1.4.6 Bestelinformatie voor positie van omvormerkast en afvoeropening12
2 Installatie
2.1.1 FCM 305-375, 3-fasig, 380-480 V13
2.1.2 Algemene technische gegevens14
2.1.3 Aanhaalmomenten17
2.1.4 Maximale kabeldoorsnede17
2.1.5 Schroefmaten17
4
13
2.1.6 Beveiliging18
2.2 Beschrijving van de motor
2.2.1 Hantering van de FC-motor20
2.2.2 Lagers20
2.2.3 Uitvoerassen21
2.2.4 Afmetingen21
2.2.5 Installatie van de FC-motor24
2.2.6 Uitlijning25
2.2.7 Aanhaalmoment bouten25
2.2.8 Onderhoud25
2.2.9 Thermische beveiliging FCM 30026
2.3.1 Servicestekkerset (175N2546)27
2.3.2 Stekkerset (175N2545)27
2.3.3 Bevestigingsset voor externe bediening (175N0160)27
2.3.5 Potentiometeroptie (177N0011)28
2.3.6 Lokaal bedieningspaneel (LOP) (175N0128) IP 6528
3 Programmeren
19
30
3.1.1 Bedieningspaneel (175NO131)30
3.1.2 Installatie LCP30
3.1.3 Functies LCP30
3.1.4 Display 31
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss1
Inhoud
VLT® DriveMotor FCM-serie
3.1.5 Leds31
3.1.6 Bedieningstoetsen31
3.1.7 Functies van de bedieningstoetsen32
3.1.8 Uitleesstatus op display32
3.1.9 Displaymodus33
3.1.10 Displaymodus – uitleesstatus selecteren33
3.1.11 Modus Quick Menu versus modus Menu34
3.1.12 Quick Setup via Quick menu34
3.1.13 Parameterselectie35
3.1.14 Modus Menu35
3.1.15 Parametergroepen35
3.1.16 Gegevens wijzigen35
3.1.17 Een tekstwaarde wijzigen36
3.1.18 Oneindig variabele wijziging van een numerieke datawaarde36
3.1.19 Menustructuur37
3.1.20 Parametergroep 0-** Bediening/display38
3.2.1 Parametergroep 1-** Belasting/motor42
3.6.1 Seriële bus63
3.6.2 Telegramcommunicatie63
3.6.3 Telegramopbouw64
3.6.4 Databytes65
3.6.5 Stuurwoord volgens veldbusprofielstandaard67
3.7.1 Parametergroep 5-** Seriële communicatie73
3.8 Parameter 600-678 – FCM 300 Design Guide
3.8.1 Parametergroep 6-** Technische functies78
4 Alles over de FCM 300
4.1.1 Galvanische scheiding (PELV)82
4.1.2 Aardlekstroom82
4.1.3 Extreme bedrijfsomstandigheden 83
4.1.4 Akoestische ruis83
4.1.5 Balans83
4.1.6 Thermische beveiliging en reductie84
78
82
4.1.7 Reductie wegens omgevingstemperatuur84
4.1.8 Reductie wegens luchtdruk84
4.1.9 Reductie wegens lage bedrijfssnelheid84
4.1.10 Reductie wegens hoge schakelfrequentie85
4.1.11 Trillingen en schokken85
4.1.12 Luchtvochtigheid85
4.1.13 UL-norm85
4.1.14 Rendement85
2MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Inhoud
VLT® DriveMotor FCM-serie
4.1.15 Interferentie via het net/harmonischen86
4.1.16 Arbeidsfactor87
4.1.17 Wat is CE-markering?87
4.1.18 De Machinerichtlijn (98/37/EEG)87
4.1.19 De Laagspanningsrichtlijn (73/23/EEG)87
4.1.20 De EMC-richtlijn (89/336/EEG)87
4.1.21 Waarvoor gelden de richtlijnen?87
4.1.22 Danfoss FCM 300-motor en CE-markering88
4.1.23 Conformiteit met EMC-richtlijn 89/336/EEG88
4.1.24 EMC-normen88
4.1.25 Agressieve omgevingen89
4.2.1 Lijst met waarschuwingen en alarmen90
4.2.2 Wat te doen als de motor niet start?90
4.2.3 Waarschuwingen91
4.2.4 Waarschuwingswoord, uitgebreid statuswoord en alarmwoord93
4.3 Parameterlijst
Trefwoordenregister
94
99
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss3
Inleiding
VLT® DriveMotor FCM-serie
1
1 Inleiding
1.1 Veiligheid
1.1.1 Softwareversie
FCM 300-serie
Design Guide
Softwareversie: 3.1x
Deze Design Guide kan worden gebruikt voor alle FCM 300frequentieomvormers met softwareversie 3.1x.
De softwareversie kan worden uitgelezen via parameter 624
Softwareversie.
Tabel 1.1
Verwijderingsinstructie
1.1.2
Apparatuur die elektrische componenten
bevat, mag niet als huishoudelijk afval
worden afgevoerd.
Dergelijke apparatuur moet apart worden
afgevoerd als elektrisch en elektronisch
afval volgens de geldende lokale
voorschriften.
Tabel 1.2
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die, als deze
niet wordt vermeden, kan leiden tot licht of matig letsel.
Kan tevens worden gebruikt om te waarschuwen tegen
onveilige werkpraktijken.
1.1.4 Algemene waarschuwingen
LET OP
Alle handelingen moeten worden uitgevoerd door
adequaat opgeleid personeel.
Maak gebruik van alle aanwezige hijsmiddelen,
bijvoorbeeld beide hijspunten of een enkel hijspunt
indien aanwezig*.
Verticaal hijsen – voorkom ongecontroleerd draaien.
Hijsmachine – hijs geen andere apparatuur met behulp
van enkel de hijspunten op de motor.
Controleer voorafgaand aan de installatie op beschadiging van de afdekking van de ventilator, beschadiging
van de as, beschadiging van de montagevoet en losse
bevestigingsmiddelen. Controleer de gegevens van het
motortypeplaatje.
Verzeker u ervan dat het montageoppervlak vlak is, en
dat de montage in balans en uitgelijnd is. Pakkingen
en/of afdichtmiddelen en beschermingen dienen op
correcte wijze bevestigd te worden.
Corrigeer de riemspanning.
Volg de regels voor reductie; zie 4.1 Speciale omstandigheden.
Symbolen
1.1.3
In deze Design Guide worden diverse symbolen gebruikt.
Deze hebben de volgende betekenis:
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die, als deze
niet wordt vermeden, kan leiden tot ernstig of dodelijk
letsel.
*Opmerking: het maximale handhijsvermogen ligt 20 kg
onder de schouder, maar boven het grondniveau. Max.
brutogewicht:
Framegrootte 80: 15 kg
-
Framegrootte 90 & 100: 30 kg
-
Framegrootte 112: 45 kg
-
Framegrootte 132: 80 kg
-
LET OP
Geeft gemarkeerde informatie aan die aandachtig moet
worden gelezen om fouten te vermijden en om te
voorkomen dat apparatuur niet optimaal werkt.
4MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Inleiding
VLT® DriveMotor FCM-serie
WAARSCHUWING
De spanning op de FC-motor is gevaarlijk wanneer de
motor op de netvoeding is aangesloten. Onjuiste
installatie van de FC-motor kan leiden tot materiële
schade en ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Volg daarom de aanwijzingen in deze handleiding en de
lokale en nationale regels en veiligheidsvoorschriften op.
Het aanraken van elektrische onderdelen kan fatale
gevolgen hebben, zelfs wanneer de netvoeding is
afgeschakeld. Wacht minstens 4 minuten.
- De installatie moet op correcte wijze afgezekerd en
geïsoleerd zijn.
- Afdekkingen en kabelinvoeren moeten bevestigd zijn.
WAARSCHUWING
Voor hoogtes boven 2000 m dient u contact op te
nemen met Danfoss in verband met PELV.
LET OP
Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker of van
een erkend elektricien om te zorgen voor correcte
aarding en beveiliging overeenkomstig de geldende
nationale en lokale eisen en normen.
installatie vereist, en tevens een versterkte,
beschermende aarding.
1.1.6 Waarschuwing tegen onbedoelde
start
Wanneer de frequentieomvormer op het net is
•
aangesloten, kan de motor worden gestopt via
digitale commando's, buscommando's of
referenties.
Deze stopfuncties zijn niet toereikend als een
onbedoelde start moet worden voorkomen in
verband met de persoonlijke veiligheid.
De motor kan starten terwijl de parameters
•
worden gewijzigd.
Een gestopte motor kan starten wanneer er
•
storingen optreden in de elektronica van de FCmotor, of wanneer een tijdelijke overbelasting of
een fout in de netvoeding wordt opgeheven.
1.2 Inleiding
Specifieke technische publicaties over de FCM 300-serie:
1
1
1.1.5 Veiligheidsvoorschriften
De VLT DriveMotor (FC-motor) moet worden
•
afgeschakeld van het net voordat reparatiewerkzaamheden worden uitgevoerd.
Controleer of de netvoeding is afgeschakeld en
de vereiste tijd is verstreken (4 minuten).
De apparatuur moet correct zijn geaard, de
•
gebruiker moet beschermd zijn tegen voedingsspanning en de motor moet beveiligd zijn tegen
overbelasting overeenkomstig de geldende
nationale en lokale voorschriften.
Het gebruik van RCD's (aardlekschakelaars) wordt
beschreven in 4.1.2 Aardlekstroom .
De aardlekstromen zijn hoger dan 3,5 mA. Dit
•
betekent dat de FC-motor een vaste, permanente
Design Guide:
Snelle Setup:
Tabel 1.3
Neem contact op met de lokale Danfoss-leverancier voor
meer informatie over de FCM 300.
Bevat alle benodigde informatie voor het
ontwerpen van installaties en biedt een
goed inzicht in het productconcept, de
productreeks, technische gegevens,
bediening, programmering enz.
Helpt gebruikers bij een snelle installatie
en inbedrijfstelling van hun FCM 300motoreenheid.
De Snelle Setup wordt altijd bij de
eenheid geleverd.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss5
175NA161.10
Promotion
All
users
X =version number
YY =language
Misc.
Quick Setup
MG.03.FX.YY
Design
Guide
MG03BXYY
PROFIBUS-
Manual
MG.03.EX.YY
Brochure
MB.03.CX.YY
Articles
MZ.03.AX.YY
MCT 10 Setup
Software Manual
MG10RXYY
Data sheet
MD.03.AX.YY
1
Inleiding
Afbeelding 1.1 Beschikbare publicaties voor de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
1.3 Productconcept
1.3.1 Integratie van frequentieomvormer
en motor
Integratie van de Danfoss VLT frequentieomvormer met
een asynchrone motor voorziet in een variabele snelheidsregeling
De VLT DriveMotor FCM 300 is een uiterst compact
alternatief voor de gewone oplossing met een
afzonderlijke VLT-frequentieomvormer en motor. De
frequentieomvormer wordt bevestigd op de plaats van het
klemmenblok van de motor en is niet hoger dan een
standaard klemmenblok en niet breder of langer dan de
motor (zie 2.2.4 Afmetingen ).
