Danfoss VACON NXS, VACON NXP Operating guide [nl]

Bedieningshandleiding
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Wall-mounted and Standalone
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Inhoud
1
Inleiding 10
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
2
Veiligheid 12
2.1
2.2
3
Productoverzicht
3.1
3.2
Inhoud
15
3.3
3.4
3.5
3.6
3.7
3.8
Inleiding tot het bedieningspaneel 23
3.8.1
Bedieningspaneel 23
3.8.2
Display 25
3.8.3
Basismenustructuur 26
3.8.4
De levering in ontvangst nemen 28
4
4.1
Accessoires voor FR4/FI4–FR6/FI6 28
4.1.1
Accessoires voor FR7/FI7–FR8/FI8 29
4.1.2
Accessoires voor FR10–FR11 Standalone 29
4.1.3
4.2
4.3
4.4
De eenheid monteren 32
5
5.1
Algemene omgevingseisen 32
5.1.1
Installatie op grote hoogte 32
5.1.2
AQ275638903263nl-000301/DPD01221I | 3Danfoss A/S © 2020.02
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
5.2
Koelvereisten 33
5.2.1
Algemene koelvereisten 33
5.2.2
Koeling voor FR4 tot FR9 33
5.2.3
Koeling voor standalone frequentieregelaars (FR10 tot FR11)
Installatieprocedure 36
5.3
Installatieprocedure voor wandgemonteerde frequentieregelaars 36
5.3.1
Installatieprocedure voor standalone frequentieregelaars 37
5.3.2
Elektrische installatie 38
6
Kabelaansluitingen 38
6.1
Algemene kabelvereisten 38
6.1.1
UL-normen voor bekabeling 38
6.1.2
Selectie en dimensionering van kabels 39
6.1.3
Selectie en dimensionering van kabels, Noord-Amerika 39
6.1.4
Zekeringen selecteren 39
6.1.5
Inhoud
36
Principe van voedingstopologie 39
6.1.6
Remweerstandskabels 40
6.1.7
EMC-correcte installatie 40
6.2
Installatie in een hoekgeaard netwerk 41
6.2.1
Aarding 41
6.3
Toegang tot en positie van de klemmen 43
6.4
Toegang tot en positie van de klemmen voor FR4/FI4 43
6.4.1
Toegang tot en positie van de klemmen voor FR5 44
6.4.2
Toegang tot en positie van de klemmen voor FR6/FI6 45
6.4.3
Toegang tot en positie van de klemmen voor FR7/FI7 47
6.4.4
Toegang tot en positie van de klemmen voor FR8/FI8 48
6.4.5
Toegang tot en positie van de klemmen voor FR9 50
6.4.6
Toegang tot en positie van de klemmen voor FR10 Standalone 51
6.4.7
Toegang tot en positie van de klemmen voor FR11 Standalone 53
6.4.8
De kabels installeren 56
6.5
Aanvullende instructies voor bekabeling 57
6.5.1
De kabels installeren, FR4–FR6/FI4–FI6 57
6.5.2
De kabels installeren, FR7/FI7 60
6.5.3
De kabels installeren, FR8/FI8 63
6.5.4
De kabels installeren, FR9 66
6.5.5
De kabels installeren, FR10 Standalone 69
6.5.6
De kabels installeren, FR11 Standalone 73
6.5.7
Installatie in een IT-systeem 78
6.6
AQ275638903263nl-000301/DPD01221I4 | Danfoss A/S © 2020.02
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
6.6.1
De frequentieregelaar installeren in een IT-systeem, FR4–FR6 78
6.6.2
De frequentieregelaar installeren in een IT-systeem, FR7
De frequentieregelaar installeren in een IT-systeem, FR8–FR11 83
6.6.3
Besturingseenheid 84
7
7.1
7.2
7.3
Stuurkabels selecteren 85
7.3.1
Stuurklemmen op OPTA1 86
7.3.2
7.3.2.1
7.3.2.2
Stuurklemmen op OPTA2 en OPTA3 90
7.3.3
7.4
7.5
Inverteren digitaal ingangssignaal 87
Jumperinstellingen op de OPTA1-basiskaart 88
Inhoud
81
Het bedieningspaneel gebruiken 92
8
8.1
8.2
Bewaakte waarden 93
8.2.1
8.3
Naar parameters navigeren 93
8.3.1
Waarden selecteren 94
8.3.2
Waarden cijfer voor cijfer bewerken 95
8.3.3
8.4
Naar het menu Paneelsturing navigeren 96
8.4.1
Paneelsturingsparameters M3 96
8.4.2
De bedieningsmodus wijzigen 97
8.4.3
Bedieningspaneelreferentie 97
8.4.4
8.4.4.1
De draairichting wijzigen 98
8.4.5
De functie Stop Motor uitschakelen 98
8.4.6
De frequentiereferentie bewerken 97
Speciale functies in het menu Paneelsturing 98
8.4.7
8.4.7.1
8.4.7.2
8.5
Naar het menu Actieve Fouten navigeren 99
8.5.1
Het fouttijdgegevensrecord bekijken 99
8.5.2
Fouttijdgegevensrecord 100
8.5.3
Het bedieningspaneel instellen als de bedieningsmodus 98
De frequentiereferentieset kopiëren naar het bedieningspaneel 98
AQ275638903263nl-000301/DPD01221I | 5Danfoss A/S © 2020.02
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
8.6
Het menu Fout Historie (M5) gebruiken 100
8.6.1
Menu Fout Historie (M5) 100
8.6.2
De foutengeschiedenis resetten
Het menu Systeem (M6) gebruiken 101
8.7
Naar het systeemmenu navigeren 101
8.7.1
Functies menu Systeem 101
8.7.2
De taal wijzigen 104
8.7.3
De toepassing wijzigen 104
8.7.4
Cop. Parameters (S6.3) 105
8.7.5
8.7.5.1
8.7.5.2
8.7.5.3
8.7.5.4
8.7.5.5
Inhoud
101
Parametersets opslaan (Parameter Sets S6.3.1) 105
Parameters naar bedieningspaneel uploaden (naar bed.paneel, S6.3.2) 105
Parameters naar frequentieregelaar downloaden (Van bed.paneel, S6.3.3) 106
De automatische parameterbackup activeren of deactiveren (P6.3.4) 106
De parameters vergelijken 106
Beveiliging 107
8.7.6
8.7.6.1
8.7.6.2
8.7.6.3
8.7.6.4
8.7.6.5
8.7.6.6
8.7.6.7
8.7.6.8
8.7.6.9
Paneelfuncties 109
8.7.7
8.7.7.1
8.7.7.2
8.7.7.3
8.7.7.4
8.7.7.5
Naar het menu Beveiliging navigeren 107
Wachtwoorden 107
Een wachtwoord instellen 107
Een wachtwoord invoeren 108
De wachtwoordfunctie deactiveren 108
Een parameter vergrendelen 108
Opstartwizard (P6.5.3) 108
De opstartwizard activeren/deactiveren 109
Het wijzigen van de bewaking van meerdere items mogelijk/onmogelijk maken 109
Naar het menu Paneelfuncties navigeren 109
De startpagina wijzigen 109
Startpagina in bedieningsmenu (P6.6.2) 110
De time-outtijd instellen 110
Contrastinstelling (P6.6.4) 110
8.7.7.6
Hardware-instellingen 110
8.7.8
8.7.8.1
8.7.8.2
8.7.8.3
8.7.8.4
8.7.8.5
8.7.8.6
Schermverlichtingstijd (P6.6.5) 110
Naar het menu HW instell. navigeren 110
De aansluiting van de interne remweerstand instellen 111
Ventilatorbesturing 111
De ventilatorbesturingsinstellingen wijzigen 111
Time-out HMI-bevestiging (P6.7.3) 111
De time-out voor HMI-bevestiging wijzigen 112
AQ275638903263nl-000301/DPD01221I6 | Danfoss A/S © 2020.02
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
8.7.8.7
8.7.8.8
8.7.8.9
Systeeminformatie 112
8.7.9
8.7.9.1
8.7.9.2
8.7.9.3
8.7.9.4
8.7.9.5
8.7.9.6
8.7.9.7
8.7.9.8
8.7.9.9
8.7.9.10
Inhoud
Het aantal pogingen voor ontvangst van een HMI-bevestiging (P6.7.4) wijzigen 112
Sinusfilter (P6.7.5) 112
Voorbelastingsmodus (P6.7.6)
Naar het menu Systeem Info navigeren 112
Tellers (S6.8.1) 112
Fouttellers (S6.8.2) 113
De terugstelbare tellers resetten 113
Software (S6.8.3) 113
Applicaties (S6.8.4) 113
De toepassingspagina bekijken 114
Hardware (S6.8.5) 114
De status van een optiekaart controleren 114
Menu Debug (S6.8.7) 115
112
Het menu Optiekaarten gebruiken 115
8.8
Menu Optiekaarten 115
8.8.1
De aangesloten optiekaarten bekijken 115
8.8.2
Naar de optiekaartparameters navigeren 115
8.8.3
Overige bedieningspaneelfuncties 115
8.9
Inbedrijfstelling 116
9
Veiligheidscontroles vóór de inbedrijfstelling 116
9.1
De frequentieregelaar in bedrijf stellen 117
9.2
De kabel- en motorisolatie doormeten 117
9.3
Controle van de motorkabelisolatie 117
9.3.1
Controle van de netkabelisolatie 118
9.3.2
Controle van de motorisolatie 118
9.3.3
Controles na inbedrijfstelling 118
9.4
De frequentieregelaar testen na inbedrijfstelling 118
9.4.1
RUN-test zonder belasting 119
9.4.2
9.4.2.1
Test A: Bediening via de stuurklemmen 119
9.4.2.2
Opstarttest 119
9.4.3
Identificatierun 119
9.4.4
Onderhoud 121
10
Onderhoudsschema 121
10.1
De condensatoren reformeren 121
10.2
Test B: Bediening via bedieningspaneel 119
AQ275638903263nl-000301/DPD01221I | 7Danfoss A/S © 2020.02
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
11
Foutopsporing 123
11.1
Algemene informatie over foutopsporing
Een fout resetten 123
11.2
Een servicegegevensbestand aanmaken 124
11.3
Specificaties 125
12
Gewicht van de frequentieregelaar 125
12.1
Afmetingen 125
12.2
Dimensioneringsgegevens 125
12.2.1
Wandmontage 126
12.2.2
12.2.2.1
12.2.2.2
12.2.2.3
12.2.2.4
Flensmontage 134
12.2.3
Afmetingen voor FR4–FR6 126
Afmetingen voor FR7 128
Afmetingen voor FR8 129
Afmetingen voor FR9 131
Inhoud
123
12.2.3.1
12.2.3.2
12.2.3.3
Standalone 139
12.2.4
12.2.4.1
Dimensionering van kabels en zekeringen 142
12.3
Dimensionering van kabels en zekeringen 142
12.3.1
Dimensionering van kabels en zekeringen voor 208–240 V en 380–500 V, FR4–FR9 142
12.3.2
Dimensionering van kabels en zekeringen voor 208–240 V en 380–500 V, FR4–FR9, Noord-Amerika 143
12.3.3
Dimensionering van kabels en zekeringen voor 525–690 V, FR6–FR9 144
12.3.4
Dimensionering van kabels en zekeringen voor 525–690 V (UL-classificatie 600 V), FR6–FR9, Noord-Amerika 145
12.3.5
Dimensionering van kabels en zekeringen voor 380–500 V, FR10 tot FR11 standalone 146
12.3.6
Dimensionering van kabels en zekeringen voor 380–500 V, FR10 tot FR11, Noord-Amerika 147
12.3.7
Dimensionering van kabels en zekeringen voor 525–690 V, FR10 tot FR11 147
12.3.8
Dimensionering van kabels en zekeringen voor 525–690 V (UL-classificatie 600 V), FR10 tot FR11, Noord-Amerika
12.3.9
Afmetingen voor flensmontage, FR4–FR6 134
Afmetingen voor flensmontage, FR7–FR8 136
Afmetingen voor flensmontage, FR9 138
Afmetingen voor FR10–FR11 Standalone 139
148
Afstriplengtes van kabels 149
12.4
Aanhaalmoment voor schroeven van afdekking 150
12.5
Aanhaalmomenten voor de klemmen 150
12.6
Vermogensklasse 151
12.7
Overbelastingscapaciteit 151
12.7.1
Vermogensklasse voor netspanning van 208-240 V 152
12.7.2
Vermogensklasse voor netspanning van 208-240 V, Noord-Amerika 153
12.7.3
Vermogensklasse voor netspanning van 380-500 V 154
12.7.4
AQ275638903263nl-000301/DPD01221I8 | Danfoss A/S © 2020.02
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
12.7.5
Vermogensklasse voor netspanning van 380-500 V, Noord-Amerika 156
12.7.6
Vermogensklasse voor netspanning van 525-690 V (UL-classificatie 600 V)
Vermogensklasse voor netspanning van 525-690 V (UL-classificatie 600 V), Noord-Amerika 158
12.7.7
Technische gegevens VACON® NXP 160
12.8
Nominale remchopperwaarden 164
12.9
Nominale remchopperwaarden 164
12.9.1
Nominale remchopperwaarden voor een netspanning van 208–240 V 164
12.9.2
Nominale remchopperwaarden voor een netspanning van 380–500 V 165
12.9.3
Nominale remchopperwaarden voor een netspanning van 525–690 V 166
12.9.4
Interne remweerstanden, FR4–FR6 (380–500 V) 167
12.9.5
Fouten en alarmen 168
12.10
Inhoud
157
AQ275638903263nl-000301/DPD01221I | 9Danfoss A/S © 2020.02
LET OP! U kunt de Engelse en Franse producthandleidingen met de bijbehorende veiligheids- en waarschuwingsinformatie downloaden van https://www.danfoss.com/en/service-and-support/.
REMARQUE Vous pouvez télécharger les versions anglaise et française des manuels produit contenant l'ensemble des informa­tions de sécurité, avertissements et mises en garde applicables sur le site https://www.danfoss.com/en/service-and-support/.
089
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Inleiding
1 Inleiding
1.1 Doel van deze bedieningshandleiding
Deze bedieningshandleiding biedt informatie voor veilige installatie en inbedrijfstelling van de frequentieregelaar. Het document is bedoeld voor gebruik door gekwalificeerd personeel. Lees de instructies en volg deze op om de frequentieregelaar op veilige en professionele wijze te gebruiken. Let met name op de veiligheidsinstructies en algemene waarschuwingen. Bewaar deze bediening­shandleiding altijd in de buurt van de frequentieregelaar.
1.2 Aanvullende informatiebronnen
Er zijn andere hulpmiddelen beschikbaar om inzicht te krijgen in geavanceerde functies van de frequentieregelaar en de bijbehor­ende programmering.
De VACON® NX handleidingen gaan dieper in op het gebruik van parameters en bevatten veel toepassingsvoorbeelden.
De VACON® NX IO Boards User Manual bevat meer informatie over de I/O-kaarten en de installatie ervan.
Instructies voor gebruik met optiekaarten en andere optionele apparatuur.
Aanvullende documentatie en handleidingen zijn beschikbaar bij Danfoss.
1.3 Verwijdering
Voer apparatuur die elektrische componenten bevat, niet af als huishoudelijk afval. Dergelijke apparatuur moet gescheiden worden ingezameld volgens de geldende lokale voorschriften.
1.4 Typegoedkeuringen en certificeringen
Onderstaande lijst geeft een overzicht van mogelijke typegoedkeuringen en certificeringen voor Danfoss frequentieregelaars:
L E T O P
De specifieke goedkeuringen en certificeringen voor de frequentieregelaar zijn te vinden op het typeplaatje van de frequentiere­gelaar. Neem voor meer informatie contact op met de Danfoss-vestiging of -partner in uw regio.
1.5 Beknopte opstartgids
Voer minimaal de onderstaande procedures uit tijdens de installatie en inbedrijfstelling.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I10 | Danfoss A/S © 2020.02
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Neem bij problemen contact op met de distributeur in uw regio. Vacon Ltd kan niet verantwoordelijk worden gehouden als de frequentieregelaar niet volgens de instructies wordt gebruikt.
Procedure
1.
Controleer of de levering overeenkomt met de bestelling; zie 4.1 De levering controleren.
2.
Lees de veiligheidsinstructies in 2.1 Gevaren en waarschuwingen en 2.2 Waarschuwingen en aandachtspunten zorgvuldig door voordat u met de inbedrijfstelling begint.
3.
Controleer de minimale vrije ruimte rondom de frequentieregelaar (5.2.2 Koeling voor FR4 tot FR9 en 5.2.3 Koeling voor
standalone frequentieregelaars (FR10 tot FR11)) voordat u met de mechanische installatie begint en controleer ook de om-
gevingscondities in 12.8 Technische gegevens VACON® NXP.
4.
Controleer de dimensionering van de motorkabel, netkabel, netzekeringen en controleer de kabelaansluitingen. Lees 6.1
Kabelaansluitingen, 6.2 EMC-correcte installatie en 6.3 Aarding.
5.
Volg de installatie-instructies op; zie 6.5 De kabels installeren.
6.
Raadpleeg 7.3.2 Stuurklemmen op OPTA1 voor informatie over de besturingsaansluitingen.
7.
Als de opstartwizard actief is, moet u de taal van het bedieningspaneel en de toepassing selecteren. Druk op de [enter]­knop om de selecties te bevestigen. Volg de instructies a en b als de opstartwizard niet actief is.
a.
Selecteer de taal van het bedieningspaneel via menu M6, pagina 6.1. Zie 8.7.3 De taal wijzigen voor de instructies.
b.
Selecteer de toepassing via menu M6, pagina 6.2. Zie 8.7.4 De toepassing wijzigen voor de instructies.
8.
Alle parameters hebben standaard fabrieksinstellingen. Om een correcte werking van de frequentieregelaar te garanderen, moet u ervoor zorgen dat de waarden van de parameters in deze groep, G2.1, overeenkomen met de waarden op het type­plaatje. Zie de VACON® NX All in One Applicatiehandleiding voor meer informatie over de parameters in de lijst.
Inleiding
Nominale spanning van de motor
Nominale frequentie van de motor
Nominaal toerental van de motor
Nominale stroom van de motor
Motor cos phi
9.
Volg de installatie-instructies op; zie 9.2 De frequentieregelaar in bedrijf stellen.
De VACON® NXS/NXP frequentieregelaar is gereed voor gebruik.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 11Danfoss A/S © 2020.02
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Veiligheid
2 Veiligheid
2.1 Gevaren en waarschuwingen
G E V A A R
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOK DOOR VOEDINGSCOMPONENTEN
De voedingscomponenten staan onder spanning wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op het net. Contact met deze spanning kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Raak geen voedingscomponenten aan wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op het net. Verzeker u ervan dat de
-
afdekkingen van de frequentieregelaar zijn gesloten voordat u de frequentieregelaar op het net aansluit.
