Tips voor de monteur Problemen oplossen – meetinstrumenten
CLASS N 1
90
Meetinstrumenten
Instrumenten voor het opsporen
van fouten
Classicatie van
instrumenten
De meest gebruikte instrumenten voor het
opsporen van fouten in koelinstallaties zijn:
1. manometer
2. thermometer
3. hygrometer
4. lekzoeker
5. vacuümmeter
6. ampèretang
7. isolatiemeter
8. duspel
Ae0_0045
Instrumenten voor het opsporen van fouten en
het uitvoeren van onderhoud aan koelsystemen
moeten voldoen aan bepaalde eisen ten aanzien
van de betrouwbaarheid.
Een deel van deze eisen kan als volgt worden
onderverdeeld:
a. onzekerheid;
b. aeesnauwkeurigheid;
c. reproduceerbaarheid;
d. stabiliteit op lange termijn;
e. temperatuurstabiliteit.
De belangrijkste hiervan zijn a, b en e.
a. Onzekerheid
b. Aeesnauwkeurigheid
De onzekerheid van een instrument is de
nauwkeurigheid waarmee de waarde van de
gemeten variabele kan worden aangegeven.
Onzekerheid wordt vaak uitgedrukt in % (±) ten
opzichte van het volledige meetbereik (FS – full
scale) of de meetwaarde. Een voorbeeld van de
onzekerheid van een bepaald instrument is ± 2%
ten opzichte van de meetwaarde, wat minder
onzeker is dan een onzekerheid van ± 2% ten
opzichte van FS.
De aeesnauwkeurigheid van een meetinstrument
is de kleinste eenheid die erop kan worden
afgelezen.
Een digitale thermometer die 0,1 °C aangeeft als
laatste cijfer achter de komma, heeft bijvoorbeeld
een aeesnauwkeurigheid van 0,1 °C.
De aeesnauwkeurigheid zegt niets over de
nauwkeurigheid van een instrument. Zelfs met
een aeesnauwkeurigheid van 0,1 °C komt een
onzekerheid van maar liefst 2 K regelmatig voor.
Het is dan ook zeer belangrijk om onderscheid te
maken tussen deze twee begrippen.
Tips voor de monteur Problemen oplossen – meetinstrumenten
c. Reproduceerbaarheid
e. Temperatuurstabiliteit
De reproduceerbaarheid van een meetinstrument
is een uitdrukking voor het vermogen van
het instrument om herhaalde malen dezelfde
constante meetwaarde aan te geven.
Reproduceerbaarheid wordt aangegeven in % (±).
d. Stabiliteit op lange termijn
Stabiliteit op lange termijn is een uitdrukking
voor de wijziging in de absolute nauwkeurigheid
in, bijvoorbeeld, één jaar.
Stabiliteit op lange termijn kan in % per jaar
aangegeven worden.
Ae0_0003
De temperatuurstabiliteit van een instrument
geeft aan hoeveel de absolute nauwkeurigheid
van een instrument wijzigt per °C temperatuurwijziging waaraan het instrument wordt
blootgesteld.
De temperatuurstabiliteit wordt aangeduid in %
per °C.
Bekendheid van de temperatuurstabiliteit van
een instrument is uiteraard belangrijk als het
instrument wordt meegenomen in koel- of
vriescellen.
Ae0_0004
Elektronische instrumenten
Controle en afstelling
Elektronische instrumenten kunnen gevoelig zijn
voor vocht.
Sommige kunnen door condensatie beschadigd
raken als zij worden gebruikt vlak nadat zij
van een koude naar een warme omgeving zijn
verplaatst.
Gebruik zo’n instrument nooit voordat het
dezelfde temperatuur heeft als de omgeving.
Gebruik een elektronisch meetinstrument
nooit direct nadat het uit de koude auto van de
monteur in een warmere omgeving is gebracht.
Ae0_0005
De metingen van gewone instrumenten, en
bepaalde kenmerken ervan, kunnen in de loop
der tijd veranderen.
Bijna alle instrumenten moeten daarom
regelmatig gecontroleerd en zo nodig bijgesteld
worden.
Hieronder worden enkele eenvoudige testen
beschreven. Ze kunnen de bovengenoemde
inspecties echter niet vervangen.
Tips voor de monteur Problemen oplossen – meetinstrumenten
Controle en afstelling (vervolg)
Afstellin� en kalibratie
Manometers
Servicemanometers
De correcte denitieve inspectie en afstelling van
instrumenten kan worden uitgevoerd door een
erkend keuringsinstituut.
Manometers voor het opsporen van fouten en
het uitvoeren van onderhoud zijn meestal van
het Bourdonbuistype. Hetzelfde geldt voor de
manometers in installaties.
In de praktijk wordt de druk bijna altijd als
overdruk gemeten.
Het nulpunt van de drukschaal is gelijk aan de
normale barometerstand.
Manometers hebben daarom gewoonlijk
een schaal van -1 bar (-100 kPa) via nul tot de
maximale positieve aezing. Manometers met
een schaal in absolute druk geven ca. 1 bar aan
bij omgevingsluchtdruk.
Servicemanometers hebben meestal een
of meer temperatuurschalen voor de
verzadigingstemperatuur van gangbare
koelmiddelen.
Manometers dienen een toegankelijke stelschroef
te hebben voor het instellen van het nulpunt,
aangezien de Bourdonbuis rigide wordt als het
instrument lange tijd aan hoge druk is blootgesteld.
Controleer manometers regelmatig met
een nauwkeurig instrument. Controleer
dagelijks of de manometer 0 bar aangeeft bij
omgevingsluchtdruk.
Ae0_0007
Ae0_0008
Ae0_0009
Vacuümmeters
Vacuümmeters worden in de koeltechniek
gebruikt voor het meten van de druk
in het leidingsysteem tijdens en na het
vacumeerproces.
Vacuümmeters geven altijd de absolute druk aan
(nulpunt komt overeen met absoluut vacuüm).
Vacuümmeters mogen gewoonlijk niet aan
een duidelijke overdruk worden blootgesteld.
Monteer de vacuümmeter daarom samen
met een veiligheidsklep die is ingesteld op de
maximaal toegestane druk op de vacuümmeter.
Tips voor de monteur Problemen oplossen – meetinstrumenten
Thermometer
Hygrometer
Bij onderhoud worden meestal elektronische,
digitale thermometers gebruikt. Er bestaan
versies met oppervlaktevoelers, ruimtevoelers en
insteekvoelers.
De onzekerheid van de thermometer mag niet
groter zijn dan 0,1 K en de aeesnauwkeurigheid
moet 0,1 °C bedragen.
Voor het instellen van thermostatische expansieventielen wordt vaak een wijzerthermometer
met een dampvulling in de voeler en een capillair
aanbevolen.
Temperatuurschommelingen zijn hierop meestal
makkelijker te volgen.
Thermometers kunnen eenvoudig worden
gecontroleerd bij 0 °C. Steek de voeler 150 à
200 mm in een geheel met vergruisd ijs (van
gedestilleerd water) en gedestilleerd water
gevulde thermoses.
Als de voeler tegen kokend water bestand is,
kan hij net onder het oppervlak van doorkokend
water worden gehouden (in een pan met deksel).
Hierdoor kan een redelijke controle bij 0°C en
100°C worden bereikt.
Een daadwerkelijk nauwkeurige controle kan
worden uitgevoerd door een erkend instituut.
Er zijn verschillende soorten hygrometers
voor het meten van de luchtvochtigheid in
koelcellen, in ruimten met airconditioning en in
luchtkanalen:
haarhygrometer;
psychrometer;
diverse elektronische hygrometers.
Om een redelijke nauwkeurigheid te bereiken,
moet een haarhygrometer voor elk gebruik
worden afgesteld. Een psychrometer (natte en
droge thermometer) vereist geen afstelling als de
thermometers van hoge kwaliteit zijn.
Bij een lage temperatuur en een hoge
luchtvochtigheid is het temperatuurverschil
tussen de natte en droge thermometer klein.
Onder dergelijke omstandigheden is de
onzekerheid van een psychrometer groot. Een
afgestelde haarhygrometer of een elektronische
hygrometer is in dergelijke gevallen beter
geschikt.
Tips voor de monteur Problemen oplossen – meetinstrumenten
Hygrometer (vervolg)
Een haarhygrometer kan worden afgesteld
door er een schone, vochtige doek omheen
te wikkelen en de meter vervolgens in een
luchtdichte bak met een laagje water op de
bodem te plaatsen (er mag geen water in de
hygrometer of op de voeler komen).
Dit geheel wordt daarna minstens twee uur lang
in de temperatuur geplaatst waarin gemeten
moet worden.
De hygrometer moet nu 100% aangeven. Als
dit het geval is, moet de stelschroef worden
bijgesteld.
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen (commerciële koelre�elsystemen van Danfoss)
Fouten in koelinstallaties,
al�emeen
Fouten opsporen zonder
gebruik van instrumenten
Dit boekje behandelt vaak voorkomende fouten
in kleine, tamelijk eenvoudige koelinstallaties.
De beschreven fouten, oorzaken, oplossingen
en de invloed op de werking van de installatie
zijn ook van toepassing op complexe en grote
installaties.
In dergelijke installaties kunnen zich echter ook
andere fouten voordoen. Dergelijke fouten en
fouten in elektronische regelaars worden hier
niet behandeld.
Ae0_0001
Met de nodige ervaring kunnen veel gangbare
fouten in koelinstallaties worden opgespoord
door te kijken, luisteren, voelen en soms ruiken.
Andere fouten kunnen alleen met behulp van
instrumenten worden opgespoord.
Praktische indeling
Dit boekje bestaat uit twee hoofdsecties. De
eerste sectie bevat uitsluitend fouten die
rechtstreeks met de zintuigen kunnen worden
waargenomen. Hier worden de symptomen,
mogelijke oorzaken en het eect ervan op de
werking van de installatie aangegeven.
De tweede sectie behandelt zowel fouten die
rechtstreeks met de zintuigen kunnen worden
waargenomen als fouten die alleen met een
instrument kunnen worden opgespoord. Hier
worden de symptomen, mogelijke oorzaken en
het herstellen van de fouten beschreven.
Kennis van het systeem is vereistBelangrijk bij het opsporen van fouten is
een goede kennis van de mechanische en
elektrische opbouw, werking en regeling van de
koelinstallatie.
Bij een onbekende installatie moeten eerst het
leidingschema en andere belangrijke schema’s
worden bestudeerd. Bovendien is het nodig
om vertrouwd te raken met de opbouw van het
systeem (leidingen, plaatsing van onderdelen,
eventueel aangesloten systemen zoals koeltorens
en glycolsystemen).
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen (commerciële koelre�elsystemen van Danfoss)
Theoretische kennis is vereist
Voor het opsporen en verhelpen van fouten en
een onjuiste werking is een zekere mate van
theoretisch inzicht vereist.
Voor het opsporen van alle soorten fouten – ook
in eenvoudige koelinstallaties – moet men een
grondige kennis hebben van factoren zoals:
de structuur, werking en kenmerken van alle
componenten;
benodigde meetinstrumenten en -technieken;
alle koelprocessen in de installatie;
de invloed van de omgeving op de werking
van de installatie;
de functie en instelling van regelelementen en
veiligheidsvoorzieningen;
wetgeving met betrekking tot de veiligheid en
inspectie van koelsystemen.
Voordat de fouten zelf wordt behandeld, is het
nuttig om kort in te gaan op enkele van de
belangrijkste instrumenten voor het opsporen
van fouten.
Ae0_0033
In onderstaande beschrijvingen van fouten in
koelinstallaties wordt in sectie 1 en 2 uitgegaan
van installaties met leidingschema’s zoals
weergegeven in g. 1, 2 en 3.
Bij het bespreken van de installaties wordt de
richting van de koelmiddelstroming gevolgd.
Symptomen voor fouten die kunnen optreden
worden beschreven in de volgorde waarin zij in
het circuit voorkomen. De beschrijving begint na
de perszijde van de compressor en loopt in de
richting van de pijlen.
- verhoogd energieverbruik.
