De voorbeelden en schema's in deze handleiding dienen uitsluitend ter illustratie. De informatie in deze handleiding kan op elk
moment en zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Wij aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of
aansprakelijkheid voor directe, indirecte of gevolgschade die voortvloeit uit het gebruik of de toepassing van deze apparatuur.
1.2 Waarschuwingen
WAAR SC HU WI NG
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOKKEN
Het bevestigen of verwijderen van accessoires terwijl de softstarter op de netvoeding is aangesloten, kan leiden tot lichamelijk
letsel.
Scheid de softstarter van de netvoeding voordat u accessoires bevestigt of verwijdert.
-
WA AR SC HU WI NG
GEVAAR VOOR LICHAMELIJK LETSEL EN SCHADE AAN APPARATUUR
Het insteken van vreemde voorwerpen of het aanraken van de binnenzijde van de softstarter terwijl de afdekking van de
uitbreidingspoort is geopend, kan medewerkers in gevaar brengen en de softstarter beschadigen.
Steek geen vreemde voorwerpen in de softstarter terwijl de poortafdekking is geopend.
-
Raak de binnenzijde van de softstarter niet aan wanneer de poortafdekking is geopend.
-
1.3 Belangrijke informatie voor de gebruiker
Volg alle vereiste veiligheidsvoorschriften op wanneer u de softstarter extern bedient. Waarschuw medewerkers dat machines zonder
waarschuwing kunnen starten.
Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om alle instructies in deze handleiding en alle relevante elektrische voorschriften te
volgen.
Gebruik alle internationaal erkende standaardpraktijken voor RS485-communicatie wanneer u deze apparatuur installeert en gebruikt.
Voeding (rood)Apparaat is niet ingeschakeld.Apparaat is ingeschakeld en klaar om online te gaan.
Netwerk (groen)Geen verbinding, offline of fout gegevensuitwisseling.Apparaat is online en in gegevensuitwisselingsstaat.
LE T OP
Als er geen communicatie plaatsvindt, kan de softstarter worden uitgeschakeld (trip) door de instelling van Network
Communications (Netwerkcommunicatie). Als parameter 6-13 Network Communications (Netwerkcommunicatie) is ingesteld op
Soft Trip and Log (Zachte uitschakeling en loggen) of Trip Starter (Uitschakeling starter), moet de softstarter worden gereset.
LE T OP
Als de communicatie tussen het apparaat en het netwerk uitvalt, gaat het busstatuslampje uit. Wanneer de communicatie
wordt hersteld, gaat het busstatuslampje weer branden.
Importeer het nieuwste .gsd-bestand in de Master-configuratietool. U kunt dit bestand van de leverancier downloaden via
www.danfoss.com/en/service-and-support/downloads/dds/fieldbus-configuration-files/#tab-downloads.
Als de Master gebruikmaakt van pictogrammen op het scherm, zijn er 2 grafische bitmapbestanden beschikbaar op de website.
SSPM_N.bmp geeft de normale modus aan. SSPM_D.bmp geeft de diagnostische modus aan.
3.2 PROFIBUS-adres
Stel het netwerkadres voor de kaart in via de softstarter (parameter 12-7 PROFIBUS Address (PROFIBUS-adres). Zie de VLT® Soft Starter
MCD 600 Operating Guide voor meer informatie over het configureren van de softstarter.
LE T OP
De PROFIBUS-kaart leest het netwerkadres van de softstarter uit wanneer er stuurspanning wordt toegevoerd. Na het wijzigen
van parameters in de softstarter moet u de stuurspanning uit- en weer inschakelen om de nieuwe waarden te activeren.
3.3 Netwerkbesturing inschakelen
De softstarter accepteert alleen commando's van de PROFIBUS-kaart als parameter 1-1 Command Source (Commandobron) is ingesteld
op Network (Netwerk).
LE T OP
Als de resetingang actief is, werkt de softstarter niet. Als er geen resetschakelaar vereist is, monteer dan een brug over de
klemmen RESET, COM+ op de softstarter.
Als het PROFIBUS-netwerk uitvalt, wordt de gegevensuitwisselingsmodus van het apparaat afgesloten nadat de time-outtijd van de
netwerkwatchdog is verstreken. Deze time-outtijd wordt ingesteld in de Master-configuratietool.
De parameter Communication Timeout (Communicatietime-out) in het GSD-bestand bepaalt hoe snel na deze gebeurtenis de
softstarter naar een uitschakelingstoestand (trip) wordt geforceerd.
Stel de communicatietime-outparameter in het GSD-bestand in op een waarde tussen 0 en 100 s. De standaardinstelling is 10 s.
LE T OP
Als de communicatietime-outparameter wordt ingesteld op 0, blijft de actuele toestand van de softstarter bij een netwerkfout
ongewijzigd. Dat maakt het mogelijk om de softstarter via lokale bediening te bedienen, maar dat is GEEN faalveilige oplossing.
Het GSD-bestand bevat 3 bedrijfsmodi, die de gegevens-I/O-structuren als volgt ondersteunen:
GegevensstructuurBasismodus Uitgebreide modus Modus voor uploaden/downloaden
van parameters
I/O-gegevensstructuur voor softstarterbesturing✓✓✓
I/O-gegevensstructuur voor softstarterbewaking✗✓✓
I/O-gegevensstructuur voor softstarterprogrammering ✗✗✓
De basismodus maakt het mogelijk om de softstarter te starten en te stoppen en beperkte informatie over de bedrijfsstatus uit te
lezen.