De installatie is uiterst eenvoudig. U hebt geen extra
ruimte nodig voor het paneel. U hebt geen speciale
bekabeling nodig om te voldoen aan de EMC-richtlijn,
omdat er geen motorkabels nodig zijn. De enige aansluitingen zijn die voor de netvoeding en de stuurkabels.
Een in de fabriek gemaakte aanpassing tussen de frequentieomvormer en de motor levert een nauwkeurige en
energiezuinige besturing op en maakt vooraf instellen ter
plaatse overbodig.
De FC-motor kan worden gebruikt in zelfstandig werkende
systemen met traditionele stuursignalen, zoals start/
stopsignalen, snelheidsreferenties en een procesregeling
met terugkoppeling, of in meervoudige aandrijfsystemen
met stuursignalen die worden gedistribueerd via een
veldbus.
Ook een combinatie van veldbus en traditionele
stuursignalen en een PID-regeling met terugkoppeling
behoort tot de mogelijkheden.
6MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Inleiding
Afbeelding 1.2 Regelingsstructuren
VLT® DriveMotor FCM-serie
1
1
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss7
1
Inleiding
1.4 Selectie FC-motor, FCM 300
1.4.1 Bestelformulier
VLT® DriveMotor FCM-serie
Afbeelding 1.3
8MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss9
175NA162.10
Inleiding
VLT® DriveMotor FCM-serie
1
1.4.3 Bestellen
Maak een kopie van het bestelformulier; zie 1.4.1 Bestelfor-mulier. Vul het bestelformulier in en stuur of fax het naar
een Danfoss-verkoopkantoor bij u in de buurt. Op basis
van uw bestelling krijgt de FCM 300-motor een bepaalde
typecode.
Het bestelformulier voor de basiseenheid moet altijd
volledig worden ingevuld. Vermeld bij het noteren van de
typecode altijd de tekens van de basisreeks (1-34). Bij de
orderbevestiging ontvangt de klant een 8-cijferige code die
moet worden gebruikt bij eventuele nabestellingen.
Danfoss pc-software voor seriële communicatie, MCT 10
Alle FCM 300-eenheden zijn standaard uitgerust met een
RS-485-poort, waardoor communicatie met bijvoorbeeld
met een pc mogelijk is. Voor dit doel is het programma
MCT 10 leverbaar (zie 1.4.4 Hulpprogramma voor de pc ).
Bestelnummers, MCT 10
Gebruik bestelnummer 130B1000 voor het bestellen van
de cd met de MCT 10 setup-software.
Accessoires voor de FC-motor
Voor de FC-motor is een lokaal bedieningspaneel (LOP –
Local Operation Pad) voor een lokaal setpoint en start/stop
leverbaar. Het LOP heeft een IP 65-behuizing. Er is ook een
lokaal bedieningspaneel (LCP 2 – Local Control Panel)
leverbaar, dat een volledige interface vormt voor de
bediening, programmering en bewaking van de FC-motor.
Bestelnummers, accessoires
1.4.4
Hulpprogramma voor de pc
Pc-software – MCT 10
Alle frequentieomvormers zijn uitgerust met een seriëlecommunicatiepoort. Danfoss levert een hulpprogramma
voor de pc voor communicatie tussen pc en frequentieomvormer, de VLT Motion Control Tool MCT 10 setupsoftware.
MCT 10 setup-software
MCT 10 is een eenvoudig te gebruiken interactief
programma voor het instellen van parameters in onze
frequentieomvormers.
De MCT 10 setup-software kan worden gebruikt voor:
het offline plannen van een communicatie-
•
netwerk; MCT 10 is voorzien van een volledige
database van frequentieomvormers;
het online in bedrijf stellen van frequentieom-
•
vormers;
het opslaan van de instellingen voor alle frequen-
•
tieomvormers;
het vervangen van een frequentieomvormer in
•
een netwerk;
het uitbreiden van een bestaand netwerk.
•
Omvormers die in de toekomst worden
•
ontwikkeld, worden ondersteund.
De MCT 10 setup-softwaremodules
De volgende modules zijn in het softwarepakket
opgenomen:
10MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Inleiding
VLT® DriveMotor FCM-serie
1.4.5 Bestelinformatie voor frames en flenzen
Framematen en bijbehorende flensmaten voor verschillende montageversies
1
1
Framegrootte
Type
FCM 30580
FCM 30780
FCM 31190
FCM 31590
FCM 322100
FCM 330100
FCM 340112
FCM 355132
FCM 375132
S: Leverbaar als standaardas
A: Leverbaar als alternatief met een speciaal verlengde as om een standaardas voor het frame te bieden
B: Leverbaar als alternatief met een standaardas voor het frame, wijziging niet nodig.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss11
Inleiding
VLT® DriveMotor FCM-serie
1
1.4.6 Bestelinformatie voor positie van omvormerkast en afvoeropening
Positie van omvormerkast: altijd bovenop gemonteerd.
Alle afvoeropeningen worden gemonteerd met schroef en ring, IP 66 indien niet geopend.
Afbeelding 1.5
1: Afvoeropeningen tegenover de zijde van de omvormer, zowel aandrijfzijde als niet-aandrijfzijde.
2/3: Afvoeropeningen 90° ten opzichte van de omvormer, zowel aandrijfzijde als niet-aandrijfzijde.
12MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
[kg]
Gewicht omvormer
[kg]
Ingangsstroom [A]
380 V 2-p1,51,82,33,44,55,08,012,015,0
380 V 4-p1,41,72,53,34,76,48,011,015,5
480 V 2-p1,21,41,82,73,64,06,39,511,9
480 V 4-p1,11,32,02,63,75,16,38,712,3
Rendement bij nom. snelheid
2-polig73,475,377,579,081,382,783,885,186,2
4-polig75,977,579,380,582,483,684,685,886,7
Voedingsklemmen
[AWG]1010101010101066
[mm²]44444441010
Maat pakkingbus3xM20x1,5 3xM20x1,53xM20x1,5 3xM20x1,5 3xM20x1,53xM20x1,5 3xM20x1,5 1xM25x1,5/
Max. voorzekering
UL4) [A]
IEC4) [A]
1)
Bij 400 V 3000 tpm
2)
Bij 400 V 1500 tpm
3)
2-polige motor – B3
4)
Er moeten voorzekeringen van het type gG worden gebruikt. Als aan UL/cUL moet worden voldaan, moeten er voorzekeringen van het
type Bussmann KTS-R 500 V of Ferraz Shawmut, ATMR Klasse C (max. 30 A) worden gebruikt. De zekeringen moeten voor beveiliging
zorgen in een circuit dat max. 100.000 A
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss13
Installatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
2.1.2 Algemene technische gegevens
Netvoeding, TT, TN en IT* (L1, L2, L3):
22
Netspanning 380-480 V-eenheden3 x 380/400/415/440/460/480 V ± 10%
Netfrequentie50/60 Hz
Max. onbalans van de netspanning:± 2% van de nominale netspanning
Arbeidsfactor/cosmax. 0,9/1,0 bij nominale belasting
Aantal schakelingen op de netingangen L1, L2, L3ongeveer 1 keer/2 min
*) Niet geldig voor RFI klasse 1B eenheden
Koppelkarakteristiek
Startkoppel/overbelastingskoppel160% gedurende 1 min
Continu koppelzie hierboven
Stuurkaart, digitale/pulsingangen
Aantal programmeerbare digitale ingangen4
Klemnrs.X101-2, -3, -4, -5
Spanningsniveau0-24 V DC (PNP positieve logica)
Spanningsniveau, logisch 0< 5 V DC
Spanningsniveau, logisch 1> 10 V DC
Maximale spanning op ingang28 V DC
Ingangsweerstand, R
Scantijd20 ms
i
ongeveer 2 kΩ
Stuurkaart, pulsingang
Aantal programmeerbare pulsingangen1
Klemnrs.X101-3
Max. frequentie op klem 3, open collector/balans 24 V8 kHz/70 kHz
Resolutie10 bit
Nauwkeurigheid (0,1-1 kHz), klem 3Max. fout: 0,5% van volledige schaal
Nauwkeurigheid (1-12 kHz), klem 3Max. fout: 0,1% van volledige schaal
Stuurkaart, analoge ingangen
Aantal programmeerbare analoge spanningsingangen1
Klemnrs.X101-2
Spanningsniveau0-10 V DC (schaalbaar)
Ingangsweerstand, R
Aantal programmeerbare analoge stroomingangen1
Klemnr.X101-1
Stroombereik0-20 mA (schaalbaar)
Ingangsweerstand, R
Resolutie9 bit
Nauwkeurigheid aan ingangMax. fout 1% van volledige schaal
Scantijd20 ms
Stuurkaart, digitale/pulsuitgangen en analoge uitgangen
Aantal programmeerbare digitale en analoge uitgangen1
Klemnrs.X101-9
Spanningsniveau bij digitale uitgang/belasting0-24 V DC/25 mA
Stroom bij analoge uitgang0-20 mA
Maximumbelasting naar frame (klem 8) bij analoge uitgang
Nauwkeurigheid van analoge uitgangMax. fout: 1,5% van volledige schaal
Resolutie bij analoge uitgang8 bit
i
i
ongeveer 10 kΩ
ongeveer 300 Ω
R
500 Ω
LOAD
Relaisuitgang
Aantal programmeerbare relaisuitgangen1
Klemnummer (resistieve en inductieve belasting)1-3 (verbreek), 1-2 (maak)
Max. klembelasting (AC1) op 1-3, 1-2250 V AC, 2 A, 500 VA
14MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Installatie
Max. klembelasting (DC1 (IEC 947)) op 1-3, 1-225 V DC, 3 A/50 V DC, 1,5 A, 75 W
Min. klembelasting (AC/DC) op 1-3, 1-2 stuurkaart24 V DC, 10 mA/24 V AC, 100 mA
Nominale waarden voor maximaal 300.000 handelingen (bij inductieve belastingen ligt het aantal handelingen 50% lager)
Frequentiebereik
Resolutie op uitgangsfrequentie0,1%
SysteemresponstijdMax. 40 ms
Nauwkeurigheid snelheid (zonder terugkoppeling, CT-modus, 4 P motorgestuurd in snelheidsbereik 150-1500
tpm)± 15 tpm
Externe elementen
Behuizing
Triltest1 g
Max. relatieve vochtigheid95% voor opslag/transport/bedrijf
OmgevingstemperatuurMax. 40 °C (gemiddelde over 24 uur max. 35 °C)
Zie 4.1.7 Reductie wegens omgevingstemperatuur
Min. omgevingstemperatuur bij volledig bedrijf0 °C
Min. omgevingstemperatuur bij gereduceerde werking-10 °C
Temperatuur tijdens opslag/transport-25 tot +65/70 °C
Max. hoogte boven zeeniveau1000 m
Zie 4.1.8 Reductie wegens luchtdruk
Toegepaste EMC-normen, EmissieEN 61000-6-3/EN 6100-6-4, EN 61800-3, EN 55011, EN 55014
Toegepaste EMC-normen,
Immuniteit
Toegepaste veiligheidsnormenEN 60146, EN 50178, EN 60204, UL508
Zie 4.1 Speciale omstandigheden aan het einde van deze sectie voor het frequentiebereik voor IP 66-motoren.