Bij een luchtgekoelde condensor moet het verschil tussen de
toevoertemperatuur van de lucht en de condensatietemperatuur
tussen 10 en 20 K liggen, het liefst zo laag mogelijk.
Bij een watergekoelde condensor moet het verschil tussen de
condensatietemperatuur en de toevoertemperatuur van het
water tussen 10 K en 20 K liggen, het liefst zo laag mogelijk.
Lage zuigdruk of ‘pendelen’ van de compressor.
grote drukval in de vloeistoeiding;
damp in de vloeistoeiding.
bevriest in het expansieventiel
kleppen en lters.
compressor.
compressor ‘pendelt’ of draait met lage zuigdruk.
Problemen
oplossen
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen (commerciële koelre�elsystemen van Danfoss)
Zichtbare fouten en het eect op de werkin� van het systeem (vervolg) Tekst tussen [ ] geeft de oorzaak van de fout aan
Zichtbare foutenEect op de werkin� van de installatie
Thermostatisch expansieventiel
a)Expansieventiel zwaar berijpt; verdamper alleen berijpt bij
het ventiel.
[Vuillter gedeeltelijk verstopt]
[Voelervulling gedeeltelijk verdwenen]
[Eerder genoemde fouten die dampbellen in de
vloeistoeiding veroorzaken]
b)Expansieventiel zonder uitwendige drukvereening;
verdamper met vloeistofverdeler.
[Onjuiste dimensionering of montage]
c)Expansieventiel met uitwendige drukvereening;
vereeningsleiding niet gemonteerd.
[Onjuiste montage]
d)Voeler niet goed vastgezet.De fouten onder d), e) en f) veroorzaken een overvolle verdamper
[Onjuiste montage]
e)Voeler maakt niet over de gehele lengte contact met de leiding.
[Onjuiste montage]
f)Voeler in luchtstroom geplaatst.
[Onjuiste montage]
Luchtkoeler
a)Verdamper alleen berijpt bij de inlaatzijde; thermostatisch
expansieventiel zwaar berijpt.
[Fout in het expansieventiel]
[Alle eerder genoemde fouten die dampbellen in de
vloeistoeiding veroorzaken]
b)Voorzijde geblokkeerd door rijp.De fouten onder a), b), c), d), en e) veroorzaken:
[Ontbrekende, onjuiste of verkeerd ingestelde
ontdooiingsprocedure]
c)Ventilator werkt niet.
[Defecte motor of motorbeveiliging uitgeschakeld]
d)De ventilatorbladen zijn beschadigd.
e)Lamellen zijn vervormd.
[Ruwe behandeling]
Vloeistofkoeler
a)Voeler van het expansieventiel niet goed vastgezet.Veroorzaakt een overvolle verdamper met gevaar voor
[Onjuiste montage]
b)Thermostatisch expansieventiel zonder uitwendige
drukvereening op vloeistofkoeler met grote drukval, bijv.
coaxiale verdamper.
[Onjuiste dimensionering of montage]
c)Thermostatisch expansieventiel met uitwendige
drukvereening; vereeningsleiding niet gemonteerd.
[Onjuiste montage]
De fouten onder a) veroorzaken een te lage zuigdruk of ‘pendelen’
van de compressor door de lagedrukpressostaat.
De fouten onder b) en c) veroorzaken een te lage zuigdruk of
‘pendelen’ van de compressor door de lagedrukpressostaat.
met gevaar voor vloeistofstroming naar de compressor, waardoor
de compressor beschadigd kan raken.
De fouten onder a) veroorzaken:
grote oververhitting bij de uitlaat van de verdamper en werking bij
een overwegend lage zuigdruk.
- werking bij meestal te lage zuigdruk;
- verminderd koelvermogen;
- verhoogd energieverbruik.
Voor verdampers met thermostatisch expansieventiel geldt:
Het verschil tussen toevoertemperatuur van de lucht en de
verdampingstemperatuur moet tussen 6 en 15 K liggen, het liefst
zo laag mogelijk.
Voor de verdampers met niveauregeling geldt:
Het verschil tussen toevoertemperatuur van de lucht en de
verdampingstemperatuur moet tussen 2 en 8 K liggen, het liefst zo
laag mogelijk.
vloeistofstroming naar de compressor, waardoor de compressor
beschadigd kan raken.
De fouten onder b) en c) veroorzaken:
- werking bij een overwegend lage zuigdruk;
- verminderd koelvermogen;
- verhoogd energieverbruik.
Voor verdampers met thermostatisch expansieventiel geldt:
Het verschil tussen toevoertemperatuur van de lucht en de
verdampingstemperatuur moet tussen 6 en 15 K liggen, het liefst
zo laag mogelijk.
Voor de verdampers met niveauregeling geldt:
Het verschil tussen toevoertemperatuur van de lucht en de
verdampingstemperatuur moet tussen 2 en 8 K liggen, het liefst zo
laag mogelijk.
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen (commerciële koelre�elsystemen van Danfoss)
Zichtbare fouten en het eect op de werkin� van het systeem (vervolg)
Tekst tussen [ ] geeft de oorzaak van de fout aan
Zichtbare foutenEect op de werkin� van de installatie
Zui�leidin�
a)Ongewoon veel rijp.Gevaar voor vloeistofstroming naar de compressor, waardoor
[Oververhitting expansieventiel te klein]
b) Scherpe bochten en/of vervorming.Lage zuigdruk of ‘pendelen’ van de compressor.
[Onjuiste montage]
Re�elaars in zui�leidin�
Condens of rijp na de regelaar; geen condens of rijp vóór de regelaar. Gevaar voor vloeistofstroming naar de compressor waardoor
[Oververhitting expansieventiel te klein]
Compressor
a)Condens of rijp op de inlaatzijde van de compressor.Vloeistofstroming naar de compressor waardoor de compressor
[Oververhitting bij de uitlaat van de verdamper te klein]
b) Oliepeil in carter te laag.
[Onvoldoende olie in het systeem]De installatie wordt gestopt door een oliedierentiaalpressostaat.
[Olieophoping in de verdamper]Veroorzaakt slijtage van de bewegende delen.
c)Oliepeil in carter te hoog.
[Gevuld met te veel olie]Leidingslag in de cilinders; de compressor kan beschadigd
[Koelmiddel vermengd met de olie in een te koude
compressor]
[Koelmiddel vermengd met de olie vanwege een te kleine
verhitting bij de uitlaat van de verdamper]
d) Olie schuimt in het carter bij start.v
[Koelmiddel vermengd met de olie in een te koude
compressor]
e) Olie schuimt in het carter tijdens bedrijf.
[Koelmiddel vermengd met de olie vanwege een te kleine
verhitting bij de uitlaat van de verdamper]
Koelcel
a)Uitgedroogde oppervlakken op vlees; slappe groenten.
[Te lage luchtvochtigheid, waarschijnlijk door te kleine
verdamper]
b) Deur staat open of sluit niet goed af.Kan lichamelijk letsel veroorzaken.
c)Alarm ontbreekt of is defect.Kan lichamelijk letsel veroorzaken.
d) Uitschakelsignaal ontbreekt of is defect.Kan lichamelijk letsel veroorzaken.
Voor b), c) en d) geldt:
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen (commerciële koelre�elsystemen van Danfoss)
Systeem voor het opsporen
van fouten
Vol� de pijlen in de schema’s, �. 1 en 3, p. 10/12.
Be�in na de compressor
Pa�ina
Condensatiedruk te hoog ................................................................................................................................................ 157
Condensatiedruk te laag .................................................................................................................................................157
Persleidingtemperatuur te hoog ................................................................................................................................... 158
Persleidingtemperatuur te laag .....................................................................................................................................158
Vloeistofpeil in het vloeistofvat te laag ...................................................................................................................... 158
Vloeistofpeil in het vloeistofvat te hoog ..................................................................................................................... 158
Koudeopwekking te gering ............................................................................................................................................. 158
Te lage temperatuur lterdroger ................................................................................................................................... 158
Vochtindicator verkleurd, bruin of zwart .................................................................................................................... 158
Dampbellen in het kijkglas vóór het expansieventiel ............................................................................................ 159
Verdamper geblokkeerd door rijp ................................................................................................................................159
Verdamper alleen berijpt op leiding nabij het expansieventiel ......................................................................... 159
Luchtvochtigheid in de koelcel te hoog .....................................................................................................................160
Luchtvochtigheid in de koelcel te laag ....................................................................................................................... 160
Luchttemperatuur in de koelruimte te hoog ............................................................................................................ 160
Luchttemperatuur in de koelruimte te laag ..............................................................................................................160
Zuigdruk te hoog ................................................................................................................................................................160
Zuigdruk te laag ................................................................................................................................................................... 161
Zuiggastemperatuur te hoog ......................................................................................................................................... 161
Zuiggastemperatuur te laag ...........................................................................................................................................161
Temperatuur te hoog in de persleiding ......................................................................................................................162
Compressor te koud ...........................................................................................................................................................162
Compressor te warm .......................................................................................................................................................... 162
Tikkende geluiden in de compressor ........................................................................................................................... 162
Te hoog oliepeil in het carter ..........................................................................................................................................162
Te laag oliepeil in het carter ............................................................................................................................................ 162
Olie schuimt in de compressor ....................................................................................................................................... 163
Olie in de compressor is verkleurd ................................................................................................................................ 163
Compressor kan niet starten ...........................................................................................................................................163
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen (commerciële koelre�elsystemen van Danfoss)
Opsporen van fouten in de installatie
SymptoomMo�elijke oorzaakOplossin�
Condensatiedruk
te hoo�
Lucht- en watergekoelde
condensors.
Condensatiedruk
te hoo�
Luchtgekoelde
condensors.
Condensatiedruk
te hoo�
Watergekoelde
condensors.
Condensatiedruk
te laa�
Lucht- en watergekoelde
condensors.
Condensatiedruk
te laa�
Luchtgekoelde condensors.
Condensatiedruk
te laa�
Watergekoelde
condensors.
Condensatiedruk pendelta)Verschil tussen start/stop van de pressostaat
a)Lucht of andere niet-condenseerbare gassen in
het koelsysteem.
Ontlucht de condensor, start het systeem en laat
het lopen tot de werktemperatuur is bereikt.
Ontlucht zo nodig opnieuw.
b)Te klein condensoroppervlak.Vervang de condensor door een grotere.
c)Koelmiddelvulling in het systeem te groot
(ophoping van vloeistof in de condensor).
d)Condensordrukregeling op te hoge druk
Tap koelmiddel af totdat de condensatiedruk
normaal is. Het kijkglas moet vol blijven.
Stel de juiste druk in.
ingesteld.
a)Vuil op het uitwendige oppervlak van de
Reinig de condensor.
condensor.
b)Ventilatormotor of -bladen beschadigd of te
Vervang de motor en/of het ventilatorblad.
klein.
c)Luchttoevoer naar condensor te beperkt.Verwijder obstakels voor luchttoevoer of
verplaats de condensor.
d)Omgevingstemperatuur te hoog.Zorg voor toevoer van koudere lucht of verplaats
de condensor.
e)Verkeerde luchtstroomrichting door condensor.Verander de draairichting van de
ventilatormotor. Op de aggregaten moet
de luchtstroom eerst door de condensor en
vervolgens over de compressor lopen.
f)Kortsluiting tussen pers- en zuigzijde van de
condensorventilator.
Installeer een geschikt luchtkanaal, evt. naar
buitenlucht.
a)Temperatuur koelwater te hoog.Zorg voor lagere watertemperatuur.
b)Hoeveelheid water te klein.Vergroot de hoeveelheid water, evt. met
automatisch waterregelventiel.
c)Aanslag op de binnenkant van de waterpijpen.Reinig de waterleiding van de condensor,
mogelijk door middel van ontzuring.
d)Koelwaterpomp defect of gestopt.Zoek de oorzaak, vervang of repareer evt. de
koelwaterpomp.
a)Condensoroppervlak te groot.Zorg voor condensordrukregeling of vervang de
condensor.
b)Lage belasting op de verdamper.Zorg voor condensordrukregeling.
c)Zuigdruk te laag door onvoldoende vloeistof in
de verdamper.
