Tips voor de monteur Thermostatische expansieventielen
Inleiding
Een thermostatisch expansieventiel is
opgebouwd uit een thermostatisch element
(1) dat door een membraan van het ventielhuis
gescheiden is.
Het element is via een capillair verbonden met een
voeler (2) en met een ventielhuis met klepzitting
(3) en een veer (4).
Werking van een thermostatisch
expansieventiel
De werking van een thermostatisch expansieventiel wordt bepaald door 3 fundamentele
drukwaarden:
P1: De voelerdruk die op de bovenzijde van
het membraan werkt in de openingsrichting
van het ventiel.
P2: De verdampingsdruk die op de onderzijde
van het membraan werkt, in de sluitrichting
van het ventiel.
P3: De veerdruk die ook op de onderzijde van
het membraan werkt, in de sluitrichting
van het ventiel.
Wanneer het expansieventiel regelt, ontstaat er
een evenwicht tussen de voelerdruk op de ene
en de verdamperdruk plus veerdruk op de andere
zijde van het membraan.
Met behulp van de veer wordt de oververhitting
ingesteld.
expansieventielen
Thermostatische
Oververhitting
Onderkoeling
De oververhitting wordt gemeten op de
plaats waar de voeler op de zuigleiding
zit. De oververhitting is het verschil
tussen de temperatuur bij de voeler en de
verdampingsdruk/temperatuur op datzelfde
punt.
De oververhitting wordt in Kelvin (K) gemeten en
wordt als signaal gebruikt voor het regelen van
de vloeistonjectie door het expansieventiel.
Onderkoeling wordt gedenieerd als het verschil
tussen de condensatiedruk/temperatuur en
de vloeistoftemperatuur bij de inlaat van het
expansieventiel.
Onderkoeling wordt in Kelvin (K) gemeten.
Onderkoeling van het koelmiddel is noodzakelijk
om dampbellen in het koelmiddel vóór het
expansieventiel te voorkomen.
Dampbellen in het koelmiddel verminderen de
capaciteit van het expansieventiel en beperken
daardoor de vloeistoftoevoer naar de verdamper.
In de meeste gevallen is een onderkoeling van
4-5 K voldoende.
Tips voor de monteur Thermostatische expansieventielen
Uitwendige drukvereeningBij gebruik van vloeistofverdelers moeten
altijd expansieventielen met uitwendige
drukvereening worden toegepast.
Bij gebruik van verdelers ontstaat er gewoonlijk
een drukval van 1 bar over de verdeler en de
verdeelleidingen.
Expansieventielen met uitwendige
drukvereening dienen altijd toegepast
te worden in koelinstallaties met zware
verdampers of platenwarmtewisselaars, waar
de drukval gewoonlijk groter is dan de druk die
overeenkomt met 2 K.
Ad0-0016
Elementvulling
Universele vulling
MOP-vulling
Het thermostatische expansieventiel kan drie
typen vulling hebben:
1. Universele vulling
2. MOP-vulling
3. MOP-vulling met ballast, standaard voor
Danfoss-expansieventielen met MOP.
Expansieventielen met Universele vulling
worden gebruikt voor de meeste koelinstallaties
waar drukbegrenzing niet vereist is en
waar de voeler op een warmere locatie kan
worden geplaatst dan het element, of in geval
van een hoge verdampingstemperatuur/
verdampingsdruk.
Universele vulling heeft een vloeistofvulling in
de voeler. De hoeveelheid is zo groot dat er altijd
vloeistof aanwezig is in de voeler, ongeacht of het
element kouder of warmer is dan de voeler.
Expansieventielen met MOP-vulling worden
gewoonlijk gebruikt voor serieproducten
waarbij de zuigdruk tijdens de opstart begrensd
moet worden, bijv. in de transportsector en in
klimaatregelsystemen.
Alle expansieventielen met MOP hebben een
zeer geringe vulling in de voeler.
