Reproductie van deze materialen op welke wijze dan ook zonder schriftelijke toestemming van Dell Inc. is ten strengste
verboden.
Handelsmerken die in deze tekst voorkomen: Dell en het DELL-logo zijn handelsmerken van Dell Inc.; Microsoft, Windows,Windows Server, Windows Vista, en Active Directory zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft
Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen; MAC OS is een gedeponeerd handelsmerk van Apple Inc.; Adobe is
een handelsmerk of een gedeponeerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of andere
landen; Wi-Fi is een gedeponeerd handelsmerk van Wi-Fi Alliance.
Andere handelsmerken en handelsnamen kunnen worden gebruikt in dit document om te verwijzen naar de rechtspersonen die
de merken en namen opeisen, dan wel naar hun producten. Dell Inc. wijst hierbij elk eigendomsbelang af in de genoemde
handelsmerken en handelsnamen, anders dan de eigen merken en namen.
Onze printersoftware gebruikt enkele van de programmacodes die zijn gedefinieerd door de Independent JPEG Group.
Betreffende RSA BSAFE
RSA BSAFE-software, vervaardigd door RSA Security Inc., is geïnstalleerd op deze printer.
____________________
RECHTSBEPERKINGEN VOOR DE OVERHEID VAN DE VERENIGDE STATEN
Deze software en de bijbehorende documentatie worden geleverd met BEPERKTE RECHTEN. Het gebruik, de
vermenigvuldiging of openbaarmaking door de overheid valt onder de beperkingen die zijn vastgelegd in artikel (c)(1)(ii) van
de bepaling Rights in Technical Data and Computer Software van DFARS 252.227-7013 en van geldende FAR-bepalingen: Dell
Inc., One Dell Way, Round Rock, Texas, 78682, VS.
November 2009 Rev. A01
Terug naar inhoud pagina
Gebruikershandleiding Dell™ 5130cdn Color Laser
Printer
Klik op de koppelingen links voor informatie over de kenmerken, mogelijkheden en bediening van uw printer. Zie "Informatie
zoeken" voor nadere informatie over de andere documenten die bij uw printer geleverd zijn.
Voor het bestellen van tonercassettes of andere benodigdheden van Dell:
1. Dubbelklik op het pictogram op uw bureaublad.
Als u het pictogram niet op uw bureaublad kunt vinden, volgt u de procedure hieronder.
a. Klik op DLRMM.EXE vanuit "C:\Program Files\Dell Printers\Additional Color Laser
Software\Reorder".
OPMERKING: "C:\Program Files\" kan verschillen, afhankelijk van de doelbestemming van de map waar u de
Dell-software en -documentatie hebt geïnstalleerd.
b. Klik op Bestand op de werkbalk en daarna op Snelkoppeling maken op het vervolgkeuzemenu dat verschijnt.
c. Klik met de rechtermuisknop op het snelkoppelingpictogram dat wordt gemaakt.
d. Kies Kopiëren naar in het vervolgkeuzemenu, en klik dan op Bureaublad (snelkoppeling maken) in het
submenu dat verschijnt.
2. Ga naar de Dell-printerbenodigdheden website op www.dell.com/supplies of bestel uw Dell-printerbenodigdheden
per telefoon.
Houd voor de beste service de service-tag van uw Dell-printer bij de hand.
Voor het vinden van de Service-tag, zie "Expresservice-code en Service-tag
Terug naar inhoud pagina
".
Terug naar inhoud pagina
Informatie zoeken
OPMERKING: De volgende items kunt u zelf apart aanschaffen.
USB-kabel
Ethernet-kabel
Parallele kabel
Draadloze adapter
550 Papierinvoer
1100 Papierinvoer
Harde schijf
Geheugenmodule met upgrade-optie
Extra uitvoerbak
Wat zoekt u?Hier vindt u het
Cd Stuurprogramma's en hulpprogramma's
Stuurprogramma's
voor mijn printer
Mijn
Gebruikershandleiding
De cd Stuurprogramma's en hulpprogramma's bevat de Installatievideo, Onderhoudsvideo,
documentatie en stuurprogramma's voor uw printer. U kunt de cd gebruiken voor het
verwijderen/herinstalleren van stuurprogramma's of het raadplegen van de Installatievideo en
de documentatie.
Er kunnen op uw cd ook "readme"-bestanden staan, voor het allerlaatste nieuws over
technische wijzigingen aan uw printer of geavanceerd technische referentiemateriaal voor
gevorderde gebruikers of technici.
Beknopte naslaggids
Zo gebruik
ik mijn printer
Productinformatiegids
Veiligheidsinformatie
Garantiebepalingen
OPGELET: Lees en volg alle veiligheidsvoorschriften in uw Productinformatiegids
voordat u uw printer installeert en in gebruik neemt.