Zoek de fout op het stuk tussen de condensor
en het expansieventiel (zie Zuigdruk te laag).
d)De zuig- en/of persklep van de compressor lekt.Vervang de kleppenplaat.
e)Condensordrukregelaar op te lage druk ingesteld.Stel de condensordrukregelaar in op correcte druk.
f)Niet geïsoleerd vloeistofvat te koud geplaatst in
Verplaats vloeistofvat of breng isolatie aan.
verhouding tot condensor (vloeistofvat werkt als
condensor).
a)Temperatuur koellucht te laag.Zorg voor condensordrukregeling.
b)Hoeveelheid lucht naar condensor te groot.Vervang ventilator door een kleine, of zorg voor
toerenregeling voor de motor.
a)De hoeveelheid water is te groot.Monteer een waterregelventiel, type WVFX, of
stel het bestaande ventiel af.
b)Watertemperatuur te laag.Verminder de waterhoeveelheid evt. met behulp
van het automatisch waterregelventiel type WVFX.
Stel het drukverschil in op een lagere waarde,
voor de condensorventilator te groot. Kan enige
tijd na start dampvorming veroorzaken door
ophoping van koelmiddel in de condensor.
gebruik een modulerende regeling (KVD +
KVR) of monteer een toerenregeling op de
ventilatormotor.
b)Thermostatisch expansieventiel pendelt.Stel het expansieventiel in op een hogere overver-
hitting of vervang de doorlaat door een kleinere.
c)Fout in de condensordrukregeling met kleppen,
Vervang de kleppen door kleinere.
type KVR/KVD (te grote doorlaat).
d)Als gevolg van een zuigdruk die pendelt.Zie Zuigdruk pendelt.
e)Onjuist gedimensioneerde of geplaatste
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen (commerciële koelre�elsystemen van Danfoss)
Opsporen van fouten in de installatie (vervolg)
SymptoomMo�elijke oorzaakOplossin�
Temperatuur persleidin�
te hoo�
Persleidin�temperatuur te
laa�
Vloeistofpeil in het
vloeistofvat
te laa�
Vloeistofpeil in het
vloeistofvat te hoo�
Koudeopwekking normaal.
Vloeistofpeil in het
vloeistofvat te hoo�
Koudeopwekking laag
(mogelijk ‘pendelen’
compressor).
Filterdro�er koud, mo�elijk
besla�en of berijpt.
Vochtindicator verkleurd.
Geel.
Bruin of zwart.Kleine vuildeeltjes in het systeem.Reinig het koelsysteem indien nodig.
a) Zuigdruk te laag vanwege:
1) Onvoldoende vloeistof in de verdamper.Zoek de fout op het stuk vanaf vloeistofvat tot
2) Lage verdamperbelasting.Idem.
3) Lekkende zuig- of persafsluiter.Vervang de klepplaat.
4) Oververhitting te hoog in de interne
warmtewisselaar of de zuigaccumulator in de
zuigleiding.
b) te hoge condensatiedruk;Zie Condensatiedruk te hoog.
a) Vloeistofstroming naar compressor
(expansieventiel op te lage oververhitting
ingesteld of plaatsing voeler verkeerd).
b) Condensatiedruk te laag.Zie Condensatiedruk te laag.
a) Onvoldoende koelmiddel in het systeem.Zoek de oorzaak (lekkage, te volle verdamper);
b) Overvolle verdamper door:
1) lage belasting, met als gevolg ophoping van
koelmiddel in de verdamper;
2) fout in expansieventiel (bijv. ingesteld op te
lage oververhitting, plaatsing voeler verkeerd).
c) Ophoping koelmiddel in condensor als gevolg
van te lage condensatietemperatuur.
Te veel koelmiddel in het systeem.Tap voldoende koelmiddel af, maar zorg ervoor
a) Een component in de vloeistoeiding is
gedeeltelijk verstopt.
b) Fout in het expansieventiel (bijv. oververhitting
te groot, doorlaat te klein, verlies van vulling,
gedeeltelijk verstopt).
a) Filter in de lterdroger gedeeltelijk verstopt.Controleer of er vuil in het systeem zit; reinig
b) Filterdroger geheel of gedeeltelijk verzadigd met
water of zuur.
Vocht in het systeem.Controleer op lekkage. Repareer indien nodig.
zuigleiding (zie Zuigdruk te laag).
Gebruik geen warmtewisselaar of kies eventueel
een kleinere.
Zie pagina 175 en 176.
herstel de fout en vul bij, indien nodig.
Zie pagina 175 en 176.
Zie pagina 175 en 176.
Luchtgekoelde condensors: zorg voor een drukregeling van de condensor door de snelheid van
de ventilatormotor te regelen met bijv. type RGE.
dat de condensatiedruk normaal blijft en het
kijkglas geen damp bevat.
Zoek de component en reinig of vervang deze.
Zie pagina 175 en 176.
indien nodig; vervang de lterdroger.
Controleer of er vocht of zuur in het systeem zit,
reinig indien nodig en vervang de lterdroger
(burn-outlter), evt. meerdere malen. Bij sterke
zuurverontreiniging: ververs het koelmiddel en
de olie en monteer lterdroger type DCR met
een verwisselbare kern in de zuigleiding.
Controleer op zuur. Vervang lterdroger, evt.
meerdere malen. In ernstige gevallen kan het
nodig zijn koelmiddel en olie te verversen.
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen (commerciële koelre�elsystemen van Danfoss)
Opsporen van fouten in de installatie (vervolg)
SymptoomMo�elijke oorzaakOplossin�
Dampbellen in
kijk�las vóór
thermostatisch
expansieventiel
a) Geen onderkoeling van de vloeistof door te
grote drukval in de vloeistoeiding; mogelijke
oorzaak:
1) Vloeistoeiding te lang in verhouding tot de
leidingdiameter.
Vervang de vloeistoeiding door één met een
geschikte diameter.
2) Diameter vloeistoeiding te klein.Vervang de vloeistoeiding door één met een
geschikte diameter.
3) Scherpe bochten, e.d. in de vloeistoeiding.Vervang scherpe bochten en onderdelen die een
te grote drukval kunnen veroorzaken.
4) Filterdroger gedeeltelijk verstopt.Controleer de installatie op vuil, reinig indien
nodig en vervang de lterdroger.
5) Magneetventiel defect.Zie het hoofdstuk Magneetventielen.
Luchtkoelers
Verdamper geblokkeerd
door rijp.
Luchtkoelers
Verdamper alleen
berijpt op leiding dicht
bij thermostatisch
expansieventiel, ernstige
rijp op thermostatisch
expansieventiel.
Luchtkoelers
Verdamper beschadi�d.
b) Geen vloeistofonderkoeling door warmte-
instraling in vloeistoeiding, mogelijk
veroorzaakt door hoge temperatuur dicht bij de
vloeistoeiding.
c)Watergekoelde condensors: onvoldoende
onderkoeling door verkeerde stromingsrichting
van koelwater.
Zorg voor een lagere omgevingstemperatuur,
monteer een warmtewisselaar tussen de vloeistofen de zuigleiding of isoleer de vloeistoeiding,
mogelijk samen met de zuigleiding.
Verwissel de in- en uitlaat voor koelwater. (Water
en koelmiddel moeten in tegengestelde richting
stromen).
d) Condensatiedruk te laag.Zie Condensatiedruk te laag.
e) Afsluiter van vloeistofvat te klein of niet
Vervang de afsluiter of open hem volledig.
helemaal open.
f)Te grote hydrostatische drukval in de
vloeistoeiding (te groot hoogteverschil tussen
expansieventiel en vloeistofvat).
g) Defecte of verkeerd ingestelde
condensordrukregelaar veroorzaakt
Monteer een warmtewisselaar tussen de
vloeistof- en zuigleiding vóór de stijging van de
vloeistoeiding.
Vervang de KVR-regelaar of stel de juiste waarde
in.
vloeistofophoping in de condensor.
h) Bij condensordrukregeling kan tijdens stop/
start van een condensorventilator damp in de
vloeistoeiding ontstaan.
De regelaar indien nodig vervangen door een
modulerende condensordrukregelaar (KVD +
KVR) of door een toerenregelaar van type VLT op
de ventilator.
i)Onvoldoende vloeistof in het systeem.Vul bij, maar controleer eerst of de fouten
onder a), b), c), d), e), f), g) en h) niet verholpen
moeten worden. Anders bestaat er gevaar voor
overvulling van het systeem.
a) Geen of ineectieve ontdooiprocedure.Installeer ontdooisysteem of stel
ontdooiprocedure af.
b) Te hoge luchtvochtigheid door vochtbelasting
door:
1) Onverpakte producten.Adviseer om de waren te verpakken of stel de
ontdooiprocedure af.
2) Luchttoevoer door spleten of een open deur.Dicht de spleten af. Adviseer om deur gesloten
te houden.
Koelmiddeltoevoer naar de verdamper te klein door:
a) fout in het expansieventiel, bijv.:
Zie pagina 175 en 176.
1) Doorlaat te klein.
2) Oververhitting te groot.
3) Voelervulling gedeeltelijk verloren.
4) Vuillter gedeeltelijk verstopt.
5) Doorlaat gedeeltelijk geblokkeerd door ijs.
b) Fout zoals beschreven onder Dampbellen in het
Zie Dampbellen in het kijkglas.
kijkglas.
Lamellen vervormd.Kam de lamellen met een lamellenkam.
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen (commerciële koelre�elsystemen van Danfoss)
Opsporen van fouten in de installatie (vervolg)
SymptoomMo�elijke oorzaakOplossin�
Luchtvochti�heid in koelcel
te hoo�;
ruimtetemperatuur
normaal
Luchtvochti�heid in ruimte
te laa�
Luchttemperatuur in
koelcel te hoo�
Luchttemperatuur in
koelcel te laa�
Zui�druk te hoo�a) Compressor te klein.Vervang de compressor door een grotere.
a) Verdamperoppervlak te groot. Resulteert in
een te hoge verdampertemperatuur bij korte
draaitijden.
Celbelasting te laag, bijv. tijdens de winter
(onvoldoende ontvochtiging vanwege een te
korte totale draaitijd per etmaal).
a) Koelcel slecht geïsoleerd.Adviseer een betere isolatie.
b) Hoog intern energieverbruik door verlichting en
ventilatoren.
c) Verdamperoppervlak te klein; veroorzaakt lange
draaitijd bij lage verdampertemperatuur.
a) Ruimtethermostaat defect.Zie het hoofdstuk Thermostaten.
b) Compressorcapaciteit te klein.Zie Compressor.
c) Belasting van de cel te groot door:
1) Opslag van niet gekoelde waren.Adviseer het plaatsen van kleinere hoeveelheden
2) Hoog energieverbruik, bijv. voor verlichting
en ventilatoren.
3) Koelcel slecht geïsoleerd.Adviseer een betere isolatie.
4) Grote luchtinltratie.Adviseer het afdichten van spleten in de ruimte
d) Verdamper te klein.Vervang de verdamper door een grotere.
e) Koelmiddeltoevoer naar verdamper te gering of
niet aanwezig.
f) Verdamperdrukregelaar op een te hoge
verdamperdruk ingesteld.
g) Lagedrukpressostaat op een te hoge
uitschakeldruk ingesteld.
h) Capaciteitsregelaar opent bij te hoge
verdamperdruk.
i) Startregelaar op een te lage openingsdruk
ingesteld.
a) Fout in de ruimtethermostaat:
1) Uitschakeltemperatuur te laag ingesteld.
2) Voeler verkeerd geplaatst.
b) Omgevingstemperatuur zeer laag.Indien absoluut noodzakelijk: monteer
b) Een of meer compressorschijfkleppen lekken.Vervang de klepplaat.
Vervang de verdamper door een kleinere.
Zorg voor een vochtregeling met
hygrometer, verwarmingselementen en een
veiligheidsthermostaat van het type KP 62.
Adviseer een lager intern energieverbruik.
Vervang de verdamper door een grotere.
of verhoog de capaciteit van de installatie.
Adviseer een verlaging van de interne belasting
of verhoog de capaciteit van de installatie.
en zo weinig mogelijk openen van de deur.
Zie Dampbellen in het kijkglas vóór het expansieventiel en pagina 175 en 176.