Zie 4.1 Speciale omstandigheden aan het einde van deze sectie voor het frequentiebereik voor IP 66-motoren.
VLT® DriveMotor FCM-serie
0-132 Hz
IP 55 (IP 65, IP 66)
EN 61000-6-2, EN 61000-4-2, EN 61000-4-3, EN 61000-4-4, EN 61000-4-5, EN 61000-4-6,
ENV 50204
22
LET OP
De normale IP 66-oplossing is uitsluitend bedoeld voor snelheden tot 3000 tpm. Als een hogere snelheid nodig is, dient
u dit aan te geven bij uw bestelling.
Afbeelding 2.1 Schema voor de FCM 300-serie
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss15
Voor klemschroeven is een schroevendraaier van maximaal 2,5 mm met een platte kop nodig.
Voor AC-lijnschroeven is een 8 mm gleufkopschroevendraaier nodig.
Voor afdekkingsschroeven, aardverbindingsschroeven en kabelklemschroeven is een T-20 torxschroevendraaier of gleufkopschroevendraaier nodig (max. aanhaalsnelheid is 300 tpm).
Raadpleeg de handleiding MG90AXYY voor PROFIBUSversies.
2.1.3 Aanhaalmomenten
AWGmm²
22
Tabel 2.7
2.1.5 Schroefmaten
Schroeven voor afdekking (deksel)M5
Aardverbindings- en kabelklemschroeven (FCM 305-340)M4
Aardverbindings- en kabelklemschroeven (FCM 355-375)M5
Tabel 2.8
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss17
Installatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
2.1.6 Beveiliging
22
Beveiliging tegen thermische overbelasting van motor en elektronica.
•
Bewaking van de tussenkringspanning zorgt ervoor dat de frequentieomvormer uitschakelt als de tussenkring-
•
spanning te hoog of te laag is.
Als er een netfase ontbreekt, schakelt de frequentieomvormer uit wanneer de motor wordt belast.
•
Afbeelding 2.2 Positie van de klemmen (zie Snelle Setup, MG03AXYY, voor installatie-instructies)
18MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
175NA163.10
Installatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
2.2 Beschrijving van de motor
De FC-motor bestaat uit de volgende onderdelen:
22
Afbeelding 2.3
ItemBeschrijvingItemBeschrijving
1Oliedeflector (indien aangebracht)16Borgring lager
2Olieafdichtring aandrijfzijde17Ventilator
3Bevestigingsbout voor schild18Afdekking ventilator
4Schild aandrijfzijde19Schroef en ring voor afdekking ventilator
5Voorbelastingsring20Schroefplug
6Lager21O-ring
7Asspie22ISM-doos
8Rotor23Kabelklem
9Stator met of zonder voetjes24Schroeven kabelklem
10Aansluitblok25Deksel ISM-doos
11Pakking26Torxschroef
12Afneembare voetjes27Ring
13Bevestigingsbout en ring voetjes28Schild voorkant
14Borgring lager29Schild flens
15Schild niet-aandrijfzijde
Tabel 2.9
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss19
door gekwalificeerd personeel worden gehanteerd en
gehesen. De volledige productdocumentatie en
bedieningsinstructies moeten beschikbaar zijn, net als het
gereedschap en de apparatuur die nodig is om veilig te
werken. De bij de FC-motor geleverde oogbouten en/of
heftappen zijn enkel berekend op het gewicht van de FCmotor, dus niet op het gewicht van de FC-motor plus
daaraan bevestigde aanvullende apparatuur. Verzeker u
ervan dat kranen, krikken, hijsstroppen en hefbalken het
gewicht van de op te heffen apparatuur kunnen dragen.
Lagers
2.2.2
De standaardoplossing is een vast lager aan de
aandrijfzijde van de motor (asuitgangszijde).
Om statische indrukking te voorkomen, moet de opslagruimte vrij zijn van trillingen. Wanneer blootstelling aan
trillingen onvermijdelijk is, moet de as worden
vergrendeld. De lagers kunnen worden uitgerust met een
asvergrendelingsmechanisme, dat tijdens de opslag op zijn
plaats moet worden gehouden. Assen moeten eens per
week handmatig een kwartslag worden gedraaid. Lagers
zijn bij het verlaten van de fabriek geheel gevuld met op
lithiumvet.
Wanneer bij de motor een oogbout wordt geleverd, moet
deze aangeschroefd worden totdat de schouder stevig
tegen het oppervlak van het op te heffen statorframe zit.
Verwachte max. levensduur lager (Lna) bij 80 °C lagertemperatuur x 103 uur.
FCM
305-315
355-375
De levensduur Lna van het lager is de aangepaste levensduurwaarde L10, waarbij rekening is gehouden met: Betrouwbaarheid - Materiaalverbetering - Smeeromstandigheden.
Tabel 2.12 Levensduur lager
FCMLagersOlieafdichtingen - Boorgat x O/D x breedte in mm
Tabel 2.13 Standaardlagerreferenties en olieafdichtingen
Hor.Vert.Hor.Vert.
30303030322-340
3000 min
-1
1500 min
-1
20MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Installatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
2.2.3 Uitvoerassen
De uitvoerassen zijn vervaardigd van staal met een
treksterkte van 35/40 ton (460/540 MN/m²). De assen aan
de aandrijfzijde hebben een tapgat volgens DIN 332 Form
D en standaard een spiegleuf met gesloten profiel.
Balans
Alle motoren zijn dynamisch gebalanceerd volgens ISO
8821 en voldoen aan IEC 60034-14.
Framegrootte80809090100100112132132
A [mm]125125140140160160190216216
B [mm]125125140140140140178
C [mm]505056566363708989
H [mm]80809090100100112132132
K [mm]101010101212121212
AA [mm]272728282828353838
AB [mm]157157164164184184218242242
BB [mm]127127150150170170170208208
BC [mm]13,513,5
L [mm]278278322322368368382484,5
AC [mm]160160178178199199215255255
HD [mm]219,5219,5238238264264292334334
EB [mm]1,51,52,52,566666
FCL [mm]206206230230256256286357,5357,5
FCW [mm]141141158158176176196242,5242,5
Tabel 2.15 Voetmontage – B3
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss21
12,5
1)
12,5
1)
1515155315
484,5
2)
Installatie
1)
2-polige motor = 37,5 2) 2-polige motor = 53
VLT® DriveMotor FCM-serie
22
22MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Installatie
FCM305307311315322330340355375
Framegrootte80809090100100112132132
D [mm]191924242828283838
E [mm]404050506060608080
ED [mm]323240405050507070
ED1 [mm]445555555
DHM6x16M6x16M8x19M8x19M10x22M10x22M10x22M12x28M12x28
F [mm]66888881010
G [mm]15,515,520202424243333
VLT® DriveMotor FCM-serie
22
Tabel 2.16 As aandrijfzijde
B5 FCM
Framegrootte485663718090100112132
IEC ref.FF85FF100FF115FF130FF165FF165FF215FF215FF265
DIN ref.A105A120A140A160A200A200A250A250A300
C [mm]5056637089
M [mm]85100115130165165215215265
N [mm]708095110130130180180230
P [mm]105120140160200200250250300
S [mm]1010121214,514,514,5
T [mm]33,53,53,5444
LA [mm]771210121212
305/307311/315322/330340355/375
Tabel 2.17 Flensmontage – B5, B35 (B3+B5)
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss23
Installatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
22
B14 FCM
Framegrootte5663718090100112132
IEC ref.FT65FT75FT85FT100FT115FT130FT130FT165
DIN ref.C80C90C105C120C140C160C160C2OO
C [mm]5056637089
M [mm]657585100115130130165
N [mm]5060708095110110130
P [mm]8090105120140160164200
S [mm]M5M6M6M8M8M8M10
T [mm]2,52,5333,53,53,5
LA [mm]99998,51313
Max. de B14flens
Tabel 2.18 Voorkantmontage – B14, B34 (B3+B14)
Installatie van de FC-motor
2.2.5
8,5111111,51515,517
305/307311/315322/330340355/375
Afbeelding 2.4
FC-motoren moeten zodanig worden geïnstalleerd dat er
voldoende ruimte is voor routine-onderhoud. Een minimale
werkruimte van 0,75 m rond de motor wordt aangeraden.
Er moet voldoende ruimte zijn voor de luchtcirculatie, met
name bij de ventilatorinlaat (50 mm).
Als u verschillende FC-motoren dicht bij elkaar installeert,
moet u ervoor zorgen dat afgezogen, warme lucht niet kan
circuleren. De ondergrond moet massief, onbuigzaam en
vlak zijn.
24MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
LET OP
Elektrische installatie
Verwijder de bovenste folielaag niet uit het
omvormergedeelte. Dit is een beschermende laag.
Installatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
Aanbrengen van rondsels, riemschijven en koppelingen
Deze moeten aan de hand van onze standaardbegrenzingen worden geboord en met een schroefbeweging op
de as worden aangebracht. Zorg dat de bewegende delen
goed zijn afgeschermd.
LET OP
Tik onderdelen niet met een hamer of moker vast op de
as van de FC-motor, omdat dit de lagers kan
beschadigen. Hierdoor maken de lagers meer lawaai en
wordt de levensduur van de lagers aanzienlijk verkort.
Tabel 2.20 Aanhaalmoment voor bevestigingsbouten van schilden
de ribben van het frame en tussen de motor en het
omvormerdeel.
Periodiek onderhoud van het motordeel
1.Verwijder het omvormerdeel, de afdekking van de
2.U kunt de rotor nu voorzichtig van de stator
Onderhoud
ventilator en de ventilator, die op de asextensie is
gespied. Draai de schroeven van de lagerafdekking en de bouten/tapeinden van de schilden
los en verwijder ze. Verwijder de schilden
voorzichtig van geleidepennen.
halen. Pas op dat u het boorgat van de stator en
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss25
Installatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
de wikkelingen van stator en rotor niet
beschadigt.
22
3.Nadat u de motor hebt gedemonteerd, kunt u de
reinigings- en onderhoudswerkzaamheden
uitvoeren. Hiervoor kan het best een luchtlijn
worden gebruikt die droge perslucht met een
relatief lage druk aanvoert, aangezien het vuil bij
een luchtstroom met een hoge snelheid tussen
de wikkelingen en de isolatie terecht kan komen.
Vetoplossende middelen kunnen schade
veroorzaken aan impregneervernis of isolatie.
4.Voer bovenstaande handelingen in omgekeerde
volgorde uit om de FC-motor weer te monteren.
Vergeet niet om de schilden op lagers en spieeinden te plaatsen. ZET GEEN KRACHT.
5.Controleer voordat u de motor start of de rotor
vrij kan draaien. Verzeker u ervan dat de
elektrische aansluitingen correct zijn uitgevoerd.