Installatieschema
Zo installeer ik mijn printer
Problemen oplossen"Problemen oplossen"
Expresservice-code en
Service-tag
De nieuwste
stuurprogramma's
voor mijn printer
Antwoorden
op uw vragen over
technisch onderhoud
en ondersteuning
Documentatie
voor mijn printer
De Expresservice-code en Service-tag bevinden zich rechts van de tonercartridge aan de
binnenzijde van de voorklep en op de achterklep van de printer.
Zie de ondersteuningswebsite van Dell op support.dell.com
De Dell-ondersteuningswebsite, support.dell.com, biedt diverse online-hulpmiddelen, zoals:
Oplossingen - Nuttige tips voor het oplossen van problemen, artikelen van
technici en online-cursussen
Nieuwe versies - Upgrade-informatie voor componenten, zoals het
printerstuurprogramma
Klantendienst - Contactinformatie, status van uw bestelling, garantie en
reparatiegegevens
Downloads - Stuurprogramma's
Handleidingen - Printerdocumentatie en productgegevens
U vindt de Dell-ondersteuningswebsite op support.dell.com. Kies op de
Terug naar inhoud pagina
ondersteuningspagina uw regio en vul de gevraagde gegevens in voor toegang tot de
hulpfuncties en informatie.
Terug naar inhoud pagina
Over de printer
Voor-, zij- en achteraanzichtOperatorpaneelDe printer beveiligenBestellen van benodigdheden
De volgende afbeeldingen tonen de standaard Dell™ 5130cdn Color Laser Printer en enkele optionele accessoires.
1 Bedieningspaneelklep2 Ethernet-aansluiting
3 Aansluiting draadloze adapter4 USB-poort
5 Parallelle poort6 Stroomaansluiting voor hoofdeenheid
7 Stroomaansluiting voor extra uitvoerbak 8 Bedieningspaneel
OPMERKING: Wanneer u de printer gebruikt met de MPF geopend, plaats de printer dan niet in direct zonlicht. Anders
kan er storing optreden of kunnen beelden onnatuurlijk op het scherm worden weergegeven.
Laat voldoende ruimte rondom de printer voor de papierlade, kleppen en optie. Het is ook belangrijk dat de printer rondom
voldoende ventilatie krijgt.
Operatorpaneel
Zie "Operatorpaneel" voor nadere inlichtingen over het operatorpaneel.
De printer beveiligen
U kunt uw printer beschermen tegen diefstal door middel van het als optie verkrijgbare Kensington-slot.
Bevestig het Kensington-slot aan de veiligheidssleuf van uw printer.
Raadpleeg voor nadere bijzonderheden de bedieningsinstructies die bij het Kensington-slot worden geleverd.
Bestellen van benodigdheden
U kunt via Internet bij Dell de verbruiksmaterialen bestellen bij gebruik van een netwerkprinter. Voer het IP-adres van uw
printer in uw web-browser in, start de functie Dell Printer Configuration Web Tool functie en klik op Bestel supplies op:
als u toner voor uw printer wilt bestellen.
U kunt ook tonercartridges bestellen op de volgende manier:
1. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Aanvullende kleurenlasersoftware® Dell SuppliesManagement System.
Het venster Dell Supplies Management System verschijnt.
2. Kies uw printer uit de lijst Select Printer Model.
3. Bij bestellen via internet:
a. Wanneer u niet automatisch via twee-wegcommunicatie de informatie van de printer kunt achterhalen, verschijnt
er een venster waarin u wordt gevraagd de Service-tag in te typen. Typ de Dell service-tag in, in het daarvoor
bestemde vakje.
De Service-tag staat vermeld aan de binnenkant van de voorklep van de printer.
b. Kies een URL uit de lijst Nabestel URL selecteren.
c. Klik op Bezoek Dells bestelwebsite voor printersupplies.
Als u telefonisch wilt bestellen, belt u het nummer dat verschijnt onder de koptekst Telefonisch bestellen.
Volg de aanwijzingen op dit blad voor het installeren van de drums en de tonercartridges.
De drumlinten verwijderen
1. Open de voorklep.
2. Trek de linten uit (8 stuks) en verwijder vervolgens het verpakkingsmateriaal uit de voorkant van de printer.
De tonercartridges installeren
OPGELET: Voordat u één van de volgende handelingen verricht, leest en volgt u eerst de
veiligheidsvoorschriften in uw Productinformatiegids.
1. Open de voorklep.
2. Maak de tonercartridges gereed voor installatie.
3. Schud de gele cartridge 5 tot 6 keer heen en weer zodat de toner gelijkmatig wordt gedeeld.
OPMERKING: Raak de in de illustratie getoonde onderdelen niet aan tijdens het schudden van de cartridge.
