Veiligheidsinstructies3
Een onbedoelde start vermijden3
2 Inleiding
Algemene beschrijving6
3 Ondersteunde configuraties
Inleiding11
Configuratie met pompen met vaste snelheid12
Master-volgerconfiguratie13
Gemengde-pompconfiguratie14
Configuratie voor pompen met verschillend vermogen15
Gemengde-pompconfiguratie met wisseling16
Softstarters18
4 Het systeem configureren
Inleiding19
De cascadeparameters configureren19
3
5
11
19
Extra configuratie voor meerdere omvormers19
Regeling met terugkoppeling20
Gefaseerd in/uitschakelen van pompen met variabele snelheid op basis van de
omvormersnelheid.
Gefaseerd in/uitschakelen van pompen met vaste snelheid op basis van drukte-
rugkoppeling
5 Functies van cascaderegelaar
Pompstatus en -regeling23
Handm. pompregeling23
Draaiuurbalans24
Pomprotatie voor ongebruikte pompen24
Totale aantal bedrijfsuren24
Wisseling van hoofdpomp25
Gefaseerd in/uitschakelen in gemengde-pompconfiguraties25
Staging/destaging onderdrukken26
Minimale snelheid voor uitschakeling26
Bedrijf met uitsluitend vaste snelheid26
20
21
23
6 Programmeren
Parameters voor uitgebreide cascaderegelaar27
Cascaderegelaaroptie, 27-**27
Pompreg & status, 27-0*27
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaaroptie
1 Veiligheid en voorzorgsmaatregelen
1.1.1 Waarschuwing hoge spanning
De spanning van de frequentieomvormer met optiekaart MCO 101 is gevaarlijk wanneer hij op het lichtnet is aangesloten. Onjuiste
installatie van de motor of frequentieomvormer kan de apparatuur beschadigen en lichamelijk letsel of dodelijke gevolgen met zich
mee brengen. Volg daarom de aanwijzingen in deze handleiding alsmede de lokale en nationale veiligheidsvoorschriften op.
1.1.2 Veiligheidsinstructies
Voordat u functies gebruikt die direct of indirect van invloed zijn op de persoonlijke veiligheid (bv. Veilige stop of andere functies die
de motor laten stoppen of in bedrijf probere n te ho uden ) moet en e en gron dige risicoanalyse en systeemtest uitgevoerd worden.
Tijdens de systeemtest moet in ieder geval de werking van het systeem bij storingen met betrekking tot stuursignalen (analoge en
digitale signalen en seriële communicatie) getest wo rden.
1 Veiligheid en voorzorgsmaatregelen
1
•Zorg ervoor dat de frequentieomvormer goed geaard is.
•Verwijder de aansluitingen voor de netvoeding en de moto r, en ov erige voedingsaansluitingen, niet terwijl de fre quentieomvormer op de voedingbron is aangesloten.
•Bescherm gebruikers tegen voedingsspanning.
•Bescherm de motor tegen overbelasting overeenkomstig nationale en lokale voorschriften.
•De aardlekstroom is groter dan 3,5 mA.
•De [Off]-toets is geen veiligheidsschakelaar. Hij schakelt de frequentieomvormer niet af van het net.
1.1.3 Een onbedoelde start vermijden
Wanneer de frequentieomvormer op het net is aangesloten, kan de motor worden gestart/gestopt via digitale commando's, buscommando's, referenties
of via het lokale bedieningspaneel.
•Schakel de frequentieomvormer en de optiekaart MCO 101 altijd af van het ne t wanneer een onbedoelde start m oet worden vermeden vanwege
de persoonlijke veiligheid.
•Om een onbedoelde start te vermijden, dient u altijd de [Off]-toets te activeren voordat u parameters wijzigt.
1.1.4 Softwareversie
Uitgebreide-cascaderegelaaroptie
VLT AQUA Drive FC 200
Bedieningshandleiding
Softwareversie: 1.24
Deze Bedieningshandleiding kan worden gebruikt voor a lle ui tgebreide-cascaderegelaaropties met softwareversie 1.24 .
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
3
1
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaa-
1 Veiligheid en voorzorgsmaatregelen
NB!
MCO 101 is software ondersteund vanaf versie 1.05 en MCO 102 vanaf versie 1.24 .
Bij het lezen van deze Bedieningshandleiding zult u diverse symbolen tegenkomen die speciale aandacht vragen.
De volgende symbolen worden gebruikt:
Geeft een algemene waarschuwing aan.
NB!
Geeft aan dat de lezer ergens op moet letten.
roptie
Geeft een hoogspanningswaarschuwing aan.
1.1.5 Voorzichtig
Op de DC-tussenkringcondensatoren van de frequentieomvormer blijft spanning staan, ook nadat de spanning is afgeschakeld. Om
mogelijke elektrische schokken te voorkomen, moet de f requentieo mvormer van het net worden afgeschake ld voordat onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd. Houd rekening met de onderstaande wachttijd voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de
frequentieomvormer uitvoert.
SpanningMin. wachttijd
200 - 240 V0,25 - 3,7 kW5,5 - 45 kW
380 - 480 V0,37 - 7,5 kW11 - 90 kW110 - 250 kW315 - 1000 kW
525-600 V0,75-7,5 kW11 - 90 kW
525-690 V45 - 400 kW450 - 1200 kW
Houd er rekening mee dat er hoge spanningen op de DC-tussenkring kunnen staan, zelfs wanneer alle LED's uit zijn.
4 min15 min20 min.30 min
4
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaaroptie
2 Inleiding
2.1.1 Inleiding MCO 101 en MCO 102
2 Inleiding
MCO 101 en 102 zijn toevoegbare opties waardoor het ondersteu nde aantal pompen en de functionaliteit van de in de VLT® AQUA Drive ingebouwde
cascaderegelaar worden uitgebreid.
De uitgebreide cascaderegelaar kan in twee modi worden gebruikt .
Hij kan worden gebruikt met de uitgebreide functies bestuurd door parametergroep 27** of hij kan worden gebruikt ter uitbreiding van het aantal
beschikbare relais van de standaardcascaderegelaar bestuurd door para mete rgroep 25**.
Als een van de cascade-opti es is geïnstalleerd, word t alleen groep 27 weergegeven. Als de optie dient ter uitbreiding van het aantal relais in de ingebouwde
cascaderegelaargroep 25 kan de standaardcascaderegeling worden ingeschakeld onder parameter 27-10, waarna groep 25 weer wordt weergegeven in
het hoofdmenu. Als 27-10 is ingesteld op alleen standaardcascaderegelaar zijn de gewone functies van de standaardcascaderegelaar beschikbaar, maar
dan met 3 relais uitgebreid tot een totaal van 5 relais.
Bij gebruik van groep 27** Uitgebreide / Geavanceerde cascaderegeling kunnen de systemen met pompafwisseling worden geconfigureerd met 2 relais
per pomp, waardoor minder externe apparatuur nodig is.
Met de MCO 101 kunnen in totaal 5 relais worden gebruikt in cascaderegeling met MCO 102. Er kunnen in totaal 8 pompen worden bestuurd.
NB!
Als de MCO 102 is geïnstalleerd, kan met de relaisoptie MCB 105 het aantal relais worden uitgebreid tot 13.
2
2.1.2 Uitgebreide cascaderegelaar MCO 101 en geavanceerde cascaderegelaar MCO 102
Cascaderegeling is een veel gebruikt regelsysteem gebruikt voor energie-efficiënte besturing van parallelle pompen o f ventilatoren.
De cascaderegelaaroptie biedt mogelijkheden om meerdere, parallel aangesloten pompen zo te regele n dat deze functioneren als één grote pomp.
Bij gebruik van cascaderegelaars worden de afzonderlijke pompen automatisch aangezet (gefaseerde inschakeling) en uitgezet (gefaseerde uitschakeling)
wanneer dit noodzakelijk is om het vereiste systeemvermogen voor flow of druk te handhaven. Ook de snelheid van de pompen die zijn aangesloten op
VLT AQUA Drives wordt geregeld om te zorgen voor een gelijkmatig systeemvermogen.
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
5
2
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaa-
2 Inleiding
Afbeelding 2.1: Cascaderegeling van meerdere pompen
De cascaderegelaars zijn optionele hardware- en softwarecomponenten die aan de VLT AQUA Drive kunnen worden toegevoegd. De regelaar bestaat uit
een optiekaart met 3 relais die wordt geïnstalleerd in optiesleuf B van de omvormer. Na installatie van de opties zijn de parameters die nodig zijn om de
functies van de cascaderegelaar in te stellen beschikbaar op het bedieningspaneel via parametergroep 27-**. De uitgebreide cascaderegelaar biedt een
hogere functionaliteit dan de standaard cascaderege laar. H ij kan worden gebru ikt om de stand aar d casc aderege laar ui t te breiden met 3 relais en zelfs
met 8 relais bij installatie van de geavanceerde cascaderegelkaart.
roptie
Hoewel de cascaderegelaar speciaal bedoeld is voor pomptoepassingen en het huidige document zich richt op het gebruik van de cascaderegelaar voor
deze toepassing, is het ook mogelijk om de cascaderegelaars te gebruiken voor toepassingen waarbij meerdere motoren parallel zijn aangesloten.
2.1.3 Algemene beschrijvin g
De software voor de cascaderegelaar draait op één VLT AQUA Drive waarop de kaart voor de cascaderegelaaroptie is geïnstalleerd. Deze frequentieomvormer wordt aangeduid als de master-omvormer. Deze bestuurt een aantal pompen die afzonderlijk worden geregeld door een frequentieomvormer of
rechtstreeks op het net zijn aangesloten via een contactgever of softstarter.
Elke extra frequentieomvormer in het systeem wordt aangeduid als een volger-omvormer. Voor deze frequentieomvormers hoef t de op tiekaa rt voor de
cascaderegelaar niet te zijn geïnstalleerd. Ze werken in een modus zonder terugkoppeling en ontvangen hun snelheidsreferentie van de master-omvormer.
De pompen die op deze frequentieomvormers zijn aangesloten, worden aangeduid als pompen met variabele snelheid.
Elke extra pomp die op het net is aangesloten via een contactgever of softstarter wordt aangeduid als een pomp met vaste snelheid.
Elke pomp – met variabele snelheid of vaste snelheid – wordt bestuurd via een relais in de master-omvormer. De frequentieomvormer met de geïnstalleerde optiekaart cascadere gelaa r biedt vijf relai s voor de bestur ing van p ompen. T wee (2) re lais m aken stan daard o nderdee l uit van de FC en drie extra
relais zitten op de optiekaart MCO 101, dan wel 8 relais en 7 digitale ingangen op de optiekaart MCO 102.
Het verschil tussen de MCO 101 en de MCO 102 is primair het aantal optionele relais dat ter beschikking komt voor de FC. Bij installatie van de MCO 102
kan de relaisoptiekaart MCB 105 in de B-sleuf worden geïnstalleerd.
De cascaderegelaar is in staat om een combinatie van pompen met va riabele snelheid en vaste snelheid te be sturen. Mogelijke configuraties worden
uitgebreider beschreven in de volgende sectie. Om de besch rijvi ng in dez e handl eidin g ove rzichte lij k te houden , wo rdt het vari abele uitgangsvermogen
van de door de cascaderegelaar bestuurde pompen beschreven op basis van druk en fl ow .
2.1.4 Uitgebreide cascaderegelaar MCO 101
De MCO 101-optie bevat 3 omschakelcontacten en kan worden bevestigd in optiesleuf B.