G E V A A R
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOK DOOR KLEMMEN
De motorklemmen U, V, W, de remweerstandsklemmen of de DC-klemmen staan onder spanning wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op het net, ook wanneer de motor niet werkt. Contact met deze spanning kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Raak de motorklemmen U, V, W, de remweerstandsklemmen of de DC-klemmen niet aan wanneer de frequentieregelaar is
-
aangesloten op het net. Verzeker u ervan dat de afdekkingen van de frequentieregelaar zijn gesloten voordat u de frequen­tieregelaar op het net aansluit.
G E V A A R
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOK DOOR DC-TUSSENKRING OF EXTERNE BRON
Nadat de voeding naar de frequentieregelaar is onderbroken en de motor is gestopt, kunnen de klemaansluitingen en de compo­nenten van de frequentieregelaar nog 5 minuten onder spanning blijven staan. Ook kan de belastingzijde van de frequentierege­laar spanning genereren. Contact met deze spanning kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Voordat u elektrische werkzaamheden aan de frequentieregelaar gaat uitvoeren:
-
Onderbreek de voeding naar de frequentieregelaar en verzeker u ervan dat de motor is gestopt. Vergrendel de voedingsbron van de frequentieregelaar en voorzie die van een label (Lockout/Tagout). Verzeker u ervan dat er geen externe bronnen zijn die onbedoeld spanning kunnen genereren tijdens de werkzaamheden. Wacht 5 minuten voordat u de kastdeur of de afdekking van de frequentieregelaar opent. Gebruik een meetinstrument om vast te stellen dat er geen spanning is.
W A A R S C H U W I N G
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOK DOOR STUURKLEMMEN
Op de stuurklemmen kan gevaarlijke spanning staan, ook als de frequentieregelaar is losgekoppeld van het net. Contact met deze spanning kan letsel veroorzaken.
Verzeker u ervan dat er geen spanning op de stuurklemmen staat voordat u de stuurklemmen aanraakt.
-
W A A R S C H U W I N G
ONBEDOELDE MOTORSTART
Als er een startsignaal actief is, start de motor meteen bij het inschakelen van de voeding, na een spanningsonderbreking of na het resetten van een fout, tenzij pulsbesturing is ingesteld als start-/stoplogica. Bij een wijziging van parameters, toepassingen of software kunnen ook de I/O-functies (waaronder de startingangen) veranderen. Als u de autoresetfunctie activeert, start de mo­tor automatisch na het automatisch resetten van een fout. Zie de applicatiehandleiding. Als u niet controleert of de motor, het systeem en alle aangesloten apparatuur klaar zijn voor de start, kan dat leiden tot lichamelijk letsel of schade aan apparatuur.
Koppel de motor los van de frequentieregelaar als onbedoeld starten gevaar kan opleveren. Verzeker u ervan dat de appara-
-
tuur veilig kan werken onder alle omstandigheden.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I12 | Danfoss A/S © 2020.02
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Veiligheid
W A A R S C H U W I N G
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
De lekstromen zijn hoger dan 3,5 mA. Als de frequentieregelaar niet correct wordt geaard, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Zorg voor een correcte aarding van de apparatuur door een erkende elektrisch installateur.
-
W A A R S C H U W I N G
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOK DOOR PE-GELEIDER
De frequentieregelaar kan een DC-stroom veroorzaken in de PE-geleider. Als u geen reststroomapparaat (RCD) van type B of een reststroommonitor (RCM) gebruikt, kan dat ertoe leiden dat de RCD niet de beoogde bescherming biedt, wat kan leiden tot ern­stig of dodelijk letsel.
Gebruik aan de netzijde van de frequentieregelaar een RCD van type B of een RCM.
-
2.2 Waarschuwingen en aandachtspunten
V O O R Z I C H T I G
SCHADE AAN DE FREQUENTIEREGELAAR DOOR ONJUISTE METINGEN
Het uitvoeren van metingen aan de frequentieregelaar terwijl die op het net is aangesloten, kan schade aan de frequentierege­laar veroorzaken.
Voer geen metingen uit wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op het net.
-
V O O R Z I C H T I G
SCHADE AAN DE FREQUENTIEREGELAAR DOOR ONJUISTE RESERVEONDERDELEN
Het gebruik van andere reserveonderdelen dan die van de fabrikant kan schade aan de frequentieregelaar veroorzaken.
Gebruik geen reserveonderdelen die niet van de fabrikant afkomstig zijn.
-
V O O R Z I C H T I G
SCHADE AAN DE FREQUENTIEREGELAAR DOOR ONVOLDOENDE AARDING
Als u geen aardleiding gebruikt, kan dat schade aan de frequentieregelaar veroorzaken.
Verzeker u ervan dat de frequentieregelaar is voorzien van een aardleiding die is aangesloten op de aardingsklem die met
-
het PE-symbool is gemarkeerd.
V O O R Z I C H T I G
GEVAAR VOOR SNIJWONDEN DOOR SCHERPE RANDEN
De scherpe randen van de frequentieregelaar kunnen snijwonden veroorzaken.
Draag veiligheidshandschoenen wanneer u montage-, bekabelings- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
-
V O O R Z I C H T I G
GEVAAR VOOR BRANDWONDEN WEGENS HETE OPPERVLAKKEN
Het aanraken van oppervlakken die met de sticker 'heet oppervlak' zijn gemarkeerd, kan leiden tot letsel.
Raak geen oppervlakken aan die met de sticker 'heet oppervlak' zijn gemarkeerd.
-
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 13Danfoss A/S © 2020.02
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Veiligheid
L E T O P
SCHADE AAN DE FREQUENTIEREGELAAR DOOR STATISCHE SPANNING
Sommige elektronische componenten in de frequentieregelaar zijn gevoelig voor elektrostatische ontlading (ESO). Statische elektriciteit kan schade aan de componenten veroorzaken.
Vergeet niet om altijd ESO-bescherming te gebruiken wanneer u met elektronische componenten van de frequentieregelaar
-
werkt. Raak de componenten op de printkaarten niet aan zonder adequate ESO-bescherming.
L E T O P
SCHADE AAN DE FREQUENTIEREGELAAR DOOR VERPLAATSING
Verplaatsing na installatie kan schade aan de frequentieregelaar veroorzaken.
Verplaats de frequentieregelaar niet tijdens bedrijf. Gebruik een vaste installatie om beschadiging van de frequentieregelaar
-
te voorkomen.
L E T O P
SCHADE AAN DE FREQUENTIEREGELAAR DOOR ONJUIST EMC-NIVEAU
De EMC-niveauvereisten voor de frequentieregelaar hangen af van de installatieomgeving. Een incorrect EMC-niveau kan schade aan de frequentieregelaar veroorzaken.
Verzeker u ervan dat het EMC-niveau van de frequentieregelaar correct is voor het net voordat u de frequentieregelaar op
-
het net aansluit.
L E T O P
RADIOSTORING
In een woonomgeving kan dit product radiostoring veroorzaken.
Tref aanvullende corrigerende maatregelen.
-
L E T O P
NETSCHAKELAAR
Als de frequentieregelaar wordt gebruikt als onderdeel van een machine, moet de machinefabrikant zorgen voor een netschake­laar (zie EN 60204-1).
L E T O P
STORING IN FOUTSTROOMBEVEILIGINGEN
Omdat er in de frequentieregelaar hoge capacitieve stromen aanwezig zijn, kan het gebeuren dat foutstroombeveiligingen niet goed werken.
L E T O P
SPANNINGSWEERSTANDSTESTS
Het uitvoeren van spanningsweerstandstests kan schade aan de frequentieregelaar veroorzaken.
Voer geen spanningsweerstandstests uit op de frequentieregelaar. De fabrikant heeft deze tests al uitgevoerd.
-
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I14 | Danfoss A/S © 2020.02
Versie
Opmerkingen
DPD01221I
In de hele handleiding informatie toegevoegd over FR10 en FR11 Standalone frequentieregelaars. Kleine aanpassingen in de hele handleiding.
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Productoverzicht
3 Productoverzicht
3.1 Beoogd gebruik
De frequentieregelaar is een elektronische motorregelaar die is bedoeld voor:
Het regelen van het motortoerental op basis van terugkoppeling vanuit het systeem of externe commando's vanuit externe regelaars. Een elektrisch aandrijfsysteem bestaat uit de frequentieregelaar, de motor en alle door de motor aangedreven appa­ratuur.
Bewaking van de systeem- en motorstatus.
De frequentieregelaar kan ook worden gebruikt om de motor te beschermen tegen overbelasting. De VACON® NXP frequentieregelaar kan worden gebruikt als programmable logic controller (PLC) in veel toepassingen, dankzij de
uitgebreide I/O- en veldbusopties en de eenvoudige programmering. Aangepaste applicatieontwikkeling is mogelijk via de VA­CON® programmeersoftware en standaard PLC-programmeertalen die zijn gedefinieerd in IEC 61131/3.
Afhankelijk van de configuratie kan de frequentieregelaar worden gebruikt in zelfstandige toepassingen of deel uitmaken van een omvangrijkere toepassing of installatie.
De frequentieregelaar mag worden gebruikt in woon-, industriële en commerciële omgevingen in overeenstemming met lokale wetten en normen.
L E T O P
In een woonomgeving kan dit product radiostoring veroorzaken. In dat geval kan het nodig zijn om aanvullende corrigerende maatregelen te treffen.
Te voorzien onjuist gebruik
Gebruik de frequentieregelaar niet in toepassingen die niet voldoen aan de gespecificeerde bedrijfsomstandigheden en -omgevin­gen. Zorg dat wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn gespecificeerd in
12.8 Technische gegevens VACON® NXP.
3.2 Handleidingversie
Deze handleiding wordt regelmatig herzien en bijgewerkt. Alle suggesties voor verbetering zijn welkom. De originele taal van deze handleiding is Engels.
Tabel 1: Handleiding- en softwareversie
3.3 Verpakkingslabel
Het verpakkingslabel geeft gedetailleerde informatie over de levering.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 15Danfoss A/S © 2020.02
A B
H
G
F
E
D
C
I
e30bf961.10
1003322235
V00001687465
NXP00875-A2H1SSS-A1A2000000
171208
B.ID :
S/ N:
Type:
AC DR I VE
V00001687465
7DP-008752-116SC8
Made in Finland Danfoss A/S, 6430 Nordborg, Denmark
135X9219
87A 40°C / 72A 50°C
87A 40°C / 72A 50°C
45kW:400V / 60HP:480V IP21/Type1
3~AC,0-Uin, 0-320Hz,
Uin:3~AC,380-500V, 50/60Hz,
POWER :
OUTPUT:
INPUT:
Danfoss Limited
0018131571
NXP00002V195
Ma r ks:
Cust . Or d . No :
Appl icat i on :
Firm ware :
7DP-008752-116SC8
Code:
A
Batch-ID
B
Bestelnummer van VACON
®
C
Typecode
D
Serienummer
E
Netspanning
F
Nominale uitgangsstroom
G
Beschermingsklasse
H
Firmwarecode
I
Bestelnummer van de klant
Code
Beschrijving
VACON
Dit deel is identiek voor alle producten.
NXP
De productreeks:
NXP = VACON® NXP
NXS = VACON® NXS
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Productoverzicht
Afbeelding 1: Verpakkingslabel voor VACON® NXS/NXP frequentieregelaars
3.4 Beschrijving van typecode
De typecode van VACON® is opgebouwd uit standaardcodes en optionele codes. Elk onderdeel van de typecode komt overeen met gegevens van de bestelling.
Voorbeeld
De code kan bijvoorbeeld de volgende indeling hebben:
NXP00035-A2H1SSS-A1A2C30000+DNOT
Tabel 2: Beschrijving van typecode
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I16 | Danfoss A/S © 2020.02
-
-
-
-
-
-
Code
Beschrijving
0003
De nominale stroom van de frequentieregelaar in ampère. Voorbeeld: 0003 = 3 A
5
De netspanning:
2 = 208–240 V
5 = 380–500 V
6 = 525–600 V (IEC) 525–600 V (cULus)
A
Het bedieningspaneel:
A = standaard (tekstdisplay)
B = geen lokaal bedieningspaneel
F = blindpaneel
G = grafisch display
2
De beschermingsklasse:
0 = IP
00
2 = IP 21 (UL type 1)
5 = IP 54 (UL type 12)
T = flensmontage (doorsteekmontage)
H
Het EMC-emissieniveau:
C = voldoet aan categorie C1 van de norm IEC-EN 61800-3 + A1, 1e omgeving, en een nominale spanning van minder dan 1000 V
H = voldoet aan categorie C2 van de norm IEC-EN 61800-3 + A1, vaste installaties, en een nominale spanning van minder dan 1000 V
L = voldoet aan categorie C3 van de norm IEC-EN 61800-3 + A1, 2e omgeving, en een nominale spanning van minder dan 1000 V
T = voldoet aan de norm IEC-EN 61800-3 + A1 bij gebruik in IT-systemen (C4).
N = geen EMC-emissiebescherming. Er is een extern EMC-filter nodig.
1
De remchopper:
(1)
0 = geen remchopper
1 = interne remchopper
2 = interne remchopper en weerstand, leverbaar voor:
208–240 V (FR4–FR6)
380–500 V (FR4–FR6)
SSS
De hardware veroorzaakt de volgende wijzigingen:
De voeding bepaalt de eerste letter (Xxx):
S = 6-pulsaansluiting (FR4 tot FR11)
B = extra DC-aansluiting (FR8 tot FR11)
O = standaard en ingangsschakelaar (Standalone)
J = FR10 tot FR11 standalone met netschakelaar en DC-tussenkringklemmen
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Productoverzicht
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 17Danfoss A/S © 2020.02
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Code
Beschrijving
P = standaard en ingangsschakelaar UL (Standalone)
K = DC-tussenkringconnectoren en ingangsschakelaar UL (Standalone)
De montage bepaalt de tweede letter: (xXx):
S = luchtgekoelde frequentieregelaar
De kaarten bepalen de derde letter (xxX):
S = standaardkaarten (FR4 tot FR8)
V = gecoate kaarten (FR4 tot FR8)
F = standaardkaarten (FR9 tot FR11)
G = gecoate kaarten (FR9 tot FR11)
A = optisch, geïntegreerde regeling (FR10 tot FR11 standalone frequentieregelaars)
B = optisch, geïntegreerde regeling, gecoate kaarten (FR10 tot FR11 standalone frequentieregelaars)
N = afzonderlijke IP
54 (UL type 12) schakelkast, standaardkaarten, optische verbinding (FR9 IP 00, ≥ FR10)
O = afzonderlijke IP 54 (UL type 12) schakelkast, gecoate kaarten, optische verbinding (FR9 IP 00, ≥ FR10)
X = afzonderlijke IP 00 schakelkast, standaardkaarten (FR9 IP 00)
Y = afzonderlijke IP 00 schakelkast, gecoate kaarten (FR9 IP 00)
A1A2C30000
De optiekaarten, 2 tekens voor elke sleuf. 00 = de sleuf wordt niet gebruikt De afkortingen voor de optiekaarten:
A = basis-I/O-kaart
B = uitbreidings-I/O-kaart
C = veldbuskaart
D = speciale kaart
E = veldbuskaart
Voorbeeld: C3 = PROFIBUS DP
+DNOT
De optionele codes. Zie de volledige lijst met optiecodes in de VACON® NXP Selectiegids
Nominale netspanning
Nominale stroom
Behuizingsgrootte
2 (208–240 V)
0003
FR4
0004
0007
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Productoverzicht
1
er is een optionele remweerstand leverbaar voor externe installatie voor 208–240 V (FR7–FR11), 380–500 V (FR7–FR11) en 525–690 V (alle behui-
zingsgroottes).
3.5 Behuizingsgroottes
Voorbeeld
De codes voor nominale stroom en nominale netspanning maken deel uit van de typecode (zie 3.4 Beschrijving van typecode) op het verpakkingslabel (zie 3.3 Verpakkingslabel). Gebruik die waarden om in de tabel de behuizingsgrootte van de frequentierege­laar te vinden.
In het voorbeeld 'NXP00035-A2H1SSS-A1A2C30000+DNOT' is 0003 de code voor de nominale stroom en 5 de code voor de nomi­nale netspanning.
Tabel 3: Behuizingsgroottes
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I18 | Danfoss A/S © 2020.02
Nominale netspanning
Nominale stroom
Behuizingsgrootte
0008
0011
0012
0017
FR5
0025
0031
0048
FR6
0061
0075
FR7
0088
0114
0140
FR8
0170
0205
0261
FR9
0300
5 (380–500 V)
0003
FR4
0004
0005
0007
0009
0012
0016
FR5
0022
0031
0038
FR6
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Productoverzicht
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 19Danfoss A/S © 2020.02
Nominale netspanning
Nominale stroom
Behuizingsgrootte
0045
0061
0072
FR7
0087
0105
0140
FR8
0168
0205
0261
FR9
0300
0385
FR10 Standalone
0460
0520
0590
FR11 Standalone
0650
0730
6 (500–690 V)
0004
FR6
0005
0007
0010
0013
0018
0022
0027
0034
0041
FR7
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Productoverzicht
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I20 | Danfoss A/S © 2020.02
Nominale netspanning
Nominale stroom
Behuizingsgrootte
0052
0062
FR8
0080
0100
0125
FR9
0144
0177
0205
0261
FR10 Standalone
0325
0385
0416
0460
FR11 Standalone
0502
0590
Netspanning
Behuizingsgrootte
IP 21 (UL type 1)
IP 54 (UL type 12)
208–240 V
FR4–FR9
xx350–500 V
FR4–FR9
xx350–500 V
FR10 Standalone
xx350–500 V
FR11 Standalone
x–525–690 V
FR4–FR9
xx525–690 V
FR10 Standalone
xx525–690 V
FR11 Standalone
x
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Productoverzicht
3.6 Beschikbare beschermingsklassen
Tabel 4: Beschikbare beschermingsklassen
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 21Danfoss A/S © 2020.02
EMC-klasse volgens IEC-EN 61800-3 + A1
EMC­equiva­lente klasse VACON
®
Beschrijving
Beschikbaar voor
C1CDe beste EMC-bescherming. Deze frequentieregelaars hebben een nominale spanning van minder dan 1000 V. Ze worden gebruikt in de 1e omgeving.
L E T O P
Als de beschermingsklasse van de frequentieregelaar IP 21 (UL type 1) is, valt enkel de emissie via geleiding in categorie C1.
380-500 V, FR4 tot FR6, IP 54 (UL type
12)
C2HOmvat frequentieregelaars in vaste installaties. Deze frequentieregelaars hebben een nominale spanning van minder dan 1000 V. Frequentieregelaars in categorie C2 kunnen worden gebruikt in de 1e en 2e omgeving.
380-500 V, FR4 tot FR9 en 208–240 V, FR4 tot FR9
C3LOmvat frequentieregelaars met een nominale spanning van minder dan 1000 V. Deze frequentieregelaars worden alleen gebruikt in 2e omgeving.
IP 21 (UL type 1) en IP 54 (UL type
12) in 380-500 V FR10 en groter, 525-690 V FR6 en groter
C4TDeze frequentieregelaars voldoen aan de norm IEC-EN 61800-3 + A1 als ze wor­den gebruikt in IT-systemen. In IT-systemen is het net geïsoleerd van aarde of door middel van een hoge impedantie verbonden met aarde, om de lekstroom te beperken.
