Danfoss FCM 300 Design guide [nl]

MAKING MODERN LIVING POSSIBLE
Design Guide
VLT® Brook Crompton Motor FCM 300
www.danfoss.com/drives
Inhoud
Inhoud
VLT® DriveMotor FCM-serie
1 Inleiding
1.1.1 Softwareversie 4
1.1.5 Veiligheidsvoorschriften 5
1.1.6 Waarschuwing tegen onbedoelde start 5
1.3.1 Integratie van frequentieomvormer en motor 6
1.4.1 Bestelformulier 8
1.4.2 Productreeks 9
1.4.3 Bestellen 10
1.4.4 Hulpprogramma voor de pc 10
1.4.5 Bestelinformatie voor frames en flenzen 11
1.4.6 Bestelinformatie voor positie van omvormerkast en afvoeropening 12
2 Installatie
2.1.1 FCM 305-375, 3-fasig, 380-480 V 13
2.1.2 Algemene technische gegevens 14
2.1.3 Aanhaalmomenten 17
2.1.4 Maximale kabeldoorsnede 17
2.1.5 Schroefmaten 17
13
2.1.6 Beveiliging 18
2.2 Beschrijving van de motor
2.2.1 Hantering van de FC-motor 20
2.2.2 Lagers 20
2.2.3 Uitvoerassen 21
2.2.4 Afmetingen 21
2.2.5 Installatie van de FC-motor 24
2.2.6 Uitlijning 25
2.2.7 Aanhaalmoment bouten 25
2.2.8 Onderhoud 25
2.2.9 Thermische beveiliging FCM 300 26
2.3.1 Servicestekkerset (175N2546) 27
2.3.2 Stekkerset (175N2545) 27
2.3.3 Bevestigingsset voor externe bediening (175N0160) 27
2.3.5 Potentiometeroptie (177N0011) 28
2.3.6 Lokaal bedieningspaneel (LOP) (175N0128) IP 65 28
3 Programmeren
19
30
3.1.1 Bedieningspaneel (175NO131) 30
3.1.2 Installatie LCP 30
3.1.3 Functies LCP 30
3.1.4 Display 31
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 1
Inhoud
VLT® DriveMotor FCM-serie
3.1.5 Leds 31
3.1.6 Bedieningstoetsen 31
3.1.7 Functies van de bedieningstoetsen 32
3.1.8 Uitleesstatus op display 32
3.1.9 Displaymodus 33
3.1.10 Displaymodus – uitleesstatus selecteren 33
3.1.11 Modus Quick Menu versus modus Menu 34
3.1.12 Quick Setup via Quick menu 34
3.1.13 Parameterselectie 35
3.1.14 Modus Menu 35
3.1.15 Parametergroepen 35
3.1.16 Gegevens wijzigen 35
3.1.17 Een tekstwaarde wijzigen 36
3.1.18 Oneindig variabele wijziging van een numerieke datawaarde 36
3.1.19 Menustructuur 37
3.1.20 Parametergroep 0-** Bediening/display 38
3.2.1 Parametergroep 1-** Belasting/motor 42
3.6.1 Seriële bus 63
3.6.2 Telegramcommunicatie 63
3.6.3 Telegramopbouw 64
3.6.4 Databytes 65
3.6.5 Stuurwoord volgens veldbusprofielstandaard 67
3.7.1 Parametergroep 5-** Seriële communicatie 73
3.8 Parameter 600-678 – FCM 300 Design Guide
3.8.1 Parametergroep 6-** Technische functies 78
4 Alles over de FCM 300
4.1.1 Galvanische scheiding (PELV) 82
4.1.2 Aardlekstroom 82
4.1.3 Extreme bedrijfsomstandigheden 83
4.1.4 Akoestische ruis 83
4.1.5 Balans 83
4.1.6 Thermische beveiliging en reductie 84
78
82
4.1.7 Reductie wegens omgevingstemperatuur 84
4.1.8 Reductie wegens luchtdruk 84
4.1.9 Reductie wegens lage bedrijfssnelheid 84
4.1.10 Reductie wegens hoge schakelfrequentie 85
4.1.11 Trillingen en schokken 85
4.1.12 Luchtvochtigheid 85
4.1.13 UL-norm 85
4.1.14 Rendement 85
2 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Inhoud
VLT® DriveMotor FCM-serie
4.1.15 Interferentie via het net/harmonischen 86
4.1.16 Arbeidsfactor 87
4.1.17 Wat is CE-markering? 87
4.1.18 De Machinerichtlijn (98/37/EEG) 87
4.1.19 De Laagspanningsrichtlijn (73/23/EEG) 87
4.1.20 De EMC-richtlijn (89/336/EEG) 87
4.1.21 Waarvoor gelden de richtlijnen? 87
4.1.22 Danfoss FCM 300-motor en CE-markering 88
4.1.23 Conformiteit met EMC-richtlijn 89/336/EEG 88
4.1.24 EMC-normen 88
4.1.25 Agressieve omgevingen 89
4.2.1 Lijst met waarschuwingen en alarmen 90
4.2.2 Wat te doen als de motor niet start? 90
4.2.3 Waarschuwingen 91
4.2.4 Waarschuwingswoord, uitgebreid statuswoord en alarmwoord 93
4.3 Parameterlijst
Trefwoordenregister
94
99
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 3
Inleiding
VLT® DriveMotor FCM-serie
1
1 Inleiding
1.1 Veiligheid
1.1.1 Softwareversie
FCM 300-serie
Design Guide
Softwareversie: 3.1x
Deze Design Guide kan worden gebruikt voor alle FCM 300­frequentieomvormers met softwareversie 3.1x. De softwareversie kan worden uitgelezen via parameter 624 Softwareversie.
Tabel 1.1
Verwijderingsinstructie
1.1.2
Apparatuur die elektrische componenten bevat, mag niet als huishoudelijk afval worden afgevoerd. Dergelijke apparatuur moet apart worden afgevoerd als elektrisch en elektronisch afval volgens de geldende lokale voorschriften.
Tabel 1.2
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die, als deze niet wordt vermeden, kan leiden tot licht of matig letsel. Kan tevens worden gebruikt om te waarschuwen tegen onveilige werkpraktijken.
1.1.4 Algemene waarschuwingen
LET OP
Alle handelingen moeten worden uitgevoerd door adequaat opgeleid personeel. Maak gebruik van alle aanwezige hijsmiddelen, bijvoorbeeld beide hijspunten of een enkel hijspunt indien aanwezig*. Verticaal hijsen – voorkom ongecontroleerd draaien. Hijsmachine – hijs geen andere apparatuur met behulp van enkel de hijspunten op de motor. Controleer voorafgaand aan de installatie op bescha­diging van de afdekking van de ventilator, beschadiging van de as, beschadiging van de montagevoet en losse bevestigingsmiddelen. Controleer de gegevens van het motortypeplaatje. Verzeker u ervan dat het montageoppervlak vlak is, en dat de montage in balans en uitgelijnd is. Pakkingen en/of afdichtmiddelen en beschermingen dienen op correcte wijze bevestigd te worden. Corrigeer de riemspanning.
Volg de regels voor reductie; zie 4.1 Speciale omstan­digheden.
Symbolen
1.1.3
In deze Design Guide worden diverse symbolen gebruikt. Deze hebben de volgende betekenis:
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die, als deze niet wordt vermeden, kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
*Opmerking: het maximale handhijsvermogen ligt 20 kg onder de schouder, maar boven het grondniveau. Max. brutogewicht:
Framegrootte 80: 15 kg
-
Framegrootte 90 & 100: 30 kg
-
Framegrootte 112: 45 kg
-
Framegrootte 132: 80 kg
-
LET OP
Geeft gemarkeerde informatie aan die aandachtig moet worden gelezen om fouten te vermijden en om te voorkomen dat apparatuur niet optimaal werkt.
4 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Inleiding
VLT® DriveMotor FCM-serie
WAARSCHUWING
De spanning op de FC-motor is gevaarlijk wanneer de motor op de netvoeding is aangesloten. Onjuiste installatie van de FC-motor kan leiden tot materiële schade en ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Volg daarom de aanwijzingen in deze handleiding en de lokale en nationale regels en veiligheidsvoorschriften op. Het aanraken van elektrische onderdelen kan fatale gevolgen hebben, zelfs wanneer de netvoeding is afgeschakeld. Wacht minstens 4 minuten.
- De installatie moet op correcte wijze afgezekerd en geïsoleerd zijn.
- Afdekkingen en kabelinvoeren moeten bevestigd zijn.
WAARSCHUWING
Voor hoogtes boven 2000 m dient u contact op te nemen met Danfoss in verband met PELV.
LET OP
Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker of van een erkend elektricien om te zorgen voor correcte aarding en beveiliging overeenkomstig de geldende nationale en lokale eisen en normen.
installatie vereist, en tevens een versterkte, beschermende aarding.
1.1.6 Waarschuwing tegen onbedoelde start
Wanneer de frequentieomvormer op het net is
aangesloten, kan de motor worden gestopt via digitale commando's, buscommando's of referenties. Deze stopfuncties zijn niet toereikend als een onbedoelde start moet worden voorkomen in verband met de persoonlijke veiligheid.
De motor kan starten terwijl de parameters
worden gewijzigd. Een gestopte motor kan starten wanneer er
storingen optreden in de elektronica van de FC­motor, of wanneer een tijdelijke overbelasting of een fout in de netvoeding wordt opgeheven.
1.2 Inleiding
Specifieke technische publicaties over de FCM 300-serie:
1
1
1.1.5 Veiligheidsvoorschriften
De VLT DriveMotor (FC-motor) moet worden
afgeschakeld van het net voordat reparatiewerk­zaamheden worden uitgevoerd. Controleer of de netvoeding is afgeschakeld en de vereiste tijd is verstreken (4 minuten).
De apparatuur moet correct zijn geaard, de
gebruiker moet beschermd zijn tegen voedings­spanning en de motor moet beveiligd zijn tegen overbelasting overeenkomstig de geldende nationale en lokale voorschriften. Het gebruik van RCD's (aardlekschakelaars) wordt beschreven in 4.1.2 Aardlekstroom .
De aardlekstromen zijn hoger dan 3,5 mA. Dit
betekent dat de FC-motor een vaste, permanente
Design Guide:
Snelle Setup:
Tabel 1.3
Neem contact op met de lokale Danfoss-leverancier voor meer informatie over de FCM 300.
Bevat alle benodigde informatie voor het ontwerpen van installaties en biedt een goed inzicht in het productconcept, de productreeks, technische gegevens, bediening, programmering enz.
Helpt gebruikers bij een snelle installatie en inbedrijfstelling van hun FCM 300­motoreenheid. De Snelle Setup wordt altijd bij de eenheid geleverd.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 5
175NA161.10
Promotion
All
users
X = version number YY = language
Misc.
Quick Setup
MG.03.FX.YY
Design
Guide
MG03BXYY
PROFIBUS-
Manual
MG.03.EX.YY
Brochure
MB.03.CX.YY
Articles
MZ.03.AX.YY
MCT 10 Setup
Software Manual
MG10RXYY
Data sheet
MD.03.AX.YY
1
Inleiding
Afbeelding 1.1 Beschikbare publicaties voor de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
1.3 Productconcept
1.3.1 Integratie van frequentieomvormer en motor
Integratie van de Danfoss VLT frequentieomvormer met een asynchrone motor voorziet in een variabele snelheids­regeling
De VLT DriveMotor FCM 300 is een uiterst compact alternatief voor de gewone oplossing met een afzonderlijke VLT-frequentieomvormer en motor. De frequentieomvormer wordt bevestigd op de plaats van het klemmenblok van de motor en is niet hoger dan een standaard klemmenblok en niet breder of langer dan de motor (zie 2.2.4 Afmetingen ).
De installatie is uiterst eenvoudig. U hebt geen extra ruimte nodig voor het paneel. U hebt geen speciale bekabeling nodig om te voldoen aan de EMC-richtlijn, omdat er geen motorkabels nodig zijn. De enige aanslui­tingen zijn die voor de netvoeding en de stuurkabels.
Een in de fabriek gemaakte aanpassing tussen de frequen­tieomvormer en de motor levert een nauwkeurige en energiezuinige besturing op en maakt vooraf instellen ter plaatse overbodig.
De FC-motor kan worden gebruikt in zelfstandig werkende systemen met traditionele stuursignalen, zoals start/ stopsignalen, snelheidsreferenties en een procesregeling met terugkoppeling, of in meervoudige aandrijfsystemen met stuursignalen die worden gedistribueerd via een veldbus.
Ook een combinatie van veldbus en traditionele stuursignalen en een PID-regeling met terugkoppeling behoort tot de mogelijkheden.
6 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Inleiding
Afbeelding 1.2 Regelingsstructuren
VLT® DriveMotor FCM-serie
1
1
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 7
1
Inleiding
1.4 Selectie FC-motor, FCM 300
1.4.1 Bestelformulier
VLT® DriveMotor FCM-serie
Afbeelding 1.3
8 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Inleiding
VLT® DriveMotor FCM-serie
1.4.2 Productreeks
VLT DriveMotor FCM 300-serie, 2/4-polige motoren
Type Motorvermogen Netvoeding
FCM 305 0,55 kW FCM 307 0,75 kW FCM 311 1,1 kW FCM 315 1,5 kW FCM 322 2,2 kW FCM 330 3,0 kW FCM 340 4,0 kW FCM 355 5,5 kW FCM 375 7,5 kW
Tabel 1.4 Vermogensklasse
Elk type in de productreeks is leverbaar in diverse versies:
Omvormerversies
Vermogensklasse: (Zie Tabel 1.4)
Toepassing
P: Proces
S: Sensorloos (speciale pomp OEM)
Netspanning:
T4: 380-480 V driefasevoeding
Behuizing
C55: IP 55
C66: IP 66
Hardwarevariant:
ST: standaard
RFI-filter
R1: Voldoet aan klasse 1A
R2: Voldoet aan klasse 1B
Displayaansluiting
D0: Geen displayaansluiting
Veldbus
F00: Geen veldbus
F10: Profibus DPV1 3 MB
F12: Profibus DPV1 12 MB
Motorthermistor
3-fasig 380-480 V
Aantal polen
2: 2-polige motor
4: 4-polige motor
Motorgegevens
B2: IE2 hoogrendementsmotor
BC: IE2 hoogrendementsmotor/gietijzer
Motorbevestigingsoptie
B03: Voetmontage
B05: B5 flens
B14: B14 voorzijde
B34: Voet en B14 voorzijde
B35: Voet en B5 flens
Motorflenscode (Zie 1.4.5 Bestelinformatie voor frames en flenzen voor informatie over de standaard flensmaten en beschikbare flensmaten.)
000: Alleen voetmontage
085: 85 mm
100: 100 mm
115: 115 mm
130: 130 mm
165: 165 mm
215: 215 mm
265: 265 mm
300: 300 mm
Type motorkoeling
1: Asgemonteerde ventilator
Positie omvormer
D: Standaard bovenop
Positie afvoeropening motor (zie 1.4.6 Bestelinformatie voor positie van omvormerkast en afvoeropening)
0: Geen afvoeropening
1: Tegenover omvormerkast aan beide uiteinden
(aandrijving/niet-aandrijving) 2: 90° omvormerkast rechts
3: 90° omvormerkast links
1
1
X: Geen motorthermistor
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 9
175NA162.10
Inleiding
VLT® DriveMotor FCM-serie
1
1.4.3 Bestellen
Maak een kopie van het bestelformulier; zie 1.4.1 Bestelfor- mulier. Vul het bestelformulier in en stuur of fax het naar een Danfoss-verkoopkantoor bij u in de buurt. Op basis van uw bestelling krijgt de FCM 300-motor een bepaalde typecode.
Het bestelformulier voor de basiseenheid moet altijd volledig worden ingevuld. Vermeld bij het noteren van de typecode altijd de tekens van de basisreeks (1-34). Bij de orderbevestiging ontvangt de klant een 8-cijferige code die moet worden gebruikt bij eventuele nabestellingen.
Danfoss pc-software voor seriële communicatie, MCT 10 Alle FCM 300-eenheden zijn standaard uitgerust met een RS-485-poort, waardoor communicatie met bijvoorbeeld met een pc mogelijk is. Voor dit doel is het programma MCT 10 leverbaar (zie 1.4.4 Hulpprogramma voor de pc ).
Bestelnummers, MCT 10 Gebruik bestelnummer 130B1000 voor het bestellen van de cd met de MCT 10 setup-software.
Accessoires voor de FC-motor Voor de FC-motor is een lokaal bedieningspaneel (LOP – Local Operation Pad) voor een lokaal setpoint en start/stop leverbaar. Het LOP heeft een IP 65-behuizing. Er is ook een lokaal bedieningspaneel (LCP 2 – Local Control Panel) leverbaar, dat een volledige interface vormt voor de bediening, programmering en bewaking van de FC-motor.
Bestelnummers, accessoires
1.4.4
Hulpprogramma voor de pc
Pc-software – MCT 10
Alle frequentieomvormers zijn uitgerust met een seriële­communicatiepoort. Danfoss levert een hulpprogramma voor de pc voor communicatie tussen pc en frequentieom­vormer, de VLT Motion Control Tool MCT 10 setup­software.
MCT 10 setup-software
MCT 10 is een eenvoudig te gebruiken interactief programma voor het instellen van parameters in onze frequentieomvormers. De MCT 10 setup-software kan worden gebruikt voor:
het offline plannen van een communicatie-
netwerk; MCT 10 is voorzien van een volledige database van frequentieomvormers;
het online in bedrijf stellen van frequentieom-
vormers; het opslaan van de instellingen voor alle frequen-
tieomvormers; het vervangen van een frequentieomvormer in
een netwerk; het uitbreiden van een bestaand netwerk.
Omvormers die in de toekomst worden
ontwikkeld, worden ondersteund.
De MCT 10 setup-softwaremodules
De volgende modules zijn in het softwarepakket opgenomen:
Lokaal bedieningspaneel incl. kabel (LOP) Lokaal bedieningspaneel (LCP 2) 175N0131 Bevestigingsset voor externe bediening (LCP 2) 175N0160 Stekkerset (LCP 2) 175N2545 Kabel voor stekkerset (LCP 2) 175N0162 Kabel (directe montage) (LCP 2) 175N0165 Servicestekkerset (LCP 2) 175N2546 Potentiometeroptie 177N0011
Tabel 1.5
175N0128
Afbeelding 1.4
10 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Inleiding
VLT® DriveMotor FCM-serie
1.4.5 Bestelinformatie voor frames en flenzen
Framematen en bijbehorende flensmaten voor verschillende montageversies
1
1
Framegrootte
Type
FCM 305 80
FCM 307 80
FCM 311 90
FCM 315 90
FCM 322 100
FCM 330 100
FCM 340 112
FCM 355 132
FCM 375 132
S: Leverbaar als standaardas A: Leverbaar als alternatief met een speciaal verlengde as om een standaardas voor het frame te bieden B: Leverbaar als alternatief met een standaardas voor het frame, wijziging niet nodig.
motor
4-polig
Montageversie
B5/B35 165 115/130 B14/B34 100 75/85/115/130 B5/B35 165 115/130 B14/B34 100 75/85/115/130 B5/B35 165 110/115/130 215 B14/B34 115 85/100/130/165 B5/B35 165 110/115/130 215 B14/B34 115 85/100/130/165 B5/B35 215 165 B14/B34 130 165 85/100/115 B5/B35 215 165 B14/B34 130 165 85/100/115 B5/B35 215 165 B14/B34 130 165 85/100/115 B5/B35 265 215 B14/B34 165 215 B5/B35 265 215 B14/B34 165 215
Flensmaat, standaard
(S) [mm]
Flensmaat, alterna-
tieven (A) [mm]
Flensmaat, alterna-
tieven (B) [mm]
Tabel 1.6
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 11
Inleiding
VLT® DriveMotor FCM-serie
1
1.4.6 Bestelinformatie voor positie van omvormerkast en afvoeropening
Positie van omvormerkast: altijd bovenop gemonteerd. Alle afvoeropeningen worden gemonteerd met schroef en ring, IP 66 indien niet geopend.
Afbeelding 1.5
1: Afvoeropeningen tegenover de zijde van de omvormer, zowel aandrijfzijde als niet-aandrijfzijde. 2/3: Afvoeropeningen 90° ten opzichte van de omvormer, zowel aandrijfzijde als niet-aandrijfzijde.
12 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Installatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
2 Installatie
2.1 Technische gegevens
2.1.1 FCM 305-375, 3-fasig, 380-480 V
2 2
FCM Motorvermogen [pk] 0,75 1,0 1,5 2,0 3,0 4,0 5,0 7,5 10,0 [kW] 0,55 0,75 1,1 1,5 2,2 3,0 4,0 5,5 7,5 Motorkoppel 2-polig [Nm] 4-polig [Nm] Frame­maat [mm] 80 80 90 90 100 100 112 132 132 Gewicht DriveMotor
3)
[kg] Gewicht omvormer [kg] Ingangsstroom [A] 380 V 2-p 1,5 1,8 2,3 3,4 4,5 5,0 8,0 12,0 15,0 380 V 4-p 1,4 1,7 2,5 3,3 4,7 6,4 8,0 11,0 15,5 480 V 2-p 1,2 1,4 1,8 2,7 3,6 4,0 6,3 9,5 11,9 480 V 4-p 1,1 1,3 2,0 2,6 3,7 5,1 6,3 8,7 12,3 Rendement bij nom. snelheid 2-polig 73,4 75,3 77,5 79,0 81,3 82,7 83,8 85,1 86,2 4-polig 75,9 77,5 79,3 80,5 82,4 83,6 84,6 85,8 86,7 Voedingsklemmen [AWG] 10 10 10 10 10 10 10 6 6 [mm²] 4 4 4 4 4 4 4 10 10 Maat pakkingbus 3xM20x1,5 3xM20x1,5 3xM20x1,5 3xM20x1,5 3xM20x1,5 3xM20x1,5 3xM20x1,5 1xM25x1,5/
Max. voorzekering UL4) [A] IEC4) [A]
1)
Bij 400 V 3000 tpm
2)
Bij 400 V 1500 tpm
3)
2-polige motor – B3
4)
Er moeten voorzekeringen van het type gG worden gebruikt. Als aan UL/cUL moet worden voldaan, moeten er voorzekeringen van het type Bussmann KTS-R 500 V of Ferraz Shawmut, ATMR Klasse C (max. 30 A) worden gebruikt. De zekeringen moeten voor beveiliging zorgen in een circuit dat max. 100.000 A
1)
2)
305 307 311 315 322 330 340 355 375
1,8 2,4 3,5 4,8 7,0 9,5 12,6 17,5 24,0 3,5 4,8 7,0 9,6 14,0 19,1 25,4 35,0 48,0
11 13 17 20 26 28 37 56 61
2,2 2,2 2,8 2,8 4,1 4,2 6,4 10,4 10,4
2xM20x1,5
10 10 10 10 10 15 15 25 25 25 25 25 25 25 25 25 25 25
(symmetrisch) en 500 V kan leveren.
rms
1xM25x1,5/
2xM20x1,5
Tabel 2.1
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 13
Installatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
2.1.2 Algemene technische gegevens
Netvoeding, TT, TN en IT* (L1, L2, L3):
22
Netspanning 380-480 V-eenheden 3 x 380/400/415/440/460/480 V ± 10% Netfrequentie 50/60 Hz Max. onbalans van de netspanning: ± 2% van de nominale netspanning Arbeidsfactor/cos max. 0,9/1,0 bij nominale belasting Aantal schakelingen op de netingangen L1, L2, L3 ongeveer 1 keer/2 min
*) Niet geldig voor RFI klasse 1B eenheden
Koppelkarakteristiek Startkoppel/overbelastingskoppel 160% gedurende 1 min Continu koppel zie hierboven
Stuurkaart, digitale/pulsingangen Aantal programmeerbare digitale ingangen 4 Klemnrs. X101-2, -3, -4, -5 Spanningsniveau 0-24 V DC (PNP positieve logica) Spanningsniveau, logisch 0 < 5 V DC Spanningsniveau, logisch 1 > 10 V DC Maximale spanning op ingang 28 V DC Ingangsweerstand, R Scantijd 20 ms
i
ongeveer 2 kΩ
Stuurkaart, pulsingang Aantal programmeerbare pulsingangen 1 Klemnrs. X101-3 Max. frequentie op klem 3, open collector/balans 24 V 8 kHz/70 kHz Resolutie 10 bit Nauwkeurigheid (0,1-1 kHz), klem 3 Max. fout: 0,5% van volledige schaal Nauwkeurigheid (1-12 kHz), klem 3 Max. fout: 0,1% van volledige schaal
Stuurkaart, analoge ingangen Aantal programmeerbare analoge spanningsingangen 1 Klemnrs. X101-2 Spanningsniveau 0-10 V DC (schaalbaar) Ingangsweerstand, R Aantal programmeerbare analoge stroomingangen 1 Klemnr. X101-1 Stroombereik 0-20 mA (schaalbaar) Ingangsweerstand, R Resolutie 9 bit Nauwkeurigheid aan ingang Max. fout 1% van volledige schaal Scantijd 20 ms
Stuurkaart, digitale/pulsuitgangen en analoge uitgangen Aantal programmeerbare digitale en analoge uitgangen 1 Klemnrs. X101-9 Spanningsniveau bij digitale uitgang/belasting 0-24 V DC/25 mA Stroom bij analoge uitgang 0-20 mA Maximumbelasting naar frame (klem 8) bij analoge uitgang Nauwkeurigheid van analoge uitgang Max. fout: 1,5% van volledige schaal Resolutie bij analoge uitgang 8 bit
i
i
ongeveer 10 kΩ
ongeveer 300 Ω
R
500 Ω
LOAD
Relaisuitgang Aantal programmeerbare relaisuitgangen 1 Klemnummer (resistieve en inductieve belasting) 1-3 (verbreek), 1-2 (maak) Max. klembelasting (AC1) op 1-3, 1-2 250 V AC, 2 A, 500 VA
14 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Installatie
Max. klembelasting (DC1 (IEC 947)) op 1-3, 1-2 25 V DC, 3 A/50 V DC, 1,5 A, 75 W Min. klembelasting (AC/DC) op 1-3, 1-2 stuurkaart 24 V DC, 10 mA/24 V AC, 100 mA
Nominale waarden voor maximaal 300.000 handelingen (bij inductieve belastingen ligt het aantal handelingen 50% lager)
Stuurkaart, RS-485 seriële communicatie Klemnrs. X100-1, -2
Stuurkarakteristieken (frequentieomvormer)
Frequentiebereik Resolutie op uitgangsfrequentie 0,1% Systeemresponstijd Max. 40 ms Nauwkeurigheid snelheid (zonder terugkoppeling, CT-modus, 4 P motorgestuurd in snelheidsbereik 150-1500 tpm) ± 15 tpm
Externe elementen
Behuizing Triltest 1 g Max. relatieve vochtigheid 95% voor opslag/transport/bedrijf Omgevingstemperatuur Max. 40 °C (gemiddelde over 24 uur max. 35 °C)
Zie 4.1.7 Reductie wegens omgevingstemperatuur
Min. omgevingstemperatuur bij volledig bedrijf 0 °C Min. omgevingstemperatuur bij gereduceerde werking -10 °C Temperatuur tijdens opslag/transport -25 tot +65/70 °C Max. hoogte boven zeeniveau 1000 m
Zie 4.1.8 Reductie wegens luchtdruk
Toegepaste EMC-normen, Emissie EN 61000-6-3/EN 6100-6-4, EN 61800-3, EN 55011, EN 55014 Toegepaste EMC-normen, Immuniteit Toegepaste veiligheidsnormen EN 60146, EN 50178, EN 60204, UL508
Zie 4.1 Speciale omstandigheden aan het einde van deze sectie voor het frequentiebereik voor IP 66-motoren.
Zie 4.1 Speciale omstandigheden aan het einde van deze sectie voor het frequentiebereik voor IP 66-motoren.
VLT® DriveMotor FCM-serie
0-132 Hz
IP 55 (IP 65, IP 66)
EN 61000-6-2, EN 61000-4-2, EN 61000-4-3, EN 61000-4-4, EN 61000-4-5, EN 61000-4-6,
ENV 50204
2 2
LET OP
De normale IP 66-oplossing is uitsluitend bedoeld voor snelheden tot 3000 tpm. Als een hogere snelheid nodig is, dient u dit aan te geven bij uw bestelling.
Afbeelding 2.1 Schema voor de FCM 300-serie
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 15
Installatie
Klemnummer Functie Voorbeeld
1 Analoge ingang (0-20 mA) Terugkoppelingssignaal 2 Analoge (0-10 V)/digitale ingang 2 Snelheidsreferentie
22
Tabel 2.2 X101: klemmenblok voor analoge/digitale stuursignalen
3 Digitale ingang (of puls) 3 Reset 4 Digitale ingang (of precisiestop) 4 Start 5 Digitale ingang (overig) 5 Jog (vaste snelheid) 6 24 V DC-voeding voor digitale ingangen (max. 150 mA) 7 10 V DC-voeding voor potentiometer (max. 15 mA) 8 0 V voor de klemmen 1-7 en 9 9 Analoge (0-20 mA)/digitale uitgang Foutindicatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
Reset moet gedurende korte tijd worden gesloten om uitschake-
-
lingen als gevolg van fouten te resetten
Start moet worden gesloten om over te schakelen naar de
-
bedrijfsmodus
Jog werkt in gesloten toestand op een vaste snelheid (10 Hz)
-
Snelheidsreferentie (0-10 V) bepaalt de snelheid in de
-
bedrijfsmodus
Tabel 2.3 Aansluitschema – fabrieksinstelling
Klemnummer Functie
1-2 Maak (normaal geopend) 1-3 Verbreek (normaal gesloten)
Tabel 2.4 X102: klemmenblok voor relaisuitgang
LET OP
Zie parameter 323 (relaisuitgang) voor het programmeren van de relaisuitgang.
Klemnummer Functie
1 P RS-485 Voor aansluiting op 2 N RS-485 3 5 V DC Voeding voor 4 0 V DC
bus of pc
RS-485-bus
Tabel 2.5 X100: klemmenblok voor datacommunicatie
16 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Installatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
Led 300-304
Led 300 (rood): uitschakeling na fout Led 301 (geel): Waarschuwing Led 302 (groen): spanning ingeschakeld Led 303-304: communicatie
Schroeven voor afdekking (deksel) 3-3,5 Nm Kunststof kabelingangstekkers 2,2 Nm L1, L2, L3 (AC-lijn) schroeven (FCM 305-340) 0,5-0,6 Nm L1, L2, L3 (AC-lijn) schroeven (FCM 355-375) 1,2-1,5 Nm Aardverbinding 3,4 Nm
Tabel 2.6
Voor klemschroeven is een schroevendraaier van maximaal 2,5 mm met een platte kop nodig. Voor AC-lijnschroeven is een 8 mm gleufkopschroevendraaier nodig. Voor afdekkingsschroeven, aardverbindingsschroeven en kabelklemschroeven is een T-20 torxschroevendraaier of gleufkop­schroevendraaier nodig (max. aanhaalsnelheid is 300 tpm).
Maximale kabeldoorsnede
2.1.4
NB
Gebruik koperdraad voor 60 °C of hoger
Max. grootte AC-lijnkabel (FCM 305-340) 10 4,0 Max. grootte AC-lijnkabel (FCM 355-375) 6 10 Max. grootte stuurkabel 16 1,5 Max. grootte seriële-communicatiekabel 16 1,5 Aardverbinding 6 10
Raadpleeg de handleiding MG90AXYY voor PROFIBUS­versies.
2.1.3 Aanhaalmomenten
AWG mm²
2 2
Tabel 2.7
2.1.5 Schroefmaten
Schroeven voor afdekking (deksel) M5 Aardverbindings- en kabelklemschroeven (FCM 305-340) M4 Aardverbindings- en kabelklemschroeven (FCM 355-375) M5
Tabel 2.8
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 17
Installatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
2.1.6 Beveiliging
22
Beveiliging tegen thermische overbelasting van motor en elektronica.
Bewaking van de tussenkringspanning zorgt ervoor dat de frequentieomvormer uitschakelt als de tussenkring-
spanning te hoog of te laag is. Als er een netfase ontbreekt, schakelt de frequentieomvormer uit wanneer de motor wordt belast.
Afbeelding 2.2 Positie van de klemmen (zie Snelle Setup, MG03AXYY, voor installatie-instructies)
18 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
175NA163.10
Installatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
2.2 Beschrijving van de motor
De FC-motor bestaat uit de volgende onderdelen:
2 2
Afbeelding 2.3
Item Beschrijving Item Beschrijving
1 Oliedeflector (indien aangebracht) 16 Borgring lager 2 Olieafdichtring aandrijfzijde 17 Ventilator 3 Bevestigingsbout voor schild 18 Afdekking ventilator 4 Schild aandrijfzijde 19 Schroef en ring voor afdekking ventilator 5 Voorbelastingsring 20 Schroefplug 6 Lager 21 O-ring 7 Asspie 22 ISM-doos 8 Rotor 23 Kabelklem 9 Stator met of zonder voetjes 24 Schroeven kabelklem 10 Aansluitblok 25 Deksel ISM-doos 11 Pakking 26 Torxschroef 12 Afneembare voetjes 27 Ring 13 Bevestigingsbout en ring voetjes 28 Schild voorkant 14 Borgring lager 29 Schild flens 15 Schild niet-aandrijfzijde
Tabel 2.9
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 19
Installatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
2.2.1 Hantering van de FC-motor
VLT DriveMotor-eenheden (FC-motoren) mogen uitsluitend
22
door gekwalificeerd personeel worden gehanteerd en gehesen. De volledige productdocumentatie en bedieningsinstructies moeten beschikbaar zijn, net als het gereedschap en de apparatuur die nodig is om veilig te werken. De bij de FC-motor geleverde oogbouten en/of heftappen zijn enkel berekend op het gewicht van de FC­motor, dus niet op het gewicht van de FC-motor plus daaraan bevestigde aanvullende apparatuur. Verzeker u ervan dat kranen, krikken, hijsstroppen en hefbalken het gewicht van de op te heffen apparatuur kunnen dragen.
Lagers
2.2.2
De standaardoplossing is een vast lager aan de aandrijfzijde van de motor (asuitgangszijde). Om statische indrukking te voorkomen, moet de opslag­ruimte vrij zijn van trillingen. Wanneer blootstelling aan trillingen onvermijdelijk is, moet de as worden vergrendeld. De lagers kunnen worden uitgerust met een asvergrendelingsmechanisme, dat tijdens de opslag op zijn plaats moet worden gehouden. Assen moeten eens per week handmatig een kwartslag worden gedraaid. Lagers zijn bij het verlaten van de fabriek geheel gevuld met op
lithiumvet. Wanneer bij de motor een oogbout wordt geleverd, moet deze aangeschroefd worden totdat de schouder stevig tegen het oppervlak van het op te heffen statorframe zit.
FCM-type Gewicht bij benadering [kg]
FCM 305 11 FCM 307 13 FCM 307 17 FCM 315 20 FCM 322 26 FCM 330 28 FCM 340 37 FCM 355 56 FCM 375 61
Framegrootte Type smering Temperatuurbereik
80-132 Esso unirex N3 -30 tot +140 °C
Tabel 2.11 Smering
Tabel 2.10 Gewicht
Verwachte max. levensduur lager (Lna) bij 80 °C lagertemperatuur x 103 uur.
