Het auteursrecht op deze handleiding berust bij VACON Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze handleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. De taal van de
oorspronkelijke instructies is Engels.
OVER HET PRODUCT
Deze handleiding bevat een beschrijving van de VACON® 100 Enclosed Drive. De
frequentieregelaar heeft een vermogensbereik van 75-800 kW en een spanningsbereik van
380-500 V of 525-690 V. De frequentieregelaar is in een kast geplaatst en is leverbaar in 5
verschillende behuizingsgroottes: MR8, MR9, MR10, MR11 en MR12. De frequentieregelaar
kan 1 of meer kasten omvatten.
De frequentieregelaar is leverbaar in 2 regioversies: IEC (gekwalificeerd volgens de IECcriteria) of NAM (gekwalificeerd volgens de UL-criteria).
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VACON · 4VOORWOORD
Afb. 1: Een voorbeeld van de VACON® 100 Enclosed Drive
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
INHOUDSOPGAVE VACON · 5
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord
Documentgegevens 3
Over deze handleiding 3
Over het product 3
1Goedkeuringen 7
2Veiligheid 8
2.1Veiligheidssymbolen in deze handleiding en op de frequentieregelaar 8
10 Technische informatie over besturingsaansluitingen 157
10.1Technische informatie over besturingsaansluitingen 157
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
GOEDKEURINGEN VACON · 7
1GOEDKEURINGEN
De volgende goedkeuringen zijn toegekend aan dit VACON® product.
EU-conformiteitsverklaring
1.
UL-goedkeuring *
2.
cULus-dossiernummer E171278.
•
* De UL-goedkeuring geldt voor een ingangsspanning tot 600 V.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
1
VACON · 8VEILIGHEID
2VEILIGHEID
2.1VEILIGHEIDSSYMBOLEN IN DEZE HANDLEIDING EN OP DE
FREQUENTIEREGELAAR
Deze handleiding bevat waarschuwingen en aanwijzingen die zijn aangeduid met
veiligheidssymbolen. De waarschuwingen en aanwijzingen geven belangrijke informatie over
hoe u letsel en schade aan de apparatuur of uw systeem kunt voorkomen.
Lees de waarschuwingen en aanwijzingen zorgvuldig door en houd u aan de instructies.
Tabel 1: Veiligheidssymbolen
VeiligheidssymboolVeiligheidswoordBeschrijving
Het niet opvolgen van
WAARSCHUWING!
deze instructies kan leiden tot ernstig of dodelijk
letsel.
LET OP!
HEET OPPERVLAK!
LEES DE HANDLEIDING.
WACHT 5 MINUTEN.
Het niet opvolgen van
deze instructies kan leiden tot schade aan de
apparatuur.
Het niet opvolgen van
deze instructies kan leiden tot brandwonden.
U moet eerst de handleiding raadplegen.
U moet 5 minuten wachten.
2
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VEILIGHEID VACON · 9
2.2ALARM
WAARSCHUWING!
Raak geen componenten van de voedingseenheid aan wanneer de
frequentieregelaar verbonden is met het net. De componenten staan onder
spanning wanneer de frequentieregelaar verbonden is met de netspanning. Contact
met deze spanning is zeer gevaarlijk.
WAARSCHUWING!
Raak de aansluitpunten van de motorkabel U, V, W, de aansluitpunten van de
remweerstand en de DC-klemmen niet aan wanneer de frequentieregelaar is
verbonden met het net. Deze aansluitingpunten voeren dan spanning, ook als de
motor niet in werking is.
WAARSCHUWING!
Raak de besturingsklemmen niet aan. Hierop kan nog gevaarlijke spanning staan,
zelfs als de frequentieregelaar is afgekoppeld van het net.
WAARSCHUWING!
Voordat u aan de elektrische systemen van de frequentieregelaar werkt, moet u
deze eerst afkoppelen van het net en controleren of de motor is gestopt. Vergrendel
de voedingsbron van de frequentieregelaar en voorzie deze van een label (lock-out/
tag-out). Zorg dat er geen externe bronnen zijn die onbedoeld spanning kunnen
genereren tijdens de werkzaamheden. Let op: ook de belaste zijde van de
frequentieregelaar kan spanning genereren.
Wacht 5 minuten voordat u de kastdeur of de kap van de frequentieregelaar opent.
Gebruik een meetinstrument om vast te stellen dat er geen spanning is. Tot 5
minuten nadat de motor gestopt is en de frequentieregelaar is afgekoppeld van het
net kan er nog spanning staan op de aansluitingen en componenten van de
frequentieregelaar.
WAARSCHUWING!
Voordat u de frequentieregelaar op het net aansluit, moeten het deksel aan de
voorzijde en de kabelkap gesloten zijn. De aansluitingen van de frequentieregelaar
voeren spanning wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op het net.
WAARSCHUWING!
Koppel de motor af van de frequentieregelaar als per ongeluk starten gevaar kan
opleveren. Als er een startsignaal actief is, start de motor meteen bij het
inschakelen van de voeding, na een spanningsonderbreking of na het resetten van
een fout, tenzij pulsbesturing is ingesteld als start-/stoplogica. Bij een wijziging van
parameters, toepassingen of software kunnen ook de I/O-functies (waaronder de
startingangen) veranderen.
WAARSCHUWING!
Draag beschermende handschoenen wanneer u montage-, bekabelings- of
onderhoudswerkzaamheden uitvoert. De scherpe randen van de frequentieregelaar
kunnen snijwonden veroorzaken.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
2
VACON · 10VEILIGHEID
2.3LET OP!
LET OP!
Verplaats de frequentieregelaar niet. Gebruik een vaste installatie om beschadiging
van de frequentieregelaar te voorkomen.
LET OP!
Voer geen metingen uit wanneer de frequentieregelaar aangesloten is op het net.
Dit kan schade aan de frequentieregelaar veroorzaken.
LET OP!
Zorg dat er een versterkte veiligheidsaarding is. Deze is verplicht omdat de
aanraakstroom van frequentieregelaars meer bedraagt dan 3,5 mA wisselstroom
(zie EN 61800-5-1). Zie hoofdstuk 2.4 Aarding en aardfoutbeveiliging.
LET OP!
Gebruik geen reserveonderdelen die niet van de fabrikant komen. Door andere
onderdelen te gebruiken kan de frequentieregelaar beschadigd raken.
LET OP!
Raak de componenten op de printkaarten niet aan. Statische elektriciteit kan
schade aan deze componenten veroorzaken.
LET OP!
Controleer of het EMC-niveau van de frequentieregelaar correct is voor uw
elektriciteitsaansluiting. Zie hoofdstuk 7.6 Installatie in een IT-systeem. Een
incorrect EMC-niveau kan schade aan de frequentieregelaar veroorzaken.
Als u gebruikmaakt van hoekaarding, moet u het EMC-niveau instellen op C4. Zie
daarvoor hoofdstuk 7.6 Installatie in een IT-systeem.
Meer informatie over welke typen frequentieregelaars geschikt zijn voor
hoekaarding ziet u in hoofdstuk 7.5 Installatie in een hoekgeaard netwerk.
LET OP!
Voorkom radiostoring. De frequentieregelaar kan in een huiselijke omgeving
radiostoring veroorzaken.
AANWIJZING!
Als u de functie Auto reset activeert, start de motor automatisch na het
automatisch resetten van een fout. Zie de applicatiehandleiding.
AANWIJZING!
Als u de frequentieregelaar gebruikt als onderdeel van een machine, moet de
machinefabrikant zorgen voor een stroomonderbreker (zie EN 60204-1).
2
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VEILIGHEID VACON · 11
2.4AARDING EN AARDFOUTBEVEILIGING
LET OP!
De frequentieregelaar moet altijd geaard zijn via een aardleiding die is aangesloten
op de aardklem voorzien van het symbool . Als u geen aardleiding gebruikt, kan
schade aan de frequentieregelaar ontstaan.
De aanraakstroom van de frequentieregelaar is groter dan 3,5 mA wisselstroom. De norm
EN 61800-5-1 schrijft voor dat aan één of meer van onderstaande voorwaarden voldaan moet
zijn.
De aansluiting moet vast zijn aangebracht.
De veiligheidsaardleiding moet een doorsnede hebben van ten minste 10 mm2 Cu of 16
a)
mm2 Al. OF
Als de aardleiding zou breken, moet de verbinding met het elektriciteitsnet automatisch
b)
worden verbroken. Zie hoofdstuk 5 Voedingskabels. OF
Er moet een aansluitklem zijn voor een tweede veiligheidsaardleiding met dezelfde
c)
draaddoorsnede als de eerste aardleiding.
Tabel 2: Doorsnede van de veiligheidsaardleiding
Doorsnede van de fasedraden (S) [mm2]Minimumdoorsnede van de veiligheidsaardleiding
[mm2]
S ≤ 16S
16 < S ≤ 3516
35 < SS/2
De waarden in de tabel zijn alleen geldig als de veiligheidsaardleiding van hetzelfde metaal is
gemaakt als de fasedraden. Als dat niet zo is, moet de doorsnede van de
veiligheidsaardleiding zodanig worden bepaald dat de geleidbaarheid overeenkomt met de
geleidbaarheid die volgt uit toepassing van deze tabel.
De doorsnede van een veiligheidsaardleiding die geen deel uitmaakt van de voedingskabel of
de kabelomhulling, moet minimaal gelijk zijn aan:
2,5 mm2 indien er een mechanische bescherming is, en
•
4 mm2 indien er geen mechanische bescherming is. Bij apparatuur die is aangesloten via
•
een netsnoer moet de veiligheidsaardleiding de laatste ader zijn die wordt onderbroken
indien de trekontlasting breekt.
Neem de plaatselijke voorschriften ten aanzien van de minimumdikte van de
veiligheidsaardleiding in acht.
AANWIJZING!
Omdat in de frequentieregelaar sterke capacitieve stromen voorkomen, kan het
voorkomen dat foutstroombeveiligingen niet goed werken.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
2
VACON · 12VEILIGHEID
LET OP!
Voer geen spanningsweerstandstests uit op de frequentieregelaar. De fabrikant
heeft deze tests al uitgevoerd. Door spanningsweerstandstests uit te voeren, kan
schade aan de frequentieregelaar ontstaan.
2.5GEBRUIK VAN RCD- OF RCM-BEVEILIGING
De frequentieregelaar kan een stroom veroorzaken in de beschermende aardgeleider. Om
bescherming tegen direct of indirect contact te bieden, kunt u een reststroomapparaat (RCD,
residual current-operated protective device) of een reststroommonitor (RCM, residual
current-operated monitoring device) gebruiken. Gebruik aan de netzijde van de
frequentieregelaar een RCD of RCM van type B.
2
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
AB
H
G
F
E
D
C
I
VACON AB
MSIP-REM-V93-VC100
1000631129
V00001246377
70-AB3L05205C10B240BM26-00096461
Danfoss A/S, 6430 Nordborg, Denmark
3~AC,0-Uin, 0-320Hz
Uin:3~AC,380-500V, 50/60Hz
520A 40°C / 460A 50°C
520 A 40°C / 459A 50°C
250kW:400V / 450HP:480V
IP21/Type1
Made in Finland
POWER:
OUTPUT:
INPUT:
CM+GNUL
BT+EMC4+FBIE+CAPU+CAPD+CICO+CIFD+PO
VACON0100-3L-0520-5-ED+SCB4+SEBJ+SR
160928
2610011001
FW0072V024
Marks:
Cust. Ord. No:
Application:
Firmware:
B.ID:
V00001246377
S/N:
70-AB3L05205C10B240BM26-00096461
Code:
Type:
AC DRIVE
CONTROLE BIJ ONTVANGST VACON · 13
3CONTROLE BIJ ONTVANGST
Voordat een VACON® frequentieregelaar naar de klant wordt verzonden, voert de fabrikant
er diverse tests op uit om de kwaliteit van het product te garanderen. Inspecteer zorgvuldig
de verpakking bij ontvangst van de levering. Inspecteer de frequentieregelaar op
transportschade nadat u de verpakking hebt verwijderd.
Neem contact op met de ladingverzekeraar of de vervoerder als de frequentieregelaar
tijdens het vervoer is beschadigd.
Controleer de juistheid en volledigheid van de levering door de typeaanduiding van het
product te vergelijken met de typecode. Zie hoofdstuk 3.2 Typecode.
3.1VERPAKKINGSLABEL
Afb. 2: Verpakkingslabel van VACON® frequentieregelaars
A.Batch-ID
B.Bestelnummer VACON®
C.Typecode
D. Serienummer
E.Netspanning
F.Nominale uitgangsstroom
G. IP-klasse
H. Toepassingscode
I.Bestelnummer van de klant
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
3
VACON · 14CONTROLE BIJ ONTVANGST
3.2TYPECODE
De typecode is opgebouwd uit een reeks standaardcodes en optiecodes. Elk deel van de
typecode komt overeen met gegevens uit uw bestelling. De code kan bijvoorbeeld de
volgende indeling hebben:
VACON0100-3L-0385-5-ED-FLOW-R02+IP54
In hoofdstuk 4.5 De opties vindt u een beschrijving van de optiecodes.