L E T O P
Als de frequentieregelaars met andere voedingen worden gebruikt, voldoen ze niet aan de EMC-vereisten.
Zie de instructies in 6.6 Installatie in een IT-systeem als u de EMC-klasse van de VACON® NX luchtgekoelde frequentieregelaars van C2 of C3 wilt wijzigen naar C4.
Alle producten
Geen EMC­emissiebe­scherming
N
De frequentieregelaars in deze categorie voorzien niet in EMC-emissiebescherm­ing. Deze frequentieregelaars worden in een behuizing geïnstalleerd.
In IP 00
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Productoverzicht
3.7 Beschikbare EMC-klassen
De productnorm (EMC-immuniteit) IEC-EN 61800-3 + A1 heeft 5 categorieën. De VACON® frequentieregelaars zijn ingedeeld in 5 EMC-klassen die equivalent zijn aan de klassen in de norm. Alle VACON® NX frequentieregelaars voldoen aan de norm IEC-EN 61800-3 + A1.
De typecode geeft informatie over de specifieke categorie waaraan de frequentieregelaar voldoet (zie 3.4 Beschrijving van type-
code).
De categorie wijzigt wanneer de kenmerken van de frequentieregelaar wijzigen:
het niveau van elektromagnetische verstoringen
de vereisten van een voedingsnet
de installatieomgeving (zie de norm IEC-EN 61800-3 + A1)
Tabel 5: Beschikbare EMC-klassen
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I22 | Danfoss A/S © 2020.02
-
EMC-klasse volgens IEC-EN 61800-3 + A1
EMC­equiva­lente klasse VACON
®
Beschrijving
Beschikbaar voor
L E T O P
Er is meestal een extern EMC-filter nodig om te voldoen aan de EMC-emissie­vereisten.
L E T O P
RADIOSTORING
In een woonomgeving kan dit product radiostoring veroorzaken.
Tref aanvullende corrigerende maatregelen.
e30bf978.10
K
A B C
L
D
E
J
F
I H G
reset
ready
run
fault
select enter
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
3.8 Bedieningspaneel
Productoverzicht
3.8.1 Inleiding tot het bedieningspaneel
Het bedieningspaneel vormt de interface tussen de frequentieregelaar en de gebruiker. Gebruik het bedieningspaneel om het mo­tortoerental te regelen en de status van de frequentieregelaar te bewaken. Gebruik het ook om de parameters van de frequentiere­gelaar in te stellen.
Het bedieningspaneel kan van de frequentieregelaar worden verwijderd. Het bedieningspaneel is gescheiden van de potentiaal van de ingangslijn.
3.8.2 Bedieningspaneel
Het bedieningspaneel van de VACON® heeft 9 knoppen waarmee u de frequentieregelaar (en motor) kunt bedienen, parameters kunt instellen en waarden kunt bewaken.
Afbeelding 2: Bedieningsknoppen voor VACON® NXP
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 23Danfoss A/S © 2020.02
A
Het [ready]-indicatielampje brandt wanneer de fre­quentieregelaar is aangesloten op de netvoeding en er geen actieve fouten zijn. Bovendien wordt voor de frequentieregelaar de statusindicatie GEREED weergegeven.
B
Het [run]-indicatielampje brandt wanneer de fre­quentieregelaar in bedrijf is. De indicatielampje knippert wanneer de Stop-knop wordt ingedrukt en de frequentieregelaar uitloopt.
C
Het [fault]-indicatielampje knippert wanneer de fre­quentieregelaar is gestopt wegens gevaarlijke cond­ities (Uitschakeling wegens een fout). Zie 8.5.1 Naar
het menu Actieve Fouten navigeren.
D
Start-knop. Wanneer het bedieningspaneel de ac­tieve bedieningsmodus is, start u de motor met deze knop. Zie 8.4.3 De bedieningsmodus wijzigen.
E
Stop-knop. Met deze knop stopt u de motor (tenzij de stop is uitgeschakeld via parameter R3.4/R3.6). Zie 8.4.2 Paneelsturingsparameters M3.
F
Menuknop Rechts. Hiermee kunt u verdergaan in het menu, de cursor naar rechts verplaatsen (in het parametermenu) en naar de bewerkingsmodus gaan.
G
[enter]-knop. Hiermee kunt u een selectie accepte­ren of de foutenhistorie resetten (2–3 s ingedrukt houden).
H
Navigatieknop Omlaag. Hiermee kunt u door het hoofdmenu en de pagina's van diverse submenu's schuiven of een waarde verlagen.
I
[select]-knop. Hiermee kunt u tussen de 2 laatste weergaven schakelen, bijvoorbeeld om te zien hoe nieuwe waarden leiden tot wijzigingen in andere waarden.
J
Menuknop Links. Hiermee kunt u teruggaan in het menu of de cursor naar links verplaatsen (in het pa­rametermenu).
K
[reset]-knop. Hiermee kunt u een fout resetten.
L
Navigatieknop Omhoog. Hiermee kunt u door het hoofdmenu en de pagina's van diverse submenu's schuiven of een waarde verhogen.
K
A
B
C
L
D
E
J
F
I
H
G
reset
START
STOP
ready
run
fault
select
enter
e30bg072.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Productoverzicht
Afbeelding 3: Bedieningsknoppen voor VACON® NXS
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I24 | Danfoss A/S © 2020.02
A
Het [ready]-indicatielampje brandt wanneer de fre­quentieregelaar is aangesloten op de netvoeding en er geen actieve fouten zijn. Bovendien wordt voor de frequentieregelaar de statusindicatie GEREED weergegeven.
B
Het [run]-indicatielampje brandt wanneer de fre­quentieregelaar in bedrijf is. De indicatielampje knippert wanneer de Stop-knop wordt ingedrukt en de frequentieregelaar uitloopt.
C
Het [fault]-indicatielampje knippert wanneer de fre­quentieregelaar is gestopt wegens gevaarlijke cond­ities (Uitschakeling wegens een fout). Zie 8.5.1 Naar
het menu Actieve Fouten navigeren.
D
[START]-knop. Wanneer het bedieningspaneel de actieve bedieningsmodus is, start u de motor met deze knop. Zie 8.4.3 De bedieningsmodus wijzigen.
E
[STOP]-knop. Met deze knop stopt u de motor (tenzij de stop is uitgeschakeld via parameter R3.4/R3.6). Zie 8.4.2 Paneelsturingsparameters M3.
F
Menuknop Rechts. Hiermee kunt u verdergaan in het menu, de cursor naar rechts verplaatsen (in het parametermenu) en naar de bewerkingsmodus gaan.
G
[enter]-knop. Hiermee kunt u een selectie accepte­ren of de foutenhistorie resetten (2–3 s ingedrukt houden).
H
Navigatieknop Omlaag. Hiermee kunt u door het hoofdmenu en de pagina's van diverse submenu's schuiven of een waarde verlagen.
I
[select]-knop. Hiermee kunt u tussen de 2 laatste weergaven schakelen, bijvoorbeeld om te zien hoe nieuwe waarden leiden tot wijzigingen in andere waarden.
J
Menuknop Links. Hiermee kunt u teruggaan in het menu of de cursor naar links verplaatsen (in het pa­rametermenu).
K
[reset]-knop. Hiermee kunt u een fout resetten.
L
Navigatieknop Omhoog. Hiermee kunt u door het hoofdmenu en de pagina's van diverse submenu's schuiven of een waarde verhogen.
A
K
L
M
B C D E
H
I
J
F G
e30bf979.10
READY
FAULT
STOP
RUN
Bus/CommKeypadI/O term
ALARM
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Productoverzicht
3.8.3 Display
Onderstaande afbeelding bevat een overzicht van de delen van het display.
Afbeelding 4: Indicaties op het display
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 25Danfoss A/S © 2020.02
A
De motor bevindt zich in de RUN-toestand. De indi­catie gaat knipperen wanneer er een stopcomman­do wordt gegeven en blijft knipperen terwijl het toerental blijft afnemen.
B
De motor draait in voorwaartse richting.
C
De motor draait in achterwaartse richting.
D
De frequentieregelaar werkt niet.
E
De netspanning is ingeschakeld.
F
Er is een alarm gegenereerd.
G
Er is een fout opgetreden en de frequentieregelaar is gestopt.
H
De I/O-klemmen zijn de actieve bedieningsmodus.
I
Het bedieningspaneel is de actieve bedieningsmo­dus.
J
De veldbus is de actieve bedieningsmodus.
K
De locatie-indicatie. De regel toont het symbool en nummer van het menu, de parameter enzovoort. Bij­voorbeeld: M2 = Menu 2 (Parameters) of P2.1.3 = Ac­celeratietijd.
L
De beschrijvingsregel. De regel toont de beschrijv­ing van het menu, de waarde of de fout.
M
De waarderegel. De regel toont de numerieke en tekstwaarden van referenties, parameters enzo­voort. De regel toont ook het aantal submenu's dat in elk menu beschikbaar is.
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
De statusindicatoren (A-G) van de frequentieregelaar geven informatie over de status van de motor en de frequentieregelaar. De bedieningsmodusindicatoren (H, I, J) geven de geselecteerde bedieningsmodus aan. De bedieningsmodus geeft aan van waar-
uit de START/STOP-commando's worden gegeven en referentiewaarden worden gewijzigd. U kunt die modus instellen via het menu Paneelsturing (M3) (zie 8.4.3 De bedieningsmodus wijzigen).
De drie tekstregels (K, L, M) geven informatie over de huidige locatie in de menustructuur en de werking van de frequentieregelaar.
Productoverzicht
3.8.4 Basismenustructuur
De gegevens van de frequentieregelaar zijn ondergebracht in menu's en submenu's. Onderstaande afbeelding toont de basisme­nustructuur van de frequentieregelaar.
Deze menustructuur dient slechts als voorbeeld. De inhoud en opties kunnen variëren, afhankelijk van de gebruikte toepassing.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I26 | Danfoss A/S © 2020.02
e30bf981.10
V1.6 Motor Vermogen
V1.7 Motor Spanning
V1.8 DC-bus spanning
S6.6 Paneelfuncties
S6.7 Hardware-instell.
S6.8 Systeem Info
S6.9 Vermogen monitor
S6.11 Vermogen multimonitor
V1.9 Regelaar temp.
V1.10 Motortemperatuur
V1.11 Analoge Ingang 1
V1.12 Analoge Ingang 2
V1.13 Stroomingang
V1.14 DIN1, DIN2, DIN3
V1.15 DIN4, DIN5, DIN6
V1.16 Analoge uitgang
V1.17 Multimon.waarden
M7
Optiekaarten
M5 Fout Historie
M4 Actieve fouten
M6 Systeem Menu
M2
Parameters
S6.5 Beveiliging
S6.4 Param. vergel.
S6.3 Param. kopiëren
-
S6.2 Applicatiekeuze
S6.1 Taalkeuze
V1.5 Motor Koppel
P3.4 Stopknop
P3.3 Draair. (op bed.pan.)
R3.2 Bedieningspan.ref.
-
P3.1 Stuurbron
M3
Paneelsturing
V1.4 Motor Stroom
V1.3 Mot.Toerent.
V1.2 Freq.Referentie
V1.1 Uitg.frequentie
M1 Monitor
Hoofdmenu
Zie applicatiehandleiding
Submenu's
Submenu's
Hoofdmenu
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Productoverzicht
Afbeelding 5: Basismenustructuur van de frequentieregelaar
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 27Danfoss A/S © 2020.02
1
2
3 4 5 6 7 8
e30bf975.10
1
Aardingsklemmen (FR4/FI4, FR5), 2 stuks
2
Aardingsbeugels voor stuurkabel, 3 stuks
3
Rubber doorvoertules (maat varieert per klasse), 3 stuks
4
Kabelinvoerplaat
5
Schroeven, M4x10, 5 stuks
6
Schroeven, M4x16, 3 stuks
7
Aardingsbeugels voor aardleiding (FR6/FI6), 2 stuks
8
Aardingsschroeven M5x16 (FR6/FI6), 4 stuks
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
De levering in ontvangst nemen
4 De levering in ontvangst nemen
4.1 De levering controleren
Voordat een VACON® frequentieregelaar naar de klant wordt verzonden, voert de fabrikant er diverse tests op uit.
Procedure
1.
Inspecteer de frequentieregelaar na het verwijderen van de verpakking op transportschade.
-
Neem contact op met de ladingverzekeraar of de vervoerder als de frequentieregelaar tijdens het vervoer is bescha­digd.
2.
Controleer de juistheid van de levering door de gegevens van uw bestelling te vergelijken met die op het verpakkingslabel; zie 3.3 Verpakkingslabel.
-
Neem onmiddellijk contact op met de leverancier als de levering niet overeenkomt met de bestelling.
3.
Controleer de juistheid en volledigheid van de levering door de typecode van het product te vergelijken met de bestelde typecode; zie 3.4 Beschrijving van typecode.
4.
Controleer of de accessoiretas alle in de afbeelding getoonde items bevat. Deze accessoires maken deel uit van de elektri­sche installatie. De exacte inhoud van de accessoiretas hangt af van de behuizingsgrootte en de beschermingsklasse.
-
- FR4/FI4–FR4–FR6: 4.1.1 Accessoires voor FR4/FI4–FR6/FI6
-
- FR7/FI7–FR8/FI8: 4.1.2 Accessoires voor FR7/FI7–FR8/FI8
-
- FR10–FR11 Standalone: 4.1.3 Accessoires voor FR10–FR11 Standalone
4.1.1 Accessoires voor FR4/FI4–FR6/FI6
Afbeelding 6: Inhoud van de accessoiretas voor FR4–FR6/FI4–FI6
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I28 | Danfoss A/S © 2020.02
2
3
4
1
e30bf976.10
1
Schroeven, M4x16, 3 stuks
2
Aardingsbeugels voor stuurkabel, 3 stuks
3
Rubber doorvoertules GD21 (FR7/FI7 IP 54/ UL type 12), 3 stuks
/ (FR8/FI8), 6 stuks
4
Rubber doorvoertules GDM36 (FR7/FI7), 3 stuks
e30bh766.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
4.1.2 Accessoires voor FR7/FI7–FR8/FI8
Afbeelding 7: Inhoud van de accessoiretas voor FR7–FR8/FI7–FI8
4.1.3 Accessoires voor FR10–FR11 Standalone
De sleutel van de kastdeur is bevestigd aan de hijsrail bovenaan de frequentieregelaar.
De levering in ontvangst nemen
Afbeelding 8: Locatie van kastdeursleutel bij levering
4.2 Het product opslaan
Volg onderstaande instructies als het product voorafgaand aan de installatie moet worden opgeslagen.
Procedure
1.
Als de frequentieregelaar moet worden opgeslagen voordat hij in gebruik wordt genomen, moet u ervoor zorgen dat de omgevingscondities aan de volgende voorwaarden voldoen:
Opslagtemperatuur: -40…+70° C (-40...+158° F)
Relatieve vochtigheid: 0–95%, niet-condenserend
2.
Als de frequentieregelaar langere tijd moet worden opgeslagen, moet u de frequentieregelaar eenmaal per jaar van span­ning voorzien. Houd de spanning minstens 2 uur ingeschakeld.
3.
Laad de elektrolytische DC-condensatoren voorzichtig op als de opslagtijd langer dan 12 maanden is. Volg de instructies in
10.2 De condensatoren reformeren om de condensatoren te reformeren.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 29Danfoss A/S © 2020.02
>60°
>60°
e30bh767.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Langdurige opslag wordt afgeraden.
De levering in ontvangst nemen
4.3 Het product hijsen
De exacte hijsinstructies hangen af van het gewicht van de frequentieregelaar. Het gebruik van een hijstoestel kan nodig zijn om de frequentieregelaar uit te verpakking te hijsen.
Procedure
1.
Controleer het gewicht van de frequentieregelaar; zie 12.1 Gewicht van de frequentieregelaar.
2.
Gebruik een giekkraan om frequentieregelaars van FR7/FI7 en groter uit de verpakking te hijsen.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I30 | Danfoss A/S © 2020.02
e30bf977.10
Option board: NXOPT......... Date:............
IP54 upgrade/Collar EMC level modified: H/L to T
Drive modified:
in slot: A B C D E Date:............
Date:............
Date:............
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
3.
Controleer de frequentieregelaar na het hijsen op tekenen van beschadiging.
De levering in ontvangst nemen
4.4 Het label 'Product Modified' (Product gewijzigd) gebruiken
In de accessoiretas bevindt zich ook een label 'Product modified' (Product gewijzigd). Het label is bedoeld om onderhoudsperso­neel te informeren over wijzigingen die zijn aangebracht in de frequentieregelaar.
Afbeelding 9: Het label 'Product Modified' (Product gewijzigd)
Procedure
1.
Breng het label aan op de zijkant van de frequentieregelaar, zodat het altijd eenvoudig te vinden is.
2.
Noteer op het label alle wijzigingen die in de frequentieregelaar worden aangebracht.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 31Danfoss A/S © 2020.02
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
De eenheid monteren
5 De eenheid monteren
5.1 Omgevingseisen
5.1.1 Algemene omgevingseisen
In omgevingen met vloeistofnevel, deeltjes of corrosieve gassen moetu ervoor zorgen dat de beschermingsklasse van de appara­tuur overeenkomt met de installatieomgeving. Als niet aan de omgevingsvereisten wordt voldaan, kan dat de levensduur van de frequentieregelaar bekorten. Zorg dat er wordt voldaan aan de vereisten ten aanzien van luchtvochtigheid, temperatuur en hoogte.
Trillingen en schokken
De frequentieregelaar voldoet aan de vereisten die gelden wanneer de eenheid is gemonteerd aan de wand of op de vloer van een productiehal of in panelen die met bouten aan de wand of de vloer zijn bevestigd.
De frequentieregelaar is geschikt voor installatie in maritieme omgevingen. Zie 12.8 Technische gegevens VACON® NXP voor gedetailleerde omgevingsspecificaties.
Installatievereisten:
Zorg voor voldoende vrije ruimte rondom de frequentieregelaar in verband met koeling; zie 5.2.2 Koeling voor FR4 tot FR9 of
5.2.3 Koeling voor standalone frequentieregelaars (FR10 tot FR11).
Er is ook vrije ruimte nodig voor onderhoud.
Verzeker u ervan dat het montageoppervlak voldoende vlak is.
5.1.2 Installatie op grote hoogte
De luchtdichtheid neemt af wanneer de hoogte toeneemt en de druk afneemt. Bij een lagere luchtdichtheid neemt de warmtecapa­citeit af (dat wil zeggen dat minder lucht minder warmte afvoert) en neemt de weerstand tegen het elektrisch veld (doorslagspan­ning/afstand) ook af.
Het optimale thermische rendement van VACON® NX frequentieregelaars is ontworpen voor installatie op een hoogte tot 1000 m. De elektrische isolatie is ontworpen voor installatie op een hoogte tot 3000 m (zie Technische gegevens voor meer informatie over verschillende behuizingsgroottes).