FCM
305-315
355-375 De levensduur Lna van het lager is de aangepaste levensduurwaarde L10, waarbij rekening is gehouden met: Betrouwbaarheid - Materi­aalverbetering - Smeeromstandigheden.
Tabel 2.12 Levensduur lager
FCM Lagers Olieafdichtingen - Boorgat x O/D x breedte in mm
Aandrijfzijde Niet-aandrijfzijde Aandrijfzijde Niet-aandrijfzijde
305-307 6204ZZ 6003ZZ 20x30x7 17x28x6 311-315 6205ZZ 6003ZZ 25x35x7 17x28x6 322-330 6206ZZ 6005ZZ 30x42x7 25x37x7 340 6206ZZ 6005ZZ 30x42x7 25x37x7 355-375 6208ZZ 6005ZZ 40x52x7 25x37x7
Tabel 2.13 Standaardlagerreferenties en olieafdichtingen
Hor. Vert. Hor. Vert.
30 30 30 30322-340
3000 min
-1
1500 min
-1
20 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Installatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
2.2.3 Uitvoerassen
De uitvoerassen zijn vervaardigd van staal met een treksterkte van 35/40 ton (460/540 MN/m²). De assen aan de aandrijfzijde hebben een tapgat volgens DIN 332 Form D en standaard een spiegleuf met gesloten profiel.
Balans
Alle motoren zijn dynamisch gebalanceerd volgens ISO 8821 en voldoen aan IEC 60034-14.
FCM 2-polig 4-polig
305 0,00082 0,0019 307 0,00082 0,0027 311 0,00090 0,0022 315 0,0011 0,0030 322 0,0024 0,0042 330 0,0028 0,0050 340 0,0053 0,0091 355 0,0072 0,0143 375 0,0097 0,0190
Tabel 2.14 Traagheidsmoment
J [kgm²]
2.2.4
Afmetingen
2 2
FCM – algemeen 305 307 311 315 322 330 340 355 375
Framegrootte 80 80 90 90 100 100 112 132 132 A [mm] 125 125 140 140 160 160 190 216 216 B [mm] 125 125 140 140 140 140 178 C [mm] 50 50 56 56 63 63 70 89 89 H [mm] 80 80 90 90 100 100 112 132 132 K [mm] 10 10 10 10 12 12 12 12 12 AA [mm] 27 27 28 28 28 28 35 38 38 AB [mm] 157 157 164 164 184 184 218 242 242 BB [mm] 127 127 150 150 170 170 170 208 208 BC [mm] 13,5 13,5 L [mm] 278 278 322 322 368 368 382 484,5 AC [mm] 160 160 178 178 199 199 215 255 255 HD [mm] 219,5 219,5 238 238 264 264 292 334 334 EB [mm] 1,5 1,5 2,5 2,5 6 6 6 6 6 FCL [mm] 206 206 230 230 256 256 286 357,5 357,5 FCW [mm] 141 141 158 158 176 176 196 242,5 242,5
Tabel 2.15 Voetmontage – B3
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 21
12,5
1)
12,5
1)
15 15 15 53 15
484,5
2)
Installatie
1)
2-polige motor = 37,5 2) 2-polige motor = 53
VLT® DriveMotor FCM-serie
22
22 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Installatie
FCM 305 307 311 315 322 330 340 355 375
Framegrootte 80 80 90 90 100 100 112 132 132 D [mm] 19 19 24 24 28 28 28 38 38 E [mm] 40 40 50 50 60 60 60 80 80 ED [mm] 32 32 40 40 50 50 50 70 70 ED1 [mm] 4 4 5 5 5 5 5 5 5 DH M6x16 M6x16 M8x19 M8x19 M10x22 M10x22 M10x22 M12x28 M12x28 F [mm] 6 6 8 8 8 8 8 10 10 G [mm] 15,5 15,5 20 20 24 24 24 33 33
VLT® DriveMotor FCM-serie
2 2
Tabel 2.16 As aandrijfzijde
B5 FCM
Framegrootte 48 56 63 71 80 90 100 112 132 IEC ref. FF85 FF100 FF115 FF130 FF165 FF165 FF215 FF215 FF265 DIN ref. A105 A120 A140 A160 A200 A200 A250 A250 A300 C [mm] 50 56 63 70 89 M [mm] 85 100 115 130 165 165 215 215 265 N [mm] 70 80 95 110 130 130 180 180 230 P [mm] 105 120 140 160 200 200 250 250 300 S [mm] 10 10 12 12 14,5 14,5 14,5 T [mm] 3 3,5 3,5 3,5 4 4 4 LA [mm] 7 7 12 10 12 12 12
305/307 311/315 322/330 340 355/375
Tabel 2.17 Flensmontage – B5, B35 (B3+B5)
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 23
Installatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
22
B14 FCM
Framegrootte 56 63 71 80 90 100 112 132 IEC ref. FT65 FT75 FT85 FT100 FT115 FT130 FT130 FT165 DIN ref. C80 C90 C105 C120 C140 C160 C160 C2OO C [mm] 50 56 63 70 89 M [mm] 65 75 85 100 115 130 130 165 N [mm] 50 60 70 80 95 110 110 130 P [mm] 80 90 105 120 140 160 164 200 S [mm] M5 M6 M6 M8 M8 M8 M10 T [mm] 2,5 2,5 3 3 3,5 3,5 3,5 LA [mm] 9 9 9 9 8,5 13 13 Max. de B14­flens
Tabel 2.18 Voorkantmontage – B14, B34 (B3+B14)
Installatie van de FC-motor
2.2.5
8,5 11 11 11,5 15 15,5 17
305/307 311/315 322/330 340 355/375
Afbeelding 2.4
FC-motoren moeten zodanig worden geïnstalleerd dat er voldoende ruimte is voor routine-onderhoud. Een minimale werkruimte van 0,75 m rond de motor wordt aangeraden. Er moet voldoende ruimte zijn voor de luchtcirculatie, met name bij de ventilatorinlaat (50 mm). Als u verschillende FC-motoren dicht bij elkaar installeert, moet u ervoor zorgen dat afgezogen, warme lucht niet kan circuleren. De ondergrond moet massief, onbuigzaam en vlak zijn.
24 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
LET OP
Elektrische installatie
Verwijder de bovenste folielaag niet uit het
omvormergedeelte. Dit is een beschermende laag.
Installatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
Aanbrengen van rondsels, riemschijven en koppelingen
Deze moeten aan de hand van onze standaardbegren­zingen worden geboord en met een schroefbeweging op de as worden aangebracht. Zorg dat de bewegende delen goed zijn afgeschermd.
LET OP
Tik onderdelen niet met een hamer of moker vast op de as van de FC-motor, omdat dit de lagers kan beschadigen. Hierdoor maken de lagers meer lawaai en wordt de levensduur van de lagers aanzienlijk verkort.
LET OP
Max. de B14-flens; zie 2.2.4 Afmetingen .
Horizontale as Verticale as
Type Polen Belasting naar
motor
W-DA80
W-DA90
W-DA100
W-DA112
W-DA132
2 339 539 321 565 362 521 774 4 303 503 283 530 330 583 729 2 444 684 421 716 476 661 915 4 398 638 366 682 442 606 854 2 781 1101 743 1159 839 1063 1295 4 710 1030 655 1107 787 975 1215 2 768 1088 715 1170 850 1035 1295 4 690 1010 612 1131 811 932 1202 2 1355 1707 1266 1838 1486 1618 2114 4 1253 1605 1130 1779 1427 1482 2068
Belasting vanaf
motor
Belasting naar
motor
2.2.6 Uitlijning
Wanneer voor de toepassing directe koppeling nodig is,
moeten de assen in alle drie vlakken correct worden
uitgelijnd. Een slechte uitlijning kan een aanzienlijke
hoeveelheid ruis en trillingen veroorzaken.
Houd rekening met de eindspeling van de as en de
thermische expansie in het axiale en het verticale vlak.
Gebruik bij voorkeur flexibele aandrijfkoppelingen
As boven As onder
Belasting
vanaf motor
Belasting
boven
Belasting
onder
Max. toegestane
radiale belasting aan
het asuiteinde
(horizontale
montage)
2 2
Tabel 2.19 Maximaal toegestane externe axiale en radiale belasting in Newton
Aanhaalmoment bouten
2.2.7
De schilden en deksels moeten worden vastgezet met de aangegeven boutmaten en aanhaalmomenten in Tabel 2.20.
2.2.8
Routinereiniging van de FC-motor
Verwijder de afdekking van de ventilator en controleer of
alle luchtinlaatopeningen vrij zijn. Verwijder vuil en
belemmeringen aan de achterkant van de ventilator, langs
Type FCM Framegrootte Boutdiameter Nm. Aanhaal-
moment
305-307 80 M5 5 311-315 90 M5 5 322-330 100 M6 (Taptite) 8-10 340 112 M6 (Taptite) 8-10 355-375 132 M8 (Taptite) 29 Aanhaalmoment schroeven DEKSEL: 2,2-2,4 Nm
Tabel 2.20 Aanhaalmoment voor bevestigingsbouten van schilden
de ribben van het frame en tussen de motor en het
omvormerdeel.
Periodiek onderhoud van het motordeel
1. Verwijder het omvormerdeel, de afdekking van de
2. U kunt de rotor nu voorzichtig van de stator
Onderhoud
ventilator en de ventilator, die op de asextensie is gespied. Draai de schroeven van de lageraf­dekking en de bouten/tapeinden van de schilden los en verwijder ze. Verwijder de schilden voorzichtig van geleidepennen.
halen. Pas op dat u het boorgat van de stator en
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 25
Installatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
de wikkelingen van stator en rotor niet beschadigt.
22
3. Nadat u de motor hebt gedemonteerd, kunt u de reinigings- en onderhoudswerkzaamheden uitvoeren. Hiervoor kan het best een luchtlijn worden gebruikt die droge perslucht met een relatief lage druk aanvoert, aangezien het vuil bij een luchtstroom met een hoge snelheid tussen de wikkelingen en de isolatie terecht kan komen. Vetoplossende middelen kunnen schade veroorzaken aan impregneervernis of isolatie.
4. Voer bovenstaande handelingen in omgekeerde volgorde uit om de FC-motor weer te monteren. Vergeet niet om de schilden op lagers en spie­einden te plaatsen. ZET GEEN KRACHT.
5. Controleer voordat u de motor start of de rotor vrij kan draaien. Verzeker u ervan dat de elektrische aansluitingen correct zijn uitgevoerd.
6. Breng eventueel verwijderde riemschijven, koppelingen, kettingwielen en dergelijke weer aan. Zorg ervoor dat ze op een lijn liggen met het aangedreven deel; als de onderdelen niet goed geplaatst worden, kan dit problemen met de lagers veroorzaken of kan de as breken.
7. Gebruik voor het vervangen van schroeven en bouten alleen de kwaliteit en treksterkte die door de fabrikant is aanbevolen. Ook de draadvorm en lengte moeten identiek zijn (zie Tabel 2.24).
Belasti ng
0% - 60 s 20% - 100 s 40% - 150 s 60% - 200 s 80% - 250 s 105% 900 s (indien > 105%) 300 s (indien < 105%) 120% 550 s ­140% 210 s ­160% 60 s ­>165% 20 s -
Bij volledige AC-rem (parameter 400) wordt een belasting van > 165% gesimuleerd 20 s tot uitschakeling (trip).
De waarde kan worden uitgelezen via parameter 527. (LCP: FC thermisch).
De temperatuurmeting meet de temperatuur in de elektro­nicabehuizing.
Waarschuwingsniveau bereikt waarschuwingindicatie wordt geactiveerd (led en statuswoord) en de eenheid zal mogelijk uitschakelen (trip) wanneer de temperatuur niet binnen 15 minuten daalt tot onder het waarschuwings­niveau. Als de functie TEMP.DEP.SW is geactiveerd in parameter 412 neemt de schakelfrequentie geleidelijk af tot 2 kHz om zo een temperatuurdaling teweeg te brengen.
Tijd van 0 tot 100 Tijd van 100 tot 0
Tabel 2.21
Thermische beveiliging FCM 300
2.2.9
De thermische beveiliging van de FC en de motor wordt als volgt uitgevoerd:
Overbelastingsituaties worden afgehandeld door
de berekende elektrische belasting (I² x t). Ontbrekende ventilatie en hoge omgevingstem-
peraturen worden afgehandeld door de temperatuurmeting. Het reduceren wegens lage snelheden (vanwege ontbrekende ventilatie) wordt niet meegenomen in de berekening van de elektrische belasting, maar valt onder de temperatuurmeting. Hiermee wordt automatisch voorzien in geforceerde ventilatie.
Elektrische belasting
De stroom wordt gemeten in de DC-tussenkring en de geschatte belasting wordt berekend. Het niveau van de elektrische belasting wordt ingesteld op een uitgangs­koppel van 105%. Boven dat niveau gaat de teller omhoog, daaronder gaat de teller omlaag. De teller begint bij nul. Zodra de teller de 100 bereikt, wordt de eenheid uitgeschakeld. Bij 98 wordt de waarschuwing ingeschakeld (led en statuswoord).
Uitschakelniveau bereikt onmiddellijke uitschakeling (trip) en alarmindicatie (led en statuswoord).
De waarde kan worden uitgelezen via parameter 537. (LCP: Heat sink temp.).
De temperatuurniveaus lijken hoog, maar dit komt door een plaatselijke verhitting van de sensor. De feitelijke niveaus van de luchttemperatuur in de eenheid zijn circa 10 °C lager.
26 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Installatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
2.3 Lokale bediening
2.3.1 Servicestekkerset (175N2546)
Doel
LCP 2 en PROFIBUS tegelijkertijd laten werken. De servicesteker kan worden gebruikt met een FCM 300 met serienummer 03Gxxx en een softwareversie vanaf 2.03. Te gebruiken in combinatie met een kabel voor stekkerset 175N0162.
Afbeelding 2.5
Bevestigingsset voor externe
2.3.3 bediening (175N0160)
Afbeelding 2.7 Aansluitingen
Kleur draad/ Klem X100/ D-sub pin
geel 1 8
groen 2 9
rood 3 2
blauw 4 3
Tabel 2.22
2 2
Stekkerset (175N2545)
2.3.2
Doel
Een stekkeraansluiting tot stand brengen tussen LCP 2 en FCM 300. Te gebruiken in combinatie met een kabel voor stekkerset 175N0162.
Afbeelding 2.6
Bevestigingsset voor externe
2.3.4 bediening – vervolg
Afbeelding 2.8
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 27
Installatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
2.3.6
Lokaal bedieningspaneel (LOP) (175N0128) IP 65
22
Afbeelding 2.11
Afbeelding 2.9
Potentiometeroptie (177N0011)
2.3.5
Optie voor het regelen van de referentie via een potenti­ometer. De optie wordt gemonteerd in plaats van een kabelophanging. De potentiometer is te bedienen door de blindplug te verwijderen, de gewenste referentie in te stellen en de blindplug vervolgens weer terug te plaatsen.
Afbeelding 2.10
Kleur draad Klem op X101
Wit 2 (analoge ingang) Rood 8 (0 V) Zwart 7 (+10 V)
Kleur draad Klem Functie
Wit 2 Referentie Bruin 3 Reset Paars* of grijs 4 Groen 5 Rood 6 +24 V Geel 7 +10 V Blauw 8 Aarde
Tabel 2.24 Bedrading
* Kan in bepaalde kabels oranje zijn
Zie Afbeelding 2.11
Tabel 2.23
Afbeelding 2.12 Lokaal bedieningspaneel (LOP) 175N0128 IP 65
28 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Installatie
Afbeelding 2.13 Bevestiging voor LOP 175N2717 (meegeleverd bij 175N0128)
Functies/instellingen Toets I (Start) Toets II (Start)
Standaard – Bedrijf met dubbele snelheid (sluit de paarse draad aan):
Geen wijzigingen t.o.v. fabrieksinstelling.
Functie 2 – Bedrijf met twee standen (sluit de paarse draad aan):
Selecteer de gewenste bedrijfsmodus voor Setup 1 en 2 (via par. 4-6) Parameter 335 = 18 (Selecteer setup)
Functie 3 – Bedrijf in twee richtingen (sluit de grijze draad aan):
Parameter 335 = 10 (start omkeren) Parameter 200 = 1 (bidirectioneel)
VLT® DriveMotor FCM-serie
Draai op ingestelde referentie (+/-)
Werk op basis van Setup 1
Voorwaarts draaien Omgekrd. dr. Stop (en reset* – bij uitschakeling
Draai op 10 Hz** jogsnelheid
Werk op basis van Setup2Stop (en reset* – bij uitschakeling
2 2
Toets (Stop)
Stop (en reset* – bij uitschakeling (trip))
(trip))
(trip))
Tabel 2.25
*Als geen reset nodig is, hoeft de bruine draad niet te worden aangesloten
**of stel parameter 213 in
Gebruik de toetsen [+]/[-] om de referentie in te stellen
Bij het opstarten staat de eenheid altijd in de stopstand. De ingestelde referentie wordt bij het uitschakelen opgeslagen. Als een permanente startstand gewenst is, moet u klem 6 aansluiten op klem 4 en moet u de paarse/grijze draad niet aansluiten op klem 4. Dit betekent dat de stopfunctie op het LOP wordt uitgeschakeld.
LET OP
Verwijder of isoleer overtollig draad na het aansluiten.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 29
Programmeren
3 Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
33
3.1 Parameters
3.1.1 Bedieningspaneel (175NO131)
De FC-motor kan optioneel worden uitgerust met een lokaal bedieningspaneel (LCP 2), dat een volledige interface vormt voor de bediening en bewaking van de FC­motor. IP 65 op voorzijde.
3.1.2 Installatie LCP
De LCP 2 wordt aangesloten op klem X100, 1-4 (zie aparte instructie MI03AXYY).
1.
Servicestekkerset (175N2546) (zie 2.3.1 Servicestek- kerset (175N2546)) en kabel 175N0162
2.
Stekkerset (175N2545) (zie 2.3.2 Stekkerset (175N2545)) en kabel 175N0162
3. Bevestigingsset voor externe bediening
(175N0160) (zie 2.3.4 Bevestigingsset voor externe bediening – vervolg)
Functies LCP
3.1.3
De functies van het bedieningspaneel zijn verdeeld in drie groepen:
Display
Toetsen voor het wijzigen van programmapara-
meters Toetsen voor lokale bediening
Alle gegevens worden getoond op een alfanumeriek display met 4 regels, dat bij normaal bedrijf continu 4 bedieningsvariabelen en 3 bedrijfscondities kan tonen. Tijdens het programmeren wordt alle informatie getoond die nodig is voor een snelle en doeltreffende parame­tersetup van de FC-motor. Als aanvulling op het display zijn er drie leds voor spanning, waarschuwing en alarm. Alle programmaparameters van de FC-motor kunnen rechtstreeks vanaf het bedieningspaneel worden gewijzigd, tenzij deze functie geblokkeerd is via parameter 018.
Afbeelding 3.1
30 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
3.1.4 Display
Het LCD-display is voorzien van achtergrondverlichting en heeft in totaal 4 alfanumerieke regels en een vakje waarin de draairichting (pijl) en de geselecteerde setup worden aangegeven, evenals de setup die op dat moment wordt geprogrammeerd, indien van toepassing.
Afbeelding 3.2
De 1e regel toont continu maximaal 3 metingen in de gewone bedrijfsstatus of een tekst die uitleg geeft over de 2e regel.
De 2e regel toont continu een meting met bijbehorende eenheid, ongeacht de bedrijfsstatus (behalve bij een alarm/ waarschuwing).
3.1.5
Leds
Onder aan het bedieningspaneel bevinden zich een rode alarmled, een gele waarschuwingsled en een groene spanningsled.
Afbeelding 3.4
Als bepaalde drempelwaarden worden overschreden, gaat/ gaan het alarm- en/of waarschuwingslampje branden, terwijl er op het bedieningspaneel tevens een status- en alarmtekst verschijnt. De spanningsled brandt wanneer de FC-motor spanning krijgt; tegelijkertijd licht de achtergrondverlichting van het display op.
Bedieningstoetsen
3.1.6
De bedieningstoetsen zijn onderverdeeld naar functie. De toetsen tussen het display en de indicatielampjes dienen voor het instellen van de parameters en het selecteren van de displayweergave tijdens normaal bedrijf.
3 3
De 3e regel is gewoonlijk leeg en wordt in de modus Menu gebruikt om het nummer en de naam van de geselecteerde parameter of parametergroep weer te geven.
De 4e regel wordt in de bedrijfsstatus gebruikt om een statustekst weer te geven. In de programmeermodus wordt hier de waarde van de geselecteerde parameter weergegeven.
Afbeelding 3.3
Een pijltje geeft de draairichting van de motor aan. Bovendien wordt de setup getoond die via parameter 004 is ingesteld als actieve setup. Bij het programmeren van een andere setup dan de actieve setup zal het nummer van de setup die wordt geprogrammeerd, aan de rechterkant tussen haakjes worden weergegeven. Het nummer van deze tweede setup zal knipperen.
Afbeelding 3.5
De toetsen voor lokale bediening bevinden zich onder de indicatielampjes.
Afbeelding 3.6
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 31
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
3.1.7 Functies van de bedieningstoetsen
[DISPLAY/STATUS] dient om de displaymodus te selecteren of om vanuit de modus Quick menu of Menu naar de displaymodus terug te keren.
33
Tabel 3.1
[QUICK MENU] wordt gebruikt voor het programmeren van de parameters die tot de modus Quick menu horen. Het is mogelijk om direct te schakelen tussen de modus Quick menu en de modus Menu. [MENU] wordt gebruikt voor het programmeren van alle parameters. Het is mogelijk om direct te schakelen tussen de modus Quick menu en de modus Menu.
[CHANGE DATA] wordt gebruikt voor het wijzigen van de parameter die in de modus Quick menu of de modus Menu is geselecteerd. [CANCEL] dient om een wijziging van de geselecteerde parameter te annuleren.
Tabel 3.3
LET OP
Wanneer de toetsen voor lokale bediening zijn geactiveerd, zullen ze in zowel de lokale als de externe
[JOG] onderdrukt de huidige uitgangsfre­quentie en stelt deze in op een voorgeprogrammeerde waarde wanneer de toets ingedrukt wordt gehouden. Via parameter 015 kan worden ingesteld of deze functie wel of niet actief moet zijn. [FWD/REV] wijzigt de draairichting van de motor. De draairichting wordt aangegeven door de pijl op het display, maar alleen in de lokale bedieningsmodus. Deze functie kan via parameter 016 worden ingeschakeld of uitgeschakeld (parameter 013 moet zijn ingesteld op [1] of [3] en parameter 200 op [1]). [START] dient om de FC-motor te starten na een stop via de [STOP]-toets. Deze toets is altijd actief, maar kan een stopcommando via het klemmenblok niet onderdrukken.
bedieningsmodus (in te stellen in parameter 002) actief
[OK] dient om een wijziging van de geselecteerde parameter te bevestigen.
blijven, met uitzondering van de toets [FWD/REV], die alleen actief is in de lokale bedieningsmodus.
[+]/[-] dienen om een parameter te selecteren en om de geselecteerde parameter of de uitlezing op regel 2 te wijzigen. [<]/[>] dienen om de groep te selecteren en om de cursor te verplaatsen bij het wijzigen van numerieke parameters. [STOP/RESET] dient om de FC-motor te stoppen of te resetten na een uitscha­keling (trip). Via parameter 014 kan worden ingesteld of deze functie wel of niet actief moet zijn. Als stop wordt geactiveerd, zal de 2e regel knipperen en moet [START] worden geactiveerd.
Tabel 3.2
LET OP
Als [STOP/RESET] wordt ingedrukt, kan de motor ook niet lopen wanneer LCP 2 is ontkoppeld. De motor kan uitsluitend worden gestart via de toets [START] op LCP 2.
LET OP
Als er geen externe stopfunctie is geselecteerd en [STOP] via parameter 014 is uitgeschakeld, kan de FC-motor worden gestart en alleen worden gestopt door de spanning naar de motor te onderbreken.
3.1.8 Uitleesstatus op display
De uitleesstatus op het display kan variëren (zie
3.1.15 Parametergroepen), afhankelijk van het feit of de FC-
motor in normaal bedrijf is of wordt geprogrammeerd.
32 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
195NA113.10
VAR 2
SETUP
1
STATUS
VAR 1.1 VAR 1.2 VAR 1.3
50.0 Hz
FREQUENCY
MOTOR IS RUNNING
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
3.1.9 Displaymodus
Bij normaal bedrijf kunnen maximaal 4 verschillende bedrijfsvariabelen continu worden weergegeven: 1.1 en 1.2 en 1.3 en 2, en in regel 4 de huidige bedrijfsstatus of alarmen en waarschuwingen die zijn gegenereerd.
Afbeelding 3.7
3.1.10
Displaymodus – uitleesstatus selecteren
Er zijn drie opties voor de uitleesstatus in de displaymodus: I, II en III. De keuze van de uitleesstatus bepaalt het aantal uitgelezen bedrijfsvariabelen.
Bedrijfsvariabele: Eenheid
Referentie [%] Referentie [eenheid]* Terugkoppeling [eenheid]* Frequentie [Hz] Frequentie x schaling [-] Motorstroom [A] Koppel [%] Vermogen [kW] Vermogen [pk] Motorspanning [V] DC-tussenkringspanning [V] FC thermisch [%] Draaiuren [Uren] Ingangsstatus, dig. Ingang [Binaire code] Externe referentie [%] Statuswoord [Hex] Temp. koellich. [ºC] Alarmwoord [Hex] Stuurwoord [Hex] Waarschuwingswoord 1 [Hex] Waarsch.woord 2 [Hex] Analoge ingang 1 [mA] Analoge ingang 2 [V] *) Selecteer parameter 416. De eenheid wordt getoond op regel 1 in uitleesstatus I; in andere gevallen wordt 'U' weergegeven.
3 3
Uitleesstatus: I: II: III:
Regel 1 Beschrijving
van bedrijfsva­riabele in regel 2
Tabel 3.4
Tabel 3.5 geeft de eenheden voor de variabelen op de eerste en tweede regel van het display (zie parameter 009).
Gegevens­waarde voor 3 bedrijfsvari­abelen in regel 1
Beschrijving van 3 bedrijfs­variabelen in regel 1
Tabel 3.5
Bedrijfsvariabelen 1.1 en 1.2 en 1.3 in de eerste regel, en bedrijfsvariabele 2 in de tweede regel worden geselecteerd via parameter 009, 010, 011 en 012.
Uitleesstatus I:Deze uitleesstatus is standaard actief na een start of initialisatie.
Regel 2 geeft de gegevenswaarde van een bedrijfsva­riabele met bijbehorende eenheid, en regel 1 geeft een tekst weer die regel 2 verklaart (zie tabel). In het voorbeeld is Frequentie als variabele geselecteerd via parameter 009. Tijdens normaal bedrijf kan onmiddellijk een andere variabele worden uitgelezen via de toetsen [+]/[-].
Uitleesstatus II:
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 33
MOTOR IS RUNNING
50.0 Hz
24.3% 30.2% 13.8A
50.0 Hz
SETUP
1
MOTOR IS RUNNING
REF% TORQUE CURR A
50.0 Hz
SETUP
1
QUICK MENU X OF Y
001 LANGUAGE
ENGLISH
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
U kunt tussen uitleesstatus I en II schakelen door op de toets [DISPLAY/STATUS] te drukken.
33
In deze status worden de datawaarden voor vier bedrijfsva­riabelen tegelijk weergegeven, met de bijbehorende eenheid (zie tabel). In het voorbeeld zijn Referentie, Koppel, Stroom en Frequentie als variabelen geselecteerd in de eerste en tweede regel.
Uitleesstatus III:
Deze uitleesstatus blijft actief zolang de toets [DISPLAY/ STATUS] wordt ingedrukt. Wanneer de toets wordt losgelaten, schakelt het systeem terug naar uitleesstatus II, tenzij de toets korter dan circa 1 s wordt ingedrukt.
Elke parameter heeft behalve een naam ook een nummer dat altijd hetzelfde is, ongeacht de programmeermodus. In de modus Menu zijn de parameters ingedeeld in groepen, waarbij het eerste cijfer van het parameternummer (vanaf links) het groepsnummer van de betreffende parameter aangeeft.
Een wijziging van een parameter zal zowel in de modus Menu als in de modus Quick menu wordt doorgevoerd en zichtbaar worden, ongeacht de programmeermodus.
3.1.12
Start Quick Setup door op de toets [QUICK MENU] te drukken, waarna de volgende uitlezing op het display wordt getoond:
wijzigen. Sommige parameters zullen echter 'ontbreken', afhankelijk van de geselecteerde configuratie (parameter 100). Zo zijn de PID­parameters bijvoorbeeld niet zichtbaar bij een regeling zonder terugkoppeling.
Quick Setup via Quick menu
Hier worden parameternamen en eenheden voor de bedrijfsvariabelen in de eerste regel gegeven – bedrijfsva­riabele 2 blijft ongewijzigd.
3.1.11
Modus Quick Menu versus modus Menu
De FC-motoren kunnen worden gebruikt voor vrijwel alle toepassingen; daarom is het aantal parameters vrij groot. Deze serie biedt ook een keuze tussen twee program­meermodi: de modus Menu en de modus Quick menu.
De modus Quick menu leidt de gebruiker door
een aantal parameters die vaak voldoende zijn om de motor bijna optimaal te laten werken, doordat de fabrieksinstelling voor de andere parameters rekening houdt met de gewenste stuurfuncties en configuratie van signaalingangen en -uitgangen (stuurklemmen).
De modus Menu maakt het mogelijk om alle
parameters naar wens te selecteren en te
Op de onderste regel van het display worden het nummer en de naam van de parameter weergegeven, samen met de status/waarde van de eerste parameter van de Snelle Setup. De eerste keer dat de [QUICK MENU]-toets wordt ingedrukt nadat de eenheid is ingeschakeld, zullen de uitlezingen altijd beginnen op pos. 1. Zie Tabel 3.6.
34 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
50.0 Hz
FREQUENCY
0 KEYB.&DISPLAY
FREQUENCY
001 LANGUAGE
ENGLISH
50.0 Hz
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
3.1.13 Parameterselectie
U kunt een parameter selecteren met behulp van de toetsen [+]/[-]. Dit biedt toegang tot de volgende parameters:
Pos.: Nr.: Parameter: Eenheid:
1 001 Taal 2 200 Draairichting 3 101 Koppelkarakteristiek 4 204 Min. referentie [Hz] 5 205 Max. referentie [Hz] 6 207 Aanlooptijd [s] 7 208 Uitlooptijd [s] 8 002 Lokale/externe bediening 9 003 Lokale referentie 10 500 Busadres
Tabel 3.6 Parameterselectie
3.1.14
U kunt de modus Menu starten door op de [MENU]-toets te drukken, waarna de volgende uitlezing op het display wordt getoond:
Modus Menu
Groepnr. Parametergroep
0 Bediening/display 1 Belasting & motor 2 Referenties & limieten 3 In- & uitgangen 4 Speciale functies 5 Seriële communicatie 6 Technische functies *Zie de FCM Profibus-handleiding MG03EXYY voor informatie over parametergroep 800 en 900 voor PROFIBUS.
Tabel 3.7
Nadat u de gewenste parametergroep hebt geselecteerd, kunt u de afzonderlijke parameters selecteren met behulp van de toetsen [+]/[-].
3 3
Afbeelding 3.8
Regel 3 op het display toont het nummer en de naam van de parametergroep.
3.1.15
In de modus Menu zijn de parameters ingedeeld in groepen. U kunt een parametergroep selecteren met behulp van de toetsen [<]/[>]. De volgende parametergroepen zijn beschikbaar:
Parametergroepen
Afbeelding 3.9
De derde regel van het display toont het nummer en de naam van de parameter, terwijl de status/waarde van de geselecteerde parameter op regel 4 wordt getoond.
3.1.16
Voor het wijzigen van gegevens via de modus Quick menu en de modus Menu geldt dezelfde procedure. Om de geselecteerde parameter te wijzigen, drukt u op de [CHANGE DATA]-toets; de onderstreping van regel 4 op het display zal knipperen. De procedure voor het wijzigen van data is verschillend al naargelang de geselecteerde parameter een numerieke datawaarde of een tekstwaarde vertegenwoordigt.
Gegevens wijzigen
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 35
50.0 Hz
FREQUENCY
001 LANGUAGE
ENGLISH
50.0 Hz
SETUP
1
FREQUENCY
130 START FREQUENCY
09.0 HZ
50.0 Hz
SETUP
1
FREQUENCY
130 START FREQUENCY
10.0 HZ
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
3.1.17 Een tekstwaarde wijzigen
Wanneer de geselecteerde een tekstwaarde heeft, kunt u de tekstwaarde wijzigen met behulp van de toetsen [+]/[-].
Hierna kunt u het geselecteerde cijfer oneindig wijzen met behulp van de toetsen [+]/[-].
33
Afbeelding 3.12
Afbeelding 3.10
Het geselecteerde cijfer zal knipperen. De onderste regel van het display geeft de datawaarde aan die zal worden
De onderste regel van het display toont de tekstwaarde die zal worden ingevoerd (opgeslagen) nadat u de waarde hebt bevestigd via [OK].
ingevoerd (opgeslagen) wanneer u afsluit met [OK].
3.1.18
Wanneer de geselecteerde parameter een numerieke datawaarde heeft, moet u eerst een cijfer selecteren met behulp van de toetsen [<]/[>].
Oneindig variabele wijziging van een numerieke datawaarde
Afbeelding 3.11
36 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
175ZA446.11
SETUP
1
SETUP
1
DISPLAY-STAND
MENU-STAND
QUICK MENU-STAND
SETUP
1
SETUP
1
STAND WIJZIGEN DATA
DATA-STAND
SETUP
1
STAND WIJZIGEN DATA
SETUP
1
Keuze van parameter
Keuze van groep
Keuze van
datawaarde
FREQUENCY
50.0 HZ
0 KEYB. & DISPLAY
FREQUENCY
50.0 HZ
001 LANGUAGE
ENGLISH
QUICK MENU 1 OF 13
50.0 HZ
001 LANGUAGE
ENGLISH
QUICK MENU 1 OF 13
50.0 HZ
001 LANGUAGE
ENGLISH
VAR 1.1 VAR 1.2 VAR 1.3
VAR 2
STATUS
FREQUENCY
50.0 HZ
001 LANGUAGE
ENGLISH
Programmeren
3.1.19 Menustructuur
VLT® DriveMotor FCM-serie
3 3
Afbeelding 3.13
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 37
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
3.1.20 Parametergroep 0-** Bediening/ display
001 Taal
Waarde:
33
Engels (ENGLISH) [0] Duits (DEUTSCH) [1] Frans (FRANCAIS) [2] Deens (DANSK) [3] Spaans (ESPAÑOL) [4] Italiaans (ITALIANO) [5]
De status kan bij aflevering afwijken van de fabrieksin­stelling.
Functie:
Deze parameter bepaalt de op het display gebruikte taal.
Beschrijving van de keuze:
U hebt de keuze tussen Engels [0], Duits[1], Frans [2], Deens [3], Spaans [4] en Italiaans [5].