Tabel 3: Beschrijving van de delen van de typecode
CodeBeschrijving
VACON0100De productfamilie: VACON0100 = de VACON® 100 productfamilie
3LVoeding/functie: 3L = driefasevoeding
0385De nominale stroom van de frequentieregelaar in ampère. Voorbeeld: 0385 = 385
A
5De netspanning:
5 = 380-500 V
7 = 525-690 V
FLOWHet product:
(leeg) = de VACON® 100 INDUSTRIAL frequentieregelaar
FLOW = de VACON® 100 FLOW frequentieregelaar
EDDe frequentieregelaar is in een kast geplaatst
R02De regiocode: R02 = versie voor de Noord-Amerikaanse markt (het product is
gekwalificeerd volgens de UL-criteria)
+IP54De optiecodes. Er zijn veel verschillende opties, bijvoorbeeld +IP54 voor een fre-
quentieregelaar met IP-klasse IP 54.
U vindt de typecode op een plaatje rechtsonder op de deur van het besturingscompartiment.
3.3INHOUD VAN DE LEVERING
Inhoud van de levering, MR8–MR12
De in een kast geplaatste frequentieregelaar
•
Accessoirezak
•
Installatiehandleiding, applicatiehandleiding en handleidingen voor de door u bestelde
•
opties
Bestellingspecifieke documenten (aan de binnenkant van de deur van het
•
besturingscompartiment)
3
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
CONTROLE BIJ ONTVANGST VACON · 15
3.4OPSLAG
De opslagcondities
Temperatuur: -40 °C…+70 °C
•
Vochtigheid: < 95%, zonder condensatie
•
Bewaar de verpakking onder gecontroleerde condities wanneer u die langer dan twee
maanden in opslag houdt. Zorg voor minimale temperatuurschommelingen en een
vochtigheid van maximaal 50%.
3.5DE FREQUENTIEREGELAAR UITPAKKEN EN HIJSEN
3.5.1GEWICHT VAN DE FREQUENTIEREGELAAR
Het gewicht van frequentieregelaars is sterk afhankelijk van de behuizingsgrootte. Om de
frequentieregelaar uit te verpakking te hijsen kan het gebruik van een hijsinstallatie nodig
zijn.
Tabel 4: Het standaardgewicht van de in een kast geplaatste frequentieregelaar en bepaalde
opties
Behuizingsgro
otte
MR82003027065
MR92804027065
MR104204035080
MR115454035080
MR128258070095
De in een kast
geplaatste
frequentieregelaar,
IP 21/IP 54, zonder
opties [kg]
Common-modefilter
+ du/dt-filter [kg]
Het sinusfilter [kg]Een van de 3 opties
voor bekabeling via
de bovenzijde [kg]
3.5.2DE FREQUENTIEREGELAAR OPTILLEN
De frequentieregelaar wordt horizontaal of verticaal geleverd op een houten pallet. De
meeste bouwvormen van de frequentieregelaar bevatten extra kastsecties wanneer u een
van de 3 opties voor bekabeling via de bovenzijde (+CHIT, +CHOT of +CHCT), de
netmagneetschakelaar (+CICO) of het sinusfilter (+COSI) bestelt. De producten worden
geleverd met alle schakelkasten aan elkaar bevestigd, behalve de MR12 als u deze bestelt
met de optie +COSI en/of de optie +CICO.
DE IN EEN KAST GEPLAATSTE FREQUENTIEREGELAAR VERPLAATSEN
1Verwijder het verpakkingsmateriaal pas wanneer u
de frequentieregelaar gaat installeren.
2Zet de frequentieregelaar op een waterpas
ondergrond.
3Houd de frequentieregelaar overeind wanneer u
deze verplaatst.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
3
>60°
VACON · 16CONTROLE BIJ ONTVANGST
4Gebruik een hefapparaat om de frequentieregelaar
te verplaatsen.
5Gebruik rollen als u meerdere frequentieregelaars
tegelijk verplaatst.
DE IN EEN KAST GEPLAATSTE FREQUENTIEREGELAAR OPTILLEN
1Haal de frequentieregelaar uit de verpakking.
2Gebruik een hijsinstallatie met voldoende capaciteit
voor het gewicht van de frequentieregelaar.
3Plaats de hijshaken in de gaten boven op de kast.
3
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
>60°
>60°
Product modified
Date:
Date:
Date:
CONTROLE BIJ ONTVANGST VACON · 17
LET OP!
Gebruik altijd vier hijsgaten om het
gewicht van de frequentieregelaar gelijk te
verdelen en beschadiging van de
apparatuur te voorkomen.
4De minimumhoek tussen de frequentieregelaar en
de ketting is 60%.
5Hijs de frequentieregelaar en plaats deze in
verticale positie.
3.6STICKER 'PRODUCT MODIFIED' (PRODUCT GEWIJZIGD)
In de zak met accessoires zit ook een sticker 'Product modified'. Deze dient om
onderhoudspersoneel op de hoogte te stellen van aanpassingen aan de frequentieregelaar.
Plak deze sticker aan de zijkant van de frequentieregelaar, zodat hij steeds gemakkelijk te
vinden is. Als u wijzigingen aan de frequentieregelaar aanbrengt, noteer deze dan op de
sticker.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
3
VACON · 18CONTROLE BIJ ONTVANGST
3.7AFVALVERWERKING
Als de frequentieregelaar het eind van zijn levensduur bereikt heeft, mag hij niet als
gewoon afval worden behandeld. De hoofdcomponenten van de frequentieregelaar zijn
namelijk herbruikbaar. Sommige componenten moeten eerst worden gedemonteerd
voordat de materialen te verwijderen zijn. Afgedankte elektrische en elektronische
componenten dienen te worden hergebruikt.
Stuur het afval daarvoor naar een recyclingcentrum. U kunt het ook terugsturen naar
de fabrikant.
Houd u aan plaatselijke en overige voorschriften hieromtrent.
3.8ACCESSOIRES
Nadat u de verpakking hebt geopend en de frequentieregelaar eruit hebt gehesen, moet u
controleren of u alle accessoires hebt ontvangen. De exacte inhoud van de accessoiretas
hangt af van de behuizingsgrootte en de beschermingsklasse.
3.8.1ACCESSOIRETAS VOOR MR-KAST
De accessoiretas voor de MR-kast wordt bij alle behuizingsgroottes geleverd.
Tabel 5: Inhoud van de accessoiretas
ArtikelAantalBeschrijving
Aardingsplaatje3Aardklem voor stuurkabel
M4x16-bout3Schroeven voor het aansluiten van de aardklem
Slangklem8Klemmen voor IP 54-afdichting van kabeldoor-
voertules
Bevestigingsbeugel voor sokkel1Bevestiging voor frequentieregelaarkast (ach-
terzijde)
Label 'Product modified' (Product
gewijzigd)
M10x40 zeskantbout6Voedingskabels voor behuizing MR8 en MR9
M10 conische moer met kraag9Voedingskabels voor behuizing MR8 en MR9
M10 Sesko-sluitring15Voedingskabels voor behuizing MR8 en MR9
1Gegevens over aanpassingen
3.8.2ACCESSOIRETAS VOOR MR10
De accessoiretas voor de MR10 wordt bij alle frequentieregelaars met behuizingsgrootte
MR10 en MR12 geleverd.
3
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
CONTROLE BIJ ONTVANGST VACON · 19
Tabel 6: Inhoud van de accessoiretas
ArtikelAantalBeschrijving
Aardingsplaatje3Aardklem voor stuurkabel
M4x16-bout3Schroeven voor het aansluiten van de aardklem
M8 zeskantbout2Veiligheidsaarde (PE)
M8 conische veerring2Veiligheidsaarde (PE)
M8 Sesko-sluitring2Veiligheidsaarde (PE)
Label 'Product modified' (Product
gewijzigd)
Houder aansluitbout9Bekabeling met drie draden
Verbindingsborstel6Bekabeling met drie draden
M12x70 zeskantbout9Bekabeling met drie draden
M12 conische veerring9Bekabeling met drie draden
M12 Sesko-sluitring9Bekabeling met drie draden
M12 zeskantbout9Bekabeling met drie draden
1Gegevens over aanpassingen
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
3
406
Ø13
Ø13
Ø13
335
639
399
354
602
605
2100.5
2135.5
2155.5
120.5
100
200
VACON · 20MONTAGE
4MONTAGE
4.1AFMETINGEN VAN DE KAST, IEC
IEC = Het product is gekwalificeerd volgens de IEC-criteria.
NAM = Het product is gekwalificeerd volgens de UL-criteria.
De informatie over de afmetingen die u nodig hebt voor de bekabeling, vindt u in de
bestellingspecifieke documentatie.
AANWIJZING!
De standaard basissokkel is 100 mm hoog, de optionele basissokkel (+CHPH) is 200
mm hoog.
Afb. 3: De afmetingen van de standaard kast, MR8, [mm], IEC
4
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
606
Ø13Ø13
Ø13
535
639
599
555
600
604
2100.5
2135.5
2155.5
120.5
100
200
MONTAGE VACON · 21
Afb. 4: De afmetingen van de standaard kast, MR9 en MR10, [mm], IEC
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
4
100
120.5
2100.5
1135
1199
1206
555
200200
555
45
639
Ø 13
2135.5
2155.5
600
604
Ø 13
Ø 13
VACON · 22MONTAGE
Afb. 5: De afmetingen van de standaard kast, MR11 en MR12, [mm], IEC
4.2DE AFMETINGEN VAN DE KAST MET EXTRA KASTSECTIES, IEC
IEC = Het product is gekwalificeerd volgens de IEC-criteria.
NAM = Het product is gekwalificeerd volgens de UL-criteria.
De informatie over de afmetingen die u nodig hebt voor de bekabeling, vindt u in de
bestellingspecifieke documentatie.
Tabel 7: De breedte van de extra kastsectie [mm]
BehuizingsgrootteMet
ingangscontactor
MR8-400400600
MR9-400400600
MR10, max. 385 A-400400600
MR10, min. 416 A600400600600
MR11-6006002 x 600
MR12, max. 750 A-6006002 x 600
(+CICO)
Met +CHIT, +CHOT
of +CHCT *
Met +CICO en
+CHIT, +CHOT of
+CHCT *
Met sinusfilter
(+COSI)
MR12, min. 820 A6006006002 x 600
4
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
MONTAGE VACON · 23
* = Ingangskabel via bovenzijde (+CHIT), uitgangskabel via bovenzijde (+CHOT) of bekabeling
via bovenzijde (+CHCT)
AANWIJZING!
De standaard basissokkel is 100 mm hoog, de optionele basissokkel (+CHPH) is 200
mm hoog.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
4
639
651
200200
354
754
354
602
100
120.5
2100.5
2135.5
2155.5
605
799
806
735
335
Ø13
Ø13
335
VACON · 24MONTAGE
Afb. 6: De afmetingen van de kast met de optionele bekabeling via de bovenzijde, MR8, [mm], IEC
4
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
639
200200
555
1155
555
600
100
120.5
2100.5
2135.5
2155.5
604
1199
1
206
1135
535
Ø13
Ø13
535
MONTAGE VACON · 25
Afb. 7: De afmetingen van de kast met de optionele bekabeling via de bovenzijde en de
ingangscontactor, MR10 met min. 416 A, [mm], IEC. Zie Tabel 7.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
4
1735
535535535
Ø13
Ø13
Ø13
2100.5
2135.5
2155.5
100
120.5
1799
1806
200
555555
1755
555
4545200200
604
600
VACON · 26MONTAGE
Afb. 8: De afmetingen van de kast met de optionele bekabeling via de bovenzijde en/of de
ingangscontactor, MR11 en MR12 [mm], IEC.
4
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
535
Ø13
535
639
100
120.5
2100.5
1135
Ø13
200
555
1155
555
600
604
2135.5
2155.5
MONTAGE VACON · 27
Afb. 9: De afmetingen van de kast met het optionele sinusfilter, MR10, [mm], IEC
4.3AFMETINGEN VAN DE KAST, NAM
IEC = Het product is gekwalificeerd volgens de IEC-criteria.
NAM = Het product is gekwalificeerd volgens de UL-criteria.
De informatie over de afmetingen die u nodig hebt voor de bekabeling, vindt u in de
bestellingspecifieke documentatie.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
4
406
Ø13
Ø13
Ø13
335
639.5
399
354
602
605
2200.5
2235.5
2255.5
220.5
200
200
VACON · 28MONTAGE
Afb. 10: De afmetingen van de standaard kast, MR8, [mm], NAM
4
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
606
Ø13Ø13
Ø13
535
638.5
599
555
600
604
2200.5
2235.5
2255.5
220.5
200
200
MONTAGE VACON · 29
Afb. 11: De afmetingen van de standaard kast, MR9 en MR10, [mm], NAM
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
4
200
220.5
2200.5
1135
1199
1206
555
200200
555
45
639
Ø13
2235.5
2255.5
600
604
Ø13
Ø13
VACON · 30MONTAGE
Afb. 12: De afmetingen van de standaard kast, MR11, [mm], NAM
4
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
200
220.5
2200.5
1135
1199
1206
555
200200
555
45
639
Ø13
2235.5
2255.5
600
604
Ø13
Ø13
MONTAGE VACON · 31
Afb. 13: De afmetingen van de standaard kast, MR12, [mm], NAM
4.4DE AFMETINGEN VAN DE KAST, MET EXTRA KASTSECTIES, NAM
IEC = Het product is gekwalificeerd volgens de IEC-criteria.