Hogere installatielocaties zijn mogelijk als de richtlijnen voor reductie in dit hoofdstuk worden opgevolgd. Zie 12.8 Technische gegevens VACON® NXP voor de toegestane maximumhoogtes. Verlaag de maximale vollaststroom met 1% voor elke 100 m boven de 1000 m. Zie de VACON® NX IO Boards User Manual voor meer informatie over optiekaarten, I/O-signalen en relaisuitgangen.
Voorbeeld
Op een hoogte van 2500 m moet u de vollaststroom bijvoorbeeld verlagen naar 85% van de nominale uitgangsstroom (100% – (2500–1000 m) / 100 m x 1% = 85%).
Bij gebruik van zekeringen op grote hoogtes neemt het koeleffect van de zekering af wanneer de dichtheid van de atmosfeer af­neemt.
Bij gebruik van zekeringen boven 2000 meter bedraagt de nominale continuwaarde van de zekering: I = In*(1- (h-2000)/100*0,5/100) waarbij I = nominale stroom op grote hoogte In = nominale stroom van een zekering h = hoogte in meter
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I32 | Danfoss A/S © 2020.02
0
500
1000
1500
2000
2500
3000
3500
4000
4500
5000
0%
10%
30%
50%
70%
20%
40%
60%
80%
90%
100%
110%
C
B
A
e30bg030.30
A
Belastbaarheid, %
B
Hoogte, meter
C
Belastbaarheid
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
De eenheid monteren
Afbeelding 10: Belastbaarheid op grote hoogtes
5.2 Koelvereisten
5.2.1 Algemene koelvereisten
Tijdens bedrijf produceert de frequentieregelaar warmte. De ventilator verplaatst lucht en verlaagt zo de temperatuur van de fre­quentieregelaar. Zorg voor voldoende vrije ruimte rondom de frequentieregelaar.
De temperatuur van de koellucht mag niet hoger worden dan de voor de frequentieregelaar gespecificeerde maximale omgeving­stemperatuur tijdens bedrijf en niet lager worden dan de minimale omgevingstemperatuur tijdens bedrijf.
5.2.2 Koeling voor FR4 tot FR9
Als er veel frequentieregelaars boven op elkaar worden geïnstalleerd, bedraagt de minimale vrije ruimte C + D (zie Afbeelding 11). Zorg er ook voor dat de uitgaande lucht vanuit de lagere frequentieregelaar wordt weggeleid van de ingaande lucht van de bo­venste frequentieregelaar.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 33Danfoss A/S © 2020.02
A
D
A
B
B
C
e30bg010.10
A
Vrije ruimte rondom de frequentieregelaar (zie ook B en C)
B
Afstand van de frequentieregelaar tot een tweede frequentieregelaar of tot de kastwand
C
Vrije ruimte boven de frequentieregelaar
D
Vrije ruimte onder de frequentieregelaar
Type frequentierege­laar
ABC
D
0003 2–0012 2 0003 5–0012 5
20 (0,79)
20 (0,79)
100 (3,94)
50 (1,97)
0017 2–0031 2 0016 5–0031 5
20 (0,79)
20 (0,79)
120 (4,72)
60 (2,36)
0048 2–0061 2 0038 5–0061 5 0004 6–0034 6
30 (1,18)
20 (0,79)
160 (6,30)
80 (3,15)
0075 2–0114 2 0072 5–0105 5 0041 6–0052 6
80 (3,15)
80 (3,15)
300 (11,81)
100 (3,94)
0140 2–0205 2 0140 5–0205 5
80 (3,15)
(1)
80 (3,15)
300 (11,81)
300 (11,81)
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
De eenheid monteren
Afbeelding 11: Ruimte voor installatie
Tabel 6: Minimale vrije ruimte rondom de frequentieregelaar in mm (inch)
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I34 | Danfoss A/S © 2020.02
Type frequentierege­laar
ABC
D
0062 6–0100 6
0261 2–0300 2 0261 5–0300 5 0125 6–0208 6
50 (1,97)
80 (3,15)
400 (15,75)
250 / 350 (9,84) / (13,78)
(2)
Type frequentieregelaar
Kwaliteit van de koellucht [m3/h]
Hoeveelheid koellucht [CFM]
0003 2–0012 2 0003 5–0012 5
70
41,2
0017 2–0031 2 0016 5–0031 5
190
112
0048 2–0061 2 0038 5–0061 5 0004 6–0034 6
425
250
0075 2–0114 2 0072 5–0105 5 0041 6–0052 6
425
250
0140 2–0205 2 0140 5–0205 5 0062 6–0100 6
650
383
0261 2–0300 2 0261 5–0300 5 0125 6–0208 6
1000
589
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
1
Om de ventilator te kunnen vervangen terwijl de motorkabels zijn aangesloten, moet de vrije ruimte aan de 2 zijden van de frequentieregelaar
150 mm (5,91 inch) bedragen.
2
Minimale vrije ruimte voor vervanging van de ventilator.
Tabel 7: Vereiste koellucht
De eenheid monteren
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 35Danfoss A/S © 2020.02
B
C
A
e30bg011.10
A
Minimale afstand tot de zijwanden of aangrenzende componenten
B
Minimale afstand tot de bovenzijde van de kast
C
Vrije ruimte vóór de kast
Type frequentieregelaar
ABC
0385 5–0730 5 0261 6–0590 6
20 (0,79)
200 (7,87)
800 (31,50)
Type frequentieregelaar
Kwaliteit van de koellucht [m3/h]
Hoeveelheid koellucht [CFM]
0385 5–0520 5 0261 6–0416 6
2000
900
0590 5–0730 5 0460 6–0590 6
3000
1765
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
5.2.3 Koeling voor standalone frequentieregelaars (FR10 tot FR11)
De eenheid monteren
Afbeelding 12: Minimale vrije ruimte rondom de frequentieregelaar
Tabel 8: Minimale vrije ruimte rondom de frequentieregelaar in mm (inch)
Tabel 9: Vereiste koellucht
Zie http://ecosmart.danfoss.com/ voor meer informatie over de vermogensverliezen in alle bedrijfsomstandigheden.
5.3 Installatieprocedure
5.3.1 Installatieprocedure voor wandgemonteerde frequentieregelaars
Volg onderstaande instructies om de VACON® NX wandgemonteerde frequentieregelaar of VACON® NX inverter FI4–FI8 te installe­ren.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I36 | Danfoss A/S © 2020.02
e30bh790.10
1
1
Bevestigingsgat, Ø = 13 mm (0,51 inch)
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Procedure
1.
Selecteer de montageoptie:
-
- Horizontaal Als de frequentieregelaar in een horizontale positie wordt geïnstalleerd, wordt de frequentieregelaar niet beschermd
tegen verticale waterdruppels.
-
- Verticaal
-
- Flensmontage Het is ook mogelijk om de frequentieregelaar met behulp van een flensmontageoptie (doorvoermontage) in een kast-
wand te installeren. Bij gebruik van flensmontage is de beschermingsklasse van de voedingseenheid IP terwijl de beschermingsklasse van de besturingseenheid IP 21 (UL type 1) bedraagt.
Controleer de afmetingen van de frequentieregelaar; zie
2.
3.
Zorg voor voldoende vrije ruimte rondom de frequentieregelaar in verband met koeling; zie 5.2.2 Koeling voor FR4 tot FR9. Er is ook vrije ruimte nodig voor onderhoud.
4.
Bevestig de frequentieregelaar met de bijgeleverde schroeven en overige componenten.
12.2.1 Dimensioneringsgegevens.
5.3.2 Installatieprocedure voor standalone frequentieregelaars
Volg onderstaande instructies om de standalone frequentieregelaar te installeren.
Procedure
1.
Verzeker u ervan dat het montageoppervlak voldoende vlak is.
2.
Controleer de afmetingen van de frequentieregelaar; zie 12.2.4.1 Afmetingen voor FR10–FR11 Standalone.
3.
Zorg voor voldoende vrije ruimte rondom de frequentieregelaar in verband met koeling; zie 5.2.3 Koeling voor standalone
frequentieregelaars (FR10 tot FR11). Er is ook vrije ruimte nodig voor onderhoud.
4.
De behuizingen zijn voorzien van bevestigingsgaten. Bevestig de frequentieregelaar zo nodig aan de wand.
De eenheid monteren
54 (UL type 12),
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 37Danfoss A/S © 2020.02
A
B
C
e30bg078.20
U/T1
V/T2
W/T3
L1
L2
L3
B-
B+/R+
R-
R
A
Bedieningspaneel
B
Besturingseenheid
C
Voedingseenheid
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Elektrische installatie
6 Elektrische installatie
6.1 Kabelaansluitingen
De netkabels worden aangesloten op klem L1, L2 en L3. De motorkabels worden aangesloten op klem U, V en W.
Afbeelding 13: Principeschema aansluitingen
Zie 6.2 EMC-correcte installatie voor een EMC-correcte installatie.
6.1.1 Algemene kabelvereisten
Gebruik kabels die bestand zijn tegen een temperatuur van minimaal +70 °C (158 °F). Ga bij het selecteren van kabels en zekeringen uit van de nominale uitgangsstroom van de frequentieregelaar. De nominale uitgangsstroom staat vermeld op het typeplaatje.
We adviseren om de kabels en zekeringen te selecteren op basis van de uitgangsstroom, omdat de ingangsstroom van de frequen­tieregelaar bijna identiek is aan de uitgangsstroom.
Zie 6.1.2 UL-normen voor bekabeling voor informatie over het uitvoeren van de bekabeling als moet worden voldaan aan de UL­normen.
Als de thermische motorbeveiliging van de frequentieregelaar (zie VACON® All in One Applicatiehandleiding) wordt gebruikt als overbelastingsbeveiliging, moet u de kabel selecteren op basis van die beveiliging. Bij gebruik van 3 of meer parallel aangesloten kabels voor grotere frequentieregelaars moet u voor elke kabel een afzonderlijke overbelastingsbeveiliging gebruiken.
Deze instructies gelden alleen voor een situatie met 1 motor en 1 kabelaansluiting van frequentieregelaar naar motor. Neem voor andere situaties contact op met de fabrikant voor meer informatie.
6.1.2 UL-normen voor bekabeling
Om aan de voorschriften van UL (Underwriters Laboratories) te voldoen, moet u door UL goedgekeurd koperdraad gebruiken dat bestand is tegen een temperatuur van minimaal 60 of 75 °C (140 of 167 °F).
Voor de behuizingsgroottes 0170 2 en 0168 5 (FR8) en 0261 2, 0261 5, 0300 2 en 0300 5 (FR9) moet u kabels gebruiken die bestand zijn tegen een temperatuur van +90 °C (194 °F), om aan de normen te voldoen.
Gebruik uitsluitend draad van klasse 1.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I38 | Danfoss A/S © 2020.02
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Als de frequentieregelaar is beveiligd met zekeringen van klasse T en J, kunt u de frequentieregelaar gebruiken in circuits met een stroom van maximaal 100000 ampère (RMS, symmetrisch) en een spanning van maximaal 600 V.
De geïntegreerde halfgeleiderbeveiliging tegen kortsluiting voorziet niet in aftakcircuitbeveiliging. Volg de voorschriften van de NEC (National Electric Code) en lokale codes op om te voorzien in aftakcircuitbeveiliging. Alleen zekeringen voorzien in aftakcircuit­beveiliging.
Zie 12.6 Aanhaalmomenten voor de klemmen voor de aanhaalmomenten voor de klemmen.
Elektrische installatie
6.1.3 Selectie en dimensionering van kabels
Zie de tabellen in 12.3.1 Dimensionering van kabels en zekeringen voor informatie over de gangbare typen en doorsneden van kabels voor gebruik in de frequentieregelaar. Houd bij het selecteren van kabels rekening met lokale voorschriften, installatieom­standigheden en kabelspecificaties.
De dimensionering van de kabels moet voldoen aan de eisen van de norm IEC 60364-5-52.
De maximaal toelaatbare omgevingstemperatuur is +30 °C.
De maximale oppervlaktetemperatuur van de kabel is +70 °C.
Gebruik alleen motorkabels met een concentrische koperen afscherming.
Het maximale aantal parallelle kabels is 9.
Bij gebruik van parallelle kabels moet u ervoor zorgen dat die voldoen aan de eisen ten aanzien van de kabeldoorsnede. Zie 6.3 Aarding voor belangrijke informatie over de eisen die worden gesteld aan de aardleiding. Zie de norm IEC 60364-5-52 voor de correctiefactoren bij de verschillende temperaturen.
6.1.4 Selectie en dimensionering van kabels, Noord-Amerika
Zie de tabellen in 12.3.1 Dimensionering van kabels en zekeringen voor informatie over de gangbare typen en doorsneden van kabels voor gebruik in de frequentieregelaar. Houd bij het selecteren van kabels rekening met lokale voorschriften, installatieom­standigheden en kabelspecificaties.
De dimensionering van de kabels moet voldoen aan de eisen van de National Electric Code (NEC) en de Canadian Electric Code (CEC).
De maximale omgevingstemperatuur is +86 °F.
De maximale oppervlaktetemperatuur van de kabel is +158 °F.
Gebruik alleen motorkabels met een concentrische koperen afscherming.
Het maximale aantal parallelle kabels is 9.
Bij gebruik van parallelle kabels moet u ervoor zorgen dat die voldoen aan de eisen ten aanzien van de dwarsdoorsnede en het maximale aantal kabels.
Zie de NEC en CEC voor belangrijke informatie over de eisen die aan de aardleiding worden gesteld. Zie de instructies van NEC en CEC voor de correctiefactoren bij de verschillende temperaturen.
6.1.5 Zekeringen selecteren
We adviseren zekeringen van het type gG/gL (IEC 60269-1). De nominale spanning van de zekering moet worden afgestemd op die van het net. Houd ook rekening met lokale voorschriften, installatieomstandigheden en kabelspecificaties. Gebruik geen grotere zekeringen dan aanbevolen.
Het gebruik van externe zekeringen in de ingangslijn is vereist om de frequentieregelaar te beschermen tegen overbelasting en kortsluiting.
Raadpleeg de tabellen in 12.3.1 Dimensionering van kabels en zekeringen voor de aanbevolen zekeringen. De aanspreektijd van de zekering moet minder dan 0,4 s zijn. De aanspreektijd is afgestemd op het zekeringtype en de impedantie
van het voedingscircuit. Neem contact op met de fabrikant voor meer informatie over snellere zekeringen. De fabrikant kan ook aanbevelingen doen voor zekeringen van het type aR (UL Recognized, IEC 60269-4) en gS (IEC 60269-4).
6.1.6 Principe van voedingstopologie
De principes voor de net- en motoraansluitingen van de 6-puls basisfrequentieregelaar in behuizing FR4 tot en met FR11 worden weergegeven in Afbeelding 14.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 39Danfoss A/S © 2020.02
A
B
B
C
FR4-9/FR10/ FR11 0460 6 & 0502 6
FR11 *)
e30bg080.10
A
Eén ingang
B
Eén uitgang
C
Dubbele ingang
*
De FR11-typen 0460 6 en 0502 6 hebben één in­gangsklem.
Kabel­type
Categorie C1 en C2
(1)
Categorie C3
(2)
Categorie C4
(2)
Geen EMC-bescherming
(2)
Motor­kabel
Een symmetrische voedingska­bel met een compacte af­scherming met lage impedan­tie.
Een kabel voor de gespecifi­ceerde netspanning.
We adviseren het gebruik van een kabel van het type NKCA­BLES/MCCMK, SAB/ÖZCUY-J of
Een symmetrische voedingskabel met een concentrische geleider. Een kabel voor de gespecificeerde netspanning. We adviseren het gebruik van een kabel van het type NKCABLES/MCMK. Zie Af-
beelding 15.
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Afbeelding 14: Topologie voor behuizingsgrootte FR4-FR11
Elektrische installatie
6.1.7 Remweerstandskabels
VACON® NXS/NXP frequentieregelaars zijn voorzien van klemmen voor de DC-voeding en een optionele externe remweerstand. Deze klemmen worden aangeduid met B–, B+/R+ en R–. De DC-busaansluiting wordt gemaakt naar de klemmen B– en B+ en de remweerstandsaansluiting naar R+ en R–. Danfoss adviseert om afgeschermde motorkabels te gebruiken voor de remweerstand. Er zijn slechts twee geleiders van een normale driefasekabel vereist. De afscherming van de kabel moet aan beide uiteinden worden aangesloten. 360°-aarding wordt aanbevolen om verstoringen te minimaliseren. De derde, niet-gebruikte connector moet worden geaard door die aan één uiteinde te verbinden met aarde.
Zie de lijst met aanbevolen kabels in 12.3.1 Dimensionering van kabels en zekeringen.
V O O R Z I C H T I G
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOK DOOR KABELS MET MEERDERE GELEIDERS
Bij meeraderige kabels kunnen niet-aangesloten geleiders onbedoeld contact met een geleidende component veroorzaken.
Knip bij gebruik van meeraderige kabels alle niet-aangesloten geleiders af.
-
Bij behuizingsgrootte FR8 en groter is er een optionele DC-aansluiting. Zie de VACON® remweerstandhandleiding als het nodig is een externe remweerstand aan te sluiten. Zie ook 8.7.8.2 De aansluiting
van de interne remweerstand instellen.
6.2 EMC-correcte installatie
Zie Tabel 10 voor het selecteren van de juiste kabels voor verschillende EMC-niveaus. Voor EMC-niveau C1 en C2 moet de kabelafscherming aan beide uiteinden van de motorkabel 360° geaard zijn.
Tabel 10: Aanbevelingen voor kabels
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I40 | Danfoss A/S © 2020.02
Kabel­type
Categorie C1 en C2
(1)
Categorie C3
(2)
Categorie C4
(2)
Geen EMC-bescherming
(2)
vergelijkbaar. Zie Afbeelding
15.
Netka­bel
Een voedingskabel voor een vaste installatie. Een kabel voor de gespecificeerde netspanning. Een afgeschermde kabel is niet nodig. We adviseren het gebruik van een kabel van het type NKCABLES/MCMK.
Stuur­kabel
Een afgeschermde kabel met een compacte afscherming met lage impedantie, bijvoorbeeld een kabel van het type NKCABLES/JAMAK of SAB/ÖZCuY-O.
A
C
B
e30bg079.10
A
Aardleiding en afscherming
B
Aardleidingen
C
Afscherming
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
1
1eomgeving
2
2e omgeving
Zie IEC-EN 61800-3 + A1 voor de definitie van de EMC-beschermingsniveaus.
Elektrische installatie
Afbeelding 15: Kabels met aardleidingen
Om aan de EMC-normen te voldoen, moet u bij alle behuizingsgroottes de standaardwaarden voor de schakelfrequenties gebruik­en.
Bij gebruik van een veiligheidsschakelaar moet u ervoor zorgen dat de EMC-bescherming vanaf het begin van de kabels doorloopt tot aan de uiteinden.
De frequentieregelaar moet voldoen aan de norm IEC 61000-3-12. Daarvoor moet het kortsluitvermogen SSC minimaal 120 R
SCE
zijn bij het koppelingspunt tussen het interne net en het openbare elektriciteitsnet. Zorg ervoor dat de frequentieregelaar en de motor worden aangesloten op een net met een kortsluitvermogen SSC van minimaal 120 R
. Neem zo nodig contact op met het energie-
SCE
bedrijf.