002
Waarde:
Externe bediening (REMOTE) [0] Lokale bediening (LOCAL) [1]
Functie:
Er zijn twee methoden beschikbaar voor het besturen van de FC-motor: Externe bediening [0] en Lokale bediening [1].
Beschrijving van de keuze:
Wanneer Externe bediening [0] wordt geselecteerd, kan de FC-motor worden bestuurd via:
1. De aansluitklemmen voor stuurstroom of de
2. De toets [Start]. Deze kan echter geen stopcom-
3. De toetsen [Stop], [Jog] en [Reset], op
Wanneer Lokale bediening [1] wordt geselecteerd, kan de FC-motor worden bestuurd via:
1. De toets [Start]. Deze kan stopcommando's via de
2. De toetsen [Stop], [Jog] en [Reset], op
3. De toets [FWD/REV], op voorwaarde dat deze is
Lokale/externe bediening
seriële communicatiepoort.
mando's onderdrukken (ook start uitschakelen) die via de digitale ingangen of de seriële communicatiepoort worden ingevoerd.
voorwaarde dat deze zijn geactiveerd (zie parameter 014, 015 en 017).
digitale klemmen echter niet onderdrukken (als [2] of [4] is geselecteerd in parameter 013).
voorwaarde dat deze zijn geactiveerd (zie parameter 014, 015 en 017).
geactiveerd in parameter 016 en parameter 013 is ingesteld op [1] of [3].
4. Via parameter 003 kan de lokale referentie worden geregeld door middel van de toetsen 'Pijl-omhoog' en 'Pijl-omlaag'.
003 Lokale referentie
Waarde:
Par. 013 ingesteld op [1] of [2]: 0 - f
MAX
Par. 013 ingesteld op [3] of [4] en par. 203 = [0] ingesteld op: Ref
- Ref
MIN
Par. 013 ingesteld op [3] of [4] en par. 203 = [1] ingesteld op:
-Ref
Functie:
Met deze parameter kan de gewenste referentiewaarde handmatig worden ingesteld (snelheid of referentie voor de geselecteerd configuratie, afhankelijk van de instelling in parameter 013). De eenheid volgt de geselecteerde configuratie in parameter 100, op voorwaarde dat Procesregeling met terugkoppeling [3] is geselecteerd.
Beschrijving van de keuze:
[1] Lokaal moet zijn geselecteerd in parameter 002 om deze parameter te kunnen gebruiken. Bij een spanningsuitval wordt de ingestelde waarde opgeslagen; zie parameter 019. In de parameter wordt de modus Datawijziging niet automatisch verlaten (na time-out). Lokale referentie kan niet worden ingesteld via de seriële­communicatiepoort.
004
Waarde:
Fabriekssetup (FACTORY SETUP) [0] Setup 1 (SETUP 1) [1] Setup 2 (SETUP 2) [2] Multisetup (MULTI SETUP) [5]
Functie:
De instelling in deze parameter bepaalt het nummer van de Setup, waarmee u de functies van de FC-motor wilt besturen. Alle parameters kunnen worden geprogrammeerd in twee afzonderlijke parametersetups: Setup 1 en Setup 2. Bovendien is er een voorgeprogrammeerde setup, de zogenaamde Fabriekssetup, die niet kan worden gewijzigd.
Beschrijving van de keuze:
[0] Fabriekssetup bevat de in de fabriek ingestelde gegevens. Deze setup kan als gegevensbron worden gebruikt wanneer de andere setups naar een bekende staat moeten worden teruggebracht Via parameter 005 en 006 kunnen gegevens van de ene setup naar de andere worden gekopieerd. [1] Setup 1 en Setup 2 [2] zijn twee afzonderlijke setups die naar wens kunnen worden geselecteerd.
tot +Ref
MAX
MAX
MAX
Actieve setup
000,000
000,000
000,000
38 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
[5] Multi Setup wordt gebruikt om bij externe bediening tussen setups te kunnen schakelen. De klemmen 2, 3, 4, en 5 en de seriële-communicatiepoort kunnen worden gebruikt om tussen de setups te schakelen.
005 Setup wijzigen
Waarde:
Fabriekssetup (FACTORY SETUP) [0] Setup 1 (SETUP 1) [1] Setup 2 (SETUP 2) [2] Actieve setup (ACTIVE SETUP) [5]
Functie:
Hier bepaalt u welke setup u tijdens bedrijf wilt wijzigen. De te wijzigen setup hoeft niet de actieve setup te zijn die in parameter 004 is geselecteerd.
Beschrijving van de keuze:
Fabriekssetup [0] bevat de in de fabriek ingestelde gegevens en kan als gegevensbron worden gebruikt wanneer de andere setups naar een bekende staat moeten worden teruggebracht. Setup 1 [1] en Setup 2 [2] zijn afzonderlijke setups die naar behoefte kunnen worden gebruikt. Ze kunnen vrij worden geprogrammeerd, ongeacht de setup die als actieve setup is geselecteerd, en worden gebruikt om de functies van de FC-motor te besturen.
006
Waarde:
Geen kopie (NO COPY) [0] Kopie naar setup 1 # (COPY TO SETUP 1) [1] Kopie naar setup 2 # (COPY TO SETUP 2) [2] Kopie naar alle setups # (COPY TO ALL) [5]
# = de setup die is geselecteerd in parameter 005
Functie:
De in parameter 005 geselecteerde setup wordt gekopieerd naar een van de andere setups of naar alle andere setups tegelijk.
007
Waarde:
Geen kopie (NO COPY) [0] Alle parameters uploaden (UPLOAD ALL PARAM) [1] Alle parameters downloaden (DOWNLOAD ALL) [2] Verm.onafh. par. downloaden
(DOWNLOAD SIZE INDEP.) [3]
Functie:
Parameter 007 maakt het mogelijk om de ingebouwde kopieerfunctie van het bedieningspaneel te gebruiken. Hiermee kunt u parameterwaarden op eenvoudige wijze kopiëren van de ene FC-motor naar een andere.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer Alle parameters uploaden [1] om alle parameter­waarden over te zetten naar het bedieningspaneel.
Setup kopiëren
LCP kopiëren
Selecteer dragen parameterwaarden te kopiëren naar de FC-motor waarop het bedieningspaneel is gemonteerd. Selecteer Verm.onafh. par. downloaden [3] om enkel de parameters te downloaden die niet afhankelijk zijn van het vermogen zijn. Dit wordt gebruikt bij het downloaden naar een FC­motor die een ander nominaal vermogen heeft dan de motor waarop de parametersetup van toepassing was.
Deze parameter bepaalt met welke factor de motorfre­quentie fM moet worden vermenigvuldigd voor weergave op het display wanneer de parameters 009-012 zijn ingesteld op Frequentie x schaling [5].
Stel de gewenste schaalfactor in.
Alle parameters downloaden [2] om alle overge-
008 Schaling motorfrequentie weergeven
Waarde:
0.0-100.00 [1-10000] 1,00 [100]
Functie:
Beschrijving van de keuze:
009
Waarde:
Geen [0] Referentie [%] (REFERENCE [%]) [1] Referentie [eenh] (REFERENCE [UNIT]) [2] Terugkoppeling [eenheid] (FEEDBACK [UNIT]) [3] Frequentie [Hz] (FREQUENCY [Hz]) [4] Frequency x schaling [-] (FREQUENCY X SCALE) [5] Motorstroom [A] (MOTOR CURRENT [A]) [6] Koppel [%] (TORQUE [%]) [7] Vermogen [kW] (POWER [kW]) [8] Verm. [pk] (POWER [HP] [US]) [9] Motorspanning [V] (MOTOR VOLTAGE [V]) [11] DC link voltage [V] (DC LINK VOLTAGE [V]) [12] Thermische belasting, FC [%] (FC THERMAL [%]) [14] Draaiuren [Uren] (RUNNING HOURS) [15] Digitale ingang [binaire code] (DIGITAL INPUT
[BIN]) [16] Externe referentie [%] (EXTERNAL REF [%]) [21] Statuswoord [hex] (STATUS WORD [HEX]) [22] Temperatuur koellichaam [°C] (HEATSINK TEMP
[°C]) [25] Alarmwoord [hex] (ALARM WORD [HEX]) [26] Stuurwoord [hex] (CONTROL WORD [HEX]) [27] Waarschuwingswoord 1 [hex]
(WARNING WORD 1 [HEX]) [28] Waarschuwingswoord 2 [hex]
(EXTENDED STATUS WORD [HEX]) [29] Analoge ingang 1 [mA] (ANALOG INPUT 1 [mA]) [30] Analoge ingang 2 [V] (ANALOG INPUT 2 [V]) [31]
Displayregel 2
3 3
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 39
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Functie:
Deze parameter bepaalt welke datawaarde moet worden weergegeven op de tweede regel van het display. De parameters 010-012 maken het mogelijk om drie extra datawaarden weer te geven op regel 1.
33
Druk op de toets [DISPLAY/STATUS] om een waarde uit te lezen via het display; zie 3.1.7 Functies van de bedienings- toetsen.
Beschrijving van de keuze:
Referentie [%] komt overeen met de totale referentie (som van digitaal/analoog/digitaal/bus/ref. vasthouden/ versnellen en vertragen). Referentie [eenheid] geeft de som van referenties in de eenheid die wordt gebruikt op basis van de configuratie in parameter 100 (Hz, Hz en tpm) Terugkoppeling [eenheid] geeft de statuswaarde van klem 1 en 2 in de eenheid/schaal die is geselecteerd in parameter 414, 415 en 416. Frequentie [Hz] geeft de motorfrequentie, dat wil zeggen de uitgangsfrequentie naar de motor. Frequentie x schaling [-] komt overeen met de actuele motorfrequentie fM vermenigvuldigd met een factor (schaal) die in ingesteld in parameter 008. Motorstroom [A] geeft de fasestroom van de motor, gemeten als effectieve waarde. Koppel [%] geeft de actuele motorbelasting ten opzichte van het nominale motorkoppel. Vermogen [kW] geeft het actuele door de motor verbruikte vermogen in kW. Vermogen [pk] geeft het actuele door de motor verbruikte vermogen in pk. Motorspanning [V] geeft de voedingsspanning naar de motor. DC-tussenkringspanning [V] geeft de spanning in de tussenkring in de FC-motor. Thermische belasting, FC [%] geeft de berekende/geschatte thermische belasting op de FC-motor. De uitschakellimiet is 100%. Draaiuren [Uren] geeft het aantal uren dat de motor heeft gedraaid sinds de laatste reset in parameter 619. Digitale ingang [binaire code] geeft de signaalstatus van de 4 digitale klemmen (2, 3, 4 en 5). Ingang 5 correspondeert met de Bit die zich uiterst links bevindt. '0' = geen signaal, '1' = aangesloten signaal. Externe referentie [%] geeft de som van de externe referentie als een percentage (de som van analoog/puls/ bus). Statuswoord [hex] geeft het statuswoord dat via de seriële­communicatiepoort in hex-code wordt verzonden vanaf de FC-motor. Temperatuur koellichaam [°C] geeft de actuele temperatuur van het koellichaam van de FC-motor. De uitschakellimiet is 90 ± 5 °C; opnieuw inschakelen vindt plaats bij 60 ± 5 °C. Alarmwoord [hex] geeft een of meer alarmen in hex-code. Zie 4.2.4 Waarschuwingswoord, uitgebreid statuswoord en
alarmwoord.
Stuurwoord Zie 3.6 Seriële communicatie – FCM 300 Design Guide. Waarschuwingswoord 1 [hex] geeft een of meer waarschu- wingen in hex-code. Zie 4.2.4 Waarschuwingswoord, uitgebreid statuswoord en alarmwoord voor meer
informatie. Uitgebreid statuswoord [hex] geeft een of meer statuscon­dities in hex-code. Zie 4.2.4 Waarschuwingswoord, uitgebreid statuswoord en alarmwoord voor meer informatie.
Analoge ingang 1 [mA] geeft de signaalwaarde op klem 1. Analoge ingang 2 [V] geeft de signaalwaarde op klem 2.
010
Waarde:
Zie parameter 009.
Functie:
Deze parameter bepaalt de eerste van drie datawaarden die op het display moet worden weergegeven op regel 1, positie 1.
Beschrijving van de keuze:
U kunt 24 verschillende datawaarden selecteren; zie parameter 009.
011
Waarde:
Zie parameter 009.
Functie:
Deze parameter bepaalt de tweede van drie datawaarden die op het display moet worden weergegeven op regel 1, positie 2. Druk op de toets [DISPLAY/STATUS] om een waarde uit te lezen via het display; zie 3.1.7 Functies van de bedienings- toetsen.
Beschrijving van de keuze:
U kunt 24 verschillende datawaarden selecteren; zie parameter 009.
012
Waarde:
Zie parameter 009.
Functie:
Deze parameter bepaalt de derde van drie datawaarden die op het display moet worden weergegeven op regel 1, positie 3. Druk op de toets [DISPLAY/STATUS] om een waarde uit te lezen via het display; zie 3.1.7 Functies van de bedienings- toetsen.
Beschrijving van de keuze:
U kunt 24 verschillende datawaarden selecteren; zie parameter 009.
[hex] geeft het stuurwoord voor de FC-motor.
Displayregel 1.1
Referentie [%] [1]
Displayregel 1.2
Motorstroom [A] [1]
Displayregel 1.3
Vermogen [kW] [8]
40 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
013
Waarde:
Lokaal niet actief (DISABLE) [0] LCP-bediening zonder terugkoppeling.
(LCP CTRL/OPEN LOOP) [1] LCP digitale besturing zonder terugkoppeling.
(LCP+DIG CTRL/OP.LOOP) [2] LCP-bediening/als parameter 100.
(LCP CTRL/AS P100) [3] LCP digitale besturing/als parameter 100.
(LCP+DIG CTRL/AS P100) [4]
Functie:
Hier selecteert u de gewenste functie als is geselecteerd in parameter 002. Zie ook de beschrijving van parameter 100.
Beschrijving van de keuze:
Als Lokaal niet actief [0] is geselecteerd, is het niet mogelijk om Lokale referentie in te stellen via parameter 003. Wijziging in Lokaal niet actief [0] vanuit een van de andere instellingen in parameter 013 is alleen mogelijk wanneer de FC-motor in parameter 002 is ingesteld op Externe bediening [0]. Gebruik LCP-bediening zonder terugkoppeling [1] als de snelheid moet kunnen worden aangepast (in Hz) via parameter 003 wanneer de FC-motor in parameter 002 is ingesteld op Lokale bediening [1]. Als parameter 100 niet is ingesteld op Snelheidsregeling
zonder terugkoppeling [0] moet u deze alsnog instellen op Snelheidsregeling zonder terugkoppeling [0]. LCP digitale besturing zonder terugkoppeling [2] werkt op
dezelfde wijze als LCP-bediening zonder terugkoppeling [1]. Het enige verschil is dat de motor wordt bestuurde via de digitale ingangen wanneer parameter 002 is ingesteld op Lokale bediening [1]. Gebruik LCP-bediening/als parameter 100 [3] als de referentie moet worden ingesteld via parameter 003. LCP digitale besturing/als parameter 100 [4] werkt op dezelfde wijze als LCP-bediening/als parameter 100 [3], maar wanneer parameter 002 is ingesteld op Lokale bediening [1] kan de motor worden bestuurd via de digitale ingangen.
De huidige motorfrequentie en draairichting moeten worden vastgehouden. Wanneer de huidige draairichting niet overeenkomt met het omkeersignaal (negatieve referentie) zal de motorfrequentie fM worden ingesteld op 0 Hz. Omschakelen van LCP digitale besturing zonder terugkop- peling naar Externe bediening: De geselecteerde configuratie (parameter 100) zal actief zijn. Dit omschakelen gaat zonder abrupte bewegingen. Omschakelen van Externe bediening naar LCP-bediening/als parameter 100 of LCP digitale besturing/als parameter 100: De huidige referentie zal worden vastgehouden. Als het referentiesignaal negatief is, zal de lokale referentie worden ingesteld op 0.
Lokale bediening/configuratie als parameter 100
Lokale bediening
Omschakelen externe bediening als parameter 100 naar Externe bediening. De referentie zal worden vervangen door het actieve referentiesignaal van de externe bediening.
014 Lokale stop
Waarde:
Uitgesch. (DISABLE) [0] Ingesch. (ENABLE) [1]
Functie:
Deze parameter bepaalt of de betreffende lokale stopfunctie via het bedieningspaneel kan worden geactiveerd/gedeactiveerd. De betreffende toets is te gebruiken wanneer parameter 002 is ingesteld op Externe bediening [0] of Lokale bediening [1].
Beschrijving van de keuze:
Wanneer deze parameter is ingesteld op Uitgesch. [0] kan de [STOP]-toets niet worden gebruikt.
015
Waarde:
Uitgesch. (DISABLE) [0] Ingesch. (ENABLE) [1]
Functie:
Deze parameter bepaalt of de jogfunctie kan worden geactiveerd/gedeactiveerd via het bedieningspaneel.
Beschrijving van de keuze:
Als Uitgesch. [0] is geselecteerd, kan de [JOG]-toets niet worden gebruikt.
016
Waarde:
Uitgesch. (DISABLE) [0] Ingesch. (ENABLE) [1]
Functie:
Deze parameter bepaalt of de omkeerfunctie kan worden geactiveerd/gedeactiveerd via het bedieningspaneel. De betreffende toets is te gebruiken wanneer parameter 002 is ingesteld op Lokale bediening [1] en parameter 013 is ingesteld op LCP-bediening zonder terugkoppeling [1] of LCP-bediening/als parameter 100 [3].
Beschrijving van de keuze:
Als Uitgesch. [0] is geselecteerd, kan de [FWD/REV]-toets niet worden gebruikt. Zie parameter 200.
017
Waarde:
Uitgesch. (DISABLE) [0] Ingesch. (ENABLE) [1]
Functie:
Deze parameter bepaalt of de resetfunctie beschikbaar is via het toetsenbord. De betreffende toets is te gebruiken wanneer parameter 002 is ingesteld op Externe bediening [0] of Lokale bediening [1].
van LCP-bediening/als parameter 100 of LCP
Lokale jog
Lokaal omkeren
Lokale reset na uitschakeling (trip)
3 3
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 41
Programmeren
Beschrijving van de keuze:
Als Uitgesch. [0] is geselecteerd, kan de [RESET]-toets niet worden gebruikt.
018 Blokkering datawijzigingen
33
Waarde:
Niet geblokkeerd (NOT LOCKED) [0] Geblokkeerd (LOCKED) [1]
Functie:
In deze parameter kan worden ingesteld of de software de besturing moet 'blokkeren'. In dat geval kunnen er via LCP 2 geen gegevens worden gewijzigd. Wijzigingen kunnen echter wel worden doorgevoerd via de seriële-communica­tiepoort.
Beschrijving van de keuze:
Als Geblokkeerd [1] is geselecteerd, kunnen de gegevens niet worden gewijzigd.
019
Waarde:
Autoherstart, ref = oud (AUTO RESTART) [0] Gedwongen stop, ref = oud (LOCAL=STOP) [1] Gedwongen stop, ref = 0 (LOCAL=STOP, REF=0) [2]
Functie:
Deze parameter bepaalt welke bedrijfsstand actief moet zijn wanneer de netspanning weer wordt ingeschakeld. Deze functie kan alleen actief zijn als parameter 002 is ingesteld op Lokale bediening [1].
Beschrijving van de keuze:
[0] Autoherstart, ref = oud moet worden geselecteerd wanneer de eenheid moet opstarten met de lokale referentie (ingesteld in parameter 003) en de start/stopcon­dities (gegeven via de [START/STOP]-toets) die actief waren voordat de FC-motor werd uitgeschakeld. Selecteer Gedwongen stop, ref = oud [1] als de eenheid bij het opnieuw inschakelen van de netspanning in de stopstand moet blijven totdat de [START]-toets wordt ingedrukt. Na het startcommando zal de frequentieom­vormer opstarten met de lokale referentie die is ingesteld in parameter 003. Selecteer Geforceerde stop, ref = 0 [2] als de frequentieom­vormer na het opnieuw inschakelen van de netspanning in de stopstand moet blijven. De lokale referentie (parameter
003) wordt gereset.
Bedrijfsstatus bij inschakelen, lokale bediening
VLT® DriveMotor FCM-serie
3.2.1
100 Configuratie
Waarde:
Snelheid zonder terugkoppeling (SPEED OPEN LOOP) [0]
Procesregeling met terugkoppeling (PROCESS CLOSED LOOP) [1]
Functie:
Deze parameter bepaalt de configuratie voor de FC-motor.
Beschrijving van de keuze:
Als Snelheidsregeling zonder terugkoppeling [0] is geselecteerd, wordt een normale snelheidsregeling verkregen zonder terugkoppeling, maar met automatische slipcompensatie, wat zorgt voor een bijna constante snelheid bij wisselende belastingen. De compensaties zijn actief, maar kunnen indien nodig worden uitgeschakeld via parameter 133-136. Als Procesregeling met terugkoppeling [3] is geselecteerd, wordt de interne procesregelaar geactiveerd, waarmee wordt voorzien in een nauwkeurige procesregeling met betrekking tot een gegeven processignaal. Het proces­signaal kan worden ingesteld op basis van de actuele proceseenheid of een percentage. Het proces moet een terugkoppelingssignaal leveren en het setpoint van het proces moet worden aangepast. Bij een procesregeling met terugkoppeling mag parameter 200 niet worden ingesteld op Bidirectioneel.
101
Waarde:
Constant koppel (CONSTANT TORQUE) [1] Variabel koppel: laag (VAR.TORQUE: LOW) [2] Variabel koppel: medium (VAR.TORQUE: MEDIUM) [3] Variabel koppel: hoog (VAR.TORQUE: HIGH) [4]
Functie:
Deze parameter bepaalt volgens welk principe de U/f­karakteristiek van de FC-motor moet worden aangepast aan de koppelkarakteristiek van de belasting.
Beschrijving van de keuze:
Als Constant koppel [1] is geselecteerd, wordt een belastingafhankelijke U/f-karakteristiek verkregen waarin de uitgangsspanning wordt verhoogd bij een toename in de belasting (stroom), zodat een constante magnetisering van de motor wordt gehandhaafd. Selecteer Variabel koppel: laag [2], Variabel koppel: medium [3] of Variabel koppel: hoog [4] als de belasting kwadratisch is (centrifugaalpompen, ventilatoren).
Parametergroep 1-** Belasting/motor
Koppelkarakteristiek
42 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
Afbeelding 3.14
102
Waarde:
XX,XX kW – afhankelijk van de FC-motor [XXXX]
Functie:
Deze parameter is 'alleen lezen'.
103
Waarde:
XX V – afhankelijk van de FC-motor [XX]
Functie:
Deze parameter is 'alleen lezen'.
104
Waarde:
XX,X Hz – afhankelijk van de FC-motor [XXX]
Functie:
Deze parameter is 'alleen lezen'.
105
Waarde:
XX,X X A – afhankelijk van de FC-motor [XXXX]
Functie:
Deze parameter is 'alleen lezen'.
106
Waarde:
XX tpm – afhankelijk van de FC-motor [XX]
Functie:
Deze parameter is 'alleen lezen'.
117
Waarde:
Uit – 100% (OFF - 100%) [Uit – 100] Uit% (OFF%) [Uit]
Functie:
Het is mogelijk om de resonantiedemping te optimaliseren. De mate van invloed is in te stellen via deze parameter.
Motorvermogen
Motorspanning
Motorfrequentie
Motorstroom
Nominale motorsnelheid
Resonantiedemping
VLT® DriveMotor FCM-serie
De waarde kan worden ingesteld tussen 0% (Uit) en 100%. 100% komt overeen met de maximaal toegestane propor­tionele versterking van de betreffende eenheid. De standaardwaarde is Uit.
Beschrijving van de werking: Het systeemkoppel wordt geschat op basis van de DC­tussenkring en teruggevoerd naar een proportionele­versterkingsregelaar. Op een bepaald niveau, dat afhankelijk is van de actieve motorstroom, wordt de regelaar uitgeschakeld.
Beschrijving van de keuze:
Stel het proportionele-versterkingsniveau voor de terugkoppeling van het koppel in tussen 0% (Uit) en 100%.
118
Waarde:
0-200% [0-200] Afhankelijk van de motor
Functie:
Hoogfrequente resonantie kan worden geëlimineerd door parameter 117 en 118 in te stellen.
Beschrijving van de keuze:
Stel in vanaf welk percentage van de belasting de resonan­tiedempingsfunctie niet langer actief moet zijn.
126
Waarde:
0,0-60,0 s [0-600] 10,0 s [100]
DC-rem: zie par. 132.
Functie:
Deze parameter dient voor het instellen van de DC-remtijd, d.w.z. de tijd dat de DC-remspanning (parameter 132) actief moet zijn. 0,0 s = Uit
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste tijd in.
127
Waarde:
0,0 - f 0,0 Hz = Uit [0]
DC-rem: zie par. 132.
Functie:
Deze parameter dient voor het instellen van de inschakel­frequentie voor de DC-rem, d.w.z de frequentie waarbij de DC-remstroom (parameter 132) actief moet zijn, in samenhang met een stopcommando.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste frequentie in.
128
Waarde:
Geen bescherming (NO PROTECTION) [0]
Uitschakeling resonantiedemping
DC-remtijd
Inschakelfrequentie DC-rem
(parameter 202)
MAX
Thermische motorbeveiliging
[0 -]
3 3
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 43
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Functie:
Alleen-lezen parameter Zie de sectie FCM 300 Thermische beveiliging.
132 DC-remspanning
33
Waarde:
0-100% [0-100] 0% [0]
Functie:
DC-remmen:
Als de stator in een asynchrone motor een DC-spanning krijgt, zal er een remkoppel worden gegenereerd. Het remkoppel is afhankelijk van de geselecteerde DC­remspanning. Om een remkoppel via een DC-rem toe te passen, wordt het rotatieveld (AC) in de motor vervangen door een stationair veld (DC). De DC-rem wordt geactiveerd wanneer de spanning lager is dan de inschakelfrequentie en tevens een stopcommando actief is. De besturing van de DC-rem wordt bepaald via P126, P127 en P132. De DC-rem kan ook rechtstreeks via een digitale ingang worden geactiveerd.
Functie:
Het remkoppel is afhankelijk van de geselecteerde DC­remspanning. De DC-remspanning wordt aangegeven als een percentage van de maximale remspanning.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste spanning in als een specifiek percentage van de maximale remspanning.
verschil bestaat tussen de motorstroom bij volledige belasting en de motorstroom bij nullast.
Beschrijving van de keuze:
Als de fabrieksinstelling niet adequaat is, moet belasting­compensatie worden ingesteld om de motor te laten starten bij een bepaalde belasting.
VOORZICHTIG
Moet bij snel wisselende belastingen worden ingesteld op 0%. Een te hoge belastingcompensatie kan leiden tot instabiliteit.
135 U/f-verhouding
Waarde:
0,00-20,00 V/Hz [0-2000] Afhankelijk van de motor
Functie:
De uitgangsspanning van de motor kan lineair worden afgesteld op een waarde van 0 tot de nominale frequentie.
133
Waarde:
0,00-100,00 V [0-10000] Afhankelijk van de motor
Functie:
U kunt de motorspanning instellen onder het veldverzwak­kingspunt, onafhankelijk van de motorstroom. Gebruik deze parameter om een te laag startkoppel te compenseren. De startspanning is de spanning bij 0 Hz.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste startspanning in.
134
Waarde:
0.0-300.0% [0-3000] 100,0% [1000]
Functie:
In deze parameter wordt de belastingkarakteristiek ingesteld. Als u de belastingcompensatie verhoogt, wordt de motor bij toenemende belasting voorzien van een hogere spanning en frequentie. Dit wordt bijvoorbeeld gebruikt bij motoren/toepassingen waarbij een groot
Startspanning
Belastingcompensatie
Afbeelding 3.15
136
Waarde:
-500,0 tot +500,0% [-5000 - +5000] 100,0% [1000]
Functie:
De nominale slipcompensatie (fabrieksinstelling) wordt berekend op basis van de motorparameters. In parameter 136 kan de slipcompensatie nauwkeurig worden afgesteld. Bij een optimale instelling is de motorsnelheid minder afhankelijk van de belasting. De functie is niet actief wanneer wordt gewerkt met een variabel koppel (parameter 101).
Beschrijving van de keuze:
Voer de waarde in als een percentage van de nominale slipcompensatie.
137
Waarde:
0-100% [0-100] 0 (Uit)% [0]
Slipcompensatie
DC-houdspanning
44 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Functie:
Deze parameter wordt gebruikt om de motorfunctie te handhaven (houdkoppel) of om de motor voor te verwarmen. DC-houdspanning is actief bij een gestopte motor wanneer deze spanning wordt ingesteld op een waarde die niet gelijk is aan 0. De functie wordt uitgeschakeld bij een vrijloop na stop.
Beschrijving van de keuze:
Voer een percentage in.
138 Uitschakelfrequentie rem
Waarde:
0,5-132 Hz (parameter 200) [5-] 3,0 Hz [30]
Functie:
Bepaalt de frequentie waarbij de externe rem moet worden vrijgegeven via de uitgang die tijdens bedrijf is ingesteld in parameter 323 of 340.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste frequentie in.
139
Inschakelfrequentie rem bij geactiveerde stop
Waarde:
0,5-132 Hz (parameter 200) [5-] 3,0 Hz [30]
Functie:
Bepaalt de frequentie waarbij de externe rem via de geselecteerde uitgang in parameter 323 of 340 moet worden geactiveerd wanneer de motor uitloopt tot stop.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste frequentie in. Zie Afbeelding 3.16.
3.3.1
Parametergroep 2-** Referenties en limieten
200 Draairichting
Waarde:
Alleen rechtsom (ONLY CLOCKWISE) [0]
Bidirectioneel, 0-132 Hz (132 Hz BOTH DIRECTIONS) [1]
Alleen linksom, 0-132 Hz (132 Hz COUNTERCLOCKW.) [2]
Functie:
Deze parameter biedt bescherming tegen ongewenst omkeren. Bij een Procesregeling met terugkoppeling (parameter 100) mag parameter 200 niet worden ingesteld op Bidirectioneel [1].
Beschrijving van de keuze:
Selecteer de gewenste richting, gezien vanaf de aandrijfzijde van de motor. Let op: wanneer Alleen rechtsom, 0-132 Hz [0] of Alleen linksom, 0-132 Hz [2] is geselecteerd, wordt de uitgangsfre­quentie begrensd door het bereik f Als Bidirectioneel, 0-132 Hz [1] is geselecteerd, zal de uitgangsfrequentie worden begrensd door het bereik ± f
(de minimumfrequentie is niet belangrijk).
MAX
Dus: Stel parameter 200 in de twee setups bij voorkeur niet in op verschillende waarden. Als dat nodig mocht zijn, moet de gebruiker ervoor zorgen dat wijzigingen in de setup alleen worden uitgevoerd bij een gestopte motor.
MIN
- f
MAX
.
3 3
Afbeelding 3.16 Snelheidsprofiel voor remfunctie
147 Instelling motortype
Waarde:
Afhankelijk van de eenheid
Functie:
Hier kunt u de specifieke motor selecteren waarop de reserve-eenheid moet worden geïnstalleerd.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer de motor op basis van het merk, het aantal polen en het motorvermogen. Voorbeeld: ATB STD-4-075 betekent een 4-polige, 0,75 kW­motor van ATB.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 45
201
Min. uitgangsfrequentie
Waarde:
0,0 HZ - f
(parameter 202)
MAX
0,0 Hz [0]
Functie:
Deze parameter bepaalt de laagste motorfrequentie waarbij de motor moet lopen. De minimumfrequentie kan nooit hoger zijn dan de maximumfrequentie, f
MAX
.
Als parameter 200 is ingesteld op Bidirectioneel is de minimumfrequentie niet van belang.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer een waarde tussen 0,0 Hz en de in parameter 202 ingestelde max. frequentie (f
202
Max. uitgangsfrequentie
MAX
).
Waarde:
f
(parameter 201) - f
MIN
f
BEREIK
(132 Hz, par. 200)
BEREIK
[0 -]
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Functie:
Deze parameter bepaalt de hoogste motorfrequentie waarbij de motor moet lopen. Zie ook parameter 205.
Beschrijving van de keuze:
33
Selecteer een waarde tussen f
en 132 Hz.
MIN
Functie:
De aanlooptijd is de tijd die nodig is om te versnellen van 0 Hz tot de nominale motorfrequentie f
(parameter 104).
M,N
Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de stroomgrens niet wordt bereikt (in te stellen in parameter 221).
203 Referentie/terugkoppelingsbereik
Waarde:
Min - Max (MIN - MAX) [0]
- Max tot +Max (-MAX-+MAX) [1]
Functie:
Deze parameter bepaalt of het referentiesignaal positief moet zijn of zowel positief als negatief kan zijn.
Selecteer Min - Max [0] als parameter 100 is ingesteld op
Procesregeling met terugkoppeling.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer het gewenste bereik.
204
Minimumreferentie
Afbeelding 3.17
Waarde:
-100.000,000-Ref 0,000 [0]
(par. 205)
MAX
[-100000000 -]
Beschrijving van de keuze:
Programmeer de gewenste aanlooptijd.
Afhankelijk van parameter 100.
Functie:
Minimumreferentie geeft de laagst mogelijke waarde op basis van de som van alle referenties. Minimumreferentie is alleen actief als parameter 203 is ingesteld op Min - Max [0] is ingesteld; hij is echter altijd actief in Procesregeling met terugkoppeling (parameter 100).
Beschrijving van de keuze:
Is alleen actief wanneer parameter 203 is ingesteld op Min
- Max [0].
Stel de gewenste waarde in.
205
Maximumreferentie
Waarde:
Ref
(parameter 204) - 100.000,000
MIN
[-100000000]
50,000 Hz [50000]
Functie:
Maximumreferentie geeft de geeft de hoogst mogelijke waarde op basis van de som van alle referenties. Als parameter 100 is ingesteld op een regeling zonder terugkoppeling is de maximale waarde 132 Hz. Bij een regeling met terugkoppeling kan de ingestelde maximumreferentie niet hoger zijn dan de maximale terugkoppeling (parameter 415).
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste waarde in.
207
Aanlooptijd 1
Waarde:
0,15-3600,00 s [5 -360000] 3,00 s [300]
208
Uitlooptijd 1
Waarde:
0,15-3600,00 s [5 - 360000] 3,00 s [300]
Functie:
De uitlooptijd is de tijd die nodig is om te vertragen van de nominale motorfrequentie f
(parameter 104) tot 0 Hz,
M,N
op voorwaarde dat er geen overspanning is in de omvormer vanwege de generatorwerking van de motor en de stroomgrens niet wordt bereikt (in te stellen in parameter 221).
Beschrijving van de keuze:
Programmeer de gewenste uitlooptijd.
209
Aanlooptijd 2
Waarde:
0,15-3600,00 s [5 -360000] 3,00 s [300]
Functie:
De aanlooptijd is de tijd die nodig is om te versnellen van 0 Hz tot de nominale motorfrequentie f
(parameter 104).
M,N
Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de stroomgrens niet wordt bereikt (in te stellen in parameter 221).