NAM = Het product is gekwalificeerd volgens de UL-criteria.
De informatie over de afmetingen die u nodig hebt voor de bekabeling, vindt u in de
bestellingspecifieke documentatie.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
4
639
259448
67
354
745
354
200
779
806
735
335335
200
602
605
443100
76.2
38.1
117.9
220.5
2200.5
2235.5
2255.5
662.3
Ø13
Ø13
A
VACON · 32MONTAGE
Afb. 14: De afmetingen van de kast met de optionele bekabeling via de bovenzijde, MR8, [mm],
NAM
A.3 x geleidergat Ø 22 mm
4
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
639
200
67
354
200
555
1000
1007
935.9
335
535
200
600
605
76.2
38.1
443
98
220.5
2200.5
2235.5
2255.5
259648.9
Ø13
Ø13
A
MONTAGE VACON · 33
Afb. 15: De afmetingen van de kast met de optionele bekabeling via de bovenzijde, MR9, [mm],
NAM
A.3 x geleidergat Ø 22 mm
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
4
639
676.5
1799
1735
1807
1755
555555555
200
64.75
459
600
1248
200
200
535535535
45
2200.5
200
200.5
2235.5
2255.5
605
76.2
38.1
149.65
600
Ø13
Ø13
45
443
99
A
VACON · 34MONTAGE
4
Afb. 16: De afmetingen van de kast met de optionele bekabeling via bovenzijde en/of de
ingangscontactor, MR12, [mm], NAM De afbeelding toont de frequentieregelaar met de optionele
bekabeling via de bovenzijde.
A.6 x geleidergat Ø 22 mm
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
535
Ø13
535
639
200
220.5
2200.5
1135
Ø13
200
555
1155
1155
360.1
133.4
555
600
431.8
149.7
38.1
76.2
104.6
604
2235.5
2255.5
MONTAGE VACON · 35
Afb. 17: De afmetingen van de kast met het optionele sinusfilter, MR10, [mm], NAM
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
4
VACON · 36MONTAGE
4.5DE OPTIES
Tabel 8: De opties en de bijbehorende codes
GroepNaamCode
HulpapparatuurMotorverwarmingsregeling+CAMH
Kastverwarming+CACH
Kastverlichting+CACL
Kastvoeding voor accessoiresHulpspanningtransformator+CAPT
Klemmenstroken AC-hulpvoeding+CAPU
24 V DC-voeding+CAPD
AC-contactdoos klant+CAPS
Op de deur gemonteerde optiesSignaallampjes en resetknop+CDLP
StuurklemmenVerlengde I/O-klemmen+CTID
BeveiligingsapparatuurSTO met noodstopknop op de deur+CPS0
SS1 met noodstopknop op de deur+CPS1
Noodstopinrichting+CPSB
Isolatiebewaking+CPIF
IngangsapparatenAC-zekeringen en zekeringschakelaar+CIFD
Ingangscontactor+CICO *
Dynamisch remmenRemchopper+DBIN
UitgangsfiltersCommon-modefilter+POCM
du/dt-filter+PODU
Sinusfilter+COSI
BekabelingsoptiesIngangsbekabeling via bovenzijde+CHIT
Uitgangsbekabeling via bovenzijde+CHOT
Bekabeling via bovenzijde+CHCT
KastsectieoptiesLege kastsectie, 400 mm, links+CH4L
4
Lege kastsectie, 400 mm, rechts+CH4R
Lege kastsectie, 600 mm, links+CH6L
Lege kastsectie, 600 mm, rechts+CH6R
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
-XDN
N
-XD1
L
-FCN
6 A
1
-QAM
-XDN
A
MONTAGE VACON · 37
Tabel 8: De opties en de bijbehorende codes
GroepNaamCode
BasissokkeloptiesBasissokkel 200 mm+CHPH
KoeloptiesBackchannelkoeling+CHCB
BehuizingIP 54+IP54
Speciale constructieMaritieme constructie+EMAR *
GoedkeuringenUL listed+GAUL
Niet UL listed+GNUL
* = Deze opties zijn niet beschikbaar voor de NAM-variant.
+ CAMH: BESTURING MOTORVERWARMING
Met deze optie kunt u de toevoer voor de condenswerende verwarming van de motor regelen.
De externe toevoer is aangesloten op klemmenstroken -XD1.1 in het onderste gedeelte van
de kast. Wanneer de frequentieregelaar buiten bedrijf is, verandert het besturingsrelais
+QAM de externe toevoer naar de uitgangsklemmen (-XDN). Wanneer de frequentieregelaar
in bedrijf is, verbreekt het besturingsrelais de externe toevoer naar de motorverwarming. Als
u deze functie wilt uitschakelen, zet u de MCB –FCN open.
Het besturingsrelais +QAM gebruikt de klemmen GND (-XD2:13) en relais RO1 (-XD2:21).
Vereist: +CAPU hulpvoedingsklemmen en +CAPD 24 VDC-voeding
Afb. 18: De besturing van de motorverwarming
A.Het verwarmingselement, niet
meegeleverd
+CACH: KASTVERWARMING
Deze optie verhoogt de binnentemperatuur van de kast tot boven de omgevingstemperatuur
en voorkomt zo condensvorming in de kast. Elke kast heeft 1 kastverwarming.
De externe voeding wordt aangesloten op de klemmen -XD1.1. Het verwarmingselement is
zelfregulerend. Wanneer de frequentieregelaar buiten bedrijf is, wijzigt het stuurrelais +QAM
de voeding naar de uitgangsklemmen (-XD4). Wanneer de frequentieregelaar in bedrijf is,
onderbreekt het stuurrelais de externe voeding naar de kastverwarming. Als u deze functie
wilt uitschakelen, zet u de MCB –FCE open.
Het stuurrelais +QAM gebruikt de klemmen voor GND (-XD2:13) en relais RO1 (-XD2:21).
Vereisten: +CAPU hulpvoedingsklemmen en +CAPD 24 V DC-voeding.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
4
-XD1
-FCE
6 A
1
-EB1.1
-XD4
N
-EB1.2
-EB1.3
-EB1.4
-EB1.5
-QAM
-XD4
N
L
1
-XD1
-XD1
-FCC
2 A
-EA1
5W
2
2
4 A
1
I>
3
-TA4
L1-L2
-FC6
-FC4
-XD1
VACON · 38MONTAGE
Afb. 19: De kastverwarming
+CACL: KASTVERLICHTING
Met deze optie wordt het besturingscompartiment standaard verlicht door een interne
hulptransformator of als optie door een externe hulpstroomvoorziening aangesloten op –
XD1.1.
Vereist: +CAPU, klemmenstroken AC-hulpvoeding of +CAPT, hulpspanningtransformator
Afb. 20: De kastverlichting
+CAPT: HULPSPANNINGTRANSFORMATOR
Deze optie verzorgt de toevoer van hulpspanning voor andere opties. De voeding voor de
hulptransformator komt van het net. Als u de optionele AC-zekeringen en
zekeringschakelaar (+CIFD) gebruikt, komt de voeding voor de hulpspanningstransformator
genomen van een punt tussen de frequentieregelaar en de zekeringschakelaar. Dat betekent
dat de stuurspanning wordt losgekoppeld van de netspanning.
Vereist: niet +CAPU, klemmenstroken AC-hulpvoeding
Afb. 21: De hulpspanningstransformator
4
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
2
-FC6
-XD1.1-XD1
10 A
L
1
ACAC
N
-+
-XD1
-FC7
2 A
-TB7
24 V
60 W
-XD1
-XD3
MONTAGE VACON · 39
+CAPU: KLEMMENSTROKEN AC-HULPVOEDING
Deze optie verzorgt klemmenstroken –XD1.1 voor een externe stroomvoorziening. De
externe voeding moet beschermd zijn tegen kortsluiting. Het vermogen van deze voeding is
afhankelijk van andere geselecteerde kastopties.
Vereist: niet +CAPT, hulpspanningstransformator.
WAARSCHUWING!
De hoofdschakelaar verbreekt niet de externe stroomvoorziening. Koppel de
externe stroomvoorziening los voordat u de componenten van het
besturingscompartiment aanraakt. Er kan een zeer gevaarlijke spanning aanwezig
zijn.
Afb. 22: De klemmenstroken van de AC-hulpvoeding
+CAPD: 24 VDC-VOEDING
Deze optie geeft reservevoeding voor de besturingseenheid van de frequentieregelaar.
Gebruik deze ook voor andere hulpopties waarvoor een 24 VDC-voeding nodig is.
De +24 VDC-spanning wordt geleverd via de klemmen GND (-XD2:20) en +24 Vin (-XD2:30).
Vereist: +CAPU, klemmenstroken AC-hulpvoeding of +CAPT, hulpspanningtransformator.
Voor de reservevoeding voor de besturingseenheid zijn +CAPU, klemmenstroken AChulpvoeding, vereist omdat voor +CAPU de voeding niet wordt uitgeschakeld met de
hoofdschakelaar.
Afb. 23: De 24 VDC-voeding
+CAPS: AC-CONTACTDOOS KLANT
De contactdoos gebruikt u om uw meetapparatuur, gereedschappen of computer op aan te
sluiten. De contactdoos is van het type CEE 7/3 ("Schuko", Type F) of NEMA 5-15 geaard
(Type B).
De standaardspanning is 230 VAC; voor de Noord-Amerikaanse variant is dat 115 VAC. Het
maximale uitgangsvermogen bij 230 VAC is 450 VA en bij 115 VAC is dat 230 VA wanneer een
externe voeding (+CAPU) wordt gebruikt, en 180 VA wanneer transformatorvoeding (+CAPT)
wordt gebruikt.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
4
NL
1
1
/
N
/P
E
-XD1-XD1
-FCC
2 A
-XD10
-PE
VACON · 40MONTAGE
Vereist: +CAPU, klemmenstroken AC-hulpvoeding of +CAPT, hulpspanningtransformator
Afb. 24: de AC-contactdoos klant
+CDLP: SIGNAALLAMPJES EN RESETKNOP
Deze optie omvat signaallampjes op de deur van het besturingscompartiment voor de status
Gereed, In bedrijf en Fout van de frequentieregelaar. De deur heeft ook een knop voor de
resetfunctie van de frequentieregelaar. Het Gereed-signaallampje is niet beschikbaar in
combinatie met de optionele relaiskaart OPTF4.
Als relaiskaart OPTF3 is geïnstalleerd, maakt deze optie gebruik van digitale ingang 6 (XD2:16) en de relais RO1 (-XD2:23), RO2 (-XD2:26) en RO3 (-XD2:33).
Vereist:
+CAPD, 24 VDC-voeding
•
+CAPU, klemmenstroken hulpvoeding of +CAPT, hulpspanningtransformator
•
+CTID: VERLENGDE I/O-KLEMMEN
Deze optie omvat 20 besturingsklemmen (-XDW) in het besturingscompartiment die u zelf
vrij kunt gebruiken.
Geen vereisten.
+CPS0: STO MET NOODSTOPKNOP OP DE DEUR
Deze optie biedt de functie STO (Safe Torque Off, Safe disable uit) met de OPT-BJ-optiekaart
en een noodstopknop op de deur van het besturingscompartiment. STO-kanalen 1 en 2 zijn
aangesloten op de noodstopknop. De STO-functie correspondeert met een
noodstopcategorie 0. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de OPT-BJ-optiekaart voor de
regelgeving en de gecertificeerde veiligheidsfuncties.
Vereist:
de optiekaart OPT-BJ
•
+CAPD, 24 VDC-voeding
•
+CAPU, klemmenstroken AC-hulpvoeding of +CAPT, hulpspanningtransformator
•
+CPS1: SS1 MET NOODSTOPKNOP OP DE DEUR
Deze optie biedt de functie SS1 (Safe stop 1) met de OPTBJ-optiekaart, een veiligheidsrelais
en een noodstopknop op de deur van het besturingscompartiment. Als op de noodstopknop
wordt gedrukt, wordt de deceleratie van de motor geactiveerd en komt de motor tot stilstand
binnen de ingestelde deceleratiehellingstijd. STO-kanalen 1 en 2 zijn aangesloten op het
veiligheidsrelais dat de STO-functie activeert na de ingestelde vertraging. Raadpleeg de
4
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
MONTAGE VACON · 41
gebruikershandleiding van de OPTBJ-optiekaart en het veiligheidsrelais voor de regelgeving
en de gecertificeerde veiligheidsfuncties.
Deze optie maakt gebruik van digitale ingang 5 (-XD2:15).
Vereist:
Optiekaart OPTBJ
•
+CAPD, 24 VDC-voeding
•
+CAPU, klemmenstroken hulpvoeding of +CAPT, hulpspanningtransformator
•
LET OP!
De vertraging van het veiligheidsrelais is afhankelijk van het proces/de machine. De
ontwerper en de gebruiker van het systeem moeten er zelf voor zorgen dat de
tijdvertraging van het beveiligingsrelais duidelijk is en wordt ingesteld. Een
incorrecte vertraging kan schade aan de apparatuur veroorzaken.