Dit betekent dat het ventiel of het element altijd
op een warmere plek geïnstalleerd moet zijn
dan de voeler. Als dit niet gebeurt, kan de vulling
zich van de voeler naar het element verplaatsen,
waardoor de werking van het expansieventiel
wordt belemmerd.
De MOP-vulling heeft een beperkte hoeveelheid
vloeistof in de voeler.
‘MOP’ staat voor Maximum Operating Pressure
(maximale werkdruk), de hoogste zuigdruk/
verdampingsdruk die toegestaan is in de
verdamper/zuigleiding.
De vulling zal verdampt zijn wanneer de
temperatuur het MOP-punt heeft bereikt.
Naarmate de zuigdruk stijgt, begint het
expansieventiel geleidelijk te sluiten, bij ca.
0,3/0,4 bar onder het MOP-punt. Het ventiel zal
helemaal gesloten zijn wanneer de zuigdruk
gelijk is aan het MOP-punt.
MOP wordt ook wel Motor Overload Protection
(motoroverbelastingsbeveiliging) genoemd.
Tips voor de monteur Thermostatische expansieventielen
MOP-ballastvulling
Keuze van thermostatisch
expansieventiel
Expansieventielen met MOP-ballastvulling
worden voornamelijk gebruikt in koelinstallaties
met ‘hoogdynamische’ verdampers, bijv. in
klimaatregelsystemen en platenwarmtewisselaars
met een grote warmteoverdracht.
Met MOP-ballastvulling kan een oververhitting
worden bereikt die 2-4 K lager is dan bij andere
typen vulling.
De voeler van het thermostatische
expansieventiel bevat een zeer poreus materiaal
en heeft een groot oppervlak in verhouding tot
het gewicht.
MOP-vulling met ballast heeft een dempende
werking op de regeling door het expansieventiel.
Het ventiel opent langzaam bij een stijgende
voelertemperatuur en sluit snel bij een dalende
voelertemperatuur.
Voor de keuze van een thermostatisch expansieventiel moeten de volgende gegevens bekend zijn:
koelmiddel
Capaciteit van de verdamper
Verdampingsdruk
Condensatiedruk
Ad0-0021
Onderkoeling
Drukval over het ventiel
Inwendige of uitwendige drukvereening
expansieventielen
Thermostatische
Identicatie
De bovenkant van het membraan van het
thermostatisch element is met laser gegraveerd.
De code geeft aan voor welk koelmiddel het
ventiel is ontworpen:
L = R410A
N = R134a
S = R404A/ R507
X = R22
Z = R407C
Deze inscriptie vermeldt het ventieltype (met
codenummer), verdampingstemperatuurbereik,
MOP-punt, koelmiddel en de maximale
bedrijfsdruk, PS/MWP.
Bij de TE 20 en TE 55 is de nominale capaciteit
ingeslagen op een label dat aan het ventiel is
bevestigd.
Ad0-0019
De doorlaten voor de T2 en TE2 zijn gemerkt met
de doorlaatgrootte (bijv. 06) en een inslag van
het weeknummer en het laatste cijfer van het
jaartal (bijv. 279).
Het doorlaatnummer wordt ook vermeld op het
deksel van de kunststof verpakking.
Ad0-0023
Op de TE 5 en TE 12 duidt het bovenste
inslagnummer (TE 12) aan voor welk ventieltype
de doorlaat kan worden gebruikt. Het onderste
inslagnummer (01) is de doorlaatgrootte.
Op de TE 20 en TE 55 geeft het onderste inslagnummer (50/35 TR N/B) de nominale capaciteit in
de twee verdampingstemperatuurbereiken N en
B plus het koelmiddel aan. (50/35 TR = 175 kW in
bereik N en 123 kW in bereik B).
Het bovenste inslagnummer (TEX 55) geeft aan
voor welk type expansieventiel de doorlaat kan
worden gebruikt.
Tips voor de monteur Thermostatische expansieventielen
Montage
Het expansieventiel moet in de vloeistoeiding
vóór de verdamper worden gemonteerd en de
voeler moet zo dicht mogelijk bij de verdamper
op de zuigleiding worden bevestigd.