4. Zet de pijl op de cartridge in lijn met de pijl op de printer en schuif de cartridge erin tot hij niet verder gaat.
5. Herhaal stap 2 t/m stap 4 voor het installeren van de cartridges met magenta, cyaan en zwart.
6. Sluit de voorklep.
Papier inleggen
OPMERKING: Ter voorkoming van papierstoringen de papierlade niet verwijderen tijdens het afdrukken.
OPMERKING: Gebruik alleen afdrukmedia die geschikt zijn voor laserprinters. Gebruik in deze printer geen papier voor
inkjetprinters.
OPMERKING: Zie "Afdrukmedia laden" voor aanwijzingen voor afdrukken vanuit de MPF of bedrukken van enveloppen.
In alle laden wordt het papier op dezelfde manier ingelegd:
1. Verwijder de papierlade uit de printer.
2. Stel de breedtegeleiders af op het formaat van het papier dat u gaat inleggen.
3. Stel de lengtegeleider af op het formaat van het papier dat u gaat inleggen.
4. Alvorens het papier in te leggen, buigt u de stapel vellen wat heen en weer en waaiert u de stapel uit. Tik met de stapel
op een egaal oppervlak om de vellen gelijk te leggen.
5. Leg het papier in de papierlade met de aanbevolen kant voor afdrukken boven.
OPMERKING: Zorg dat de stapel niet boven het maximumstreepje in de lade uit komt. Als de lade te vol zit, kan het
papier in de printer vastlopen.
6. Nadat u hebt gecontroleerd of de geleiders goed zijn afgesteld, plaatst u de papierlade weer in de printer.
7. Selecteer de papiersoort vanaf het operatorpaneel als u andere afdrukmedia inlegt dan de normale. Als u door de
gebruiker opgegeven afdrukmedia in de standaardlade voor 550 vel hebt gelegd, moet u op het operatorpaneel de
instelling voor het papierformaat opgeven.
OPMERKING: Voor papier van standaardformaat stelt u eerst de geleiders af en stelt u vervolgens het papier in.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Optionele accessoires installeren (indien van
toepassing)
Een 550 documentinvoer installerenEen 1100 papierinvoerlade installerenZowel de 550 documentinvoeren als de 1100 papierinvoerlade installerenEen extra uitvoerbak installerenEen geheugenmodule installerenEen harde schijf installerenEen draadloze adapter installerenEen draadloze adapter configureren
U kunt de printer functioneler maken door de optionele accessoires te installeren. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de
printeraccessoires installeert, zoals de 550 documentinvoer en de draadloze adapter.
Een 550 documentinvoer installeren
OPGELET: Als u na het installeren van de printer een 550 documentinvoer toevoegt, is het belangrijk dat u
de printer uitzet, de stekker uit het stopcontact trekt en alle kabels aan de achterzijde van de printer
loskoppelt, voordat u deze taken uitvoert.
OPGELET: Om de 550 veldocumentinvoer op te tillen, pakt u de printer vast en licht u hem op zoals
aangegeven op het etiket op de invoer.
1. Zet de printer uit en trek de stekker uit het stopcontact. Koppel daarna alle kabels aan de achterzijde van de printer
los.
2. Trek de lade zo ver mogelijk naar buiten. Licht de voorkant enigszins op en verwijder de lade.
3. Til de printer op en breng de drie geleidepennen van de 550 documentinvoer tegenover de gaten aan de onderzijde van
de printer. Laat de printer voorzichtig op de 550 documentinvoer zakken.
OPGELET: Er zijn drie personen nodig om de printer op te tillen.
OPGELET: Let goed op dat uw vingers niet klem komen te zitten tussen de printer en de documentinvoer.
4. Draai de twee met de invoer meegeleverde schroeven aan met een munt of schroevendraaier.
5. Zet de printer en de 550 veldocumentinvoer vast met een plastic borgklem en de lange schroef die met de invoer is
meegeleverd.
6. Schuif de papierlade in de printer en druk de lade zover mogelijk aan.
7. Verwijder de lade uit de 550 documentinvoer.
8. Stel de breedtegeleiders af op het formaat van het papier dat u gaat inleggen.
9. Stel de lengtegeleider af op het formaat van het papier dat u gaat inleggen.
10. Leg het papier in de papierlade met de aanbevolen kant voor afdrukken boven.
11. Plaats de lade weer in de 550 documentinvoer.
12. Sluit het netsnoer aan op de printer en vervolgens op het stopcontact.
13. Zet het netsnoer vast op de printer met de plastic sluiter.
14. Zet de printer aan.
OPMERKING: Als het bericht verschijnt dat u de aanvankelijke configuratie op het bedieningspaneel moet uitvoeren,
volgt u de aanwijzingen altijd op.
OPMERKING: De printer zal automatisch de bevestigde lade detecteren, maar niet welk soort papier erin zit.
15. Druk volgens de onderstaande instructies de pagina met de printerinstellingen af om te controleren of de 550
documentinvoer goed is geïnstalleerd. Zie "Printerinstellingenpagina afdrukken
".