+CPSB: NOODSTOPINRICHTING
De noodstopfunctie gebruikt een ingangscontactor om de frequentieregelaar los te koppelen
van het net. Als de noodstopknop op de deur van het besturingscompartiment wordt
ingedrukt, wordt het stuurcircuit van de ingangscontactor geopend.
Vereisten:
+CICO ingangscontactor en +CIFD AC zekeringen en zekeringschakelaar
•
+CAPU aansluitklemmen AC-hulpvoeding of +CAPT hulpspanningtransformator
•
+CPIF: ISOLATIEMONITORING
Met deze optie kunt u het isolatieniveau in een IT-voedingsnet bewaken met een
isolatiemonitor in het besturingscompartiment. De isolatiemonitor houdt toezicht op
storingen in de voeding en de isolatie in het uitgangsnetwerk.
Vereist:
+CAPD, 24 VDC-voeding
•
+CAPU, klemmenstroken AC-hulpvoeding of +CAPT, hulpspanningtransformator
•
+CIFD: AC-ZEKERINGEN EN ZEKERINGSCHAKELAAR
Met deze optie kunt u de frequentieregelaar veilig isoleren van het net met een
zekeringschakelaar die zich direct onder de voedingseenheid bevindt.
Bij de bouwvorm MR12 en de netmagneetschakelaar +CICO bevinden de
zekeringschakelaars zich in de extra kastsectie. De zekeringschakelaars zijn voorzien van
overtemperatuurbeveiliging middels een thermostaat. Wanneer de temperatuurlimiet van de
thermostaat wordt bereikt, opent deze een veiligheidscircuit en treedt er een externe fout op.
Deze functie gebruikt de klemmen +24 Vout (-XD2:12) en digitale ingang 4 (-XD2:14).
In hoofdstuk 5.1.1 Hoofdcircuitschema's van de kast is de bedrading van de optie afgebeeld.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
4
VACON · 42MONTAGE
+CICO: INGANGSCONTACTOR
Deze optie maakt het mogelijk om de frequentieregelaar te verbinden met of los te koppelen
van het net. Gebruik daarvoor een stuurschakelaar op de deur van het
besturingscompartiment of sluit een externe schakelaar aan op de –XD0-klemmen.
Raadpleeg de elektrische tekeningen voor de aansluiting van de externe schakelaar.
De optie omvat de zekeringschakelaar (+CIFD) voor veiligheidsdoeleinden.
Wanneer uw product een MR10 met minimaal 416 A of een MR12 met minimaal 820 A is,
wordt de optie geleverd met extra kastsecties.
Zie hoofdstuk 5.1.1 Hoofdcircuitschema's van de kast voor de bedrading van de optie.
Vereisten: +CAPU aansluitklemmen AC-hulpvoeding of +CAPT hulpspanningtransformator
+DBIN: REMCHOPPER
De voedingseenheid heeft een dynamische remchopper. De externe remweerstand is direct
aangesloten op de klemmenstroken van de remweerstand van de voedingseenheid, zie
hoofdstuk 5.4.1 De kabels installeren. De remweerstand is niet opgenomen in de optie.
+POCM: COMMON-MODEFILTER
De optie omvat een uitgangsfilter dat de common-modespanning verlaagt. Het filter wordt
aangesloten tussen de motorkabelklemmen van de voedingseenheid en van de
frequentieregelaar. Het filter heeft geen effect op de aansluiting van de externe motorkabels.
In hoofdstuk 5.1.1 Hoofdcircuitschema's van de kast is de bedrading van de optie afgebeeld.
+PODU: DU/DT-FILTER
De optie omvat een uitgangsfilter dat de stijgtijd van de spanningspuls vergroot en verlaagt
dus de spanningsbelasting op de motorspoelisolatie.
Het filter wordt aangesloten tussen de motorkabelklemmen van de voedingseenheid en van
de frequentieregelaar. Het filter heeft geen effect op de aansluiting van de externe
motorkabels. Bij deze optie kunt u motorkabels van maximaal 150 m gebruiken. Voor kabels
langer dan 150 m moet u de sinusfilteroptie gebruiken.
In hoofdstuk 5.1.1 Hoofdcircuitschema's van de kast is de bedrading van de optie afgebeeld.
Vereist: Zonder sinusfilter +COSI.
+COSI: SINUSFILTER
De optie omvat een uitgangsfilter dat de schakelfrequentie verwijdert. Het uitgangsfilter laat
alleen de uitgangsfrequentie door en heft daarmee alle spanningsbelasting in de motor op.
Het filter wordt aangesloten na de motorkabelklemmen van de frequentieregelaar. Het filter
bevindt zich in een extra kastsectie. Deze optie is noodzakelijk als de motor een filter vereist
en kabels langer dan 150 meter worden gebruikt. Zo nodig kan de optie ook worden gebruikt
bij kortere kabels. Als u lange kabels gebruikt, adviseren we om ook het optionele commonmodefilter (+POCM) te gebruiken.
Zie hoofdstuk 5.1.1 Hoofdcircuitschema's van de kast voor de bedrading van de optie.
4
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
MONTAGE VACON · 43
Wanneer u het optionele sinusfilter gebruikt, moet u zorgen dat de parameter Sinusfilter is
ingesteld. Het optionele sinusfilter is ontwikkeld voor een schakelfrequentie van minstens 2
kHz. De parameter Sinusfilter blokkeert schakelfrequenties lager dan 2 kHz wanneer
automatische reductie actief is.
Deze optie is uitgerust met een overtemperatuurbeveiliging. De spoelen van het sinusfilter
hebben thermische relais die zijn verbonden met de stuurklemmen van de
frequentieregelaar. Deze functie gebruikt de klemmen +24 Vout (-XD2:12) en digitale ingang
4 (-XD2:14). Wanneer de overtemperatuurlimiet wordt bereikt, gaat er een veiligheidscircuit
open en treedt er een externe fout op. Achterhaal de oorzaak van de fout. De fout kan
bijvoorbeeld worden veroorzaakt door een defecte ventilator, een verstopt luchtkanaal of een
hoge omgevingstemperatuur. U kunt de fout resetten nadat het sinusfilter is afgekoeld.
Vereisten: Geen du/dt-filter +PODU.
De optie omvat een of meer extra kastsecties.
+CHIT: INGANGSKABEL VIA BOVENZIJDE
Met deze optie kunt u de ingangskabels, dus de voedingskabels, via de bovenzijde de kast in
leiden.
Deze optie omvat een extra kastsectie.
+CHCT: BEKABELING VIA BOVENZIJDE
Met deze optie kunt u de kabels via de bovenzijde de kast in leiden.
Deze optie omvat een extra kastsectie.
+CHOT: UITGANGSBEKABELING VIA BOVENZIJDE
Met deze optie kunt u ervoor zorgen dat de uitgangskabels, d.w.z. de motorkabels, via de
bovenzijde in de kast komen.
De optie omvat een extra kastsectie.
Tabel 9: De in-/uitgangsklemmen in de extra kastsectie
BehuizingsgrootteMet +CHIT, +CHOT of +CHCTMet +CICO, +CHIT, +CHOT of +CHCT
MR8--
MR9--
MR10, max. 385 A--
MR10, min. 416 Axx*
MR11xx
MR12, max. 750 Axx
MR12, min. 820 Axx*
* Ingangsklemmen bij zekeringschakelaar (alleen IEC).
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
4
VACON · 44MONTAGE
+CH4L: LEGE KASTSECTIE, 400 MM, LINKS
De optie omvat een extra kastsectie (400 mm) aan de linkerzijde van de hoofdkast.
+CH4R: LEGE KASTSECTIE, 400 MM, RECHTS
De optie omvat een extra kastsectie (400 mm) aan de rechterzijde van de hoofdkast.
+CH6L: LEGE KASTSECTIE, 600 MM, LINKS
De optie omvat een extra kastsectie (600 mm) aan de linkerzijde van de hoofdkast.
+CH6R: LEGE KASTSECTIE, 600 MM, RECHTS
De optie omvat een extra kastsectie (600 mm) aan de rechterzijde van de hoofdkast.
+CHPH: BASISSOKKEL 200 MM
Deze optie bestaat uit een basissokkel van 200 mm die u kunt gebruiken in plaats van de
standaardbasissokkel van 100 mm.
+CHCB: ACHTERKANAALKOELING
Zie hoofdstuk 4.8 De optionele backchannelkoeling voor meer informatie.
Vereist:
+CACH, kastverwarming
•
+CAPU, klemmenstroken AC-hulpvoeding
•
+IP54 IP54
•
+IP54: IP54
Deze optie biedt de behuizingsklasse IP54 voor uw product.
+EMAR: MARINECONSTRUCTIE
Raadpleeg de Marine Installation Guide voor meer informatie.
Vereist:
+IP54 IP54
•
+CACH, kastverwarming
•
Niet +CHCB, achterkanaalkoeling
•
+GAUL: MET UL-REGISTRATIE
Het product is gekwalificeerd volgende de UL-criteria.
+GNUL: ZONDER UL-REGISTRATIE
Het product niet is gekwalificeerd conform de UL-criteria.
4
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
MONTAGE VACON · 45
4.6INSTALLATIE VAN DE KAST
Installeer de frequentieregelaar verticaal op een vlakke ondergrond. Bevestig de
frequentieregelaar met schroeven aan de wand en/of de vloer.
U kunt de kast op 3 manieren aan de vloer bevestigen.
Gebruik de 4 bevestigingspunten aan de onderzijde van de kast.
•
Gebruik de 2 bevestigingspunten onderaan de voorzijde en de 2 bevestigingspunten
•
bovenaan de achterzijde van de kast.
Gebruik de 2 bevestigingspunten in de bevestigingsbeugel en de 2 bevestigingspunten
•
onderaan de voorzijde van de kast. Als u de bevestigingsbeugel wilt gebruiken, moet u
die eerst aan de vloer bevestigen. Schuif de rand van de kastsokkel onder de
bevestigingsbeugel. Bevestig vervolgens de 2 bevestigingspunten onderaan de voorzijde.
AANWIJZING!
Als u meerdere extra kastsecties hebt (bijvoorbeeld met MR12 of de optionele
bekabeling via de bovenzijde), moet u die stappen uitvoeren voor elke sectie.
AANWIJZING!
Behuizingsgrootte MR12 (> 730 A) met de extra kastsecties voor optie +CICO is
uitgerust met een deurventilator om de componenten te koelen. De ventilator
wordt met 230 V AC vanuit het besturingscompartiment gevoed wanneer de
frequentieregelaar is ingeschakeld. De ventilator wordt bewaakt via een
thermostaat die in de extra kastsectie is geïnstalleerd. Als de temperatuur van de
extra kastsectie hoger wordt dan de ingestelde limiet, wordt er een externe fout
gegenereerd. Controleer de ventilator van de extra kastsectie en de
omgevingstemperatuur als de externe fout optreedt. De fout kan worden gereset
nadat de lucht in de extra kastsectie is afgekoeld.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
4
A
B
D
B
C
VACON · 46MONTAGE
Afb. 25: De bevestigingspunten van de kast
A.De 4 bevestigingspunten onderaan
B. De 2 bevestigingspunten onderaan de
D. De 2 bevestigingspunten in de
bevestigingsbeugel
voorzijde
C. De 2 bevestigingspunten bovenaan de
achterzijde
4.7KOELING EN VRIJE RUIMTE RONDOM DE FREQUENTIEREGELAAR
De kastventilator wordt bestuurd door stuurrelais RO1. Wanneer de frequentieregelaar niet
in bedrijf is, wordt de ventilator gestopt. Wanneer de frequentieregelaar in bedrijf is, draait
de ventilator. De temperatuur in de kast wordt bewaakt door een thermostaat. Als de
temperatuur in de kast hoger wordt dan de limiet, wordt het veiligheidscircuit geopend en
wordt er een externe fout gegenereerd. De fout kan bijvoorbeeld worden veroorzaakt door
een defecte ventilator, een verstopt luchtfilter of een hoge omgevingstemperatuur. Te hoge
temperaturen verkorten de levensduur van de frequentieregelaar en kunnen schade
veroorzaken.
4
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
-XD1
-FCE
6 A
1
-MA6.1
2+PE
-QAM
-XD1
-FCE
6 A
1
-MA6.1
2+PE
-QAM
-MA6.2
2+PE
-XD0
-FC10
2 A
1
-MA6
2+PE
-QA3
MONTAGE VACON · 47
Afb. 26: De kastventilator in MR9B
Afb. 27: De kastventilator in MR11
Afb. 28: De kastventilator in MR12
Tijdens bedrijf produceert de frequentieregelaar warmte. De ventilator zorgt voor
luchtcirculatie en verlaagt de temperatuur van de frequentieregelaar. Zorg voor voldoende
vrije ruimte rondom de frequentieregelaar.
Aan de voorzijde van de frequentieregelaar is ook enige vrije ruimte nodig in verband met
onderhoud. Voor de kast is ook 80 cm vrije ruimte nodig om de kastdeur te kunnen openen.
Als u 2 of meer frequentieregelaars hebt, kunt u die naast elkaar installeren.
De temperatuur van de koellucht mag niet hoger worden dan de maximale
omgevingstemperatuur en niet lager dan de minimale omgevingstemperatuur van de
frequentieregelaar.