Als er een uitwendige drukvereening plaats
vindt, moet de vereeningsleiding net na de
voeler op de zuigleiding worden aangesloten.
De voeler kan het best op een horizontale
zuigleiding worden gemonteerd, en in een stand
die overeenkomt met de stand van de kleine
wijzer van de klok tussen 1 en 4 uur.
De locatie hangt af van de buitendiameter van de
leiding.
NB:
De voeler mag nooit op de onderzijde van de
zuigleiding worden gemonteerd, omdat
eventuele olie onder in de leiding verkeerde
signalen zou kunnen veroorzaken.
De voeler moet de temperatuur van het
oververhitte zuiggas detecteren en mag daarom
niet worden geplaatst op een locatie waar hij kan
worden beïnvloed door externe warmte/koude.
Wanneer de voeler wordt blootgesteld aan
warme luchtstromen verdient het aanbeveling
om hem te isoleren.
Met de voelerband van Danfoss kan de voeler
strak en stevig aan de leiding worden bevestigd,
zodat de voeler optimaal thermisch contact met
de zuigleiding maakt. Door het TORX-ontwerp van
de schroef kan de monteur gemakkelijk kracht
overbrengen van het gereedschap op de schroef,
zonder het gereedschap hard in de schroefkop te
hoeven drukken. Verder bestaat bij een TORX-kop
niet het risico dat de kop wordt beschadigd.
De voeler mag niet na een warmtewisselaar
gemonteerd worden, want in die positie geeft hij
onjuiste signalen door aan het expansieventiel.
Ad0-0002
Ad0-0003
Ad0-0004
Ad0-0005
De voeler mag niet dicht bij componenten met
een grote massa worden gemonteerd, want ook
dat kan leiden tot onjuiste signalen naar het
expansieventiel.
Tips voor de monteur Thermostatische expansieventielen
Montage (vervolg)
Zoals eerdere vermeld, moet de voeler worden
gemonteerd op het horizontale gedeelte van de
zuigleiding net na de verdamper. Hij mag niet
op een verdeelstuk of een stijgleiding na een
oliekamer worden gemonteerd.
De voeler van het expansieventiel moet altijd vóór
eventuele vloeistofsloten worden gemonteerd.
Ad0-0007
expansieventielen
Thermostatische
Ad0-0008
Instelling
Het expansieventiel wordt geleverd met
een fabrieksinstelling die voor de meeste
toepassingen geschikt is.
Indien nodig kan een jnafstelling worden
gemaakt met behulp van de regelspindel op het
ventiel.
Door de spindel rechtsom te draaien wordt
de oververhitting van het expansieventiel
verhoogd en door linksom te draaien wordt de
oververhitting verlaagd.
Bij de T/TE 2 betekent één slag met de regelspindel
een wijziging van ca. 4 K in de oververhitting bij
een verdampingstemperatuur van 0 °C.
Tips voor de monteur Thermostatische expansieventielen
Montage (vervolg)
Vanaf ventielgrootte TE 5 betekent één
draai van de regelspindel een wijziging
van de oververhitting van ca. 0,5 K bij een
verdampingstemperatuur van 0°C.
Bij de TUA/TUB betekent één draai met de regelspindel een wijziging van de oververhitting van
ca. 3 K bij een verdampingstemperatuur van 0°C.
Pendelen in de verdamper kan als volgt worden
opgeheven:
Verhoog de oververhitting door de regelspindel
van het expansieventiel een eind rechtsom te
draaien, zodat het pendelen stopt. Draai de
regelspindel vervolgens trapsgewijs linksom
totdat het pendelen weer begint.
Draai de regelspindel vanuit deze positie
ongeveer een hele slag rechtsom (maar slechts ¼
slag voor T/TE 2 ventielen).
Bij deze instelling zal het koelsysteem niet pendelen
en wordt de verdamper ten volle benut.