Stel de verdamperdrukregelaar op de juiste
waarde in. Gebruik een manometer.
Stel de lagedrukpressostaat op de juiste
uitschakeldruk in. Gebruik een manometer.
Stel de capaciteitsregelaar op een lagere
openingsdruk in.
Stel de regelaar op een hogere openingsdruk in,
als de compressor hier tegen bestand is.
Zie pagina 180.
thermostaatgestuurde elektrische verwarming.
c) Capaciteitsregelaar defect of verkeerd ingesteld. Vervang, repareer of verstel de capaciteitsregelaar.
d) Belasting van het systeem te groot.Adviseer kleine belasting, vervang de
e) Klep voor heetgasontdooiing lekt.Vervang de klep.
ingesteld of voeler verkeerd geplaatst.
b) Doorlaat van het expansieventiel te groot.Vervang de doorlaat door een kleinere.
c) Warmtewisselaar lekt tussen de vloeistof- en
zuigleiding.
Lagedrukpressostaat verkeerd ingesteld of defect.Verstel of vervang de lagedrukpressostaat type
compressor door een grotere of monteer een
startregelaar, type KVL.
Zie pagina 175 en 176.
Vervang de HE-warmtewisselaar.
KP 1 of de gecombineerde pressostaat KP 15.
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen (commerciële koelre�elsystemen van Danfoss)
Opsporen van fouten in de installatie (vervolg)
SymptoomMo�elijke oorzaakOplossin�
Zui�druk te laa�; normale
werkin� of compressor
pendelt
Zui�druk pendelt
Werking thermostatisch
expansieventiel.
Zui�druk pendelt
Werking elektronisch
expansieventiel.
Zui��astemperatuur te
hoo�
Zui��astemperatuur te
laa�
Compressor
Compressor pendelt
(uitschakeling op de lage-
drukpressostaat).
a)Lage belasting van het systeem.Monteer capaciteitsregelaar of verhoog het
drukverschil van de lagedrukpressostaat.
b) Onvoldoende koelmiddel in de verdamper door:
1) Onvoldoende koelmiddel in het vloeistofvat.Zie Vloeistofpeil in het vloeistofvat te laag.
2) Vloeistoeiding te lang.Zie Dampbellen in het kijkglas.
3) Vloeistoeiding te klein.Idem.
4) Scherpe bochten, e.d. in de vloeistoeiding.Idem.
5) Filterdroger gedeeltelijk verstopt.Zie Dampbellen in het kijkglas.
6) Magneetventielen blijven hangen.Idem.
7) Onvoldoende vloeistofonderkoeling.Idem.
8) Fout bij expansieventiel.Zie pagina 175 en 176.
c)Verdamper te klein.Vervang door een grotere verdamper.
d) Verdamperventilator defect.Vervang of repareer de ventilator.
e)Te grote drukval in verdamper en/of zuigleiding. Vervang verdamper en/of zuigleiding, indien nodig.
f)Gebrekkige of onvoldoende ontdooiing van
luchtkoeler.
Breng een ontdooisysteem aan of stel de
ontdooiprocedure af.
g) Bevriezing in glycolkoeler.Verhoog de glycolconcentratie en controleer de
vorstbeveiligingsapparatuur.
h) Te weinig lucht of glycol door de koeler.Onderzoek de oorzaak en herstel de fout. Zie
Luchtkoelers en Vloeistofkoelers.
i)Olieophoping in de verdamper.Zie Oliepeil in carter te laag.
a)Oververhitting van het expansieventiel te klein.Zie pagina 175 en 176.
b) Doorlaat van het expansieventiel te groot.
c)Fout capaciteitsregeling:
1) Capaciteitsregelaar te groot.Vervang de capaciteitsregelaar KVC door een
kleinere.
2) Pressost(a)t(en) voor capaciteitsregeling
verkeerd ingesteld.
Stel in op een groter verschil tussen in- en
uitschakeldruk.
Pendelen is normaal.Geen.
Aanvoer van koelmiddel naar verdamper te klein
door:
a)Te kleine hoeveelheid koelmiddel in het
Vul koelmiddel bij tot het juiste niveau.
systeem.
b) Fout in de vloeistoeiding of de onderdelen in
de vloeistoeiding.
Zie de volgende onderwerpen: Vloeistofpeil in
vloeistofvat, Filterdroger koud, Dampbellen in het
kijkglas, Zuigdruk te laag.
c)Expansieventiel ingesteld op een te grote
Zie pagina 175 en 176.
oververhitting of voelervulling gedeeltelijk
verdwenen.
Aanvoer koelmiddel naar verdamper te groot
doordat:
a)Expansieventiel is ingesteld op een te kleine
Zie pagina 175 en 176.
oververhitting.
b) Voeler van het expansieventiel verkeerd is ge-
Zie pagina 175 en 176.
plaatst (te warm of slecht contact met de leiding).
a)Compressorcapaciteit te groot in verhouding tot
de belasting op een bepaald moment.
Zorg voor capaciteitsregeling door gebruik te
maken van een capaciteitsregelaar type KVC of
parallel geschakelde compressoren.
b) Compressor te groot.Vervang de compressor door een kleinere.
c)De verdamperdrukregelaar op een te hoge
openingsdruk ingesteld.
Stel de KVP-regelaar met een manometer op de
juiste waarde in.
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen (commerciële koelre�elsystemen van Danfoss)
Opsporen van fouten in de installatie (vervolg)
SymptoomMo�elijke oorzaakOplossin�
Compressor
Compressor pendelt
(uitschakeling op de hoge-
druk pressostaat).
Temperatuur persleidin�
te hoo�
Compressor
Compressor te koud.
Compressor
Compressor te warm
Tikkende �eluiden:
a) Continu. b) Bij start.
Compressor
Oliepeil in carterte hoog.
Enkel bij grote belasting.
Bij stilstand of tijdens start. Koelmiddelabsorptie in de carterolie door te lage
Compressor
Oliepeil in carter te laag.
a) Te hoge condensatiedruk.Zie Condensatiedruk te hoog.
b) Hogedrukpressostaat defect.Vervang de hogedrukpressostaat KP 5/7 of de
c)Hogedrukpressostaat ingesteld op een te lage
uitschakeldruk.
Temperatuur persleiding te hoog.Vervang de klepplaat. Zie tevens Temperatuur
Vloeibaar koelmiddel stroomt van verdamper naar
zuigleiding en mogelijk naar compressor door
verkeerd ingesteld expansieventiel.
a) Compressor en mogelijk motor overbelast door
te grote verdamperbelasting en daardoor te
hoge zuigdruk.
b) Slechte motor- en cilinderkoeling door:Zoek de fout op het stuk tussen de condensor en
1) Onvoldoende vloeistof in de verdamper.
2) Lage verdamperbelasting.Idem.
3) Onvoldoende afdichting bij zuig- en
perskleppen.
4) Te grote oververhitting in de warmtewisselaar
of in de zuigaccumulator in de zuigleiding.
c)Te hoge condensatiedruk.Zie Condensatiedruk te hoog.
a) Leidingslag in de cilinder door vloeistofstroming
naar compressor.
b) Olie schuimt door koelmiddelabsorptie in de olie
in het carter.
c)Slijtage van de bewegende delen van de
compressor, met name lagers.
Hoeveelheid olie te groot.Tap olie af tot het juiste niveau, maar controleer
omgevingstemperatuur.
a) Hoeveelheid olie te klein.Vul olie bij tot het juiste niveau, maar controleer
b) Slechte olieretour vanuit de verdamper, omdat:
1) De diameter van de verticale zuigleiding te
groot is.
2) Er geen olieafscheider is.
3) Er onvoldoende afschot is in de horizontale
zuigleiding.
c)Slijtage van de zuiger/zuigerveren en cilinderVervang versleten onderdelen.
d) Bij parallel geschakelde compressoren:In alle gevallen: De laatste compressor in de
1) Met olievereeningsleiding:
compressoren staan niet op hetzelfde
horizontale niveau.
Vereeningsleiding te klein.
2) Met olieniveauregelaar:
vlotter geheel of gedeeltelijk geblokkeerd.
Vlotter blijft hangen.Idem.
gecombineerde pressostaat KP 15/17.
Stel de pressostaat met de manometer op de
juiste waarde in. Voorkom pendelen van de
compressor door een hogedrukpressostaat met
handmatige reset te gebruiken.
persgas te hoog.
Stel het expansieventiel in op een kleinere
oververhitting m.b.v. MSS-methode (zie het
hoofdstuk Thermostatische expansieventielen of
pagina 175 en 176).
Zorg voor kleinere verdamperbelasting of
vervang de compressor door een grotere.
het expansieventiel (zie Zuigdruk te laag).
Vervang de kleppenplaat.
Laat de warmtewisselaar weg of kies eventueel
een kleinere, type HE.
Stel het expansieventiel in op een grotere
oververhitting m.b.v. MSS-methode.
Monteer verwarmingselement in of onder het
carter van de compressor
Repareer of vervang de compressor.
eerst of de grote hoeveelheid olie niet wordt
veroorzaakt door koelmiddelabsorptie in de olie.
Monteer verwarmingselement in of onder het
carter van de compressor
eerst of het gebrek aan olie in het carter niet
veroorzaakt wordt door olieophoping in de
verdamper. Monteer olieslot op een afstand van
1,2 m tot 1,5 m vanaf verticale zuigleidingen.
Indien de vloeistoftoevoer onder in de verdamper
plaatsvindt, kan het nodig zijn de in- en uitlaatleiding
te verwisselen (vloeistoftoevoer boven).
cyclus loopt het meest risico op olietekort.
Zet de compressoren zodanig dat ze op
hetzelfde horizontale niveau staan. Monteer
een grotere vereeningsleiding. Monteer indien
nodig zuiggasvereeningsleidingen.
Reinig of vervang de olievlotterregelaar
e) Olieretour vanaf de olieafscheider is geheel of
gedeeltelijk geblokkeerd of vlotter blijft hangen.
Reinig of vervang de olieretourleiding, vervang
de vlotter of de hele olieafscheider
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen (commerciële koelre�elsystemen van Danfoss)
Opsporen van fouten in de installatie (vervolg)
SymptoomMo�elijke oorzaakOplossin�
Compressor
Olie schuimt bij start.
Compressor
Olie schuimt tijdens
bedrijf.
Compressor
Olie is verkleurd.
Compressor
Kan niet starten.
a) Veel koelmiddelabsorptie in de olie in het carter
door lage omgevingstemperatuur.
b) Systeem met olieafscheider:
teveel absorptie van koelmiddel in de olie, in de
olieafscheider tijdens stilstand
Monteer verwarmingselement in of onder het
carter van de compressor
Olieafscheider te koud tijdens stilstand. Monteer
een thermostaatgestuurd verwarmingselement
of een elektromagnetische afsluiter met
tijdsvertraging in de olieretourleiding. Plaats een
terugslagklep in persleiding na olieafscheider.
a) Vloeibaar koelmiddel stroomt van de verdamper
naar het carter van de compressor
Stel het expansieventiel in op een grotere
oververhitting m.b.v. de MSS-methode.
b) Systeem met olieafscheider: vlotter sluit niet volledig. Vervang de vlotter of de hele olieafscheider.
Systeemvervuiling ontstaan door: In alle gevallen: ververs de olie en vervang de
lterdroger.
a) Onzorgvuldigheid tijdens montage.Reinig het koelsysteem indien nodig.
b) Olieafbraak vanwege vocht in het systeem.Reinig het koelsysteem indien nodig.
c)Olieafbraak vanwege te hoge temperatuur in de
persleiding.
Zoek de oorzaak van de hoge temperatuur in
de persleiding en verhelp het probleem. Zie
Temperatuur persleiding te hoog. Reinig het
koelsysteem indien nodig.
d) Deeltjes ontstaan door slijtage van bewegende
delen.
Reinig het koelsysteem indien nodig.
Vervang versleten delen of monteer een nieuwe
compressor.
e) Gebrekkige reiniging na doorbranden van de
motor.