Beschrijving van de keuze:
Programmeer de gewenste aanlooptijd. U kunt overschakelen van aanloop 1 naar aanloop 2 door aanloop 2 te activeren via een digitale ingang.
46 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
210 Uitlooptijd 2
Waarde:
0,15-3600,00 s [5-360000] 3,00 s [300]
Functie:
De uitlooptijd is de tijd die nodig is om te vertragen van de nominale motorfrequentie f op voorwaarde dat er geen overspanning is in de omvormer vanwege de generatorwerking van de motor en de stroomgrens niet wordt bereikt (in te stellen in parameter 221).
Beschrijving van de keuze:
Programmeer de gewenste uitlooptijd. U kunt overschakelen van aanloop 1 naar aanloop 2 door aanloop 2 te activeren via een digitale ingang.
211
Waarde:
0,15-3600,00 s [5-360000] 3,00 s [300]
Functie:
De jog ramp-tijd is de tijd die nodig is om te versnellen/ vertragen van 0 Hz tot de nominale motorfrequentie f (parameter 104), op voorwaarde dat er geen overspanning optreedt in de omvormer vanwege de generatorwerking van de motor en de stroomgrens niet wordt bereikt (in te stellen in parameter 221).
Afbeelding 3.18
De jog-ramptijd start wanneer er via de digitale ingangen of de seriële-communicatiepoort een jog-signaal wordt gegeven.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste aan/uitlooptijd in.
212
Waarde:
0,15-3600,00 s [5-360000] 3,00 s [300]
Jog ramp-tijd
Uitlooptijd snelle stop
(parameter 104) tot 0 Hz,
M,N
M,N
Functie:
De uitlooptijd is de tijd die nodig is om te vertragen van de nominale motorfrequentie naar 0 Hz, op voorwaarde dat er geen overspanning optreedt in de omvormer vanwege de generatorwerking van de motor en de stroomgrens niet wordt bereikt (in te stellen in parameter
221). Snelle stop wordt geactiveerd door middel van een signaal op een van de digitale ingangsklemmen (2-5) of via de seriële-communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
Programmeer de gewenste uitlooptijd.
213
Waarde:
0,0 HZ - parameter 202 [0 -] 10,0 Hz [100]
Functie:
De jog-frequentie f waarbij de FC-motor werkt wanneer de jog-functie is geactiveerd.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste frequentie in.
214
Waarde:
Som (SUM) [0] Extern/digitaal (EXTERNAL/PRESET) [2]
Functie:
In deze parameter kan worden ingesteld hoe de digitale referenties moet worden opgeteld bij de andere referenties. Hiervoor wordt Som gebruikt. Het is ook mogelijk – met behulp van de functie Extern/digitaal – om in te stellen of schakelen tussen externe referenties en digitale referenties gewenst is.
Beschrijving van de keuze:
Als Som [0] is geselecteerd, wordt een van de digitale referenties (parameter 215-216) opgeteld als een percentage van de maximale referentie. Als Extern/digitaal [2] is geselecteerd, is het mogelijk om via klem 2, 3, 4 of 5 (parameter 332, 333, 334 of 335) te schakelen tussen externe referenties en digitale referenties. Digitale referenties worden uitgedrukt als een percentage van het referentiebereik. De externe referentie is de som van de analoge referenties, pulsen en busreferenties.
215 216 Digitale referentie 2
Waarde:
-100,00% tot +100,00% [-10000-+10000]
% van het referentiebereik/de externe referentie
0,00% [0]
Jog-frequentie
is de vaste uitgangsfrequentie
JOG
Referentiefunctie
Digitale referentie 1
3 3
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 47
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Functie:
In de parameters 215-216 kunnen twee verschillende digitale referenties worden geprogrammeerd. De digitale referentie wordt gegeven als een percentage van de waarde Ref
33
externe referenties, afhankelijk van de instelling in parameter 214. Als een Ref
of als een percentage van de andere
MAX
≠ 0 is geprogrammeerd,
MIN
Functie:
Deze functie is relevant voor alle toepassingsconfiguraties, voor zowel snelheids- als procesregeling. Hier wordt de stroomgrens voor de werking van de motor ingesteld.
wordt de digitale referentie berekend als een percentage op basis van het verschil tussen Ref de waarde wordt opgeteld bij Ref
MIN
MAX
.
en Ref
, waarna
MIN
Beschrijving van de keuze:
Selecteer de gewenste vaste referentie(s). Om de vaste referenties te kunnen gebruiken, moet het gebruik van digitale referenties zijn ingeschakeld voor klem 2, 3, 4 of 5 (parameter 332-335). Vaste referenties kunnen worden ingesteld door klem 2, 3, 4 of 5 te activeren; zie Tabel 3.8. Klem 2/3/4/5
Digitale referentie
Digitale referentie 1 0 Digitale referentie 2 1
Tabel 3.8
Afbeelding 3.19
219
Versnellings/vertragingswaarde
Waarde:
0.00-100.00% [0-10000] 0,00% [0]
Functie:
In deze parameter kan een procentuele (relatieve) waarde worden ingevoerd die zal worden opgeteld bij of afgetrokken van de actuele referentie.
Beschrijving van de keuze:
Als Versnellen is geselecteerd via klem 2, 3, 4 of 5 (parameter 332-335) zal de ingestelde procentuele (relatieve) waarde in parameter 219 worden toegevoegd aan de totale referentie. Als Vertragen is geselecteerd via klem 2, 3, 4 of 5 (parameter 332-335) zal de ingestelde procentuele (relatieve) waarde in parameter 219 worden afgetrokken van de totale referentie.
221
Stroomgrens voor motormodus
Waarde:
Min. limiet (XX,X) - max. limiet (XXX,X) in% of I
NOM
[XXX - XXXX]
Max. limiet (XXX,X) [XXXX]
I
= nominale motorstroom
NOM
Min. limiet = magnetiseringsstroom in % van I
NOM
Max. limiet = van de eenheid afhankelijke limiet in % van I
NOM
Afbeelding 3.20
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste %-waarde voor de stroom in.
229
Frequentie-bypass, bandbreedte
Waarde:
0 (UIT) - 100% [0-100] 0 (Uit)% [0]
Functie:
Bij sommige systemen moeten bepaalde uitgangsfre­quenties worden vermeden om problemen wegens resonantie in het systeem te voorkomen. De te vermijden uitgangsfrequenties voor deze frequentie­bypass is te programmeren in parameter 230-231. In de huidige parameter (229) kan aan beide zijden van de frequentie-bypasses een bandbreedte worden gedefinieerd worden.
48 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
Beschrijving van de keuze:
De bypass-band is de bypass-frequentie +/- de helft van de ingestelde bandbreedte. Selecteer een percentage van de instelling in parameter 230-231.
230 Frequentie-bypass 1 231 Frequentie-bypass 2
Waarde:
0,0-132 Hz (parameter 200) [0 -] 0,0 Hz [0]
Functie:
Bij sommige systemen moeten bepaalde uitgangsfre­quenties worden vermeden om problemen wegens resonantie in het systeem te voorkomen.
Beschrijving van de keuze:
Voer de te vermijden frequenties in. Zie ook parameter 229.
VLT® DriveMotor FCM-serie
3.4.1
Parametergroep 3-** Ingang/uitgang
317 Time-out
Waarde:
1-99 s [1-99] 10 s [10]
Functie:
Als de waarde van het referentiesignaal voor de ingang, klem 1, lager wordt dan 50% van de instelling in parameter 336, gedurende een tijd die langer is dan de ingestelde tijd in parameter 317, dan wordt de geselec­teerde functie in parameter 318 geactiveerd.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste tijd in.
3 3
241 242 Digitale referentie 2 243 Digitale referentie 3 244 Digitale referentie 4 245 Digitale referentie 5 246 Digitale referentie 6 247 Digitale referentie 7
Waarde:
-100,00% tot +100,00% [-10000-+10000]
% van het referentiebereik/de externe referentie
0,00% [0]
Functie:
Er kunnen zeven verschillende digitale referenties worden geprogrammeerd in parameter 241-247 Digitale referenties. De digitale referentie wordt uitgedrukt als een percentage van de waarde Ref externe referenties, afhankelijk van de instelling in parameter 214. Als een Ref wordt de digitale referentie berekend als een percentage op basis van het verschil tussen Ref de waarde wordt opgeteld bij Ref Via de digitale ingangen of seriële communicatie kan tussen digitale referenties worden geschakeld.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste vaste referentie(s) in. Zie de beschrijving van de opties voor P332, P333, P334 en P335, waar een beschrijving wordt gegeven over het instellen van de digitale ingangen.
Digitale referentie 1
of als een percentage van de andere
MAX
≠ 0 is geprogrammeerd,
MIN
MIN
MAX
.
en Ref
, waarna
MIN
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 49
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
318 Functie na time-out
Waarde:
Uit (OFF) [0] Stop en uitsch. (STOP AND TRIP) [5]
Functie:
33
In deze parameter kunt u instellen welke functie moet
signaal voor de ingang, klem 1, lager wordt dan 50% van de instelling in parameter 336, gedurende een tijd die langer is dan de ingestelde tijd in parameter 317. Als een time-outfunctie (parameter 318) op hetzelfde moment optreedt als een bustime-outfunctie (parameter
514) zal de time-outfunctie (parameter 318) worden geactiveerd.
worden geactiveerd als de waarde van het referentie-
Instelling:
Geen functie Omvormer gereed (UNIT READY) [1] Inschakelen, geen waarschuwing (ENABLE/NO WARNING) [2] Actief (RUNNING) [3] Actief, geen waarschuwing (RUNNING NO WARNING) [4] Actief op referentie, geen waarschuwing (RUNNING ON REFERENCE) [5] Fout (FAULT) [6] Fout of waarschuwing (FAULT OR WARNING) [7] Stroomgrens (CURRENT LIMIT) [8] Thermische waarschuwing (THERMAL WARNING) [9] Omkeren (REVERSE) [10] Stuurwoord bit 11 (CONTROL WORD BIT 11) [11] Stuurwoord bit 12 (CONTROL WORD BIT 12) [12] Mechanische rem (MECHANICAL BRAKE) [20] Slaapmodus (SLEEP MODE) [21]
(NO OPERATION) [0]
Tabel 3.9 323 Klem X102, relaisfunctie (RELAY FUNC.)
De relaisuitgang kan worden gebruikt om de huidige status of een waarschuwing te geven.
Relais 1-3 verbreek, 1-2 maak Max. 250 V AC, 5 A
Tabel 3.10
Beschrijving van de keuze:
Omvormer gereed:
de FC-motor is gereed voor gebruik.
Inschakelen, geen waarschuwing: de FC-motor is gereed voor gebruik; er is geen start- of stopcommando gegeven (start/uitschakelen). Geen waarschuwing.
Actief: er is een startcommando gegeven. Actief, geen waarschuwing: er is een startcommando
gegeven. Geen waarschuwing. Actief op referentie, geen waarschuwing: snelheid volgens referentie.
Fout: de uitgang is geactiveerd door een alarm. Fout of waarschuwing: de uitgang is geactiveerd door een
alarm of waarschuwing. Stroomgrens: de ingestelde stroomgrens in parameter 221 is overschreden. Thermische waarschuwing: de temperatuurbegrenzing voor de frequentieomvormer is overschreden. Omkeren: logisch '1' = relais geactiveerd, 24 V DC op de uitgang wanneer de motor rechtsom draait. Logisch '0' =
relais niet geactiveerd; geen signaal op de uitgang wanneer de motor linksom draait. Stuurwoord bit 11: als bit 11 = '1' in het stuurwoord (zowel veldbusprofiel als FC-profiel) zal het relais worden geactiveerd. Stuurwoord bit 12: als bit 12 = '1' in het stuurwoord (zowel veldbusprofiel als FC-profiel) zal het relais worden geactiveerd. Mechanische rem: schakelt de besturing in van een optionele, externe mechanische rem (zie ook parameter 138 en 139). Slaapmodus: is actief wanneer de eenheid in de slaapmodus staat. Zie 3.5.2 Slaapmodus.
327
Pulsreferentie/terugkoppeling, max. frequentie
Waarde:
100-70000 Hz [100-70000] 5000 HZ [5000]
Functie:
In deze parameter wordt de signaalwaarde ingesteld die overeenkomt met de maximumreferentie/terugkoppeling die is ingesteld in parameter 205/415.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste pulsfrequentie in.
50 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
[1] Referentie. Maakt het mogelijk om de referentie te
331 Klem 1, analoge stroomingang
Waarde:
Niet in bedrijf (NO OPERATION) [0] Referentie (REFERENCE) [1] Terugkoppeling (FEEDBACK) [2]
Functie:
wijzigen via een analoog referentiesignaal. Als er andere ingangen zijn aangesloten, worden deze opgeteld, waarbij rekening wordt gehouden met hun tekens. [2] Terugkoppeling. Selecteer deze optie wanneer gebruik wordt gemaakt van een regeling met terugkoppeling en
een analoog signaal. Deze parameter biedt een keuze uit de beschikbare functies voor deze ingang, klem 1. Het schalen van het ingangssignaal wordt uitgevoerd via parameter 336 en 337.
Beschrijving van de keuze:
332 Klem 2, analoge/digitale ingang 333 Klem 3, digitale ingang 334 Klem 4, digitale ingang 335 Klem 5, digitale ingang
[0] Niet in bedrijf. Te gebruiken als de FC-motor niet moet reageren op signalen verbonden met de klem.
Parameter 332 333 334 335 Digitale ingang op klemnr. 2 3 4 5 Instellingen
Geen functie (NO OPERATION) [0] [0] [0] [0] Reset (RESET) [1]
Vrijloop na stop, geïnverteerd (MOTOR COAST INVERSE) [2] [2] [2] [2] Reset en vrijloop na stop, geïnverteerd (RESET & COAST INV.) [3] [3] [3] [3] Snelle stop geïnverteerd (QUICK STOP INVERSE) [4] [4] [4] [4] DC-rem, geïnverteerd (DC-BRAKE INVERSE) [5] [5] [5] [5] Stop geïnverteerd (STOP INVERSE) [6] [6] [6] [6] Start (START) [7] [7]
Pulsstart (LATCHED_START) [8] [8] [8] [8] Omkeren (REVERSING) [9] [9] [9] [9] Start omgekeerd (START REVERSING) [10] [10] [10] [10] Start rechtsom, aan (ENABLE FORWARD) [11] [11] [11] [11] Start linksom, aan (ENABLE REVERSE) [12] [12] [12] [12] Jog (JOGGING) [13] [13] [13]
Referentie vasthouden (FREEZE REFERENCE) [14] [14] [14] [14] Uitgang vasthouden (FREEZE OUTPUT) [15] [15] [15] [15] Snelheid omhoog (SPEED UP) [16] [16] [16] [16] Snelheid omlaag (SPEED DOWN) [17] [17] [17] [17] Setupselectie (SETUP SELECT) [18] [18] [18] [18] Versnellen (CATCH UP) [19] [19] [19] [19] Vertragen (SLOW DOWN) [20] [20] [20] [20] Digitale referentie (PRESET REF.) [21] [21] [21] [21] Digitale referentie aan (PRESET REF. ON) [22] [22] [22] [22] Precisiestop, geïnverteerd (PRECISE STOP) [23]
[1]
[1] [1]
[7]
[7]
3 3
[13]
Pulsreferentie (PULSE REFERENCE) [24]
Pulsterugkoppeling (PULSE FEEDBACK) [25]
Analoge referentie (REFERENCE)
Analoge terugkoppeling (FEEDBACK) [31]
Reset en start (RESET AND START) [32] [32] [32] [32]
Referentie vasthouden en starten (FREEZE REF AND START) [33] [33] [33] [33]
Ramp 2 (RAMP 2) [34] [34] [34] [34]
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 51
[30]
Programmeren
Parameter 332 333 334 335 Digitale ingang op klemnr. 2 3 4 5 Instellingen
Startreferentie bit 1 (START-REF BIT 1) [35] [35] [35] [35]
33
Startreferentie bit 2 (START-REF BIT 2) [36] [36] [36] [36]
Startreferentie bit 3 (START-REF BIT 3) [37] [37] [37] [37]
Tabel 3.11
VLT® DriveMotor FCM-serie
Functie:
In parameter 332-335 kunt u de gewenste functie voor de ingangen op klem 2-5 selecteren. De opties voor de functies ziet u in Tabel 3.13.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer Geen functie als de FC-motor niet moet reageren op signalen die naar de klem worden gestuurd. Reset zet de FC-motor op nul na een alarm; niet alle alarmen kunnen echter worden gereset zonder de netvoeding af te schakelen. Selecteer Vrijloop na stop, geïnverteerd om de FC-motor vrij te laten lopen tot stop. Logisch '0' leidt tot vrijloop na stop. Selecteer Reset en vrijloop na stop, geïnverteerd om gelijk­tijdig een vrijloop na stop en een reset te activeren. Logisch '0' leidt tot vrijloop na stop en reset. Selecteer Snelle stop, geïnverteerd om de motor te stoppen op basis van de snelle-stopuitloop (ingesteld in parameter
212). Logisch '0' leidt tot een snelle stop. Selecteer DC-remmen, geïnverteerd om de motor te stoppen door deze gedurende een bepaalde tijd een DC­spanning te geven; zie parameter 126-132. Let op: deze functie is alleen actief als de instelling van parameter 126-132 niet 0 is. Logisch '0' leidt tot DC­remmen. Stop geïnverteerd wordt geactiveerd door de spanning naar de klem te onderbreken. Dit betekent dat de motor niet kan draaien als er geen spanning op de klem staat. De stop wordt uitgevoerd volgens de ingestelde aan- en uitlooptijden (parameter 207/208).
Selecteer Start als een start/stopcommando gewenst is. Logisch '1' = start, logisch '0' = stop (stand-by). Pulsstart – als gedurende minimaal 20 ms een puls wordt gegeven, zal de motor starten, op voorwaarde dat er geen stopcommando actief is. De motor stopt als Stop
geïnverteerd kort wordt geactiveerd. Omkeren dient om de draairichting van de motoras te
wijzigen. Logisch '0' leidt niet tot omkeren. Logisch '1' leidt tot omkeren. Het omkeersignaal verandert alleen de draairichting; het activeert niet de startfunctie. Mag niet worden gebruikt in combinatie met Proces, met
terugkoppeling.
Start omkeren
omkeren met hetzelfde signaal. Er mag op hetzelfde
moment geen startsignaal zijn. Werkt als pulsstart
omkeren, op voorwaarde dat pulsstart is geselecteerd voor
een andere klem.
Mag niet worden gebruikt in combinatie met Proces, met
terugkoppeling.
Selecteer Start rechtsom, aan als de motoras bij het starten
alleen rechtsom moet kunnen draaien.
Mag niet worden gebruikt in combinatie met Proces, met
terugkoppeling.
Selecteer Start linksom, aan als de motoras bij het starten
linksom moet kunnen draaien.
Mag niet worden gebruikt in combinatie met Proces, met
terugkoppeling.
Jog dient om de uitgangsfrequentie te vervangen door de
ingestelde jog-frequentie in parameter 213. De aanlooptijd
is in te stellen in parameter 211. Jog is niet actief als er
een stopcommando is gegeven (start uitschakelen).
Jog heft stand-by op.
Referentie vasthouden houdt de actuele referentie vast. De
vastgehouden referentie is nu het inschakelpunt/de
voorwaarde voor het gebruik van Snelheid omhoog en
Snelheid omlaag.
Als Versnellen/Vertragen wordt gebruikt, zal de snelheids-
wijziging altijd de normale aan/uitloop (parameter
207/208) in het bereik 0 - Ref
Uitgang vasthouden houdt de actuele motorfrequentie (Hz)
vast. De vastgehouden motorfrequentie is nu het inscha-
kelpunt/de voorwaarde voor het gebruik van Snelheid
omhoog en Snelheid omlaag.
Uitgang vasthouden heft start/stand-by, slipcompensatie en
procesregeling met terugkoppeling op.
Als Snelheid omhoog/omlaag wordt gebruikt, zal de
snelheidswijziging altijd de normale aan/uitloop (parameter
207/208) in het bereik 0 - f
Selecteer Snelheid omhoog en Snelheid omlaag als een
digitale regeling voor het verhogen/verlagen van de
snelheid gewenst is (motorpotentiometer). Deze functie is
alleen actief als Referentie vasthouden of Uitgang
vasthouden is geselecteerd.
Zolang de geselecteerde klem voor Snelheid omhoog
logisch '1' is, zal de referentie of de uitgangsfrequentie
toenemen.
Zolang de geselecteerde klem voor Snelheid omlaag
logisch '1' is, zal de referentie of de uitgangsfrequentie
afnemen.
is te gebruiken voor start/stop en voor
volgen.
MAX
volgen.
M,N
52 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Pulsen (logisch '1' hoog gedurende minimaal 20 ms en een pauze van minimaal 20 ms) zullen leiden tot een snelheids­wijziging van 0,1% (referentie) of 0,1 Hz (uitgangsfrequentie).
Geen snelheidswijziging 0 0 1 Snelheid omlaag 0 1 1 Snelheid omhoog 1 0 1 Snelheid omlaag 1 1 1
Tabel 3.12 Voorbeeld:
Klem Referentie
vasthouden/
2-5 2-5 Uitgang
vasthouden
Setupselectie maakt het mogelijk om een van de twee setups te kiezen; hierbij wordt echter aangenomen dat parameter 004 is ingesteld op Multi Setup. Selecteer Versnellen/Vertragen als de referentiewaarde verhoogd of verlaagd moet worden met een program­meerbaar percentage dat is in te stellen in parameter 219.
Snelheid ongewijzigd 0 0 Verlaagd met %-waarde 1 0 Verhoogd met %-waarde 0 1 Verlaagd met %-waarde 1 1
Vertragen Versnellen
Selecteer
Referentie vasthouden en start om zowel een
START- als een REFERENTIE VASTHOUDEN-commando te
genereren. Als SNELHEID OMHOOG/SNELHEID OMLAAG
wordt gebruikt, moeten zowel REFERENTIE VASTHOUDEN
als START worden geactiveerd. Door het toepassen van
deze functie kan er een digitale ingang worden
uitgespaard.
Ramp 2 wordt gebruikt als tussen aan/uitloop 1 (parameter
207-208) en aan/uitloop 2 (parameter 209-210) moet
kunnen worden geschakeld. Logisch '0' leidt tot aan/
uitloop 1 en logisch '1' leidt tot aan/uitloop 2.
Startreferentie bit 1, 2 en 3 dienen om in te stellen welke
DIGITALE REFERENTIE (1-7) moet worden gebruikt. De
DIGITALE REFERENTIE (1-7) is in te stellen in parameter 241
tot 247.
Par. Nr. Vaste snelheid START REF BIT
321
- - - Stand-by 000 241 REF RESET 1 001 242 REF RESET 2 010 243 REF RESET 3 011 244 REF RESET 4 100 245 REF RESET 5 101 246 REF RESET 6 110 247 REF RESET 7 111
Tabel 3.14
3 3
Tabel 3.13
Digitale referentie maakt een selectie van een van de twee digitale referenties mogelijk, overeenkomstig de tabel in parameter 215 en 216. Om actief te kunnen zijn, moet
Digitale referentie, aan zijn geselecteerd. Digitale referentie dient om te schakelen tussen externe referentie en digitale referentie. Hiervoor moet Extern/ digitaal [2] echter zijn geselecteerd in parameter 214.
Logisch '0' = externe referenties actief; logisch '1' = een van de twee digitale referenties actief. Precisiestop corrigeert de uitlooptijd om een hoge herhalingsnauwkeurigheid te verkrijgen op het stoppunt. Selecteer Pulsreferentie als een pulsreeks (frequentie) van 0 Hz moet worden gebruikt, wat overeenkomt met Ref
MIN
, parameter 204. De frequentie is in te stellen in parameter 327 en moet overeenkomen met Ref
MAX
.
Selecteer Pulsterugkoppeling als een pulsreeks (frequentie) is geselecteerd als terugkoppelingssignaal. Zie ook parameter 327. Selecteer Analoge referentie als de referentie via een analoog referentiesignaal gewijzigd moet kunnen worden. Als er andere ingangen zijn aangesloten, worden deze opgeteld, waarbij rekening wordt gehouden met hun tekens. Selecteer Analoge terugkoppeling als een terugkoppelings­regeling met een analoog signaal wordt gebruikt. Selecteer Reset en start om start en reset gelijktijdig te kunnen activeren.
Als ten minste een van de 3 digitale ingangen is geactiveerd, heeft de FCM een startsignaal. De 7 mogelijke ingangcombinaties bepalen dan welke referentiesnelheid moet worden gebruikt. Als er slechts 1 of 2 digitale ingangen worden gebruikt, kunnen respectievelijk 1 of 3 snelheden worden gekozen volgens het hierboven getoonde principe. Als er 2 setups worden gebruikt, kunnen maximaal 14 referentiesnelheden worden gekozen via 4 digitale ingangen. De instellingen van P241 en P242 worden overgenomen in P215 en P216.
Voorbeeld
Digitale ingangen 2, 3 en 4: P332 [optie 35 geselecteerd], P333 [optie 36 geselecteerd] en P334 [optie 37 geselecteerd] Ingangcombinatie op de digitale ingangen 2, 3 en 4: '010'. Dit betekent dat Digitale referentie 2 de referentiesnelheid is. Het schalen van het ingangssignaal wordt uitgevoerd via parameter 338 en 339.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 53
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
336 Klem 1, min. schaling
Waarde:
0,0-20,0 mA [0-200] 0,0 mA [0]
Functie:
33
In deze parameter wordt de waarde van het referentie­signaal ingesteld die overeen moet komen met de minimumreferentie die is ingesteld in parameter 204. Als de Time-outfunctie van parameter 317 moet worden gebruikt, moet de instelling > 2 mA zijn.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste stroomwaarde in.
0,0 V [0]
Functie:
Deze parameter dient om de signaalwaarde in te stellen die overeenkomt met de minimumreferentie of de minimumterugkoppeling, parameter 204 Minimumrefe-
rentie, Ref
/414 Minimumterugkoppeling, FB
MIN
MIN
.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste spanningswaarde in. In verband met de nauwkeurigheid moet compensatie worden geboden voor spanningsverliezen in lange signaalkabels. Als de time­outfunctie moet worden gebruikt (parameter 317 Time-out en 318 Functie na time-out), moet de ingestelde waarde hoger zijn dan 1 V.
337
Waarde:
0,0-20,0 mA [0-200] 20,0 mA [200]
Functie:
In deze parameter wordt de waarde van het referentie­signaal ingesteld die overeen moet komen met de maximumreferentie die is ingesteld in parameter 205.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste stroomwaarde in.
Klem 1, max. schaling
339
Klem 2, max. schaling
Waarde:
0,0-10,0 V [0-100] 10,0 V [100]
Functie:
Deze parameter dient om de signaalwaarde in te stellen die overeenkomt met de maximumreferentie of de maximumterugkoppeling, parameter 205 Maximumrefe-
rentie, Ref
/415 Maximumterugkoppeling, FB
MAX
MAX
.
Beschrijving van de keuze:
338
Klem 2, min. schaling
Waarde:
0,0-10,0 V [0-100]
Stel de gewenste spanningswaarde in. In verband met de nauwkeurigheid moet compensatie worden geboden voor spanningsverliezen in lange signaalkabels.
54 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
Instelling:
Geen functie Omvormer gereed (UNIT READY) [1] Inschakelen, geen waarschuwing (ENABLE/NO WARNING) [2] Actief (RUNNING) [3] Actief, geen waarschuwing (RUNNING NO WARNING) [4] Actief op referentie, geen waarschuwing (RUNNING ON REFERENCE) [5] Fout (FAULT) [6] Fout of waarschuwing (FAULT OR WARNING) [7] Stroomgrens (CURRENT LIMIT) [8] Thermische waarschuwing (THERMAL WARNING) [9] Omkeren (REVERSE) [10] Stuurwoord bit 11 (CONTROL WORD BIT 11) [11] Actuele frequentie 0-20 mA (0-FMAX = 0-20 mA) [12] Actuele frequentie 4-20 mA (0-FMAX = 4-20 mA) [13] Referentie Referentie Terugkoppeling Terugkoppeling Actuele stroom 0-20 mA (0-IMAX = 0-20 mA) [18] Actuele stroom 4-20 mA (0-IMAX = 4-20 mA) [19] Mechanische rem (MECHANICAL BRAKE) [20] Slaapmodus (SLEEP MODE) [21] Koppel 0-20 mA (0-TMAX = 0-20 mA) [22] Koppel 4-20 mA (0-TMAX = 4-20 mA) [23]
- referentie
MIN
- referentie
MIN
MIN
MIN
: 0-20 mA (REF MIN-MAX =0-20 mA) [14]
MAX
: 4-20 mA (REF MIN-MAX =4-20 mA) [15]
MAX
- terugkoppeling
- terugkoppeling
: 0-20 mA (FB MIN-MAX = 0-20 mA) [16]
MAX
: 4-20 mA (FB MIN-MAX = 4-20 mA) [17]
MAX
VLT® DriveMotor FCM-serie
(NO OPERATION) [0]
3 3
Tabel 3.15 340 Klem 9, uitgangsfuncties (OUTPUT FUNC.)
Functie:
Deze uitgang kan als digitale of analoge uitgang functi­oneren. Als hij wordt gebruikt als digitale uitgang (datawaarde [0]-[23]) wordt een 24 V DC-signaal gegeven; als hij wordt gebruikt als een analoge uitgang wordt of een signaal van 0-20 mA of signaal van 4-20 mA gegeven.
Beschrijving van de keuze:
Omvormer gereed: de FC-motor is gereed voor gebruik. Inschakelen, geen waarschuwing: de FC-motor is gereed
voor gebruik; er is geen start- of stopcommando gegeven (start/uitschakelen). Geen waarschuwing.
Actief: er is een startcommando gegeven. Actief, geen waarschuwing: er is een startcommando
gegeven. Geen waarschuwing. Actief op referentie, geen waarschuwing: snelheid volgens referentie.
Fout: de uitgang is geactiveerd door een alarm. Fout of waarschuwing: de uitgang is geactiveerd door een
alarm of waarschuwing. Stroomgrens: de ingestelde stroomgrens in parameter 221 is overschreden. Thermische waarschuwing: de temperatuurbegrenzing voor de frequentieomvormer is overschreden. Omkeren: logisch '1' = relais geactiveerd, 24 V DC op de uitgang wanneer de motor rechtsom draait. Logisch '0' = relais niet geactiveerd; geen signaal op de uitgang wanneer de motor linksom draait.
Stuurwoord bit 11:
als bit 11 = '1' in het stuurwoord (zowel veldbusprofiel als FC-profiel) wordt de digitale uitgang geactiveerd.
0-f
(parameter 202) ⇒ 0-20 mA en
MAX
0-f
(parameter 202) ⇒ 4-20 mA
MAX
Referentie Referentie Terugkoppeling Terugkoppeling 0-I
VLT, MAX
0-I
VLT, MAX
- Referentie
MIN
- Referentie
MIN
LAAG
LAAG
0-20 mA en
⇒ 4-20 mA
: 0-20 mA en
MAX
: 4-20 mA
MAX
- Terugkoppeling
- Terugkoppeling
: 0-20 mA en
HOOG
: 4-20 mA
HOOG
Mechanische rem: schakelt de besturing in van een
optionele, externe mechanische rem (zie ook parameter 138 en 139).
Slaapmodus: is actief wanneer de eenheid in de slaapmodus staat. Zie 3.5.2 Slaapmodus.
0-T 0-T
0-20 mA en
MAX
⇒ 4-20 mA en
MAX
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 55
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
3.5.1 Parametergroep 4-** Speciale functies
400 Remfuncties
Waarde:
Uit (OFF) [0]
33
AC-rem (AC BRAKE) [4]
Functie:
[4] AC-rem kan worden geselecteerd om het remmen te verbeteren. De nieuwe AC-remfunctie maakt het mogelijk de tijd te bepalen van het toegenomen verlies aan motorvermogen, terwijl de motor toch thermisch beveiligd blijft. Deze functie levert een remkoppel op van tussen de 80 en 20% in het snelheidsbereik tot de basissnelheid (50 Hz). Boven de genoemde basissnelheid zal het extra remmen geleidelijk afnemen.
De functie is actief in een regeling met terugkoppeling én zonder terugkoppeling.
In parameter 403 Slaapmodustimer wordt de slaapmodus geactiveerd. In parameter 403 Slaapmodustimer wordt ingesteld hoe lang de uitgangsfrequentie lager mag zijn dan de ingestelde frequentie in parameter 404 Slaapfre- quentie. Wanneer de ingestelde tijd is verstreken, laat de frequentieomvormer de motor langzamer draaien en vervolgens stoppen op basis van parameter 208 Uitlooptijd. De timer wordt weer op nul gezet als de uitgangsfre­quentie hoger wordt dan de ingestelde waarde in parameter 404 Slaapfrequentie.
Als de VLT-frequentieomvormer de motor in de slaapmodus heeft gezet, wordt een theoretische uitgangs­frequentie berekend op basis van het referentiesignaal. Wanneer de theoretische uitgangsfrequentie hoger wordt dan de frequentie in parameter 407 Ontwaakfrequentie start de frequentieomvormer de motor weer en loopt de uitgangsfrequentie aan tot de referentie.
In systemen met constante drukregeling is gunstig om extra druk aan het systeem te leveren voordat de VLT­frequentieomvormer de motor stopt. Dit verlengt de tijd waarin de VLT-frequentieomvormer de motor stopt en voorkomt dat het systeem te vaak wordt gestart en gestopt, bijvoorbeeld bij lekkage in het systeem. Als 25% meer druk vereist is voordat de VLT-frequentieom­vormer de motor stopt, moet parameter 406 Aanjaaginstelpunt worden ingesteld op 125%. Parameter 406 Aanjaaginstelpunt is alleen actief bij een regeling met terugkoppeling.
Afbeelding 3.21
Beschrijving van de keuze:
Selecteer AC-rem [4] als er kortdurende gegenereerde belastingen voorkomen.
Slaapmodus
3.5.2
De slaapmodus maakt het mogelijk om de motor te stoppen als deze met lage snelheid draait en dus met vrijwel geen belasting. Zodra het verbruik in het systeem toeneemt, start de VLT-frequentieomvormer de motor weer en wordt het vereiste vermogen geleverd.
LET OP
Met deze functie kan energie worden bespaard, omdat de motor alleen in bedrijf is als het systeem daarom vraagt.
De slaapmodus is niet actief als Lokale referentie of Jog is geselecteerd.
LET OP
Bij zeer dynamische pompprocessen is het raadzaam om de functie Vliegende start (parameter 445) uit te schakelen.
Afbeelding 3.22
403 Slaapmodustimer
Waarde:
0-300 s (301 s = Uit)
Uit
56 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Functie:
Deze parameter stelt de frequentieomvormer in staat om de motor stoppen als de belasting van de motor minimaal is. De timer in parameter 403 Slaapmodustimer start wanneer de uitgangsfrequentie lager wordt dan de ingestelde frequentie in parameter 404 Slaapfrequentie. Wanneer de in de timer ingestelde tijd is verstreken, schakelt de frequentieomvormer de motor uit. De frequentieomvormer start de motor weer wanneer de theoretische uitgangsfrequentie hoger wordt dan de frequentie in parameter 407 Ontwaakfrequentie.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer Uit als deze functie niet gewenst is. Stel de drempelwaarde in waarbij de slaapmodus moet worden geactiveerd nadat de uitgangsfrequentie is gedaald onder de instelling in parameter 404 Slaapfrequentie.