6.2.1 Installatie in een hoekgeaard netwerk
Hoekaarding is mogelijk bij frequentieregelaartypen (FR4–FR9) met een nominale stroom van 3–300 A bij een netspanning van 208–240 V of een nominale stroom van 261–730 A bij een netspanning van 380–500 V. In dat geval moet het EMC-beschermingsni­veau echter worden gewijzigd naar C4. Zie de instructies in
Maak geen gebruik van hoekaarding bij frequentieregelaartypen (FR4–FR8) met een nominale stroom van 3–205 A bij een netspan­ning van 380–500 V of bij een netspanning van 525–690 V.
Hoekaarding is toegestaan voor FR4–FR9 frequentieregelaars (netspanning 208–240 V) tot een hoogte van 3000 m en voor FR9– FR11 frequentieregelaars (netspanning 380–500 V) tot een hoogte van 2000 m.
6.6 Installatie in een IT-systeem.
6.3 Aarding
Aard de frequentieregelaar volgens de relevante normen en richtlijnen.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 41Danfoss A/S © 2020.02
Dwarsdoorsnede van de fasegeleiders (S) [mm2]
Minimumdoorsnede van de betreffende aardgeleider [mm2]
S ≤ 16
S
16 < S ≤ 35
16
35 < S
S/2
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Elektrische installatie
V O O R Z I C H T I G
SCHADE AAN DE FREQUENTIEREGELAAR DOOR ONVOLDOENDE AARDING
Als u geen aardleiding gebruikt, kan dat schade aan de frequentieregelaar veroorzaken.
Verzeker u ervan dat de frequentieregelaar is voorzien van een aardleiding die is aangesloten op de aardingsklem die met
-
het PE-symbool is gemarkeerd.
W A A R S C H U W I N G
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
De lekstromen zijn hoger dan 3,5 mA. Als de frequentieregelaar niet correct wordt geaard, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Zorg voor een correcte aarding van de apparatuur door een erkende elektrisch installateur.
-
De norm EN 61800-5-1 schrijft voor dat het veiligheidscircuit aan 1 of meer van onderstaande voorwaarden moet voldoen.
De aansluiting moet vast zijn aangebracht.
De geleider van de veiligheidsaarding moet een doorsnede hebben van minstens 10 mm2 Cu of 16 mm2 Al. OF
Er moet een automatische loskoppeling van het net plaatsvinden als de geleider van de veiligheidsaarding mocht breken. OF
Er moet een aansluitklem zijn voor een tweede aardgeleider met dezelfde dwarsdoorsnede als de eerste aardgeleider.
De waarden in de tabel zijn alleen geldig als de geleider van de veiligheidsaarding van hetzelfde metaal is gemaakt als de fasege­leiders. Als dat niet zo is, moet de dwarsdoorsnede van de aardgeleider zo worden bepaald dat de geleidbaarheid overeenkomt met de geleidbaarheid volgens de huidige tabel.
De minimaal vereiste dwarsdoorsnede van elke aardgeleider die geen deel uitmaakt van de netkabel of de kabelmantel, is:
2,5 mm2 als er een mechanische bescherming is, en
4 mm2 als er geen mechanische bescherming is. Bij apparatuur die via een kabel is aangesloten, moet de aardgeleider in die kabel de laatste geleider zijn die wordt onderbroken als de trekontlasting zou breken.
Volg de lokale voorschriften ten aanzien van de minimumdoorsnede van de aardgeleider op.
L E T O P
STORING IN FOUTSTROOMBEVEILIGINGEN
Omdat er in de frequentieregelaar hoge capacitieve stromen aanwezig zijn, kan het gebeuren dat foutstroombeveiligingen niet goed werken.
L E T O P
SPANNINGSWEERSTANDSTESTS
Het uitvoeren van spanningsweerstandstests kan schade aan de frequentieregelaar veroorzaken.
Voer geen spanningsweerstandstests uit op de frequentieregelaar. De fabrikant heeft deze tests al uitgevoerd.
-
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I42 | Danfoss A/S © 2020.02
e30bg082.10
e30bg084.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Elektrische installatie
W A A R S C H U W I N G
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOK DOOR PE-GELEIDER
De frequentieregelaar kan een DC-stroom veroorzaken in de PE-geleider. Als u geen reststroomapparaat (RCD) van type B of een reststroommonitor (RCM) gebruikt, kan dat ertoe leiden dat de RCD niet de beoogde bescherming biedt, wat kan leiden tot ern­stig of dodelijk letsel.
Gebruik aan de netzijde van de frequentieregelaar een RCD van type B of een RCM.
-
6.4 Toegang tot en positie van de klemmen
6.4.1 Toegang tot en positie van de klemmen voor FR4/FI4
Volg onderstaande instructies op om de frequentieregelaar te openen om de kabels te installeren.
Procedure
1.
Open de afdekking van de frequentieregelaar.
2.
Verwijder de schroeven van de kabelafdekking. Verwijder de kabelafdekking. Maak de afdekking van de voedingseenheid niet open.
3.
Kijk waar de klemmen zich bevinden.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 43Danfoss A/S © 2020.02
A
D
B
C
e30bg089.10
A
Netklemmen
B
Aansluitklemmen voor de remweerstand
C
Motorklemmen
D
Aardingsklemmen
e30bg083.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Elektrische installatie
Afbeelding 16: FR4/FI4-klemmen
6.4.2 Toegang tot en positie van de klemmen voor FR5
Volg onderstaande instructies op om de frequentieregelaar te openen om de kabels te installeren.
Procedure
1.
Open de afdekking van de frequentieregelaar.
2.
Verwijder de schroeven van de kabelafdekking. Verwijder de kabelafdekking. Maak de afdekking van de voedingseenheid niet open.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I44 | Danfoss A/S © 2020.02
e30bg084.10
FR5
A
D
B
C
e30bg090.10
A
Netklemmen
B
Aansluitklemmen voor de remweerstand
C
Motorklemmen
D
Aardingsklemmen
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
3.
Kijk waar de klemmen zich bevinden.
Elektrische installatie
Afbeelding 17: FR5-klemmen
6.4.3 Toegang tot en positie van de klemmen voor FR6/FI6
Volg onderstaande instructies op om de frequentieregelaar te openen om de kabels te installeren.
Procedure
1.
Open de afdekking van de frequentieregelaar.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 45Danfoss A/S © 2020.02
e30bg083.10
e30bg084.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
2.
Verwijder de schroeven van de kabelafdekking. Verwijder de kabelafdekking. Maak de afdekking van de voedingseenheid niet open.
Elektrische installatie
3.
Kijk waar de klemmen zich bevinden.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I46 | Danfoss A/S © 2020.02
FR6
A
D
B
C
e30bg091.10
A
Netklemmen
B
Aansluitklemmen voor de remweerstand
C
Motorklemmen
D
Aardingsbeugel
e30bg083.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Elektrische installatie
Afbeelding 18: FR6/FI6-klemmen
6.4.4 Toegang tot en positie van de klemmen voor FR7/FI7
Volg onderstaande instructies op om de frequentieregelaar te openen om de kabels te installeren.
Procedure
1.
Open de afdekking van de frequentieregelaar.
2.
Verwijder de schroeven van de kabelafdekking. Verwijder de kabelafdekking. Maak de afdekking van de voedingseenheid niet open.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 47Danfoss A/S © 2020.02
e30bg084.10
FR7
A
D
B
C
e30bg092.10
A
Netklemmen
B
Aansluitklemmen voor de remweerstand
C
Motorklemmen
D
Aardingsklemmen
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
3.
Kijk waar de klemmen zich bevinden.
Elektrische installatie
Afbeelding 19: FR7/FI7-klemmen
6.4.5 Toegang tot en positie van de klemmen voor FR8/FI8
Volg onderstaande instructies op om de frequentieregelaar te openen om de kabels te installeren.
Procedure
1.
Open de afdekking van de frequentieregelaar.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I48 | Danfoss A/S © 2020.02
e30bg031.10
e30bg032.10
B-
B+ R+
R-
e30bg076.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
2.
Open de afdekking van de voedingseenheid.
Elektrische installatie
3.
Kijk boven op de frequentieregelaar waar de DC-klemmen en remweerstandsklemmen zich bevinden.
4.
Kijk waar de klemmen zich bevinden.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 49Danfoss A/S © 2020.02
FR8
e30bg102.10
A
B
C
A
Netklemmen
B
Motorklemmen
C
Aardingsklemmen
e30bg075.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Elektrische installatie
Afbeelding 20: FR8/FI8-klemmen
6.4.6 Toegang tot en positie van de klemmen voor FR9
Volg onderstaande instructies op om de frequentieregelaar te openen om de kabels te installeren.
Procedure
1.
Verwijder de kabelafdekking.
2.
Kijk boven op de frequentieregelaar waar de DC-klemmen en remweerstandsklemmen zich bevinden.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I50 | Danfoss A/S © 2020.02
B-
B+ R+
R-
e30bg076.10
FR9
e30bg103.10
A
B
C
A
Netklemmen
B
Motorklemmen
C
Aardingsklemmen
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
3.
Kijk waar de klemmen zich bevinden.
Elektrische installatie
Afbeelding 21: FR9-klemmen
6.4.7 Toegang tot en positie van de klemmen voor FR10 Standalone
Volg onderstaande instructies op om de frequentieregelaar te openen om de kabels te installeren.
Procedure
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 51Danfoss A/S © 2020.02
e30bh771.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
1.
Open de kastdeur.
2.
Verwijder de beschermkappen.
Elektrische installatie
3.
Kijk waar de klemmen zich bevinden.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I52 | Danfoss A/S © 2020.02
1
2
3
4
5
e30bh768.10
B-
R-
B+/ R+
L2
L3L1
1
Remweerstand en DC-klemmen
2
Stuurklemmen
3
Motorklemmen
4
Netklemmen
5
Aardingsrail
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Elektrische installatie
Afbeelding 22: Klemmen FR10 Standalone
6.4.8 Toegang tot en positie van de klemmen voor FR11 Standalone
Volg onderstaande instructies op om de frequentieregelaar te openen om de kabels te installeren.
Procedure
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 53Danfoss A/S © 2020.02
e30bh772.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
1.
Open de kastdeur.
2.
Verwijder de beschermkappen.
Elektrische installatie
3.
Kijk waar de klemmen zich bevinden.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I54 | Danfoss A/S © 2020.02
2
3
4
5
1
6
e30bh769.10
B-
B+/
R-
R+
U/T1
V/T1
W/T1
1L1
1L2
1L3
2L1
2L2
2L3
1
Remweerstand en DC-klemmen
2
Stuurklemmen
3
Motorklemmen
4
Netklemmen 1
5
Aardingsrail
6
Netklemmen 2
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Elektrische installatie
Afbeelding 23: Klemmen FR11 Standalone
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 55Danfoss A/S © 2020.02
1
2
3
4
5
e30bh770.10
B-
R-
B+ R+
U/T1
W/T3
V/T2
L1
L2 L3
1
Remweerstand en DC-klemmen
2
Stuurklemmen
3
Motorklemmen
4
Netklemmen
5
Aardingsrail
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Elektrische installatie
Afbeelding 24: Klemmen FR11 Standalone, 0460–0502, 690 V
6.5 De kabels installeren
Volg onderstaande instructies om de installatie-instructies voor de juiste behuizingsgrootte te vinden.
Procedure
1.
Controleer de eisen ten aanzien van lengte, afstand en plaatsing van de kabels volgens de instructies in 6.5.1 Aanvullende
instructies voor bekabeling.
2.
Volg de installatie-instructies voor de juiste behuizingsgrootte. Zie 3.5 Behuizingsgroottes om de behuizingsgrootte van uw frequentieregelaar te controleren.
6.5.2 De kabels installeren, FR4–FR6/FI4–FI6
6.5.3 De kabels installeren, FR7/FI7
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I56 | Danfoss A/S © 2020.02
Afstand tussen kabels [m]
Lengte van de afgeschermde ka­bel [m]
Afstand tussen kabels [ft]
Lengte van de afgeschermde ka­bel [ft]
0,3
≤ 50
1,0
≤ 164,0
1,0
≤ 300
3,3
≤ 656,1
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
6.5.4 De kabels installeren, FR8/FI8
6.5.5 De kabels installeren, FR9
6.5.6 De kabels installeren, FR10 Standalone
6.5.7 De kabels installeren, FR11 Standalone
Elektrische installatie
6.5.1 Aanvullende instructies voor bekabeling
Controleer voordat u begint of alle componenten van de frequentieregelaar spanningsloos zijn. Lees de waarschuwingen in de sectie Veiligheid zorgvuldig door.
Verzeker u ervan dat de motorkabels op voldoende afstand van andere kabels liggen.
De motorkabels moeten andere kabels kruisen onder een hoek van 90 graden.
Laat de motorkabels waar mogelijk niet over langere afstanden parallel aan andere kabels lopen.
Als de motorkabels parallel aan andere kabels lopen, moet u de minimale afstanden aanhouden (zie Tabel 11).
De opgegeven afstanden gelden ook voor de afstand tussen motorkabels en signaalkabels van andere systemen.
De maximumlengtes van afgeschermde motorkabels bedragen 300 m (984 ft) (frequentieregelaars met een vermogen van meer dan 1,5 kW of 2 pk) en 100 m (328 ft) (frequentieregelaars met een vermogen van 0,75-1,5 kW of 1-2 pk). Neem bij gebruik van langere motorkabels contact op met de fabriek, voor meer informatie.
Elke parallelle kabel draagt bij aan de totale lengte.
L E T O P
Als u bij kleine frequentieregelaars (≤ 1,5 kW of ≤ 2,01 pk) lange motorkabels (maximaal 100 m of 328 ft) gebruikt, kunnen de capacitieve stromen in de motorkabel ertoe leiden dat de gemeten motorstroom hoger is dan de werkelijke motorstroom. Houd daar rekening mee bij het instellen van de functies voor blokkeerbeveiliging van de motor.
Raadpleeg 9.3 De kabel- en motorisolatie doormeten als het nodig is om de kabelisolatie te controleren.
Tabel 11: Minimumafstand tussen kabels
6.5.2 De kabels installeren, FR4–FR6/FI4–FI6
Volg onderstaande instructies om de kabels en kabelaccessoires te installeren. Zie 6.1.2 UL-normen voor bekabeling voor informatie over het uitvoeren van de bekabeling als moet worden voldaan aan de UL-
voorschriften. Zie de VACON® remweerstandhandleiding als het nodig is een externe remweerstand aan te sluiten. Zie ook 8.7.8.2 De aansluiting
van de interne remweerstand instellen.
Verzeker u ervan dat alle benodigde componenten zijn geleverd. Voor de installatie hebt u de inhoud van de accessoiretas nodig; zie 4.1 De levering controleren.
Open de afdekkingen volgens de instructies in 6.4.1 Toegang tot en positie van de klemmen voor FR4/FI4, 6.4.2 Toegang tot en
positie van de klemmen voor FR5 of 6.4.3 Toegang tot en positie van de klemmen voor FR6/FI6.
Procedure
1.
Strip de motorkabel, de netkabel en de remweerstandskabel. Zie 12.4 Afstriplengtes van kabels.
2.
Snijd de doorvoertules open en voer de kabels erdoorheen. Gebruik daarvoor de doorvoertules uit de accessoiretas.
Snijd de doorvoertules niet verder open dan nodig is voor de betreffende kabels.
Als de doorvoertules dubbelvouwen wanneer u de kabel plaatst, trek de kabel dan iets terug zodat de doorvoertules weer recht komen.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 57Danfoss A/S © 2020.02
e30bg086.10
10 mm
1 2
3 4
e30bh837.10
A
B
C
e30bg085.10
A
Netkabel
B
Bekabeling remweerstand
C
Motorkabel
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
3.
Voor het realiseren van EMC-klasse C1 en C2 kunt u in plaats van de doorvoertule ook een EMC-kabelwartel gebruiken.
Elektrische installatie
4.
Plaats de kabels – de netkabel, de motorkabel en de bekabeling van de optionele remweerstand – in de openingen van de kabelinvoerplaat. Gebruik daarvoor de kabelinvoerplaat uit de accessoiretas.
5.
Afbeelding 25: Kabels door de kabelinvoerplaat
Plaats de kabelinvoerplaat met de kabels in de groef van het frame van de frequentieregelaar. Gebruik de M4x10 schroeven uit de accessoiretas om de kabelinvoerplaat te bevestigen.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I58 | Danfoss A/S © 2020.02
e30bg088.10
e30bg093.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
6.
Sluit de kabels aan. Zie 12.6 Aanhaalmomenten voor de klemmen voor de juiste aanhaalmomenten.
Sluit de fasegeleiders van de netkabel en de motorkabel, en de geleiders van de remweerstandskabel, aan op de juiste klemmen.
FR4/FI4, FR5: sluit de aardleiding van elke kabel aan met een aardingsklem. Gebruik daarvoor de aardingsklemmen uit de accessoiretas.
FR6/FI6: sluit de aardleiding van elke kabel aan met een aardingsbeugel voor de aardleiding. Gebruik de aardingsbeu­gels en de schroeven uit de accessoiretas.
Elektrische installatie
7.
Zorg ervoor dat u de aardleiding aansluit op de motor en de klemmen die zijn gemarkeerd met het aardingssymbool.
Voor FR4/FI4 en FR5: er zijn twee beschermende geleiders nodig om te voldoen aan de eisen van de norm IEC-EN 61800-5-1. Zie 6.3 Aarding.
Als dubbele aarding nodig is, kunt u de aardklem onder de frequentieregelaar gebruiken. Gebruik een M5-schroef en haal die aan met 2,0 Nm (17,7 lb-in).
8.
Bevestig de kabelafdekking 12.5 Aanhaalmoment voor schroeven van afdekking.
9.
Bevestig de aardingsbeugels voor de stuurkabel met 3 M4x16-schroeven uit de accessoiretas. Gebruik die beugels om de stuurkabels te aarden. Sluit de stuurkabels aan.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 59Danfoss A/S © 2020.02
e30bg070.10
e30bg086.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Elektrische installatie
Afbeelding 26: FR4–FR6/FI4–FI6
10.
Bevestig de afdekking van de frequentieregelaar. Zie 12.5 Aanhaalmoment voor schroeven van afdekking voor de aanhaal­momenten voor de schroeven. Zorg dat de stuurkabels en de kabels van de frequentieregelaar niet vast komen te zitten tussen het frame en de kabelafdekking.
6.5.3 De kabels installeren, FR7/FI7
Volg onderstaande instructies om de kabels en kabelaccessoires te installeren. Zie 6.1.2 UL-normen voor bekabeling voor informatie over het uitvoeren van de bekabeling als moet worden voldaan aan de UL-
voorschriften. Zie de VACON® remweerstandhandleiding als het nodig is een externe remweerstand aan te sluiten. Zie ook 8.7.8.2 De aansluiting
van de interne remweerstand instellen.
Verzeker u ervan dat alle benodigde componenten zijn geleverd. Voor de installatie hebt u de inhoud van de accessoiretas nodig; zie 4.1 De levering controleren.