Printerinstellingenpagina afdrukken
Bij gebruik van het operatorpaneel
a. Druk op de knop Menu.
b. Zorg dat Rapport/Lijst gemarkeerd is en druk dan op de knop (SET). Printerinstelling wordt
weergegeven.
c. Druk op de knop
De pagina met printerinstellingen wordt afgedrukt.
d. Controleer of 550 veldocumentinvoer in de lijst van printerinstellingen wordt vermeld onder Printeropties.
Als de documentinvoer niet in de lijst staat, zet u de printer uit, trekt u de stekker uit het stopcontact en plaatst
u de 550 documentinvoer opnieuw.
(SET).
Bij gebruik van de Dell™ Printer Configuration Web Tool
a. Start Dell Printer Configuration Web Tool.
1) Open de web-browser.
2) Voer het IP-adres van de printer in de web-browser in.
Zie "Dell Printer Configuration Web Tool
b. Selecteer Printerinstellingen.
c. Klik op het tabblad Printerinstellingenrapport.
d. Selecteer Rapporten.
e. Klik op Start op de Printerinstellingen.
".
Het printerinstellingenrapport wordt afgedrukt.
f. Controleer of 550 veldocumentinvoer wordt vermeld in de printerinstellingen.
Als de invoer niet wordt vermeld, zet u de printer uit, trekt u de stekker uit het stopcontact en plaatst u de 550
documentinvoer opnieuw.
16. Nadat u papier in de geïnstalleerde lade hebt gelegd, geeft u de papiersoort op vanaf het operatorpaneel van de printer.
a. Druk op de knop Menu.
b. Druk op de knop totdat Lade-instelling is gemarkeerd en druk dan op de knop (SET).
c. Druk op de knop totdat de geïnstalleerde lade is gemarkeerd, en druk dan op de knop (SET).
d. Zorg dat Papiersoort gemarkeerd is en druk dan op de knop (SET).
e. Druk op de knop totdat de papiersoort van de geïnstalleerde lade is gemarkeerd en druk dan op de knop
(SET).
f. Kijk of de geselecteerde papiersoort is gemarkeerd met een opsommingsteken en druk daarna op de knop Menu.
OPMERKING: Als u de 550 documentinvoer installeert na het installeren van het printerstuurprogramma, moet u het
stuurprogramma daarna bijwerken volgens de aanwijzingen voor het besturingssysteem dat u gebruikt. Als de printer
zich op een netwerk bevindt, werkt u het stuurprogramma voor elke client bij.
Om de installatie van de accessoire te voltooien moet het printerstuurprogramma worden bijgewerkt om de accessoire
te kunnen herkennen.
Stuurprogramma bijwerken voor detectie van
de 550 veldocumentinvoer
Bij gebruik van het PCL/XPS-stuurprogramma
OPMERKING: Het XPS-stuurprogramma wordt ondersteund op de volgende besturingssystemen: Windows® 7,
Windows 7 x64, Windows Vista®, Windows Vista x64, Windows Server® 2008 R2 x64, Windows Server 2008 en
Windows Server 2008 x64.
®
Windows
x64/Windows Server
2008 R2 x64
Windows Vista
x64
7/Windows 7
®
/Vista
®
1. Klik op Starten®Apparaten en printers.
2. Klik met de rechter muisknop op het printerpictogram en selecteer Eigenschappen vanprinter.
3. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Opties en schakelt u
vervolgens het selectievakje Informatie ophalen van de printer in.
Als u het XPS-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Optie en kijkt u vervolgens
of het selectievakje Bi-directionele communicatie inschakelen is ingeschakeld. Schakel
het selectievakje in als dat niet het geval is.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Apparaten en printers.
1. Klik op Start® Configuratiescherm®Hardware en geluiden® Printers.
2. Klik met de rechter muisknop op het printerpictogram en selecteer Eigenschappen.
3. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Opties en schakelt u
vervolgens het selectievakje Informatie ophalen van de printer in.
Als u het XPS-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Optie en kijkt u vervolgens
of het selectievakje Bi-directionele communicatie inschakelen is ingeschakeld. Schakel
het selectievakje in als dat niet het geval is.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows Server
2008/Server 2008 x64
1. Klik op Start® Configuratiescherm® Printers.
2. Klik met de rechter muisknop op het printerpictogram en selecteer Eigenschappen.
3. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Opties en schakelt u
vervolgens het selectievakje Informatie ophalen van de printer in.
Als u het XPS-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Optie en kijkt u vervolgens
of het selectievakje Bi-directionele communicatie inschakelen is ingeschakeld. Schakel
het selectievakje in als dat niet het geval is.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows
XP/XP x64/Server
2003/Server 2003 x64
Windows 2000
Ga als volgt te werk als de informatie over de printer niet automatisch wordt bijgewerkt wanneer u op Informatie ophalenvan de printer klikt:
1. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Opties en selecteert u vervolgens een van de
beschikbare laden onder Configuratie papierlade.