6
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaaroptie
Elektrische gegevens:
Max. klembelasting (AC)240 V AC 2 A
Max. klembelasting (DC)24 V DC 1 A
Max. klembelasting (DC)5 V 10 mA
Max. schakelsnelheid bij nomi n a l e belasting/min. belasting6 min-1/20 s
2 Inleiding
-1
2
Afbeelding 2.2: Montage van B-opties
Waarschuwing dubbele voeding
NB!
Het label MOET op het LCP-frame worden aangebracht zoals aangegeven (UL-goedkeuring).
De optie MCO 101 toevoegen:
•De voeding naar de frequ entieomvormer moet worden af geschakeld.
•De voeding naar de spanningvoerende aansluitingen op de relaisklemmen moet worden afgeschakeld.
•Verwijder het LCP, de klemafdekking en het frame van de FC 202.
•Steek de MCO 101-optie in sleuf B.
•Sluit de stuurkabels aan en bevestig de kabels met behulp van bijgevoegde kabelklemmen.
•Verschillende systemen mogen niet door elkaar worden gebruikt.
•Bevestig het uitgeschoven frame en de klemafdekking.
•Plaats het LCP terug.
•Sluit de voeding aan op de frequentieomvormer.
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
7
2
2 Inleiding
De klemmen bedraden
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaa-
roptie
Combineer delen met lage spanning niet met PELV-systemen.
2.1.5 Geavanceerde cascaderegelaar MCO 102
De optie MCO 102 ondersteunt maximaal 8 pompen en ka n de hoofdpomp af wisselen met 2 frequentie omvormerrelais per pomp. H ierdoor zijn minder
externe hulpschakelaars nodig en worden de installatiekosten beperkt.
Bij gebruik van de MCO 102 (C-optie) kan het aantal relais worden verhoogd tot in totaal 13 door toevoeging van de MCB 105 (B-optie).
Elektrische gegevens:
Max. klembelasting (AC)240 V AC 2 A
Max. klembelasting (DC)24 V DC 1 A
Max. klembelasting (DC)5 V 10 mA
Max. schakelsnelheid bij nom inale belasting/min. belasting6 min-1/20 s
-1
8
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaaroptie
2 Inleiding
2
Afbeelding 2.3: Opties installeren in de C-sleuf
NB!
Voordat u begint, onderbreekt u eerst de voeding naar de fre quenti eomvorme r. Noo it tijdens bedri jf e en optie kaart in de f requentieomvormer installeren.
De optie MCO 102 toevoegen:
•De voeding naar de frequ entieomvormer moet worden af geschakeld.
•De voeding naar de spanningvoerende aansluitingen op de relaisklemmen moet worden afgeschakeld.
•Verwijder het LCP, de klemafdekking en het frame van de FC 202.
•Steek de MCO 102-optie in sleuf B.
•Sluit de stuurkabels aan en bevestig de kabels met behulp van bijgevoegde kabelklemmen.
•Verschillende systemen mogen niet door elkaar worden gebruikt.
•Bevestig het uitgeschoven frame en de klemafdekking.
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
9
2
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaa-
2 Inleiding
•Plaats het LCP terug.
•Sluit de voeding aan op de frequentieomvormer.
De VLT geavanceerde-cascadestuurkaartoptie MCO 102 is uitsluitend bestemd voor gebruik in optiesleuf C1. De montagepositie van C1-opties is in de
onderstaande tekening afgebeeld.
roptie
Afbeelding 2.4: Behuizing A2, A3 (en B3) 40 mm (slechts één C-optie).
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaaroptie
3 Ondersteunde configuraties
3 Ondersteunde configuraties
3.1.1 Inleiding
De uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaar ondersteunen diverse typen pompen en omvormerconfiguraties. Al deze configuraties moeten in ieder
geval gebruik maken van één pomp met variabele sne lheid die wordt bestuurd door een VLT AQUA Drive met optiekaart voor de uitgebreide en de
geavanceerde cascaderegelaar. Ze ondersteunen 1 tot 8 e xtra pompen die elk zijn aange sloten op een Danfoss VLT-omvo rmer met master/volger da n
wel rechtstreeks op het net zijn aangesloten via een contactgever of softstarter.
Bij het configureren van het systeem moet een hardwareconfiguratie worden gecreëerd waardoor aa n de master wordt gemeld h oeveel pompen en
omvormers zijn aangesloten. In de onderstaande voorbeelden van hardwareconfiguraties krijgt u een toelichting op de benodigde hardware.
Hieronder worden de functies beschreven en het gebruik van de uitgebreide cascaderegelaar in parametergroep 27:
3.1.2 Uitbreiding van standaardcascaderegelaar
Gebruik van de uitgebreide-cascaderegelaaroptie MC O 101 als
aanvulling op de standaardcascaderegeling die is ingebouwd in
de omvormer 3.1.2
Bij toepassingen die al worden bestuurd door de ingebouwde cascaderegelaar in groep 25** kan de optiekaart worden gebruikt ter uitbreiding van het
aantal relais voor cascaderegeling. Bijvoorbeeld als een nieuwe pomp wordt toegevoegd aan het systeem. Hij kan ook worden gebruikt om af te wissel en
welke pomp als hoofdpomp fungeert in systemen met meer dan 2 omvormers, de grens voor standaardcas caderege ling zo nder install atie van de optie
MCO 101.
3
Installeer de optie in sleuf B, schakel standaardcascaderegelaar in onder par. 27-10. Zie de AQUA-programmeerhandleiding vo o r de instelling van pa r ametergroep 25.
Voorbeeld: Stroomschema voor de externe apparatuu r die no dig is voor systemen van 4 po mpen met afwisselende hoofdpomp met gebruik van stan daardcascaderegeling en MCO 101 ter uitbreiding van de rela is.
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
In deze configuratie worden één pomp met variabele snelheid en maximaal 7 pompen met vaste snelheid bestuurd door één omvormer. Zodra het nodig
is, worden de pompen met vaste snelheid gefaseerd in- of uitgeschakeld via een contactgever di e rechtstr eeks op he t net is aan gesloten. De enige pomp
die op de omvormer is aangesloten, biedt de nauwkeurige r e reg el ing die n odi g is tusse n de diverse fasen.
De pompen die rechtstreeks op het net zijn aangesloten worden gefaseerd in- of uitge sc h ake ld a f hankelijk van de terugkoppeling.
12
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaaroptie
Afbeelding 3.3: Voorbeeld
Voor deze configuratie zijn de volgende relaisinstellingen in parametergroep 27-7* Aansluitingen van toepassing:
27-70 Relais 1 → [73] Pomp 2 naar net
27-71 Relais 2 → [74] Pomp 3 naar net
27-72 Relais 10 → [75] Pomp 4 naar net
27-73 Relais 11→ [0] Standaardrelais
27-74 Relais 12→ [0] Standaardrelais
De configuratie met pompen met vaste snelheid biedt ee n kostenbesparende methode voor het regelen van maxi maal 6 pompen. Hiermee kan het
systeemvermogen worden geregeld door zowel de actieve pompen me t va ste snelheid als de snelheid van de pomp met variabele snelheid te regelen.
Tijdens de overgangen bij het gefaseerd in/uitschakelen komen echter grotere drukschommelingen voor waardoor deze methode mogelijk minder energiebesparend is dan master-volgerconfiguraties.
3 Ondersteunde configuraties
3
3.1.4 Master-volgerconfiguratie
In deze configuratie wordt elke pomp bestuurd door een frequentieomvormer. All e pompen en frequentieomvormer moeten dezelfde maat hebben.
Beslissingen betreffende gefaseerde in-/uitschakeling worden genomen op basis van de snelheid van de frequentieomvormers. De constante druk wordt
geregeld door de master-omvormer, die met terugkoppeling werkt. De snelheid is hetzelfde in alle actieve pompen met uitgebreide regeling. Er kunnen
tot 6 pompen worden bestuurd (met geavanceerde regeling tot 8 pompen).
In de modus master/volger ondersteunt de MCO 101 tot 6 pompen en de MCO 102 tot 8 pompen. Zie
200
(bijlage A) voor nadere inlichtingen.
Master/Follower Operation Application for FC
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
13
3
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaa-
3 Ondersteunde configuraties
Afbeelding 3.4: Voorbeeld
Voor deze configuratie zijn de volgende relaisinstellingen in parametergroep 27-7* Aansluitingen van toepassing:
De master-volgerconfiguratie biedt de soepelste overgang van de ene fase naar de andere en is de energiezuinigste oplossing. Voor de meeste installaties
is dit vanwege de energiebesparing de meest kostenbesparende configuratie.
roptie
De draaiuren worden automatisch gelijkelijk verdeeld over de pompen, rekening houdend met de prioriteitsinstellingen in par. 27-16. Het master/volgersysteem levert een zekere mate van redundantie op. Als de master wordt uitgeschakeld, blijft hij wel de vo lge r -omvormers besturen.
De externe 24 VDC-voeding MCB-107 kan worden toegevoegd om de mate van redundantie te vergroten.
Bovendien wordt hierdoor de slijtage van de pompen en motoren vermin derd. De relais ingest eld op [0] Standa ard- relais kun nen worden gebru ikt als
algemene relais, bestuurd door de parameters in groep 5-4* .
3.1.5 Gemengde-pompconfiguratie
De gemengde-pompconfiguratie ondersteunt een combinatie van pompen met variabele snelheid die zijn aangesloten op een omvormer en extra pompen
met vaste snelheid. In deze configuratie moeten alle pompen met variabele snelheid en de omvormers hetzelfde vermogen hebben. De pompen met
vaste snelheid mogen een ander vermogen hebben. De pompen met variabele snelheid worden het eerst in- en uitgeschakeld op basis van de omvormersnelheid. De pompen met vaste snelheid worden het laatst ingeschakeld en het laa t st uitgeschakeld op basis van de terugkoppelingsdruk.
14
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaaroptie
Afbeelding 3.5: Voorbeeld
3 Ondersteunde configuraties
3
Voor deze configuratie zijn de volgende relaisinstellingen in parametergroep 27-7*
27-70 Relais 1 → [1] Omvormer 2 insch.
27-71 Relais 2 → [74] Pomp 3 naar net
27-72 Relais 10→ [75] Pomp 4 naar net
27-73 Relais 11→ [0] Standaardrelais
27-74 Relais 12→ [0] Standaardrelais
Deze configuratie biedt een aantal van de voordelen van de master-volgerc onfiguratie, gecomb ineerd met iets van de ini tiële kostenbesparing van de
configuratie met pompen met vaste snelheid. Dit is een goede keuze wanneer de extra capaciteit van de pompe n met vaste snelheid zelden nodig is.
Aansluitingen
van toepassing:
3.1.6 Configuratie voor pompen met verschillend vermogen
De configuratie voor pompen met verschillend vermogen biedt ondersteuning voor een beperkt aantal combinaties van pompen met vaste snelheid met
verschillende vermogens. Dit biedt het grootst mogelijke systeemvermogen met het kleinste aantal pompen.
Afbeelding 3.6: Voorbeeld
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
15
3 Ondersteunde configuraties
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaa-
roptie
3
Voor deze configuratie zijn de volgende relaisinstellingen in parametergroep 27-7*
27-70 Relais 1 → [73] Pomp 2 naar net
27-71 Relais 2 → [74] Pomp 3 naar net
27-72 Relais 10 → [75] Pomp 4 naar net
27-73 Relais 11→ [0] Standaardrelais
27-74 Relais 12→ [0] Standaardrelais
Niet alle configuraties met pompen met verschillend vermogen zijn mogelijk. Voor een geldige configuratie moet het mogelijk zijn om pompen gefaseerd
in te schakelen in stappen van 100% van het vermogen van de pomp met variabele snelheid van de master-omvormer. Dit is nodig omdat de pomp met
variabele snelheid in staat moet zijn om het vermogen tussen de diverse fasen met vaste snelheid te regelen.