6.Breng eventueel verwijderde riemschijven,
koppelingen, kettingwielen en dergelijke weer
aan. Zorg ervoor dat ze op een lijn liggen met
het aangedreven deel; als de onderdelen niet
goed geplaatst worden, kan dit problemen met
de lagers veroorzaken of kan de as breken.
7.Gebruik voor het vervangen van schroeven en
bouten alleen de kwaliteit en treksterkte die door
de fabrikant is aanbevolen. Ook de draadvorm en
lengte moeten identiek zijn (zie Tabel 2.24).
Belasti
ng
0%-60 s
20%-100 s
40%-150 s
60%-200 s
80%-250 s
105%900 s (indien > 105%)300 s (indien < 105%)
120%550 s140%210 s160%60 s>165% 20 s-
Bij volledige AC-rem (parameter 400) wordt een belasting
van > 165% gesimuleerd ⇒ 20 s tot uitschakeling (trip).
De waarde kan worden uitgelezen via parameter 527. (LCP:
FC thermisch).
De temperatuurmeting meet de temperatuur in de elektronicabehuizing.
Waarschuwingsniveau bereikt ⇒ waarschuwingindicatie
wordt geactiveerd (led en statuswoord) en de eenheid zal
mogelijk uitschakelen (trip) wanneer de temperatuur niet
binnen 15 minuten daalt tot onder het waarschuwingsniveau. Als de functie TEMP.DEP.SW is geactiveerd in
parameter 412 neemt de schakelfrequentie geleidelijk af
tot 2 kHz om zo een temperatuurdaling teweeg te
brengen.
Tijd van 0 tot 100Tijd van 100 tot 0
Tabel 2.21
Thermische beveiliging FCM 300
2.2.9
De thermische beveiliging van de FC en de motor wordt
als volgt uitgevoerd:
Overbelastingsituaties worden afgehandeld door
•
de berekende elektrische belasting (I² x t).
Ontbrekende ventilatie en hoge omgevingstem-
•
peraturen worden afgehandeld door de
temperatuurmeting. Het reduceren wegens lage
snelheden (vanwege ontbrekende ventilatie)
wordt niet meegenomen in de berekening van de
elektrische belasting, maar valt onder de
temperatuurmeting. Hiermee wordt automatisch
voorzien in geforceerde ventilatie.
Elektrische belasting
De stroom wordt gemeten in de DC-tussenkring en de
geschatte belasting wordt berekend. Het niveau van de
elektrische belasting wordt ingesteld op een uitgangskoppel van 105%. Boven dat niveau gaat de teller
omhoog, daaronder gaat de teller omlaag. De teller begint
bij nul. Zodra de teller de 100 bereikt, wordt de eenheid
uitgeschakeld. Bij 98 wordt de waarschuwing ingeschakeld
(led en statuswoord).
Uitschakelniveau bereikt ⇒ onmiddellijke uitschakeling
(trip) en alarmindicatie (led en statuswoord).
De waarde kan worden uitgelezen via parameter 537. (LCP:
Heat sink temp.).
De temperatuurniveaus lijken hoog, maar dit komt door
een plaatselijke verhitting van de sensor. De feitelijke
niveaus van de luchttemperatuur in de eenheid zijn circa
10 °C lager.
26MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Installatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
2.3 Lokale bediening
2.3.1 Servicestekkerset (175N2546)
Doel
LCP 2 en PROFIBUS tegelijkertijd laten werken. De
servicesteker kan worden gebruikt met een FCM 300 met
serienummer 03Gxxx en een softwareversie vanaf 2.03. Te
gebruiken in combinatie met een kabel voor stekkerset
175N0162.
Afbeelding 2.5
Bevestigingsset voor externe
2.3.3
bediening (175N0160)
Afbeelding 2.7 Aansluitingen
Kleur draad/Klem X100/D-sub pin
geel18
groen29
rood32
blauw43
Tabel 2.22
22
Stekkerset (175N2545)
2.3.2
Doel
Een stekkeraansluiting tot stand brengen tussen LCP 2 en
FCM 300.
Te gebruiken in combinatie met een kabel voor stekkerset
175N0162.
Afbeelding 2.6
Bevestigingsset voor externe
2.3.4
bediening – vervolg
Afbeelding 2.8
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss27
Installatie
VLT® DriveMotor FCM-serie
2.3.6
Lokaal bedieningspaneel (LOP)
(175N0128) IP 65
22
Afbeelding 2.11
Afbeelding 2.9
Potentiometeroptie (177N0011)
2.3.5
Optie voor het regelen van de referentie via een potentiometer. De optie wordt gemonteerd in plaats van een
kabelophanging. De potentiometer is te bedienen door de
blindplug te verwijderen, de gewenste referentie in te
stellen en de blindplug vervolgens weer terug te plaatsen.
Afbeelding 2.10
Kleur draadKlem op X101
Wit2 (analoge ingang)
Rood8 (0 V)
Zwart7 (+10 V)
Kleur draadKlemFunctie
Wit2Referentie
Bruin3Reset
Paars* of grijs4
Groen5
Rood6+24 V
Geel7+10 V
Blauw8Aarde
Tabel 2.24 Bedrading
* Kan in bepaalde kabels oranje zijn
Zie Afbeelding 2.11
Tabel 2.23
Afbeelding 2.12 Lokaal bedieningspaneel (LOP) 175N0128 IP
65
28MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Installatie
Afbeelding 2.13 Bevestiging voor LOP 175N2717 (meegeleverd
bij 175N0128)
Functies/instellingenToets I (Start)Toets II (Start)
Standaard – Bedrijf met dubbele snelheid (sluit
de paarse draad aan):
Geen wijzigingen t.o.v. fabrieksinstelling.
Functie 2 – Bedrijf met twee standen (sluit de
paarse draad aan):
Selecteer de gewenste bedrijfsmodus voor Setup
1 en 2 (via par. 4-6) Parameter 335 = 18
(Selecteer setup)
Functie 3 – Bedrijf in twee richtingen (sluit de
grijze draad aan):
Voorwaarts draaienOmgekrd. dr.Stop (en reset* – bij uitschakeling
Draai op 10 Hz**
jogsnelheid
Werk op basis van Setup2Stop (en reset* – bij uitschakeling
22
Toets (Stop)
Stop (en reset* – bij uitschakeling
(trip))
(trip))
(trip))
Tabel 2.25
*Als geen reset nodig is, hoeft de bruine draad niet te worden aangesloten
**of stel parameter 213 in
Gebruik de toetsen [+]/[-] om de referentie in te stellen
Bij het opstarten staat de eenheid altijd in de stopstand. De ingestelde referentie wordt bij het uitschakelen opgeslagen. Als
een permanente startstand gewenst is, moet u klem 6 aansluiten op klem 4 en moet u de paarse/grijze draad niet
aansluiten op klem 4. Dit betekent dat de stopfunctie op het LOP wordt uitgeschakeld.
LET OP
Verwijder of isoleer overtollig draad na het aansluiten.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss29
Programmeren
3 Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
33
3.1 Parameters
3.1.1 Bedieningspaneel (175NO131)
De FC-motor kan optioneel worden uitgerust met een
lokaal bedieningspaneel (LCP 2), dat een volledige
interface vormt voor de bediening en bewaking van de FCmotor.
IP 65 op voorzijde.
3.1.2 Installatie LCP
De LCP 2 wordt aangesloten op klem X100, 1-4 (zie aparte
instructie MI03AXYY).
1.
Servicestekkerset (175N2546) (zie 2.3.1 Servicestek-kerset (175N2546)) en kabel 175N0162
2.
Stekkerset (175N2545) (zie 2.3.2 Stekkerset(175N2545)) en kabel 175N0162
3.Bevestigingsset voor externe bediening
(175N0160) (zie 2.3.4 Bevestigingsset voor externebediening – vervolg)
Functies LCP
3.1.3
De functies van het bedieningspaneel zijn verdeeld in drie
groepen:
Display
•
Toetsen voor het wijzigen van programmapara-
•
meters
Toetsen voor lokale bediening
•
Alle gegevens worden getoond op een alfanumeriek
display met 4 regels, dat bij normaal bedrijf continu 4
bedieningsvariabelen en 3 bedrijfscondities kan tonen.
Tijdens het programmeren wordt alle informatie getoond
die nodig is voor een snelle en doeltreffende parametersetup van de FC-motor. Als aanvulling op het display
zijn er drie leds voor spanning, waarschuwing en alarm.
Alle programmaparameters van de FC-motor kunnen
rechtstreeks vanaf het bedieningspaneel worden gewijzigd,
tenzij deze functie geblokkeerd is via parameter 018.
Afbeelding 3.1
30MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
3.1.4 Display
Het LCD-display is voorzien van achtergrondverlichting en
heeft in totaal 4 alfanumerieke regels en een vakje waarin
de draairichting (pijl) en de geselecteerde setup worden
aangegeven, evenals de setup die op dat moment wordt
geprogrammeerd, indien van toepassing.
Afbeelding 3.2
De 1e regel toont continu maximaal 3 metingen in de
gewone bedrijfsstatus of een tekst die uitleg geeft over de
2e regel.
De 2e regel toont continu een meting met bijbehorende
eenheid, ongeacht de bedrijfsstatus (behalve bij een alarm/
waarschuwing).
3.1.5
Leds
Onder aan het bedieningspaneel bevinden zich een rode
alarmled, een gele waarschuwingsled en een groene
spanningsled.
Afbeelding 3.4
Als bepaalde drempelwaarden worden overschreden, gaat/
gaan het alarm- en/of waarschuwingslampje branden,
terwijl er op het bedieningspaneel tevens een status- en
alarmtekst verschijnt.
De spanningsled brandt wanneer de FC-motor spanning
krijgt; tegelijkertijd licht de achtergrondverlichting van het
display op.
Bedieningstoetsen
3.1.6
De bedieningstoetsen zijn onderverdeeld naar functie. De
toetsen tussen het display en de indicatielampjes dienen
voor het instellen van de parameters en het selecteren van
de displayweergave tijdens normaal bedrijf.
33
De 3e regel is gewoonlijk leeg en wordt in de modus
Menu gebruikt om het nummer en de naam van de
geselecteerde parameter of parametergroep weer te
geven.
De 4e regel wordt in de bedrijfsstatus gebruikt om een
statustekst weer te geven. In de programmeermodus
wordt hier de waarde van de geselecteerde parameter
weergegeven.
Afbeelding 3.3
Een pijltje geeft de draairichting van de motor aan.
Bovendien wordt de setup getoond die via parameter 004
is ingesteld als actieve setup. Bij het programmeren van
een andere setup dan de actieve setup zal het nummer
van de setup die wordt geprogrammeerd, aan de
rechterkant tussen haakjes worden weergegeven. Het
nummer van deze tweede setup zal knipperen.
Afbeelding 3.5
De toetsen voor lokale bediening bevinden zich onder de
indicatielampjes.
Afbeelding 3.6
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss31
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
3.1.7 Functies van de bedieningstoetsen
[DISPLAY/STATUS] dient om de
displaymodus te selecteren of om vanuit
de modus Quick menu of Menu naar de
displaymodus terug te keren.
