and
reaches set point plus
differential the compressor is
started and then turned off when
the temperature reaches the set
point value again.
3.2 DEFROST
Two defrost modes are available through the “tdF” parameter: defrost through
electrical heater (tdF = EL) and hot gas defrost (tdF = in). Other parameters are
used to control the interval between defrost cycles (IdF), its maximum length
(MdF) and two defrost modes: timed or controlled by the evaporator’s probe (P2P).
At the end of defrost dripping time is started, its length is set in the FSt parameter.
With FSt =0 the dripping time is disabled.
Tempe r.
SET
Time
Compr.
ON
In case of fault in the thermostat probe the
start and stop of the compressor are timed
through parameters “COn” and “COF”.
PRELIMINARY
4. FRONT PANEL COMMANDS
SET: To display target set point; in programming mode it selects a parameter or
confirm an operation.
(DEF) To start a manual defrost
o (UP): To see the last temperature alarm happened; in programming mode it
browses the parameter codes or increases the displayed value.
n (DOWN) To see the last temperature alarm happened ;in programming mode
it browses the parameter codes or decreases the displayed value.
LIGHT: Switch ON and OFF the cold room light.
KEY COMBINATIONS:
o + n To lock & unlock the keyboard.
SET + n To enter in programming mode.
SET + o To return to the room temperature display.
4.1 USE OF LEDS
Each LED function is described in the following table.
LED MODEFUNCTION
ON Compressor enabled
Flashin
-Programming Phase (flashing with
g
- Anti-short cycle delay enabled
ON Defrost enabled
Flashin
- Programming Phase (flashing with
g
- Drip time in progress
ON Fans enabled
Flashing Fans delay after defrost in progress.
ON Light relay on.
ON An temperature alarm happened
)
)
5. TEMPERATURE ALARM AND ITS DURATION
RECORDING (HACCP)
T66 signals and records temperature alarms, together with their duration and max
value reached. See drawing:
Ex. High temperature alarm
Temperature
Max
Temperature
Lu
High temp. alarm
Set
ALL
Low temp. alarm
X
Safe food zone
X
larm duration
X
Time
5.1 HOW TO SEE THE ALARM DURATION AND MAX (MIN)
TEMPERATURE
If the alarm LED is on, an alarm has taken place.
To see the kind of alarm, the max (min) reached temperature and alarm duration
do as follows:
1. Push the Up or Down key.
2. On the display the following message is shown::