De lucht moet onbelemmerd en efficiënt door de kast en de frequentieregelaar kunnen
stromen. Er is een vrije ruimte van 30 cm boven de kast nodig, zonder obstakels die de
luchtstroom blokkeren. Zorg dat de hete lucht de kast verlaat en niet terug de kast
instroomt.
Het vermogensverlies van de frequentieregelaar kan aanzienlijk veranderen wanneer de
belasting, de uitgangsfrequentie of de schakelfrequentie verandert. Bij het plannen van de
koelapparatuur voor de elektrische ruimte is het nuttig om te weten hoe groot het
vermogensverlies is. Gebruik de volgende formule om bij benadering het vermogensverlies
van de frequentieregelaar onder nominale omstandigheden te berekenen.
P
[kW] = P
loss
[kW] x 0,025
mot
Het vermogensverlies kan 0-0,5% hoger zijn wanneer u opties in de kast hebt. Sommige
opties, zoals uitgangsfilters en ingangsapparaten, kunnen grotere vermogensverliezen
veroorzaken.
Gebruik de ecoSmart-tool om het vermogensverlies te berekenen. Zie www.danfoss.com.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
4
VACON · 48MONTAGE
Afb. 29: De circulatie van koellucht
4
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
MONTAGE VACON · 49
Afb. 30: De circulatie van koellucht in MR9B en MR11
Tabel 10: Benodigde hoeveelheid koellucht
BehuizingsgrootteDe hoeveelheid koellucht
[m³/h]
MR8330
MR9620
MR101400
MR112 x 620
MR122 x 1400
4.8DE OPTIONELE BACKCHANNELKOELING
U kunt de frequentieregelaar ook koelen met behulp van de optionele backchannelkoeling
(+CHCB). Met die optie kan de inlaatlucht naar het hoofdkoelkanaal van de
frequentieregelaar worden aangezogen uit en afgevoerd naar de omgeving buiten de
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
4
VACON · 50MONTAGE
elektrische ruimte. Omdat de warmteverliezen van de frequentieregelaar naar buiten
worden geleid, neemt de koellast van de elektrische ruimte af.
HET BACKCHANNEL GEBRUIKEN VOOR KOELING
1Maak een opening in de muur achter de kast.
2Om condensvorming in de kast te voorkomen, sluit
u de voedingskabel van de kastverwarming
(+CACH, standaard geleverd bij deze optie) aan op
de juiste aansluitklemmen in het
besturingscompartiment.
3Bevestig de kanaaladapterflenzen met schroeven
aan de kast.
4Plaats de kast niet in een luchtdichte ruimte.
Ongeveer 5-10% van de inlaatlucht moet van de
voorzijde komen.
De geschatte hoeveelheid inlaatlucht is voor
•
MR8: 0 m³, MR9: 10 m³, voor MR10: 20 m³, voor
MR11: 20 m³, voor MR12: 40 m³.
AANWIJZING!
MR8 zuigt geen lucht aan vanaf de
voorzijde.
5Verzeker u ervan dat er geen deeltjes in de lucht
aanwezig zijn die het koellichaam kunnen
blokkeren.
6Plaats de kast naast de muur of bevestig de
kanaaladapterflenzen aan het luchtkanaal.
Bevestig niets aan andere delen van de
•
frequentieregelaar, behalve de witte flens die u
in de afbeelding ziet.
7Dicht de openingen goed af.
4
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
50
50
258
252
202
252
202
1939
MONTAGE VACON · 51
LET OP!
Als u behalve de kanaaladapterflenzen ook lange luchtkanalen gebruikt, moet u
een kanaalventilator of een vergelijkbaar product gebruiken om tegendruk te
voorkomen. Tegendruk heeft een nadelige invloed op de prestaties van de
frequentieregelaar en moet dan ook worden voorkomen.
AANWIJZING!
De standaard basissokkel is 100 mm hoog, de optionele basissokkel (+CHPH) is 200
mm hoog.
Afb. 31: Afmetingen voor de backchannelkoeling, MR8
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
4
50
402
50
258
202
402
202
1935
VACON · 52MONTAGE
Afb. 32: Afmetingen voor de backchannelkoeling, MR9 en MR10
Er zijn geen backchannels nodig voor de extra kastsecties. Een uitzondering daarop is de
extra kastsectie van het optionele sinusfilter: die is voorzien van backchannelkoeling.
MR11 en MR12 hebben twee backchannels.
4
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
C
C
D
B
A
+POCM
+PODU
+DBIN
+CICO
W1V1U1PE
3~
M
L1 L2 L3
U V WPE
DC+/R +
DC-
R-
TX
STO
+COSI
U V W
+CIFD
/+CIFU
U V W
PEL1 L2 L3
VOEDINGSKABELS VACON · 53
5VOEDINGSKABELS
5.1DIMENSIONERING EN KEUZE VAN KABELS
5.1.1HOOFDCIRCUITSCHEMA'S VAN DE KAST
Afb. 33: Hoofdcircuitschema van de kast, MR8-MR10
A.Hoofdkast
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
B. Sinusfilterkast
C. PE-bus
5
C
C
E
D
FF
D
AA
BB
+POCM
+PODU
+POCM
+PODU
+DBIN
+DBIN
+CICO
W1V1U1PE
3~
M
L1 L2 L3
U V WPE
PU1
DC+/R +
DC-
R-
TX
STO
+COSI
1U
1V 1W
+CIFD
/+CIFU
1U 1V 1W
+CICO
L1
L2
L3
U V WPE
PU2
DC+/R+
DC-
R-
TX
STO
+COSI
2U
2V 2W
+CIFD
/+CIFU
2U 2V 2W
1DC+
1DC-
2DC+
2DC-
1R-
2R-
PE1L1 1L2 1L3
1L1 1L2 1L32L1 2L2 2L3
135135
24
6
U1 V1 W1
U2 V2 W2
U1 V1 W1
U2 V2 W2
U1 V1 W1
U2 V2 W2
U1 V1 W1
U2 V2 W2
12
2
46
1
35
24
6
2
46
1
35
2L1 2L2 2L3
VACON · 54VOEDINGSKABELS
D. Remweerstand (niet meegeleverd)
Afb. 34: Hoofdcircuitschema van de kast, MR11 en MR12
A.Hoofdkast
B. Sinusfilterkast
C. PE-bus
D. Remweerstand (niet meegeleverd)
E.Symmetrische motorkabels. De kabels
moeten even lang zijn als de kabels van
de vermogenseenheid naar een
gemeenschappelijk koppelpunt.
F.Alleen in MR12
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
A
Y
D
Y
M
B
A
333
3
3
-F1
3
-FC1-TA1-T1
B
A
3
33
3
3
-F1
3
-FC1.1-TA1.1
3
3
3
-F1
3
-FC1.2-TA1.2
-T
VOEDINGSKABELS VACON · 55
De minimumlengte van motorkabels vanuit de vermogenseenheid naar een
gemeenschappelijk koppelpunt bedraagt 10 m. Bij gebruik van een du/dt-filter kunnen de
kabels korter dan 10 m zijn.
Afb. 35: 12-pulsaansluiting van MR11 en MR12
A.MR12-frequentieregelaar
Het is met de MR11 en MR12 ook mogelijk een 12-pulsaansluiting te gebruiken om de
harmonischen aan de voedingskant van de frequentieregelaar te beperken. In de 12pulsaansluiting zijn parallelle frequentieregelaars via kabels verbonden aan de secundaire
transformatorwikkelingen, met een faseverschuiving van 30 graden.
5.1.2KABELS EN ZEKERINGEN
Afb. 36: Locatie van de zekeringen, MR8-MR10
A.NetzekeringenB. Kast
Afb. 37: Locatie van de zekeringen, MR11 en MR12
A.NetzekeringenB. Kast
5.1.3DIMENSIONERING VAN KABELS EN ZEKERINGEN, IEC
We adviseren het gebruik van zekeringtype gG/gL (IEC 60269-1) voor netzekeringen (-F1).
Gebruik alleen zekeringen met een nominale spanning die voldoende is voor de netspanning.
Gebruik geen hogere zekeringswaarden dan aanbevolen in Tabel 11.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
5
VACON · 56VOEDINGSKABELS
AANWIJZING!
De overstroombeveiliging van parallelle kabels moet worden uitgevoerd met
afzonderlijke zekeringen.
De aanspreektijd van de zekering moet minder dan 0,4 seconden zijn. De aanspreektijd stemt
overeen met het zekeringtype en de impedantie van het voedingscircuit.
De tabel toont ook welke gangbare typen symmetrisch afgeschermde koper- of
aluminiumkabels gebruikt kunnen worden met de frequentieregelaar.
AANWIJZING!
De aangegeven netkabel- en zekeringwaarden zijn geschikt voor een kabellengte
tot 100 m, met een netstroom IK = 20 kA.
De frequentieregelaar moet worden uitgerust met snelle zekeringen van het type aR (-FC1)
(zie Tabel 13, Tabel 14, Tabel 15 en Tabel 16). Gebruik geen andere zekeringen.
De kabelafmetingen voldoen aan de vereisten van EN 60204-1 en IEC 60364-5-52: 2001.
De kabels hebben een isolatie van pvc.
•
De maximaal toelaatbare omgevingstemperatuur is +30 °C.
•
De maximale oppervlaktetemperatuur van de kabel is +70 °C.
•
Het maximumaantal parallelle kabels in een laddergoot is 9 naast elkaar.
•
Raadpleeg bij het selecteren van de kabelafmetingen in andere situaties de lokale
veiligheidsvoorschriften, de ingangsspanning en de belastingsstroom van de
frequentieregelaar.
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VOEDINGSKABELS VACON · 57
Tabel 11: Aanbevolen kabels en zekeringen voor 380-500 V (IEC)
Behuizingsg
rootte
MR8
MR9A
MR9B0386 5385400
TypeIL [A]Netzekering
0140 5140160
0170 5170200
0205 5205250
0261 5261315
0310 5310355
0385 5385400
(gG/gL) [A]
Net- en motorkabel
(Cu/AI) [mm²]
(3x70+35) (Cu)
(3x95+29) (Al)
(3x95+50) (Cu)
(3x150+41) (Al)
(3x120+70) (Cu)
(3x185+57) (Al)
(3x185+95) (Cu)
2x(3x120+41) (Al)
2x(3x95+50) (Cu)
2x(3x120+41) (Al)
(3x120+70) (Cu)
2x(3x185+57) (Al)
2x(3x120+70) (Cu)
2x(3x185+57) (Al)
Voedings-
en
motorkabel
klemmen,
boutmaat
M8M8
M8M8
M8M8
M10M8
M10M8
M10M8
M12M8
Aardklem,
boutmaat
MR10
MR11
0460 5460500
0520 5520630
0590 5590630
0651 56502 x 355
0731 57302 x 400
2x(3x150+70) (Cu)
2x(3x240+72) (Al)
2x(3x185+95) (Cu)
3x(3x150+41) (Al)
2x(3x240+120) (Cu)
3x(3x185+57) (Al)
4x(3x95+50) (Cu)
4x(3x120+41) (Al)
4x(3x95+50) (Cu)
4x(3x150+41) (Al)
M12M8
M12M8
M12M8
M10M8
M10M8
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
5
VACON · 58VOEDINGSKABELS
Tabel 11: Aanbevolen kabels en zekeringen voor 380-500 V (IEC)
Behuizingsg
rootte
MR12
TypeIL [A]Netzekering
(gG/gL) [A]
0650 56502 x 355
0730 57302 x 400
0820 58202 x 500
0920 59202 x 500
1040 510402 x 630
1180 511802 x 630
Net- en motorkabel
(Cu/AI) [mm²]
4x(3x95+50) (Cu)
4x(3x120+41) (Al)
4x(3x95+50) (Cu)
4x(3x150+41) (Al)
4x(3x120+70) (Cu)
4x(3x185+57) (Al)
4x(3x150+70) (Cu)
4x(3x240+72) (Al)
4x(3x185+95) (Cu)
6x(3x150+41) (Al)
4x(3x240+120) (Cu)
6x(3x185+57) (Al)
Voedings-
en
motorkabel
klemmen,
boutmaat
M12M8
M12M8
M12M8
M12M8
M12M8
M12M8
Aardklem,
boutmaat
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VOEDINGSKABELS VACON · 59
Tabel 12: Aanbevolen kabels en zekeringen voor 525-690 V (IEC)
Behuizingsg
rootte
MR8
MR9A
MR9B0262 7261315
TypeIL [A]Netzekering
0080 780100
0100 7100125
0125 7125160
0144 7144160
0170 7170200
0208 7208250
(gG/gL) [A]
Net- en motorkabel
(Cu/AI) [mm²]
3x35+16 (Cu)
3x50+21 (Al)
3x50+25 (Cu)
3x70+21 (Al)
3x70+35 (Cu)
3x95+29 (Al)
3x70+35 (Cu)
3x120+41 (Al)
3x95+50 (Cu)
3x150+41 (Al)
3x120+70 (Cu)
3x185+57 (Al)
3x185+95 (Cu)
2x(3x95+29) (Al)
Voedings-
en
motorkabel
klemmen,
boutmaat
M8M8
M8M8
M8M8
M10M8
M10M8
M10M8
M10M8
Aardklem,
boutmaat
MR10
MR11
0261 7261315
0325 7325355
0385 7385400
0416 7416450
0461 74602 x 315
0521 75202 x 315
3x185+95 (Cu)
2x(3x95+29) (Al)
3x240+120 (Cu)
2x(3x120+41) (Al)
2x(3x120+70) (Cu)
2x(3x185+57) (Al)
2x(3x120+70) (Cu)
2x(3x185+57) (Al)
2x(3x150+70) (Cu)
2x(3x240+72) (Al)
2x(3x185+95) (Cu)
4x(3x95+29) (Al)
M12M8
M12M8
M12M8
M12M8
M10M8
M10M8
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
5
VACON · 60VOEDINGSKABELS
Tabel 12: Aanbevolen kabels en zekeringen voor 525-690 V (IEC)
Behuizingsg
rootte
MR12
TypeIL [A]Netzekering
(gG/gL) [A]
0460 74602 x 315
0520 75202 x 315
0590 75902 x 315
0650 76502 x 355
0750 77502 x 400
0820 78202 x 425
Net- en motorkabel
(Cu/AI) [mm²]
2x(3x150+70) (Cu)
2x(3x240+72) (Al)
2x(3x185+95) (Cu)
4x(3x95+29) (Al)
4x(3x70+35) (Cu)
4x(3x120+41) (Al)
4x(3x95+50) (Cu)
4x(3x150+41) (Al)
4x(3x120+70) (Cu)
4x(3x150+41) (Al)
4x(3x120+70) (Cu)
4x(3x185+57) (Al)
Voedings-
en
motorkabel
klemmen,
boutmaat
M12M8
M12M8
M12M8
M12M8
M12M8
M12M8
Aardklem,
boutmaat
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
5.1.4DIMENSIONERING VAN KABELS EN ZEKERINGEN, NOORD-AMERIKA
De ingebouwde kortsluitbeveiliging biedt geen bescherming voor het aftakcircuit waarop de
frequentieregelaar is aangesloten. Raadpleeg de lokale elektriciteitsvoorschriften om te
voorzien in een aftakcircuitbeveiliging.