33
Tabel 3.1
[QUICK MENU] wordt gebruikt voor het
programmeren van de parameters die tot
de modus Quick menu horen. Het is
mogelijk om direct te schakelen tussen
de modus Quick menu en de modus
Menu.
[MENU] wordt gebruikt voor het
programmeren van alle parameters. Het is
mogelijk om direct te schakelen tussen
de modus Quick menu en de modus
Menu.
[CHANGE DATA] wordt gebruikt voor het
wijzigen van de parameter die in de
modus Quick menu of de modus Menu is
geselecteerd.
[CANCEL] dient om een wijziging van de
geselecteerde parameter te annuleren.
Tabel 3.3
LET OP
Wanneer de toetsen voor lokale bediening zijn
geactiveerd, zullen ze in zowel de lokale als de externe
[JOG] onderdrukt de huidige uitgangsfrequentie en stelt deze in op een
voorgeprogrammeerde waarde wanneer
de toets ingedrukt wordt gehouden. Via
parameter 015 kan worden ingesteld of
deze functie wel of niet actief moet zijn.
[FWD/REV] wijzigt de draairichting van de
motor. De draairichting wordt
aangegeven door de pijl op het display,
maar alleen in de lokale
bedieningsmodus. Deze functie kan via
parameter 016 worden ingeschakeld of
uitgeschakeld (parameter 013 moet zijn
ingesteld op [1] of [3] en parameter 200
op [1]).
[START] dient om de FC-motor te starten
na een stop via de [STOP]-toets. Deze
toets is altijd actief, maar kan een
stopcommando via het klemmenblok niet
onderdrukken.
bedieningsmodus (in te stellen in parameter 002) actief
[OK] dient om een wijziging van de
geselecteerde parameter te bevestigen.
blijven, met uitzondering van de toets [FWD/REV], die
alleen actief is in de lokale bedieningsmodus.
[+]/[-] dienen om een parameter te
selecteren en om de geselecteerde
parameter of de uitlezing op regel 2 te
wijzigen.
[<]/[>] dienen om de groep te selecteren
en om de cursor te verplaatsen bij het
wijzigen van numerieke parameters.
[STOP/RESET] dient om de FC-motor te
stoppen of te resetten na een uitschakeling (trip). Via parameter 014 kan
worden ingesteld of deze functie wel of
niet actief moet zijn. Als stop wordt
geactiveerd, zal de 2e regel knipperen en
moet [START] worden geactiveerd.
Tabel 3.2
LET OP
Als [STOP/RESET] wordt ingedrukt, kan de motor ook
niet lopen wanneer LCP 2 is ontkoppeld. De motor kan
uitsluitend worden gestart via de toets [START] op LCP 2.
LET OP
Als er geen externe stopfunctie is geselecteerd en [STOP]
via parameter 014 is uitgeschakeld, kan de FC-motor
worden gestart en alleen worden gestopt door de
spanning naar de motor te onderbreken.
3.1.8 Uitleesstatus op display
De uitleesstatus op het display kan variëren (zie
3.1.15 Parametergroepen), afhankelijk van het feit of de FC-
motor in normaal bedrijf is of wordt geprogrammeerd.
32MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
195NA113.10
VAR 2
SETUP
1
STATUS
VAR 1.1 VAR 1.2 VAR 1.3
50.0 Hz
FREQUENCY
MOTOR IS RUNNING
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
3.1.9 Displaymodus
Bij normaal bedrijf kunnen maximaal 4 verschillende
bedrijfsvariabelen continu worden weergegeven: 1.1 en 1.2
en 1.3 en 2, en in regel 4 de huidige bedrijfsstatus of
alarmen en waarschuwingen die zijn gegenereerd.
Afbeelding 3.7
3.1.10
Displaymodus – uitleesstatus
selecteren
Er zijn drie opties voor de uitleesstatus in de displaymodus:
I, II en III. De keuze van de uitleesstatus bepaalt het aantal
uitgelezen bedrijfsvariabelen.
Bedrijfsvariabele:Eenheid
Referentie[%]
Referentie[eenheid]*
Terugkoppeling[eenheid]*
Frequentie[Hz]
Frequentie x schaling[-]
Motorstroom[A]
Koppel[%]
Vermogen[kW]
Vermogen[pk]
Motorspanning[V]
DC-tussenkringspanning[V]
FC thermisch[%]
Draaiuren[Uren]
Ingangsstatus, dig. Ingang[Binaire code]
Externe referentie[%]
Statuswoord[Hex]
Temp. koellich.[ºC]
Alarmwoord[Hex]
Stuurwoord[Hex]
Waarschuwingswoord 1[Hex]
Waarsch.woord 2[Hex]
Analoge ingang 1[mA]
Analoge ingang 2[V]
*) Selecteer parameter 416. De eenheid wordt getoond op regel
1 in uitleesstatus I; in andere gevallen wordt 'U' weergegeven.
33
Uitleesstatus:I:II:III:
Regel 1Beschrijving
van bedrijfsvariabele in regel
2
Tabel 3.4
Tabel 3.5 geeft de eenheden voor de variabelen op de
eerste en tweede regel van het display (zie parameter 009).
Gegevenswaarde voor 3
bedrijfsvariabelen in regel
1
Beschrijving
van 3 bedrijfsvariabelen in
regel 1
Tabel 3.5
Bedrijfsvariabelen 1.1 en 1.2 en 1.3 in de eerste regel, en
bedrijfsvariabele 2 in de tweede regel worden geselecteerd
via parameter 009, 010, 011 en 012.
Uitleesstatus I:Deze uitleesstatus is standaard actief na een
start of initialisatie.
Regel 2 geeft de gegevenswaarde van een bedrijfsvariabele met bijbehorende eenheid, en regel 1 geeft een
tekst weer die regel 2 verklaart (zie tabel). In het voorbeeld
is Frequentie als variabele geselecteerd via parameter 009.
Tijdens normaal bedrijf kan onmiddellijk een andere
variabele worden uitgelezen via de toetsen [+]/[-].
Uitleesstatus II:
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss33
MOTOR IS RUNNING
50.0 Hz
24.3% 30.2% 13.8A
50.0 Hz
SETUP
1
MOTOR IS RUNNING
REF% TORQUE CURR A
50.0 Hz
SETUP
1
QUICK MENU X OF Y
001 LANGUAGE
ENGLISH
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
U kunt tussen uitleesstatus I en II schakelen door op de
toets [DISPLAY/STATUS] te drukken.
33
In deze status worden de datawaarden voor vier bedrijfsvariabelen tegelijk weergegeven, met de bijbehorende
eenheid (zie tabel). In het voorbeeld zijn Referentie,
Koppel, Stroom en Frequentie als variabelen geselecteerd
in de eerste en tweede regel.
Uitleesstatus III:
Deze uitleesstatus blijft actief zolang de toets [DISPLAY/
STATUS] wordt ingedrukt. Wanneer de toets wordt
losgelaten, schakelt het systeem terug naar uitleesstatus II,
tenzij de toets korter dan circa 1 s wordt ingedrukt.
Elke parameter heeft behalve een naam ook een nummer
dat altijd hetzelfde is, ongeacht de programmeermodus. In
de modus Menu zijn de parameters ingedeeld in groepen,
waarbij het eerste cijfer van het parameternummer (vanaf
links) het groepsnummer van de betreffende parameter
aangeeft.
Een wijziging van een parameter zal zowel in de modus
Menu als in de modus Quick menu wordt doorgevoerd en
zichtbaar worden, ongeacht de programmeermodus.
3.1.12
Start Quick Setup door op de toets [QUICK MENU] te
drukken, waarna de volgende uitlezing op het display
wordt getoond:
wijzigen. Sommige parameters zullen echter
'ontbreken', afhankelijk van de geselecteerde
configuratie (parameter 100). Zo zijn de PIDparameters bijvoorbeeld niet zichtbaar bij een
regeling zonder terugkoppeling.
Quick Setup via Quick menu
Hier worden parameternamen en eenheden voor de
bedrijfsvariabelen in de eerste regel gegeven – bedrijfsvariabele 2 blijft ongewijzigd.
3.1.11
Modus Quick Menu versus modus
Menu
De FC-motoren kunnen worden gebruikt voor vrijwel alle
toepassingen; daarom is het aantal parameters vrij groot.
Deze serie biedt ook een keuze tussen twee programmeermodi: de modus Menu en de modus Quick menu.
De modus Quick menu leidt de gebruiker door
•
een aantal parameters die vaak voldoende zijn
om de motor bijna optimaal te laten werken,
doordat de fabrieksinstelling voor de andere
parameters rekening houdt met de gewenste
stuurfuncties en configuratie van signaalingangen
en -uitgangen (stuurklemmen).
De modus Menu maakt het mogelijk om alle
•
parameters naar wens te selecteren en te
Op de onderste regel van het display worden het nummer
en de naam van de parameter weergegeven, samen met
de status/waarde van de eerste parameter van de Snelle
Setup. De eerste keer dat de [QUICK MENU]-toets wordt
ingedrukt nadat de eenheid is ingeschakeld, zullen de
uitlezingen altijd beginnen op pos. 1. Zie Tabel 3.6.
34MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
50.0 Hz
FREQUENCY
0 KEYB.&DISPLAY
FREQUENCY
001 LANGUAGE
ENGLISH
50.0 Hz
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
3.1.13 Parameterselectie
U kunt een parameter selecteren met behulp van de
toetsen [+]/[-]. Dit biedt toegang tot de volgende
parameters:
U kunt de modus Menu starten door op de [MENU]-toets
te drukken, waarna de volgende uitlezing op het display
wordt getoond:
Modus Menu
Groepnr.Parametergroep
0Bediening/display
1Belasting & motor
2Referenties & limieten
3In- & uitgangen
4Speciale functies
5Seriële communicatie
6Technische functies
*Zie de FCM Profibus-handleiding MG03EXYY voor informatie
over parametergroep 800 en 900 voor PROFIBUS.
Tabel 3.7
Nadat u de gewenste parametergroep hebt geselecteerd,
kunt u de afzonderlijke parameters selecteren met behulp
van de toetsen [+]/[-].
33
Afbeelding 3.8
Regel 3 op het display toont het nummer en de naam van
de parametergroep.
3.1.15
In de modus Menu zijn de parameters ingedeeld in
groepen. U kunt een parametergroep selecteren met
behulp van de toetsen [<]/[>].
De volgende parametergroepen zijn beschikbaar:
Parametergroepen
Afbeelding 3.9
De derde regel van het display toont het nummer en de
naam van de parameter, terwijl de status/waarde van de
geselecteerde parameter op regel 4 wordt getoond.
3.1.16
Voor het wijzigen van gegevens via de modus Quick menu
en de modus Menu geldt dezelfde procedure. Om de
geselecteerde parameter te wijzigen, drukt u op de
[CHANGE DATA]-toets; de onderstreping van regel 4 op het
display zal knipperen. De procedure voor het wijzigen van
data is verschillend al naargelang de geselecteerde
parameter een numerieke datawaarde of een tekstwaarde
vertegenwoordigt.