Reinig het koelsysteem. Monteer burn-outlter
van het type DA. Verwissel indien nodig de lter
meerdere malen.
a) Onvoldoende of te lage spanning naar de
Bel het elektriciteitsbedrijf.
zekeringgroep.
b) Doorgebrande groepszekeringen.Zoek de oorzaak. Laat de fout herstellen en
vervang de zekeringen.
c)Doorgebrande zekering in het
stuurstroomcircuit.
Zoek de oorzaak. Laat de fout herstellen en
vervang de zekeringen.
d) Hoofdschakelaar niet ingeschakeld.Zet schakelaar aan.
e) Thermische beveiliging in de motorstarter
uitgeschakeld of defect bijv. als gevolg van:
Zoek de fout; herstel de fout of vervang de
thermische zekeringen.
1) Te hoge zuigdruk.Zie Zuigdruk te hoog.
2) Te hoge condensatiedruk.Zie Condensatiedruk te hoog.
3) Vuil of koperafzetting in de lagers e.d. van de
compressor.
Reinig het koelsysteem en vervang de
compressor en lterdroger.
4) Te lage voedingsspanning,Bel het elektriciteitsbedrijf.
5) Uitval van één fase.Zoek en herstel de fout (vaak doorgebrande zekering).
Reinig het koelsysteem indien nodig en vervang
compressor en lterdroger.
Zoek de oorzaak van het te hoge stroomverbruik
en herstel de fout; start het systeem weer
wanneer de wikkelingen voldoende afgekoeld
zijn (kan lang duren).
g) Contacten in de motorstarter doorgebrand omdat:
1) De aanloopstroom te groot is.Zoek de oorzaak van de overbelasting van de
motor, herstel de fout en vervang de schakelaar.
2) De schakelaar te zwak is.Vervang de schakelaar door een grotere.
h) Overige beveiligingsapparatuur uitgeschakeld,
verkeerd ingesteld of defect:
Oliedierentiaalpressostaat (geen olie; olie
schuimt).
In alle gevallen: zoek de oorzaak, herstel de fout
voordat de installatie in bedrijf wordt gesteld:
Zie Compressor – Oliepeil te laag en Compressor – Olie schuimt.
Hogedrukpressostaat.Zie Condensatiedruk te hoog.
Lagedrukpressostaat.Zie Zuigdruk te laag.
Stromingsschakelaar (te lage glycolconcentratie,
storing in de glycolpomp, verstopt lter in de
glycolkringloop, te lage verdampertemperatuur).
Vorstbeveiligingsthermostaat (te lage glycolconcentratie, storing in de glycolpomp,
verstopt lter in glycolkringloop, te lage
Zoek de oorzaak van de verminderde of
ontbrekende stroming in de glycolkringloop en
herstel de fout. Zie Vloeistofkoelers.
Zoek de oorzaak van de lage temperatuur
in de glycolkringloop en herstel de fout.
Zie Vloeistofkoelers.
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen (commerciële koelre�elsystemen van Danfoss)
Opsporen van fouten in de installatie (vervolg)
SymptoomMo�elijke oorzaakOplossin�
Compressor
Kan niet starten.
Werkt onaf�ebroken;
te la�e zui�druk.
Werkt onaf�ebroken;
te ho�e zui�druk.
i)Regelapparatuur uitgeschakeld, verkeerd
ingesteld of defect: lagedrukpressostaat,
ruimtethermostaat.
j)Motorwikkelingen doorgebrand.
1) Open compressor:
overbelasting van compressor en motor;Zoek de oorzaak van de overbelasting, herstel de
motor te klein.Vervang de motor door een grotere.
2) Hermetische en semi-hermetische compressor:
overbelasting van compressor en motor;Zoek de oorzaak van de overbelasting, herstel de
zuurvorming in het koelsysteem.Zoek de oorzaak van de zuurvorming, herstel
k) Vastlopende lagers of cilinder door:
1) Vuildeeltjes in het koelsysteem.Reinig het systeem en monteer een nieuwe
2) Koperafzettingen op machinaal bewerkte
onderdelen wegens zuurvorming in het
koelmiddelsysteem.
3) Onvoldoende of geen smering als gevolg van: In alle gevallen: zoek de oorzaak, herstel de fout,
Defecte oliepomp.
Olie schuimt in carter.Zie Compressor – Olie schuimt.
Onvoldoende olie.Zie Compressor – Oliepeil in carter te laag.
Olieophoping in de verdamper.Zie Compressor – Oliepeil in carter te laag.
Onvoldoende of geen olievereening tussen
parallel geschakelde compressoren (tekort
aan olie in de laatst gestarte compressor).
Lagedrukpressostaat op een te lage uitschakeldruk
ingesteld of defect.
a) Onvoldoende afdichting bij de zuig- en/of
persklep.
b) Compressorcapaciteit te klein in verhouding tot
de belasting op dat moment.
Zoek en herstel de fout. Start het systeem. Zie
Zuigdruk te laag en pagina 179.
Zie ook pagina 175 en 176.
fout en vervang de motor.
fout en vervang de compressor.
de fout, demonteer de compressor, reinig het
koelsysteem indien nodig, monteer een nieuwe
compressor, monteer een nieuw burn-outlter
type DN, vul met nieuwe olie en koelmiddel.
lterdroger en compressor.
Reinig het systeem en monteer een nieuwe
lterdroger en compressor.
vervang de defecte onderdelen en monteer een
nieuwe compressor.
Zie Compressor – Oliepeil in carter te laag.
Zie Zuigdruk te laag.
Vervang de kleppenplaat.
Adviseer een lagere belasting of vervang de
compressor door een grotere.
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen (commerciële koelre�elsystemen van Danfoss)
Fouten in het thermostatische expansieventiel
SymptoomMo�elijke oorzaakOplossin�
Ruimtetemperatuur
te hoo�
Ruimtetemperatuur te
hoo�
Pendelen in de
koelinstallatie
Bij een te ho�e
temperatuur pendelt de
koelinstallatie
Zui�druk te hoo�De vloeistofstroming is te groot door:
De drukval in de verdamper is te groot.Vervang het expansieventiel door een ventiel
geschikt voor uitwendige drukvereening.
Stel evt. de oververhitting op het expansieventiel af.
Gebrek aan onderkoeling vóór het expansieventiel. Controleer de onderkoeling van het koelmiddel
vóór het expansieventiel.
Zorg voor een grotere onderkoeling.
De drukval over het expansieventiel is kleiner dan
de drukval waarvoor het ventiel berekend is.
Controleer de drukval over het expansieventiel.
Vervang evt. door een grotere doorlaat en/of ventiel.
Stel evt. de oververhitting op het expansieventiel af.
De voeler is te ver van een verdamperuitgang of na
een warmtewisselaar gemonteerd, of te dicht bij
een grote klep, ens o.i.d. gemonteerd.
Het expansieventiel is verstopt met ijs, was of
ander vuil.
Controleer de plaats van de voeler.
Plaats de voeler op een grotere afstand van grote
kleppen, enzen e.d.
Verwijder ijs, was of ander vuil uit het ventiel.
Controleer het kijkglas op kleurverandering (geel
betekent te veel vocht).
Vervang de lterdroger, indien gemonteerd. Controleer de olie in de koelinstallatie.
Is de olie verwisseld of bijgevuld?
Is de compressor vervangen?
Reinig de lters.
Het expansieventiel is te klein.Controleer de capaciteit van het expansieventiel in
verhouding tot de verdamper.
Vervang door een groter ventiel of een grotere
doorlaat.
Stel de oververhitting op het expansieventiel af.
Het expansieventiel heeft de vulling verloren.Controleer of het expansieventiel de vulling heeft
verloren.
Vervang het expansieventiel.
Stel de oververhitting op het expansieventiel af.
De vulling heeft zich in het expansieventiel verplaatst.
Controleer of de vulling in het expansieventiel juist
is. Zoek de oorzaak van het verplaatsen van de vulling en verhelp de fout. Stel de oververhitting op
het expansieventiel af, indien nodig.
De voeler van het expansieventiel maakt geen
goed contact met de zuigleiding.
Controleer de bevestiging van de voeler op de
zuigleiding.
Isoleer de voeler, indien nodig.
De verdamper is geheel of gedeeltelijk berijpt.Ontdooi de verdamper, indien nodig.
De oververhitting van het expansieventiel is te laag
Stel de oververhitting op het expansieventiel af.
ingesteld.
Het expansieventiel heeft een te grote capaciteit.Vervang het expansieventiel of de doorlaat door
een kleinere. Stel de oververhitting op het expansieventiel af, indien nodig.
De voeler van het expansieventiel is foutief geplaatst, bijv. op een verzamelleiding, een stijgleiding na een olieslot, in de buurt van grote ventielen, enzen e.d. of na een interne warmtewisselaar.
Controleer de plaats van de voeler.
Plaats de voeler zodanig dat hij een goed signaal
ontvangt. Controleer de bevestiging van de voeler
op de zuigleiding.
Stel de oververhitting op het expansieventiel af,
indien nodig.
Controleer de capaciteit van het expansieventiel in
te groot expansieventiel;
foutieve instelling van het expansieventiel.
verhouding tot de verdamper.
Vervang door een groter ventiel of een grotere
doorlaat.
Stel de oververhitting op het expansieventiel af.
Het expansieventiel heeft de vulling verloren.Controleer of het expansieventiel de vulling heeft
verloren.
Vervang het expansieventiel.
Stel de oververhitting op het expansieventiel af.
De vulling heeft zich in het expansieventiel verplaatst.
Vergroot de oververhitting op het expansieventiel.
Controleer of de capaciteit van het expansieventiel
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen (commerciële koelre�elsystemen van Danfoss)
Fouten in het thermostatische expansieventiel (vervolg)
SymptoomMo�elijke oorzaakOplossin�
Zui�druk te laa�De drukval in de verdamper is te groot.Vervang het expansieventiel door een ventiel met
uitwendige drukvereening.
Stel de oververhitting op het expansieventiel af,
indien nodig.
Gebrek aan onderkoeling vóór het expansieventiel. Controleer de onderkoeling van het koelmiddel
vóór het expansieventiel.
Zorg voor een grotere onderkoeling.
De oververhitting van de verdamper is te groot.Controleer de oververhitting.
Stel de oververhitting op het expansieventiel af.
De drukval over het expansieventiel is minder dan
de drukval waarvoor het ventiel berekend is.
De voeler is te koud geplaatst, bijv. in een koude
luchtstroom of in de buurt van grote ventielen,
enzen e.d.
Het expansieventiel is te klein.Controleer de capaciteit van het expansieventiel in
Het expansieventiel is verstopt met ijs, was of
ander vuil.
Het expansieventiel heeft de vulling verloren.Controleer of het expansieventiel de vulling heeft
De vulling heeft zich in het expansieventiel
verplaatst.
Controleer de drukval over het expansieventiel.
Vervang door een grotere doorlaat of ventiel,
indien nodig.
Controleer de plaats van de voeler. Isoleer de
voeler, indien nodig.
Plaats de voeler op een grotere afstand van grote
kleppen, enzen e.d.
verhouding tot de verdamper.
Vervang door een groter ventiel of een grotere
doorlaat.
Stel de oververhitting op het expansieventiel af.
Verwijder ijs, was of ander vuil uit het ventiel.
Controleer het kijkglas op kleurverandering (geel
betekent te veel vocht).
Vervang de lterdroger, indien gemonteerd.
Controleer de olie in de koelinstallatie.
Is de olie verwisseld of bijgevuld?
Is de compressor vervangen?
Reinig de lters.
verloren.
Vervang het expansieventiel.
Stel de oververhitting op het expansieventiel af.
Controleer de vulling in het expansieventiel.
Stel evt. de oververhitting op het expansieventiel af.
De verdamper is geheel of gedeeltelijk berijpt.Ontdooi de verdamper, indien nodig.
Het expansieventiel heeft een te grote capaciteit.Vervang het expansieventiel of de doorlaat door
een kleinere.
Stel de oververhitting op het expansieventiel af,
indien nodig.
De oververhitting van het expansieventiel is te laag
ingesteld.
De voeler van het expansieventiel maakt geen
goed contact met de zuigleiding.
De voeler is op een te warme plek geplaatst, of te
dicht bij grote kleppen, enzen e.d.
Vergroot de oververhitting op het expansieventiel.