We adviseren de zekeringklasse T of J (UL & CSA) om te voorzien in een
aftakcircuitbeveiliging. De nominale spanning van de zekering moet worden afgestemd op
die van het net. Let ook op ter plaatse geldende voorschriften, installatieomstandigheden en
kabelspecificaties. Gebruik geen hogere zekeringswaarden dan aanbevolen in Tabel 17.
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VOEDINGSKABELS VACON · 65
In plaats van zekeringen van klasse T of J kunt u de aftakcircuitbeveiliging ook realiseren
met een in de lokale elektriciteitsvoorschriften vermelde circuitbreaker.
De kabelafmetingen moeten voldoen aan de lokale elektriciteitsvoorschriften.
Raadpleeg de lokale elektriciteitsvoorschriften voor belangrijke informatie over de eisen die
worden gesteld aan de aardgeleider.
Raadpleeg de instructies van lokale elektriciteitsvoorschriften voor de correctiefactoren bij
de verschillende temperaturen.
De UL-goedkeuring geldt voor een ingangsspanning tot 600 V.
Tabel 17: De aanbevolen kabels en kabelschoenen bij 380-500 V (NAM)
Behuizingsgro
otte
MR8
MR9A
MR9B0386 53852x(3x262+3x6)LCAX250-12-XLCAX6-56-L
MR10
MR11
TypeIL (A)Net- en
motorkabel (Cu)
[AWG/kcmil]
0140 5140(3x2/0+3x10)LCAX2/0-38-XP10-56R-L
0170 5170(3x4/0+3x8)LCAX4/0-38-XLCAX8-56-L
0205 5205(3x262+3x6)LCAX250-38-XLCAX6-56-L
0261 52612x(3x2/0+3x10)LCAX2/0-38-XP10-56R-L
0310 53102x(3x4/0+3x8)LCAX4/0-38-XLCAX8-56-L
0385 53852x(3x262+3x6)LCAX250-12-XLCAX6-56-L
0460 54602x(3x313+3x6)LCAX300-12-6LCAX6-56-L
0520 55202x(3x373+3x6)LCAX350-12-6LCAX6-56-L
0590 55903x(3x262+3x6)LCAX250-12-XLCAX6-56-L
0651 56504x(3x4/0+3x8)LCAX4/0-12-XLCAX8-56-L
0731 57304x(3x4/0+3x8)LCAX4/0-12-XLCAX8-56-L
Net- en
motorkabelaansl
uiting,
onderdeelnumme
r Panduit-klem.
Maten aardklem,
kabelschoen
bout en
0650 56504x(3x4/0+3x8)LCAX4/0-12-XLCAX8-56-L
0730 57304x(3x4/0+3x8)LCAX4/0-12-XLCAX8-56-L
0820 58204x(3x262+3x6)LCAX250-12-XLCAX6-56-L
MR12
0920 59204x(3x313+3x6)LCAX300-12-6LCAX6-56-L
1040 510404x(3x373+3x6)LCAX350-12-6LCAX6-56-L
1180 511806x(3x262+3x6)LCAX250-12-XLCAX6-56-L
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
5
VACON · 66VOEDINGSKABELS
Tabel 18: De aanbevolen kabels en kabelschoenen voor 525-690 V (NAM)
Behuizingsgro
otte
MR8
MR9A
MR9B0262 72612x(3x2/0+3x10)LCA2/0-12-XP10-56R-L
MR10
TypeIL (A)Net- en
motorkabel (Cu)
[AWG/kcmil]
0080 780(3x2+3x10)LCAX2-38-EP10-56R-L
0100 7100(3x1+3x10)LCAX1-38-XP10-56R-L
0125 7125(3x2/0+3x10)LCAX2/0-38-XP10-56R-L
0144 7144(3x4/0+3x8)LCAX4/0-38-XLCAX8-56-L
0170 7170(3x4/0+3x8)LCAX4/0-38-XLCAX8-56-L
0208 72082x(3x1+3x10)LCAX1-38-XP10-56R-L
0261 72612x(3x2/0+3x10)LCA2/0-12-XP10-56R-L
0325 73252x(3x4/0+3x8)LCAX4/0-12-XLCAX8-56-L
0385 73852x(3x262+3x6)LCAX250-12-XLCAX6-56-L
0416 74162x(3x262+3x6)LCAX250-12-XLCAX6-56-L
Net- en
motorkabelaansl
uiting,
onderdeelnumme
r Panduit-klem.
Maten aardklem,
kabelschoen
bout en
MR11
MR12
0461 74604x(3x1/0+3x10)LCAX1/0-12-XP10-56R-L
0521 75204x(3x2/0+3x10)LCAX2/0-12-XP10-56R-L
0460 74604x(3x1/0+3x10)LCAX1/0-12-XP10-56R-L
0520 75204x(3x2/0+3x10)LCAX2/0-12-XP10-56R-L
0590 75904x(3x4/0+3x8)LCAX4/0-12-XLCAX8-56-L
0650 76504x(3x4/0+3x8)LCAX4/0-12-XLCAX8-56-L
0730 77304x(3x4/0+3x8)LCAX4/0-12-XLCAX8-56-L
0820 78204x(3x262+3x6)LCAX250-12-XLCAX6-56-L
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
Een van de kabelgeleiders wordt niet aangesloten. Gebruik een symmetrisch afgeschermde
kabel van hetzelfde type als de net- en motorkabels.
AANWIJZING!
De verschillende VACON® 100 toepassingen hebben verschillende functies. De
VACON® 100 FLOW biedt bijvoorbeeld geen ondersteuning voor de functies
dynamisch remmen en remmen met een remweerstand.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
Een van de kabelgeleiders wordt niet aangesloten. Gebruik een symmetrisch afgeschermde
kabel van hetzelfde type als de net- en motorkabels.
AANWIJZING!
De verschillende VACON® 100 toepassingen hebben verschillende functies. De
VACON® 100 FLOW biedt bijvoorbeeld geen ondersteuning voor de functies
dynamisch remmen en remmen met een remweerstand.
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
L1 L2 L3 U V W
B
A
C
E
F
G
D
VOEDINGSKABELS VACON · 71
5.3VOORBEREIDEN VAN DE BEKABELING
Controleer voordat u begint of alle componenten van de frequentieregelaar vrij zijn van
•
spanning. Lees zorgvuldig de waarschuwingen in hoofdstuk 2 Veiligheid.
Zorg dat de motorkabels ver genoeg van de andere kabels liggen.
•
De motorkabels moeten andere kabels kruisen met een hoek van 90 graden.
•
Laat de motorkabels voor zover mogelijk niet over langere afstanden parallel aan andere
•
kabels lopen.
A.Voedingskabels
B. Motorkabels
C. Aardleiding
D. Trekontlasting
Gebruik alleen motorkabels
•
De maximale lengte van afgeschermde motorkabels bedraagt 200 m zonder sinusfilter
•
met symmetrische EMC-afscherming.
E.Aardklem voor de kabelafscherming,
360° geaard
F.Besturingskabel
G. Aardingsrail van de besturingskabel
(MR8–MR12).
Als controle van de kabelisolatie nodig is, lees dan hoofdstuk 7.3 voor instructies.
•
Houd de minimumafstanden aan als de motorkabels parallel lopen aan andere kabels.
•
De opgegeven minimumafstanden gelden ook voor de afstand tussen motorkabels en
•
signaalkabels van andere systemen.
Tabel 23: De minimumafstand tussen kabels die parallel lopen aan andere kabels over
langere afstanden
Afstand tussen kabels, [m]Lengte van de afgeschermde kabel [m]
0.3≤ 50
1.0≤ 200
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
5
A
B
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
C
P
O
VACON · 72VOEDINGSKABELS
5.4KABELINSTALLATIE IN MR8-MR12
Afb. 38: De indeling binnen in de MR8, zonder beschermkappen
A.Uitlaatluchtrooster
B. Stuurconnector van vermogenseenheid
C. EMC-jumpers
D. Optionele contactor
E.Optionele hoofdschakelaar en de
zekeringen
F.Netkabelklemmen
G. Aarding rondom (360 graden)
H. PE-rail
I.Inlaatluchtrooster
J.Aansluitklemmen voor optionele +CAPU
K. Motorkabelklemmen met optioneel
common-modefilter en/of optioneel
du/dt-filter
L.Optionele CAPT en CPIF
M. Motorkabelklemmen zonder optioneel
common-modefilter en/of optioneel
du/dt-filter
N. Interne ventilator voor IP 54
O. Hoofdventilator
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VOEDINGSKABELS VACON · 73
P.Kabelinvoerplaat voor stuurkabels
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
5
A
B
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
C
P
O
VACON · 74VOEDINGSKABELS
Afb. 39: De indeling binnen in de MR9, zonder beschermkappen
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VOEDINGSKABELS VACON · 75
A.Uitlaatluchtrooster
B. Stuurconnector van vermogenseenheid
C. EMC-jumpers
D. Optionele contactor
E.Optionele hoofdschakelaar en de
zekeringen
F.Netkabelklemmen
G. Aarding rondom (360 graden)
H. PE-rail
I.Inlaatluchtrooster
J.Aansluitklemmen voor optionele +CAPU
K. Motorkabelklemmen met optioneel
common-modefilter en/of optioneel
du/dt-filter
L.Optionele CAPT en CPIF
M. Motorkabelklemmen zonder optioneel
common-modefilter en/of optioneel
du/dt-filter
N. Interne ventilator voor IP 54
O. Hoofdventilator
P.Kabelinvoerplaat voor stuurkabels
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
5
A
B
D
E
F
GH
I
J
C
L
K
VACON · 76VOEDINGSKABELS
Afb. 40: De indeling binnen in de MR10, zonder beschermkappen
A.Uitlaatluchtrooster
B. Stuurconnector van vermogenseenheid
C. EMC-jumper (achter de afdekkingen)
D. Optionele hoofdschakelaar en de
zekeringen
E.Netkabelklemmen
G. PE-rail
H. Inlaatluchtrooster
I.Aansluitklemmen voor optionele +CAPU
J.Motorkabelklemmen
K. Serviceklep en hoofdventilator eronder
L.Kabelinvoerplaat voor stuurkabels
F.Aarding rondom (360 graden)
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
E
G
D
C
AB
F
VOEDINGSKABELS VACON · 77
Afb. 41: De indeling binnen in de MR11, zonder beschermkappen
A.Vermogenseenheid 1
B. Vermogenseenheid 2
C. Optische kabels
D. Connector voor kabel van
besturingseenheid (in
E.Aansluiting voor optionele
zekeringschakelaar
F.DC-tussenkringaansluiting
G. Hulpspanningstransformator
vermogenseenheid 1)
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
5
B
C
A
D
F
G
E
VACON · 78VOEDINGSKABELS
Afb. 42: De indeling binnen in de MR12, zonder beschermkappen
A.Vermogenseenheid 1
B. Vermogenseenheid 2
C. Optische kabels
D. Connector voor kabel van
E.Aansluiting voor optionele
zekeringschakelaar
F.DC-tussenkringaansluiting
G. Hulpspanningstransformator
besturingseenheid (in
vermogenseenheid 1)
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VOEDINGSKABELS VACON · 79
DE KABELS INSTALLEREN
1Open de kastdeur.