Als u het XPS-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Optie en schakelt u vervolgens het selectievakje Bi-
directionele communicatie inschakelen uit.
Selecteer een van de beschikbare laden onder Configuratie papierlade.
2. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
3. Sluit het weergegeven actieve dialoogvenster.
1. Klik op Start®Printers en faxapparaten.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer Eigenschappen.
3. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Opties en selecteert u
vervolgens Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers en faxapparaten.
1. Klik op Start® Instellingen® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer Eigenschappen.
3. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Opties en selecteert u
vervolgens Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers en faxapparaten.
Bij gebruik van het PS-stuurprogramma
Windows 7/Windows 7
x64/Server 2008 R2 x64
Windows Vista/Vista x64
1. Klik op Starten®Apparaten en printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en
selecteer Eigenschappen van printer in de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Configuratie en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Klik op het tabblad Instellingen apparaat en bevestig vervolgens de
papierladeconfiguratie onder Installeerbare opties.
6. Sluit het dialoogvenster Apparaten en printers.
Als u de printerinformatie niet automatisch kunt ophalen met behulp van de optie Informatieophalen van de printer, probeert u het met de volgende procedure:
1. Klik op het tabblad Instellingen apparaat en selecteer vervolgens een van de
beschikbare lades in Configuratie papierlade.
2. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
3. Sluit het dialoogvenster Apparaten en printers.
1. Klik op Start® Configuratiescherm®Hardware en geluiden® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en
selecteer Eigenschappen in de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Configuratie en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Klik op het tabblad Instellingen apparaat en bevestig vervolgens de
papierladeconfiguratie onder Installeerbare opties.
6. Sluit het dialoogvenster Printers.
Als u de printerinformatie niet automatisch kunt ophalen met behulp van de optie Informatie
ophalen van de printer, probeert u het met de volgende procedure:
1. Klik op het tabblad Instellingen apparaat en selecteer vervolgens een van de
beschikbare lades in Configuratie papierlade.
2. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
3. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows Server
2008/Server 2008 x64
Windows XP/XP x64/Server
2003/Server 2003 x64
1. Klik op Start® Configuratiescherm® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en
selecteer Eigenschappen in de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Configuratie en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Klik op het tabblad Instellingen apparaat en bevestig vervolgens de
papierladeconfiguratie onder Installeerbare opties.
6. Sluit het dialoogvenster Printers.
Als u de printerinformatie niet automatisch kunt ophalen met behulp van de optie Informatieophalen van de printer, probeert u het met de volgende procedure:
1. Klik op het tabblad Instellingen apparaat en selecteer vervolgens een van de
beschikbare lades in Configuratie papierlade.
2. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
3. Sluit het dialoogvenster Printers.
1. Klik op Start®Printers en faxapparaten.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en
selecteer Eigenschappen in de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Configuratie en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Klik op het tabblad Instellingen apparaat en bevestig vervolgens de
papierladeconfiguratie onder Installeerbare opties.
6. Sluit het dialoogvenster Printers en faxapparaten.
Als u de printerinformatie niet automatisch kunt ophalen met behulp van de optie Informatieophalen van de printer, probeert u het met de volgende procedure:
Windows 2000
®
Mac OS
X 10.5.x
1. Klik op het tabblad Instellingen apparaat en selecteer vervolgens een van de
beschikbare lades in Configuratie papierlade.
2. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
3. Sluit het dialoogvenster Printers en faxapparaten.
1. Klik op Start® Instellingen® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en
selecteer Eigenschappen in de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Configuratie en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Klik op het tabblad Instellingen apparaat en bevestig vervolgens de
papierladeconfiguratie onder Installeerbare opties.
6. Sluit het dialoogvenster Printers.
Als u de printerinformatie niet automatisch kunt ophalen met behulp van de optie Informatieophalen van de printer, probeert u het met de volgende procedure:
1. Klik op het tabblad Instellingen apparaat en selecteer vervolgens een van de
beschikbare lades in Configuratie papierlade.
2. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
3. Sluit het dialoogvenster Printers.
1. Selecteer Afdrukken en faxen in Systeemvoorkeuren.
2. Selecteer de printer in de lijst Printers en klik op Opties en toebehoren.
3. Selecteer Besturingsbestand, selecteer de opties die zijn geïnstalleerd op de printers
en klik op OK.
Mac OS X 10.3.x/10.4.x1. Selecteer de printer uit het scherm Printer-lijst in Afdruk-center (of
Printerinstallatiefunctie).
2. Klik op Printers op de menubalk Afdruk-center (of Printer-installatiefunctie) en
selecteer Info tonen.
3. Selecteer Installeerbare opties, selecteer de opties die zijn geïnstalleerd op de
printer en klik op wijzigingen toepassen.