Gegevens wijzigen
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss35
50.0 Hz
FREQUENCY
001 LANGUAGE
ENGLISH
50.0 Hz
SETUP
1
FREQUENCY
130 START FREQUENCY
09.0 HZ
50.0 Hz
SETUP
1
FREQUENCY
130 START FREQUENCY
10.0 HZ
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
3.1.17 Een tekstwaarde wijzigen
Wanneer de geselecteerde een tekstwaarde heeft, kunt u
de tekstwaarde wijzigen met behulp van de toetsen [+]/[-].
Hierna kunt u het geselecteerde cijfer oneindig wijzen met
behulp van de toetsen [+]/[-].
33
Afbeelding 3.12
Afbeelding 3.10
Het geselecteerde cijfer zal knipperen. De onderste regel
van het display geeft de datawaarde aan die zal worden
De onderste regel van het display toont de tekstwaarde
die zal worden ingevoerd (opgeslagen) nadat u de waarde
hebt bevestigd via [OK].
ingevoerd (opgeslagen) wanneer u afsluit met [OK].
3.1.18
Wanneer de geselecteerde parameter een numerieke
datawaarde heeft, moet u eerst een cijfer selecteren met
behulp van de toetsen [<]/[>].
Oneindig variabele wijziging van
een numerieke datawaarde
Afbeelding 3.11
36MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
175ZA446.11
SETUP
1
SETUP
1
DISPLAY-STAND
MENU-STAND
QUICK MENU-STAND
SETUP
1
SETUP
1
STAND WIJZIGEN DATA
DATA-STAND
SETUP
1
STAND WIJZIGEN DATA
SETUP
1
▲
▲
▲
▲
▲
▲
▲
▲
▲
Keuze van
parameter
Keuze van
groep
Keuze van
datawaarde
FREQUENCY
50.0 HZ
0 KEYB. & DISPLAY
FREQUENCY
50.0 HZ
001 LANGUAGE
ENGLISH
QUICK MENU 1 OF 13
50.0 HZ
001 LANGUAGE
ENGLISH
QUICK MENU 1 OF 13
50.0 HZ
001 LANGUAGE
ENGLISH
VAR 1.1 VAR 1.2 VAR 1.3
VAR 2
STATUS
FREQUENCY
50.0 HZ
001 LANGUAGE
ENGLISH
Programmeren
3.1.19 Menustructuur
VLT® DriveMotor FCM-serie
33
Afbeelding 3.13
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss37
De status kan bij aflevering afwijken van de fabrieksinstelling.
Functie:
Deze parameter bepaalt de op het display gebruikte taal.
Beschrijving van de keuze:
U hebt de keuze tussen Engels [0], Duits[1], Frans [2], Deens
[3], Spaans [4] en Italiaans [5].
002
Waarde:
Externe bediening (REMOTE)[0]
Lokale bediening (LOCAL)[1]
Functie:
Er zijn twee methoden beschikbaar voor het besturen van
de FC-motor: Externe bediening [0] en Lokale bediening [1].
Beschrijving van de keuze:
Wanneer Externe bediening [0] wordt geselecteerd, kan de
FC-motor worden bestuurd via:
1.De aansluitklemmen voor stuurstroom of de
2.De toets [Start]. Deze kan echter geen stopcom-
3.De toetsen [Stop], [Jog] en [Reset], op
Wanneer Lokale bediening [1] wordt geselecteerd, kan de
FC-motor worden bestuurd via:
1.De toets [Start]. Deze kan stopcommando's via de
2.De toetsen [Stop], [Jog] en [Reset], op
3.De toets [FWD/REV], op voorwaarde dat deze is
Lokale/externe bediening
seriële communicatiepoort.
mando's onderdrukken (ook start uitschakelen)
die via de digitale ingangen of de seriële
communicatiepoort worden ingevoerd.
voorwaarde dat deze zijn geactiveerd (zie
parameter 014, 015 en 017).
digitale klemmen echter niet onderdrukken (als
[2] of [4] is geselecteerd in parameter 013).
voorwaarde dat deze zijn geactiveerd (zie
parameter 014, 015 en 017).
geactiveerd in parameter 016 en parameter 013 is
ingesteld op [1] of [3].
4.Via parameter 003 kan de lokale referentie
worden geregeld door middel van de toetsen
'Pijl-omhoog' en 'Pijl-omlaag'.
003Lokale referentie
Waarde:
Par. 013 ingesteld op [1] of [2]:
0 - f
MAX
Par. 013 ingesteld op [3] of [4] en par. 203
= [0] ingesteld op:
Ref
- Ref
MIN
Par. 013 ingesteld op [3] of [4] en par. 203
= [1] ingesteld op:
-Ref
Functie:
Met deze parameter kan de gewenste referentiewaarde
handmatig worden ingesteld (snelheid of referentie voor
de geselecteerd configuratie, afhankelijk van de instelling
in parameter 013).
De eenheid volgt de geselecteerde configuratie in
parameter 100, op voorwaarde dat Procesregeling metterugkoppeling [3] is geselecteerd.
Beschrijving van de keuze:
[1] Lokaal moet zijn geselecteerd in parameter 002 om
deze parameter te kunnen gebruiken.
Bij een spanningsuitval wordt de ingestelde waarde
opgeslagen; zie parameter 019.
In de parameter wordt de modus Datawijziging niet
automatisch verlaten (na time-out).
Lokale referentie kan niet worden ingesteld via de seriëlecommunicatiepoort.
De instelling in deze parameter bepaalt het nummer van
de Setup, waarmee u de functies van de FC-motor wilt
besturen.
Alle parameters kunnen worden geprogrammeerd in twee
afzonderlijke parametersetups: Setup 1 en Setup 2.
Bovendien is er een voorgeprogrammeerde setup, de
zogenaamde Fabriekssetup, die niet kan worden gewijzigd.
Beschrijving van de keuze:
[0] Fabriekssetup bevat de in de fabriek ingestelde
gegevens. Deze setup kan als gegevensbron worden
gebruikt wanneer de andere setups naar een bekende
staat moeten worden teruggebracht
Via parameter 005 en 006 kunnen gegevens van de ene
setup naar de andere worden gekopieerd.
[1] Setup 1 en Setup 2 [2] zijn twee afzonderlijke setups die
naar wens kunnen worden geselecteerd.
tot +Ref
MAX
MAX
MAX
Actieve setup
000,000
000,000
000,000
38MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
[5] Multi Setup wordt gebruikt om bij externe bediening
tussen setups te kunnen schakelen. De klemmen 2, 3, 4, en
5 en de seriële-communicatiepoort kunnen worden
gebruikt om tussen de setups te schakelen.
Hier bepaalt u welke setup u tijdens bedrijf wilt wijzigen.
De te wijzigen setup hoeft niet de actieve setup te zijn die
in parameter 004 is geselecteerd.
Beschrijving van de keuze:
Fabriekssetup [0] bevat de in de fabriek ingestelde
gegevens en kan als gegevensbron worden gebruikt
wanneer de andere setups naar een bekende staat moeten
worden teruggebracht.
Setup 1 [1] en Setup 2 [2] zijn afzonderlijke setups die naar
behoefte kunnen worden gebruikt. Ze kunnen vrij worden
geprogrammeerd, ongeacht de setup die als actieve setup
is geselecteerd, en worden gebruikt om de functies van de
FC-motor te besturen.
006
Waarde:
Geen kopie (NO COPY)[0]
Kopie naar setup 1 # (COPY TO SETUP 1)[1]
Kopie naar setup 2 # (COPY TO SETUP 2)[2]
Kopie naar alle setups # (COPY TO ALL)[5]
# = de setup die is geselecteerd in parameter 005
Functie:
De in parameter 005 geselecteerde setup wordt
gekopieerd naar een van de andere setups of naar alle
andere setups tegelijk.
007
Waarde:
Geen kopie (NO COPY)[0]
Alle parameters uploaden (UPLOAD ALL PARAM)[1]
Alle parameters downloaden (DOWNLOAD ALL)[2]
Verm.onafh. par. downloaden
(DOWNLOAD SIZE INDEP.)[3]
Functie:
Parameter 007 maakt het mogelijk om de ingebouwde
kopieerfunctie van het bedieningspaneel te gebruiken.
Hiermee kunt u parameterwaarden op eenvoudige wijze
kopiëren van de ene FC-motor naar een andere.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer Alle parameters uploaden [1] om alle parameterwaarden over te zetten naar het bedieningspaneel.
Setup kopiëren
LCP kopiëren
Selecteer
dragen parameterwaarden te kopiëren naar de FC-motor
waarop het bedieningspaneel is gemonteerd. Selecteer
Verm.onafh. par. downloaden [3] om enkel de parameters te
downloaden die niet afhankelijk zijn van het vermogen
zijn. Dit wordt gebruikt bij het downloaden naar een FCmotor die een ander nominaal vermogen heeft dan de
motor waarop de parametersetup van toepassing was.
Deze parameter bepaalt met welke factor de motorfrequentie fM moet worden vermenigvuldigd voor weergave
op het display wanneer de parameters 009-012 zijn
ingesteld op Frequentie x schaling [5].
Stel de gewenste schaalfactor in.
Alle parameters downloaden [2] om alle overge-
008Schaling motorfrequentie weergeven
Waarde:
0.0-100.00[1-10000]
1,00[100]
Functie:
Beschrijving van de keuze:
009
Waarde:
Geen[0]
Referentie [%] (REFERENCE [%])[1]
Referentie [eenh] (REFERENCE [UNIT])[2]
Terugkoppeling [eenheid] (FEEDBACK [UNIT])[3]
Frequentie [Hz] (FREQUENCY [Hz])[4]
Frequency x schaling [-] (FREQUENCY X SCALE)[5]
Motorstroom [A] (MOTOR CURRENT [A])[6]
Koppel [%] (TORQUE [%])[7]
Vermogen [kW] (POWER [kW])[8]
Verm. [pk] (POWER [HP] [US])[9]
Motorspanning [V] (MOTOR VOLTAGE [V])[11]
DC link voltage [V] (DC LINK VOLTAGE [V])[12]
Thermische belasting, FC [%] (FC THERMAL [%])[14]
Draaiuren [Uren] (RUNNING HOURS)[15]
Digitale ingang [binaire code] (DIGITAL INPUT
[BIN])[16]
Externe referentie [%] (EXTERNAL REF [%])[21]
Statuswoord [hex] (STATUS WORD [HEX])[22]
Temperatuur koellichaam [°C] (HEATSINK TEMP
[°C])[25]
Alarmwoord [hex] (ALARM WORD [HEX])[26]
Stuurwoord [hex] (CONTROL WORD [HEX])[27]
Waarschuwingswoord 1 [hex]
(WARNING WORD 1 [HEX])[28]
Waarschuwingswoord 2 [hex]
(EXTENDED STATUS WORD [HEX])[29]
Analoge ingang 1 [mA] (ANALOG INPUT 1 [mA])[30]
Analoge ingang 2 [V] (ANALOG INPUT 2 [V])[31]
Displayregel 2
33
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss39
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Functie:
Deze parameter bepaalt welke datawaarde moet worden
weergegeven op de tweede regel van het display.