Geldige configuraties
100% is gedefinieerd als de maximale stroming die wordt geleverd door de pomp die op de master-omvormer is aangesloten. De pompen met vaste
snelheid moeten een meervoud van dit vermogen hebben.
Ongeldige configuraties zulle n wel werken, ma ar hierbij kun nen niet alle pompen gefase erd worden ingeschakeld. Dit dient om een beperkte werking
mogelijk te maken voor het geval een pomp uitvalt of in deze configuratie wordt vergrendeld.
Variabele snelheidVaste snelheid
100%200%(geen regeling tussen 100% en 200%)
100%100% + 300%(geen regeling tussen 200% en 300%)
100%100% + 200% + 600%(geen regeling tussen 400% en 600%)
3.1.7 Gemengde-pompconfiguratie met wisseling
In deze configuratie is het mogelijk om twee pompen afwisselend te besturen door middel van één omvormer en daarnaast een aantal pompen met vaste
snelheid te besturen. De cascaderegelaar zal proberen om de draaiuren gelijkmat ig over a lle pompen te ve rdelen , zoals gesp ecif iceerd in de pa rameter
Draaiuurbalans
16
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaaroptie
Afbeelding 3.7: Voorbeeld 1
De twee pompen kunnen pompen met variabele snelheid of pompen met vaste snelheid zijn, waarbij het aantal draaiuren gelijkmatig zal worden verdeeld
over beide pompen.
Voor deze configuratie zijn de volgende relaisinstellingen in parametergroep 27-7*
27-70 Relais 1 → [8] Pomp 1 naar omvormer 1
27-71 Relais 2 → [16] Pomp 2 naar omvormer 1
27-72 Relais 10 → [72] Pomp 1 naar net
27-73 Relais 11 → [73] Pomp 2 naar net
27-74 Relais 12→ [0] Standaardrelais
Aansluitingen
3 Ondersteunde configuraties
van toepassing:
3
Afbeelding 3.8: Voorbeeld 2
De eerste twee pompen kunnen pompen met variabele snelheid of pompen met vaste snelheid zijn, waarbij de draaiuren gelijkmatig over alle drie pompen
zullen worden verdeeld zolang de systeemvraag standaard hoge r is dan de c apaciteit van 1 pomp.
Voor deze configuratie zijn de volgende relaisinstellingen in parametergroep 27-7*
27-70 Relais 1→ [8] Pomp 1 naar omvormer 1
27-71 Relais 2→ →[16] Pomp 2 naar omvormer 1
27-72 Relais 10 → [72] Pomp 1 naar net
27-73 Relais 11 → [73] Pomp 2 naar net
27-74 Relais 12 → [74] Pomp 3 naar net
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Aansluitingen
van toepassing:
17
3
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaa-
3 Ondersteunde configuraties
Afbeelding 3.9: Voorbeeld 3
De eerste twee pompen worden onderling afgewisseld zodat ze elk 50% van de draaiuren voor hun rekening nemen. De po mpen met vaste snelheid
wordt in- en uitgeschakeld zodat het aantal draaiuren gelijkmatig word t verd eel d over deze pompen.
Voor deze configuratie zijn de volgende relaisinstellingen in parametergroep 27-7*
27-70 Relais 1 → [8] Pomp 1 naar omvormer 1
27-71 Relais 2 → [16] Pomp 2 naar omvormer 1
27-72 Relais 10 → [74] Pomp 3 naar net
27-73 Relais 11 → [75] Pomp 4 naar net
27-74 Relais 12 → [76] Pomp 5 naar net
Aansluitingen
van toepassing:
roptie
3.1.8 Softstarters
Softstarter zijn te gebruiken in plaats van contactgevers in iedere configuratie die gebruik maakt van pompen met vaste snelheid. Als softstarters worden
gebruikt, moeten deze worden toegepast bij ALLE pompen met vaste snelhei d. Wanneer softstart ers en contactgevers door el kaar worde n gebruikt, is
het onmogelijk om de uitgangsdruk tijdens de overgangen bij het gefaseerd in/uitschakele n te regelen. Bij gebru ikt van softstarters za l een vertra ging
worden ingesteld vanaf het moment dat het staging-signaal wordt gegeven tot het moment dat de inschakeling (staging) plaatsvindt. Deze vertraging is
noodzakelijk vanwege de ramp-tijd van de pomp met vaste snelheid bij gebruik van een softstarter.
18
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaaroptie
4 Het systeem configureren
4 Het systeem configureren
4.1.1 Inleiding
De uitgebreide en de geavanceerde cascaderegelaar kunnen snel worden geconfigureerd met behulp van veel van de standaardparameters. Eerst moet
echter de configuratie met frequentieomvormers en pompen in het systeem te beschrijven en het ge wen ste r egelniveau vo or het sys teemve rmogen te
bepalen.
4.1.2 De cascadeparameters configureren
De parametergroepen 27-1* Configuratie en 27-7* Aansluitingen dienen om de hardwareconfiguratie van de installatie te definiëren. Begin het configureren van de cascaderegelaar met het selecteren van de instellingen voor de parameters in parametergroep 27-1* Configuratie.
Parameternr.Beschrijving
27-10Cascaderegelaar kan worden gebruikt om de uitgebreide cascaderegelaar in- en uit te schakelen. De optie Gemengde pom-
pen is de algemene instelling voor de cascaderegelaar. Wanneer voor elke pomp een afzonderlijke omvormer wordt gebruikt,
kan de master-volgerconfiguratie worden geselecteerd om het aantal in te stellen parameters voor het systeem te beperken.
27-11Aantal omvormers
27-12Aantal pompen – wordt standaard ingesteld op basis van het aantal omvormers.
27-14Pompcapaciteit voor elke pomp (geïndexeerde parameter) – als alle pompen hetzelfde vermogen hebben, moeten de stan-
daardwaarden worden gebruikt. Bijstellen: selecteer eerst de pomp, klik op OK en pas de capaciteit aan.
27-16Draaiuurbalans voor elke pomp (geïndexeerde parameter) – als het systeem de draaiuren van de pompen gelijkmatig moet
verdelen, moeten de standaardwaarden worden gebruikt.
27-17Motorstarters – alle pompen met vaste snelheid moeten gebruik maken van d ezelf de methode.
27-18Rotatietijd voor niet-gebruikte pompen - afhankelijk van het vermogen van de pompen.
4
Vervolgens moeten de relai s voor het in- e n uitschakelen van d e pompen worden ingesteld. Parametergroep 27-7* Aansluitingen biedt
een lijst van alle beschikbare relais:
•Bij elke volger-omvormer in het systeem moet één relais worden toegewezen voor het in/uitschakelen van de omvormer zodra dit nodig is.
•Bij elke pomp met vaste snelheid moet één relais worden toegeweze n voor het regelen van de contactgever dan wel het activeren van de
softstarter om de pomp in/uit te schakelen.
•Als het nodig is om één omvormer te gebruiken om twee pompen afwisselend te besturen, moet een apart relais voor deze functionaliteit worden
toegewezen.
Niet-gebruikte relais kunnen worden gebruikt voor andere functies, via parametergroep 5-4* Relais.
4.1.3 Extra configuratie voor meerdere omvormers
Wanneer in de cascaderegelaar meerdere omvormers worden gebruikt, moet de master- omvormer de volger-omvormers vertellen hoe sne l zij m oeten
draaien. Dit vindt plaats via een digitaal signaal tussen de frequentieomvormers.
De master-omvormer moet een digitale uitgangspin gebrui ken om de vereiste frequentie door te geven aan alle frequentieomvormers. Alle frequentieomvormers draaien altijd met dezelfde snelheid. Par. 5-01 is ingesteld op [Uitgang], par. 5-30 op [Pulsuitgang] en par. 5-60 op [Cascaderef.].
Alle volger-omvormers moeten vervolgens worden in geste ld o p een re geling z onder terugk oppeling en moeten een digitale ingang gebruiken v oor hun
snelheidsreferentie. Dit kan worden gedaan door par. 1-00 Confi guratiemodus in te stel len op [0] Geen te rugk., par. 3-15 op selectie [7] Freq.-ingang
29 en par. 5-13 op [32] Pulsingang.
Par. 3-41 Ramp aanlooptijd en 3-42 Ramp uitlooptijd moeten dezelfde waarde hebben voor de master-omvormer en alle volger-omvormers in het systeem.
Deze aan/uitlooptijden moeten snel genoeg zijn om de PID-regelaar in staat te stellen het systeem onder controle te houden.
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
19
4
4 Het systeem configureren
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaa-
DODI
DODI
Pin 27Pin 29
DI
DI
Pin 29
roptie
4.1.4 Regeling met terugkoppeling
De master-omvormer is de primaire regelaar voor het systeem. Hij bewaakt de uitgangsdruk, past de snelheid van de frequentieomvormers aan en bepaalt
wanneer staging of destaging noodzakelijk is. Om deze functie te kunnen vervullen, moet de master-omvormer worden ingesteld o p een re geling met
terugkoppeling en moet er een terugkoppelingssensor zijn aangesloten op een analoge ingang van de omvormer.
De PID-regelaar van de master-omvormer moet worden ingesteld op basis van de installat ievereisten. Het instellen van de PID-param eters staat beschreven in de
opgenomen in deze handleiding.
VLT AQUA Drive Programmeerhandleiding
en zal niet worden behandeld in deze handleiding. Zie ook de Toepassingsnotitie master/volger,
4.1.5 Gefaseerd in/uitschakelen van pompen met variabele snelheid op basis van de omvormersnelheid.
In master-volgerconfiguraties en gemengde-pompconfiguraties vindt het gefaseerd in- en uitschakelen van de pompen met variabele snelheid plaats op
basis van de snelheid van de omvormers.
Gefaseerd inschakelen (staging) vindt plaat s wann eer de snelhei d van de omvor mers de in gest elde wa arde in par. 2 7-3 1 (27 -32 )
bereikt. Bij deze snelheid wordt de systeemdruk nog gehandhaafd maar beginnen de pompen te werken buiten hun piekrendementpunten. Het inschakelen van een extra pomp zal de snelheid van alle actieve pompen verlagen en een energie-efficiënte werking bieden.
Gefaseerd uitschakelen vindt plaats wanneer de snelheid van de omvormers onder de ingestelde waarde in par. 27-33 (27-34) Uitschakelsnelh. zakt. Bij
deze snelheid wordt de systeemdruk nog gehandhaafd maar beginnen de pompen te werken onder hun piekrendementpunten. Het gefaseerd uitschakelen
van een pomp zal de snelheid van de omvormers verhogen naar een waarde die een hoger energierendement oplevert.
Inschakelsnelh.
heeft
De parameters 27-31 (27-32) Inschakelsnelh. en 27-33 (27-34) Uitschakelsnelh. zijn systeemafhankelijke parameters. Het zijn geïndexeerde parameters
met één set waarden voor elke pompfase.
De snelheid van het gefaseerd in- en uitschakelen kan automatisch worden afgestel d tijdens automatisering of handmatig worden ingesteld. Als de
automatische afstelling is ingeschakeld gaat het systeem werken met gebruik van de standaardinstellingen of met de instellingen die de gebruiker heeft
gekozen onder P27-31 (27-32) en 27-33 (27-34) voordat de automatische afstelling werd inge schakeld.
Het streven is om de snelheden voor gefaseerd in- en uitschakelen te vinden waarbij het systeem het efficiëntst met energie omgaat. Zie de onderstaande
tekening.
20
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Na inbedrijfstelling van het systeem wordt het feitelijke energieverbruik bewaakt en wordt het systeem bij elke gefaseerde in- en uit schakeling fijn
afgesteld.