Mac OS 91. Selecteer een desktopprinter gerelateerd aan het model.
2. Klik op Printen in de menubalk Systeem en selecteer Configuratie wijzigen.
3. Selecteer Configuratie papierlade in het menu Wijzigen.
4. Selecteer de optie die op de printer is geïnstalleerd in het menu Naar en klik
vervolgens op OK.
Een 1100 papierinvoerlade installeren
1. Zet de printer uit en trek de stekker uit het stopcontact. Koppel daarna alle kabels aan de achterzijde van de printer
los.
2. Vergrendel de remmen van de twee zwenkwielen vooraan de optionele 1100 papierinvoerlade.
OPGELET: Als u de remmen niet vergrendelt, kan de printer onverwacht in beweging komen en persoonlijk
letsel veroorzaken.
OPMERKING: Om het vergrendelen gemakkelijker en veiliger uit te kunnen voeren, laat u de remmen van de twee
zwenkwielen naar voren wijzen door de 1100 papierinvoerlade naar achteren te duwen.
3. Trek de lade zo ver mogelijk naar buiten. Licht de voorkant van de lade enigszins op en verwijder hem.
4. Til de printer op en breng de drie geleidepennen van de optionele 1100 papierinvoerlade in lijn met de gaten aan de
onderzijde van de printer. Laat de printer voorzichtig op de 1100 papierinvoerlade zakken.
OPGELET: Er zijn drie personen nodig om de printer op te tillen.
OPGELET: Let goed op dat uw vingers niet klem komen te zitten tussen de printer en de documentinvoer.
5. Draai de twee met de invoer meegeleverde schroeven aan met een munt of schroevendraaier.
6. Zet de printer en de 1100 papierinvoerlade vast met een plastic borgklem en de lange schroef die met de invoer is
meegeleverd.
7. Schuif de papierlade in de printer en druk de lade zover mogelijk aan.
8. Verwijder de lade uit de 1100 papierinvoerlade.
9. Stel de breedtegeleiders af op het formaat van het papier dat u gaat inleggen.
10. Stel de lengtegeleider af op het formaat van het papier dat u gaat inleggen.
11. Leg het papier in de papierlade met de aanbevolen kant voor afdrukken boven.
12. Plaats de lade weer in de 1100 papierinvoerlade.
13. Sluit het netsnoer aan op de printer en vervolgens op het stopcontact.
14. Zet het netsnoer vast op de printer met de plastic sluiter.
15. Zet de printer aan.
OPMERKING: Als het bericht verschijnt dat u de aanvankelijke configuratie op het bedieningspaneel moet
uitvoeren, volgt u de aanwijzingen altijd op.
OPMERKING: De printer zal automatisch de bevestigde lade(n) detecteren, maar niet welk soort papier erin zit.
16. Druk volgens de instructies een pagina met printerinstellingen af om te controleren of de 1100 papierinvoerlade goed is
geïnstalleerd. Zie "Printerinstellingenpagina afdrukken
".
Printerinstellingenpagina afdrukken
Bij gebruik van het operatorpaneel
a. Druk op de knop Menu.
b. Zorg dat Rapport/Lijst gemarkeerd is en druk dan op de knop (SET). Printerinstelling wordt
weergegeven.
c. Druk op de knop
De pagina met printerinstellingen wordt afgedrukt.
d. Controleer of 1100 papierinvoerlade in de lijst van printerinstellingen wordt vermeld onder Printeropties.
Als de documentinvoer niet in de lijst staat, zet u de printer uit, trekt u de stekker uit het stopcontact en plaatst
u de 1100 papierinvoerlade opnieuw.
(SET).
Bij gebruik van de Dell™ Printer Configuration Web Tool
a. Start Dell Printer Configuration Web Tool.
1) Open de web-browser.
2) Voer het IP-adres van de printer in de web-browser in.
Zie "Dell Printer Configuration Web Tool
b. Selecteer Printerinstellingen.
c. Klik op het tabblad Printerinstellingenrapport.
d. Selecteer Rapporten.
e. Klik op Start op de Printerinstellingen.
".
Het printerinstellingenrapport wordt afgedrukt.
f. Controleer of 1100 papierinvoerlade wordt vermeld in de printerinstellingen.
Als de invoer niet wordt vermeld, zet u de printer uit, trekt u de stekker uit het stopcontact en plaatst u de 1100
papierinvoerlade opnieuw.
17. Wanneer u papieren in de laatste lade hebt gelegd, geeft u de papiersoort op vanaf het operatorpaneel van de printer.
a. Druk op de knop Menu.
b. Druk op de knop totdat Lade-instelling is gemarkeerd en druk dan op de knop (SET).
c. Druk op de knop totdat de geïnstalleerde lade is gemarkeerd, en druk dan op de knop (SET).
d. Zorg dat Papiersoort gemarkeerd is en druk dan op de knop (SET).
e. Druk op de knop totdat de papiersoort voor de geïnstalleerde lade is gemarkeerd en druk dan op de knop
(SET).
f. Kijk of de geselecteerde papiersoort is gemarkeerd met een opsommingsteken en druk daarna op de knop Menu.