Controleer de bevestiging van de voeler op de
zuigleiding.
Isoleer de voeler, indien nodig.
Controleer de plaats van de voeler op de zuigleiding.
Monteer de voeler op een betere plaats.
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen (commerciële koelre�elsystemen van Danfoss)
Fouten in het ma�neetventiel
SymptoomMo�elijke oorzaakOplossin�
Ma�neetventiel
opent niet
Elektroma�netische
afsluiter opent �edeeltelijk
Geen spanning op de spoelControleer of de klep open of gesloten is:
1) Gebruik een magnetische detector.
2) Til de spoel van de kernbuis en voel of er
weerstand is.
NB!
Verwijder de spoel nooit als er spanning op staat
– de spoel zal verbranden.
Controleer het elektrisch schema en de elektrische
bedrading. Controleer de contacten in het relais.
Controleer de draadverbindingen. Controleer de
zekeringen.
Verkeerde spanning/frequentieVergelijk de gegevens van de spoel met die van de
installatie.
Meet de werkspanning bij de spoel.
– Toegestaan spanningsverschil:
10% boven de nominale spanning;
15% onder de nominale spanning.
Vervang door een juiste spoel, indien nodig.
Verbrande spoelZie symptoom Verbrande spoel
Te groot drukverschilControleer de technische gegevens en het drukver-
schil van de afsluiter.
Vervang door een geschikte afsluiter.
Verminder het drukverschil, bijv. de inlaatdruk.
Te klein drukverschilControleer de technische gegevens en het drukver-
schil van de afsluiter.
Vervang door een geschikte afsluiter.
Controleer membraan en/of zuigerveer en vervang
de O-ringen en pakkingen.*)
Vervang de O-ringen en pakkingen.*)
Beschadigde of verbogen kernbuisVervang defecte onderdelen.*)
Vervang de O-ringen en pakkingen.*)
Vuil bij membraan/zuigerVervang defecte onderdelen.*)
Vervang de O-ringen en pakkingen.*)
Vuil bij de klepzitting
Vuil bij kern/kernbuis
Maak de afsluiter schoon.
Vervang defecte delen.
Vervang de O-ringen en pakkingen.*)
Corrosie/cavitatieVervang defecte delen.
Vervang de O-ringen en pakkingen.*)
Ontbrekende onderdelen na het demonteren van
de afsluiter
Monteer de ontbrekende onderdelen.
Vervang de O-ringen en pakkingen.*)
Te klein drukverschilControleer de technische gegevens van afsluiter
en het drukverschil. Vervang door een geschikte
afsluiter.
Controleer membraan en/of zuigerveer en vervang
de O-ringen en pakkingen.*)
Beschadigde of verbogen kernbuisVervang defecte onderdelen.*)
Vervang de O-ringen en pakkingen.*)
Vuil bij membraan/zuigerMaak de afsluiter schoon.
Vervang defecte onderdelen.*)
Vervang de O-ringen en pakkingen.*)
Vuil bij de klepzitting
Vuil bij kern/kernbuis
Maak de afsluiter schoon.
Vervang defecte delen.
Vervang de O-ringen en pakkingen.*)
Corrosie/cavitatieVervang defecte delen.
Vervang de O-ringen en pakkingen.*)
Ontbrekende onderdelen nadat de afsluiter
gedemonteerd is
* Zie gearceerde gedeelte in de instructies. Zie ook de documentatie van reserveonderdelen op http://www.danfoss.com
Monteer de ontbrekende onderdelen.
Vervang de O-ringen en pakkingen.*)
Problemen
oplossen
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen (commerciële koelre�elsystemen van Danfoss)
Fouten in het ma�neetventiel (vervolg)
SymptoomMo�elijke oorzaakOplossin�
Het ma�neetventiel sluit
niet/ �edeeltelijk
Er staat nog spanning op de spoelTil de spoel op en voel of er weerstand is.
De handbediende spindel is na gebruik niet teruggeschroefd
Pulsaties in de persleiding Te groot drukverschil in
open positie
De druk aan de uitlaatzijde is periodiek hoger dan
de druk op de inlaatzijde
Beschadigde of verbogen kernbuisVervang defecte onderdelen.*)
NB!
Verwijder de spoel nooit als er spanning op
staat – de spoel kan verbranden. Controleer het
elektrisch schema en de elektrische bedrading.
Controleer de contacten in het relais. Controleer de
draadverbindingen.
Controleer de positie van de handspindel
Controleer de technische gegevens van de afsluiter.
Controleer de druk en de stromingsomstandigheden.
Vervang door een geschikte afsluiter.
Controleer de rest van de installatie.
Vervang de O-ringen en pakkingen.*)
Defecte plaat, membraan of klepzitting in afsluiter Controleer de druk en stromingsomstandigheden.
Membraan of steunplaat zit omgedraaidControleer of de afsluiter correct in elkaar gezet is.*)
Vuil op de klepplaat. Vuil in de stuurdoorlaat. Vuil
bij de kernbuis.
Het ma�neetventiel sluit
niet/ �edeeltelijk
Het ma�neetventiel maakt
lawaai
Verbrande spoel
De spoel is koud
met spanning erop
* Zie gearceerde gedeelte in de instructies. Zie ook de documentatie van reserveonderdelen op http://www.danfoss.com
Corrosie/cavitatie van de stuur/hoofddoorlaatVervang defecte delen.
Ontbrekende onderdelen nadat de afsluiter gedemonteerd is
Frequentiestoring (brommen)De oorzaak ligt niet bij het magneetventiel.
Leidingslag wanneer het ventiel opentZie het hoofdstuk Magneetventielen.
Leidingslag wanneer het ventiel sluitZie het hoofdstuk Magneetventielen.
Te groot drukverschil en/of
pulsaties in de persleiding
Verkeerde spanning/frequentieControleer de gegevens van de spoel.
Kortsluiting in spoel
(kan vocht in spoel betekenen).
De kern kan niet in de kernbuis getrokken worden
door:
a) Beschadigde of verbogen kernbuis.
b) Beschadigde kern.
c) Vuil in de kernbuis.
Te hoge mediumtemperatuurVergelijk de gegevens van de spoel en de afsluiter
Te hoge omgevingstemperatuurWijzig evt. de plaats van de afsluiter. Vergelijk de
Beschadigde zuiger, zuigerveren (bij servogestuurde
magneetventielen van het type EVRA)
Vervang defecte onderdelen.*)
Vervang de O-ringen en pakkingen.*)
Vervang de O-ringen en pakkingen.*)
Maak de afsluiter schoon.
Vervang de O-ringen en pakkingen.*)
Vervang de O-ringen en pakkingen.*)
Monteer de ontbrekende onderdelen.*)
Vervang de O-ringen en pakkingen.*)
Controleer de voeding.
Controleer de technische gegevens van de afsluiter.
Controleer de druk en stromingsomstandigheden.
Vervang door een geschikte afsluiter. Controleer de
rest van de installatie.
Vervang door een juiste spoel, indien nodig.
Controleer het elektrische schema en de elektrische
bedrading.
Controleer het max. spanningsverschil
- Toegestaan spanningsverschil:
10% boven de nominale spanning;
15% onder de nominale spanning.
Controleer de rest van de installatie op kortsluiting.
Controleer de draadverbindingen bij de spoel.
Na het verhelpen van de fout moet de spoel vervangen worden. Verzeker u ervan dat de spanning
correct is. Controleer de O-ringen op de kernbuis
en de bovenste moer binnen.
Vervang defecte delen.
Verwijder vuil.*)
Vervang de O-ringen en pakkingen.*)
met de installatiegegevens. Vervang door een
geschikte afsluiter.
gegevens van de spoel en de afsluiter met de
installatiegegevens. Vergroot de ventilatie rond de
afsluiter en de spoel.
Vervang defecte delen.
Vervang de O-ringen en pakkingen.*)
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen (commerciële koelre�elsystemen van Danfoss)
Fouten in de pressostaat
SymptoomMo�elijke oorzaakOplossin�
Ho�edrukpressostaat
los�ekoppeld
Waarschuwin�:
start de installatie niet
voordat de fout �evonden
en hersteld is.
De la�edrukpressostaat
schakelt de compressor
niet uit
De compressordraaitijd is
te kort
De uitschakeldruk bij een
KP 7 of KP 17 komt niet
overeen met de waarde op
de schaal
De dierentiaalspindel
is verbo�en en de
thermostaat werkt niet
De ho�edrukpressostaat
klappert
Re�elmati�e schakelproblemen bij computerre�elin�en, met minimale
spannin� en stroomsterkte
Condensatiedruk te hoog door:
vuil/verstopt condensoroppervlak;
uitgeschakelde ventilatoren/storing in watertoevoer;
defecte zekering/fase of ventilator;
te veel koelmiddel in het systeem;
lucht in het systeem.
a) Het ingestelde drukverschil is te groot, waardoor
de uitschakeldruk onder -1 bar zakt.
b) Het ingestelde drukverschil is te groot, waardoor
de compressor de uitschakeldruk niet kan bereiken.
a) Het drukverschil op de lagedrukpressostaat is te
klein.
b) De instelling van de hogedrukpressostaat te
laag, d.w.z. te dicht bij de normale werkdruk.
c) Te hoge condensatiedruk door:
vuil/verstopt condensoroppervlak;
uitgeschakelde ventilatoren/storing in watertoevoer;
defecte zekering/fase of ventilator;
te veel koelmiddel in het systeem;
lucht in het systeem.
Het storingsveilige voorziening in de balg is geactiveerd. De uitschakeldruk ligt ca. 3 bar lager dan
de ingestelde waarde.
Het omschakelmechanisme werkt niet, omdat
geprobeerd is om de functie handmatig te testen
aan de rechterzijde van de eenheid.
Met vloeistof gevulde balgen stellen de dempingsdoorlaat bij de aansluiting buiten werking.
De doorgangsweerstand in de contacten is te
groot.
Controleer de mogelijke storingsoorzaken.
Vergroot het bereik of stel een kleiner
drukverschil in.
a) Vergroot het drukverschil.
b) Controleer de instelling van de hogedruk-
pressostaat.
Verhoog de instelling als de systeemgegevens
die toelaten.
c) Herstel de genoemde fouten.
Vervang de pressostaat.
Vervang de eenheid en voorkom handmatig testen
op een andere wijze dan door Danfoss wordt
aanbevolen.
Installeer de pressostaat zodanig dat zich geen
vloeistof kan verzamelen in de balg (zie instructie).
Doe iets aan de koude luchtstroming rond de pressostaat. Koude lucht kan tot condensatie in de balg
leiden.
Breng een dempingsdoorlaat (productcode 060-
1048) aan in het uiteinde van de regelaansluiting
die het verst van de pressostaat verwijderd is.
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen (commerciële koelre�elsystemen van Danfoss)
Fouten in de thermostaat
SymptoomMo�elijke oorzaakOplossin�
De compressordraaitijd is
te kort en de temperatuur
in de koelcel te hoo�
Koelinstallatie
draait met een te ho�e
temperatuurverschil
De thermostaat start
de compressor niet,
zelfs niet wanneer de
voelertemperatuur ho�er
is dan de in�estelde
waarde. De thermostaat
rea�eert niet op het met
de hand verwarmen van de
voeler.
De compressor draait
continu, zelfs wanneer de
thermostaatvoeler kouder
is dan de in�estelde
waarde (bereikinstellin�
min. verschil)
Thermostaat met
absorptievullin� werkt
instabiel
De dierentiaalspindel
is verbo�en en de
thermostaat werkt niet
Het capillair van een thermostaat met dampvulling
raakt de verdamper of de zuigleiding, die kouder is
dan de voeler.
a) Te weinig luchtcirculatie bij de thermostaatvoeler.
b) Temperatuur koelinstallatie verandert zo snel dat
de thermostaat het niet bij kan houden.
c) Ruimtethermostaat is gemonteerd op een koude
wand in de koelcel.
a) Geheel of gedeeltelijk verlies van de lading
wegens een breuk in het capillair.
b) Deel van het capillair in een thermostaat met
dampvulling is kouder dan de voeler.
Een thermostaat met dampvulling is ingesteld
zonder te kijken naar de graek in de instructie.