Open de afdekkingen volgens de instructies in 6.4.4 Toegang tot en positie van de klemmen voor FR7/FI7.
Procedure
1.
Strip de motorkabel, de netkabel en de remweerstandskabel. Zie 12.4 Afstriplengtes van kabels.
2.
Snijd de doorvoertules open en voer de kabels erdoorheen. Gebruik daarvoor de doorvoertules uit de accessoiretas.
Snijd de doorvoertules niet verder open dan nodig is voor de betreffende kabels.
Als de doorvoertules dubbelvouwen wanneer u de kabel plaatst, trek de kabel dan iets terug zodat de doorvoertules weer recht komen.
3.
Voor het realiseren van EMC-klasse C2 kunt u in plaats van de doorvoertule ook een EMC-kabelwartel gebruiken.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I60 | Danfoss A/S © 2020.02
10 mm
1 2
3 4
e30bh837.10
A
B
C
e30bg085.10
A
Netkabel
B
Bekabeling remweerstand
C
Motorkabel
e30bg088.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
4.
Plaats de kabels – de netkabel, de motorkabel en de bekabeling van de optionele remweerstand – in de openingen van de kabelinvoerplaat. Gebruik daarvoor de kabelinvoerplaat uit de accessoiretas.
Elektrische installatie
Afbeelding 27: Kabels door de kabelinvoerplaat
5.
Plaats de kabelinvoerplaat met de kabels in de groef van het frame van de frequentieregelaar. Gebruik de M4x10 schroeven uit de accessoiretas om de kabelinvoerplaat te bevestigen.
6.
Sluit de kabels aan. Zie 12.6 Aanhaalmomenten voor de klemmen voor de juiste aanhaalmomenten.
Sluit de fasegeleiders van de netkabel en de motorkabel, en de geleiders van de remweerstandskabel, aan op de juiste klemmen.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 61Danfoss A/S © 2020.02
e30bg093.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Sluit de aardleiding van elke kabel aan met een aardingsbeugel.
7.
Zorg ervoor dat u de aardleiding aansluit op de motor en de klemmen die zijn gemarkeerd met het aardingssymbool.
Als dubbele aarding nodig is, kunt u de aardklem onder de frequentieregelaar gebruiken. Gebruik een M5-schroef en haal die aan met 2,0 Nm (17,7 lb-in).
Elektrische installatie
8.
Bevestig de kabelafdekking 12.5 Aanhaalmoment voor schroeven van afdekking.
9.
Bevestig de aardingsbeugels voor de stuurkabel met 3 M4x16-schroeven uit de accessoiretas. Gebruik die beugels om de stuurkabels te aarden. Sluit de stuurkabels aan.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I62 | Danfoss A/S © 2020.02
1
2
e30bg073.10
1
Standaard
2
PROFIBUS
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Elektrische installatie
Afbeelding 28: FR7/FI7
10.
Bevestig de afdekking van de frequentieregelaar. Zie 12.5 Aanhaalmoment voor schroeven van afdekking voor de aanhaal­momenten voor de schroeven. Zorg dat de stuurkabels en de kabels van de frequentieregelaar niet vast komen te zitten tussen het frame en de kabelafdekking.
6.5.4 De kabels installeren, FR8/FI8
Volg onderstaande instructies om de kabels en kabelaccessoires te installeren. Zie 6.1.2 UL-normen voor bekabeling voor informatie over het uitvoeren van de bekabeling als moet worden voldaan aan de UL-
voorschriften. Zie de VACON® remweerstandhandleiding als het nodig is een externe remweerstand aan te sluiten. Zie ook 8.7.8.2 De aansluiting
van de interne remweerstand instellen.
Verzeker u ervan dat alle benodigde componenten zijn geleverd. Voor de installatie hebt u de inhoud van de accessoiretas nodig; zie 4.1 De levering controleren.
Open de afdekkingen volgens de instructies in 6.4.5 Toegang tot en positie van de klemmen voor FR8/FI8.
Procedure
1.
Strip de motorkabel, de netkabel en de remweerstandskabel. Zie 12.4 Afstriplengtes van kabels.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 63Danfoss A/S © 2020.02
e30bh277.10
e30bh278.10
e30bg077.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
2.
Snijd de doorvoertules open om de kabels erdoorheen te voeren. Gebruik daarvoor de doorvoertules uit de accessoiretas.
Snijd de doorvoertules niet verder open dan nodig is voor de betreffende kabels.
Als de doorvoertules dubbelvouwen wanneer u de kabel plaatst, trek de kabel dan iets terug zodat de doorvoertules weer recht komen.
Het is ook mogelijk om kabelwartels te gebruiken.
Elektrische installatie
Afbeelding 29: De doorvoertule doorsnijden in IP 54
3.
Breng de doorvoertule en de kabel aan totdat het frame van de frequentieregelaar in de groef van de doorvoertule valt.
Voor beschermingsklasse IP begin van de kabel uit de doorvoertule totdat die recht blijft zitten.
Als dat niet mogelijk is, moet u een nauwere aansluiting realiseren met isolatietape of een kabelbinder.
54 (UL type 12) geldt dat de doorvoertule en de kabel nauw moeten aansluiten. Trek het
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I64 | Danfoss A/S © 2020.02
e30bg104.20
2
1
1
Aardingsbeugel
2
Blootliggende afscherming
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
4.
Sluit de kabels aan. Zie 12.6 Aanhaalmomenten voor de klemmen voor de juiste aanhaalmomenten.
Sluit de fasegeleiders van de netkabel en de motorkabel aan op de juiste klemmen. Bij gebruik van een remweer­standskabel moet u de geleiders ervan ook op de juiste klemmen aansluiten.
Sluit de aardleiding van elke kabel aan op een aardingsklem met een aardingsbeugel voor de aardleiding.
5.
Zorg dat de afscherming van motorkabels blootligt om een 360°-verbinding met de aardingsbeugel voor de kabelaf­scherming te realiseren.
Elektrische installatie
6.
Bevestig de kabelinvoerplaat en vervolgens de kabelafdekking. Zie 12.5 Aanhaalmoment voor schroeven van afdekking voor de aanhaalmomenten voor de schroeven. Zorg dat de stuurkabels en de kabels van de frequentieregelaar niet vast komen te zitten tussen het frame en de kabelafdekking.
Overige aanhaalmomenten:
invoerplaat motorkabel: 2,4 Nm
invoerplaat stuurkabel: 0,8 Nm
DC-afdekking: 2,4 Nm
7.
Bevestig de aardingsbeugels voor de stuurkabel met M4x16-schroeven aan het aardingsniveau. Gebruik daarvoor de beu­gels uit de accessoiretas. Gebruik die beugels om de stuurkabels te aarden. Sluit de stuurkabels aan.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 65Danfoss A/S © 2020.02
1
2
e30bg074.10
1
Standaard
2
PROFIBUS
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Elektrische installatie
Afbeelding 30: FR8/FI8
8.
Bevestig de afdekking van de frequentieregelaar. Zie 12.5 Aanhaalmoment voor schroeven van afdekking voor de aanhaal­momenten voor de schroeven.
6.5.5 De kabels installeren, FR9
Volg onderstaande instructies om de kabels te installeren. Zie 6.1.2 UL-normen voor bekabeling voor informatie over het uitvoeren van de bekabeling als moet worden voldaan aan de UL-
voorschriften. Zie de VACON® remweerstandhandleiding als het nodig is een externe remweerstand aan te sluiten. Zie ook 8.7.8.2 De aansluiting
van de interne remweerstand instellen.
Verzeker u ervan dat alle benodigde componenten zijn geleverd. Open de afdekkingen volgens de instructies in 6.4.6 Toegang tot en positie van de klemmen voor FR9.
Procedure
1.
Strip de motorkabel, de netkabel en de remweerstandskabel. Zie 12.4 Afstriplengtes van kabels.
2.
Snijd doorvoertules open om de kabels erdoorheen te voeren.
Snijd de doorvoertules niet verder open dan nodig is voor de betreffende kabels.
Als de doorvoertules dubbelvouwen wanneer u de kabel plaatst, trek de kabel dan iets terug zodat de doorvoertules weer recht komen.
Het is ook mogelijk om kabelwartels te gebruiken.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I66 | Danfoss A/S © 2020.02
e30bh277.10
e30bh278.10
e30bg077.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Afbeelding 31: De doorvoertule doorsnijden in IP 54
Elektrische installatie
3.
Breng de doorvoertule en de kabel aan totdat het frame van de frequentieregelaar in de groef van de doorvoertule valt.
Voor beschermingsklasse IP begin van de kabel uit de doorvoertule totdat die recht blijft zitten.
Als dat niet mogelijk is, moet u een nauwere aansluiting realiseren met isolatietape of een kabelbinder.
54 (UL type 12) geldt dat de doorvoertule en de kabel nauw moeten aansluiten. Trek het
4.
Sluit de kabels aan. Zie 12.6 Aanhaalmomenten voor de klemmen voor de juiste aanhaalmomenten.
Sluit de fasegeleiders van de netkabel en de motorkabel aan op de juiste klemmen. Bij gebruik van een remweer­standskabel moet u de geleiders ervan ook op de juiste klemmen aansluiten.
Sluit de aardleiding van elke kabel aan op een aardingsklem met een aardingsbeugel voor de aardleiding.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 67Danfoss A/S © 2020.02
e30bg104.20
2
1
1
Aardingsbeugel
2
Blootliggende afscherming
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
5.
Zorg dat de afscherming van motorkabels blootligt om een 360°-verbinding met de aardingsbeugel voor de kabelaf­scherming te realiseren.
Elektrische installatie
6.
Bevestig de aardingsbeugels voor de stuurkabel met M4x16-schroeven aan het aardingsniveau. Gebruik daarvoor de beu­gels uit de accessoiretas. Gebruik die beugels om de stuurkabels te aarden. Sluit de stuurkabels aan.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I68 | Danfoss A/S © 2020.02
1
2
e30bg074.10
1
Standaard
2
PROFIBUS
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Elektrische installatie
Afbeelding 32: FR9
7.
Bevestig de kabelinvoerplaat en vervolgens de kabelafdekking. Zie 12.5 Aanhaalmoment voor schroeven van afdekking voor de aanhaalmomenten voor de schroeven. Zorg dat de stuurkabels en de kabels van de frequentieregelaar niet vast komen te zitten tussen het frame en de kabelafdekking.
6.5.6 De kabels installeren, FR10 Standalone
Volg onderstaande instructies om de kabels te installeren. Zie 6.1.2 UL-normen voor bekabeling voor informatie over het uitvoeren van de bekabeling als moet worden voldaan aan de UL-
voorschriften. Zie de VACON® remweerstandhandleiding als het nodig is een externe remweerstand aan te sluiten. Zie ook 8.7.8.2 De aansluiting
van de interne remweerstand instellen.
Verzeker u ervan dat alle benodigde componenten zijn geleverd. Open de afdekkingen volgens de instructies in 6.4.7 Toegang tot en positie van de klemmen voor FR10 Standalone.
Procedure
1.
Snijd doorvoertules open om de kabels erdoorheen te voeren.
Snijd de doorvoertules niet verder open dan nodig is voor de betreffende kabels.
Als de doorvoertules dubbelvouwen wanneer u de kabel plaatst, trek de kabel dan iets terug zodat de doorvoertules weer recht komen.
Het is ook mogelijk om kabelwartels te gebruiken.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 69Danfoss A/S © 2020.02
e30bh278.10
e30bg077.10
e30bh781.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
2.
Breng de doorvoertule en de kabel aan totdat het frame van de frequentieregelaar in de groef van de doorvoertule valt.
Voor beschermingsklasse IP begin van de kabel uit de doorvoertule totdat die recht blijft zitten.
Als dat niet mogelijk is, moet u een nauwere aansluiting realiseren met isolatietape of een kabelbinder.
Elektrische installatie
54 (UL type 12) geldt dat de doorvoertule en de kabel nauw moeten aansluiten. Trek het
3.
Zorg dat de afscherming van motorkabels blootligt om een 360°-verbinding met de aardingsbeugel voor de kabelaf­scherming te realiseren.
4.
Sluit de kabels aan. Zie 12.6 Aanhaalmomenten voor de klemmen voor de juiste aanhaalmomenten.
a.
Sluit de netkabels en motorkabels aan. Gebruik een stroomrail om de aansluiting te realiseren.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I70 | Danfoss A/S © 2020.02
e30bh780.10
1
2
4
3
e30bh764.10
1
Besturingseenheid
2
Kabelroute
3
Aarding
4
Kabelinvoer
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
b.
Sluit de stuurkabels aan.
Elektrische installatie
c.
Sluit de aardleiding van elke kabel aan op een aardingsklem met een aardingsbeugel voor de aardleiding.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 71Danfoss A/S © 2020.02
1
2
3
4
3
1
2
5
5
e30bh775.10
1
Motorkabels
2
Veiligheidsaarde (PE)
3
Netkabels
4
360°-aarding
5
Stuurkabels
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Elektrische installatie
5.
Bevestig de kabelklem.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I72 | Danfoss A/S © 2020.02
e30bh778.10
e30bh278.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Elektrische installatie
6.
Bevestig de veiligheidsafdekkingen. Zie 12.5 Aanhaalmoment voor schroeven van afdekking voor de aanhaalmomenten voor de schroeven. Zorg dat de stuurkabels en de kabels van de frequentieregelaar niet vast komen te zitten tussen het frame en de veiligheidsafdekkingen.
7.
Sluit de kastdeuren.
6.5.7 De kabels installeren, FR11 Standalone
Volg onderstaande instructies om de kabels te installeren. Zie 6.1.2 UL-normen voor bekabeling voor informatie over het uitvoeren van de bekabeling als moet worden voldaan aan de UL-
voorschriften. Zie de VACON® remweerstandhandleiding als het nodig is een externe remweerstand aan te sluiten. Zie ook 8.7.8.2 De aansluiting
van de interne remweerstand instellen.
Verzeker u ervan dat alle benodigde componenten zijn geleverd. Open de afdekkingen volgens de instructies in 6.4.8 Toegang tot en positie van de klemmen voor FR11 Standalone.
Procedure
1.
Snijd doorvoertules open om de kabels erdoorheen te voeren.
Snijd de doorvoertules niet verder open dan nodig is voor de betreffende kabels.
Als de doorvoertules dubbelvouwen wanneer u de kabel plaatst, trek de kabel dan iets terug zodat de doorvoertules weer recht komen.
Het is ook mogelijk om kabelwartels te gebruiken.
2.
Breng de doorvoertule en de kabel aan totdat het frame van de frequentieregelaar in de groef van de doorvoertule valt.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 73Danfoss A/S © 2020.02
e30bg077.10
e30bh781.10
e30bh780.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
3.
Zorg dat de afscherming van motorkabels blootligt om een 360°-verbinding met de aardingsbeugel voor de kabelaf­scherming te realiseren.
Elektrische installatie
4.
Sluit de kabels aan. Zie 12.6 Aanhaalmomenten voor de klemmen voor de juiste aanhaalmomenten.
a.
Sluit de netkabels en motorkabels aan. Gebruik de stroomrail om de aansluiting te realiseren.
b.
Sluit de stuurkabels aan.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I74 | Danfoss A/S © 2020.02
1
2
4
3
e30bh765.10
1
Besturingseenheid
2
Kabelroute
3
Aarding
4
Kabelinvoer
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Elektrische installatie
c.
Sluit de aardleiding van elke kabel aan op een aardingsklem met een aardingsbeugel voor de aardleiding.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 75Danfoss A/S © 2020.02
1
2
3
5
5
1
3
4
2
3
e30bh776.10
1
Motorkabels
2
Veiligheidsaarde (PE)
3
Netkabels
4
360°-aarding
5
Stuurkabels
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Elektrische installatie
Afbeelding 33: FR11 Standalone
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I76 | Danfoss A/S © 2020.02
1
2
3
4
5
5
1
3
4
2
e30bh777.10
1
Motorkabels
2
Veiligheidsaarde (PE)
3
Netkabels
4
360°-aarding
5
Stuurkabels
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Elektrische installatie
Afbeelding 34: FR11 Standalone, 0460–0502, 690 V
5.
Bevestig de kabelklem.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 77Danfoss A/S © 2020.02
e30bh779.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
6.
Bevestig de veiligheidsafdekkingen. Zie 12.5 Aanhaalmoment voor schroeven van afdekking voor de aanhaalmomenten voor de schroeven. Zorg dat de stuurkabels en de kabels van de frequentieregelaar niet vast komen te zitten tussen het frame en de veiligheidsafdekkingen.
7.
Sluit de kastdeuren.
Elektrische installatie
6.6 Installatie in een IT-systeem
Bij aansluiting op een IT-net (IT-aardingssysteem), moet de frequentieregelaar EMC-beschermingsniveau C4 hebben. Als de fre­quentieregelaar EMC-beschermingsniveau C2 heeft, is het noodzakelijk om het beschermingsniveau te wijzigen naar niveau C4. Zie de instructies in:
6.6.1 De frequentieregelaar installeren in een IT-systeem, FR4–FR6
6.6.2 De frequentieregelaar installeren in een IT-systeem, FR7
6.6.3 De frequentieregelaar installeren in een IT-systeem, FR8–FR11
Zie 3.4 Beschrijving van typecode voor equivalente EMC-niveaus in VACON® frequentieregelaars.
W A A R S C H U W I N G
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOK DOOR DE COMPONENTEN
De componenten van de frequentieregelaar staan onder spanning wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op het net.
Breng geen wijzigingen in de frequentieregelaar aan terwijl die op het net is aangesloten.
-
L E T O P
SCHADE AAN DE FREQUENTIEREGELAAR DOOR ONJUIST EMC-NIVEAU
De EMC-niveauvereisten voor de frequentieregelaar hangen af van de installatieomgeving. Een incorrect EMC-niveau kan schade aan de frequentieregelaar veroorzaken.
Verzeker u ervan dat het EMC-niveau van de frequentieregelaar correct is voor het net voordat u de frequentieregelaar op
-
het net aansluit.
6.6.1 De frequentieregelaar installeren in een IT-systeem, FR4–FR6
Volg onderstaande instructies om het EMC-beschermingsniveau van de frequentieregelaar te wijzingen naar niveau C4.
Gerelateerde links
Beschrijving van typecode
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I78 | Danfoss A/S © 2020.02
FR4
e30bg094.10
FR5
e30bg095.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Verwijder de afdekking van de frequentieregelaar en verwijder de kabelafdekking volgens de instructies in 6.4.1 Toegang tot en
positie van de klemmen voor FR4/FI4, 6.4.2 Toegang tot en positie van de klemmen voor FR5 of 6.4.3 Toegang tot en positie van de klemmen voor FR6/FI6.
Procedure
1.
Verwijder de EMC-schroef/schroeven.
Elektrische installatie
Afbeelding 35: FR4
Afbeelding 36: FR5
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 79Danfoss A/S © 2020.02
FR6
e30bg096.10
e30bg472.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Elektrische installatie
Afbeelding 37: FR6
2.
Voor FR4: verwijder de besturingseenheid.
Naast de klemmen is een label aangebracht om u eraan te herinneren dat u jumper X10–1 moet verwijderen als dat voor de frequentieregelaar vereist is. Ga door naar stap 4 als er geen label aanwezig is.