2Verwijder de aansluiting voor de
zekeringschakelaar als u een MR12 met optionele
zekeringschakelaar hebt.
3Verwijder de afdekkingen van de
frequentieregelaar.
4Snijd bij de IP 54-uitvoering de doorvoertules open
en voer de kabels erdoorheen.
Snijd de doorvoertules niet verder open dan
a)
nodig is voor de kabels die u gebruikt.
Alleen IP 54
5Plaats de kabels.
6Strip de motorkabel en de netkabel.
Houd de aardgeleider zo kort mogelijk, maar
a)
wel zo lang dat die tot de aardingsrail komt.
7Strip de remweerstandkabel.
Houd de aardgeleider zo kort mogelijk, maar
a)
wel zo lang dat die tot de aardingsrail komt.
8Sluit de gestripte kabels aan.
Sluit de fasegeleiders van de netkabel en de
a)
motorkabel aan op de juiste klemmen. Bij
gebruik van een remweerstandkabel moet u
ook de geleiders van die kabel op de juiste
klemmen aansluiten.
Sluit de aardgeleider van elke kabel op een
b)
aardklem aan met een aardingsbeugel voor de
aardgeleider.
Zorg ervoor dat de externe aardgeleider
c)
verbonden is met de aardingsrail. Zie
hoofdstuk 2.4 Aarding en aardfoutbeveiliging.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
5
A
C
B
VACON · 80VOEDINGSKABELS
9Als u meer kabels op dezelfde connector aansluit,
plaatst u de kabelschoenen op elkaar.
De afbeelding toont de aansluiting in MR8, MR9
•
en MR11.
A.Eerste kabelschoen
B. Tweede kabelschoen
C. Connector
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
A
B
C
1.2.
3.
4.
D
E
A
C
B
D
F
VOEDINGSKABELS VACON · 81
10Als u meer kabels op dezelfde connector aansluit,
plaatst u de kabelschoenen op elkaar.
De afbeeldingen tonen de aansluiting in MR10
•
en MR12.
De bouthouder van de connector houdt de bout
•
in positie wanneer u de moer draait.
A.Bouthouder van de connector
B. Eerste kabelschoen
C. Connector
D. Tweede kabelschoen
A.Bouthouder van de connector
B. Eerste kabelschoen
C. Connector
D. Tweede kabelschoen
E.Verbindingsmof
F.Derde kabelschoen
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
5
B
A
VACON · 82VOEDINGSKABELS
11Zorg dat de afscherming van alle 3 kabels blootligt
om een 360°-aansluiting naar de metalen
aardingsbeugel voor de kabelafscherming te
realiseren.
IP 21
IP 54
A.Aardingsbeugel voor
kabelafscherming
B. Afscherming van de kabel
12Bevestig eerst de klemafdekking en vervolgens de
afdekking van de uitbreidingskast.
13Sluit de kastdeur.
5
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
VOEDINGSKABELS VACON · 83
14Zorg ervoor dat u de aardgeleider aansluit op de
motor en op de klemmen die zijn gemarkeerd met
.
Volg de instructies in hoofdstuk 2.4 Aarding en
a)
aardfoutbeveiliging op om te voldoen aan de
vereisten van EN 61800-5-1.
Tabel 24: Aanhaalmomenten van de klemmen, MR8-MR12
Behuizi
ngsgroo
tte
MR8
MR9
MR10
MR11
MR12
Type
0140 5-0205 5
0080 7-0125 7
0261 5-0386 5
0144 7-0262 7
0385 5-0590 5
0261 7-0416 7
0651 5-0731 5
0461 7-0521 7
0650 5-1180 5
0460 7-0820 7
Aanhaalmoment: klemmen voor neten motorkabels
[Nm]lb-in[Nm]lb-in
30-44 *266-389 *20177
30-44 *266-389 *20177
55-70490-62020177
40-44 *266-389 *20177
55-70490-62020177
* = Tegenkoppel is vereist voor de netkabelklemmen.
Aanhaalmoment: aardklemmen
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
5
VACON · 84BESTURINGSCOMPARTIMENT
6BESTURINGSCOMPARTIMENT
6.1HET BESTURINGSCOMPARTIMENT VAN DE IN EEN KAST GEPLAATSTE
FREQUENTIEREGELAAR
De in een kast geplaatste frequentieregelaar heeft een aan de deur bevestigd
besturingscompartiment, gescheiden van de kastsectie, voor de aansluitklemmen voor de
net- en motorkabels. Het besturingscompartiment is toegankelijk via een aparte deur op de
kastdeur.
Aan de binnenzijde van de deur van het besturingscompartiment vindt u de
bestellingspecifieke documentatie.
Zorg ervoor dat de stuurkabels voldoende lang zijn om te voorkomen dat de kabels sterk
gebogen worden tussen het besturingscompartiment en het frame van de
frequentieregelaar.
In het besturingscompartiment vindt u het volgende:
besturingseenheid
•
bedieningspaneel
•
optiekaarten
•
optionele hulpcomponenten en de bijbehorende bedrading
•
aansluitklemmen voor interne verbindingen
•
aansluitklemmen voor stuurkabels
•
bestellingspecifieke documentatie (aan de binnenzijde van de deur)
•
optionele knoppen en signaallampjes (op de deur)
•
Sluit de kabels van de optiekaarten OPTB2, OPTB4, OPTB5, OPTF3 en OPTF4 (afhankelijk van
de configuratie van de frequentieregelaar) standaard aan op de aansluitklemmen voor de
stuurkabels –XD2 op het besturingscompartiment.
Sluit de kabels van de veldbuskaarten niet aan op de -XD2-klemmen, maar rechtstreeks op
de stuurklemmen of de Ethernet-aansluiting op de besturingseenheid. Sluit de kabels voor
de analoge signalen (bijvoorbeeld referentiesignalen en temperatuursignalen) en de
veldbuskabels rechtstreeks aan op de juiste optiekaart.
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
Afb. 43: De signalen van de stuurklemmen op de standaard-I/O-kaart met een aansluitvoorbeeld.
Als u bij uw bestelling de optiecode +SBF4 opgeeft, wordt relaisuitgang 3 vervangen door een
thermistoringang.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
1 23 45 678 9 10 11 12 13
40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
-XD2
50 51 52
VACON · 86BESTURINGSCOMPARTIMENT
* = U kunt de digitale ingangen met een DIP-switch isoleren van de aarde.
Afb. 44: De markeringen van de verlengde I/O-klemmen
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
A
B
C
J
E
F
H
I
G
D
BESTURINGSCOMPARTIMENT VACON · 87
Afb. 45: Stuurkabels van de in een kast geplaatste frequentieregelaar
A.I/O-bekabeling via bovenzijde
B. I/O-bekabeling via onderzijde
C. Kabelplaat met ruimte voor
kabelbinders
D. Kabeldrager
E.Kabelkanalen
G. Elektrisch geleidende montageplaat voor
besturing
H. Aardingsplaat van de klant
I.Aansluitklemmen voor stuurkabels
(standaard)
J.Aardklemmen voor kabelafscherming
F.Vrij te gebruiken verlengde I/O-klemmen
(+CTID)
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
CBA
D
I
K
L
M
N
O
P
Q
R
J
E
GH
F
S
VACON · 88BESTURINGSCOMPARTIMENT
Afb. 46: Componenten van het besturingscompartiment van de kast
A.Isolatiefoutsensor (+CPIF)
B. 24 V DC-voeding (+CAPD)
C. Noodstop Cat 1 (+CPS1)
D. MCB's voor hulpapparatuur
E.Besturingseenheid
F.230 V AC-contact (+CAPS)
G. Vrij te gebruiken verlengde I/O-klemmen
(+CTID)
H. Aansluitklemmen voor stuurkabels
(standaard)
I.Bedieningspaneel
J.Noodstopknop (+CPS0, +CPS1, +CPSB)
K. Noodstopresetknop (+CPS1)
L.Fout-signaallampje (+CDLP)
M. In-bedrijf-signaallampje (+CDLP)
N. Gereed-signaallampje (+CDLP)
O. Resetknop (+CDLP)
P.0-1-startschakelaar (+CICO)
Q. Isolatiefout (+CPIF)
R. Typeplaatje van de frequentieregelaar,
de optiecodes en het serienummer
S.Hulprelais voor
overtemperatuurbewakingscircuit voor
kast en sinusfilter (+COSI en/of MR9,
MR11 en MR12)
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
C
D
B
A
BESTURINGSCOMPARTIMENT VACON · 89
6.2AANSLUITING VELDBUS
U kunt de frequentieregelaar met behulp van een RS485- of Ethernet-kabel aansluiten op
een veldbus. Bij gebruik van een RS485-kabel sluit u die aan op klem A en B van de
standaard-I/O-kaart. Bij gebruik van een Ethernet-kabel sluit u die aan op de Ethernetaansluiting onder de afdekking van de frequentieregelaar.
Afb. 47: Ethernet- en RS485-aansluitingen
A.RS485-aansluiting A = data B. RS485-aansluiting B = data +
C. Ethernet-aansluiting
D. Stuurklemmen
6.2.1INTERNE VELDBUSSEN IN VACON® 100 PRODUCTEN
De VACON® 100 productfamilie biedt interne ondersteuning voor vier Ethernet-veldbussen:
Modbus TCP/UDP
•
BACnet IP
•
PROFINET IO (+FBIE-licentie vereist)
•
EtherNet/IP (+FBIE-licentie vereist)
•
Omdat er slechts één Ethernet-poort aanwezig is, kunnen de Ethernet-veldbussen worden
aangesloten in netwerken met een stertopologie.
De RJ45-connector voor de VACON® 100 familie heeft geen leds voor toerental of activiteit.
In plaats daarvan is er één led in het midden van de frequentieregelaar. De led is alleen
zichtbaar als de afdekkingen zijn verwijderd. De led werkt als volgt:
Led is gedimd (donker) wanneer de poort is aangesloten op een 10 Mbit/s-netwerk.
•
Led is geel wanneer de poort is aangesloten op een 100 Mbit/s-netwerk.
•
Led is gedimd (donker) wanneer de poort is aangesloten op een 1000 Mbit/s-netwerk. De
•
frequentieregelaar biedt geen ondersteuning voor 1000 Mbit/s-Ethernet; er is dus geen
communicatie.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
VACON · 90BESTURINGSCOMPARTIMENT
De VACON® 100 productfamilie biedt interne ondersteuning voor drie RS485-veldbussen:
Modbus RTU
•
BACnet MSTP
•
Metasys N2
•
6.2.2ALGEMENE BEKABELINGSINSTRUCTIES VOOR VELDBUS
Gebruik in het netwerk uitsluitend componenten die voldoen aan de industriële normen en
vermijd complexe structuren, om de responstijd en het aantal incorrecte verzendingen tot
een minimum te beperken. De vereisten voor commerciële bekabelingscomponenten zijn
gespecificeerd in sectie 8-8 van de normen van de ANSI/TIA/EIA-568-B-serie. Het gebruik
van commerciële componenten kan leiden tot lagere systeemprestaties. Het gebruik van
dergelijke producten of componenten kan leiden tot suboptimale prestaties in industriële
regeltoepassingen.
6.2.2.1Algemene bekabelingsinstructies voor Ethernet
Gebruik uitsluitend afgeschermde kabels van categorie CAT5e of CAT6.
Tabel 25: Aanbevolen kabelafscherming
Aanbevolen volgordeKabel
1Afgeschermde en met folie omwikkelde gedraaide paren
(S/FTP) CAT5e of CAT6
2Afgeschermde gedraaide paren (STP) CAT5e of CAT6
3Met folie omwikkelde gedraaide paren (S/FTP) CAT5e of
CAT6
4Niet-afgeschermde gedraaide paren (UTP) CAT5e of CAT6
Gebruik standaard Ethernet 100 Mbit pinout-connectoren Gebruik een afgeschermde RJ45stekker met een maximumlengte van 40 mm (1,57 in).
De maximumlengte van de CAT5e- of CAT6-kabel tussen twee RJ45-poorten is 100 meter. U
kunt kabels met een specifieke lengte kopen of kabel in bulk kopen en de connectoren bij de
inbedrijfstelling monteren. Volg de instructies van de fabrikant op als u de connectoren
handmatig monteert. Als u de kabels zelf klaarmaakt, zorg er dan voor dat u het juiste
krimpgereedschap gebruikt en voorzichtig te werk gaat. De individuele contacten van de
RJ45-aansluiting worden toegewezen volgens de T568-B-standaard.
Voor standaard gebruik is het belangrijk dat de RJ45-connectoren in de kabel (of de
connectoren die worden gemonteerd) de kabelafscherming verbinden met het
aardingsniveau van de Ethernet-klem in de frequentieregelaar.
6.2.2.2Algemene bekabelingsinstructies voor RS485
Gebruik uitsluitend afgeschermde kabels met signaaldraden met gedraaide paren.
We adviseren bijvoorbeeld de volgende kabels:
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
BESTURINGSCOMPARTIMENT VACON · 91
Lapp Kabel UNITRONICR BUS LD FD P A, onderdeelnummer 2170813 of 2170814
•
Belden 9841
•
Gebruik een stekker van 2,5 mm² (AWG13).