4 Het systeem configureren
4
Hierdoor wordt de lange duur optimaal energiezuinig bedrijf verkregen, rekening houdend met de slijtage in het pompsysteem.
Bij Danfoss is de Multiple Unit Staging Efficienc y Calc ulato r (MUSEC) verkrijg baa r, een grat is softw areprogramma dat besc hikba ar is op de website van
Danfoss. Wanneer u pomp- en systeemgegevens invoert, berekent MUSEC de optimale instellingen voor de parameters voor de in- en uitschakelsnelheid.
4.1.6 Gefaseerd in/uitschakelen van pompen met vaste snelheid op basis van d rukterugkoppeling
Pompen met vaste snelheid worden ingeschakeld op basis van een drukval in he t syste em en g efasee rd uitgescha kel d op basis van een stijgi ng van de
systeemdruk.
Omdat het niet wenselijk is dat pompen snel achter elkaar in- en uitschakelen, moet een a cceptabel bereik voor de sys t eemdruk worden ingesteld, plus
een tijd gedurende welke de druk zich buiten dit bereik mag bevinden vo ordat een pomp gefasee rd wordt in- of u itgeschakeld. Deze waarden worden
ingesteld via parameter 27-20 Normaal werkbereik, 27-23 Staging-vertr. en 27-24 Destaging-vertr.
Deze parameters zijn systeemafhankelijk en moeten worden ingesteld op basis van de systeemvereisten.
Automatische drempel voor gefaseerd in/uitschakelen
De snelheid van de pomp met variabele snelheid op het moment van gefaseerd in/uitschakelen wordt bepaald door e en drempel voor gefaseerd in/
uitschakelen. Deze instellingen kunnen worden gebruikt om te zorgen voor een minimaal doorschot omhoog of omlaag van de druk tijdens het gefaseerd
in/uitschakelen.
Het verschil met de in de omvormer ingebouwde standaardcascaderegeling is dat deze instellingen automatisch kunnen worden bijgesteld bij de uitgebreide en de geavanceerde cascaderegelaaroptie MCO101 en MCO102.
Als de automatische afstelling van de drempel voor gefaseerd in/uitsc hakelen is ingescha keld, wordt de terugkoppeling op he t moment van gefaseerd
in/uitschakelen bewaakt en worden de i nstelli ngen te lke ns bijges teld wann eer gef aseerd wordt i n- of u itg eschakeld. H ierdo or wordt het sy st eem op de
lange duur geoptimaliseerd, rekening houdend met de slijtage in de pompen.
Nieuwe parameterbeschrijvingen:
AantalNaam op displayBereikStandaard
27-30Autom afstell staging-snelh{Uitgesch. [0], Ingesch. [1]}Ingesch. [1]
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
21
5
5 Functies van cascaderegelaar
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaa-
roptie
22
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaaroptie
5 Functies van cascaderegelaar
5 Functies van cascaderegelaar
5.1.1 Inleiding
Zodra de cascaderegelaar is geconfigureerd, kan hij worden in- of uitgeschakeld via par. 27-10 Cascaderegelaar. Om de cascaderegelaar te starten, moet
de master-omvormer worden gestart als een normale omvormer via het LCP of via veldbuscommunicatie. Vervolgens zal de cascaderegelaar de systeemdruk proberen te regelen door de snelheid van de FC te variëren en de pompen naar behoefte in en uit te schakelen.
Voor de cascaderegelaar zijn twee stopfuncties beschikbaar. De ene functie zorgt voor een snelle stop van het systeem en de andere functie schakelt de
pompen één voor één uit, wat zorgt voor een druk gecontroleerde stop. Bij gebruik van een VLT AQUA Drive me t Veilige stop zal klem 37 alle relais
uitschakelen en de master-omvormer laten vrijlopen. Als een van de digitale ingangen is ingesteld op Star t [ 8 ] en de bijbehorende klem wordt gebruikt
om het starten en stoppen van de omvormer te besturen, zal het instellen van deze klem op 0 V ertoe leiden dat alle relais worden uitgeschakeld en dat
de master-omvormer gaat vrijlopen. Het indrukken van de [Off]-toets op het LCP zal ertoe leiden dat alle actieve pompen één voor één gefaseerd worden
uitgeschakeld.
5.2.1 Pompstatus en -regeling
Via parametergroep 27-0* kan de status van de cascaderegelaar worden uitgelezen en kunnen de afzonderlijke pompen worden bestuurd. Via deze
parametergroep kan een specifieke pomp worden geselecteerd voor het uitlezen van de actuele status, het actuele aantal draaiuren en het totale aantal
bedrijfsuren van de pomp. Via deze parametergroep kan een specifieke pomp ook handmatig worden bestuurd in verband met onderhoud.
5
De parametergroep is als volgt ingedeeld:
Pomp 1Pomp 2Pomp 3Pomp …
27-01 StatusOp omvormerGereedOffline-Uit
27-02 RegelingNiet in bedrijfNiet in bedrijfNiet in bedrijf
27-03 Actuele draaiuren650667400
27-04 Tot. bedrijfsuren526732934530102
Ga via het LCP naar parametergroep 27-0*.
Gebruik de pijltjestoetsen links/rechts op het LCP om de pomp te selecteren.
Gebruik de pijltjestoetsen omhoog/omlaag op het LCP om de parameter te selecteren.
5.2.2 Handm. pompregeling
De uitgebreide cascaderegelaar maakt een volledige besturing van elke pomp in het systeem mogelijk. Via par. 27-02 kunnen pompen afzonderlijk worden
bestuurd via de bijbehorende relais. Een pomp kan worden in- of uitgeschakeld buiten de uitgebreide cascaderegelaar om en kan ook worden geforceerd
om de hoofdpomp af te wisselen.
Deze parameter wijkt af van andere waardegebaseerde parameters omdat het selecteren van deze opties de geprogrammeerde actie zull en ui tvo ere n,
waarna de parameter automatisch terug wordt gezet naar de standaardwaarde.
De volgende opties zijn beschikbaar:
•Niet in bedrijf – standaard.
•Online – maakt de pomp beschikbaar voor de uitgebreide cascaderegelaar.
•Wisselen – forceert de geselecteerde pomp naar de functie van hoofdpomp.
•Offline-Uit – schakelt de pomp uit, waarna hij niet meer beschikbaar is voor de cascaderegelaar.
•Offline-Aan – schakelt de pomp in, waarna hij niet langer beschikbaar is voor de cascaderegelaar.
•Offline-Rot – schakelt rotatie van de pomp in.
Als een van de 'Offline'-opties is geselecteerd, is de betreffende pomp niet langer beschikbaar voor de cascaderegelaar, totdat Online wordt geselecteerd.
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
23
5
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaa-
5 Functies van cascaderegelaar
Als een pomp offline wordt gezet via par. 27-02 zal de cascaderegelaar proberen om het wegvallen van deze pomp te compenseren.
•Als
Offline-Uit
seren.
Offline-Aan
•Als
vermogen te compenseren.
5.2.3 Draaiuurbalans
De uitgebreide cascaderegelaar is ontworpen om het aantal draaiuren gelijkmatig te verdelen over de beschikbare pompen. Via par. 27-16 kan voor elke
pomp in het systeem de prioriteit ten aanzien van een gelijkmatige draaiurenverdeling worden ingesteld.
Er zijn drie prioriteitsniveaus mogelijk:
•Balansprioriteit 1
•Balansprioriteit 2
•Reservepomp
De cascaderegelaar selecteert een pomp voor in- of uitschakeling op basis van
balans
(par. 27-16).
wordt geselecteerd voor een actieve pomp, zal een andere pomp worden ingeschakeld om het verlies aan vermogen te compen-
wordt geselecteerd voor een pomp die op dat moment uit is, zal een andere pomp worden uitgeschakeld om het overschot aan
Max. capaciteit
(par. 27-14), Actuele d
raaiuren
(par. 27-03) en
Draaiuur-
roptie
Bij het selecteren van een pomp voor inschakeling tijdens staging zal de cascaderegelaar eerst proberen om het aantal draaiu ren voor alle pompen
waarvoor par. 27-16 op de waarde
Als alle pompen met prioriteit 1 actief zijn, zal hij vervolgens proberen om het aantal draaiuren voor pompen met
Als alle pompen met prioriteit 1 en 2 actief zijn, zal hij een pomp selecteren die is ingesteld als
Tijdens destaging gebeurt het omgekeerde. Eerst wor den reservepompen uitgeschakeld, vervolgens pompen met prio riteit 2 en ten slotte pompen met
prioriteit 1. Binnen elk priorit eitsniveau zal de pomp met het hoogste aantal draaiuren als eerste worden uitgeschakeld.
Van deze regel wordt afgeweken in geval van gemengde-pompconfiguraties met meerdere omvormers. In dat geval worden alle pompen met variabele
snelheid uitgeschakeld voordat pompen met vaste pompen worden uitgeschakel d.
Pompen met variabele snelheid worden ook eerder ingeschakeld dan pompen met vaste snelheid. Par. 27-19 dient om de draaiurenteller voor alle pompen
terug te zetten naar nul en het proces voor een gelijkmatige verdeling opnieuw te starten. Deze parameter heeft geen invloed op het aantal geregistreerde
bedrijfsuren (par. 27-04) voor elke pomp. Het aantal bedrijfsuren wordt niet gebruikt voor het gelijkmatig verdelen van de draaiuren.
Balansprioriteit 1
is ingesteld, gelijkmatig te verdelen.
Reservepomp.
Balansprioriteit 2
gelijkmatig te verdelen.
5.2.4 Pomprotatie voor ongebruikte pompen
Voor bepaalde systemen zijn niet altijd alle pompen nodig of worden alle pompen niet alt ijd gebruikt. In dat geval z al de uitgebreide cascaderegelaar
eerst proberen om de draaiuren gelijkmatig over de pompen te verdel en door deze af te wi sselen, in dien mog elij k. Als h ij e en pomp echter 72 uur niet
heeft kunnen gebruiken, zal hij een pomprotatie voor die pomp activeren.
Deze functie zorgt ervoor dat geen enkele pomp gedurende een langere tijd stil staat. De rotatietijdkan worden ingesteld in par. 27-18. De rotatietijd moet
lang genoeg zijn om ervoor te zorgen dat de pomp in een goede bedrijfsconditie blijft, maar tevens kort genoeg om overdruk in het systeem te voorkomen.
Als par. 27-18 op nul wordt ingesteld, wordt deze functie uitgescha k el d.
De uitgebreide cascaderegelaar zal geen compensatie bieden voor de ext ra druk die tijdens een pomprotatie wordt veroorzaakt. Het wordt aangeraden
om de rotatietijd zo kort mogelijk te houden om schade wegens overdruk te voorkomen.
5.2.5 Totale aantal bedrijfsuren
Voor onderhoudsdoeleinden is de uitgebreide cascaderegelaar voorzien van een functie waarmee deze het totale aantal bedrijfsuren kan bijhouden voor
elke pomp die wordt bestuurd.
24
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaaroptie
5 Functies van cascaderegelaar
Par. 27-04
keer per uur weggeschreven naar niet-vluchtig geheugen.
Deze parameter kan ook worden ingesteld op een beginwaarde om aan te geven hoeve el uren de pomp al in bedrijf i s geweest voordat hij aan het
systeem werd toegevoegd.
Bedrijfsuren zullen alleen door de cascaderegelaar worden bijgehouden als de cascaderegelaar is ingeschakeld en de betreffende pomp bestuurt.