404
Waarde:
000,0 - par. 407 Ontwaakfrequentie
Functie:
Als de uitgangsfrequentie lager wordt dan de vooraf ingestelde waarde start de timer volgens de instelling in parameter 403 Slaapmodus. De huidige uitgangsfrequentie volgt de theoretische uitgangsfrequentie totdat f bereikt.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste frequentie in.
405
Waarde:
Handm. reset (MANUAL RESET) [0] Autom. reset x 1 (AUTOMATIC X 1) [1] Autom. reset x 2 (AUTOMATIC X 2) [2] Autom. reset x 3 (AUTOMATIC X 3) [3] Autom. reset x 4 (AUTOMATIC X 4) [4] Autom. reset x 5 (AUTOMATIC X 5) [5] Autom. reset x 6 (AUTOMATIC X 6) [6] Autom. reset x 7 (AUTOMATIC X 7) [7] Autom. reset x 8 (AUTOMATIC X 8) [8] Autom. reset x 9 (AUTOMATIC X 9) [9] Autom. reset x 10 (AUTOMATIC X 10) [10] Reset bij inschakelen (RESET AT POWER UP) [11]
Functie:
Deze parameter maakt het mogelijk om in te stellen welke resetfunctie moet worden gebruikt na een uitschakeling (trip). Na het resetten kan de FC-motor opnieuw worden gestart na 1,5 s.
Beschrijving van de keuze:
Als Handm. reset [0] is geselecteerd, moet de reset worden uitgevoerd via de digitale ingangen.
Slaapfrequentie
Resetfuncties
MIN
0,0 Hz
wordt
Als de FC-motor na een uitschakeling (trip) een automa­tische reset moet uitvoeren (max. 1-10 keer binnen 10 minuten), selecteert u datawaarde [1] -[10].
406 Aanjaaginstelpunt
Waarde:
1 - 200 %
Functie:
Deze functie kan alleen worden gebruikt als peling is geselecteerd in parameter 100. In systemen met een regeling op basis van constante druk kan het een voordeel zijn om de druk in het systeem te verhogen voordat de frequentieomvormer de motor stopt. Dit verlengt de tijd die de frequentieomvormer gebruikt om de motor te stoppen en helpt te voorkomen dat de motor herhaaldelijk start en stopt, bijvoorbeeld in geval van lekkage in het watertoevoersysteem. Gebruik par. 472 Boosttime-out om de boosttime-out in te stellen. Als het aanjaaginstelpunt niet binnen de ingestelde tijd kan worden bereikt, zal de frequentieomvormer normaal blijven werken (niet in de slaapmodus gaan).
Beschrijving van de keuze:
Stel het gewenste Aanjaaginstelpunt in als een percentage van de totale referentie bij normaal bedrijf. 100% komt overeen met de referentie zonder aanjaging/boost (supplement).
407
Waarde:
Par 404 Slaapfrequentie – par. 202 f
Functie:
Wanneer de theoretische uitgangsfrequentie hoger wordt dan de vooraf ingestelde waarde, start de frequentieom­vormer de motor weer.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste frequentie in.
411
Waarde:
1,5-14,0 kHz [1500-14000] Afhankelijk van de eenheid
Functie:
De instelling bepaalt de schakelfrequentie van de omvormer. Het wijzigen van de schakelfrequentie kan bijdragen aan het beperken van de mogelijke akoestische ruis van de motor.
Beschrijving van de keuze:
Wanneer de motor loopt, is de schakelfrequentie via parameter 411 af te stellen totdat een frequentie wordt verkregen waarbij de motor zo min mogelijk lawaai maakt. Zie ook parameter 446 Schakelpatroon. Zie 4.1.6 Thermische beveiliging en reductie.
Ontwaakfrequentie
Schakelfrequentie
100% van setpoint
Met terugkop-
MAX
50 Hz
3 3
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 57
Programmeren
412 Variabele schakelfrequentie
Waarde:
Uitgesch. (DISABLE) [0]
33
Variabele schakelfrequentie (VAR. CARRIER FREQ.) [1] Temperatuurafh. schakelfreq. (TEMP. DEP. FREQ.) [2]
Functie:
Deze functie maakt het mogelijk de schakelfrequentie te wijzigen op basis van de belasting. De maximale schakel­frequentie wordt echter bepaald door de waarde die is ingesteld in parameter 411.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer Uitgesch. [0] als met een constante schakelfre­quentie moet worden gewerkt. Programmeer de schakelfrequentie in parameter 411. Als Variabele schakelfrequentie [1] is geselecteerd, zal de schakelfrequentie afnemen bij een toenemende uitgangs­frequentie. Dit wordt gebruikt in toepassingen met kwadratische koppelkarakteristieken (centrifugaalpompen en ventilatoren), waarbij de belasting afneemt op basis van de uitgangsfrequentie. Als Temperatuurafh. schakelfreq. [2] is geselecteerd, zal de schakelfrequentie afnemen bij een toename van de omvormertemperatuur; zie Afbeelding 3.23.
VLT® DriveMotor FCM-serie
motoras worden vermeden. Dit kan een gunstige functie zijn, bijvoorbeeld voor schuurmachines. [1] Aan betekent dat er een uitgangsspanning kan worden verkregen die hoger is dan de voedingsspanning (tot 5%).
414 Minimumterugkoppeling
Waarde:
-100.000,000 - Terugkoppeling (par. 415) [-100000000 -]
0,000 [0]
Functie:
De parameters 414 en 415 worden gebruikt om het terugkoppelingsbereik te schalen naar fysieke waarden die door de gebruiker worden gebruikt. De instelling bepaalt ook de limieten van de referentie (parameters 204 en 205). Te gebruiken in combinatie met Procesregeling met terugkoppeling (parameter 100).
Beschrijving van de keuze:
Is alleen actief wanneer parameter 203 is ingesteld op Min­Max [0].
415
Waarde:
(par. 414) Terugkoppeling
100.000,000 [- 100000000]
1.500.000 [1500000]
Functie:
Zie de beschrijving van parameter 414.
HOOG
Maximumterugkoppeling
-
LAAG
Afbeelding 3.23
413
Waarde:
Uit (OFF) [0] Aan (ON) [1]
Functie:
Deze parameter maakt aansluiting van de overmodulatie­functie voor de uitgangsspanning mogelijk.
Beschrijving van de keuze:
[0] Uit betekent dat er geen overmodulatie van de uitgangsspanning is, waardoor koppelrimpels op de
Overmodulatiefunctie
416
Waarde:
Geen eenh (NO UNIT) [0] % [1] PPM [2] tpm [3] bar [4] Cyclus/min [5] Puls/s [6] Eenh/s [7] Eenh/min [8] Eenh/u [9] °C [10] Pa [11] l/s [12] m3/s [13] l/min [14] m3/min [15] l/u. [16] m3/u. [17] kg/s [18] kg/min [19] kg/u. [20] t/min [21]
Referentie/terugk.eenheid
58 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
t/u. [22] m [23] Nm [24] m/s [25] m/min [26] °F [27] in wg [28] gal/s [29] ft3/s [30] gal/min [31] ft3/min [32] gal/u. [33] ft3/u. [34] lb/s [35] lb/min [36] lb/u. [37] lb ft [38] ft/s [39] ft/min [40]
Functie:
Selecteer de eenheid die op het display moet worden getoond. Deze eenheid wordt ook gebruikt in Procesregeling met
terugkoppeling, als eenheid voor Minimum/Maximumrefe­rentie (parameter 204/205) en Minimum/ Maximumterugkoppeling (parameter 414/415).
De mogelijkheid om in parameter 416 een eenheid te selecteren, hangt af van de gemaakte instellingen in de volgende parameters: Par. 002 Lokale/externe bediening. Par. 013 Lokale bediening/configuratie als par. 100. Par. 100 Configuratie. Parameter 002 ingesteld op Externe bediening Als parameter 100 is ingesteld op Snelheidsregeling zonder terugkoppeling kan de geselecteerde eenheid in parameter 416 worden gebruikt voor het weergeven (par. 009-12 Terugkoppeling [eenheid]) van procesparameters. NB De referentie kan alleen worden getoond in Hz (Snelheidsregeling zonder terugkoppeling). Als parameter 100 is ingesteld op Procesregeling met terugkoppeling zal de geselecteerde eenheid in parameter 416 worden gebruikt bij het weergeven van zowel de referentie (par. 009 Referentie [eenheid] [12]) als de terugkoppeling (par. 009: Terugkoppeling [eenheid] [12]). Parameter 002 ingesteld op Lokale bediening Als parameter 013 is ingesteld op LCP-bediening zonder
terugkoppeling of LCP digitale besturing zonder terugkop­peling zal de referentie worden gegeven in Hz, ongeacht
de instelling van parameter 416. Als parameter 013 is ingesteld op LCP-bediening/als par. 100 of LCP digitale besturing/als par. 100 zal de eenheid worden gebruikt zoals beschreven bij parameter 002 Externe bediening.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer de gewenste eenheid voor het referentie/ terugkoppelingssignaal.
3.5.3 FCM 300-regelaar
Procesregeling
De PID-regelaar handhaaft een constante procesmodus (druk, temperatuur, flow enz.) en past de motorsnelheid aan op basis van de referentie/het setpoint en het terugkoppelingssignaal. Een transmitter voorziet de PID-regelaar van een terugkop­pelingssignaal vanaf het proces als een uitdrukking van de actuele procesmodus. Het terugkoppelingssignaal varieert met de belasting van het proces. Dit betekent dat er sprake is van variantie tussen de referentie/het setpoint en de actuele procesmodus. Deze variantie wordt door de PID-regelaar gecompenseerd door middel van de toenemende of afnemende uitgangsfre­quentie overeenkomstig de variantie tussen de referentie/het setpoint en het terugkoppelingssignaal.
De in de frequentieomvormer geïntegreerde PID-regelaar is geoptimaliseerd voor gebruik in procestoepassingen. Dit betekent dat er een aantal speciale functies beschikbaar is in de frequentieomvormer. Voorheen was voor dergelijke functies een speciaal systeem nodig, met extra I/O-modules en programmering van het systeem. Bij de frequentieomvormer is het niet nodig om extra modules te installeren. De parameters 437 tot 444 zijn specifiek bedoeld voor de procesregelaar.
PID-functies
3.5.4
Referentie/terugkoppelingseenheid
Wanneer Procesregeling met terugkoppeling is geselecteerd in parameter 100 Configuratie wordt de eenheid ingesteld in parameter 416 Referentie/terugkoppelingseenheid:
Terugkoppeling
Vooraf moet een terugkoppelingsbereik voor de regelaar worden ingesteld. Dit terugkoppelingsbereik beperkt het mogelijke referentiebereik, wat betekent dat in gevallen waarbij de som van alle referenties buiten het terugkoppe­lingsbereik ligt de referentie zodanig beperkt zal worden dat deze binnen dit bereik valt. Het terugkoppelingssignaal moet worden aangesloten op een klem op de frequentieomvormer. Als Terugkoppeling is ingesteld op twee verschillende klemmen, zullen deze twee signalen bij elkaar worden opgeteld. Gebruik onderstaand overzicht om te bepalen welke klem moet worden gebruikt en welke parameters moeten worden geprogrammeerd.
3 3
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 59
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Type terugkop­peling
Puls 3 333, 327 Spanning 2 332, 338, 339 Stroom 1 331, 336, 337
33
Tabel 3.16
Door gebruik te maken van een zender met een spanningsuitgang kan het spanningsverlies in lange signaalkabels worden gecorrigeerd. Dit kan worden gedaan via parameter 338/339 Min./Max. schaling.
De parameters 414/415 Min./Max. terugkoppeling moeten ook vooraf worden ingesteld op een waarde in de proceseenheid die overeenkomt met de minimale en maximale schalingswaarden voor signalen die op de klem zijn aangesloten.
Referentie
In parameter 205 Maximumreferentie, Ref maximale referentie worden ingesteld voor het schalen van de som van alle referentie, d.w.z. de totale referentie. De minimumreferentie in parameter 204 geeft de minimumwaarde voor de totale referentie aan. Alle referenties zullen worden opgeteld en de som is de waarde die voor regeling zal worden gebruikt. Het referen­tiebereik kan worden beperkt tot een bereik dat kleiner is dan het terugkoppelingsbereik. Dit kan nuttig zijn als u wilt voorkomen dat de som van de referenties door een onbedoelde wijziging van een externe referentie te ver verwijderd raakt van de optimale referentie. Het referentie­bereik kan het terugkoppelingsbereik niet overschrijden. Als u gebruik wilt maken van digitale referenties moet u deze programmeren in parameter 215-216 Digitale
referentie. Zie de beschrijving Referentiefunctie en Gebruik van referenties in parameter 214.
Als een stroomsignaal als terugkoppelingssignaal wordt gebruikt, kan alleen spanning worden gebruikt als analoge referentie. Gebruik onderstaand overzicht om te bepalen welke klem moet worden gebruikt en welke parameters moeten worden geprogrammeerd.
Referentietype Klem Parameters
Puls 3 333, 327 Spanning 2 332, 338, 339 Stroom 1 331, 336, 337 Digitale referenties Busreferentie 68+69
Tabel 3.17
LET OP
De busreferentie kan uitsluitend via seriële communicatie worden ingesteld.
Klem Parameters
kan een
MAX
215-216
(241-247)
LET OP
Klemmen die niet worden gebruikt, kunnen het beste vooraf worden ingesteld op Geen functie [0].
Differentiële versterkingslimiet
Als het referentiesignaal of het terugkoppelingssignaal van een toepassing sterk varieert, zal de afwijking tussen de referentie/het setpoint en de actuele procesmodus snel wijzigen. De differentiator kan dan te dominant worden. Dit komt omdat deze reageert op de afwijking tussen de referentie en de actuele procesmodus: hoe sneller de afwijking verandert, hoe krachtiger de frequentiebijdrage van de differentiator wordt. De frequentiebijdrage van de differentiator kan daarom zodanig worden beperkt dat zowel een redelijke differentiatietijd voor langzame veranderingen als een geschikte frequentiebijdrage voor snelle veranderingen mogelijk wordt. Dit kan worden ingesteld in parameter 443, Proces-PID Diff. versterkings-
limiet.
Laagdoorlaatfilter
Als er sprake is van veel ruis op het terugkoppelingssignaal kan dit worden gedempt met behulp van een geïntegreerd laagdoorlaatfilter. Vooraf wordt een geschikte tijdconstante voor het laagdoorlaatfilter ingesteld. Als het laagdoorlaatfilter vooraf wordt ingesteld op 0,1 s wordt de uitschakelfrequentie 10 RAD/s, wat overeenkomt met (10 / 2 x π) = 1,6 Hz. Dit houdt in dat alle stromen/ spanningen die met meer dan 1,6 trillingen per seconde variëren, worden gedempt. Met andere woorden: er vindt alleen regulering plaats op basis van een terugkoppelings­signaal dat varieert met een frequentie van minder dan 1,6 Hz. De juiste tijdconstante wordt geselecteerd in parameter 444 Proces-PID laagdoorlaatfiltertijd.
Geïnverteerde regeling
Bij een normale regeling wordt de motorsnelheid verhoogd wanneer de referentie/het setpoint hoger is dan het terugkoppelingssignaal. Als een omgekeerde regeling vereist is, waarbij de snelheid wordt verlaagd wanneer de referentie/het setpoint hoger wordt dan het terugkoppe­lingssignaal, moet parameter 437 Proces-PID normaal/ geïnverteerd worden ingesteld op Geïnverteerd.
Integratiebegrenzing
In de fabriek is de procesregelaar ingesteld met een actieve integratiebegrenzingsfunctie. Deze functie houdt in dat wanneer er een frequentie-, stroom- of spanningsbe­grenzing wordt bereikt, de integrator wordt geïnitialiseerd op een frequentie die overeenkomt met de actuele uitgangsfrequentie. Hiermee kan integratie worden voorkomen bij een afwijking tussen de referentie en de actuele procesmodus die niet kan worden gereguleerd door middel van een wijziging van de snelheid. Deze functie kan worden uitgeschakeld in parameter 438 Proces- PID integratiebegrenzing.
60 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Startcondities
Bij sommige toepassingen zal het, bij een optimale instelling van de procesregelaar, betrekkelijk lang duren voordat de gewenste processituatie is bereikt. Bij deze toepassingen kan het nuttig zijn om een uitgangsfre­quentie te definiëren waarmee de frequentieomvormer de motor moet aandrijven voordat de procesregelaar wordt geactiveerd. Dit is mogelijk door een startfrequentie te programmeren in parameter 439 Proces-PID startfrequentie.
3.5.5 Gebruik van terugkoppelingen
Het afhandelen van terugkoppelingen wordt afgebeeld in dit stroomschema. In het stroomschema is te zien welke parameters de afhandeling van de terugkoppeling beïnvloeden en op welke wijze. U kunt een terugkoppeling kiezen op basis van een spannings-, stroom- of pulssignaal.
Afbeelding 3.24
437 Proces-PID normaal/geïnverteerd
Waarde:
Normaal (NORMAL) [0] Geïnverteerd (INVERSE) [1]
Functie:
Hier kan worden ingesteld of de procesregelaar de uitgangsfrequentie moet verhogen/verlagen wanneer er een verschil is tussen het referentiesignaal en het terugkoppelingssignaal. Te gebruiken in combinatie met Procesregeling met terugkoppeling (parameter 100).
Beschrijving van de keuze:
Selecteer Normaal [0] wanneer de FC-motor de uitgangs­frequentie moet verlagen als het terugkoppelingssignaal toeneemt. Selecteer Geïnverteerd [1] wanneer de FC-motor de uitgangsfrequentie moet verhogen als het terugkoppe­lingssignaal toeneemt.
Beschrijving van de keuze:
De fabrieksinstelling is Ingesch. [1], wat betekent dat de integratiekoppeling op basis van de actuele uitgangsfre­quentie wordt aangepast wanneer de stroomgrens dan wel de max./min.frequentie is bereikt. De procesregelaar zal pas weer actief worden nadat de fout nul is of het teken is gewijzigd. Selecteer Uitgesch. [0] als de integrator moet doorgaan met de integratie op een fout, zelfs wanneer het niet mogelijk is de fout met deze regeling op te heffen.
439 Proces-PID startfrequentie
Waarde:
f
- f
MIN
parameter 201
Functie:
Wanneer het startsignaal wordt ontvangen, zal de FC­motor na het aanlopen gaan werken in een Snelheidsregeling zonder terugkoppeling. Pas wanneer de geprogrammeerde startfrequentie is bereikt, schakelt de FC-motor over op een Regeling met terugkoppeling. Het is daarnaast mogelijk een frequentie in te stellen die overeenkomt met de snelheid waarmee het proces normaal verloopt, waardoor de vereiste procescondities sneller bereikt kunnen worden. Te gebruiken in combinatie met Procesregeling met terugkoppeling (parameter 100).
Beschrijving van de keuze:
Instellen van de vereiste startfrequentie.
440
Waarde:
0,00 (UIT) - 10,00 [0-1000] 0,01 [1]
Functie:
De proportionele versterking geeft aan hoe vaak de fout tussen het setpoint en het terugkoppelingssignaal moet worden versterkt. Te gebruiken in combinatie met Procesregeling met terugkoppeling (parameter 100).
Beschrijving van de keuze:
Met een hoge versterking wordt een snelle regeling verkregen, maar het proces kan instabiel worden wanneer de versterking te groot is.
(parameters 201 en 202)
MAX
Proces-PID prop. versterking
[X.X]
3 3
438
Waarde:
Uitgesch. (DISABLE) [0] Ingesch. (ENABLE) [1]
Functie:
Hier kan worden ingesteld of de procesregelaar moet doorgaan met het regelen van een fout, zelfs wanneer het niet mogelijk is om de uitgangsfrequentie te verhogen/ verlagen. Te gebruiken in combinatie met Procesregeling met terugkoppeling (parameter 100).
Proces-PID integratiebegrenzing
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 61
441
Waarde:
0,01-9999 s (OFF) [1-999900] 9999 s [999900]
Functie:
De integrator levert een toenemende versterking bij een constante fout tussen het setpoint en het terugkoppelings­signaal. Hoe groter de fout, hoe sneller de versterking toeneemt. De integratietijd is de tijd die de integrator
Proces-PID integratietijd
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
nodig heeft om dezelfde versterking te bereiken als de proportionele versterking. Te gebruiken in combinatie met Procesregeling met terugkoppeling (parameter 100).
Beschrijving van de keuze:
33
Bij een korte integratietijd wordt een snelle regeling verkregen. De tijd kan echter ook te kort worden, waardoor het proces instabiel kan worden. Indien de integratietijd te lang is, kunnen zich grotere afwijkingen ten opzichte van het vereiste setpoint voordoen, aangezien de procesregelaar lang zal doen over de regeling in verhouding tot een gegeven fout.
442
Waarde:
0,00 (Uit) - 10,00 s [0-1000] 0,00 s [0]
Functie:
De differentiator reageert niet op een constante fout. Hij levert alleen een versterking wanneer de fout wijzigt. Hoe sneller de fout wijzigt, hoe groter de versterking die de differentiator levert. De versterking is proportioneel met de snelheid waarmee de fout verandert. Te gebruiken in combinatie met Procesregeling met terugkoppeling (parameter 100).
Beschrijving van de keuze:
Bij een lange differentiatietijd wordt een snelle regeling verkregen. De tijd kan echter te lang worden, waardoor het proces instabiel kan worden.
443
Waarde:
5.0-50.0 [50-500] 5,0 [50]
Functie:
Het is mogelijk een begrenzing in te stellen voor de differentiële versterking. De differentiële versterking zal toenemen bij snelle veranderingen. Daarom kan het gunstig zijn om deze versterking te beperken, zodat een reguliere differentiële versterking zal worden verkregen bij trage veranderingen en een constante differentiële versterking bij snelle veranderingen van de fout. Te gebruiken in combinatie met Procesregeling met terugkoppeling (parameter 100).
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste limiet voor de differentiële versterking in.
Proces-PID differentiatietijd
Proces-PID diff. versterkingslimiet
regeling te beperken. Dit kan bijvoorbeeld een voordeel zijn wanneer er veel ruis op het systeem is. Te gebruiken in combinatie met Procesregeling met terugkoppeling (parameter 100).
Beschrijving van de keuze:
Selecteer de gewenste tijdconstante (τ). Als er een tijdcon­stante (τ) van 100 ms is geprogrammeerd, zal de kantelfrequentie voor het laagdoorlaatfilter 1/0,1 = 10 RAD/s bedragen, wat overeenkomt met (10/2 x p) = 1,6 Hz. De procesregelaar zal dus uitsluitend een terugkoppelings­signaal regelen dat varieert met een frequentie van minder dan 1,6 Hz. Als het terugkoppelingssignaal varieert met een frequentie hoger dan 1,6 Hz zal de procesregelaar niet reageren.
445
Waarde:
Uitgesch. (DISABLE) [0] OK - dezelfde richting (OK-SAME DIRECTION) [1] OK - beide richtingen (OK-BOTH DIRECTIONS) [2] DC-rem en start
(DC-BRAKE BEF. START) [3]
Functie:
Deze functie maakt het mogelijk een motor 'op te vangen' wanneer deze als gevolg van een netstoring niet langer wordt bestuurd.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer Uitgesch. [0] als deze functie niet vereist is. [1] OK - zelfde richting: betekent dat de motor bij inscha-
keling alleen in dezelfde richting kan draaien. [2] OK - beide richtingen: betekent dat de motor bij inscha­keling in beide richtingen kan draaien. [3] DC-rem en start: betekent dat de motor moet worden gestopt door middel van de DC-rem voordat de motor aanloopt tot de gewenste snelheid. De DC-remtijd moet worden ingesteld in parameter 126. Beperkingen:
1. Een te lage massatraagheid zal de belasting laten
2. Wanneer de belasting wordt aangedreven door
3.
Vliegende start
versnellen, wat gevaarlijk kan zijn of een succesvolle Vliegende start kan beletten. Maak in dat geval gebruik van de DC-rem.
bijvoorbeeld een vrij draaiende motor (windmilling) kan de eenheid uitschakelen (trip) wegens overspanning.
Onder de 250 tpm zal Vliegende start niet werken.
444
Waarde:
0,02-10,00 s [2-1000] 0,02 s [2]
Functie:
Rimpels op het terugkoppelingssignaal worden door een laagdoorlaatfilter gedempt om hun invloed op de proces-
62 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Proces-PID laagdoorlaatfiltertijd
Programmeren
446 Schakelpatroon
Waarde:
60° AVM (60° AVM) [0] SFAVM (SFAVM) [1]
Functie: Beschrijving van de keuze:
Gewoonlijk hoeft de klant deze parameter niet zelf in te stellen.
455 Bewaking frequentiebereik
Waarde:
Uitgesch. [0] Ingesch. [1]
Functie:
Deze parameter wordt gebruikt als waarschuwing 35 Buiten frequentiebereik niet op het display moet worden weergegeven bij een procesregeling met terugkoppeling. Deze parameter heeft geen invloed op het uitgebreide statuswoord.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer Ingesch. [1] om uitlezing via het display mogelijk te maken wanneer waarschuwing 35 Buiten frequentiebereik wordt gegenereerd. Selecteer Uitgesch. [0] om uitlezing via het display uit te schakelen wanneer waarschuwing 35 Buiten frequentiebereik wordt gegenereerd.
461
Waarde:
Lineair (LINEAR) [0] Kwadratisch (SQUARE ROOT) [1]
Functie:
Via deze parameter wordt een functie geselecteerd die een aangesloten terugkoppelingssignaal van het proces converteert naar een terugkoppelingswaarde die gelijk is aan de kwadratische waarde van het aangesloten signaal. Dit wordt bijvoorbeeld gebruikt in situaties waar een stroom (volume) is vereist op basis van de druk als terugkoppelingssignaal (stroom = constante x √ druk). Deze conversie maakt het mogelijk om de referentie zo in te stellen dat er een lineair verband is tussen de referentie en de vereiste flow. Zie Afbeelding 3.25.
Beschrijving van de keuze:
Lineair [0] is geselecteerd, zullen het terugkoppelings-
Als signaal en de terugkoppelingswaarde proportioneel zijn. Als Kwadratisch [1] wordt geselecteerd, vertaalt de frequen­tieomvormer het terugkoppelingssignaal naar de kwadratische waarde.
Terugkoppelingsconversie
VLT® DriveMotor FCM-serie
3 3
Afbeelding 3.25 Terugkoppelingsconversie
3.6.1 Seriële bus
Afbeelding 3.26 Seriële bus
3.6.2 Telegramcommunicatie
Stuur- en antwoordtelegrammen
De telegramcommunicatie in een master/slave-systeem wordt bestuurd door de master. Er kunnen maximaal 31 slaves (FC-motoren) worden aangesloten op één master, tenzij er een versterker wordt gebruikt; zie Afbeelding 3.28 en Afbeelding 3.30.
De master zendt voortdurend stuurtelegrammen naar de slaves en wacht op hun antwoordtelegrammen. De responstijd van de slaves bedraagt maximaal 50 ms.
Alleen een slave die een foutloos, aan die specifieke slave gericht telegram heeft ontvangen, zal reageren door het telegram ongewijzigd terug te zenden.
Broadcast
Een master kan een bepaald telegram zenden naar alle slaves die op de bus zijn aangesloten. Bij een dergelijke broadcastcommunicatie heeft het broadcastbit van het adresbit van het stuurtelegram een waarde van 1 (zie VLT­adres). De adresbits 0-4 worden niet gebruikt.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 63
STX LGE ADR D ATA BCC
195NA099.10
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Inhoud van een byte
Bits 0-4 = VLT-adres 1-31
Elk verzonden signaal begint met een startbit. Vervolgens worden er 8 databits verzonden. Elk teken wordt gegeven
2. Danfoss-indeling:
via een pariteitsbit die de waarde '1' heeft als er sprake is van even pariteit (d.w.z. een even aantal binaire enen in de 8 databits en in de pariteitsbits samen). Het teken eindigt
33
met een stopbit en bestaat in totaal dus uit 11 bits.
Afbeelding 3.30 Adresindeling
Bit 7 = 1 Bit 0-6 = VLT-adres 1-127 (0 = broadcast)
Afbeelding 3.27
Datastuurbyte (BCC)
De datastuurbyte kan het beste worden uitgelegd aan de
3.6.3 Telegramopbouw
hand van een voorbeeld: Voordat het eerste teken van het telegram wordt ontvangen, is BCC = 0.
Elk telegram begint met een startbyte (STX) = 02 hex, gevolgd door een byte die de telegramlengte (LGE) geeft en byte die het adres (ADR) geeft. Dan volgt een aantal databytes (variabel, afhankelijk van het telegramtype). Het telegram eindigt met een datastuurbyte (BCC).
Afbeelding 3.31
Afbeelding 3.28 Telegram
Telegramlengte (LGE)
De telegramlengte is het aantal databytes plus de adresbyte ADR, plus de datastuurbyte BCC.
Telegrammen met 4 databytes hebben een lengte van: LGE = 4 + 1 + 1 = 6 bytes Telegrammen met 12 databytes hebben een lengte van: LGE = 12 + 1 + 1 = 14 bytes
VLT-adres (ADR)
Er kunnen twee verschillende adresindelingen worden gebruikt:
1. Adresindeling volgens het Siemens USS-protocol:
Afbeelding 3.29 Adresindeling
Na ontvangst van het eerste teken: BCC
NIEUW
= BCC
EXOR 'eerste byte'
OUD
(EXOR = exclusive OR-poort) BCC
= 0 0 0 0 0 0 0 0
OUD
EXOR 'eerste byte' = 0 0 0 0 0 0 1 0 (02H) BCC
= 0 0 0 0 0 0 1 0
NIEUW
Elke volgende, aanvullende byte, wordt gevolgd door BCC
EXOR en geeft een nieuwe BCC
OUD
NIEUW
,
bijvoorbeeld:
BCC
= 0 0 0 0 0 0 1 0
OUD
EXOR 'tweede byte' = 1 1 0 1 0 1 1 0 (D6H) BCC
= 1 1 0 1 0 1 0 0
NIEUW
Het resultaat na het als laatste ontvangen teken is BCC.
Bit 7 = 0 Bit 6 wordt niet gebruikt Bit 5 = 1: Broadcast, adresbits (0-4) worden niet gebruikt Bit 5 = 0: geen broadcast
64 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
3.6.4 Databytes
Het blok met databytes is verdeeld in twee kleinere blokken:
1. Parameterbytes worden gebruikt bij de overdracht van parameters tussen master en slave.
2. Procesbytes hebben betrekking op
stuurwoord en referentiewaarde (van
-
master naar slave); statuswoord en actuele uitgangsfre-
-
quentie (van slave naar master).
Deze structuur geldt zowel voor het stuurtelegram (master slave) als het antwoordtelegram (slave master).
Afbeelding 3.32
Er zijn twee soorten telegrammen:
met 12 bytes, opgebouwd zoals hierboven, met
-
een parameter- en een procesblok met vier bytes, die het procesblok vormen van
-
het telegram met 12 bytes
1. Parameterbytes
Commando's en antwoorden (AK)
De bitnummers 12-15 worden gebruikt voor het overdragen van commando's van master naar slave en het verwerkte antwoord van de slave terug naar de master.
Commando's master slave: Bitnr.
15 14 13 12 Commando
0 0 0 0 Geen commando 0 0 0 1 Lezen parameterwaarde 0 0 1 0 Schrijven parameterwaarde in
RAM (woord)
0 0 1 1 Schrijven parameterwaarde in
RAM (dubbel woord)
1 1 0 1 Schrijven parameterwaarde in
RAM en EEPROM (dubbel woord)
1 1 1 0 Schrijven parameterwaarde in
RAM en EEPROM (woord)
1 1 1 1 Lezen tekst
Tabel 3.18
Antwoord slave master: Bitnr.
14 13 12 Antwoord
15
0 0 0 0 Geen antwoord
0 0 0 1 Parameterwaarde overgedragen
(woord)
0 0 1 0 Parameterwaarde overgedragen
(dubbel woord)
0 1 1 1 Commando kan niet worden
uitgevoerd
1 1 1 1 Tekst overgedragen
3 3
Afbeelding 3.33
Tabel 3.19
Als het commando niet kan worden uitgevoerd, zal de slave dit antwoord (0111) zenden en de volgende foutmelding geven in de parameterwaarde:
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 65
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Foutcode
Als een parameter door de master wordt gewijzigd (schrijven), wordt de nieuwe waarde overgedragen naar
(antwoord
0111) 0 Het gebruikte parameternummer bestaat niet 1 Er is geen schrijftoegang tot de opgeroepen
33
2 De datawaarde overschrijdt de parameterbe-
3 De gebruikte subindex bestaat niet 4 De parameter is niet van het type array 5 Het datatype komt niet overeen met de
17 Het wijzigen van de data in de opgeroepen
130 Er is geen bustoegang tot de opgeroepen
131 Het wijzigen van de data is niet mogelijk omdat
Tabel 3.20
Foutmelding
parameter
grenzingen
opgeroepen parameter
parameter is niet mogelijk in de huidige modus van de FC-motor. Sommige parameters kunnen bijvoorbeeld alleen worden gewijzigd als de motor gestopt is.
parameter
de fabriekssetup is geselecteerd
Parameternummer (PNU)
De bitnummers 0-10 worden gebruikt voor het verzenden van parameternummers. De functie van een gegeven parameter vindt u in de parameterbeschrijving.
het PWE-blok. Als de slave antwoordt op een verzoek om een parameter (leescommando), wordt de actuele parame­terwaarde overgedragen naar het PWE-blok.
De overgedragen waarde komt overeen met de aandui­dingen in de parameterbeschrijvingen. Neem bijvoorbeeld parameter 101, waarbij [1] overeenkomt met Constant koppel en [2] overeenkomt met Variabel koppel: laag enz. Parameters met datatype 9 (tekstreeks) vormen echter een uitzondering, aangezien tekst wordt overgedragen als een ASCII-tekstreeks. Wanneer een tekstreeks wordt overge­dragen (gelezen), is de lengte van het telegram variabel, aangezien de teksten variëren in lengte. De telegramlengte wordt aangegeven in de tweede byte van het telegram, LGE genaamd; zie 3.6.3 Telegramopbouw. De parameters 621-634 (gegevens motortypeplaatje) hebben datatype 9 (tekstreeks).
Datatypen die door de VLT-frequentieomvormer worden ondersteund
Datatype Beschrijving
3 Integer 16 4 Integer 32 5 Zonder teken 8 6 Zonder teken 16 7 Zonder teken 32 9 Tekstreeks
Afbeelding 3.34
Index
De index wordt samen met het parameternummer gebruikt voor lees/schrijftoegang tot de parameters van het arraytype (par. 615, 616 en 617).
Parameterwaarde (PWE)
Afbeelding 3.35
De parameterwaarde hangt af van het gegeven commando. Als de master een parameter wil (lezen), wordt geen aandacht besteed aan de waarde van het PWE-blok.
Tabel 3.21
'Zonder teken' betekent dat er geen teken in het telegram is opgenomen.