De parameters 010-012 maken het mogelijk om drie extra
datawaarden weer te geven op regel 1.
33
Druk op de toets [DISPLAY/STATUS] om een waarde uit te
lezen via het display; zie 3.1.7 Functies van de bedienings-toetsen.
Beschrijving van de keuze:
Referentie [%] komt overeen met de totale referentie (som
van digitaal/analoog/digitaal/bus/ref. vasthouden/
versnellen en vertragen).
Referentie [eenheid] geeft de som van referenties in de
eenheid die wordt gebruikt op basis van de configuratie in
parameter 100 (Hz, Hz en tpm)
Terugkoppeling [eenheid] geeft de statuswaarde van klem 1
en 2 in de eenheid/schaal die is geselecteerd in parameter
414, 415 en 416.
Frequentie [Hz] geeft de motorfrequentie, dat wil zeggen
de uitgangsfrequentie naar de motor.
Frequentie x schaling [-] komt overeen met de actuele
motorfrequentie fM vermenigvuldigd met een factor
(schaal) die in ingesteld in parameter 008.
Motorstroom [A] geeft de fasestroom van de motor,
gemeten als effectieve waarde.
Koppel [%] geeft de actuele motorbelasting ten opzichte
van het nominale motorkoppel.
Vermogen [kW] geeft het actuele door de motor verbruikte
vermogen in kW.
Vermogen [pk] geeft het actuele door de motor verbruikte
vermogen in pk.
Motorspanning [V] geeft de voedingsspanning naar de
motor.
DC-tussenkringspanning [V] geeft de spanning in de
tussenkring in de FC-motor.
Thermische belasting, FC [%] geeft de berekende/geschatte
thermische belasting op de FC-motor. De uitschakellimiet
is 100%.
Draaiuren [Uren] geeft het aantal uren dat de motor heeft
gedraaid sinds de laatste reset in parameter 619.
Digitale ingang [binaire code] geeft de signaalstatus van de
4 digitale klemmen (2, 3, 4 en 5). Ingang 5 correspondeert
met de Bit die zich uiterst links bevindt. '0' = geen signaal,
'1' = aangesloten signaal.
Externe referentie [%] geeft de som van de externe
referentie als een percentage (de som van analoog/puls/
bus).
Statuswoord [hex] geeft het statuswoord dat via de seriëlecommunicatiepoort in hex-code wordt verzonden vanaf de
FC-motor.
Temperatuur koellichaam [°C] geeft de actuele temperatuur
van het koellichaam van de FC-motor. De uitschakellimiet
is 90 ± 5 °C; opnieuw inschakelen vindt plaats bij 60 ± 5
°C.
Alarmwoord [hex] geeft een of meer alarmen in hex-code.
Zie 4.2.4 Waarschuwingswoord, uitgebreid statuswoord en
alarmwoord.
Stuurwoord
Zie 3.6 Seriële communicatie – FCM 300 Design Guide.
Waarschuwingswoord 1 [hex] geeft een of meer waarschu-wingen in hex-code. Zie 4.2.4 Waarschuwingswoord,
uitgebreid statuswoord en alarmwoord voor meer
informatie.
Uitgebreid statuswoord [hex] geeft een of meer statuscondities in hex-code. Zie 4.2.4 Waarschuwingswoord,uitgebreid statuswoord en alarmwoord voor meer
informatie.
Analoge ingang 1 [mA] geeft de signaalwaarde op klem 1.
Analoge ingang 2 [V] geeft de signaalwaarde op klem 2.
010
Waarde:
Zie parameter 009.
Functie:
Deze parameter bepaalt de eerste van drie datawaarden
die op het display moet worden weergegeven op regel 1,
positie 1.
Beschrijving van de keuze:
U kunt 24 verschillende datawaarden selecteren; zie
parameter 009.
011
Waarde:
Zie parameter 009.
Functie:
Deze parameter bepaalt de tweede van drie datawaarden
die op het display moet worden weergegeven op regel 1,
positie 2.
Druk op de toets [DISPLAY/STATUS] om een waarde uit te
lezen via het display; zie 3.1.7 Functies van de bedienings-toetsen.
Beschrijving van de keuze:
U kunt 24 verschillende datawaarden selecteren; zie
parameter 009.
012
Waarde:
Zie parameter 009.
Functie:
Deze parameter bepaalt de derde van drie datawaarden
die op het display moet worden weergegeven op regel 1,
positie 3.
Druk op de toets [DISPLAY/STATUS] om een waarde uit te
lezen via het display; zie 3.1.7 Functies van de bedienings-toetsen.
Beschrijving van de keuze:
U kunt 24 verschillende datawaarden selecteren; zie
parameter 009.
[hex] geeft het stuurwoord voor de FC-motor.
Displayregel 1.1
Referentie [%][1]
Displayregel 1.2
Motorstroom [A][1]
Displayregel 1.3
Vermogen [kW][8]
40MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
013
Waarde:
Lokaal niet actief (DISABLE)[0]
LCP-bediening zonder terugkoppeling.
(LCP CTRL/OPEN LOOP)[1]
LCP digitale besturing zonder terugkoppeling.
Hier selecteert u de gewenste functie als
is geselecteerd in parameter 002. Zie ook de beschrijving
van parameter 100.
Beschrijving van de keuze:
Als Lokaal niet actief [0] is geselecteerd, is het niet mogelijk
om Lokale referentie in te stellen via parameter 003.
Wijziging in Lokaal niet actief [0] vanuit een van de andere
instellingen in parameter 013 is alleen mogelijk wanneer
de FC-motor in parameter 002 is ingesteld op Externebediening [0].
Gebruik LCP-bediening zonder terugkoppeling [1] als de
snelheid moet kunnen worden aangepast (in Hz) via
parameter 003 wanneer de FC-motor in parameter 002 is
ingesteld op Lokale bediening [1].
Als parameter 100 niet is ingesteld op Snelheidsregeling
zonder terugkoppeling [0] moet u deze alsnog instellen op
Snelheidsregeling zonder terugkoppeling [0].
LCP digitale besturing zonder terugkoppeling [2] werkt op
dezelfde wijze als LCP-bediening zonder terugkoppeling [1].
Het enige verschil is dat de motor wordt bestuurde via de
digitale ingangen wanneer parameter 002 is ingesteld op
Lokale bediening [1].
Gebruik LCP-bediening/als parameter 100 [3] als de
referentie moet worden ingesteld via parameter 003.
LCP digitale besturing/als parameter 100 [4] werkt op
dezelfde wijze als LCP-bediening/als parameter 100 [3], maar
wanneer parameter 002 is ingesteld op Lokale bediening [1]
kan de motor worden bestuurd via de digitale ingangen.
De huidige motorfrequentie en draairichting moeten
worden vastgehouden. Wanneer de huidige draairichting
niet overeenkomt met het omkeersignaal (negatieve
referentie) zal de motorfrequentie fM worden ingesteld op
0 Hz.
Omschakelen van LCP digitale besturing zonder terugkop-peling naar Externe bediening:
De geselecteerde configuratie (parameter 100) zal actief
zijn. Dit omschakelen gaat zonder abrupte bewegingen.
Omschakelen van Externe bediening naar LCP-bediening/alsparameter 100 of LCP digitale besturing/als parameter 100:
De huidige referentie zal worden vastgehouden. Als het
referentiesignaal negatief is, zal de lokale referentie
worden ingesteld op 0.
Lokale bediening/configuratie als parameter
100
Lokale bediening
Omschakelen
externe bediening als parameter 100 naar Externe bediening.
De referentie zal worden vervangen door het actieve
referentiesignaal van de externe bediening.
014Lokale stop
Waarde:
Uitgesch. (DISABLE)[0]
Ingesch. (ENABLE)[1]
Functie:
Deze parameter bepaalt of de betreffende lokale
stopfunctie via het bedieningspaneel kan worden
geactiveerd/gedeactiveerd. De betreffende toets is te
gebruiken wanneer parameter 002 is ingesteld op Externebediening [0] of Lokale bediening [1].
Beschrijving van de keuze:
Wanneer deze parameter is ingesteld op Uitgesch. [0] kan
de [STOP]-toets niet worden gebruikt.
015
Waarde:
Uitgesch. (DISABLE)[0]
Ingesch. (ENABLE)[1]
Functie:
Deze parameter bepaalt of de jogfunctie kan worden
geactiveerd/gedeactiveerd via het bedieningspaneel.
Beschrijving van de keuze:
Als Uitgesch. [0] is geselecteerd, kan de [JOG]-toets niet
worden gebruikt.
016
Waarde:
Uitgesch. (DISABLE)[0]
Ingesch. (ENABLE)[1]
Functie:
Deze parameter bepaalt of de omkeerfunctie kan worden
geactiveerd/gedeactiveerd via het bedieningspaneel. De
betreffende toets is te gebruiken wanneer parameter 002
is ingesteld op Lokale bediening [1] en parameter 013 is
ingesteld op LCP-bediening zonder terugkoppeling [1] of
LCP-bediening/als parameter 100 [3].
Beschrijving van de keuze:
Als Uitgesch. [0] is geselecteerd, kan de [FWD/REV]-toets
niet worden gebruikt.
Zie parameter 200.
017
Waarde:
Uitgesch. (DISABLE)[0]
Ingesch. (ENABLE)[1]
Functie:
Deze parameter bepaalt of de resetfunctie beschikbaar is
via het toetsenbord. De betreffende toets is te gebruiken
wanneer parameter 002 is ingesteld op Externe bediening
[0] of Lokale bediening [1].
van LCP-bediening/als parameter 100 of LCP
Lokale jog
Lokaal omkeren
Lokale reset na uitschakeling (trip)
33
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss41
Programmeren
Beschrijving van de keuze:
Als Uitgesch. [0] is geselecteerd, kan de [RESET]-toets niet
worden gebruikt.
018Blokkering datawijzigingen
33
Waarde:
Niet geblokkeerd (NOT LOCKED)[0]
Geblokkeerd (LOCKED)[1]
Functie:
In deze parameter kan worden ingesteld of de software de
besturing moet 'blokkeren'. In dat geval kunnen er via LCP
2 geen gegevens worden gewijzigd. Wijzigingen kunnen
echter wel worden doorgevoerd via de seriële-communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
Als Geblokkeerd [1] is geselecteerd, kunnen de gegevens
niet worden gewijzigd.
Deze parameter bepaalt welke bedrijfsstand actief moet
zijn wanneer de netspanning weer wordt ingeschakeld.
Deze functie kan alleen actief zijn als parameter 002 is
ingesteld op Lokale bediening [1].
Beschrijving van de keuze:
[0] Autoherstart, ref = oud moet worden geselecteerd
wanneer de eenheid moet opstarten met de lokale
referentie (ingesteld in parameter 003) en de start/stopcondities (gegeven via de [START/STOP]-toets) die actief waren
voordat de FC-motor werd uitgeschakeld.
Selecteer Gedwongen stop, ref = oud [1] als de eenheid bij
het opnieuw inschakelen van de netspanning in de
stopstand moet blijven totdat de [START]-toets wordt
ingedrukt. Na het startcommando zal de frequentieomvormer opstarten met de lokale referentie die is ingesteld
in parameter 003.