Tot bedrijfsuren
geeft het totale aantal bedrijfsuren voor elke pomp weer. De parameter wordt bijgewerkt wanneer een pomp actief is en één
5.2.6 Wisseling van hoofdpomp
In een configuratie met meerdere omvormers wordt de hoofdpomp gedefinieerd als de laatste actieve pomp met variabele snelheid .
In een configuratie met slechts één omvormer wordt de hoofdpomp gedefinieerd als de pomp die is aangesloten op de omvormer. Er kunnen meerdere
pompen worden aangesloten op de omvormer met behulp van contactgevers die worden bestuurd via de relais van de master-omvormer.
Door middel van normale staging en destaging zal de cascaderegelaar de hoofdpomp afwisselen om het aantal draaiuren gelijkmatig te verdelen. Hij zal
de hoofdpomp ook wisselen bij het opstarten van het systeem of bij het verlaten van de slaapstand.
Als de systeemvraag echter lange tijd onder de max i male capaciteit van de hoofdpomp blijft zonder in de slaapsta nd te gaan, z al de pomp niet worden
gewisseld. Indien gewenst kan de hoofdpomp geforceerd worden gewisseld via par. 27-52
Tijdsinterval wisseling
of par. 27-54
Wisselen op vast tijdstip.
5.2.7 Gefaseerd in/uitschakelen in gemengde-pompconfiguraties
5
Er worden twee methoden gebruikt om te bepalen wanneer pompen moeten worden in- of uitgeschakeld. De eerste methode is gebaseerd op de snelheid
van de omvormer. De tweede methode is gebaseerd op de terugkop pelingsdruk die buiten het normale werkbereik komt. In een gemengde-pompconfiguratie met meer dan een omvormer worden beide methoden gebrui kt.
In onderstaand voorbeeld, wordt de terugkoppeling aangeduid a ls druk.
Staging:
Wanneer de master-omvormer een startcommando ontvangt , wordt een pomp met variabele snelheid geselecteerd en gestart met behulp van een van
de beschikbare omvormers.
Als de systeemdruk terugvalt, wordt de snelheid van de omvormer verhoogd om te voldoen aan de vraag naar een hogere stroming. Om de druk te
handhaven, wordt de volgende pomp met variabele snelheid ingeschakeld wa nneer de omvormer de ingestelde w aarde in par. 27-31
overschrijdt en boven deze waarde blijft gedurende de tijd die is in gesteld in par. 27- 23
met variabele snelheid.
Als de cascaderegelaar niet in staat blijkt om de systeemdruk de handhaven terwijl alle pompen met variabele snelheid maximaal draaien, zal hij beginnen
met het gefaseerd inschakelen van pompen met vaste snelheid. Een pomp met vaste snelheid zal worden ingeschak eld wanneer de druk onder he t
instelpunt zakt met het percentage dat is ingesteld in par. 27-20
Staging-vertr
27-23
Destaging:
Als de systeemdruk toeneemt, wordt de snelheid van alle omvormers verlaagd om te voldoen aan de vraag naar een lagere stroming. Om de druk te
handhaven, wordt een pomp met variabele snelheid uitgeschakeld wanneer de omvormer onder de ingestelde waarde in par. 27-33
en onder deze waarde blijft gedurende de tijd die is ingesteld in par. 27-24
snelheid, met uitzondering van de laatste.
. Deze procedure wordt herhaald voor elke pomp met vaste snelheid.
Normaal werkbereik
Destaging-vertr
Staging-vertr
en zal in deze fase blijven gedurende de tijd die is ingesteld in par.
. Deze procedure wordt herhaald voor elke pomp met variabele
. Deze procedure wordt herhaald voor elke pomp
Inschakelsnelh
Uitschakelsnelh
. zakt
.
Als de systeemdruk nog steeds te hoog is terwijl er slechts één o mvormer actief is op de minimumsnelheid, zal de casca deregelaar beginnen met het
gefaseerd uitschakelen van pompen met vaste snelheid. Een pomp met vaste snelheid zal worde n uitgeschakeld wann eer de druk het instelpunt overschrijdt met het percentage dat is ingesteld in par. 27-20
Destaging-vertr
Als de systeemvraag nog verder afneemt, zal het systeem in de slaapstand gaan.
. Deze procedure wordt herhaald voor elke pomp met vaste snelheid. In dat geval zal enkel de pomp met variabele snelheid actief blijven.
Normaal werkbereik
en zal in deze fase blijven gedurende de tijd die is ingesteld in par. 27-24
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
25
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaa-
5 Functies van cascaderegelaar
5.2.8 Staging/destaging onderdrukken
Normale staging en destagi ng is toereikend voor de meeste situaties in standaardtoepassingen. Soms kan het echter noodzakelijk zijn om snel te reageren
op wijzigingen in de terugkoppelingsdruk van het systeem. In dergelijke gevallen kan de cascaderegelaar de pompen onmiddellijk in- en uitschakelen in
reactie op grote wijzigingen in de systeemvraag.
Staging:
Wanneer de systeemdruk een verval heeft dat groter is d an de waarde die is ingesteld in par. 27- 21
een pomp inschakelen om te kunnen voldoen aan de vraag naar een hogere stroming.
Onderdr.limiet
zal de cascaderegelaar onmiddellijk
roptie
5
Als de systeemdruk onder de ingestelde
de volgende pomp inschakelen. Deze procedure wordt herhaald totdat alle pompen zijn ingeschakeld of totdat de systeemdruk onder de onderdrukkingslimiet is gezakt.
Destaging:
Wanneer de systeemdruk snel toeneemt tot boven de ingestelde waarde in par. 27-21
uitschakelen om te proberen de druk te verlagen.
Als de systeemdruk boven de ingestelde
nog een pomp uitschakelen. Deze procedure wordt herhaald totdat enkel de hoofdpomp nog actief is of totdat de druk is gestabiliseerd.
Par. 27-21
systeeminstelpunt waarbij staging/destaging o n middellijk wordt toegepast.
Onderdr.limiet
wordt ingesteld als een percentage van de maximumreferentie. Deze pa rameter definieert een punt onder en boven het
Onderdr.limiet
Onderdr.limiet
in par. 27-21 blijft gedurende de ingestelde tijd in par. 27-25
Onderdr.limiet
in par. 27-21 blijft gedurende de ingestelde tijd in pa r. 27-25
zal de cascaderegelaar onmiddellijk een pomp
Onderdr.tijd
Onderdr.tijd
zal de cascaderegelaar
zal de cascaderegela ar
5.2.9 Minimale snelheid voor uitschakeling
Om gebruik in geval van nood te beperken, za l de cascaderegelaar een pomp uitschakel en wanneer de hoofdpomp op de minimumsnelheid draait
gedurende de tijd die is ingesteld in par. 27-27
Destaging-vertr. min.snelh.
5.2.10 Bedrijf met uitsluitend vaste snelheid
Bedrijf met uitsluitend vaste snelheid is een functie die speciaal is bedoeld voor kritische systemen die moeten blijven functioneren in het onwaarschijnlijke
geval dat alle pompen met variabele sne lheid niet beschikbaar zijn voor de cascaderegelaar. In deze situatie zal de cascaderegelaar proberen om de
systeemdruk te handhaven door pompen met vaste snelheid in en uit te schakelen.
Staging:
Als alle pompen met variabele snelheid niet be schikbaar zijn en de systee mdruk onder de ingestelde wa arde in par. 27-22 Werkbereik bij vaste snelh.
zakt en onder deze waarde blijf t gedurende de tijd die is in gesteld in par. 27-23 Staging-vertr. zal een pomp met vaste snelheid worden ingeschakeld.
Deze procedure wordt herhaald totdat alle pompen ingeschakeld zijn.
Gefaseerd uitschakelen:
Als geen enkele pomp met variabele snelheid beschikbaar is en de systeemdruk de ingestelde waarde in par. 27-22 Werkbereik bij vaste snelh. overschrijdt
en boven deze waarde blijft gedurende de tijd die is ingesteld i n par. 27-24 Dest aging-vertr. za l een pomp met v aste snelheid worden uitgeschakeld.
Deze procedure wordt herhaald totdat alle pompen zijn uitgeschakeld.
26
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaaroptie
6 Programmeren
6 Programmeren
6.1 Parameters voor uitgebreide cascaderegelaar
6.1.1 Cascaderegelaaroptie, 27-**
Parametergroep voor de cascaderegelaaroptie.
6.1.2 Pompreg & status, 27-0*
De besturings- en statusparameters dienen voor het bewaken en handmatig besturen van de pompen.
Gebruik de navigatietoetsen rechts [►] en links [◄] om de gegevenswaarde te wijzigen. Gebruik de navigatietoetsen omhoog [
] om de gegevenswaarde te wijzigen.
[
▼
27-01 Pompstatus
Option:Functie:
[0]GereedDe pomp is beschikbaar voor de cascaderegelaar.
[1]Op omvormerDe pomp wordt gestuurd door de cascaderegelaar, is aan gesloten op een omvormer en is actief.
[2]Op netDe pomp wordt bestuurd door de cascaderegelaar, is direct aangesloten op het net en is actief.
[3]Offline-UitDe pomp is niet beschikbaar voor de cascaderegelaar en is uitgeschakeld.
[4]Offline-Op netDe pomp is niet beschikbaar voor de cascaderegelaar, is direct aangesloten op het net en is actief.
[5]Offline-Op omvDe pomp is niet beschikbaar voor de cascaderegelaar, is direct aangesloten op het net en is actief.
[6]Offline-FoutDe pomp is niet beschikbaar voor de cascaderegelaar, is direct aangesloten op het net en is actief.
[7]Offline-HandDe pomp is niet beschikbaar voor de cascaderegelaar, is direct aangesloten op het net en is actief.
[8]Offline-Ext. vergrendelingDe pomp is extern vergrendeld en is uitgeschakeld.
[9]RotatieDe cascaderegelaar voert een rotatiecyclus voor de pomp uit.
[10]Geen relaisaansluitingDe pomp is niet rechtstreeks aangesloten op een omvormer en er is geen relais toegewezen aan de
] en omlaag
▲
Pompstatus is een uitleesparameter die de status voor elke pomp in het systeem kan weergegeven.
De beschikbare instellingen zijn:
pomp.
6
27-02 Handm. pompregeling
Option:Functie:
Handm. pompregeling is een commandoparameter die een handmatige regeling van de pompstatus
mogelijk maakt. Na selectie van een van de opties wordt het commando uitgevoerd, waarna de
parameter wordt teruggezet naar de waarde Niet in bedrijf. De beschikba re opties zijn:
[0] *Niet in bedrijfEr gebeurt niets.
[1]OnlineMaakt dat de pomp beschikbaar is voor de cascaderegelaar.
[2]WisselingForceert de geselecteerde pomp naar de functie van hoofdpomp.
[3]Offline-UitSchakelt de pomp uit, waarna deze niet meer beschikbaar is voor de cascaderegelaar.
[4]Offline-AanSchakelt de pomp in, waarna de pomp niet meer beschikbaar is voor de ca scaderegelaar.
[5]Offline-RotActiveert pomprotatie.
27-03 Actuele draaiuren
Option:Functie:
Eenheid: urenActuele draaiuren is een uitleesparameter die aangeeft hoeveel uren elk e pomp in t otaal heeft ge-
draaid sinds de laatste reset. Deze tijd wordt gebruikt om het aantal draaiuren gelijkmatig over de
pompen te verdelen. Alle tellers kunnen via par. 27-91 worden teruggezet naar 0.
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
27
6
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaa-
6 Programmeren
27-04 Tot. bedrijfsuren pomp
Range:Functie:
0* [0 - 2147483647]Tot. bedrijfsuren pomp geeft het totale aantal bedrijfsuren voor elke aangesloten pomp weer. Deze
parameter kan voor elke pomp afzonderlijk worden inge steld op elke mogelijke waarde voor onderhoudsdoeleinden.