OPMERKING: Als u de 1100 papierinvoerlade installeert na het installeren van het printerstuurprogramma, moet
u het stuurprogramma daarna bijwerken volgens de aanwijzingen voor het besturingssysteem dat u gebruikt. Als
de printer zich op een netwerk bevindt, werkt u het stuurprogramma voor elke client bij.
Om de installatie van de accessoire te voltooien moet het printerstuurprogramma worden bijgewerkt om de
accessoire te kunnen herkennen.
Stuurprogramma bijwerken voor detectie van de 1100 papierinvoerlade
Bij gebruik van het PCL/XPS-stuurprogramma
OPMERKING: Het XPS-stuurprogramma wordt ondersteund op de volgende besturingssystemen: Windows 7, Windows
7 x64, Windows Vista, Windows Vista x64, Windows Server 2008 R2 x64, Windows Server 2008 en Windows Server
2008 x64.
®
Windows
x64/Windows Server
2008 R2 x64
Windows Vista
x64
7/Windows 7
®
/Vista
®
1. Klik op Starten®Apparaten en printers.
2. Klik met de rechter muisknop op het printerpictogram en selecteer Eigenschappen vanprinter.
3. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Opties en schakelt u
vervolgens het selectievakje Informatie ophalen van de printer in.
Als u het XPS-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Optie en kijkt u vervolgens
of het selectievakje Bi-directionele communicatie inschakelen is ingeschakeld. Schakel
het selectievakje in als dat niet het geval is.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Apparaten en printers.
1. Klik op Start® Configuratiescherm®Hardware en geluiden® Printers.
2. Klik met de rechter muisknop op het printerpictogram en selecteer Eigenschappen.
3. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Opties en schakelt u
vervolgens het selectievakje Informatie ophalen van de printer in.
Als u het XPS-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Optie en kijkt u vervolgens
of het selectievakje Bi-directionele communicatie inschakelen is ingeschakeld. Schakel
het selectievakje in als dat niet het geval is.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows Server
2008/Server 2008 x64
1. Klik op Start® Configuratiescherm® Printers.
2. Klik met de rechter muisknop op het printerpictogram en selecteer Eigenschappen.
3. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Opties en schakelt u
vervolgens het selectievakje Informatie ophalen van de printer in.
Als u het XPS-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Optie en kijkt u vervolgens
of het selectievakje Bi-directionele communicatie inschakelen is ingeschakeld. Schakel
het selectievakje in als dat niet het geval is.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows
XP/XP x64/Server
2003/Server 2003 x64
1. Klik op Start®Printers en faxapparaten.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer Eigenschappen.
3. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Opties en selecteert u
vervolgens Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers en faxapparaten.
Windows 2000
Ga als volgt te werk als de informatie over de printer niet automatisch wordt bijgewerkt wanneer u op Informatie ophalenvan de printer klikt:
1. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Opties en selecteert u vervolgens een van de
beschikbare laden onder Configuratie papierlade.
Als u het XPS-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Optie en schakelt u vervolgens het selectievakje Bi-directionele communicatie inschakelen uit.
Selecteer een van de beschikbare laden onder Configuratie papierlade.
2. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
3. Sluit het weergegeven actieve dialoogvenster.
1. Klik op Start® Instellingen® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer Eigenschappen.
3. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Opties en selecteert u
vervolgens Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Bij gebruik van het PS-stuurprogramma
Windows 7/Windows 7
x64/Server 2008 R2 x64
1. Klik op Starten®Apparaten en printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en
selecteer Eigenschappen van printer in de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Configuratie en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Klik op het tabblad Instellingen apparaat en bevestig vervolgens de
papierladeconfiguratie onder Installeerbare opties.
6. Sluit het dialoogvenster Apparaten en printers.
Windows Vista/Vista x64
Als u de printerinformatie niet automatisch kunt ophalen met behulp van de optie Informatieophalen van de printer, probeert u het met de volgende procedure:
1. Klik op het tabblad Instellingen apparaat en selecteer vervolgens een van de
beschikbare lades in Configuratie papierlade.
2. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
3. Sluit het dialoogvenster Apparaten en printers.
1. Klik op Start® Configuratiescherm®Hardware en geluiden® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en
selecteer Eigenschappen in de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Configuratie en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Klik op het tabblad Instellingen apparaat en bevestig vervolgens de
papierladeconfiguratie onder Installeerbare opties.