3.
Verwijder jumper X10–1.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I80 | Danfoss A/S © 2020.02
e30bg473.10
e30bg097.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
4.
Sluit de afdekking van de frequentieregelaar. Zie 12.5 Aanhaalmoment voor schroeven van afdekking voor de aanhaalmo­menten voor de schroeven.
5.
Plaats na het uitvoeren van de wijziging een vinkje naast 'EMC Level modified' (EMC-niveau gewijzigd) en noteer de datum op het label (zie 4.4 Het label 'Product Modified' (Product gewijzigd) gebruiken). Als het label nog niet is aangebracht, moet u dat nu aanbrengen, in de buurt van het typeplaatje.
Elektrische installatie
6.6.2 De frequentieregelaar installeren in een IT-systeem, FR7
Volg onderstaande instructies om het EMC-beschermingsniveau van de frequentieregelaar te wijzingen naar niveau C4.
Open de afdekking van de frequentieregelaar en verwijder de kabelafdekking zoals aangegeven in 6.4.4 Toegang tot en positie van
de klemmen voor FR7/FI7.
Procedure
1.
Open de afdekking van de voedingseenheid van de frequentieregelaar.
2.
Verwijder de EMC-schroeven.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 81Danfoss A/S © 2020.02
e30bg098.10
e30bg099.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
3.
Verwijder de schroef en vervang die door een kunststof M4-schroef.
Elektrische installatie
4.
Knip de aders van de 3 condensatoren af.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I82 | Danfoss A/S © 2020.02
e30gb100.10
e30bg101.10
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
5.
Verwijder de schroef en de condensatoreenheid.
Elektrische installatie
6.
Sluit de afdekking van de frequentieregelaar. Zie 12.5 Aanhaalmoment voor schroeven van afdekking voor de aanhaalmo­menten voor de schroeven.
7.
Plaats na het uitvoeren van de wijziging een vinkje naast 'EMC Level modified' (EMC-niveau gewijzigd) en noteer de datum op het label (zie 4.4 Het label 'Product Modified' (Product gewijzigd) gebruiken). Als het label nog niet is aangebracht, moet u dat aanbrengen op de frequentieregelaar, in de buurt van het typeplaatje.
L E T O P
Het herstellen van de EMC-beschermingsklasse van FR7 naar C2 kan uitsluitend worden uitgevoerd door een bevoegde service­medewerker van VACON®.
6.6.3 De frequentieregelaar installeren in een IT-systeem, FR8–FR11
De EMC-beschermingsklasse van de VACON® NXS/NXP, FR8–FR11 kan uitsluitend worden gewijzigd door een servicemedewerker van VACON®.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 83Danfoss A/S © 2020.02
4
5
6
1
2
3
e30bh782.10
1
Sleuf A: OPTA1
2
Sleuf B: OPTA2
3
Sleuf C: OPTA3
4
Sleuf D: optiekaarten
5
Sleuf E: optiekaarten
6
Stuurklemmen
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Besturingseenheid
7 Besturingseenheid
7.1 Componenten van besturingseenheid
De NXP besturingseenheid biedt flexibele mogelijkheden voor het creëren van geavanceerde functies via opties en programmer­ing. Zie de selectiegids en de applicatiehandleiding voor een uitgebreid overzicht van functies.
De besturingseenheid van de frequentieregelaar bevat de control board en overige kaarten (zie Afbeelding 38) die zijn aangesloten op de 5-sleufconnectoren (A tot E) van de control board. De control board is op de voedingseenheid aangesloten via een D-connec­tor of via optische kabels (FR9–FR11).
Afbeelding 38: Basis- en optiesleuven op de control board
De besturingseenheid van de geleverde frequentieregelaar bevat de standaard besturingsinterface. Als er in de bestelling speciale opties waren opgenomen, wordt de frequentieregelaar volgens de bestelling geleverd. Op de volgende pagina's vindt u informatie over de klemmen en algemene bedradingsvoorbeelden. De typecode geeft aan welke I/O-kaarten af fabriek zijn geïnstalleerd. Zie de VACON® NX IO Boards User Manual voor meer informatie over de optiekaarten.
De OPTA1-basiskaart bevat 20 stuurklemmen, terwijl de relaiskaart er 6 of 7 heeft. De standaardaansluitingen van de besturingseen­heid en de beschrijvingen van de signalen worden weergegeven in 7.3.2 Stuurklemmen op OPTA1.
Zie de VACON® NXP IP00 Modules Installation Manual voor instructies voor het installeren van de besturingseenheid als die niet op de voedingseenheid is aangesloten.
7.2 Stuurspanning (+24 V/EXT +24 V)
Het is mogelijk om de frequentieregelaar te gebruiken met een externe voeding met de volgende specificaties: +24 V DC ± minimaal 1000 mA. Gebruik die om de control board en de basis- en optiekaarten extern van voeding te voorzien. De analoge in- en uitgangen op OPTA1 werken niet als er alleen +24 V aan de besturingseenheid wordt geleverd.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I84 | Danfoss A/S © 2020.02
10%,
e30bg012.10
PE/GND
-G1
Ext +24VDC
Voeding
-F1
#6 #7 #6 #7 #6 #7 #6 #7 #6 #7 #6 #7
-F2 1A
gG/
Klasse CC
-Q1 3A
-Q2 3A
-Q3 3A
-Q4 3A
-Q5 3A
-Q6 3A
-F3 1A
gG/
Klasse CC
-F4 1A
gG/
Klasse CC
-F5 1A
gG/
Klasse CC
-F6 1A
gG/
Klasse CC
-F7 1A
gG/
Klasse CC
Klem
Klemschroef
Aanhaalmoment in Nm (lb-in)
Relais- en thermistorklemmen
M3
0,5 (4,5)
Andere klemmen
M2,6
0,2 (1,8)
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Besturingseenheid
Sluit de externe voedingsbron aan op een van de 2 bidirectionele klemmen (#6 of #12); zie de handleiding van de optiekaart of de VACON® NX IO Boards User Manual. Met deze spanning blijft de besturingseenheid ingeschakeld en kunnen de parameters worden ingesteld. De meetwaarden van het hoofdcircuit (zoals de DC-tussenkringspanning en de temperatuur van de eenheid) zijn niet beschikbaar wanneer de frequentieregelaar niet op het net is aangesloten.
L E T O P
Als de frequentieregelaar via een externe 24 V DC-voeding van spanning wordt voorzien, moet u in klem #6 (of #12) een diode gebruiken om omkering van de stroomrichting te voorkomen. Breng voor elke frequentieregelaar een zekering van 1 A aan in de 24 V DC-lijn. Het maximale stroomverbruik van elke frequentieregelaar bedraagt 1 A vanuit de externe voeding.
Afbeelding 39: Parallelle aansluiting van 24 V-ingangen bij gebruik van meerdere frequentieregelaars
L E T O P
De I/O-aarde van de besturingseenheid is niet geïsoleerd van de chassisaarde/veiligheidsaarde. Houd in de installatie rekening met de potentiaalverschillen tussen de aardingspunten. We adviseren het gebruik van galvanische scheiding in de I/O- en 24 V­circuits.
7.3 Bekabeling van besturingseenheid
7.3.1 Stuurkabels selecteren
De stuurkabels moeten afgeschermde meeraderige kabels zijn met een doorsnede van minimaal 0,5 mm2 (20 AWG). Zie Tabel 10 voor meer informatie over de kabeltypen. Voor de aansluitdraden naar de klemmen van de relaiskaart geldt een maximale door­snede van 2,5 mm2 (14 AWG). Voor andere klemmen geldt een maximale doorsnede van 1,5 mm2 (16 AWG).
Tabel 12: Aanhaalmomenten voor de stuurkabels
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 85Danfoss A/S © 2020.02
e30bg013.10
Maximale Uin = 48 VDC Maximale stroom = 50 mA
Analoge ingang, spanning of stroom
Analoge ingang, spanning of stroom
18–30 V = 1
Ri = min. 5 kΩ
18–30 V = 1
Ri = min. 5 kΩ
Referentiepotentiometer
1–10 kΩ
Digitale ingang 3
Digitale ingang 2
Digitale ingang 6
Digitale ingang 5
Digitale ingang 4
Digitale ingang 1
Zelfde als klem nr. 6
AO1+
I/O-aarde
Uitgangsstuurspanning
Gemeensch. aansl. AO
Analoog signaal (+uitgang)
Gem. B voor DIN4–DIN6
Gem. A voor DIN1–DIN3
Gemeensch. aansl. AI
Gemeensch. aansl. AI
I/O-aarde
24V-hulpspanning
Referentiespanning
+24 V
GND/AI2-
AI2+
GND/AI1-
AI1+
+10 V
ref
BeschrijvingSignaalKlem
Standaard-I/O-kaart
CMB
CMA
DIN6
DIN5
DIN4
DIN3
DIN2
DIN1
GND
GND
+24 V
DO1
AO1-
Open-collectoruitgang
Moet worden verbonden met GND of 24 V van I/O-klem of met ext.24 V of GND-optie met jumperblok X3(*)
Digitale ingangen kunnen worden losgekoppeld van aarde (*)
Zelfde als klem nr. 7
Aarde voor referentie en besturing
Maximale stroom 10 mA
17
11
16
15
14
10
9
8
13
7
12
20
19
18
5
4
3
2
6
1
Selectie V/mA met jumperblok X1(*) 0…+10 V (Ri = 200 kΩ) (-10 V...+10 V joystickbediening, sel. met jumper) 0–20 mA (Ri = 250 Ω)
Selectie V/mA met jumperblok X1(*) 0…+10 V (Ri = 200 kΩ) (-10 V...+10 V joystickbediening, sel. met jumper) 0–20 mA (Ri = 250 Ω)
Differentiaalingang indien niet verbonden met aarde ±20 V common mode t.o.v. aarde toegestaan
Differentiaalingang indien niet verbonden met aarde ±20 V common mode t.o.v. aarde toegestaan
±15%, max. 250 mA (alle kaarten totaal) 150 mA (van enkele kaart) Kan ook worden gebruikt als externe voedingsbackup voor de besturingsunit (en veldbus)
Uitg.signaalbereik: Stroom 0(4)–20 mA, RL max. 500 Ω of spanning 0–10 V, RL >1kΩ-optie met (*)
*)
Zie afbeelding in 7.3.2.2 Jumperinstellingen op de OPTA1-basiskaart.
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Besturingseenheid
7.3.2 Stuurklemmen op OPTA1
De afbeelding toont de basisbeschrijving van de klemmen op de I/O-kaart. Zie 7.3.2.2 Jumperinstellingen op de OPTA1-basiskaart voor meer informatie. Zie de VACON® All in One Applicatiehandleiding voor meer informatie over stuurklemmen.
Afbeelding 40: Stuurklemsignalen op OPTA1
Parameterreferenties voor I/O op bedieningspaneel en NCDrive zijn: AnIN:A.1, AnIN:A.2, DigIN:A.1, DigIN:A.2, DigIN:A.3, DigIN:A.4, DigIN:A.5, DigIN:A.6, AnUIT:A.1 en DigUIT:A.1.
De stuurspanningsuitgang +24 V/EXT+24 V gebruiken:
bedraad de +24 V-stuurspanning via een externe schakelaar naar digitale ingangen. OF
gebruik de stuurspanning om externe apparatuur zoals encoders en hulprelais van voeding te voorzien.
De gespecificeerde totale belasting op alle beschikbare +24 V/EXT+24 V-uitgangsklemmen mag niet hoger zijn dan 250 mA. De maximale belasting op de +24 V/EXT+24 V-uitgang per kaart is 150 mA. Als er een+24 V/EXT+24 V-uitgang op de kaart aanwezig
is, is die lokaal beveiligd tegen kortsluiting. Als een van de +24 V/ EXT+24 V-uitgangen wordt kortgesloten, worden de andere nog steeds van spanning voorzien dankzij de lokale beveiliging.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I86 | Danfoss A/S © 2020.02
=
A
B
C
e30bg014.10
A
Maximaal 150 mA
B
+24 V uit
C
Maximaal 250 mA
A B
e30bg015.10
DIN1
+24V
GND
DIN2
DIN3
CMA
+24V
GND
DIN1
DIN2
DIN3
CMA
A
Positieve logica (+24 V is het actieve signaal) = de ingang is actief wanneer de schakelaar gesloten is.
B
Negatieve logica (0 V is het actieve signaal) = de ingang is actief wanneer de schakelaar gesloten is. Zet jumper X3 in de positie 'CMA/CMB geïsoleerd van aarde'.
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Afbeelding 41: Maximale belasting op +24 V/EXT+24 V-uitgang
Besturingseenheid
7.3.2.1 Inverteren digitaal ingangssignaal
Voor het actieve signaalniveau maakt het verschil of de gemeenschappelijke ingangen CMA en CMA (klem 11 en 17) verbonden zijn met +24 V of met aarde (0 V).
De 24 V-stuurspanning en de aarde voor de digitale ingangen en de gemeenschappelijke ingangen (CMA, CMB) kunnen intern of extern zijn.
Afbeelding 42: Positieve/negatieve logica
Gerelateerde links
Jumperinstellingen op de OPTA1-basiskaart
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 87Danfoss A/S © 2020.02
X6
X2
X1
X3
e30bg016.10
X6
X2
X1
ABCDABC
D
ABC
D
X3
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Besturingseenheid
7.3.2.2 Jumperinstellingen op de OPTA1-basiskaart
Het is mogelijk om de functies van de frequentieregelaar aan te passen aan lokale vereisten. Dat doet u door bepaalde jumperposi­ties op de OPTA1-kaart te wijzigen. De jumperpositie bepaalt het signaaltype van analoge en digitale ingangen. Als u wijzingen in de AI/AO-signalen aanbrengt, moet u ook de bijbehorende kaartparameters in menu M7 wijzigen.
Op basiskaart A1 bevinden zich 4 jumperblokken: X1, X2, X3 en X6. Elk jumperblok bevat 8 pinnen en 2 jumpers. Zie Afbeelding 43 voor de mogelijke jumperinstellingen.
Afbeelding 43: Jumperblokken op OPTA1
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I88 | Danfoss A/S © 2020.02
e30bg017.10
A B C D
A B C D
A B C D
A B C D
A B C D
A B C D
Jumperblok X1:
AI1 mode
AI1 mode: 0...20 mA; stroomingang
Jumperblok X2:
AI2 mode
A B C D
AI1 mode: 0...20 mA; stroomingang
Jumperblok X6:
AO1 mode
AO1 mode: 0....20 mA; uitgangsstroom
AO1 mode: Spanningsuitgang; 0...10 V
AI1 mode: Spannings ingang; 0...10 V AI2 mode: spannings ingang; 0...10 V
A B C D
AI1 mode: Spanningsingang; 0...10 V
differentiaal
AI2 mode: Spanningsingang; 0...10 V
differentiaal
A B C D
AI1 mode: Spanningsingang; -0...10 V AI2 mode: Spanningsingang; -10...10 V
A B C D
Jumperblok X3:
Aarding CMA en CMB
= Fabrieksinst.
CMB verbonden met GND CMA verbonden met GND
CMB geïsoleerd van GND CMA geïsoleerd van GND
CMB en CMA intern verbonden, geïsoleerd van GND
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Besturingseenheid
Afbeelding 44: Jumperinstellingen voor OPTA1
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 89Danfoss A/S © 2020.02
DigOUT:B.1 *)
DigOUT:B.2 *)
DigOUT:B.1 *)
DigOUT:B.2 *)
DigIN:B.1 *)
e30bg018.10
Schakelcapaciteit
• 24 VDC/8 A
• 250 VAC/8 A
• 125 VDC/0,4 A Minimaal te schakelen belasting
• 5 V/10 mA
Schakelcapaciteit
• 24 VDC/8 A
• 250 VAC/8 A
• 125 VDC/0,4 A Minimaal te schakelen belasting
• 5 V/10 mA
Schakelcapaciteit
• 24 VDC/8 A
• 250 VAC/8 A
• 125 VDC/0,4 A Minimaal te schakelen belasting
• 5 V/10 mA
Schakelcapaciteit
• 24 VDC/8 A
• 250 VAC/8 A
• 125 VDC/0,4 A Minimaal te schakelen belasting
• 5 V/10 mA
Thermistoringang
Relaisuitgang 2
Relaisuitgang 1
TI1-29
TI1+
RO2/2
RO2/1
RO1/3
RO1/2
RO1/1
28
26
25
23
22
OPTA3 21
Relaisuitgang 2
Relaisuitgang 1
RO2/3
RO2/2
RO2/1
RO1/3
RO1/2
RO1/1
26
25
24
23
22
OPTA2 21
*)
Parameterreferentie op bedieningspaneel en NCDrive.
e30bg019.10
X1
X2
21
22
23
24
25
26
e30bg020.10
21
22
23
25
26
28
29
X1
X2
X3
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
7.3.3 Stuurklemmen op OPTA2 en OPTA3
Besturingseenheid
Afbeelding 45: Stuurklemsignalen op de relaiskaarten OPTA2 en OPTA3
Afbeelding 46: OPTA2
Afbeelding 47: OPTA3
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I90 | Danfoss A/S © 2020.02
e30bg021.20
Besturingsunit
Bedieningspaneel
RO2/1
TI1-
TI1+
RO2/3
RO2/2
RI1/1
RO1/3
RO1/2
DIN4...
CMB
DIN6
DIN1...
CMA
DIN3
AO1+
DO1
AO2-
AI2+ AI2-
+24V
Digitale uitgang
Analoge uitgang
Digitale ingang groep B
Digitale ingang groep A
Voeding
Gate-drivers
Bediening I/O aarde
GND
AI1
GND
WVU
L3L2L1
10V
ref
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Besturingseenheid
7.4 Installatie van optiekaarten
Zie de handleiding van de optiekaart of de VACON® NX IO Boards User Manual voor meer informatie over het installeren van de optiekaarten.
7.5 Galvanische scheiding
De besturingsaansluitingen zijn geïsoleerd van het net. De GND-klemmen zijn permanent verbonden met I/O-aarde. Zie Afbeelding
48.
De digitale ingangen op de I/O-kaart zijn galvanisch gescheiden van de I/O-aarde (PELV). Bij 300 V AC zijn de relaisuitgangen ook dubbel geïsoleerd van elkaar (EN 50178).
Afbeelding 48: Galvanische scheiding
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 91Danfoss A/S © 2020.02
READY
RUN
Keypad
A
B
C
e30bf980.10
Monitor
V1
V1
A
De locatie in het menu
B
De beschrijving (naam van de pagina)
C
Het aantal beschikbare items of de waarde van het item.
e30bg022.10
READY
RUN
Keypad
Monitor
V1 V14
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Het bedieningspaneel gebruiken
8 Het bedieningspaneel gebruiken
8.1 Navigeren op bedieningspaneel
De gegevens van de frequentieregelaar zijn ondergebracht in menu's en submenu's. Volg onderstaande instructies om in de me­nustructuur op het bedieningspaneel te navigeren.
Procedure
1.
Gebruik de navigatieknoppen Omhoog en Omlaag op het bedieningspaneel om van het ene menu naar het andere te gaan.