De diverse attributen van elke parameter zijn te vinden in de sectie over fabrieksinstellingen. Aangezien een parame­terwaarde alleen als een geheel getal kan worden verzonden, moet er een conversiefactor worden gebruikt om decimalen over te dragen.
66 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Voorbeeld: Parameter 201: minimumfrequentie, conversiefactor 0,1. Als parameter 201 op 10 Hz moet worden ingesteld, moet de waarde 100 worden overgedragen, aangezien een conver­siefactor van 0,1 betekent dat de overgedragen waarde met 0,1 zal worden vermenigvuldigd. Een waarde van 100 wordt dus geïnterpreteerd als 10.
Adressering via het ID van de eenheid
Het identificatienummer van de eenheid staat vermeld op het label op de kunststof afdekking onder het deksel van de schakelkast. De drie groepen van de toestelidentificatie, elk bestaande uit drie cijfers, moeten naar hex-code worden geconverteerd. Het gewenste adres wordt toegevoegd als de laatste byte. Het frame wordt via een broadcast naar de busadresparameter(s) 500 (en 918) gezonden.
PKE: schrijf naar parameter 500 of 918 IND: niet gebruikt
2. Procesbytes
Het procesbyteblok is verdeeld in twee blokken die elk uit 16 bits bestaan, die altijd in de gegeven volgorde worden gegeven.
Afbeelding 3.36
PCD1 PCD2
Stuurwoord volgens
3.6.5 veldbusprofielstandaard
(parameter 512 = veldbusprofiel) Het stuurwoord wordt gebruikt voor het versturen van commando's van een master (bijv. een pc) naar een slave (FC-motor).
Bit Bit = 0 Bit = 1 00 UIT 1 AAN 1 01 UIT 2 AAN 2 02 UIT 3 AAN 3 03 Vrijloop motor Ingesch. 04 Snelle stop Aan/uitloop 05 Uitgangsfreq. vasthouden Aan/uitloop
inschakelen 06 Uitloopstop Start 07 Geen functie Reset 08 Jog 1 UIT AAN 09 Jog 2 UIT AAN 10 Data niet geldig Geldig 11 Geen functie Vertragen/Relais 123/
Digitale uitgang klem
9 12 Geen functie Versnellen/Relais 123 13 Setup 1 Setup 2 14
3 3
Stuurtelegram (master slave) Antwoordtelegram (slavemaster)
Tabel 3.22
Stuurwoord Referentiewaarde
Statuswoord Gegeven uitgangs-
frequentie
15 Geen functie Omkeren
Tabel 3.23
LET OP
Het gebruik van Bit 00, Bit 01 en Bit 02 voor het uitschakelen van de voeding (via het relais) vereist een afzonderlijke inschakeling van de spanning. Dit komt omdat er geen externe 24 V-aansluiting is om de FCM 300-besturing van spanning te voorzien, wat nodig is om de FCM 300 opnieuw in te schakelen via een ingangs­signaal.
Bit 00, UIT 1/AAN 1: Een gewone uitloopstop waarbij gebruik wordt gemaakt van de uitlooptijd van parameter 207/208. Bit 00 = '0' leidt tot een stop. Bit 00 = '1' betekent dat de frequentieom­vormer kan starten als aan de andere startvoorwaarden is voldaan.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 67
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Bit 01, UIT 2/AAN 2: Vrijloop na stop. Bit 01 = '0' leidt tot een vrijloop na stop. Bit 01 = '1' betekent dat de frequentieomvormer kan starten als aan de andere startvoorwaarden is voldaan.
Bit 02, UIT 3/AAN 3:
33
Snelle stop waarbij gebruik wordt gemaakt van de uitlooptijd in parameter 212. Bit 02 = '0' leidt tot een snelle stop. Bit 02 = '1' betekent dat de frequentieomvormer kan starten als aan de andere startvoorwaarden is voldaan.
Bit 03, Vrijloop/inschakelen Vrijloop tot stop. Bit 03 = '0' leidt tot een stop. Bit 03 = '1' betekent dat de frequentieomvormer kan starten als aan de andere startvoorwaarden is voldaan.
duurt het ongeveer 1,5 seconde voordat de eenheid gereed is. Het statuswoord geeft aan dat de eenheid gereed is.
Bit 08, Jog 1 UIT/AAN Activering van de ingestelde snelheid in parameter 509 (Bus-jog 1). JOG 1 is alleen mogelijk als Bit 04 = '0' en Bit 00-03 = '1'.
Bit 09, Jog 2 UIT/AAN Activering van de ingestelde snelheid in parameter 510 (Bus-jog 2). JOG 2 is alleen mogelijk als Bit 04 = '0' en Bit 00-03 = '1'. Als zowel JOG 1 als JOG 2 zijn geactiveerd (Bit 08 en 09 = '1'), heeft JOG 1 de hoogste prioriteit, wat betekent dat de ingestelde snelheid in parameter 509 zal worden gebruikt.
LET OP
De instelling in parameter 502 bepaalt hoe bit 03 moet worden gecombineerd (via poort) met de correspon­derende functie op de digitale ingangen.
Bit 04, Snelle stop/uitloop Snelle stop waarbij gebruik wordt gemaakt van de uitlooptijd in parameter 212. Bit 04 = '0' leidt tot een snelle stop. Bit 04 = '1' betekent dat de frequentieomvormer kan starten als aan de andere startvoorwaarden is voldaan.
Bit 10, Data niet geldig/geldig Wordt gebruikt om aan de FC-motor te laten weten of het stuurwoord gebruikt of genegeerd moet worden. Bit 10 = '0' betekent dat het stuurwoord wordt genegeerd. Bit 10 = '1' betekent dat het stuurwoord wordt gebruikt. Deze functie is relevant omdat het stuurwoord altijd in het telegram aanwezig is, ongeacht het gebruikte telegramtype; dit betekent dat het mogelijk is om het stuurwoord los te koppelen als dit niet wordt gebruikt voor het bijwerken of uitlezen van parameters.
LET OP
De instelling in parameter 503 bepaalt hoe bit 04 moet worden gecombineerd (via poort) met de correspon­derende functie op de digitale ingangen.D
Bit 05, Uitgang vasthouden/Uitloop inschakelen Bit 05 = '0' betekent dat de bestaande uitgangsfrequentie wordt gehandhaafd, ook al wordt de referentie gewijzigd. Bit 05 = '1' betekent dat de frequentieomvormer weer in staat is te regelen, en dat de gegeven referentie wordt gevolgd.
Bit 06, Uitloopstop/start Een gewone uitloopstop waarbij gebruik wordt gemaakt van de uitlooptijd van parameter 207/208. Bit 06 = '0' leidt tot een stop. Bit 06 = '1' betekent dat de frequentieom­vormer kan starten als aan de andere startvoorwaarden is voldaan.
LET OP
De instelling in parameter 505 bepaalt hoe bit 06 moet worden gecombineerd (via poort) met de correspon­derende functie op de digitale ingangen.
Bit 11, Geen functie/Vertragen, relais 123, digitale uitgang klem 9 Wordt gebruikt voor het verlagen van de snelheidsrefe­rentie met de ingestelde waarde van parameter 219. Bit 11 = '0' betekent dat er geen wijziging van de referentie plaatsvindt. Bit 11 = '1' betekent dat de referentie wordt verlaagd. Bit 11 = '1' zal ook relais 123 activeren (op voorwaarde dat parameter 323 = 'Stuurwoord bit 11') en digitale uitgang klem 9 hoog zetten (op voorwaarde dat parameter 340 = 'Stuurwoord bit 11').
Bit 12, Geen functie/Versnellen, relais 123: Gebruikt voor het verhogen van de snelheidsreferentie met de ingestelde waarde van parameter 219. Bit 12 = '0' betekent dat er geen wijziging van de referentie plaatsvindt; Bit 12 = '1' betekent dat de referentie wordt verhoogd. Als zowel vertragen als versnellen is geactiveerd (Bit 11 en 12 = '1'), heeft het vertragen de hoogste prioriteit, d.w.z. dat de snelheidsreferentie zal worden verlaagd. Bit 12 = '1' zal ook relais 123 activeren (op voorwaarde dat parameter 323 = 'Stuurwoord bit 12').
Bit 07, Geen functie/Reset: Reset van uitschakeling (trip). Bit 07 = '0' betekent dat er geen reset plaatsvindt. Bit 07 = '1' betekent dat er een reset plaatsvindt na een uitschakeling (trip). Na de reset
68 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Bits 13, Setupselectie Bit 13 dient om een van de twee menusetups te selecteren op basis van de volgende tabel:
Setup Bit 13
1 0 2 1
Tabel 3.24
Deze functie is alleen beschikbaar als Multi setup is geselecteerd in parameter 004.
LET OP
Parameter 507 dient om te bepalen hoe bit 13 moet worden gecombineerd (via poort) met de correspon­derende functie op de digitale ingangen.
Bit 15, Geen functie/omkeren Omkeren van de draairichting van de motor. Bit 15 = '0' leidt niet tot omkeren; bit 15 = '1' leidt tot omkeren.
LET OP
Tenzij anders vermeld, is het stuurwoord gecombineerd (via poort) met de corresponderende functie op de digitale ingangen als een logische OR-functie.
Statuswoord (volgens veldbusprofielstandaard)
Het statuswoord wordt gebruikt om de master (bijv. een pc) te informeren over de conditie van een slave (FC­motor).
Bit Bit = 0 Bit = 1 00 Besturing niet gereed Gereed 01 FC niet gereed Gereed 02 Vrijloop Inschakelen 03 Geen fout Uitschakeling (trip) 04 AAN 2 UIT 2 05 AAN 3 UIT 3 06 Start inschakelen Start uitschakelen 07 Geen waarschuwing Waarschuwing 08 09 Lokale bediening Seriële communicatie 10 Buiten frequentiebereik Frequentiebegrenzing OK 11 Niet actief Actief 12 13 Spanning OK Boven begrenzing 14 Stroom OK Boven begrenzing 15 Thermische waarschuwing
Snelheid ref.
Snelheid = ref.
3 3
Tabel 3.25
Bit 00, Besturing niet gereed/gereed Bit 00 = '0' betekent dat Bit 00, 01 of 02 van het stuurwoord logisch '0' is (UIT 1, UIT 2 of UIT 3) of dat de frequentieomvormer is uitgeschakeld. Bit 00 = '1' betekent dat de besturing van de frequentie­omvormer gereed is.
Bit 01, FC niet gereed/gereed Dezelfde betekenis als Bit 00; er is echter ook voeding naar het vermogensgedeelte, en de frequentieomvormer is klaar voor bedrijf wanneer hij de vereiste startsignalen ontvangt.
Bit 02, Vrijloop/Inschakelen Bit 02 = '0' betekent dat het stuurwoord bit 00, 01, 02 of 03 logisch '0' is (UIT 1, UIT 2, UIT 3 of Vrijloop) of dat de FCM 300 is uitgeschakeld. Bit 02= '1' betekent dat de stuurwoordbits 00, 01, 02 of 03 logisch '1' zijn en dat de FC-motor niet is uitgeschakeld.
Bit 03, Geen fout/Uitschakeling Bit 03= '0' betekent dat de FC 300 niet zich niet in een foutsituatie bevindt. Bit 03 = '1' betekent dat de FCM 300 is uitgeschakeld (trip) en een resetsignaal nodig heeft om te starten.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 69
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Bit 04, AAN 2/UIT 2 Bit 04 = '0' betekent dat stuurwoordbit 01 = '1'. Bit 04 = '1' betekent dat stuurwoordbit 01 = '0'.
Bit 13, Spanning OK/Boven begrenzing Bit 13 = '0' betekent dat de spanningsbegrenzingen van de FC-motor niet zijn overschreden. Bit 13 = '1' betekent dat de DC-tussenkringspanning van
Bit 05, AAN 3/UIT 3:
de FC-motor te laag of te hoog is.
Bit 05 = '0' betekent dat stuurwoordbit 02 = '1'.
33
Bit 05 = '1' betekent dat stuurwoordbit 02 = '0'.
Bit 14, Stroom OK/Boven begrenzing Bit 14 = '0' betekent dat de motorstroom lager is dan de
Bit 06, Start inschakelen/start uitschakelen Bit 06 is altijd '0' als FC-profiel is geselecteerd in parameter
512. Als Profidrive is geselecteerd in parameter 512 zal bit
ingestelde stroomgrens in parameter 221. Bit 14 = '1' betekent dat de ingestelde stroomgrens in parameter 221 is overschreden.
06 logisch '1' zijn na een reset volgend op een uitscha­keling (trip), na activering van UIT 2 of UIT 3 en na aansluiting van de netvoeding. Start uitschakelen wordt gereset, waarbij stuurwoordbit 00 wordt ingesteld op '0' en bit 01, 02 en 10 worden ingesteld op '1'.
Bit 15, Thermische waarschuwing Bit 15 = '0' betekent dat de timers voor de thermische motorbeveiliging en de thermische beveiliging van de VLT de 100% niet overschreden hebben. Bit 15 = '1' betekent dat één van de timers de 100% heeft
Bit 07, Geen waarschuwing/waarschuwing
overschreden.
Bit 07 = '0' betekent dat er geen ongebruikelijke situatie is. Bit 07 = '1' betekent dat er een afwijkende situatie is ontstaan voor de FC-motor. Alle waarschuwingen die in
4.2 Lijst met waarschuwingen en alarmen – FCM 300 Design Guide worden beschreven, zullen Bit 07 op '1' instellen.
Stuurwoord volgens FC-profiel (parameter 512 = FC­profiel)
Het stuurwoord wordt gebruikt om commando's te versturen van een master (bijv. een pc) naar een slave (FC­motor).
Bit 08, Snelheid ≠ ref/snelheid = ref. Bit 08 = '0' betekent dat de actuele motorsnelheid verschilt van de ingestelde snelheidsreferentie. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de snelheid aan/uitloopt gedurende een start/stop. Bit 08 = '1' betekent dat de huidige motorsnelheid gelijk is aan de ingestelde snelheidsreferentie.
Bit = 0 Bit = 1
inschakelen
ingang op klem 9
Bit 09, Lokale bediening/besturing seriële communicatie Bit 09 = '0' betekent dat [STOP/RESET] is geactiveerd op de bedieningseenheid of dat Lokale bediening is geselecteerd in parameter 002 Lokale/externe bediening. De frequentie­omvormer kan niet via seriële communicatie worden bestuurd. Bit 09 = '1' betekent dat de frequentieomvormer via seriële communicatie kan worden bestuurd.
Bit 10, Buiten frequentiebereik Bit 10 = '0' wanneer de uitgangsfrequentie de ingestelde waarde in parameter 201 Min. uitgangsfrequentie of parameter 202 Max. uitgangsfrequentie heeft bereikt. Bit 10 = '1' betekent dat de uitgangsfrequentie zich binnen de gegeven begrenzingen bevindt.
Bit 11, Niet actief/actief
Bit 00 Digitale referentie 01 Geen functie 02 DC-rem Aan/uitloop 03 Vrijloop Ingesch. 04 Snelle stop Aan/uitloop 05 Vasthouden Aan/uitloop
06 Uitloopstop Start 07 Geen functie Reset 08 Geen functie Jog 09 Geen functie 10 Data niet geldig Geldig 11 Geen functie Relais 123/digitale
12 Geen functie Relais 123 13 Setup 1 Setup 2 15 Geen functie Omkeren
Bit 11 = '0' betekent dat de motor niet draait. Bit 11 = '1' betekent dat de FC-motor een startsignaal
Tabel 3.26
heeft of dat de uitgangsfrequentie hoger is dan 0 Hz.
Bit 00 Bit 00 dient om een van de twee vooraf ingestelde referenties (parameter 215-216) te selecteren op basis van de volgende tabel:
70 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Digitale referentie Parameter Bit 00
1 215 0 2 216 1
Tabel 3.27
LET OP
De instelling in parameter 508 bepaalt hoe de bits 1/12 moeten worden gecombineerd (via poort) met de corres­ponderende functie op de digitale ingangen.
Bit 02, DC-rem Bit 02 = '0' leidt tot DC-remmen en stop. De remstroom en de remtijd zijn ingesteld in parameter 132 en 133. Bit 02 = '1' leidt tot uitloop.
Bit 03, Vrijloop/inschakelen Vrijloop tot stop. Bit 03 = '0' leidt tot een stop. Bit 03 = '1' betekent dat de frequentieomvormer kan starten als aan de andere startvoorwaarden is voldaan.
LET OP
De instelling in parameter 502 bepaalt hoe bit 03 moet worden gecombineerd (via poort) met de correspon­derende functie op de digitale ingangen.
Bit 04, Snelle stop/uitloop Snelle stop waarbij gebruik wordt gemaakt van de uitlooptijd in parameter 212. Bit 04 = '0' leidt tot een snelle stop. Bit 04 = '1' betekent dat de frequentieomvormer kan starten als aan de andere startvoorwaarden is voldaan.
LET OP
De instelling in parameter 505 bepaalt hoe bit 06 moet worden gecombineerd (via poort) met de correspon­derende functie op de digitale ingangen.
Bit 07, Geen functie/Reset: Reset van uitschakeling (trip). Bit 07 = '0' betekent dat er geen reset plaatsvindt. Bit 07 = '1' betekent dat er een reset plaatsvindt na een uitschakeling (trip). Na de reset duurt het ongeveer 1,5 seconde voordat de eenheid gereed is. Het statuswoord geeft aan dat de eenheid gereed is.
Bit 08, Activering van de jogsnelheid in parameter 213 Bit 08 = '0': Jogsnelheid niet geactiveerd. Bit 08 = '1' betekent dat de motor op Jogsnelheid draait.
Bit 10, Data niet geldig/geldig Wordt gebruikt om aan de FC-motor te laten weten of het stuurwoord gebruikt of genegeerd moet worden. Bit 10 = '0' betekent dat het stuurwoord wordt genegeerd. Bit 10 = '1' betekent dat het stuurwoord wordt gebruikt. Deze functie is relevant omdat het stuurwoord altijd in het telegram aanwezig is, ongeacht het gebruikte telegramtype; dit betekent dat het mogelijk is om het stuurwoord los te koppelen als dit niet wordt gebruikt voor het bijwerken of uitlezen van parameters.
Bit 11, Geen functie/Relais 123, digitale uitgang klem 9 Bit 11 = '1' zal relais 123 activeren (op voorwaarde dat parameter 323 = 'Stuurwoord bit 11') en digitale uitgang klem 9 hoog zetten (op voorwaarde dat parameter 340 = 'Stuurwoord bit 11').
3 3
LET OP
De instelling in parameter 503 bepaalt hoe bit 04 moet worden gecombineerd (via poort) met de correspon­derende functie op de digitale ingangen.
Bit 05, Vasthouden/Uitloop inschakelen Bit 05 = '0' betekent dat de bestaande uitgangsfrequentie wordt gehandhaafd, zelfs als de referentie wordt gewijzigd. Bit 05 = '1' betekent dat de frequentieomvormer weer in staat is te regelen, en dat de bestaande referentie wordt gevolgd.
Bit 06, Uitloopstop/start Een gewone uitloopstop waarbij gebruik wordt gemaakt van de uitlooptijd van parameter 207/208. Bit 06 = '0' leidt tot een stop. Bit 06 = '1' betekent dat de frequentieomvormer kan starten als aan de andere startvoorwaarden is voldaan.
Bit 12, Geen functie/Relais 123 Bit 12 = '1' zal relais 123 activeren (op voorwaarde dat parameter 323 = 'Stuurwoord bit 12').
Bit 13, Setupselectie Bit 13 dient om een van de twee menusetups te selecteren op basis van de volgende tabel:
Setup Bit 13
1 0 2 1
Tabel 3.28
De functie is alleen beschikbaar wanneer Multi setup is geselecteerd in parameter 004.
LET OP
Parameter 507 dient om te bepalen hoe bit 13 moet worden gecombineerd (via poort) met de correspon­derende functie op de digitale ingangen.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 71
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Bit 15, Geen functie/omkeren Omkeren van de draairichting van de motor.
Bit 03 = '1' betekent dat de FCM 300 is uitgeschakeld (trip)
en een resetsignaal nodig heeft om te starten. Bit 15 = '0' leidt niet tot omkeren. Bit 15 = '1' leidt tot omkeren.
Bit 07, Geen waarschuwing/waarschuwing
Bit 07 = '0' betekent dat er geen ongebruikelijke situatie is.
33
Tenzij anders vermeld, is het stuurwoord gecombineerd (via poort) met de corresponderende functie op de digitale ingangen als een logische OR-functie.
Statuswoord onder FC-profiel
Het statuswoord wordt gebruikt om de master te informeren over de conditie van de slave (FC-motor).
LET OP
Bit 07 = '1' betekent dat er een afwijkende situatie is
ontstaan voor de FC-motor. Alle waarschuwingen die in
4.2 Lijst met waarschuwingen en alarmen – FCM 300 Design
Guide worden beschreven, zullen Bit 07 op '1' instellen.
Bit 08, Snelheid ≠ ref/snelheid = ref.
Bit 08 = '0' betekent dat de actuele motorsnelheid verschilt
van de ingestelde snelheidsreferentie. Dit kan bijvoorbeeld
het geval zijn wanneer de snelheid aan/uitloopt gedurende
een start/stop.
Bit 08 = '1' betekent dat de huidige motorsnelheid gelijk is
aan de ingestelde snelheidsreferentie.
Bit 09, Lokale bediening/Busbesturing
Bit Bit = 0 Bit = 1 00 Besturing niet gereed Gereed 01 FC niet gereed Gereed 02 Vrijloop Ingesch. 03 Geen fout Uitschakeling (trip) 04 Gereserveerd 05 Gereserveerd 06 Gereserveerd 07 Geen waarschuwing Waarschuwing 08 09 Lokale bediening Busbest. 10 Buiten bereik Frequentie OK 11 Niet actief Actief 12 13 Spanning OK Boven begrenzing 14 Stroom OK Boven begrenzing 15 Timer OK Thermische waarschuwing
Snelheid ref.
Tabel 3.29
Snelheid = ref.
Bit 09 = '0' betekent dat [STOP/RESET] is geactiveerd op de
bedieningseenheid of dat Lokale bediening is geselecteerd
in parameter 002 Lokale/externe bediening. De frequentie-
omvormer kan niet via seriële communicatie worden
bestuurd.
Bit 09 = '1' betekent dat de frequentieomvormer via seriële
communicatie kan worden bestuurd.
Bit 10, Buiten bereik/Frequentie OK
Bit 10 = '0' wanneer de uitgangsfrequentie de ingestelde
waarde in parameter 201 Min. uitgangsfrequentie of
parameter 202 Max. uitgangsfrequentie heeft bereikt.
Bit 10 = '1' betekent dat de uitgangsfrequentie zich binnen
de gegeven begrenzingen bevindt.
Bit 11, Niet actief/actief
Bit 11 = '0' betekent dat de motor niet draait.
Bit 11 = '1' betekent dat de FC-motor een startsignaal
heeft of dat de uitgangsfrequentie hoger is dan 0 Hz.
Bit 01, FC niet gereed/gereed Bit 01 = '0' betekent dat de frequentieomvormer is uitgeschakeld. Bit 01 = '1' betekent dat de frequentieomvormer gereed is om te starten.
Bit 02, Vrijloop/Inschakelen Bit 02 = '0' betekent dat de stuurwoordbit 03 logisch '0' is (Vrijloop) of dat de FC-motor is uitgeschakeld. Bit 02 = '1' betekent dat stuurwoordbit 03 logisch '1' is en dat de FC-motor niet is uitgeschakeld.
Bit 03, Geen fout/Uitschakeling Bit 03= '0' betekent dat de FC 300 niet zich niet in een foutsituatie bevindt.
Bit 13, Spanning OK/Boven begrenzing
Bit 13 = '0' betekent dat de spanningsbegrenzingen van de
FC-motor niet zijn overschreden.
Bit 13 = '1' betekent dat de DC-tussenkringspanning van
de FC-motor te laag of te hoog is.
Bit 14, Stroom OK/Boven begrenzing
Bit 14 = '0' betekent dat de motorstroom lager is dan de
ingestelde koppelbegrenzing in parameter 221.
Bit 14 = '1' betekent dat de koppelbegrenzing in
parameter 221 is overschreden.
Bit 15, Thermische waarschuwing
Bit 15 = '0' betekent dat de timers voor de thermische
motorbeveiliging en de thermische beveiliging van de VLT
de 100% niet overschreden hebben.
72 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Bit 15 = '1' betekent dat één van de timers de 100% heeft overschreden.
Busreferentiewaarde
Afbeelding 3.37
De referentiewaarde van de frequentie wordt naar de frequentieomvormer verstuurd in de vorm van een 16-bits woord. De waarde wordt verstuurd als een geheel getal (0-32767). 16384 (4000 hex) komt overeen met 100%. (Negatieve getallen worden berekend volgens het 2­complement.)
De busreferentie heeft het volgende formaat: Parameter 203 = '0' 'ref
- ref
MAX
'
- ref
MIN
MAX
MIN
0-16384 (4000 hex) ~ 0-100% ~ ref
Parameter 203 = '1'
-ref
- +ref
MAX
MAX
-16384 (... hex) - +16384 (4000 hex) ~
-100 - +100% ~ -ref
MAX
- +ref
MAX
Actuele uitgangsfrequentie
Afbeelding 3.38
3.7.1
Parametergroep 5-** Seriële communicatie
500 Adres
Waarde:
Parameter 561 Protocol = FC-protocol [0] 0-126 1
Parameter 561 Protocol = Modbus RTU [3] 0-247 1
Functie:
Met deze parameter kan aan elke frequentieomvormer een
adres in een netwerk voor seriële communicatie worden
toegewezen.
Beschrijving van de keuze:
Aan een afzonderlijke frequentieomvormer moet een uniek
adres worden toegewezen. Als het aantal aangesloten
eenheden (frequentieomvormer + master) groter is dan 31
moet een versterker worden gebruikt. Parameter 500 Adres
is niet via seriële communicatie te selecteren, maar moet
via de bedieningseenheid worden ingesteld.
501
Waarde:
300 baud (300 BAUD) [0] 600 baud (600 BAUD) [1] 1200 baud (1200 BAUD) [2] 2400 baud (2400 BAUD) [3] 4800 baud (4800 BAUD) [4] 9600 baud (9600 BAUD) [5]
Functie:
Deze parameter dient voor het programmeren van de
snelheid waarmee de data via de seriële verbinding
moeten worden verstuurd. De baudsnelheid is gedefi-
nieerd als het aantal bits dat per seconde wordt verstuurd.
Beschrijving van de keuze:
De overdrachtsnelheid van de FC-motor moet worden
ingesteld op een waarde die overeenkomt met de
overdrachtsnelheid van de PLC/pc.
Baudsnelheid
3 3
De waarde van de actuele uitgangsfrequentie van de frequentieomvormer wordt verstuurd als een 16-bits woord. De waarde wordt verstuurd als een geheel getal (0-32767). 16384 (4000 hex) komt overeen met 100%. (Negatieve getallen worden berekend volgens het 2­complement.)
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 73
502
Vrijloop 503 Snelle stop 504 DC-rem 505 Start 506 Omkeren 507 Setupselectie 508 Snelheidsselectie
Waarde:
Digitale ingang (DIGITAL INPUT) [0] Bus (SERIAL PORT) [1] Logisch AND (LOGIC AND) [2] Logisch OR (LOGIC OR) [3]
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Functie:
In de parameters 502-508 kan worden ingesteld of de FC­motor moet worden bestuurd via de klemmen (digitale ingang) en/of via de bus. Wanneer Logisch AND of Bus is geselecteerd, kan het
33
betreffende commando alleen worden geactiveerd als het wordt verstuurd via de seriële-communicatiepoort. Wanneer Logisch AND is geselecteerd, moet het
Parameter 502 = Logisch OR
Digitale ingang Bus Stuurcommando
0 0 1 Vrijloop 0 1 1 Vrijloop 1 0 1 Vrijloop 1 1 0 Motor loopt
Tabel 3.33
commando daarnaast ook worden geactiveerd via een van de digitale ingangen.
Beschrijving van de keuze:
[0] Digitale ingang
moet worden geselecteerd als het betreffende stuurcommando enkel mag worden geactiveerd via een digitale ingang. [1] Bus moet worden geselecteerd als het betreffende stuurcommando enkel mag worden geactiveerd via een bit in het stuurwoord (seriële communicatie). [2] Logisch AND moet worden geselecteerd wanneer het betreffende stuurcommando enkel mag worden geactiveerd als er een signaal wordt verzonden (actief signaal = 1) via zowel een stuurwoord als een digitale ingang.
Digitale ingang
505-508 Bus Stuurcommando
0 0 0 0 1 0 1 0 0 1 1 1
509 Bus-jog 1
Waarde:
0,0 - parameter 202 [0 -] 10,0 HZ [100]
Functie:
Hier kan een vaste snelheid (jog) worden ingesteld, die wordt geactiveerd via de seriële communicatiepoort. Deze functie is hetzelfde als die in parameter 213.
Beschrijving van de keuze:
De jog-frequentie f bereik van f
510
MIN
Bus-jog 2
kan worden geselecteerd in het
JOG
(parameter 201) tot f
MAX
(parameter 202).
Waarde:
0,0 - parameter 202 [0 -] 10,0 HZ [100]
Functie:
Hier kan een vaste snelheid (jog) worden ingesteld, die wordt geactiveerd via de seriële communicatiepoort.
Tabel 3.30
Deze functie is hetzelfde als die in parameter 213.
Beschrijving van de keuze:
[3] Logisch OR moet worden geselecteerd wanneer het betreffende commando moet worden geactiveerd als er een signaal (actief signaal = 1) wordt verzonden via een stuurwoord of een digitale ingang.
Digitale ingang
505-508 Bus Stuurcommando
0 0 0 0 1 1 1 0 1 1 1 1
De jog-frequentie f bereik van f
512
MIN
Telegramprofiel
kan worden geselecteerd in het
JOG
(parameter 201) tot f
MAX
(parameter 202).
Waarde:
Veldbusprofiel (FIELDBUS PROFILE) [0] FC-profiel (FC PROFILE) [1]
Functie:
Er zijn twee verschillende stuurwoordprofielen beschikbaar.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer het gewenste stuurwoordprofiel.
Tabel 3.31
Zie Seriële communicatie voor meer informatie over stuurwoordprofielen.
Parameter 502 = Logisch AND
Digitale ingang Bus Stuurcommando
0 0 1 Vrijloop 0 1 0 Motor loopt 1 0 0 Motor loopt 1 1 0 Motor loopt
513
Waarde:
1-99 s [1-99] 1 s [1]
Bustime-out
Functie:
Tabel 3.32
Deze parameter bepaalt de maximale tijd die mag verstrijken tussen de ontvangst van twee opeenvolgende telegrammen. Als deze tijd wordt overschreden, wordt aangenomen dat de seriële communicatie is gestopt. De gewenste reactie is in te stellen in parameter 514.
74 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste tijd in.
514 Bustime-outfunctie
Waarde:
Uit (OFF) [0] Uitgang vasthouden (FREEZE OUTPUT) [1] Stop (STOP) [2] Jogging (JOGGING) [3] Max. snelheid (MAX SPEED) [4] Stop en uitsch. (STOP AND TRIP) [5]
Functie:
In deze parameter wordt ingesteld hoe de FC-motor moet reageren wanneer de ingestelde tijd voor de bustime-out (parameter 513) is verstreken. Als een van de opties [1] tot [5] wordt geselecteerd, worden relais 01 en relais 04 geactiveerd.
Beschrijving van de keuze:
De uitgangsfrequentie van de FC-motor kan: worden vastgehouden op de actuele waarde, worden vastge­houden op de referentie, naar stop gaan, naar de jog­frequentie gaan (parameter 213), naar de max. uitgangsfrequentie gaan (parameter 202) of stoppen met uitschakeling (trip).
515
Waarde:
XXX.X% [XXXX]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële­communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde komt overeen met de totale referentie (som van digitaal/analoog/digitaal/bus/ref. vasthouden/versnellen en vertragen). Deze waarde wordt elke 320 ms bijgewerkt.
516
Waarde:
X,XXX Hz of tpm. [XXXX]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële­communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
Toont de statuswaarde van de eenheid, op basis van de geselecteerde som van referenties. Deze waarde wordt elke 320 ms bijgewerkt.
517
Waarde:
X.XXX [XXXX]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële­communicatiepoort.
Data-uitlez: Referentie %
Data-uitlez: Referentie-eenheid
Data-uitlez: Terugkoppeling
Beschrijving van de keuze:
Geeft de statuswaarde van de klemmen 1/2 met de eenheid/schaal die is geselecteerd in parameter 414 en
415. Deze waarde wordt elke 320 ms bijgewerkt.
518 Data-uitlez: Frequentie
Waarde:
XXX.X Hz [XXXX]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële­communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde komt overeen met de actuele motorfrequentie. Deze waarde wordt elke 320 ms bijgewerkt.
519
Waarde:
XXX.X Hz [XXXX]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De waarde komt overeen met de actuele uitgangsfre­quentie fM vermenigvuldigd met de in parameter 008 Displayschaal van motorfrequentie ingestelde factor.
520
Waarde:
XXX.XX A [XXXXX]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële­communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde is een berekende waarde van de gegeven motorstroom. Deze waarde wordt elke 320 ms bijgewerkt.
521
Waarde:
XXX.X% [XXXX]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële­communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde is het koppel, met teken, dat aan de motoras wordt geleverd. De waarde wordt gegeven als een percentage van het nominale koppel. De verhouding tussen 160% motorstroom en koppel en het nominale koppel is niet exact lineair. Vanwege de toleranties en temperatuurverschillen leveren sommige motoren meer koppel. Daardoor zijn de min. waarde en de max. waarde afhankelijk van de max. motorstroom.
Data-uitlezing: Frequentie x schaal
Data-uitlez: Stroom
Data-uitlez: Koppel
3 3
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 75
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Deze waarde wordt elke 320 ms bijgewerkt.
522 Data-uitlez: Vermogen, kW
Waarde:
XX.XX kW [XXXX]
33
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële­communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde wordt berekend op basis van de feitelijke motorspanning en motorstroom. Deze waarde wordt elke 320 ms bijgewerkt.
523
Waarde:
XX,XX pk (VS) [XXXX]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële­communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde wordt berekend op basis van de feitelijke motorspanning en motorstroom. De waarde wordt gegeven in pk. Deze waarde wordt elke 320 ms bijgewerkt.
524
Waarde:
XXX,X V [XXXX]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële­communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde is een berekende waarde die wordt gebruikt om de motor te regelen. Deze waarde wordt elke 320 ms bijgewerkt.
Data-uitlez: Vermogen, pk
Data-uitlez: Motorspanning
Beschrijving van de keuze:
Er worden alleen hele getallen getoond. Deze waarde wordt elke 160 ms bijgewerkt.
528 Data-uitlez: Digitale ingang
Waarde:
Eenheid
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële­communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde geeft de signaalstatus van de 4 digitale klemmen (2, 3, 4 en 5) aan. Deze waarde wordt elke 20 ms bijgewerkt.
533
Waarde:
-200,0 tot +200,0%
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële­communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De waarde geeft de som van de externe referenties (som van analoog/bus/puls) weer als een percentage. Deze waarde wordt elke 80 ms bijgewerkt.