Grote variatie in omgevingstemperatuur geeft
schakelafwijking.
Het omschakelmechanisme werkt niet, omdat is
geprobeerd om de functie handmatig te testen
aan de rechterzijde van de thermostaat.
Monteer het capillair zodanig dat de voeler altijd
het koudst is.
a) Zoek een betere plaats voor de voeler met een
hogere luchtsnelheid of beter contact met de
verdamper.
b) Gebruik een thermostaat met een kleinere voeler.
Stel een kleiner verschil in. Zorg dat de voeler
beter contact maakt.
c) Breng isolatie aan tussen thermostaat en wand.
a) Vervang de thermostaat en monteer de voeler/
het capillair op de juiste wijze.
b) Zoek een betere plaats voor de thermostaat zo-
dat de voeler altijd het koudste gedeelte is. Stap
over op een thermostaat met adsorptievulling.
Bij een lage bereikinstelling is het temperatuurverschil van de thermostaat groter dan aangegeven op de schaalverdeling (zie schema in het
instructieblad).
Voorkom verandering van de omgevingstemperatuur bij de thermostaat. Gebruik zo mogelijk een
thermostaat met dampvulling (niet gevoelig voor
schommelingen in de omgevingstemperatuur).
Vervang de thermostaat door één met een grotere
voeler.
Vervang de thermostaat en voorkom handmatig
testen op een andere wijze dan door Danfoss
wordt aanbevolen.
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen (commerciële koelre�elsystemen van Danfoss)
Fouten in het waterre�elventiel
SymptoomMo�elijke oorzaakOplossin�
Condensatiedruk
te hoo�; water�ekoelde
condensors
Condensatiedruk
te laa�; water�ekoelde
condensors
Condensatiedruk
pendelt
Het waterregelventiel, type WV, is op een te hoge
druk ingesteld (de waterhoeveelheid is te klein).
De lter vóór het waterregelventiel, type WV, is
verstopt.
Vergroot de hoeveelheid water door het waterregelventiel in te stellen op een lagere druk.
Maak de lter schoon en spoel het waterregelventiel door, nadat met behulp van 2
schroevendraaiers volledige stroming mogelijk is
gemaakt; zie instructie.
De balg in het waterregelventiel, type WV, is lek.Controleer of de balg lek is met behulp van een
lekzoeker. Vervang het balgelement. Raadpleeg de
onderdelencatalogus er mag tijdens het demonteren en monteren geen druk in het balgelement zijn.
Het capillair tussen het waterregelventiel, type WV,
en de condensor is geblokkeerd of vervormd.
Het waterregelventiel, type WV, is gesloten vanwege een defect in het bovenste membraan.
Controleer of het capillair verstopt is of klem zit.
Vervang het capillair.
Controleer of het membraan van het waterregelventiel is gescheurd.
Vervang het membraan.
Raadpleeg de onderdelencatalogus.
Er mag tijdens het demonteren en monteren geen
druk in het balgelement zijn.
De hoeveelheid water is te groot.Stel het waterregelventiel, type WV, in op een klei-
nere hoeveelheid water, d.w.z. een hogere druk.
Het waterregelventiel, type WV, is open vanwege
een defect in het onderste membraan.
Controleer of het membraan van het waterregelventiel is gescheurd.
Vervang het membraan.
Raadpleeg de onderdelencatalogus.
Er mag tijdens het demonteren en monteren geen
druk in het balgelement zijn.
Het waterregelventiel, type WV, kan niet sluiten
vanwege vuil in de klepzitting. De ventielkegel
blijft hangen vanwege vuil.
Controleer of er vuil in het waterregelventiel zit en
maak hem zo nodig schoon.
Vervang onderdelen, indien nodig.
Raadpleeg de onderdelencatalogus.
Er mag tijdens het demonteren en monteren geen
druk in het balgelement zijn.
Monteer een lter vóór het waterregelventiel.
Het waterregelventiel, type WV, is te groot.Vervang het waterregelventiel door een kleinere.
*) Zie http://www.danfoss.com voor informatie over reserveonderdelen
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen (commerciële koelre�elsystemen van Danfoss)
Fouten in de KV-drukre�elaar
SymptoomMo�elijke oorzaakOplossin�
Ruimtetemperatuur
te hoo�
Ruimtetemperatuur te laa� De verdamperdrukregelaar, type KVP, is te laag
Zui�druk pendeltDe verdamperdrukregelaar, type KVP, is te groot.Vervang de verdamperdrukregelaar door een
Zui�druk te hoo�De capaciteitsregelaar, type KVC, is defect of te
Condensatiedruk te hoo�;
water�ekoelde
condensors
Condensatiedruk te hoo�;
water�ekoelde condensors
Instellin� startre�elaar
verschuift
Persleidin� compressor
te heet
Temperatuur in vloeistofvat
te hoo�
Geen onderkoelde vloeistof
De verdamperdrukregelaar, type KVP, is te hoog
ingesteld.
Stel de verdamperdrukregelaar in op een lagere
druk. De instelling moet ca. 8-10 K lager liggen dan
de gewenste ruimtetemperatuur.
Vergeet niet na het instellen het beschermkapje
van de instelspindel weer te monteren.
Lekkende balg in de verdamperdrukregelaar, type
KVP.
Maak het beschermkapje voorzichtig los.
Als er druk is of sporen van koelmiddel onder het
beschermkapje, is de balg lek. Vervang het ventiel.
Stel de verdamperdrukregelaar in op een hogere
ingesteld.
druk. De instelling moet ca. 8-10 K lager zijn dan
de gewensteruimtetemperatuur. Vergeet niet na
het instellen het beschermkapje van de instelspindel weer te monteren.
kleinere.
Vergeet niet na het instellen het beschermkapje
van de instelspindel weer te monteren.
De capaciteitsregelaar, type KVC, is te groot.Vervang de capaciteitsregelaar door een kleinere.
Vergeet niet na het instellen het beschermkapje
van de instelspindel weer te monteren.
Vervang de capaciteitsregelaar. Stel de capaciteits-
hoog ingesteld.
regelaar in op een lagere druk.
Vergeet niet na het instellen het beschermkapje
van de instelspindel weer te monteren.
De condensordrukregelaar, type KVR, is ingesteld
op een te hoge druk.
Stel de condensordrukregelaar in op de juiste
druk.
Vergeet niet na het instellen het beschermkapje
van de instelspindel weer te monteren.
De balg in de condensordrukregelaar, type KVR,
kan lek zijn.
Maak het beschermkapje voorzichtig los. Als er
druk is of sporen van koelmiddel onder het beschermkapje, is de balg lek.
Vervang het ventiel.
Lekke balg in de startregelaar, type KVL.Maak het beschermkapje voorzichtig los. Als er
druk is of sporen van koelmiddel onder het beschermkapje, is de balg lek.
Vervang het ventiel.
Waarschijnlijk een lekkende balg in de capaciteitsregelaar, type KVC.
Maak het beschermkapje voorzichtig los. Als er
druk is of sporen van koelmiddel onder het beschermkapje, is de balg lek.
Vervang het ventiel.
De hoeveelheid heet gas is te groot.Stel de capaciteitsregelaar, type KVC, evt. in op een
lagere druk. Monteer evt. een expansieventiel voor
het injecteren in de zuigleiding, bijv. type TE 2.
De tankdrukregelaar, type KVD, is op een te lage
druk ingesteld.
Stel de tankdrukregelaar in op een hogere druk.
Het kan ook noodzakelijk zijn om de condensordrukregelaar op een hogere druk in te stellen.
De balg in de tankdrukregelaar, type KVD, kan lek
zijn.
Maak het beschermkapje voorzichtig los. Als er
druk is of sporen van koelmiddel onder het beschermkapje, is de balg lek.
Vervang het ventiel.
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen in koelcircuits met een hermetische compressor
Bij systemen met een thermostatisch
expansieventiel moet de vulling worden
gecontroleerd met een kijkglas. In beide
systemen moet de hoeveelheid koelmiddel
minder zijn dan de hoeveelheid die past in het
vrije volume aan de perszijde.
Am0_0078
Compressoren voor systemen met capillair
zijn meestal uitgerust met een PTC LSTstartvoorziening. Voor starten met een PTC is bij
elke start een volledige drukvereening tussen
de hoge- en lagedrukzijde vereist. Verder kan een
PTC pas werken na een stilstandtijd van circa
5 minuten, om te zorgen dat de PTC-component
is afgekoeld, waardoor een maximaal startkoppel
wordt verkregen. Wanneer een ‘koude’ compressor
wordt gestart en kort daarna de stroom wordt
afgeschakeld, kan er een conict ontstaan tussen
de PTC en de motorbeveiliging. Omdat de motor
warmte vasthoudt, kan tot circa 1 uur verstrijken
voordat weer een normale start mogelijk is.
Am0_0079
In installaties waarbij de drukvereening bij het
starten onzeker is, moet de compressor worden
voorzien van een HST-startvoorziening. Dit geldt
ook voor installaties met capillair en een stilstandtijd van minder dan 5 minuten. Defecte of
onjuiste relais en aanloopcondensatoren kunnen
startproblemen veroorzaken of uitschakeling van
de compressor door de motorbeveiliging. Zie de
gegevens van de fabrikant van de compressor.
Als de startvoorziening defect is, moet de gehele
uitrusting worden vervangen, inclusief het relais
en de aanloopcondensator.
De PTC (25 Ω bij een netspanning van 220 V en
circa 5 Ω bij een netspanning van 115 V) kan
worden gecontroleerd met een ohmmeter.
Een startrelais kan worden gecontroleerd met
een lampje. Zie tekening. Het relais is in orde als
het lampje niet gaat branden wanneer het relais
rechtop staat. Het relais is ook in orde als het
lampje wel gaat branden wanneer het relais op
zijn kop staat.
Een verminderd koelvermogen wordt vaak veroorzaakt door cokesvorming en door koperafzetting,
wat leidt tot verkorting van de levensduur van de
compressor en het doorslaan van pakkingen in het
kleppensysteem van de compressor.
Cokesvorming is voornamelijk het gevolg van
vocht in het koelsysteem. Bij hoge temperaturen
kan aanwezigheid van vocht ook leiden
tot koperafzetting op de klepzittingen. Het
doorslaan van pakkingen is het gevolg van
een overmatige condensatiedruk en ernstige,
kortstondige drukpieken > 60 bar (leidingslag).
Am0_0086
Wij adviseren installatie van kwalitatief
hoogwaardige lterdrogers. Als het ltermateriaal
van slechte kwaliteit is, treedt slijtage op die niet
alleen leidt tot gedeeltelijke verstopping van
het capillair en de lter in het thermostatische
expansieventiel leidt, maar ook tot beschadiging
van de compressor (voornamelijk vastlopen).
Commerciële koelinstallaties moeten over het
algemeen worden uitgerust met lters met een
vaste kern, bijv. type DML. Zie ook het hoofdstuk
Filterdrogers en kijkglazen.
De lterdroger moet na elke reparatie worden
vervangen. Bij vervanging van een pencildroger
(vaak gebruikt in koelkasten) moet u erop letten
dat het ltermateriaal geschikt is voor het gebruikte
koelmiddel en dat er voldoende materiaal aanwezig
is voor de betreende toepassing.
Slechte soldeerverbindingen kunnen ook
blokkering van het systeem veroorzaken. Voor
het maken van goede soldeerverbindingen is het
juiste soldeer vereist, met het juiste percentage
zilver. Het gebruik van vloeimiddel moet tot het
absolute minimum worden beperkt.
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen in koelcircuits met een hermetische compressor
2.9
2.10
Een tekort aan koelmiddel in het systeem doet
zich zelden voor, tenzij er sprake is van lekkage.
Ongelijkmatige ijsvorming op de verdamper is
vaak een teken van onvoldoende koelmiddel.
Deze ongelijkmatige ijsvorming veroorzaakt
niet alleen een lager koelvermogen maar kan
ook problemen opleveren bij het ontdooien
van de verdamper, omdat de voeler van de
ontdooiingsthermostaat de aanwezigheid van
ijs niet detecteert. Daarom is een nauwkeurige
bepaling van de koelmiddelvulling aanbevolen
teneinde een gelijkmatige verdeling van het ijs
over de verdamper te realiseren.