2.
Druk op de menuknop Rechts om naar een groep of item te gaan.
Druk op de menuknop Links om terug te keren naar het vorige niveau.
Op het display wordt de huidige locatie in het menu weergegeven, bijvoorbeeld S6.3.2. Op het display wordt ook
de naam van de groep of het item in de huidige locatie weergegeven.
Afbeelding 49: Navigatie-elementen op het bedieningspaneel
8.2 Het menu Monitor (M1) gebruiken
Volg onderstaande instructies om de actuele waarden van de parameters en signalen te bewaken. Het is niet mogelijk om de waarden te wijzigen in het menu Monitor. Zie 8.3.2 Waarden selecteren of 8.3.3 Waarden cijfer voor cijfer
bewerken voor informatie over het wijzigen van de parameterwaarden.
Procedure
1.
Om naar het menu Monitor te gaan, schuift u in het hoofdmenu omlaag totdat u op de eerste regel van het display de locatieaanduiding M1 ziet.
2.
Druk op de menuknop Rechts om vanuit het hoofdmenu naar het menu Monitor te gaan.
3.
Gebruik de navigatieknoppen Omhoog en Omlaag om door het menu te schuiven.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I92 | Danfoss A/S © 2020.02
Index
Bewaakte waarde
Eenheid
ID
Beschrijving
V1.1
Uitgangsfrequentie
Hz1De uitgangsfrequentie naar de motor
V1.2
Frequentiereferentie
Hz25De frequentiereferentie voor de motorbesturing
V1.3
Motortoerental
tpm2Het huidige motortoerental in tpm
V1.4
Motorstroom
A3De gemeten motorstroom
V1.5
Motorkoppel
%4Het berekende askoppel
V1.6
Motorvermogen
%5Het berekende motorasvermogen als percentage
V1.7
Motorspanning
V6De uitgangsspanning naar de motor
V1.8
DC-tussenkringspanning
V7De gemeten spanning in de DC-tussenkring van de frequentieregelaar
V1.9
Unittemperatuur
°C8De temperatuur van het koellichaam in Celsius of Fahrenheit
V1.10
Motortemperatuur
%9De berekende motortemperatuur als percentage van de nominale temper­atuur. Zie de VACON® All in One Applicatiehandleiding.
V1.11
Analoge ingang 1
V/mA
13
AI1
(1)
V1.12
Analoge ingang 2
V/mA
14
AI2
(1)
V1.13
DIN 1, 2, 3
15
Toont de status van de digitale ingangen 1–3
V1.14
DIN 4, 5, 6
16
Toont de status van de digitale ingangen 4–6
V1.15
DO1, RO1, RO2
17
Toont de status van de digitale uitgangen en relaisuitgangen 1–3
V1.16
Analoog I
uit
mA26AO1
V1.17
Bewaking meerdere items
Toont 3 bewaakte waarden waaruit een selectie kan worden gemaakt. Zie
8.7.6.9 Het wijzigen van de bewaking van meerdere items mogelijk/onmo­gelijk maken.
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
8.2.1 Bewaakte waarden
De bewaakte waarden worden aangeduid met V#.#. De waarden worden elke 0,3 s bijgewerkt.
Het bedieningspaneel gebruiken
1
Als de frequentieregelaar alleen een +24 V-voeding (voor het inschakelen van de control board) heeft, is deze waarde niet betrouwbaar.
Zie de VACON® All in One Applicatiehandleiding voor meer bewaakte waarden.
8.3 Het menu Parameter (M2) gebruiken
8.3.1 Naar parameters navigeren
Volg onderstaande instructies om naar de te bewerken parameter te navigeren.
Procedure
1.
Om naar het menu Parameter te gaan, schuift u in het hoofdmenu omlaag totdat u op de eerste regel van het display de locatieaanduiding M2 ziet.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 93Danfoss A/S © 2020.02
READY
Keypad
G1 G8
e30bg023.10
Parameters
READY
Keypad
G1 G8
e30bg024.10
Ingangssignalen
READY
Keypad
P1
P18
e30bg025.10
Ingangsignalen
READY
Keypad
e30bg026.10
Min Frequentie
13,95 Hz
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
2.
Druk op de menuknop Rechts om het parametergroepmenu (G#) te openen.
3.
Gebruik de navigatieknoppen Omhoog en Omlaag om naar de gewenste parametergroep te gaan.
Het bedieningspaneel gebruiken
4.
Gebruik de navigatieknoppen Omhoog en Omlaag om naar de te bewerken parameter (P#) te gaan. Druk op de navigatie­knop Omhoog als u van de laatste parameter in een parametergroep direct naar de eerste parameter in die groep wilt springen.
8.3.2 Waarden selecteren
Volg onderstaande instructies om de tekstwaarden op het bedieningspaneel te wijzigen. Het basistoepassingspakket 'All in One+' bevat 7 toepassingen met verschillende parametersets. Zie de VACON® All in One Applica-
tiehandleiding voor meer informatie.
Wanneer de frequentieregelaar zich in de RUN-toestand bevindt, zijn veel parameters vergrendeld en kunnen ze niet worden be­werkt. Alleen de tekst niet wijzigbaar wordt op het display weergegeven. Stop de frequentieregelaar als u dergelijke parameters wilt bewerken.
Procedure
1.
Gebruik de navigatieknoppen Omhoog en Omlaag om naar de te bewerken parameter (P#) te gaan. Druk op de navigatie­knop Omhoog als u van de laatste parameter in een parametergroep direct naar de eerste parameter in die groep wilt springen.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I94 | Danfoss A/S © 2020.02
READY
Keypad
e30bg026.10
Min Frequentie
13,95 Hz
READY
Keypad
e30bg028.10
Min Frequentie
13,95 Hz
READY
Keypad
e30bg029.10
Min Frequentie
14,45 Hz
READY
Keypad
e30bg026.10
Min Frequentie
13,95 Hz
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
2.
Druk op de menuknop Rechts om naar de bewerkingsmodus te gaan. De parameterwaarde gaat knipperen.
3.
Gebruik de navigatieknoppen Omhoog en Omlaag om de nieuwe waarde in te stellen.
4.
Druk op de [enter]-knop om de wijziging te accepteren of druk op de menuknop Links om de wijziging te annuleren.
Het bedieningspaneel gebruiken
Als u op de [enter]-knop drukt, stopt de waarde met knipperen en wordt de nieuwe waarde in het waardeveld
weergegeven.
5.
Gebruik de functie Parameter slot in menu M6 als u parameterwaarden wilt vergrendelen; zie 8.7.6.6 Een parameter ver-
grendelen.
8.3.3 Waarden cijfer voor cijfer bewerken
Volg onderstaande instructies om de numerieke waarden op het bedieningspaneel te wijzigen. Het basistoepassingspakket 'All in One+' bevat 7 toepassingen met verschillende parametersets. Zie de VACON® All in One Applica-
tiehandleiding voor meer informatie.
Wanneer de frequentieregelaar zich in de RUN-toestand bevindt, zijn veel parameters vergrendeld en kunnen ze niet worden be­werkt. Alleen de tekst niet wijzigbaar wordt op het display weergegeven. Stop de frequentieregelaar als u dergelijke parameters wilt bewerken.
Procedure
1.
Gebruik de navigatie- en menuknoppen om naar de parameter te gaan.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 95Danfoss A/S © 2020.02
READY
Keypad
e30bg028.10
Min Frequentie
13,95 Hz
READY
Keypad
e30bg029.10
Min Frequentie
14,45 Hz
READY
STOP
I/O term
P1
P4
e30bg033.10
PaneelBestur
Index
Parameter
Min.
Max.
Eenheid
Standaard
Klantspec.
ID
Beschrijving
P3.1
Stuurbron
13–1125
De bedieningsmodus 1 = I/O-klem
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
2.
Druk op de menuknop Rechts om naar de bewerkingsmodus te gaan. De parameterwaarde gaat knipperen.
3.
Druk op de menuknop Rechts. De waarde kan nu cijfer voor cijfer worden bewerkt.
4.
Druk op de [enter]-knop om de wijziging te bevestigen.
Om de wijziging te annuleren, drukt u herhaaldelijk op de menuknop Links totdat de parameterlijst weer wordt weergeg­even.
Als u op de [enter]-knop drukt, stopt de waarde met knipperen en wordt de nieuwe waarde in het waardeveld
weergegeven.
Het bedieningspaneel gebruiken
5.
Gebruik de functie Parameter slot in menu M6 als u parameterwaarden wilt vergrendelen; zie 8.7.6.6 Een parameter ver-
grendelen.
8.4 Het menu Paneelsturing gebruiken
8.4.1 Naar het menu Paneelsturing navigeren
In het menu Paneelsturing zijn de volgende functies beschikbaar: selecteren van de bedieningsmodus, bewerken van de frequen­tiereferentie en wijzigen van de draairichting van de motor.
Procedure
1.
Om naar het menu Paneelsturing te gaan, schuift u in het hoofdmenu omlaag totdat u op de eerste regel van het display de locatieaanduiding M3 ziet.
2.
Druk op de menuknop Rechts om vanuit het hoofdmenu naar het menu Paneelsturing te gaan.
8.4.2 Paneelsturingsparameters M3
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I96 | Danfoss A/S © 2020.02
Index
Parameter
Min.
Max.
Eenheid
Standaard
Klantspec.
ID
Beschrijving
2 = Bedieningspaneel 3 = Veldbus
R3.2
PaneelReferent.
P2.1.1
P2.1.2
Hz
0,00
123
0 = Vooruit 1 = Achteruit
P3.3
Pan.Draairicht.
01–0–
P3.4
Stopknop
01–1114
0 = Beperkte functie van stopknop 1 = Stopknop altijd ingeschakeld
De bedieningsmodus
Het symbool
I/O-klemmen
I/O term
Bedieningspaneel
Keypad
Veldbus
Bus/Comm
READY
STOP
I/O term
e30bg034.10
Stuurbron
I/O-klemStrk
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Het bedieningspaneel gebruiken
8.4.3 De bedieningsmodus wijzigen
Er zijn 3 bedieningsmodi beschikbaar om de frequentieregelaar te besturen. Voor elke bedieningsplaats wordt er een ander sym­bool op het display weergegeven:
Procedure
1.
Gebruik de menuknoppen Omhoog en Omlaag om in het menu Paneelsturing (M3) naar Stuurbron te gaan.
2.
Druk op de menuknop Rechts om naar de bewerkingsmodus te gaan.
De parameterwaarde gaat knipperen.
3.
Gebruik de navigatieknoppen Omhoog en Omlaag om door de opties te schuiven.
4.
Druk op de [enter]-knop om de gewenste bedieningsmodus te selecteren.
8.4.4 Bedieningspaneelreferentie
Het submenu PaneelReferent. (P3.2) toont de frequentiereferentie. Via dit submenu kan de frequentiereferentie ook worden be­werkt.
8.4.4.1 De frequentiereferentie bewerken
Volg onderstaande instructies om de frequentiereferentie te wijzigen.
Procedure
1.
Gebruik de menuknoppen Omhoog en Omlaag om in het menu Paneelsturing (M3) naar PaneelReferent. te gaan.
2.
Druk op de menuknop Rechts om naar de bewerkingsmodus te gaan. De frequentiereferentiewaarde gaat knipperen.
3.
Gebruik de navigatieknoppen om de nieuwe waarde in te stellen.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 97Danfoss A/S © 2020.02
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
De waarde wijzigt alleen op het bedieningspaneel.
4.
Om ervoor te zorgen dat het motortoerental overeenkomt met de waarde op het bedieningspaneel, moet u het bediening­spaneel als de bedieningsmodus instellen; zie 8.4.3 De bedieningsmodus wijzigen.
Het bedieningspaneel gebruiken
8.4.5 De draairichting wijzigen
In het submenu Pan.Draairicht. wordt de draairichting van de motor weergegeven. Via dit submenu kan de draairichting ook wor­den gewijzigd.
Zie 3.8.2 Bedieningspaneel en 9.2 De frequentieregelaar in bedrijf stellen voor meer informatie over hoe u de motor via het bedie­ningspaneel bestuurt.
Procedure
1.
Gebruik de menuknoppen Omhoog en Omlaag om in het menu Paneelsturing (M3) naar Pan.Draairicht. te gaan.
2.
Druk op de menuknop Rechts om naar de bewerkingsmodus te gaan.
3.
Gebruik de menuknoppen Omhoog en Omlaag om de draairichting te selecteren.
De draairichting wordt gewijzigd op het bedieningspaneel.
4.
Om ervoor te zorgen dat de draairichting van de motor overeenkomt met de op het bedieningspaneel ingestelde draair­ichting, moet u het bedieningspaneel als de bedieningsmodus instellen; zie 8.4.3 De bedieningsmodus wijzigen.
8.4.6 De functie Stop Motor uitschakelen
Standaard stopt de motor wanneer de Stop-knop wordt ingedrukt, ongeacht de huidige bedieningsmodus. Volg onderstaande in­structies om de functie uit te schakelen.
Procedure
1.
Gebruik de navigatieknoppen om in het menu Paneelsturing (M3) om naar pagina 3.4. Stop button (Stop-knop) te gaan.
2.
Druk op de menuknop Rechts om naar de bewerkingsmodus te gaan.
3.
Gebruik de navigatieknoppen om Ja of Nee te selecteren.
4.
Druk op de [enter]-knop om de selectie te bevestigen.
Wanneer de functie Stop Motor niet actief is, stopt de Stop-knop de motor alleen wanneer het bedieningspaneel is
ingesteld als de bedieningsmodus.
8.4.7 Speciale functies in het menu Paneelsturing
8.4.7.1 Het bedieningspaneel instellen als de bedieningsmodus
Deze speciale functie is alleen beschikbaar in menu M3.
Verzeker u ervan dat u zich in menu M3 bevindt en dat de bedieningsmodus niet is ingesteld op bedieningspaneel.
Procedure
1.
Voer een van de volgende handelingen uit:
-
Houd de Start-knop 3 s ingedrukt als de motor zich in de RUN-toestand bevindt.
-
Houd de Stop-knop 3 s ingedrukt als de motor is gestopt.
Als u op de Start-knop drukt terwijl u zich niet in menu M3 bevindt en het bedieningspaneel niet de actieve bedienings­modus is, wordt de foutmelding Bed.paneel NIET ACTIEF weergegeven. In sommige toepassingen wordt deze foutmelding niet weergegeven.
Het bedieningspaneel wordt geselecteerd als de bedieningsmodus, en de actuele frequentiereferentie en richting
worden naar het bedieningspaneel gekopieerd.
8.4.7.2 De frequentiereferentieset kopiëren naar het bedieningspaneel
Deze speciale functies zijn alleen beschikbaar in menu M3. Volg onderstaande instructies om de frequentiereferentieset vanuit I/O of veldbus te kopiëren naar het bedieningspaneel.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I98 | Danfoss A/S © 2020.02
READY
I/O term
F0
e30bg035.10
Actieve fouten
F
STOP
I/O term
FAULT
T1 T13
B
A
e30bg036.10
11 Uitgangsfase
A
Foutsymbool
B
Fouttypesymbool
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
Verzeker u ervan dat u in menu M3 bent en dat de bedieningsmodus niet is ingesteld op bedieningspaneel.
Procedure
Houd de [enter]-knop gedurende 3 s ingedrukt.
1.
Als u op de Start-knop drukt terwijl u zich niet in menu M3 bevindt en het bedieningspaneel niet de actieve bedienings­modus is, wordt de foutmelding Bed.paneel NIET ACTIEF weergegeven.
Het bedieningspaneel gebruiken
8.5 Het menu Actieve Fouten (M4) gebruiken
8.5.1 Naar het menu Actieve Fouten navigeren
Het menu Actieve Fouten geeft een overzicht van actieve fouten. Het menu is leeg als er geen actieve fouten zijn. Zie
11.1 Algemene informatie over foutopsporing en 11.2 Een fout resetten voor meer informatie over het type fouten en het reset-
ten van fouten. Zie de sectie Fouten en alarmen voor een overzicht van foutcodes, mogelijke oorzaken en informatie over het corri­geren van de fout.
Procedure
1.
Om naar het menu Actieve Fouten te gaan, schuift u in het hoofdmenu omlaag totdat u op de eerste regel van het display de locatieaanduiding M4 ziet.
2.
Druk op de menuknop Rechts om vanuit het hoofdmenu naar het submenu Actieve Fouten te gaan.
8.5.2 Het fouttijdgegevensrecord bekijken
Dit menu toont belangrijke gegevens die geldig waren op het moment dat de fout optrad. Dat helpt u om de oorzaak van de fout op te sporen.
Procedure
Als er een fout op het display wordt weergegeven, worden ook de volgende symbolen weergegeven:
Afbeelding 50: Foutsymbolen
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I | 99Danfoss A/S © 2020.02
Code
Beschrijving
Waarde
Realtimegegevensrecord
T.1
Getelde bedrijfsdagen
d
jjjj-mm-dd
T.2
Getelde bedrijfsuren
hh:mm:ss (d)
hh:mm:ss,sss
T.3
Uitgangsfrequentie
Hz (hh:mm:ss)
T.4
Motorstroom
A–T.5
Motorspanning
V–T.6
Motorvermogen
%–T.7
Motorkoppel
%–T.8
DC-spanning
V–T.9
Unittemperatuur
°C–T.10
Run-status
––T.11
Richting
––T.12
Waarschuwingen
––T.13
0-toeren
(1)
––T.14
Subcode
––T.15
Module
––T.16
Submodule
VACON® NXS/NXP luchtgekoeld
Bedieningshandleiding
1.
Zoek de fout op in het menu Actieve Fouten of het menu Fout Historie.
2.
Druk op de menuknop Rechts.
3.
Gebruik de navigatieknoppen om door de gegevens T.1-T.16 te schuiven.
Het bedieningspaneel gebruiken
8.5.3 Fouttijdgegevensrecord
Het fouttijdregistratieregister toont belangrijke gegevens die geldig waren op het moment dat de fout optrad. Dat helpt u om de oorzaak van de fout op te sporen.
Als de werkelijke tijd is ingesteld in de frequentieregelaar, worden de gegevensitems T1 en T2 getoond zoals aangegeven in de kolom Realtimegegevensrecord.
In enkele speciale gevallen worden in bepaalde velden andere gegevens weergegeven dan in de tabel staat vermeld. Als de waarde van een veld aanzienlijk afwijkt van de verwachte waarde, kan een dergelijk speciaal gebruik daar de reden van zijn. Neem contact op met de distributeur in uw regio als u hulp van de fabriek nodig hebt om de gegevens te interpreteren.
1
Geeft aan of de frequentieregelaar bij nultoerental (< 0,01 Hz) werkte toen de fout optrad.
8.6 Het menu Fout Historie (M5) gebruiken
8.6.1 Menu Fout Historie (M5)
De foutenhistorie kan maximaal 30 fouten bevatten. De gegevens over elke fout wordt weergegeven in het Fouttijdgegevensre­cord; zie 8.5.3 Fouttijdgegevensrecord.
AQ275638903263nl-000301 / DPD01221I100 | Danfoss A/S © 2020.02
Loading...