6.1.3 Configuratie, 27-1*
Deze parametergroep dient voor het configureren van de cascaderegelaaropti e.
27-10 Cascaderegelaar
Option:Functie:
Cascaderegelaar stelt de bedrijfsmodus in. De beschikbare opties zijn:
Uitgesch.Schakelt de cascaderegelaaroptie uit.
Master-volgerWerkt uitsluitend met pompen met variabele snelheid die zi jn aangesloten op omvormers. Deze
selectie maakt de setup eenvoudiger.
Gem. pompenWerkt met behulp van pompen met zowel vaste als variabele snelheid.
Std cascaderegelaarSchakelt de optie voor de uitgebreide cascaderegelaar uit en keert terug naar de standaard casca-
deregeling (zie parametergroep 25-** in de
informatie). De extra relais op de optiekaart kunnen worden gebruikt om de standaard cascadere-
gelaar uit te breiden met 3 relais. Allen de functies van de standaard cascaderegelaar zijn beschik-
baar.
VLT AQUA Drive Programmeerhandleiding
voor meer
roptie
27-11 Aantal omvormers
Range:Functie:
1* [1 - 8]Aantal omvormers dat zal worden bestuurd door de cascaderegelaar.
MCO 101: 1-6
MCO 102: 1-8
27-12 Aantal pompen
Range:Functie:
0* [0 - Aantal omvormers]Aantal pompen dat zal worden bestuurd door de cascaderegelaar.
MCO 101: 0-6
MCO 102: 0-8
27-14 Pompcapaciteit
Range:Functie:
100%* [0 (Uit) - 800%]Pompcapaciteit bepaalt de capaciteit van elke pomp in het systeem ten opzichte van de eerste pomp.
Dit is een geïndexeerde parameter met één wa arde per pomp. De capaciteit va n de eerste po mp
wordt altijd 100% geacht.
27-16 Draaiuurbalans
Option:Functie:
Draaiuurbalans bepaalt de prioriteit van elke pomp ten aanzien van een gelijkmatige verdeling van
het aantal draaiuren. De pompen met de hoogste prioriteit zullen worden ingezet voordat de pom-
pen met een lagere prioriteit worden gebruikt. Als alle pompen zijn ingesteld als reservepomp zullen
ze gefaseerd worden in- en uitgeschakeld, omdat ge en prioriteit is ingesteld. Dit betek ent dat ze
gefaseerd zullen worden ingeschakeld in de volgorde 1-2-3 en uitgeschakeld in de volgorde 3-2-1.
De beschikbare opties zijn:
[0] *Balansprioriteit 1Pomp wordt het eerst ingeschakeld en het laatst uitgeschakeld.
[1]Balansprioriteit 2Pomp wordt ingeschakeld als er geen pompen met prioriteit 1 beschikbaar zijn. Wordt uitgeschakeld
voordat pompen met prioriteit 1 worden uitgeschakeld.
[2]ReservepompPomp wordt het laatst ingeschakeld en het eerst uitgeschakeld.
28
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaaroptie
27-17 Motorstarters
Option:Functie:
Motorstarters bepaalt welke type netstarter wordt gebruikt voor de pompen met vaste snelheid. Alle
pompen met vaste snelheid moeten op dezelfde wijze worden geconfigureerd. De volgende opties
zijn beschikbaar:
Geen (contactgevers)
Softstarters
Ster-driehoekstarters
27-18 Rotatietijd voor ongebruikte pompen
Range:Functie:
1,0 s* [0,0 s - 99,0 s]Rotatietijd niet-gebr. pompen bepaalt hoe lang ongebruikte pompen moeten worden geroteerd. Als
een pomp met vaste snelheid in de afgelopen 72 uur niet actief is geweest, wordt hij gedurende de
ingestelde tijd ingeschakeld. Dit dient te voorkomen dat de pomp beschadigd raakt doordat hij te
lang stilstaat. De rotatiefunctie kan worden uitgeschakeld door de waarde van de ze parameter in
te stellen op 0. Waarschuwing: een te hoge waarde voor deze parameter kan in sommige systemen
overdruk veroorzaken.
27-19 Reset actuele draaiuren
Option:Functie:
Reset actuele draaiuren dient om alle tellers voor het actuele aantal draaiuren terug te zetten naar
nul. Deze tijd wordt gebruikt voor het gelijkmatig verdelen van het aantal draaiuren.
[0] *Niet resetten
[1]Reset
6 Programmeren
6
6.1.4 Bandbreedte-inst., 27-2*
Parameters voor het configureren van de regelrespons.
27-20 Normaal werkbereik
Range:Functie:
10%* [1% – P27-21]Normaal werkbereik geeft de maximaal toegestane afwijking ten opzichte van het instelpunt voordat
een pomp mag worden toegevoegd of verwijderd. Het systeem moet deze limiet overschrijden ge-
durende de tijd die is ingesteld in par. 27-23 Staging-vertr. of par. 27 -24 Destaging -vertr. vo ordat
de cascaderegelaar mag reageren. Normaal werkbereik is van toepassing bij een systeem dat met
minstens één beschikbare pomp met variabele snelheid werkt. Deze waarde wordt ingesteld als een
percentage van de maximumreferentie (zie par. 21-12 in de
leiding
voor meer informatie).
VLT AQUA Drive Programmeerhand-
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
29
6
6 Programmeren
27-21 Onderdr.limiet
Range:Functie:
100% (Uitgesch.)*
[P27-20 - 100%]Onderdr.limiet bepaalt de toegestane afwijking vanaf het instelpunt voordat een pomp onmiddellijk
zal worden toegevoegd of verwijderd (bijvoorbeeld ingeval er een brandkraan wordt ingeschakeld).
Normaal werkbereik maakt gebruik van een vertraging die het aantal systeemreacties op piekspanningen beperkt. Hierdoor reageert het systeem te traag op grote wijzigingen in de systeemvraag.
De onderdrukkingslimiet zorgt ervoor dat de omvormer onmiddellijk reageert. De wa arde wordt
ingesteld als een percentage van de maximumreferentie (par. 21-12). De onderdrukkingsfunctie
kan worden uitgeschakeld door deze parameter in te stellen op 100%.
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaa-
roptie
27-22 Werkbereik bij vaste snelheid
Range:Functie:
P27-20* [Par. 27-20 - par. 27-21]Werkbereik bij vaste snelheid geeft de maximaal toegestane afwijking ten opzichte van het instel-
punt voordat een pomp mag worden toegevoegd of verwijderd wanneer er geen gebruik wordt
gemaakt van pompen met variabele snelheid. Het systeem moet deze limiet overschrij den gedurende de tijd die is ingesteld in par. 27-23 Staging-vertr. of par. 27-24 Destaging-vertr. voordat de
cascaderegelaar mag reageren. De waarde wordt in gesteld als een pe rcentage van de maximumreferentie. Wanneer er geen gebruik kan worden gemaakt van pompen met variabele snelheid zal
het systeem proberen om een goede regeling te handhaven met behulp van de aanwezige pompen
met vaste snelheid.
27-23 Staging-vertr.
Range:Functie:
15 s* [0 - 3000 s]Staging-vertr. bepaalt hoe lang de systeemterugkoppeli ng lager moet zijn dan het werkbereik voor-
dat een pomp mag worden ingeschakeld. Als het systeem werkt met minstens één beschikbare
pomp met variabele snelheid wordt Normaal werkbereik (par. 27-20) gebruikt. Als er geen pompen
met variabele snelheid beschikbaar zijn, wordt Werkbereik bij vaste snelh. (par. 27-22) gebruikt.
27-24 Destaging-vertr.
Range:Functie:
15 s* [0 - 3000 s]Destaging-vertr. bepaalt hoe lang de systeemterugkoppeling boven het werkbereik moet blijven
voordat een pomp mag worden uitgeschakeld. Als het systeem werkt met minstens één beschikbare
pomp met variabele snelheid wordt Normaal werkbereik (par. 27-20) gebruikt. Als er geen pompen
met variabele snelheid beschikbaar zijn, wordt Werkbereik bij vaste snelh. (par. 27-22) gebruikt.
30
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaaroptie
27-25 Onderdr.tijd
Range:Functie:
10 s* [0 - 300 s]Onderdr.tijd is de minimumtijd die moet verstrijken nadat een pomp is in- of uitgeschakeld voordat
er opnieuw een pomp gefaseerd mag worden in- of uitgeschakeld naar aanleiding van een o ver-
schrijding door het systeem van de ingestelde waarde in par. 27-21 Onderdr.limiet. De onderdruk-
kingstijd heeft tot doel om het systeem de kans te geven om te stabiliseren nadat e r een pomp is
in- of uitgeschakeld. Als deze vertragingstijd niet lang genoeg is, kunnen de piekspanningen als
gevolg van het in- of uitschakelen van een pomp ertoe leiden dat het systeem een pomp toevoegt
of verwijdert wanneer dit niet nodig is.
27-27 Destaging-vertr. min.snelh.
Range:Functie:
15 s* [0 - 300 s]Destaging-vertr. min.snelh. geeft aan hoe lang de hoofdpomp op de minimumsnelheid moet draaien
terwijl de systeemterugkoppeling zich nog steeds binnen h et normale werkbereik bevindt, voordat
een pomp zal worden uitgeschakeld om energie te besparen. Energiebesparingen kunnen worden
gerealiseerd door een pomp uit te schakelen wanneer pompen met variabele snelheid draaien op
de minimumsnelheid terwijl de terugkoppeling binnen het toegestane bereik blijft. In deze omstan-
digheden mag een pomp worden uitgeschakeld zonder dat het systeem uit balans raakt. De pompen
die nog actief zijn, zullen dan efficiënter werken.
6 Programmeren
6
6.1.5 Staging-snelh., 27-3*
Parameters voor het configureren van de regelrespons in master-volgerconfiguraties.
6.1.6 Autom afstell staging-snelh, 27-30 (op te nemen in toekomstige versies!)
27-30 Autom afstell staging-snelh
Option:Functie:
Als deze optie is ingeschakeld, worden de snelheden voor gefasee rd in/uitschakelen automatisch
bijgesteld tijdens bedrijf. De instellingen worden geoptimaliseerd om hoge prestaties en een laag
energieverbruik te waarborgen. Als deze optie is uitgeschakeld kunnen de snelheden handmatig
worden ingesteld.
[0]Uitgesch.
[1] *Ingesch.
27-31 Inschakelsnelh. (tpm)
Range:Functie:
P4-13* [par. 4-11 – par. 4-13]Moet worden gebruikt bij gebruik van tpm.
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
31
6
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaa-
6 Programmeren
Als de hoofdpomp werkt met een snelheid die hoger is dan Inschakelsnelh. gedurende de tijd die
is ingesteld in par. 27-23 Staging-vertr. en een pomp met variabele snelheid beschikbaar is, zal deze
worden ingeschakeld.
27-32 Inschakelsnelh. (Hz)
Range:Functie:
par. 4-14* [par. 4-12 – par. 4-14]Moeten worden gebruikt bij gebruik van Hz.
Als de hoofdpomp werkt met een snelheid die hoger is dan Inschakelsnelh. gedurende de tijd die
is ingesteld in par. 27-23 Staging-vertr. en een pomp met variabele snelheid beschikbaar is, zal deze
worden ingeschakeld.
roptie
27-33 Uitschakelsnelh. (tpm)
Range:Functie:
par. 4-11* [par. 4-11 – par. 4-13]Als de hoofdpomp werkt met een s nelheid die lager is dan Uitschakelsnelh. gedurende de tijd die is
ingesteld in Destaging-vertr. (par. 27-24) en mee r dan één pomp met variabele snelh eid actief is,
zal een pomp met variabele snelheid worden uitgeschakeld.