De theoretische maximale kabellengte hangt af van de baudsnelheid. Zie onderstaande tabel
met suggesties voor maximale kabellengtes.
Tabel 26: Kabellengtes voor RS485
Baudsnelheid (kbit/s)Lengte van lijn A (m)Lengte van lijn B (m)
9,612001200
19,212001200
93,7512001200
187,51000600
500400200
1500200-
3000-12000100-
6.2.2.3Kabelroute
Het is belangrijk dat veldbuskabels gescheiden worden gehouden van motorkabels. De
aanbevolen minimumafstand is 300 mm. Voorkom dat veldbuskabels en motorkabels elkaar
kruisen. Als dat niet mogelijk is, moeten de veldbuskabels andere kabels kruisen onder een
hoek van 90°.
Afgeschermde veldbus- en stuurkabels kunnen parallel worden gelegd. Installeer een
geaarde metalen kabelgoot rond de veldbus- en stuurkabelroute om te voorzien in extra
afscherming.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
A
B
≥ 300 mm
90°
VACON · 92BESTURINGSCOMPARTIMENT
Afb. 48: Aanleg van de motor- en veldbuskabels
A.Motorkabels
B. Veldbuskabels
Gebruik voor de installatie kabels met de juiste lengte. Als u kabellengte overhoudt, plaats
die dan op een ruisvrije locatie. Meerdere kabelwikkelingen met een grote omtrek werken
als een antenne (zie Afb. 49).
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
B
A
BESTURINGSCOMPARTIMENT VACON · 93
Afb. 49: Een aanleg die een antenne vormt. Ruis maakt verbinding met de veldbuskabel en kan
communicatieproblemen veroorzaken.
A.Motorkabels
B. Veldbuskabels
Afb. 50: Voorbeeld van correcte aanleg van een te lange veldbuskabel. Zorg ervoor dat u de kabel
niet te sterk buigt of over hetzelfde pad laat zigzaggen, om breken van de afscherming te
voorkomen.
6.2.2.4Trekontlasting
Installeer de kabel met trekontlasting als er mogelijk trekspanning kan optreden. Breng de
trekontlasting van de veldbuskabels waar mogelijk niet aan op dezelfde plaats als de
aansluiting van de afscherming op aarde. Hierdoor kan de aardverbinding minder effectief
zijn. De trekspanning en trillingen kunnen ook schade aan de afscherming veroorzaken.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
CD
BA
CD
BA
VACON · 94BESTURINGSCOMPARTIMENT
6.2.3INBEDRIJFSTELLING EN BEKABELING ETHERNET
6.2.3.1De kabelafscherming aarden
Potentiaalvereffening heeft betrekking op het gebruik van metalen delen om ervoor te zorgen
dat de aardpotentiaal overal in de installatie gelijk is – de systeemaarde. Als de
aardpotentiaal van alle apparaten gelijk is, voorkomt u dat er stroom gaat lopen via routes
die niet ontworpen zijn om stroom te voeren. U kunt kabels ook efficiënt afschermen.
Een fout in de potentiaalvereffening kan leiden tot slechte of niet-werkende
veldbuscommunicatie. Het is niet eenvoudig om een fout in de potentiaalvereffening op te
sporen. Het is ook niet eenvoudig om fouten in een grote installatie te corrigeren na de
inbedrijfstelling. Het is daarom belangrijk om al in de planningsfase van de installatie aan
een goede potentiaalvereffening te denken. Ga in de inbedrijfstellingsfase zorgvuldig te werk
bij het maken van de aansluitingen voor de potentiaalvereffening.
Voer de aarding uit met een lage HF-impedantie, bijvoorbeeld via backplanemontage. Als
aardverbindingsdraden nodig zijn, gebruik dan zo kort mogelijke draden. Houd er rekening
mee dat een laklaag op metaal als isolator werkt en aarding voorkomt. Verwijder de laklaag
voordat u de aarding uitvoert.
Voor een goede potentiaalvereffening moeten de RJ45-connectoren in de kabel (of de
connectoren die worden gemonteerd) de kabelafscherming verbinden met het
aardingsniveau van de Ethernet-klem in de frequentieregelaar. De kabelafscherming kan
aan beide uiteinden op het aardingsniveau worden aangesloten via het ingebouwde RCcircuit (Afb. 51). Dat zorgt voor aarding van verstoringen en voorkomt tot op zekere hoogte
dat er stroom door de kabelafscherming gaat lopen. Gebruik een afgeschermde Ethernetkabel (S/FTP of STP) die apparaten aardt via een RJ45-connector en zo gebruikmaakt van
een ingebouwd RC-circuit in de frequentieregelaar.
Afb. 51: Aarding via het ingebouwde RC-circuit
Bij sterke verstoringen kan de kabelafscherming worden blootgelegd en vervolgens over 360
graden worden geaard (Afb. 54), rechtstreeks op de aarde van de frequentieregelaar (Afb. 52).
Afb. 52: Aarding in een omgeving met veel ruis en een goede potentiaalvereffening. Als de
potentialen op de punten A, B, C en D sterk verschillen en niet vereffend kunnen worden, snijd de
afschermingen dan door zoals aangegeven in Afb. 53.
Als de aardpotentialen van de aangesloten apparaten verschillen, kunnen
kabelafschermingen die aan beide uiteinden zijn aangesloten, ertoe leiden dat er een stroom
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
CD
BA
ABC
BESTURINGSCOMPARTIMENT VACON · 95
door de afscherming gaat lopen. Om dat te voorkomen, moet de kabelafscherming op een
punt tussen de apparaten worden onderbroken of doorgesneden. De aarding moet worden
uitgevoerd op een locatie zo dicht mogelijk bij de plaats waar de verstoringen de kabel
bereiken (Afb. 53).
Afb. 53: Aarding in een omgeving met veel ruis en een gebrekkige potentiaalvereffening.
Voorbeeld van het doorsnijden van de afscherming.
We adviseren om de kabelafscherming te aarden zoals in voorbeeld A en C (Afb. 54). Aard de
kabelafscherming niet zoals in voorbeeld B.
Afb. 54: De kabelafscherming aarden
A.Kabelklem
B. Aardklem
C. Kabelwartel
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
A
VACON · 96BESTURINGSCOMPARTIMENT
6.2.3.2Gebruik van veldbus via een Ethernet-kabel
ETHERNET-BEKABELING
1Sluit de Ethernet-kabel aan op de bijbehorende
klem.
A.Ethernet-kabel
2Plaats de afdekking van de frequentieregelaar
terug.
Raadpleeg de installatiehandleiding van het door u gebruikte type veldbus voor meer
informatie.
6.2.4INBEDRIJFSTELLING EN BEKABELING RS485
6.2.4.1De kabelafscherming aarden
Potentiaalvereffening heeft betrekking op het gebruik van metalen delen om ervoor te zorgen
dat de aardpotentiaal overal in de installatie gelijk is – de systeemaarde. Als de
aardpotentiaal van alle apparaten gelijk is, voorkomt u dat er stroom gaat lopen via routes
die niet ontworpen zijn om stroom te voeren. U kunt kabels ook efficiënt afschermen.
Een fout in de potentiaalvereffening kan leiden tot slechte of niet-werkende
veldbuscommunicatie. Het is niet eenvoudig om een fout in de potentiaalvereffening op te
sporen. Het is ook niet eenvoudig om fouten in een grote installatie te corrigeren na de
inbedrijfstelling. Het is daarom belangrijk om al in de planningsfase van de installatie aan
een goede potentiaalvereffening te denken. Ga in de inbedrijfstellingsfase zorgvuldig te werk
bij het maken van de aansluitingen voor de potentiaalvereffening.
Voer de aarding uit met een lage HF-impedantie, bijvoorbeeld via backplanemontage. Als
aardverbindingsdraden nodig zijn, gebruik dan zo kort mogelijke draden. Houd er rekening
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
CD
BA
CD
BA
ABC
BESTURINGSCOMPARTIMENT VACON · 97
mee dat een laklaag op metaal als isolator werkt en aarding voorkomt. Verwijder de laklaag
voordat u de aarding uitvoert.
In dit hoofdstuk worden de principes van het aarden van de kabelafscherming behandeld.
Houd er rekening mee dat de interne RS485-veldbus in VACON® 100 producten niet zijn
uitgerust met jumpers voor aardingsopties.
Sluit de kabelafscherming rechtstreeks aan op het frame van de frequentieregelaar (Afb. 55
en Afb. 57).
Afb. 55: Aarding in een omgeving met veel ruis en een goede potentiaalvereffening. Als de
potentialen op de punten A, B, C en D sterk verschillen en niet vereffend kunnen worden, snijd de
afschermingen dan door zoals aangegeven in Afb. 56.
Als de aardpotentialen van de aangesloten apparaten verschillen, kunnen
kabelafschermingen die aan beide uiteinden zijn aangesloten, ertoe leiden dat er een stroom
door de afscherming gaat lopen. Om dat te voorkomen, moet de kabelafscherming op een
punt tussen de apparaten worden onderbroken of doorgesneden (Afb. 56).
Bij sterke verstoringen kan de kabelafscherming worden blootgelegd en vervolgens over 360
graden worden geaard, rechtstreeks op de aarde van de frequentieregelaar (Afb. 57). Als de
in Afb. 56 getoonde aansluiting wordt gebruikt, moet de aarding worden uitgevoerd op een
locatie zo dicht mogelijk bij de plaats waar de verstoringen de kabel bereiken.
Afb. 56: Aarding in een omgeving met veel ruis en een gebrekkige potentiaalvereffening.
Voorbeeld van het doorsnijden van de afscherming.
We adviseren om de kabelafscherming te aarden zoals in voorbeeld A en C (Afb. 57). Aard de
kabelafscherming niet zoals in voorbeeld B.
Afb. 57: De kabelafscherming aarden
A.Kabelklem
C. Kabelwartel
B. Aardklem
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
10
5
15 mm
VACON · 98BESTURINGSCOMPARTIMENT
6.2.4.2Voorspanning RS485-bus
Wanneer geen enkel apparaat op de RS485-buslijn gegevens verzendt, bevinden alle
apparaten zich in een rusttoestand. In zo'n geval bevindt de busspanning zich in een
onbepaalde toestand, gewoonlijk dicht bij 0 V, vanwege de afsluitweerstanden. Dat kan
problemen veroorzaken bij de ontvangst van tekens, omdat de RS485-standaard het
spanningsinterval van -200 mV tot +200 mV als een ongedefinieerde toestand beschouwt.
Daarom is een voorspanning op de bus nodig om de spanning in de toestand '1' (boven +200
mV) te houden, ook tijdens pauzes tussen berichten.
Als het eerste en het laatste apparaat in de RS485-buslijn niet beschikken over een
ingebouwde busvoorspanningsfunctie, moet u een afzonderlijke, specifiek voor RS485
ontworpen actieve afsluitweerstand (bv. Siemens actieve afsluitweerstand voor RS485,
6ES7972-0DA00-0AA0) toevoegen.
6.2.4.3Veldbus via een RS485-kabel
RS485-BEKABELING
1Strip ongeveer 15 mm (0,59 in) van de grijze
afscherming van de RS485-kabel. Doe dat voor de 2
veldbuskabels.
Strip de kabels over ongeveer 5 mm (0,20 in)
a)
om ze in de klemmen te kunnen steken. Er
mag niet meer dan 10 mm (0,39 in) van de
kabel buiten de klemmen uitsteken.
Strip de kabel op zo'n afstand van de klem dat
b)
u de kabel met de aardingsbeugel voor de
stuurkabel aan het frame kunt bevestigen.
Strip de kabel over maximaal 15 mm (0,59 in).
Verwijder niet de aluminium afscherming van
de kabel.
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
BESTURINGSCOMPARTIMENT VACON · 99
2Sluit de kabel aan op de klemmen A en B op de
standaard-I/O-kaart van de frequentieregelaar.
A = negatief
•
B = positief
•
3Verbind de afscherming van de kabel met behulp
van een aardingsbeugel voor de stuurkabel met het
frame van de frequentieregelaar om een
aardverbinding tot stand te brengen.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
6
D
D
E
A
C
B
VACON · 100BESTURINGSCOMPARTIMENT
4Als de frequentieregelaar het laatste apparaat op
de veldbuslijn is, moet u de busafsluiting
inschakelen. Schakel de busafsluiting in op zowel
het eerste als het laatste apparaat op de
veldbuslijn. We adviseren om het eerste apparaat
op de veldbuslijn master te maken.
Lokaliseer de DIP-switches aan de linkerzijde
a)
van de besturingseenheid van de
frequentieregelaar.
Zet de DIP-switch voor de busafsluiting van de
b)
RS485-bus in de stand ON.
AANWIJZING!
Plaats de afsluitweerstanden aan beide
uiteinden van de veldbuslijn om
signaalreflecties op de lijn te beperken. De
busafsluiting zorgt tevens voor de
benodigde voorspanning. De
afsluitweerstand is 220 Ω.
A.De afsluiting is geactiveerd
B. De afsluiting is gedeactiveerd
C. De afsluiting is geactiveerd met een DIP-
switch
6
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
D. Busafsluiting. De weerstand is 220 Ω.
E.Veldbus
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.