534
Waarde:
Eenheid
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële­communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
Geeft het statuswoord dat wordt verstuurd via de seriële­communicatiepoort.
Data-uitlez: Externe referentie %
Data-uitlez: Statuswoord, binair
525
Waarde:
XXXX V [XXXX]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële­communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde is een gemeten waarde. De waarde wordt gefilterd, wat betekent dat het na een wijziging ongeveer 1,3 seconde kan duren voordat de uitleeswaarden zijn bijgewerkt. Deze waarde wordt elke 320 ms bijgewerkt.
527
Waarde:
0-100% [0-100]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële­communicatiepoort.
76 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Data-uitlez: DC-tussenkringspanning
Data-uitlez: FC therm.
537
Waarde:
Eenheid: ºC
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële­communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
Geeft de temperatuur van de frequentieomvormer. Deze waarde wordt elke 10 s bijgewerkt.
538
Waarde:
Eenheid
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële­communicatiepoort. Zie 4.2.1 Lijst met waarschuwingen en alarmen.
Beschrijving van de keuze:
Geeft aan of er een alarm is op de FC-motor.
Data-uitlez: Temp. omvormer
Data-uitlez: Alarmwoord
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Hex Foutmeldingen
00000002 Uitschakeling met blokkering 00000040 Time-out HPFB 00000080 Time-out standaardbus 00000100 Kortsluiting 00000200 Fout 24 V-voeding 00000400 Aardfout 00000800 Overstroom 00004000 Motorthermistor 00008000 Omvormer overbelast 00010000 Onderspanning 00020000 Overspanning 00040000 Faseverlies 00080000 Live-zerofout 00100000 Overtemperatuur 02000000 HPFB-fout 08000000 Inrush-fout 10000000 Interne fout
Tabel 3.34
539
Data-uitlez: Stuurwoord
Waarde:
Eenheid
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële­communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
Geeft het stuurwoord dat vanaf de FC-motor als hex-code is verstuurd via de seriële-communicatiepoort. Deze parameter wordt elke 20 ms bijgewerkt.
540
Data-uitlez: Waarschuwingswoord
Waarde:
Eenheid
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële­communicatiepoort. Zie 4.2.1 Lijst met waarschuwingen en alarmen.
Beschrijving van de keuze:
Geeft via een hex-code aan of er een waarschuwing is op de FC-motor.
Hex Waarschuwingsmeldingen
00000008 Time-out HPFB 00000010 Time-out standaardbus 00000040 Stroomgrens 00000200 Omvormer overbelast 00001000 Waarschuwing lage spanning 00002000 Waarschuwing hoge spanning 00004000 Faseverlies 00010000 Waarschuwing live-zerofout 00400000 Waarschuwing begrenzing uitgangsfre-
quentie 00800000 HPFB-fout 40000000 Waarschuwing 24 V-voeding 80000000 Temperatuur omvormer hoog
Tabel 3.35
541
Data-uitlez: Uitgebreid statuswoord
Waarde:
Eenheid
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële­communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
Geeft via een hex-code aan of er een waarschuwing is op de FC-motor.
Hex Statusmeldingen
01 Aan/uitlopen 04 Start rechtsom/linksom 08 Vertragen 10 Versnellen 8000 Frequentiebegrenzing
Tabel 3.36
542
Data-uitlez: Klem 1, analoge ingang
Waarde:
Eenheid: mA
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële­communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde geeft de signaalwaarde op klem 1 weer. De schaling (parameters 336 en 337) heeft geen invloed op de uitlezing. Min. en max. worden bepaald door de offset en de versterkingsaanpassing van de AD-omvormer. Deze waarde wordt elke 20 ms bijgewerkt.
3 3
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 77
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
543 Data-uitlez: Klem 2, analoge ingang
Waarde:
Eenheid: X,X V
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële-
33
communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde geeft de signaalwaarde op klem 2 weer. De schaal (parameters 338 en 339) heeft geen invloed op de uitlezing. Min. en max. worden bepaald door de offset en de versterkingsaanpassing van de AD-omvormer. Deze waarde wordt elke 20 ms bijgewerkt.
561
Waarde:
FC-protocol (FC PROTOCOL) [0] Modbus RTU [2]
Functie:
Er kan een keuze worden gemaakt uit drie verschillende protocollen.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer het gewenste stuurwoordprotocol. Zie MG10SX voor meer informatie over Modbus RTU.
Protocol
Functie:
Deze parameter bepaalt de maximale wachttijd voor de Modbus RTU van de omvormer tussen de tekens die worden verzonden door de masterregelaar. Als deze tijd is verstreken, neemt de Modbus RTU van de omvormer aan dat het volledige bericht is ontvangen.
Beschrijving van de keuze:
Over het algemeen is een waarde van 100 ms voldoende voor Modbus RTU-netwerken, hoewel sommige Modbus RTU-netwerken een time-outwaarde hebben van slechts 35 ms. Als deze waarde te laag is ingesteld, kan de Modbus RTU van de omvormer een gedeelte van het bericht missen. Omdat de CRC-controle niet geldig is, zal de omvormer het bericht negeren. Als gevolg hiervan zullen berichten opnieuw worden verzonden waardoor de communicatie op het netwerk zal vertragen. Als deze waarde te hoog is ingesteld, zal de frequentieom­vormer langer wachten dan nodig is om te bepalen of het bericht volledig is. Dit vertraagt de respons van de omvormer op berichten en kan leiden tot een time-out bij de masterregelaar. Als gevolg hiervan zullen berichten opnieuw worden verzonden waardoor de communicatie op het netwerk zal vertragen.
570
Waarde:
(Even/1 stopbit) [0] (Oneven/1 stopbit) [1] (Geen par./1 stopbit) [2] (Geen par./2 stopbits) [3]
Functie:
Deze parameter stelt de Modbus RTU-interface van de omvormer zodanig in dat deze goed kan communiceren met de masterregelaar. De pariteit (Even, Oneven of Geen pariteit) moet zodanig worden ingesteld deze overeenkomt met de instelling van de masterregelaar.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer de pariteit die overeenkomt met de instelling van de Modbus-masterregelaar. Even of oneven pariteit wordt soms gebruikt om een verzonden woord te controleren op fouten. Omdat Modbus RTU gebruikmaakt van de efficiëntere CRC-methode (Cyclische Redundantie Controle) om te controleren op fouten, wordt de pariteitcontrole zelden gebruikt in Modbus RTU-netwerken.
Modbus-pariteit en berichtframing
LET OP
Als de waarde wordt gewijzigd, kan het bedienings­paneel (LCP 2) niet meer worden gebruikt en is programmering via het FC-protocol ook niet meer mogelijk.
571 Modbus communicatietime-out
Waarde:
10-2000 ms
100 ms
3.8
Parameter 600-678 – FCM 300 Design Guide
3.8.1 Parametergroep 6-** Technische functies
600 Bedieningsvariabelen: Bedrijfsuren
Waarde:
Eenheid: Uren 0,0-130.000,0
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via het display of de seriële-communicatiepoort. De waarde kan niet worden gereset.
Beschrijving van de keuze:
Geeft het aantal uren aan dat de FC-motor in bedrijf is geweest. De waarde wordt één keer per uur bijgewerkt in de FC­motor en opgeslagen wanneer de eenheid wordt uitgeschakeld.
601
Waarde:
Eenheid: Uren 0,0-130.000,0
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via het display of de seriële-communicatiepoort. De waarde kan worden gereset via parameter 619.
Bedieningsvariabelen: Draaiuren
78 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Beschrijving van de keuze:
Het aantal uren dat de FC-motor heeft gedraaid sinds de reset in parameter 619. De waarde wordt één keer per uur bijgewerkt in de FC­motor en opgeslagen wanneer de eenheid wordt uitgeschakeld.
603 Bedieningsvariabelen: Aantal inschakelingen
Waarde:
Eenheid: getal 0-9999
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via het display of de seriële-communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
Geeft het aantal keren dat de voeding naar de FC-motor is ingeschakeld.
604
Waarde:
Eenheid: getal 0-9999
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via het display of de seriële-communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
Geeft het aantal temperatuurfouten die zijn opgetreden in de FC-motor.
605
Waarde:
Eenheid: getal 0-9999
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via het display of de seriële-communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
Geeft het aantal overspanningen dat is opgetreden in de FC-motor.
Bedieningsvariabelen: Aantal malen overtem­peratuur
Bedieningsvariabelen: Aantal malen overspanning
LET OP
De parameters 615-617 Foutlog kunnen niet via de ingebouwde bedieningseenheid worden uitgelezen.
615 Foutlog: Foutcode
Waarde:
[Index 1-10] Foutcode: 0-99
Functie:
Deze parameter maakt het mogelijk om de oorzaak van een trip (uitschakeling van de frequentieomvormer) te zien. Er zijn 10 logwaarden [1-10] gedefinieerd. Het laagste lognummer [1] bevat de laatste/meest recent opgeslagen datawaarde. Het hoogste lognummer [10]
bevat de oudste opgeslagen datawaarde. Na een uitscha­keling (trip) kan men de oorzaak, het tijdstip en een mogelijke waarde van de uitgangsstroom of de uitgangs­spanning uitlezen.
Beschrijving van de keuze:
Wordt weergegeven als een foutcode, waarbij het nummer verwijst naar een tabel. Zie 4.2.1 Lijst met waarschuwingen en alarmen.
616 Foutlog: Tijd
Waarde:
Eenheid: Uren [Indicatiebereik: XX - XXX]
Functie:
Arrayparameter. Deze parameter maakt het mogelijk het totale aantal bedrijfsuren te zien voordat de uitschakeling optrad. Er worden 10 (1-10) logwaarden opgeslagen. Het laagste lognummer (1) bevat de laatste/meest recent opgeslagen datawaarde; het hoogste lognummer (10) bevat de oudste datawaarde.
Beschrijving van de keuze:
Uitlezen als optie. Indicatiebereik: XX - XXX. De foutlog wordt bij initialisatie gereset (parameter 620).
617
Waarde:
[Index XX - XXX]
Functie:
Arrayparameter. Deze parameter maakt het mogelijk te zien bij welke stroom of spanning een bepaalde uitscha­keling heeft plaatsgevonden.
Beschrijving van de keuze:
Uitlezen als één waarde. Indicatiebereik: 0,0-999,9. De foutlog wordt bij initialisatie gereset (parameter 620).
619
Waarde:
Niet resetten (DO NOT RESET) [0] Resetten (RESET COUNTER) [1]
Functie:
Nulstelling van de draaiurenteller van de motor (parameter
601).
Beschrijving van de keuze:
Als Resetten [1] is geselecteerd, wordt de draaiurenteller voor de FC-motor gereset.
620
Waarde:
Normaal bedrijf (NORMAL OPERATION) [0] Stuurkaarttest (CONTROL CARD TEST) [2] Initialisatie (INITIALIZE) [3]
Foutlog: Waarde
Reset draaiurenteller
Bedieningsmodus
3 3
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 79
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Functie:
Deze parameter kan, naast zijn gewone functie, worden gebruikt voor twee verschillende tests. Ook kunnen alle parameters (behalve parameter 603-605) worden geïnitialiseerd.
33
Beschrijving van de keuze:
[0] Normaal bedrijf dient om normaal bedrijf te selecteren voor de motor in de geselecteerde toepassing. [2] Stuurkaarttest kan worden gebruikt om de analoge en digitale in- en uitgangen en de +10 V-stuurspanning te controleren. Voor deze test is een testconnector met interne aanslui­tingen nodig. Setup: analoge/digitale uitgang naar digitale ingang 3, 4 en 5 en 10 V-voeding naar analoge/digitale ingang 2. [3] Initialisatie dient om de fabrieksinstellingen van de eenheid te herstellen zonder de parameters 500, 501 en 600-605 te resetten. De initialisatie is actief bij inschakeling.
621
Waarde:
Afhankelijk van de eenheid
Functie:
De belangrijkste gegevens van de eenheid kunnen via het display of via seriële communicatie worden uitgelezen.
Beschrijving van de keuze:
Type geeft de maat en de basisfunctie van de eenheid aan.
Motortypeplaatje: FC-type
628
Waarde:
Functie:
De belangrijkste gegevens van de eenheid kunnen via het display of de seriële-communicatiepoort worden uitgelezen.
630
Waarde:
Functie:
De belangrijkste gegevens van de eenheid kunnen via het display of de seriële-communicatiepoort worden uitgelezen.
632
Waarde:
Functie:
De belangrijkste gegevens van de eenheid kunnen via het display of de seriële-communicatiepoort worden uitgelezen.
633
Waarde:
Motortypeplaatje: Type toepassingsoptie
Motortypeplaatje: Bestelnr. communica­tieoptie
Identificatienr. BMC-software
Identificatienr. motordatabase
624
Waarde:
Afhankelijk van de eenheid
Functie:
De belangrijkste gegevens van de eenheid kunnen via het display of via seriële communicatie worden uitgelezen.
Beschrijving van de keuze:
Softwareversie geeft het versienummer van de software weer.
625
Waarde:
Afhankelijk van het apparaat.
Functie:
De sleutelgegevens van de unit kunnen worden uitgelezen via het display van de seriële communicatiepoort. Bijvoorbeeld: ID 1,42 2 kB.
626
Waarde:
Afhankelijk van de eenheid
Functie:
De belangrijkste gegevens van de eenheid kunnen via het display of de seriële-communicatiepoort worden uitgelezen.
Motortypeplaatje: Softwareversie
Typeplaatje: LCP identificatie-nr.
Motortypeplaatje: Identificatienr. database
Functie:
De belangrijkste gegevens van de eenheid kunnen via het display of de seriële-communicatiepoort worden uitgelezen.
634
Waarde:
Functie:
De belangrijkste gegevens van de eenheid kunnen via het display of de seriële-communicatiepoort worden uitgelezen.
Toestelidentificatie voor communicatie
80 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
635 Softwareonderdeelnr.
Waarde:
Functie:
De belangrijkste gegevens van de eenheid kunnen via het display of de seriële-communicatiepoort worden uitgelezen.
678 Stuurkaart configureren
Waarde:
Standaardversie (STANDARD VERSION) [1] Profibus 3 Mbaud versie
(PROFIBUS 3 MB VER.) [2] Profibus 12 Mbaud versie
(PROFIBUS 12 MB VER.) [3]
Functie:
Deze parameter maakt configuratie van een Profibus­stuurkaart mogelijk. De standaardwaarde hangt af van de geproduceerde eenheid; dit is tevens de maximumwaarde. Dit betekent dat een stuurkaart alleen kan worden gedegradeerd tot een versie met mindere prestaties.
VLT® DriveMotor FCM-serie
3 3
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 81
Alles over de FCM 300
4 Alles over de FCM 300
4.1 Speciale omstandigheden
VLT® DriveMotor FCM-serie
De omvang van de lekstroom naar de aarde is afhankelijk van de volgende factoren, in volgorde van belangrijkheid:
4.1.1 Galvanische scheiding (PELV)
44
PELV biedt bescherming door middel van een extra lage spanning. Bescherming tegen elektrische schokken wordt gegarandeerd wanneer alle aangesloten apparaten van het PELV-type zijn en de installatie is uitgevoerd volgens de lokale/nationale voorschriften met betrekking tot PELV­voeding.
In de FCM 300-serie worden alle stuurklemmen gevoed door of verbonden met een extra lage spanning (PELV).
(Gegarandeerde) galvanische scheiding wordt verkregen door de bepalingen ten aanzien van hogere isolatie na te leven en door de relevante kruip-/spelingsafstanden in acht te nemen. Deze vereisten worden beschreven in EN
50178.
De componenten die zorgen voor elektrische isolatie, zoals hieronder beschreven, voldoen ook aan de eisen betreffende hogere isolatie en aan de relevante test die wordt beschreven in EN 50178.
De galvanische scheiding kan worden weergegeven op de volgende drie plaatsen (zie Afbeelding 4.1):
Netvoeding (SMPS) incl. scheiding van het Udc-
signaal, dat de tussenkringspanning aangeeft. Aansturing van de IGBT's (opto-koppels).
Stroomtransducers (opto-koppels).
Aardlekstroom
4.1.2
Aardlekstroom wordt op de eerste plaats veroorzaakt door de capaciteit tussen motorfasen en het motorframe. Het RFI-filter draagt bij tot extra lekstroom, aangezien het filter­circuit door middel van condensatoren is verbonden met de aarde.
1. Schakelfrequentie
2. Motor ter plekke geaard of niet
De lekstroom is van belang voor de veiligheid gedurende het gebruik/de werking van de frequentieomvormer indien er (bij vergissing) geen aardverbinding is aangebracht.
LET OP
Alle FCM 305-375-eenheden hebben een lekstroom > 3,5 mA, circa 4-20 mA. Dit varieert op basis van de schakel­frequenties in het betreffende interval.
Dit betekent dat er versterkte aarding moet worden aangebracht als moet worden voldaan aan EN 50178. Gebruik nooit ELCB-relais (Earth Leakage Circuit Breaker – aardlekschakelaar), ook wel RCD (Residual Current Device – reststroomapparaat) genoemd, die niet berekend zijn op DC-foutstromen (type A).
Als een RCD wordt gebruikt, moet deze geschikt zijn voor:
het beschermen van apparatuur met een gelijk-
-
stroomcomponent in de foutstroom (driefasegelijkrichter);
inschakelen met een korte laadstroom naar aarde;
-
een hoge lekstroom.
-
Dit betekent dat het mogelijk is om de FCM 300 te laten werken met een RCD van type B: Een reststroomapparaat (RCD) van het B-type heeft een tolerantie ten aanzien van het uitschakelniveau. Het wordt daarom aangeraden om een RCD te gebruiken waarbij de max. lekstroom voor de FCM (zie hierboven, 20 mA) minder is dan 1/3 van het uitschakelniveau voor de RCD. Dit betekent dat het uitschakelniveau voor de RCD 60 mA of hoger moet zijn, d.w.z. dat een RCD, type B, met een uitschakelniveau van 100 mA kan worden gebruikt als bescherming.
82 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Alles over de FCM 300
Afbeelding 4.1 Galvanische scheiding
VLT® DriveMotor FCM-serie
4 4
Extreme bedrijfsomstandigheden
4.1.3
Door de motor gegenereerde overspanning
De spanning in de tussenkring neemt toe wanneer de motor als generator werkt. Dit gebeurt in twee gevallen:
Als de belasting de motor aandrijft (bij constante
uitgangsfrequentie van de frequentieomvormer) d.w.z. als er energie wordt geleverd door de belasting.
Indien gedurende het vertragen (uitlopen) het
traagheidsmoment hoog is, is de belasting laag en is de uitlooptijd te kort om de energie af te voeren als verliezen in de VLT-frequentieom­vormer, de motor en de installatie.
De besturingseenheid probeert de uitloop indien mogelijk te corrigeren.
Om de transistoren en de tussenkringcondensatoren te beschermen, schakelt de omvormer uit wanneer een bepaald spanningsniveau is bereikt.
Netstoring
Tijdens een netstoring blijft de FCM 300 in bedrijf totdat de tussenkringspanning daalt tot onder het minimale stopniveau. Dit ligt gewoonlijk 15% onder de minimale nominale netspanning van de FCM 300.
Bij een extreem hoge belasting kan een stroom ontstaan die ervoor zorgt dat de FC-motor na ongeveer 1,5 s uitschakelt.
4.1.4 Akoestische ruis
Hieronder vindt u de typische waarden gemeten op een afstand van 1 m vanaf de eenheid en bij volledige belasting:
2-polig 4-polig
FCM 305 54 dB(A) FCM 311 58 dB(A) FCM 315 59 dB(A) FCM 322 58 dB(A) FCM 330 61 dB(A) FCM 340 62 dB(A) 63 dB(A) FCM 355 64 dB(A) 60 dB(A) FCM 375 61 dB(A)
Tabel 4.1
Balans
4.1.5
De FCM 300 is uitgebalanceerd voor niveau R, overeen­komstig ISO8821 (verminderde balancering). Voor kritische toepassingen, m.n. bij hoge snelheden (>4000 toerental), is mogelijk een bijzondere balancering (niveau S) vereist.
De tijd tot aan het moment dat de omvormer stopt, hangt af van de netspanning vóór de netstoring en van de belasting van de motor.
Statische overbelasting
Wanneer de FCM 300 overbelast is (de stroomgrens in parameter 221 is bereikt), zullen de regelaars de uitgangs­frequentie verlagen in een poging de belasting te verlagen.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 83
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
4.1.6 Thermische beveiliging en reductie
De motor FCM 300 is uitgerust met een thermische beveiliging voor het geval de begrenzingen worden overschreden. Bij hoge temperaturen wordt de schakelfre­quentie geleidelijk teruggebracht tot 2 kHz en zal de motor uiteindelijk uitschakelen.
44
LET OP
Door een combinatie van een hoge schakelfrequentie en een gebrek aan ventilatorkoeling kan de eenheid worden beschadigd.
1. Reductie van uitgangsstroom t.o.v. de hoogte bij T
= max. 40 °C
AMB
2. Reductie van max. T uitgangsstroom.
Afbeelding 4.3
t.o.v. de hoogte bij 100%
AMB
4.1.7 Reductie wegens omgevingstemperatuur
4.1.9 Reductie wegens lage
De omgevingstemperatuur (T toegestane temperatuur. De gemiddelde T uur moet minstens 5 °C lager zijn.
Als de FCM 300 werkt bij temperaturen boven 40 °C is reductie van de continue uitgangsstroom noodzakelijk.
) is de maximaal
AMB,MAX
AMB,AVG
bedrijfssnelheid
over 24
Wanneer een centrifugaalpomp of een ventilator wordt aangedreven door een FC-motor is het niet nodig om het uitgangssignaal bij lage snelheid te verlagen, omdat de belastingskarakteristieken van de centrifugaalpompen/ ventilatoren automatisch voor de benodigde reductie zorgen.
Afbeelding 4.2
Reductie wegens luchtdruk
4.1.8
Voor hoogtes boven 2000 m dient u contact op te nemen met Danfoss in verband met PELV.
Bij een hoogte tot 1000 m is geen reductie nodig.
Boven een hoogte van 1000 meter moet de omgevings­temperatuur (T (I
) worden verlaagd volgens onderstaand schema:
VLT,MAX
) of de maximale uitgangsstroom
AMB
Voor FC-motoren in toepassingen met een constant koppel en bij aanhoudend lage snelheden is reductie nodig (zie Afbeelding 4.4) of moet een afzonderlijke ventilator worden gebruikt (motorkoeling type 2).
Een nominaal koppel (100%) is mogelijk gedurende maximaal 15 minuten en bij een werkcyclus van maximaal 25% bij een lage snelheid.
Afbeelding 4.4 Reductie wegens lage bedrijfssnelheid
84 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
4.1.10 Reductie wegens hoge
schakelfrequentie
De FCM 300-motoren kunnen werken op basis van twee PWM-schema's: SFAVM en 60° AVM. De fabrieksinstelling is SFAVM. Het PWM-schema kan worden gewijzigd in parameter 446. Bij een motorsnelheid lager dan 25 Hz schakelt de FCM 300-motor automatisch over naar SFAVM.
De fabrieksinstelling voor de schakelfrequentie is 4000 Hz. Deze kan in parameter 411 worden ingesteld op een waarde tussen 2 en 14 kHz.
Een hogere schakelfrequentie zorgt voor een stillere werking maar leidt tot hogere verliezen in de elektronica van de FC-motor en maakt een passende reductie noodza­kelijk.
Zie Afbeelding 4.5.
4.1.12
De FCM 300 is ontworpen om te voldoen aan de normen IEC 60068-2-3, EN 50178 item 9.4.2.2/DIN 40040, klasse E, bij 40 °C.
Cyclische dampwarmte volgens IEC 60068-2-30, 40 °C.
Luchtvochtigheid
4.1.13 UL-norm
De FCM 300-serie is UL-goedgekeurd. Zie 2.1.2 Algemene technische gegevens voor een correct gebruik van voorzekeringen.
4.1.14
Rendement van de frequentieomvormer (η
De belasting van de frequentieomvormer heeft weinig invloed op het rendement. Over het algemeen is er geen verschil in rendement bij de nominale motorfrequentie f
M,N
van 100% of slechts 75% geeft, bijv. bij gedeeltelijke belastingen.
Rendement
)
VLT
, zelfs niet wanneer een motor een nominaal askoppel
4 4
Afbeelding 4.5 Koppelkarakteristiek
4.1.11
De FCM 300 is getest volgens een procedure die gebaseerd is op de volgende normen:
IEC 60068-2-6: IEC 60068-2-34: Willekeurig breedbandig trillen
IEC 60068-2-35: Willekeurig breedbandig trillen
IEC 60068-2-36: Willekeurig breedbandig trillen
Trillingen en schokken
Trilling (sinusvormig) – 1970
– algemene vereisten
– hoge reproduceerbaarheid
– middelmatige reproduceerbaarheid
Tabel 4.2
Dit houdt tevens in dat het rendement van de frequentie­omvormer niet verandert door het wijzigen van de U/f­karakteristieken.
De U/f-verhouding is echter wel van invloed op het rendement van de motor.
Het rendement daalt enigszins als de schakelfrequentie is ingesteld op een waarde boven 5 kHz. Het rendement zal ook enigszins afnemen bij een netspanning van 480 V.
Rendement van de motor (η
De motor van de FCM 300 is ontworpen volgens IE2 en getest volgens IEC 60034-1.
Het rendement van een motor die is aangesloten op de frequentieomvormer hangt af van het magnetiserings­niveau. Wanneer de gegevens optimaal zijn ingesteld, is het rendement even goed als bij werking op het net. Bij 75-100% van het nominale koppel zal het motorrendement bijna constant zijn, zowel bij aansluiting op de frequentie­omvormer als bij werking direct op het net. De invloed van de schakelfrequentie op het rendement is marginaal.
MOTOR
)
De FCM 300 voldoet aan de vereisten ten aanzien van de in bovengenoemde normen vermelde omstandigheden.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 85
1,02 1,01
1,00 0,99 0,98 0,97 0,96 0,95 0,94 0,93 0,92 0,91 0,90 0,89 0,88 0,87 0,86 0,85 0,84 0,83 0,82 0,81 0,80
30Hz
40Hz
50Hz
60Hz
70Hz
100% Load 75% Load 50% Load 25% Load
Output Frequency
175NA159.10
Relative Efficiency
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
Rendement van het systeem (η
Om het systeemrendement (FCM) te berekenen, wordt het rendement van de frequentieomvormer (η met het rendement van de motor (η
SYSTEM
)
MOTOR
): η
SYSTEM
= η
VLT
x η
MOTOR
) vermenigvuldigd
VLT
44
Afbeelding 4.6 Typische rendementscurven
De rendementsberekening voor de FCM 300 berekent het rendement van FCM 300 bij verschillende belastingen op basis van Afbeelding 4.6. De factor in deze grafiek moet worden vermenigvuldigd met de relevante rendements­factor die in de specificatietabellen staat vermeld.
Voorbeeld: ga uit van een FCM 375 met een belasting van
Harmonisc he stromen
Hz 50 Hz 250 Hz 350 Hz 550 Hz In/I1 [%] 100% 44% 29% 8%
Tabel 4.3
I
1
I
5
I
7
I
11
25% en een snelheid van 30 Hz. De grafiek geeft 0,845 aan – het nominale rendement voor een FCM 375 is 0,876.
De harmonische stromen hebben geen rechtstreekse invloed op het stroomverbruik, maar verhogen het
Het feitelijke rendement van de FCM 300 is dan: 0,845 x 0,876 = 0,74 bij de gedeeltelijke snelheid (30 Hz) en belasting (25%).
4.1.15
Een FC-motor absorbeert een niet-sinusvormige netstroom, wat de ingangsstroom I sinusvormige stroom kan door middel van een Fourier­analyse worden getransformeerd en opgesplitst in sinus­golfstromen met verschillende frequenties, d.w.z. verschillende harmonische stromen IN met 50 Hz als basisfrequentie:
Interferentie via het net/ harmonischen
zal verhogen. Een niet-
RMS
warmteverlies in de installatie (transformator, kabels). Daarom is het bij installaties met een vrij hoog percentage gelijkrichterbelasting belangrijk om de harmonische stromen op een laag niveau te houden teneinde overbe­lasting in de transformator en oververhitting van de kabels te voorkomen.
Sommige harmonische stromen kunnen storingen veroorzaken in communicatieapparatuur die op dezelfde transformator is aangesloten of resonantie veroorzaken bij gebruik van condensatorbatterijen voor compensatie van de arbeidsfactor.
86 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
175HA034.10
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
Afbeelding 4.7
Om te zorgen voor lage harmonische stromen is de FCM 300 standaard uitgerust met tussenkringspoelen. THD (stroom) 54%. De spanningsvervorming op de netvoeding hangt af van de grootte van de harmonische stromen vermenigvuldigd met de interne netimpedantie voor de betreffende frequentie. De totale spanningsvervorming THD wordt met behulp van de volgende formule berekend op basis van de individuele harmonische spanningsstromen:
U
THD =
4.1.16
U
+...+U
2
2
1
(%)
2
n
Arbeidsfactor
4.1.18
Alle machines met kritische bewegende delen vallen onder de Machinerichtlijn die op 1 januari 1995 van kracht is geworden. Aangezien een frequentieomvormer grotendeels elektrisch is en de motor altijd in combinatie met andere machines wordt geplaatst, valt hij niet onder de Machinerichtlijn. Wanneer een FC-motor echter voor gebruik in een machine wordt geleverd, geven wij informatie over veiligheidsaspecten met betrekking tot de FC-motor. Dit gebeurt door middel van een verklaring van de fabrikant.
4.1.19
De Machinerichtlijn (98/37/EEG)
De Laagspanningsrichtlijn (73/23/ EEG)
Frequentieomvormers moeten zijn voorzien van een CE­markering overeenkomstig de Laagspanningsrichtlijn. Deze richtlijn is van toepassing op alle elektrische uitrustingen en apparaten die worden gebruikt in het spanningsbereik van 50-1000 V AC en 75-1500 V DC.
4.1.20
De EMC-richtlijn (89/336/EEG)
4 4
De arbeidsfactor is de verhouding tussen I1 en I
De arbeidsfactor voor 3-fasebesturing
De arbeidsfactor geeft aan in hoeverre de FC-motor de netvoeding belast.
Hoe lager de arbeidsfactor, hoe hoger I kW-prestatie.
Bovendien betekent een hoge arbeidsfactor dat de verschillende harmonische stromen zwak zijn.
4.1.17
Het doel van CE-markering is het voorkomen van technische obstakels bij het handelen binnen de EVA en de EU. De EU heeft de CE-markering geïntroduceerd om op eenvoudige wijze aan te geven of een product voldoet aan de relevante EU-richtlijnen. De CE-markering zegt niets over de specificaties of kwaliteit van een product. Er zijn drie EU-richtlijnen die betrekking hebben op frequentieom­vormers:
Wat is CE-markering?
voor dezelfde
RMS
RMS
.
EMC staat voor elektromagnetische compatibiliteit. De aanwezigheid van elektromagnetische compatibiliteit betekent dat de interferentie over en weer tussen de verschillende componenten/apparaten zo klein is dat de werking van de apparaten hierdoor niet wordt beïnvloed. De EMC-richtlijn is op 1 januari 1996 van kracht geworden. De richtlijn maakt onderscheid tussen componenten, apparaten, systemen en installaties.
4.1.21
De EU 'Richtsnoeren voor de toepassing van de Richtlijn van de Raad 89/336/EEG' schetsen drie typische situaties voor het gebruik van een FC-motor. Voor elk van deze situaties wordt aangegeven of de betreffende situatie onder de EMC-richtlijn valt en of een CE-markering vereist is.
Waarvoor gelden de richtlijnen?
1. De FC-motor wordt rechtstreeks aan de eindge­bruiker verkocht. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de FC-motor aan een doe-het-zelfmarkt wordt verkocht. De eindgebruiker is een leek. Hij installeert de FC-motor zelf, bijvoorbeeld voor het aansturen van een hobbymachine of een huishoudelijk apparaat. Voor dergelijke toepas­singen moet de FC-motor worden voorzien van een CE-markering overeenkomstig de EMC­richtlijn.
2. De FC-motor wordt verkocht voor gebruik in een installatie. De installatie wordt gebouwd door ervaren vakmensen. Het kan bijvoorbeeld een
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 87
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
fabrieksinstallatie of een verwarmings-/ventilatie­installatie zijn, ontworpen en gebouwd door ervaren vakmensen. Noch de FC-motor, noch de uiteindelijke installatie hoeven te worden voorzien van een CE-markering overeenkomstig de EMC-richtlijn. De eenheid moet echter wel voldoen aan de EMC-basiseisen van de richtlijn. De installateur kan hieraan voldoen door gebruik te maken van componenten, apparaten en
44
systemen die zijn voorzien van een CE-markering overeenkomstig de EMC-richtlijn.
3. De FC-motor wordt verkocht als deel van een compleet systeem. Dit systeem wordt als geheel op de markt gebracht. Dit kan bijvoorbeeld een airconditioningsysteem zijn. Het complete systeem moet zijn voorzien van een CE-markering overeenkomstig de EMC-richtlijn. De fabrikant die het systeem levert, kan de CE-markering overeen­komstig de EMC-richtlijn garanderen door gebruik te maken van componenten met een CE­markering of door de EMC van het systeem te testen. Als de fabrikant enkel componenten met een CE-markering toepast, is het niet nodig het hele systeem te testen.
De Snelgids bevat gedetailleerde instructies voor de installatie om een EMC-correcte elektrische installatie te waarborgen. Bovendien specificeert Danfoss aan welke normen onze producten voldoen.
Danfoss levert de filters die bij de specificaties worden genoemd en verleent verdere assistentie om te zorgen voor een optimaal EMC-resultaat.
4.1.23 Conformiteit met EMC-richtlijn 89/336/EEG
In de meeste gevallen wordt de VLT DriveMotor door professionals gebruikt als een complex onderdeel van een omvangrijkere toepassing, systeem of installatie. De verant­woordelijkheid voor de uiteindelijke EMC-eigenschappen van de toepassing, het systeem of de installatie ligt bij de installateur. Danfoss heeft EMC-installatierichtlijnen voor aandrijfsystemen opgesteld om de installateur te helpen bij het uitvoeren van de werkzaamheden. Er is voldaan aan de normen en testniveaus die zijn vermeld voor aandrijf­systemen, op voorwaarde dat de instructies voor een EMC­correcte installatie zijn opgevolgd.
4.1.22
Danfoss FCM 300-motor en CE­markering
CE-markering is een positief gegeven wanneer het wordt gebruikt voor het oorspronkelijke doel, namelijk het vereenvoudigen van de handel binnen de EU en de EVA.
Het systeem van CE-markering kan echter betrekking hebben op veel verschillende specificaties. Dit betekent dat u moet controleren wat een CE-markering precies dekt.
De specificaties waarop een CE-markering betrekking heeft, kunnen heel verschillend zijn. Een CE-markering kan een installateur daarom ten onrechte een gevoel van veiligheid geven wanneer een FC-motor wordt gebruikt als onderdeel van een systeem of apparaat.