27-34 Uitschakelsnelh. (Hz)
Range:Functie:
par. 4-12* [par. 4-12 – par. 4-14]Als de hoofdpomp werkt met een s nelheid die lager is dan Uitschakelsnelh. gedurende de tijd die is
ingesteld in Destaging-vertr. (par. 27-24) en mee r dan één pomp met variabele snelh eid actief is,
zal een pomp met variabele snelheid worden uitgeschakeld.
6.1.7 Staging-inst., 27-4*
Parameters voor het configureren van de staging-overgangen.
6.1.8 Autom afstell staging-inst, 27-40
27-40 Autom afstell staging-inst
Option:Functie:
Als deze optie is ingeschakeld, wordt de drempel voor ge faseerd in/uitschake len automatisch bijgesteld tijdens bedrijf. De instellingen worden geoptimaliseerd ter voorkoming van doorschot
omhoog en omlaag van de druk bij gefaseerd in/uitschakelen. Als deze optie is uitgeschakeld kunnen
de drempels handmatig worden ingesteld.
[0]Uitgesch.Drempel voor gefaseerd in- of uitschakelen
[1] *Ingesch.
32
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaaroptie
27-41 Uitloopvertr.
Range:Functie:
10 s* [0 s – 120 s]Uitloopvertr. bepaalt de vertraging tussen het inschakelen van een pomp via een softstarter en het
uitlopen van de pomp die door de omvormer wordt bestuurd. De ze functie wordt enkel gebruikt
voor pompen die via een softstarter worden bestuurd.
6 Programmeren
6
27-42 Aanloopvertr.
Range:Functie:
2 s* [0 s – 12 s]Aanloopvertr. bepaalt de vertraging tussen het uitschakelen van een pomp die door een softstarter
wordt bestuurd en het aanlopen van de pomp die door de omvormer wordt bestuurd. Deze functie
wordt enkel gebruikt voor pompen die via een softstarter worden bestuurd.
27-43 Staging-drempel
Range:Functie:
90%* [1% – 100%]Staging-drempel bepaalt de snelheid tijdens de staging-aanloop waarbij d e pomp met vaste snelheid
moet worden ingeschakeld. Deze waarde wordt ingesteld als een percentage [%] van de maximale
pompsnelheid.
Als Autom afstell staging-inst is ingeschakeld in par. 27-40, wordt par. 27-43 verborgen. De actuele
waarde kan worden uitgelezen als par. 27-40 is uitgeschakeld. Als par. 27-40 is uitgeschakeld, kan
de drempel voor gefaseerd inschakelen in P27-43 handmatig worden gewijzigd en wordt vervolgens
de nieuwe waarde gebruikt als par. 27-40 opnieuw wo rdt ingeschakeld.
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
33
6
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaa-
6 Programmeren
27-44 Destaging-drempel
Range:Functie:
50%* [1% – 100%]Destaging-drempel bepaalt de snelheid tijdens de staging-aanloop waarbij de pomp met vaste snel-
heid moet worden ingeschakeld. Deze waarde wordt ingesteld als een percentage [%] van de
maximale pompsnelheid.
Als Autom afstell staging-inst is ingeschakeld in par. 27-40, wordt par. 27-44 verborgen. De actuele
waarde kan worden uitgelezen als par. 27-40 is uitgeschakeld. Als par. 27-40 is uitgeschakeld, kan
de drempel voor gefaseerd uitschakelen in P27-44 handmatig worden gewijzigd en wordt vervolgens
de nieuwe waarde gebruikt als par. 27-40 opnieuw wordt ingeschakeld.
Als 27-30 Ingesch. [1] is, worden 27-31, 27-32, 2 7-33 en 27-34 constant bijg ewerkt met de nieuwe,
automatisch berekende waarden. Als 27-31, 27-32, 27-33 en 27-34 vanaf d e bus worden gewijzig d,
dan worden de nieuwe waarden gebruikt, maar worden die vervolgens weer automatisch bijgesteld
(aangepast).
Als 27-40 Ingesch. [1] is, worden 27-41, 27-42, 2 7-43 en 27-44 constant bijg ewerkt met de nieuwe,
automatisch berekende waarden. Als 27-41, 27-42, 27-43 en 27-44 vanaf d e bus worden gewijzig d,
dan worden de nieuwe waarden gebruikt, maar worden die vervolgens weer automatisch bijgesteld
(aangepast).
De waarden worden opnieuw berekend en de parameters bijgewerkt wanneer zich een gefaseerde
inschakeling voordoet.
roptie
27-45 Staging-snelh. (tpm)
Option:Functie:
Eenheid: tpmStaging-snelh. is een uitleesparameter die de actuele staging-snelheid op basis van de staging-
drempel weergeeft.
27-46 Staging-snelh. (Hz)
Option:Functie:
Eenheid: HzStaging-snelh. is een uitleesparameter die de actue le staging-snelheid op basis van de staging-
drempel weergeeft.
27-47 Destaging-snelh. (tpm)
Option:Functie:
Eenheid: tpmDestaging-snelh. is een uitleesparameter die de actuele snelheid van gefaseerd uitschakelen op
basis van de drempel voor gefaseerd uitschakelen weergeeft.
34
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaaroptie
27-48 Destaging-snelh. (Hz)
Option:Functie:
Eenheid: tpm
6.1.9 Wisselinstellingen, 27-5*
Parameters voor het configureren van pompwisselingen.
27-51 Wisselgebeurt.
Option:Functie:
[0] *Uit
[1]Bij destaging
27-52 Tijdsinterval wisseling
Range:Functie:
0 (Uitgesch.)*
[0 (Uitgesch.) - 10000 min]
Destaging-snelh.
ging-drempel weergeeft.
Wisselgebeurt
Tijdsinterval wisseling
kan worden uitgeschakeld door de parameter in te stellen op 0. Par. 27-53 geeft aan hoeveel tijd
er nog resteert voordat de volgende wisseling plaatsvindt.
. staat een pompwisseling tijdens destaging toe.
6 Programmeren
is een uitleesparameter die de actuele destaging-snelheid op basis van de desta-
6
is de door de gebruiker in te stellen tijd tussen twee wisselingen. De functie
27-53 Timerwaarde wisseling
Option:Functie:
Eenheid: min
Timerwaarde wisseling
een intervalgebaseerde wisseling plaatsvindt. Par. 27-52 bepaalt het tijdsinterval.
27-54 Wisselen op vast tijdstip
Option:Functie:
Wisselen op vast tijdstip
wisselen van pompen. Het tijdstip zelf wordt ingesteld in par. 27 -55.
alleen worden ingeschakeld als er een realtimeklok actief is.
[0] *Uitgesch.
[1]Vast tijdstip
27-55 Voorgepr. wisselingstijd
Range:Functie:
1:00* [00:00 – 23:59]
Voorgepr. wisselingstijd
meter is alleen beschikbaar als par. 27-54 is ingesteld op
27-56 Wisselcapaciteit is <
Range:Functie:
0% (Uit)* [0% (Uit) - 100%]
Wisselcapaciteit is <
tijdgebonden wisseling is toegestaan. Deze functie zorgt ervoor dat een pompwisseling alleen
plaatsvindt wanneer de snelheid van de pomp zo laag is dat het wegvallen van de pomp het proces
niet zal beïnvloeden. Dit minimaliseert verstoringen in het systeem als gevolg van wisselingen. De
waarde wordt ingesteld als een percentage van de capaciteit van pomp 1.
worden uitgeschakeld door de parameter in te stellen op 0%.
is een uitleesparameter die aangeeft hoeveel tijd er nog resteert voordat
maakt het mogelijk om een vast tijdstip van de dag in te stel len voor he t
Wisselen op vast tijdstip
bepaalt op welk tijdstip van de dag de pomp wordt gewisseld. Deze para-
Vast tijdstip
bepaalt dat de hoofdpomp onder deze capaciteit moet werken voordat een
.
Wisselcapaciteit is <
kan
kan
27-58 Draai volg. pompvertr.
Range:Functie:
0,1 s* [0,1-5 s]
Draai volg. pompvertr.
starten van de volgende hoofdpomp bij gebruik van wisselende hoofdpompen. Dit zorgt ervoor dat
de contactgevers enige tijd hebben om te schakelen terwijl beide pompen zijn gestopt.
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
is een vertraging tussen het stoppen van de huidige hoofdpomp en het
35
6 Programmeren
6.1.10 Aansluitingen, 27-7*
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaa-
roptie
6
Parameters voor het configureren van relaisaansluitingen.
27-70 Relais
Option:Functie:
StandaardrelaisPar. 27-70 is een arrayparameter die wordt gebruikt om de functie van de optierelais te configure-
ren. Afhankelijk van welke optie is geïnstalleerd, zijn alleen de beschikbare relais zichtbaar. Als de
uitgebreide cascaderegelaar is geïnst alleerd, z ijn relais 10-12 zichtbaar. Als de geavanceerde cascaderegelaar is geïnstalleerd, zijn relais 13-20 zichtbaar. Als beide opties zijn geïnstalleerd, zijn alle
relais zichtbaar. Voor de configuratie van de functie van elk relais kiest u het betreffende relais en
kiest u vervolgens de functie. Als u de functieoptie Stan daardrelais kiest, kan het r elais worden
gebruikt als een algemeen relais en kan de gewenste functie vervolg ens worden ingesteld onder
parameter 5-4*.
[0]Omvormer X insch.Schakel volger-omvormer X in.
Pomp K naar omvormer NSluit pomp K aan op omvormer N.
Pomp K naar netSluit pomp K aan op de netvoeding.
NB!
Als MCO 102 is geïnstalleerd, is mogelijk ook de relaisoptie MCB 105 beschikbaar
voor cascaderegeling.
6.1.11 Data-uitlezingen, 27-9*
Uitleesparameters voor de cascaderegelaaroptie
27-91 Cascadereferentie
Cascadereferentie
wanneer de master-omvormer is gestopt. Dit is de snelheid waarbij de omvormer actief is of actief zou zijn als hij was ingeschakeld. De waarde word t
geschaald als een percentage van
Eenheid: %
is een uitleesparameter die de referentie-uitgang voor gebruik met volger-omvormers aangeeft. Deze referentie is ook beschikbaar
Motorsnelh. hoge begr.
(par. 4-13 [RPM] of 4-14 [Hz]).
27-92 Actueel % van tot capaciteit
Actueel % van tot capaciteit
dat alle pompen op volle snelheid werken.
Eenheid: %
is een uitleesparameter die systeemwerkpunt weergeeft als een percentage van de totale systeemcapaciteit. 100% betekent
27-93 Status cascadeoptie
Option:Functie:
36
Status cascadeoptie
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
is een uitleesparameter die de status van het cascadesysteem aangeeft.
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaaroptie
[0] *Uitgesch.De cascadeoptie wordt niet gebruikt.
UitDe cascadeoptie is uitgeschakeld.
ActiefDe cascadeoptie werkt normaal.
Actief op FSBWDe cascadeoptie werkt in een modus met vaste snelheid. Er zijn geen pompen met variabele snelheid
beschikbaar.
JoggingHet systeem draait op de jog-snelheid die is ingesteld in par. 3-11.
Zonder terugkoppelingHet systeem is ingesteld op een regeling zonder terugkop pel ing
VastgehoudenHet systeem wordt vastgehouden in de huidige status. Er zullen geen wijzigingen plaatsvinden.