6. Sluit het dialoogvenster Printers.
Als u de printerinformatie niet automatisch kunt ophalen met behulp van de optie Informatieophalen van de printer, probeert u het met de volgende procedure:
1. Klik op het tabblad Instellingen apparaat en selecteer vervolgens een van de
beschikbare lades in Configuratie papierlade.
2. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
3. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows Server
2008/Server 2008 x64
1. Klik op Start® Configuratiescherm® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en
selecteer Eigenschappen in de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Configuratie en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Klik op het tabblad Instellingen apparaat en bevestig vervolgens de
papierladeconfiguratie onder Installeerbare opties.
6. Sluit het dialoogvenster Printers.
Als u de printerinformatie niet automatisch kunt ophalen met behulp van de optie Informatieophalen van de printer, probeert u het met de volgende procedure:
1. Klik op het tabblad Instellingen apparaat en selecteer vervolgens een van de
beschikbare lades in Configuratie papierlade.
2. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
3. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows XP/XP x64/Server
2003/Server 2003 x64
Windows 2000
1. Klik op Start®Printers en faxapparaten.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en
selecteer Eigenschappen in de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Configuratie en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Klik op het tabblad Instellingen apparaat en bevestig vervolgens de
papierladeconfiguratie onder Installeerbare opties.
6. Sluit het dialoogvenster Printers en faxapparaten.
Als u de printerinformatie niet automatisch kunt ophalen met behulp van de optie Informatieophalen van de printer, probeert u het met de volgende procedure:
1. Klik op het tabblad Instellingen apparaat en selecteer vervolgens een van de
beschikbare lades in Configuratie papierlade.
2. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
3. Sluit het dialoogvenster Printers en faxapparaten.
1. Klik op Start® Instellingen® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en
selecteer Eigenschappen in de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Configuratie en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Klik op het tabblad Instellingen apparaat en bevestig vervolgens de
papierladeconfiguratie onder Installeerbare opties.
6. Sluit het dialoogvenster Printers.
Als u de printerinformatie niet automatisch kunt ophalen met behulp van de optie Informatieophalen van de printer, probeert u het met de volgende procedure:
1. Klik op het tabblad Instellingen apparaat en selecteer vervolgens een van de
beschikbare lades in Configuratie papierlade.
2. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
3. Sluit het dialoogvenster Printers.
Mac OS
®
X 10.5.x
1. Selecteer Afdrukken en faxen in Systeemvoorkeuren.
2. Selecteer de printer in de lijst Printers en klik op Opties en toebehoren.
3. Selecteer Besturingsbestand, selecteer de opties die zijn geïnstalleerd op de printers
en klik op OK.
Mac OS X 10.3.x/10.4.x1. Selecteer de printer uit het scherm Printer-lijst in Afdruk-center (of
Printerinstallatiefunctie).
2. Klik op Printers op de menubalk Afdruk-center (of Printerinstallatiefunctie) en
selecteer Info tonen.
3. Selecteer Installeerbare opties, selecteer de opties die zijn geïnstalleerd op de
printer en klik op wijzigingen toepassen.
Mac OS 91. Selecteer een desktopprinter gerelateerd aan het model.
2. Klik op Printen in de menubalk Systeem en selecteer Configuratie wijzigen.
3. Selecteer Configuratie papierlade in het menu Wijzigen.
4. Selecteer de optie die op de printer is geïnstalleerd in het menu Naar en klik
vervolgens op OK.
Zowel de 550 documentinvoeren als de 1100 papierinvoerlade
installeren
1. Zet de printer uit en trek de stekker uit het stopcontact. Koppel daarna alle kabels aan de achterzijde van de printer
los.
2. Vergrendel de remmen van de twee zwenkwielen vooraan de optionele 1100 papierinvoerlade.
OPGELET: Als u de remmen niet vergrendelt, kan de printer onverwacht in beweging komen en persoonlijk
letsel veroorzaken.
OPMERKING: Om het vergrendelen gemakkelijker en veiliger uit te kunnen voeren, laat u de remmen van de twee
zwenkwielen naar voren wijzen door de 1100 papierinvoerlade naar achteren te duwen.
3. Trek de lade zo ver mogelijk naar buiten. Licht de voorkant enigszins op en verwijder de lade.
4. Til de 550 papierinvoerlade op en breng de drie geleidepennen van de 1100 papierinvoerlade in lijn met de gaten aan
de onderzijde van de 550 veldocumentinvoer.
Om de 550 veldocumentinvoer op te tillen pakt u hem vast zoals getoond in de illustratie.
OPGELET: Pak de 550 veldocumentinvoer om hem te verplaatsen niet vast aan de gebieden die worden
getoond in de volgende illustratie:
5. Laat de 550 veldocumentinvoer voorzichtig op de 1100 papierinvoerlade zakken.
6. Draai de twee met de invoer meegeleverde schroeven aan met een munt of een dergelijk voorwerp.
Loading...
+ 419 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.