Danfoss voorziet de VLT® DriveMotor van een CE­markering overeenkomstig de Laagspanningsrichtlijn. Dit betekent dat Danfoss garandeert dat de eenheid voldoet aan de Laagspanningsrichtlijn, op voorwaarde dat de deze correct is geïnstalleerd. Danfoss geeft een Verklaring van overeenstemming af die bevestigt dat de CE-markering is uitgevoerd overeenkomstig de Laagspanningsrichtlijn.
4.1.24
EMC-normen
LET OP
- Alle vermelde EMC-specificaties zijn gebaseerd op de fabrieksinstellingen.
- Maximale schakelfrequentie van 4 kHz.
- Er moeten afgeschermde data/stuurkabels worden gebruikt als beveiliging tegen overspanning.
- De FC-motor moet worden verbonden met aarde om aan de normen te voldoen.
- Maximale/minimale lijnimpedantie Z j0,15 ohm; Z commutators)
Algemene normen De algemene worden gegeven in de EMC-richtlijn (89/336/ EEG).
De FC-motor voldoet aan:
EN 61000-6-31), EN 61000-6-1.
Huishoudelijke, commerciële en licht-industriële omgevingen.
= 0 + j0 ohm. (EN 61800-3
min
= 0,24 +
max
De CE-markering is ook van toepassing op de EMC-richtlijn, op voorwaarde dat de instructies in de Bedieningshand­leiding voor een EMC-correcte installatie en filters zijn opgevolgd. Op basis hiervan wordt een Verklaring van overeenstemming volgens de EMC-richtlijn afgegeven.
88 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
EN 61000-6-2, EN 61000-6-4.
Industriële omgeving.
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
1)
Aan de emissieniveaus vermeld in EN 61000-6-3 wordt alleen voldaan door FC-motoren met een optioneel filter, klasse B-1.
Verder voldoet de FC-motor aan: DIN VDE 0160/1990
2)
'Beveiliging tegen overspanning 7.3.1. klasse 1'
Productnormen De productnormen staan vermeld in EN 61800-3 (IEC 61800-3).
De FC-motor voldoet aan:
EN 61800-3, onbeperkte distributie3). EN 61800-3, beperkte distributie.
3)
Aan de emissieniveaus zoals vermeld in EN 61800-3 wordt alleen voldaan door FC-motoren met een optioneel filter, l klasse B-1.
Basisnormen, emissie
EN 55011: HF-apparatuur voor industriële,
wetenschappelijke en medische doeleinden (zgn. ISM-apparatuur) – Radiostoringskenmerken – Grenswaarden en meetmethoden
EN 55022: Gegevensverwerkende apparatuur –
Radiostoringskenmerken – Grenswaarden en meetmethode
EN 61000-3-2: Limietwaarden voor de emissie van
harmonische stromen (ingangsstroom van de toestellen ≤ 16 A per fase)
EN 61000-3-4: Limietwaarden voor de emissie van
harmonische stromen in laagspanningsvoedings­systemen voor uitrusting met een nominale stroom hoger dan 16 A
2)
Simulatie van transiënten veroorzaakt door bijvoorbeeld blikseminslag dicht bij de installatie.
EN 61000-4-3: (IEC 61000-4-3):
Uitgestraalde, radiofrequente, elektromagnetische velden. Amplitudegemoduleerd. Simulatie van interferentie veroorzaakt door radiozendapparatuur.
EN 61000-4-6: (IEC 61000-4-6):
RF common mode. Simulatie van de invloed van radiozendappa­ratuur die via kabels is aangesloten.
ENV 50204:
Uitgestraalde, radiofrequente, elektromagnetische velden. Pulsgemoduleerd. Simulatie van interferentie veroorzaakt door digitale draadloze telefoons.
Algemene aspecten van EMC-emissie Voor HF-afscherming geldt algemeen dat de afgeschermde kabels die voor Profibus, de standaardbus, stuurkabels en de signaalinterface worden gebruikt, aan beide uiteinden moeten worden aangesloten op de behuizing.
Algemene aspecten van EMC-immuniteit Bij problemen met laagfrequente interferentie (aardlussen) kunnen afgeschermde kabels die voor Profibus, de standaardbus, stuurkabels en de signaalinterface worden gebruikt, aan één uiteinde open worden gelaten.
4.1.25
Net als alle elektronische apparatuur bevat de VLT-frequen­tieomvormer een groot aantal mechanische en elektronische componenten die tot op zekere hoogte gevoelig zijn voor invloeden vanuit de omgeving.
Agressieve omgevingen
4 4
Basisnormen, immuniteit
EN 61000-2-4 (IEC 61000-2-4):
Compatibiliteitsniveaus Simulatie van spannings- en frequentiefluctuaties, harmonischen en commutators op de vermogenslijn.
EN 61000-4-2 (IEC 61000-4-2): Elektrostatische
ontlading (ESD) Simulatie van elektrostatische ontlading.
EN 61000-4-4 (IEC 61000-4-4): Snelle transiënten en
lawines 5/50 μS Simulatie van transiënten veroorzaakt door schakelen van magneetschakelaars, relais en dergelijke.
EN 61000-4-5 (IEC 61000-4-5):
Pulsspanningen 1,2/50 μS.
WAARSCHUWING
De VLT-frequentieomvormer mag daarom niet worden geïnstalleerd in omgevingen waarin vluchtige vloeistoffen, deeltjes of gassen aanwezig zijn die de elektrische componenten zouden kunnen beïnvloeden of beschadigen. Als geen beschermende maatregelen worden getroffen, neemt de kans op uitval toe, waardoor de levensduur van de VLT-frequentieomvormer wordt verkort.
Vloeistoffen kunnen via de lucht worden verplaatst en in de VLT-frequentieomvormer condenseren. Vloeistoffen kunnen bovendien corrosie van componenten en metalen delen veroorzaken. Stoom, olie of zout water kunnen corrosie van componenten en metalen delen veroorzaken. In dergelijke omgevingen wordt een installatie met een behuizingklasse IP 54 aanbevolen.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 89
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
In omgevingen met een hoge temperatuur en luchtvoch­tigheid kunnen corrosieve gassen als zwavel-, stikstof- en chloorverbindingen chemische processen veroorzaken op de componenten van de VTL-frequentieomvormer. Dergelijke chemische reacties hebben al snel een negatief effect op de elektronische onderdelen en kunnen deze beschadigen.
LET OP
44
Wanneer VLT-frequentieomvormers worden opgesteld in een agressieve omgeving zal dit de kans op uitval verhogen, wat de levensduur van de omvormer aanzienlijk kan verkorten.
Voordat de VLT-frequentieomvormer wordt geïnstalleerd, moet de omgevingslucht worden gecontroleerd op de aanwezigheid van vloeistoffen, deeltjes en gassen. Dit kan worden gedaan door bestaande installaties in de betreffende omgeving te observeren. Typische aanwij­zingen voor schadelijke, in de lucht aanwezige vloeistoffen zijn bijvoorbeeld water of olie op metalen delen of corrosie van metalen delen.
Nr. Beschrijving Waarschuwing Uitschakeling Uitschakeling
2 Live-zerofout (LIVE ZERO ERROR) X X 4 Faseverlies (MAINS PHASE LOSS) X X X 5 Waarschuwing hoge spanning (DC LINK VOLTAGE HIGH) X 6 Waarschuwing lage spanning (DC LINK VOLTAGE LOW) X 7 Overspanning (DC LINK OVERVOLT) X X 8 Onderspanning (DC LINK UNDERVOLT) X
9 Omvormer overbelast (INVERTER TIME) X X 11 Motorthermistor (MOTOR THERMISTOR) X 12 Koppelbegrenzing (TORQUE LIMIT) X 13 Overstroom (OVERCURRENT) X X 14 Aardfout (AARDFOUT) X X 15 Fout schakelmodus (SWITCH MODE FAULT) X X 16 Kortsluiting (CURR.SHORT CIRCUIT) X X 17 Time-out standaardbus (STD BUS TIMEOUT) X X 18 Time-out HPFB-bus (HPFB TIMEOUT) X X 33 Buiten frequentiebereik (OUT FREQ RNG/ROT LIM) X 34 HPFB-fout (HPFB ALARM) X X 35 Inrush-fout (INRUSH FAULT) X X 36 Overtemperatuur (OVERTEMPERATURE) X X 37 Interne fout (INTERNAL ERROR) X X
Grote hoeveelheden stof worden vaak aangetroffen op installatiekasten en aanwezige elektrische installaties. Een aanwijzing voor agressieve, in de lucht aanwezige gassen is de zwarte verkleuring van koperen rails en kabeluiteinden van bestaande installaties.
4.2.1 Lijst met waarschuwingen en alarmen
De tabel geeft de diverse waarschuwingen en alarmen en geeft aan of de fout leidt tot blokkering van de FC-motor. Na een uitschakeling met blokkering moet de netvoeding worden afgeschakeld en de fout worden gecorrigeerd. Sluit de netvoeding weer aan en reset de FC-motor voor u deze opnieuw in bedrijf neemt. Wanneer er een kruisje staat bij zowel Waarschuwing als Alarm, kan dit betekenen dat een alarm wordt voorafgegaan door een waarschuwing. Het kan ook betekenen dat het mogelijk is om in te stellen of er een fout of een waarschuwing moet worden gegenereerd wanneer een bepaalde fout optreedt. Na een uitschakeling knippert zowel het alarm als de waarschuwing, maar zodra de fout is weggenomen, knippert enkel het alarm. Na een reset is de FC-motor weer klaar voor gebruik.
met blokkering
Tabel 4.4 Waarschuwingen en alarmen
Wat te doen als de motor niet start?
4.2.2
rHet LCP kan zijn ingesteld voor een lokale stop. Als dit het geval is, start de motor niet wanneer u het LCP loskoppelt. Om de motor te starten, moet er een LCP worden aangesloten – er is geen andere mogelijkheid en de MCT 10 setup-software zal ook niet aangeven wat er mis is of wat u moet doen. In geval van problemen moet u de volgende procedure volgen:
90 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
175NA117.10
SETUP
1
WARN. 6
DC LINK VOLTAGE LOW
175NA118.10
SETUP
1
ALARM:12
TRIP (RESET)
TORQUE LIMIT
SETUP
1
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
WAARSCHUWING
Waarschuwing: Wees uiterst voorzichtig wanneer de eenheid in bedrijf is zonder afdekking.
Groen Geel Rood Actie
Led 302 Led 301 Led 300 UIT UIT UIT Schakel de spanning in. AAN UIT UIT Pas start- en referentiesignalen toe. AAN UIT AAN Pas een resetsignaal toe en verwijder dit weer. AAN AAN AAN Schakel de spanning uit totdat alle indicatielampjes uit zijn. Zie de Snelle Setup, MG03FXYY, voor meer informatie.
Tabel 4.5
1. Controleer of er geen parameters zijn gewijzigd ten opzichte van de begininstellingen (fabrieksin­stellingen). Zet de fabrieksinstellingen terug via het lokale bedieningspaneel of de seriële poort. Controleer of parameter 002 is ingesteld op Externe bediening (als dit niet het geval is, knippert de gele led 301 langzaam).
2. Controleer of er geen STOP-commando is gegeven via het optionele toetsenbord van het bedieningspaneel (lokale stop, gele led 301 knippert langzaam*). Een STOP vanaf het bedieningspaneel kan uitsluitend via de START­toets op het bedieningspaneel worden opgeheven.
3. Controleer of de indicatielampjes zichtbaar zijn via een opening in de afdekking van de binnen­isolatie (zie Afbeelding 2.2) en volg onderstaande tabel.
*) vanaf softwareversie 2.12
Afbeelding 4.8 LCP WARN. 6
Alarmmeldingen
Het alarm verschijnt op de tweede en derde regel van het display; zie het voorbeeld in Afbeelding 4.9:
4 4
Problemen met seriële communicatie Als het busadres op een hoge waarde is ingesteld, kan communicatie onmogelijk lijken wanneer het hoge adres niet door de master wordt gescand. Het adres wordt niet teruggezet naar de fabrieksinstellingen met de functie voor het herstellen van de fabrieksinstellingen.
Waarschuwingen
4.2.3
Het display schakelt heen en weer tussen normale status en waarschuwing. Een waarschuwing verschijnt op de eerste en tweede regel van het display. Zie het voorbeeld in Afbeelding 4.8:
Afbeelding 4.9 LCP ALARM:12
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 91
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
WAARSCHUWING/ALARM 2 Live-zerofout (LIVE ZERO ERROR):
Het stroomsignaal op klem 1 is minder dan 50% van de waarde die is ingesteld in parameter 336 Klem 1, min. schaling.
WAARSCHUWING/ALARM 4 Faseverlies (MAINS PHASE LOSS):
Er ontbreekt een fase aan de voedingszijde. Controleer de
44
voedingsspanning naar de FC-motor.
WAARSCHUWING 5 Waarschuwing hoge spanning (DC LINK VOLTAGE HIGH):
De tussenkringspanning (DC) is hoger dan de overspan­ningsbegrenzing van het besturingssysteem; zie Tabel 4.6. De FC-motor is nog wel actief.
WAARSCHUWING 6 Waarschuwing lage spanning (DC LINK VOLTAGE LOW)
De tussenkringspanning (DC) is lager dan de onderspan­ningsbegrenzing van het regelsysteem; zie Tabel 4.6. De FC-motor is nog wel actief.
ALARM 7 Overspanning (DC LINK OVERVOLT):
Als de tussenkringspanning (DC) de overspanningsbe­grenzing van de omvormer overschrijdt (zie Tabel 4.6), zal de FC-motor uitschakelen. Bovendien wordt de spanning weergegeven op het display.
FC-motorserie 3 x 380-480 V
[V DC]
Onderspanning 410 Waarschuwing lage spanning 440 Waarschuwing hoge spanning 760 Overspanning 760* * 760 V gedurende 5 s of 800 V ineens. De gegeven spanning is de spanning van de tussenkring van de FC-motor.
Tabel 4.6 Uitschakeling/alarm/waarschuwingslimieten
ALARM 11 Motorthermistor (MOTOR THERMISTOR):
Als er een thermistor is aangesloten en parameter 128 is ingesteld op Ingesch. [1] schakelt de FC-motor uit als de motor te heet wordt.
WAARSCHUWING 12 Stroomgrens (CURRENT LIMIT):
De stroom is hoger dan de waarde in parameter 221 (bij motorwerking).
ALARM 13 Overstroom (OVERCURRENT):
De piekstroomgrens van de omvormer (circa 230% van de nominale stroom) is overschreden. De FC-motor schakelt uit en genereert een alarm. Schakel de FC-motor uit en controleer of de motoras kan worden gedraaid.
ALARM 8 Onderspanning (DC LINK UNDERVOLT):
Als de spanning van de tussenkring (DC) onder de onderste spanningsbegrenzing van de omvormer zakt (zie Tabel 4.6), zal de FC-motor na 3-28 s uitschakelen, afhankelijk van de eenheid. Bovendien wordt de spanning weergegeven op het display. Controleer of de voedings­spanning geschikt is voor de FC-motor; zie 2.1.2 Algemene technische gegevens.
WAARSCHUWING/ALARM 9 Overtemperatuur omvormer (INVERTER TIME):
De thermo-elektronische beveiliging van de omvormer geeft aan dat de FC-motor op het punt van uitschakeling staat wegens overbelasting (te hoge stroom gedurende een te lange tijd). De teller voor de thermo-elektronische omvormerbeveiliging geeft een waarschuwing bij 95% en schakelt uit bij 100%, waarbij een alarm wordt gegenereerd. De FC-motor de teller onder de 90% is gezakt.
kan niet worden gereset totdat
LET OP
Als er schokbelastingen optreden, kan dit alarm worden weergegeven.
ALARM: 14 Aardfout (EARTH FAULT):
Er is een ontlading van de uitgangsfasen naar de aarde, ofwel tussen de omvormer en de motor, ofwel in de motor zelf.
ALARM: 15 Voedingsfout (SWITCH MODE FAULT):
Fout in de schakelende voeding (interne 24 V-voeding). Neem contact op met uw Danfoss-leverancier.
ALARM: 16 Kortsluiting (CURR.SHORT CIRCUIT):
Er is kortsluiting op de motorklemmen of in de motor zelf. Neem contact op met uw Danfoss-leverancier.
92 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
ALARM: 17 Time-out standaardbus (STD BUSTIMEOUT):
Er is geen communicatie met de FC-motor. De waarschuwing zal alleen actief zijn wanneer parameter 514 niet is ingesteld op Uit. Als parameter 514 is ingesteld op Stop en uitsch. zal er een waarschuwing worden gegeven. Na de uitlooptijd volgt de uitschakeling, waarbij een alarm wordt gegenereerd.
Parameter 513 Bustime-out kan mogelijk worden verhoogd.
WAARSCHUWING/ALARM 18 Time-out HPFB-bus (HPFB BUS TIMEOUT)
Er is geen communicatie met de FC-motor. De waarschuwing zal alleen actief zijn wanneer parameter 804 niet is ingesteld op Uit. Als parameter 804 is ingesteld op Stop en uitsch. zal er een waarschuwing worden gegeven. Na de uitlooptijd volgt de uitschakeling, waarbij een alarm wordt gegenereerd. Parameter 803 Bustime-out kan mogelijk worden verhoogd.
WAARSCHUWING 33 Buiten frequentiebereik:
De waarschuwing is actief als de uitgangsfrequentie de waarde in parameter 201 Min. uitgangsfrequentie of parameter 202 Max. uitgangsfrequentie heeft bereikt.
WAARSCHUWING/ALARM 34 HPFB-fout (HPFB ALARM):
De Profibus-communicatie werkt niet goed.
ALARM 35 Inrush-fout (INRUSH FAULT):
Deze waarschuwing wordt gegeven wanneer de eenheid te vaak binnen 1 minuut is ingeschakeld.
WAARSCHUWING/ALARM 36 Overtemperatuur (OVERTEMPERATURE):
ALARM: 37 Interne fout (INTERNAL ERROR):
Er is een fout opgetreden in het systeem. Neem contact op met uw Danfoss-leverancier.
4.2.4
Waarschuwingswoord, uitgebreid statuswoord en alarmwoord
Het waarschuwingswoord, uitgebreid statuswoord en alarmwoord worden als hex-code weergegeven op het display. Als er meerdere waarschuwingen of alarm zijn, wordt een overzicht van alle waarschuwingen of alarmen weergegeven.
Het waarschuwingswoord, uitgebreid statuswoord en alarmwoord kan ook worden via de seriële bus worden uitgelezen in parameter 540, 541 en 538.
Bit (hex) Waarschuwingswoord (par. 540)
00000008 Time-out HPFB 00000010 Time-out standaardbus 00000040 Stroomgrens 00000200 Omvormer overbelast 00001000 Waarschuwing lage spanning 00002000 Waarschuwing hoge spanning 00004000 Faseverlies 00010000 Waarschuwing live-zerofout 00400000 Waarschuwing begrenzing uitgangsfre-
quentie 00800000 HPFB-fout 40000000 Waarschuwing 24 V-voeding 80000000 Temperatuur omvormer hoog
Tabel 4.7
Bit (hex) Uitgebreid statuswoord (par. 541)
01 Aan/uitlopen 04 Start rechtsom/linksom 08 Vertragen 10 Versnellen
8000 Frequentiebegrenzing
Tabel 4.8
Bit (hex) Alarmwoord (par. 538)
00000002 Uitschakeling met blokkering 00000040 Time-out HPFB 00000080 Time-out standaardbus 00000100 Kortsluiting 00000200 Fout 24 V-voeding 00000400 Aardfout 00000800 Overstroom 00004000 Motorthermistor 00008000 Omvormer overbelast 00010000 Onderspanning 00020000 Overspanning 00040000 Faseverlies 00080000 Live-zerofout 00100000 Overtemperatuur 02000000 HPFB-fout 08000000 Inrush-fout 10000000 Interne fout
Tabel 4.9
4 4
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 93
Alles over de FCM 300
4.3 Parameterlijst
VLT® DriveMotor FCM-serie
Parametern r. Functie Bereik/optienummer/waarde Fabrieksinstelling
001 Taal 6 Engels 5 0 002 Lokale/externe bediening 2 Externe bediening 5 0 003 Lokale referentie 000,000 4 -3 004 Actieve setup 4 Setup 1 5 0
44
005 Setup voor programmering 4 Actieve setup 5 0 006 Kopie setup 4 Geen kopie 5 0 007 LCP kopiëren 4 Geen kopie 5 0 008 Schaling van motorfreq. weergeven 100 6 -2 009 Displayregel 2 24 Frequentie [Hz] 5 0 010 Displayregel 1.1 24 Referentie [%] 5 0 011 Displayregel 1.2 24 Motorstroom [A] 5 0 012 Displayregel 1.3 24 Vermogen [kW] 5 0 013 Lokale bediening/configuratie 5 LCP dig. besturing/par. 100 5 0 014 Lokale stop 2 Ingesch. 5 0 015 Lokale jog 2 Uitgesch. 5 0 016 Lokaal omkeren 2 Uitgesch. 5 0 017 Lokale reset na uitschakeling (trip) 2 Ingesch. 5 0 018 Blokkering datawijzigingen 2 Niet geblokkeerd 5 0 019 Bedrijfsstatus bij insch., lokale bed. 3 Gedwongen stop, ref = oud 5 0
Tabel 4.10 Functies voor het programmeren, besturen en bewaken via een bus (Profibus) of pc.
Parametern r. Functie Bereik/optienummer/waarde Fabrieksinstelling
100 Configuratie 2 Snelheid zonder terugkop-
101 Koppelkarakteristiek 4 Constant koppel 5 0 102 Motorvermogen XX,XX kW – afh. van eenheid 6 1 103 Motorspanning XX,XX V – afh. van eenheid 6 0 104 Motorfrequentie XX,X Hz – afh. van eenheid 6 -1 105 Motorstroom XX,XX A – afh. van eenheid 7 -2 106 Nominale motorsnelheid XX tpm – afh. van eenheid 6 0 117 Resonantiedemping Uit - 100% Uit % 6 0 118 Uitschakeling resonantiedemping 0-200% Afhankelijk van de motor 5 0 126 DC-remtijd 0,0 (Uit) - 60,0 s 10,0 s 6 -1 127 Inschakelfrequentie DC-rem 0,0 Hz - f 128 Thermische motorbeveiliging 1 Geen bescherming 5 0 132 DC-remspanning 0-100% 0% 5 0 133 Startspanning 0,00-100,00 V Afhankelijk van de motor 6 -2 134 Startcompensatie 0.0-300.0% 100,0% 6 -1 135 U/f-verhouding 0,0-20,00 V/Hz Afhankelijk van de motor 6 -2 136 Slipcompensatie -500,0 tot +500,0% 100,0% 3 -1 137 DC-houdspanning 0-100% 0% 5 0 138 Uitschakelfrequentie rem 0,5-132 Hz 3,0 Hz 6 -1 139 Inschakelfrequentie rem 0,5-132 Hz 3,0 Hz 6 -1 147 Instelling motortype afh. van eenheid afh. van eenheid 5 0
MAX
peling
0,0 Hz 6 -1
Data type
Data type
5 0
Conv. index
Conv. index
Tabel 4.11 Functies voor het programmeren, besturen en bewaken via een bus (Profibus) of pc.
Conversie-index:
Dit nummer verwijst naar een conversiecijfer dat gebruikt moet worden bij het schrijven naar of lezen vanaf een frequentieomvormer via seriële communicatie. Zie 3.6.4 Databytes in 3.6.1 Seriële bus .
Datatype: Het datatype geeft het type en de lengte van het telegram
Datatype Beschrijving
3 Integer 16 4 Integer 32 5 Zonder teken 8 6 Zonder teken 16 7 Zonder teken 32 9 Tekstreeks
Tabel 4.12
aan.
94 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
Parametern r. Functie Bereik/optienummer/waarde Fabrieksinstelling
Data type
200 Draairichting 3 Alleen rechtsom, 0-132 Hz 5 0 201 Min. uitgangsfrequentie
(f
)
MIN
202 Max. uitgangsfrequentie
(f
)
MAX
0,0 Hz - f
f
- f
MIN
BEREIK
MAX
0,0 Hz 6 -1
f
(132 Hz) 6 -1
BEREIK
203 Referentie/terugk.bereik Min. - max./-max.- +max. Min. - Max. 5 0 204 Minimumreferentie -100.000,000-Ref 205 Max. referentie Ref
- 100.000,000 50,000 4 -3
MIN
MAX
0,000 4 -3
207 Ramp 1 aanlooptijd 0,05-3600,00 s 3,00 s 7 -2 208 Ramp 1 uitlooptijd 0,05-3600,00 s 3,00 s 7 -2 209 Ramp 2 aanlooptijd 0,15-3600,00 s 3,00 7 -2 210 Ramp 2 uitlooptijd 0,15-3600,00 s 3,00 s 7 -2 211 Jog-ramptijd 0,05-3600,00 s 3,00 s 7 -2 212 Snelle stop uitlooptijd 0,05-3600,00 s 3,00 s 7 -2 213 Jog-frequentie 0 Hz - f
MAX
10,0 Hz 6 -1 214 Referentiefunctie 2 Som 5 0 215 Digitale referentie 1 -100,00% tot +100,00% 0,00% 3 -2 216 Digitale referentie 2 -100,00% tot +100,00% 0,00% 3 -2 219 Versnell.-/vertrag.-
0.00-100.00% 0,00% 6 -2
waarde
221 Stroomgrens voor
Min. - max. begr. in % van I
NOM
Max. begrenzing 6 -1
motormodus
229 Frequentie-bypass,
0 (Uit) - 100% 0% 6 0
bandbreedte 230 Frequentie-bypass 1 0,0-132 Hz 0,0 Hz 6 -1 231 Frequentie-bypass 2 0,0-132 Hz 0,0 Hz 6 -1 241 Digitale referentie 1 -100,00% tot +100,00% 0,00% 3 -2 242 Digitale referentie 2 -100,00% tot +100,00% 0,00% 3 -2 243 Digitale referentie 3 -100,00% tot +100,00% 0,00% 3 -2 244 Digitale referentie 4 -100,00% tot +100,00% 0,00% 3 -2 245 Digitale referentie 5 -100,00% tot +100,00% 0,00% 3 -2 246 Digitale referentie 6 -100,00% tot +100,00% 0,00% 3 -2 247 Digitale referentie 7 -100,00% tot +100,00% 0,00% 3 -2
Conv . index
4 4
Tabel 4.13 Functies voor het programmeren, besturen en bewaken via een bus (Profibus) of pc.
Parametern r. Functie Bereik/optienummer/waarde Fabrieksinstelling
Data type
317 Time-out 1-99 s 10 s 5 0 318 Functie na time-out Uit/Stop en uitschakeling (trip) Uit 5 0 323 X102-relaisfunctie 14 Niet in bedrijf 5 0 327 Pulsreferentie/terugkoppeling, max.
100-70000 Hz 5000 Hz 7 0
freq. 331 Klem 1, analoge ingangsstroom 3 Niet in bedrijf 6 0 332 Klem 2, digitale ingang 31 Referentie 6 0 333 Klem 3, digitale ingang 31 Reset 6 0 334 Klem 4, digitale ingang 30 Start 6 0 335 Klem 5, digitale ingang 29 Jog 6 0 336 Klem 1, min. schaling 0,0-20,0 mA 0,0 mA 6 -4 337 Klem 1, max. schaling 0,0-20,0 mA 20,0 mA 6 -4 338 Klem 2, min. schaling 0,0-10,0 V 0,0 V 6 -1 339 Klem 2, max. schaling 0,0-10,0 V 10,0 V 6 -1 340 Uitgangsfuncties 24 Niet in bedrijf 6 0
Tabel 4.14 Functies voor het programmeren, besturen en bewaken via een bus (Profibus) of pc.
Conv. index
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 95
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
Parametern r. Functie Bereik/optienummer/waarde Fabrieksinstelling
400 Remfunctie Uit/AC-remmen Uit 5 0 403 Slaapmodustimer 0-300 s Uit 6 0 404 Slaapfrequentie f 405 Resetfunctie 11 Handm. reset 5 0 406 Aanjaaginstelpunt 1-200% 100% 6 0 407 Uitschakelfrequentie slaapmodus Par. 404 - f 411 Schakelfrequentie 1,5-14,0 kHz Afhankelijk van de eenheid 6 0 412 Variabele schakelfrequentie 3 Temperatuurafh. schakelfreq. 5 0
44
413 Overmodulatiefunctie Uit/Aan Aan 5 0 414 Minimumterugkoppeling -100000-FB 415 Maximumterugkoppeling FB 416 Referentie/terugk.eenheid 42 % 5 0 437 Proces-PID normaal/inv regeling Normaal/geïnverteerd Normaal 5 0 438 Proces-PID integratiebegrenzing Ingesch./Uitgesch. Ingesch. 5 0 439 Proces-PID startfrequentie f 440 Proces-PID prop. versterking 0,00 (Uit) - 10,00 0,01 6 -2 441 Proces-PID integratietijd 0,01-9999 s (Uit) 9999 s 7 -2 442 Proces-PID differentiatietijd 0,00 (Uit) - 10,00 s 0,00 s 6 -2 443 Proces-PID diff. verst.limiet 5-50 5 6 -1 444 Proces-PID laagdoorlaatfiltertijd 0,1-10,00 s 0,1 s 6 -2 445 Vliegende start 4 Uitgesch. 5 0 446 Schakelpatroon 2 SFAVM 5 0 455 Bewaking frequentiebereik Ingesch./Uitgesch. Ingesch. 5 0 461 Terugkoppelingsconversie Lineair of kwadratisch Lineair 5 0
Tabel 4.15 Functies voor het programmeren, besturen en bewaken via een bus (Profibus) of pc.
– par. 407 0 Hz 6 -1
MIN
MAX
HIGH
- 100.000 1500 4 -3
LOW
- f
MIN
MAX
50 Hz 6 -1
0 4 -3
f
MIN
Data type
6 -1
Conv. index
Conversie-index:
Dit nummer verwijst naar een conversiecijfer dat gebruikt moet worden bij het schrijven naar of lezen vanaf een frequentieomvormer via seriële communicatie. Zie 3.6.4 Databytes in 3.6.1 Seriële bus .
Datatype: Het datatype geeft het type en de lengte van het telegram aan.
Datatype Beschrijving
3 Integer 16 4 Integer 32 5 Zonder teken 8 6 Zonder teken 16 7 Zonder teken 32 9 Tekstreeks
Tabel 4.16
96 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
Parametern r. Functie
500 Busadres 1-126 1 5 0 501 Baudsnelheid 300-9600 baud/6 9600 baud 5 0 502 Vrijloop 4 Logisch OR 5 0 503 Snelle stop 4 Logisch OR 5 0 504 DC-rem 4 Logisch OR 5 0 505 Start 4 Logisch OR 5 0 506 Omkeren 4 Logisch OR 5 0 507 Setupselectie 4 Logisch OR 5 0 508 Snelheidsselectie 4 Logisch OR 5 0 509 Bus-jog 1 0,0 - f 510 Bus-jog 2 0,0 - f 512 Telegramprofiel Profidrive/FC-omvormer FC-omvormer 5 0 513 Bustime-out 1 s 5 0 514 Bustime-outfunctie 6 Uit 5 0 515 Data-uitlez: Referentie XXX.X 3 -1 516 Data-uitlez: Ref.eenheid Hz/tpm 4 -3 517 Data-uitlez: Terugkoppeling 4 -3 518 Data-uitlez: Frequentie Hz 3 -1 519 Data-uitlez: Frequentie x schaal Hz 7 -2 520 Data-uitlez: Stroom A x 100 7 -2 521 Data-uitlez: Koppel % 3 -1 522 Data-uitlez: Vermogen kW 7 1 523 Data-uitlez: Vermogen pk 7 -2 524 Data-uitlez: Motorspanning V 6 -1 525 Data-uitlez: DC-tussenkringspanning V 6 0 527 Data-uitlez: FC therm. 0-100% 5 0 528 Data-uitlez: Digitale ingang 5 0 533 Data-uitlez: Externe referentie -200,0 tot +200,0% 6 -1 534 Data-uitlez: Statuswoord, binair 6 0 537 Data-uitlez: FC-temperatuur °C 5 0 538 Data-uitlez: Alarmwoord, binair 7 0 539 Data-uitlez: Stuurwoord, binair 6 0 540 Data-uitlez: Waarsch.woord 1 7 0 541 Data-uitlez: Waarsch.woord 2 7 0 542 Data-uitlez: Klem 1, analoge ingang mA x 10 5 -4 543 Data-uitlez: Klem 2, analoge ingang V x 10 5 -1 561 Protocol FC-protocol/Modbus RTU FC-protocol 5 0 570 Modbus-pariteit en berichtframing 4 Even/1 stopbit 5 0 571 Modbus communicatietime-out 10-2000 ms 100 ms 6 0
Bereik/optienummer/ waarde Fabrieksinstelling
MAX MAX
10,0 Hz 6 -1 10,0 Hz 6 -1
Data type
Conv. index
4 4
Tabel 4.17 Functies voor het programmeren, besturen en bewaken via een bus (Profibus) of pc.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss 97
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
Parameter nr. Functie Bereik/optienummer/waarde Fabrieksinstelling
600 Bedieningsvariabelen: Bedrijfsuren 0-130.000,0 uur 5 0 601 Bedieningsvariabelen: Draaiuren 0-130.000,0 uur 7 73 603 Bedieningsvariabelen: Inschakelingen 0-9999 7 73 604 Bedieningsvariabelen: x Overtempe-
605 Bedieningsvariabelen: Aantal malen
615 Uitlezing foutlog: Foutcode Index XX-XXX 6 0 616 Uitlezing foutlog: Tijd Index XX-XXX 5 0
44
617 Uitlezing foutlog: Waarde Index XX-XXX 7 -1 619 Reset draaiurenteller Niet resetten/Resetten Niet resetten 3 0 620 Bedrijfsmodus 3 Normaal bedrijf 5 0 621 Motortypeplaatje: FC-motortype Afhankelijk van de eenheid 5 0 624 Motortypeplaatje: Softwareversie Afhankelijk van de eenheid 9 0 625 LCP-versie Afhankelijk van de eenheid 9 0 626 Motortypeplaatje: Identificatienr.
628 Motortypeplaatje: Type toepassingsoptie 9 -2 630 Motortypeplaatje: Type communica-
632 Identificatienr. BMC-software 9 0 633 Motordatabase-identificatie 9 0 634 Toestelidentificatie voor communicatie 9 0 635 Softwareonderdeelnr. 9 0 678 Stuurkaart configureren Afhankelijk van de
ratuur
overspanning
database
tieoptie
0-9999 6 0
0-9999 6 0
Afhankelijk van de eenheid 9 0
9 0
eenheid
Data type
5 0
Conv. index
Tabel 4.18 Functies voor het programmeren, besturen en bewaken via een bus (Profibus) of pc.
Conversie-index:
Dit nummer verwijst naar een conversiecijfer dat gebruikt moet worden bij het schrijven naar of lezen vanaf een
Datatype: Het datatype geeft het type en de lengte van het telegram aan.
frequentieomvormer via seriële communicatie. Zie 3.6.4 Databytes in 3.6.1 Seriële bus .
Datatype Beschrijving
3 Integer 16 4 Integer 32 5 Zonder teken 8 6 Zonder teken 16 7 Zonder teken 32 9 Tekstreeks
Tabel 4.19
98 MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Loading...