NoodstopHet systeem is gestopt wegens een vrijloop, veiligheidsvergrendeling, uitschakeling met blokkering
of veilige. stop
AlarmHet systeem werkt terwijl er een alarm is gegenereerd.
StagingHet systeem is bezi g met een staging-actie.
DestagingHet systeem is bezig met een destaging-actie.
WisselendHet systeem is bezig met een pompwisseling.
Hoofdpomp niet ingest.Er is geen hoofdpomp geselecteerd.
6 Programmeren
6
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
37
7 Parameterlijsten
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaa-
roptie
7
38
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaaroptie
7 Parameterlijsten
Type
Conver-
sion index
ration
Change during ope-
only
WoDate
TimeOfDay-
7
7.1.1 Cascade-CTL-optie 27-**
Reset Current Runtime Hours[0] Niet resettenAll set-upsTRUE-Uint8
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaaroptie
8 Bijlage A - Toepassingsnotitie master/volger
8 Bijlage A - Toepassingsnotitie master/volger
8.1.1 Bedrijf met master en volgers
Beschrijving van toepassing
Het systeem dat als voorbeeld gebruikt wordt, b evat 4 gelijkwaa rdige pompen in een waterdistributiesystee m. Deze zijn allemaal aangesloten op een
®
Danfoss VLT
omvormer die 'master-omvormer' genoemd wordt. De master-omvormer is tevens uitgerust met de
Danfoss.. Het doel van dit systeem is om te zorgen voor een constante druk in het systeem.
Argumenten voor het gebruik van een master/volger-configuratie in plaats van een modus voor standaard cascaderegeling zijn onder meer:
•In oude en zwakke leidingsystemen waar enorme drukpieken lekkage kunnen veroorzaken, kunnen de hoge prestaties van een master-volger-
•In watersystemen met een constante druk kunnen de pompen op de efficiëntste wijze bediend worden door gebruik te maken van een master-
•In systemen met grote schommelingen in de doorstroming kan een snel reagerende master-volgermodus zorgen voor een snelle en veilige
•Zeer eenvoudige installatie – geen extra apparatuur nodig. De omvormers kunnen geleverd worden met IP 55 of zelfs IP 66, wat betekent dat
AQUA Drive. Een drukzender met een analoog uitgangssignaal van 4-20 mA wordt gebruikt als terugkoppe ling en is aan gesloten op de
VLT® uitgebreide-cascaderegelaaroptie MCB-101
configuratie veel voordeel bieden.
volgerconfiguratie.
handhaving van een constante druk.
er geen panelen nodig zijn, behalve voor zekeringen.
van
Factoren om rekening mee te houden
Vergeleken met een traditionele cascaderegeling worden de aanwezige, actieve pompen geregeld op basis van snelheid in plaats van terugkoppeling.
Om de hoogst mogelijke energiebesparing op te leveren, moeten de in- en uitschakelsnelheid co rrect ingesteld worden voor het b etreffende systeem.
Zie figuur 1 voor een verduidelijking van het principe.
De snelheid voor gefaseerd in- en uitschakelen voor elke fase wordt door
de gebruiker ingesteld. De juiste snelheid hangt af van de toepassing en
®
het systeem. In VLT
snelheid automatisch afgesteld door de omvormer. De juiste instellingen
kunnen ook bepaald worden met behulp van de pc-software MUSEC van
Danfoss, die te downloaden is via de Danfoss website:
De vermelde instellingen in tabel 1.1 kunnen voor de meeste toepassingen worden gebruikt.
Fase 140Min. snelheid
Fase 24236
Fase 34538
Fase 44740
AQUA softwareversies hoger dan 1.1 wor dt de
Snelheid gefaseerd inschakelen [Hz]
(par. 27-31)
Afbeelding 8.1: Totaal energieverbruik.
Snelheid gefaseerd uitschakelen [Hz]
(par. 27-33)
8
Tabel 8.1: Voorbeeld van snelheid voor gefaseerd in- of uitschakel en
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
41
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaa-
8 Bijlage A - Toepassingsnotitie master/volger
Elektrische bedrading
Afbeelding 8.2: Elektrische bedrading. K lem 27 op de ma ster-omvormer wordt gebruikt al s pulsuitgangsre ferentie. Kle m 29 op de volgeromvormers wordt gebruikt als pulsingangsreferentie. Alle volger-omvormers zijn op dezelfde wijze aangesloten op het net en de motor als
Net
en
Motor
de master-omvormer, wat wordt aangeduid met de tekst
.
roptie
8
NB!
In het voorbeeld gaan we ervan uit dat de drukzender die wordt gebruikt als terugkoppelingssensor een bereik heeft van 0-10 bar.
NB: de indeling van de analoge ingang wordt ingeschakeld met behu lp van schakelaar S201 onder het LCP.
Basisinstellingen voor zowel master- als volger-omvormers:
Parameters:
Stel de eenheid van het motortoerental in op Hz.0-02
Nom. motorvermogen1-20 / par. 1-21 (kW / pk)
Nominale motorspanning1-22
Motorstroom1-24
Nominale motorsnelheid1-25
Controle draair. motor1-28
Schakel automatische aanpassing van de motorgegevens in1-29
42
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaaroptie
Aanlooptijd3-41(5 s * afh. van grootte) Moet hetzelfde zijn in master en volger!
Uitlooptijd3-42(5 s * afh. van grootte) Moet hetzelfde zijn in master en volger!
Motorsnelh. lage begr. [Hz]4-12(30 Hz)
Motorsnelh. hoge begr. [Hz]4-14(50 Hz) Moet hetzelfde zijn in master en volger!
Instellingen alleen voor de master-omvormer
1.Gebruik de wizard voor een regeling met terugkoppeling onder 'Snelmenu - Functiesetups' om alle instellingen voor terugkoppeling en de regelaar
snel en eenvoudig in te stellen.
2.Stel de masterconfiguratie in par. 27-** in.
Selecteer Master-volger.27-10
Stel het aantal omvormers in.27-11
Stel de inschakelsnelheid in op basis van tabel 1.27-3*
Configureer relais 127-70Omv. 2 insch.
Configureer relais 227-70Omv. 3 insch.
Configureer relais 1027-70Omv. 4 insch.
Minimumreferentie3-020 [bar]
Max. referentie3-0310 [bar]
Klem 27 modus5-01Uitgang [1]
Klem 27 dig. uitgang5-30Pulsuitgang [55]
Klem 27 pulsuitgangsvariabele5-60Cascadereferentie [116]
Max. freq. pulsuitgang 275-625000 [Hz]
Wanneer het systeem in werking gesteld wordt, zal de master-omvormer er automatisch voor zorgen dat alle pompen even vaak draaien (in tijd uitgedrukt)
en dat alleen het aantal pompen draait dat nodig is op basis van de vraag. Als de gebruiker om de een of andere reden bepaalde pompen vaker wil
inzetten, is het mogelijk o m de prio rit eit van d e pompe n in drie nivea us i n te ste llen v ia par. 27 -16 . (P riori tei t 1, Pri orit eit 2 en Reservepomp). Pompen
met prioriteit 2 zullen enkel ingesch akeld worden als er geen pompen met prior it eit 1 beschikbaar zijn.
Het kan nodig zijn om de
snelheid voor gefaseerd in/uitschakelen
fijn af te stellen om het energieverbruik te optimaliseren.
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
43
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaa-
Trefwoordenregister
Trefwoordenregister
A
Aanloopvertr., 27-4233
Aantal Omvormers19
Aantal Omvormers, 27-1128
Aantal Pompen, 27-1228
Aardlekstroom3
Actuele Draaiuren, 27-0327
Algemene Beschrijving6
Analoge Ingang42
Analoog Uitgangssignaal Van 4-20 Ma41
Autom Afstell Staging-inst, 27-4032
Autom Afstell Staging-snelh, 27-30 (op Te Nemen In Toekomstige Versies!)31
B
Bandbreedte-inst., 27-2*29
Basisinstellingen42
Bedrijf Met Master En Volgers41
Bedrijfsuren24
Beslissingen Betreffende Gefaseerde In-/uitschakeling13
roptie
C
Cascade-ctl-optie39
Cascaderegelaar, 27-1028
Cascaderegelaaroptie5, 6
Cascaderegelaaroptie, 27-**27
Configuratie Met Pompen Met Vaste Snelheid13
Configuratie Met Pompen Met Vaste Snelheid12
Configuratie Voor Pompen Met Verschillend Vermogen15
Configuratie, 27-1*28
Constante Druk41
Eenvoudige Installatie41
Elektrische Bedrading42
Energiebesparing41
Extra Configuratie Voor Meerdere Omvormers19
F
Functies Van Cascadereg el aa r23
G
Gefaseerd In- Of Uitschakelen41
Gefaseerd In/uitschakelen25
Gefaseerd In/uitschakelen Van Pompen Met Variabele Sne lh e id Op Basis Van De Omvormer s nelheid.20
Gefaseerd In/uitschakelen Van Pompen Met Vaste Snelheid Op Basis Van Drukterugkoppeling21
44
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Handm. Pompregeling23
Handm. Pompregeling, 27-0227
Het Energieverbruik Te Optim al i se r en43
Het Systeem Configureren19
Hoofdpomp25, 26
I
Inleiding11
Inleiding Mco 101 En Mco 1025
Inschakelsnelh. (hz), 27-3232
Inschakelsnelh. (tpm), 27-3131
Instellingen Alleen Voor De Master-omvormer43
Instellingen Alleen Voor Volger-omvormers43
Ip 55 Of Zelfs Ip 6641
K
Klem 2742
Klem 2942
Kritische Systemen26
Trefwoordenregister
M
Master-omvormer6, 19, 41
Master-volgerconfiguratie13
Meerdere Omvormers25
Modus Zonder Terugkoppeling6
Motorstarters, 27-1728
Multiple Unit Stagin g E f ficiency Calculator21
Musec21, 41
Parameterinstellingen42
Pid-regelaar20
Pomp Met Vaste Snelheid6
Pompcapaciteit19
Pompcapaciteit, 27-1428
Pompen Met Variabele Snelhei d.6
Pompreg & Status, 27-0*27
Pomprotatie24
Pompstatus, 27-0127
Prioriteit Van De Pompen43
R
Regeling Met Terugkoppeling20
Relais, 27-7036
Reset Actuele Draaiuren, 27-1929
MI.38.C2.10 - VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
45
Uitgebreide en geavanceerde cascaderegelaa-
Trefwoordenregister
Rotatietijd24
Rotatietijd 27-1829
Rotatietijd Voor Niet-gebru i kt e P o mp e n19
S
Schakelaar S20142
[Snelheid Gefaseerd Inschakelen Hz]41
[Snelheid Gefaseerd Uitschak elen Hz]41
Snelheid In Plaats Van Terugkoppeling41
Snelheid Voor Gefaseerd In- E n Ui ts c h ak el e n41
Softstarters18
Softwareversie3
Softwareversies41
Staging26
Staging/destaging Onderdrukken26
Staging-drempel, 27-4333
Staging-inst., 27-4*32
Staging-snelh. (hz), 27-4634
Staging-snelh. (tpm), 27-4534
Staging-snelh., 27-3*31
Staging-vertr., 27-2330
Standaard Cascaderegelaar6
roptie
T
Terugkoppelingsdruk14, 25
Terugkoppelingssensor20, 42
Tot Bedrijfsuren, 27-0427
U
Uitbreiding Van Standaardcascaderege la ar11
Uitgebreide Cascaderegel aa r Mc o 10 1 En Geavanceerde Cascaderegelaar Mco 1025
Uitloopvertr., 27-4132
Uitschakelsnelh. (hz), 27-3432
Uitschakelsnelh. (tpm), 27-3332