Een schommeling van 1 K wordt niet als
pendelen beschouwd.
Als de oververhitting in de verdamper te groot
is, kan dit betekenen dat er te weinig vloeibaar
koelmiddel is.
De oververhitting kan worden verlaagd door de
regelspindel van het expansieventiel trapsgewijs
linksom (tegen de klok in) te draaien, totdat het
pendelen wordt geconstateerd.
Vanaf deze positie moet de regelspindel
ongeveer een hele slag rechtsom worden
gedraaid (maar slechts ¼ slag voor T/TE 2
ventielen). Bij deze instelling wordt de verdamper
ten volle benut.
Een schommeling van 1 K wordt niet als
pendelen beschouwd.
Ad0-0010
Ad0-0011
Ad0-0013
Vervangen van de doorlaat
Wanneer de verdamper blijft pendelen,
ongeacht de oververhittingsinstelling, is de
ventielcapaciteit mogelijk te groot en moet de
doorlaat of het ventiel door een kleinere worden
vervangen.
Als de oververhitting van de verdamper te groot
is, is de ventielcapaciteit te klein en moet de
doorlaat door een grotere worden vervangen.
TE,T 2,TUA,TCAE expansieventielen worden
geleverd met een verwisselbare doorlaat.
Danfoss biedt een uitgebreid assortiment
thermostatische expansieventielen met
capaciteiten van 0,4 tot 1083 kW (R134a).
T/TE 2 expansieventielen hebben een messing
huis en are/are- of soldeer/areaansluitingen.
Nominale capaciteiten: 0,4 - 10,5 kW (R134a).
TUA, TUB, TUC expansieventielen hebben een
roestvrijstalen huis en roestvrijstalen/koperen
bimetalen soldeeraansluitingen.
Nominale capaciteiten: 0,5 - 12 kW (R134a).
De expansieventielen kunnen worden geleverd
met of zonder uitwendige drukvereening.
TUA heft een verwisselbare doorlaat en een
instelbare oververhitting.
TUB heeft een vaste doorlaat en een instelbare
oververhitting.
TUC heeft een vaste doorlaat en een door de
fabriek ingestelde oververhitting.
TUB en TUC zijn primair bedoeld voor OEM-klanten.
TUB en TUC expansieventielen kunnen worden
vervangen door TUA expansieventielen.
TCAE, TCBE, TCCE expansieventielen hebben
een roestvrijstalen huis en roestvrijstalen/
koperen bimetalen soldeeraansluitingen.
Nominale capaciteiten: 12 - 18 kW (R134a).
De expansieventielen zijn ontworpen zoals de TU
ventielen maar met grotere capaciteiten.
De expansieventielen worden geleverd met
uitwendige drukvereening.
TDE expansieventielen hebben een messing huis
en koperen soldeeraansluitingen.
Nominale capaciteiten: 10,5 - 140 kW (R407C)
De expansieventielen worden geleverd met een
vaste doorlaat en een instelbare oververhitting.
TE 5 - TE 55 expansieventielen hebben een
messing huis. De expansieventielen worden
geleverd als componenten, bestaande uit
ventielhuis, doorlaat en thermostatisch element.
Het ventielhuis is verkrijgbaar in een rechte
of haakse uitvoering met soldeer-, are- en
ensaansluitingen.
Nominale capaciteiten: 12,9 - 220 kW (R134a).
De expansieventielen worden geleverd met
uitwendige drukvereening.
PHT 85 - 300 expansieventielen worden geleverd
als componenten, bestaande uit ventielhuis,
enzen, doorlaat en thermostatisch element.
Nominale capaciteiten: 55 -1083 kW (R134a).
Zie het internet of de catalogus voor meer
informatie.
expansieventielen
Thermostatische
TRE expansieventielen hebben een messing huis
en roestvrijstalen/koperen bimetalen aansluitingen.
Nominale capaciteiten: 18 - 196 kW (R134a).
De expansieventielen worden geleverd met een
vaste doorlaat en een instelbare oververhitting.