De uitgebreide modus definieert meer bytes, wat het mogelijk maakt om meer bedrijfsgegevens van de softstarter uit te lezen, zoals
de werkelijke motorstroom en motortemperatuur.
De modus voor het uploaden/downloaden van parameters maakt het mogelijk om parameterwaarden voor de softstarter te lezen en
te schrijven.
4.2 I/O-gegevensstructuur voor softstarterbesturing
Tabel 2: Master/slave-stuurwoordstructuur
ByteBitsDetails
00–1Gereserveerd
2–30 = Gebruik externe softstarteringang om de motorset te selecteren
1 = Gebruik bij het starten de primaire motorset
2 = Gebruik bij het starten de secundaire motorset
4 = Gereserveerd
40 = Stopactie is een zachte stop (zoals geselecteerd op de softstarter)
1 = Stopactie is een snelle stop (vrijloop tot stop)
Bit 4 van byte 0 moet op 0 zijn ingesteld om de softstarter te laten starten.
Tabel 3: Master/slave-statuswoordstructuur
ByteBitsDetails
00–5
Motorstroom (%FLC)
6Commandobron
0 = Extern LCP, digitale ingang, klok
1 = Netwerk
71 = Aan-/uitlopen (starten/stoppen)
101 = Gereed
11 = Starten, bedrijf, of stoppen
21 = Uitgeschakeld (trip)
(1)
Gegevensstructuren
31 = Waarschuwing
4–7Gereserveerd
1
Motorstroom (%FLC) geeft de stroom weer als een percentage van de ingestelde vollaststroom van de motor. Een waarde van 63 staat voor 200% vollaststroom. Deel de waarde
door 0,315 om de waarde om te rekenen naar een uitleesbaar percentage. Voor MCD6-0063B en kleinere modellen is deze waarde 10 keer groter dan de waarde die op het LCP wordt
weergegeven.
4.3 I/O-gegevensstructuur voor softstarterbewaking
4.4 I/O-gegevensstructuur voor softstarterprogrammering
De I/O-gegevensstructuur voor programmering van de softstarter maakt het mogelijk om parameterwaarden van de starter te
uploaden (lezen) en te downloaden (schrijven) over het netwerk.
LE T OP
Wijzig de standaardwaarden van de geavanceerde parameters (parametergroep 20-** Advanced Parameters [Geavanceerde
parameters]) niet. Het wijzigen van die waarden kan leiden tot onvoorspelbaar gedrag in de softstarter.
4.4.1 Uitgangen
Tabel 7: Structuur van master/slave-uitgangsbytes
ByteBitsDetails
30–7Parameternummer dat moet worden gelezen/geschreven
40Gereserveerd
11 = Parameter lezen
21 = Parameter schrijven
3–7Gereserveerd
50–7Hoge-byte-parameterwaarde om te schrijven naar softstarter/0 gegevenswaarden voor lezen
60–7Lage-byte-parameterwaarde om te schrijven naar softstarter/0 gegevenswaarden voor lezen
5 PROFIBUS diagnostisch telegram en diagnostische vlag
5.1 Structuur diagnostisch telegram
De PROFIBUS-kaart ondersteunt externe diagnostiek. Het volgende telegram wordt naar de Master verzonden als de softstarter wordt
uitgeschakeld (trip) of als er op de softstarter een parameter wordt gewijzigd.
Wanneer de softstarter wordt uitgeschakeld (trip), wordt er in de Master een diagnostische vlag ingesteld en wordt de
uitschakelingscode gerapporteerd in byte 1. Wanneer de softstarter wordt gereset, worden de diagnostische vlag en de
uitschakelingscode gereset = 0, tenzij de uitschakelingsconditie nog steeds aanwezig is (zie 4.5 Uitschakelingscodes).
5.1.2 Gewijzigd parameternummer
Als een parameternummer via het LCP wordt gewijzigd, wordt het betreffende parameternummer gerapporteerd in byte 2. Wanneer
de Master de gewijzigde parameter leest of schrijft, wordt byte 2 gereset = 0.
Wijziging van een parameternummer activeert geen diagnostische vlag.
In de blokkeringsmodus worden ingangen alleen met nieuwe gegevens uit de softstarter bijgewerkt als er een nieuwe
blokkeringsactie wordt uitgevoerd. Het apparaat keert terug naar normaal bedrijf door een deblokkeringsactie.
6.2 Synchronisatiemodus PROFIBUS
In de synchronisatiemodus worden commando's naar de softstarter pas verwerkt wanneer er een nieuwe synchronisatieactie wordt
uitgevoerd. Het apparaat keert terug naar normaal bedrijf door een desynchronisatieactie.
6.3 Wismodus PROFIBUS
Als de Master een algemeen wiscommando verzendt, verzendt het apparaat een snelle-stopcommando naar de softstarter.
Danfoss can accept no responsibility for possible errors in catalogues, brochures and other printed material. Danfoss reserves the right to alter its products without notice. This also applies to products
already on order provided that such alterations can be made without subsequential changes being necessary in specifications already agreed. All trademarks in this material are property of the respective
companies. Danfoss and the Danfoss logotype are trademarks of Danfoss A/S. All rights reserved.