Het optimale systeemrendement wordt
verkregen door een warmtewisselaar aan te
brengen om te zorgen voor onderkoeling:
circa 5 K in systemen met een thermostatisch
expansieventiel en circa 3 K in systemen met een
capillair. In systemen met een thermostatisch
expansieventiel moeten de zuig- en de
vloeistoeiding over een lengte van 0,5 tot 1,0 m
op elkaar worden gesoldeerd. Bij systemen met
capillair moeten het capillair en de zuigleiding
over een lengte van 0,5 tot 1,0 m op elkaar
worden gesoldeerd.
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen in koelcircuits met een hermetische compressor
Commerciële apparatuur moet met een ventilator
worden gekoeld. De normale aanbevolen
luchtstroomsnelheid over de condensor en de
compressor bedraagt 3 m/s.
Am0_0099
Ook adviseren wij om regelmatig onderhoud aan
de koelinstallatie uit te voeren, inclusief reiniging
van de condensor.
Tips voor de monteur Problemen oplossen – fouten opsporen in koelcircuits met een hermetische compressor
Om overdracht van geluid te voorkomen, mag
het leidingwerk niet in contact komen met de
compressor, de warmtewisselaar of de zijwanden.
Bij de montage van een compressor moeten
de meegeleverde bevestigingsmaterialen
en pakkingringen worden gebruikt om te
voorkomen dat het rubber zo sterk wordt
ingedrukt dat het geluidsdempende eect
verloren gaat.
Am0_0104
Ventilatoren worden met name toegepast in
commerciële koelinstallaties. Er ontstaat geluid
als de ventilatorbladen vervormd raken of
in aanraking komen met de lamellen van de
warmtewisselaar. Versleten lagers maken ook
veel lawaai. Verder moet de ventilator stevig zijn
bevestigd, zodat hij niet beweegt ten opzichte
van de montagesteun. Ventilatoren produceren
gewoonlijk een hoger geluidsniveau dan
compressoren. In sommige situaties kan het
geluidsniveau worden verlaagd door een kleinere
ventilatormotor te installeren, maar dat is alleen
aan te bevelen als het condensoroppervlak
overgedimensioneerd is.
Am0_0105
Als het geluid van de kleppen afkomstig is, ligt
dat meestal aan een onjuiste dimensionering. De
maat van magneetventielen en terugslagkleppen
moet nooit worden afgestemd op de leidingaansluitingen, maar op de kv-waarde. Zo zorgt u
voor de minimale drukval die nodig is om de klep
te openen en open te houden zonder dat de klep
gaat ‘klapperen’. Een ander fenomeen is ‘uiten’ in
thermostatische expansieventielen. In dat geval
moet u controleren of de maat van de doorlaat
aansluit bij de systeemkenmerken en met name
of er voldoende onderkoeling van de vloeistof
optreedt vóór het expansieventiel (circa 5 K).
Tips voor de monteur Problemen oplossen – overzicht voor opsporen van fouten (Danfoss compressoren)
Al�emeen
Deze sectie is speciaal gericht op het service-
netwerk, voor huishoudelijke toestellen en
soortgelijke producten. Het heeft voornamelijk
betrekking op de compressoren PL, TL, NL en FR
voor 220-240 V.
Zie de databladen voor de details van de
compressoren.
Compressoren van het type PL, TL, NL, FR en een
aantal van het type SC zijn uitgerust met een
PTC-startvoorziening (g. 1) of een relais en een
aanloopcondensator (g. 2). De motorbeveiliging
is in de wikkelingen ingebouwd.
Bij een mislukte start en een koude compressor
kan het tot 15 minuten duren voordat de
compressor wordt uitgeschakeld door de
beveiliging.
Als de beveiliging de motor uitschakelt terwijl de
compressor warm is, kan het tot een uur duren
voordat de beveiliging de compressor weer
inschakelt.
De compressor mag niet worden gestart zonder
de elektrische voorzieningen.
Fig. 1: PTC-startvoorziening
Am0_0069
Fig. 2: Startrelais
Fouten opsporen
Snelle elektrische controle
voor compressor
Voordat u systematisch een fout gaat opsporen,
is het verstandig om eerst 5 minuten lang de
voedingsspanning af te schakelen. Zo weet u
zeker dat de PTC-startvoorziening is afgekoeld en
gereed is voor de start.
Een spanningsval of spanningsuitval in de eerste
minuten na het starten van een toestel met koude
compressor kan tot een conictsituatie leiden.
Om onnodige activering van de beveiliging en
de bijkomende wachttijd te vermijden, is het
van belang om bij het opsporen van fouten de
onderstaande volgorde aan te houden. Voer
de testen uit volgens de aanwijzingen op de
volgende pagina.
Verwijder de elektrische voorzieningen.
Controleer de elektrische doorverbinding
tussen de hoofdpen en de startpen van het
compressoraansluitblok.
Controleer de elektrische doorverbinding tussen
de hoofdpen en de gemeenschappelijke pen van
het compressoraansluitblok.
Als bovenstaande doorverbindingscontroles
geen resultaat opleveren, vervangt u de
compressor.
Am0_0070
Een compressor met PTC kan niet starten bij een
niet vereende druk en de PTC koelt niet zo snel
af. Het kan meer dan een uur duren voordat het
toestel weer normaal werkt.
In andere gevallen vervangt u de elektrische
voorzieningen.
Als de compressor nog steeds niet werkt, ligt het
waarschijnlijk niet aan een elektrische storing.
Zie de tabellen voor meer informatie over het
opsporen van fouten.
Spanning op stekker en zekering
Toestel krijgt stroom
Werking thermostaat
Snoeren en aansluitingen in toestel
Spanning op compressoraansluitingen
Werking relais door te schudden om te horen
of de kern werkt
Werking aanloopcondensator
PTC door te schudden
Weerstand PTC 10 tot 100 ohm tussen
pen M en S
Stilstandtijd lang genoeg voor
drukvereffening
Weerstand PTC 10 tot 100 ohm tussen
pen M en S
Werking functie door te schudden om te
horen of kern loszit
Condensatiedruk en ventilatie
Te hoge omgevingstemperatuur volgens
typeplaatje van toestel
Controleer weerstand van wikkelingen
Controleer beveiliging met ohmmeter
Start met juiste startvoorziening,
spanning en omstandigheden,
wikkelingen en beveiliging in orde
Opnieuw vullen en lekken opsporen
Actie (afhankelijk van
resultaat)
Vervang het relais
Vervang de aanloopcondensator
Vervang als u geluid hoort
Vervang PTC, indien niet 10 tot
100 ohm
Stel thermostaatverschil bij
Vervang de PTC
Vervang relais en condensator
Zorg voor goede ventilatie
Vervang de compressor
Vervang de compressor
Vervang de compressor
Controleer systeem op lekkage
en juiste vulling
Compressor
schakelt steeds
in/uit
Te hoge
omgevingstemperatuur
Te hoge
condensatietemperatuur
Capillair gedeeltelijk
verstopt
Cokesvorming op kleppen
of kleppen beschadigd
Thermostaat niet in orde
Onjuiste koelmiddelvulling
IJsafzetting op
verdamper
Compressor wordt uitgeschakeld door motorbeveiliging
Omgevingstemperatuur volgens typeplaatje
van toestel
Ventilatie condensor en compressor
Opnieuw vullen en lekken opsporen, zuigdruk meten. Capillair geblokkeerd indien
druk zeer laag
Opnieuw vullen en lekken opsporen
Type en werking thermostaat
Opnieuw vullen en lekken opsporen
Controleer op ijs op verdamper
Werking en instellingen thermostaat
Werking interne antirijpventilator
Belasting van compressor, ventilatie van
compressor en condensor
Voedingsspanning compressor
minimaal 187 V
Voedingsspanning compressor bij storingen
Controleer thermostaat- en toestelsnoeren op
losse verbindingen
Controleer weerstand van motorwikkelingen bij
gedeeltelijke kortsluiting of aardaansluiting
Vervang de droger
Zorg voor goede ventilatie en
afstand tot wand
Vervang de compressor, als deze
nog steeds niet goed koelt
Vervang de thermostaat
Controleer systeem op lekkage
en juiste vulling,
Vervang de droger
Goed ontdooien
Vervang de thermostaat
Zorg voor goede ventilatie en
afstand tot wand
Zorg voor goede voeding
Tips voor de monteur Problemen oplossen – overzicht voor opsporen van fouten (Danfoss compressoren)
Fouten opsporen
(vervolg)
Wat de klant
ze�t
Geluidsproblemen
Toestel laat
zekerin�en
doorslaan
Eerste analyse
Gerammel of
gezoem
Tikken bij starten
of stoppen van
compressor
Relais klikt
herhaaldelijk na
starten
Kortsluiting in
toestel
Kortsluiting in
compressor
Zekering slaat
door bij starten
van compressor
Aanloopcondensator
ontploft
Kap van startrelais
afgeblazen
Mo�elijke oorzaak
Leiding maakt contact met
kast
Compressor maakt contact
met kast
Defect interne draagveer
of persleiding
Resonantie
Geluid ventilator
Compressorblok maakt
contact met binnenkant
van behuizing
Compressor
overbelast
Relais defect
Defecte bedrading in
toestel
Defecte thermostaat
Aardverbinding
Defecte aansluitingen
Kortsluiting tussen snoeren
bij aansluitingen
Kortsluiting in
compressormotor
Voedingsspanning te laag
Zekering belast door te
veel toestellen
Zekeringschakelaar
reageert te snel
Gedeeltelijke kortsluiting
naar aarde
Relais defect
Onjuist type relais
Extreem vaak starten en
stoppen van compressor
Kortsluiting in
compressormotor
Controleren
Leidingaanleg
Compressorbevestiging en rubberen
pootjes
Luister naar de compressor terwijl de punt
van de schroevendraaier tegen de compressor
rust en u het handvat tegen uw oor houdt
Spoor trillende bewegende delen op
Trilling van ventilator of ventilatorbevestiging
Compressor overbelast door druk
Werking ventilator
Koelmiddelvulling
Drukvereffening vóór start en aantal maal
in/uitschakelingen
Omgevingstemperatuur volgens typeplaatje
Ventilatie naar compressor en condensor.
Controleer werking van ventilator
Juist type relais voor compressor
Alle aansluitsnoeren en netsnoer op losse
verbindingen, kortsluitingen
Thermostaataansluitingen
Weerstand van lijn/nul naar aarde
Op verbranding op de aansluitpennen
Aansluitingen en snoeren op de compressor
Weerstandswaarden in wikkelingen
Weerstand tussen aansluitingen en aarde
Voedingsspanning bij start compressor >187 V
Totale belasting van zekering
Belasting en type zekering
Weerstand tussen aansluitingen en aarde
Werking relais door te schudden om te
horen of kern loszit
Type relais
Type relais
Thermostaat defect of verschillen te klein
Weerstandswaarden compressormotor
Actie (afhankelijk van
resultaat)
Buig de leiding voorzichtig
goed
Plaats rubberen pootjes en
bevestigingsmateriaal correct
Vervang compressor, indien
geluid abnormaal
Plaats of bevestig correct
Repareer ventilator en blad,
indien defect
Reinig condensor, indien stoffig.
Controleer of de ventilatieafstanden voldoende zijn voor de
luchtdoorstroming
Vul opnieuw, indien te hoog
Stel thermostaat bij, indien stilstandtijd minder dan 5 min.
Stel toestel buiten bedrijf,
indien omgeving te warm
Reinig condensor, indien stoffig. Controleer of de ventilatieafstanden voldoende zijn voor
de luchtdoorstroming
Vervang relais, indien defect
Repareer de verbindingen
Repareer de verbindingen
Vervang elektrisch toebehoren
Isoleer de snoeren en
aansluitingen
Vervang compressor in geval
van kortsluiting
Sluit toestel aan op
andere zekering
Kies zo mogelijk een iets trager
type
Vervang compressor in geval
van kortsluiting
Vervang relais en condensator
Vervang relais en condensator
Vervang relais en condensator
Verstel of vervang thermostaat
Vervang de compressor