Selecteer Geforceerde stop, ref = 0 [2] als de frequentieomvormer na het opnieuw inschakelen van de netspanning in
de stopstand moet blijven. De lokale referentie (parameter
003) wordt gereset.
Bedrijfsstatus bij inschakelen, lokale
bediening
VLT® DriveMotor FCM-serie
3.2.1
100Configuratie
Waarde:
Snelheid zonder terugkoppeling (SPEED OPEN
LOOP)[0]
Procesregeling met terugkoppeling
(PROCESS CLOSED LOOP)[1]
Functie:
Deze parameter bepaalt de configuratie voor de FC-motor.
Beschrijving van de keuze:
Als Snelheidsregeling zonder terugkoppeling [0] is
geselecteerd, wordt een normale snelheidsregeling
verkregen zonder terugkoppeling, maar met automatische
slipcompensatie, wat zorgt voor een bijna constante
snelheid bij wisselende belastingen. De compensaties zijn
actief, maar kunnen indien nodig worden uitgeschakeld via
parameter 133-136.
Als Procesregeling met terugkoppeling [3] is geselecteerd,
wordt de interne procesregelaar geactiveerd, waarmee
wordt voorzien in een nauwkeurige procesregeling met
betrekking tot een gegeven processignaal. Het processignaal kan worden ingesteld op basis van de actuele
proceseenheid of een percentage. Het proces moet een
terugkoppelingssignaal leveren en het setpoint van het
proces moet worden aangepast. Bij een procesregeling
met terugkoppeling mag parameter 200 niet worden
ingesteld op Bidirectioneel.
101
Waarde:
Constant koppel (CONSTANT TORQUE)[1]
Variabel koppel: laag (VAR.TORQUE: LOW)[2]
Variabel koppel: medium (VAR.TORQUE: MEDIUM)[3]
Variabel koppel: hoog (VAR.TORQUE: HIGH)[4]
Functie:
Deze parameter bepaalt volgens welk principe de U/fkarakteristiek van de FC-motor moet worden aangepast
aan de koppelkarakteristiek van de belasting.
Beschrijving van de keuze:
Als Constant koppel [1] is geselecteerd, wordt een
belastingafhankelijke U/f-karakteristiek verkregen waarin de
uitgangsspanning wordt verhoogd bij een toename in de
belasting (stroom), zodat een constante magnetisering van
de motor wordt gehandhaafd.
Selecteer Variabel koppel: laag [2], Variabel koppel: medium
[3] of Variabel koppel: hoog [4] als de belasting kwadratisch
is (centrifugaalpompen, ventilatoren).
Parametergroep 1-** Belasting/motor
Koppelkarakteristiek
42MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
Afbeelding 3.14
102
Waarde:
XX,XX kW – afhankelijk van de FC-motor[XXXX]
Functie:
Deze parameter is 'alleen lezen'.
103
Waarde:
XX V – afhankelijk van de FC-motor[XX]
Functie:
Deze parameter is 'alleen lezen'.
104
Waarde:
XX,X Hz – afhankelijk van de FC-motor[XXX]
Functie:
Deze parameter is 'alleen lezen'.
105
Waarde:
XX,X X A – afhankelijk van de FC-motor[XXXX]
Functie:
Deze parameter is 'alleen lezen'.
106
Waarde:
XX tpm – afhankelijk van de FC-motor[XX]
Functie:
Deze parameter is 'alleen lezen'.
117
Waarde:
Uit – 100% (OFF - 100%)[Uit – 100]
Uit% (OFF%)[Uit]
Functie:
Het is mogelijk om de resonantiedemping te optimaliseren.
De mate van invloed is in te stellen via deze parameter.
Motorvermogen
Motorspanning
Motorfrequentie
Motorstroom
Nominale motorsnelheid
Resonantiedemping
VLT® DriveMotor FCM-serie
De waarde kan worden ingesteld tussen 0% (Uit) en 100%.
100% komt overeen met de maximaal toegestane proportionele versterking van de betreffende eenheid. De
standaardwaarde is Uit.
Beschrijving van de werking:
Het systeemkoppel wordt geschat op basis van de DCtussenkring en teruggevoerd naar een proportioneleversterkingsregelaar.
Op een bepaald niveau, dat afhankelijk is van de actieve
motorstroom, wordt de regelaar uitgeschakeld.
Beschrijving van de keuze:
Stel het proportionele-versterkingsniveau voor de
terugkoppeling van het koppel in tussen 0% (Uit) en 100%.
118
Waarde:
0-200%[0-200]
Afhankelijk van de motor
Functie:
Hoogfrequente resonantie kan worden geëlimineerd door
parameter 117 en 118 in te stellen.
Beschrijving van de keuze:
Stel in vanaf welk percentage van de belasting de resonantiedempingsfunctie niet langer actief moet zijn.
126
Waarde:
0,0-60,0 s[0-600]
10,0 s[100]
DC-rem: zie par. 132.
Functie:
Deze parameter dient voor het instellen van de DC-remtijd,
d.w.z. de tijd dat de DC-remspanning (parameter 132)
actief moet zijn.
0,0 s = Uit
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste tijd in.
127
Waarde:
0,0 - f
0,0 Hz = Uit[0]
DC-rem: zie par. 132.
Functie:
Deze parameter dient voor het instellen van de inschakelfrequentie voor de DC-rem, d.w.z de frequentie waarbij de
DC-remstroom (parameter 132) actief moet zijn, in
samenhang met een stopcommando.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste frequentie in.
128
Waarde:
Geen bescherming (NO PROTECTION)[0]
Uitschakeling resonantiedemping
DC-remtijd
Inschakelfrequentie DC-rem
(parameter 202)
MAX
Thermische motorbeveiliging
[0 -]
33
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss43
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Functie:
Alleen-lezen parameter
Zie de sectie FCM 300 Thermische beveiliging.
132DC-remspanning
33
Waarde:
0-100%[0-100]
0%[0]
Functie:
DC-remmen:
Als de stator in een asynchrone motor een DC-spanning
krijgt, zal er een remkoppel worden gegenereerd.
Het remkoppel is afhankelijk van de geselecteerde DCremspanning.
Om een remkoppel via een DC-rem toe te passen, wordt
het rotatieveld (AC) in de motor vervangen door een
stationair veld (DC).
De DC-rem wordt geactiveerd wanneer de spanning lager
is dan de inschakelfrequentie en tevens een
stopcommando actief is. De besturing van de DC-rem
wordt bepaald via P126, P127 en P132.
De DC-rem kan ook rechtstreeks via een digitale ingang
worden geactiveerd.
Functie:
Het remkoppel is afhankelijk van de geselecteerde DCremspanning. De DC-remspanning wordt aangegeven als
een percentage van de maximale remspanning.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste spanning in als een specifiek percentage
van de maximale remspanning.
verschil bestaat tussen de motorstroom bij volledige
belasting en de motorstroom bij nullast.
Beschrijving van de keuze:
Als de fabrieksinstelling niet adequaat is, moet belastingcompensatie worden ingesteld om de motor te laten
starten bij een bepaalde belasting.
VOORZICHTIG
Moet bij snel wisselende belastingen worden ingesteld
op 0%. Een te hoge belastingcompensatie kan leiden tot
instabiliteit.
135U/f-verhouding
Waarde:
0,00-20,00 V/Hz[0-2000]
Afhankelijk van de motor
Functie:
De uitgangsspanning van de motor kan lineair worden
afgesteld op een waarde van 0 tot de nominale frequentie.
133
Waarde:
0,00-100,00 V[0-10000]
Afhankelijk van de motor
Functie:
U kunt de motorspanning instellen onder het veldverzwakkingspunt, onafhankelijk van de motorstroom. Gebruik
deze parameter om een te laag startkoppel te
compenseren.
De startspanning is de spanning bij 0 Hz.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste startspanning in.
134
Waarde:
0.0-300.0%[0-3000]
100,0%[1000]
Functie:
In deze parameter wordt de belastingkarakteristiek
ingesteld. Als u de belastingcompensatie verhoogt, wordt
de motor bij toenemende belasting voorzien van een
hogere spanning en frequentie. Dit wordt bijvoorbeeld
gebruikt bij motoren/toepassingen waarbij een groot
Startspanning
Belastingcompensatie
Afbeelding 3.15
136
Waarde:
-500,0 tot +500,0%[-5000 - +5000]
100,0%[1000]
Functie:
De nominale slipcompensatie (fabrieksinstelling) wordt
berekend op basis van de motorparameters. In parameter
136 kan de slipcompensatie nauwkeurig worden afgesteld.
Bij een optimale instelling is de motorsnelheid minder
afhankelijk van de belasting. De functie is niet actief
wanneer wordt gewerkt met een variabel koppel
(parameter 101).
Beschrijving van de keuze:
Voer de waarde in als een percentage van de nominale
slipcompensatie.
137
Waarde:
0-100%[0-100]
0 (Uit)%[0]
Slipcompensatie
DC-houdspanning
44MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Functie:
Deze parameter wordt gebruikt om de motorfunctie te
handhaven (houdkoppel) of om de motor voor te
verwarmen. DC-houdspanning is actief bij een gestopte
motor wanneer deze spanning wordt ingesteld op een
waarde die niet gelijk is aan 0. De functie wordt
uitgeschakeld bij een vrijloop na stop.
Beschrijving van de keuze:
Voer een percentage in.
138Uitschakelfrequentie rem
Waarde:
0,5-132 Hz (parameter 200)[5-]
3,0 Hz[30]
Functie:
Bepaalt de frequentie waarbij de externe rem moet
worden vrijgegeven via de uitgang die tijdens bedrijf is
ingesteld in parameter 323 of 340.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste frequentie in.
139
Inschakelfrequentie rem bij geactiveerde
stop
Waarde:
0,5-132 Hz (parameter 200)[5-]
3,0 Hz[30]
Functie:
Bepaalt de frequentie waarbij de externe rem via de
geselecteerde uitgang in parameter 323 of 340 moet
worden geactiveerd wanneer de motor uitloopt tot stop.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste frequentie in.
Zie Afbeelding 3.16.
3.3.1
Parametergroep 2-** Referenties en
limieten
200Draairichting
Waarde:
Alleen rechtsom
(ONLY CLOCKWISE)[0]
Bidirectioneel,
0-132 Hz
(132 Hz BOTH DIRECTIONS)[1]
Alleen linksom, 0-132 Hz
(132 Hz COUNTERCLOCKW.)[2]
Functie:
Deze parameter biedt bescherming tegen ongewenst
omkeren.
Bij een Procesregeling met terugkoppeling (parameter 100)
mag parameter 200 niet worden ingesteld op Bidirectioneel
[1].
Beschrijving van de keuze:
Selecteer de gewenste richting, gezien vanaf de
aandrijfzijde van de motor.
Let op: wanneer Alleen rechtsom, 0-132 Hz [0] of Alleenlinksom, 0-132 Hz [2] is geselecteerd, wordt de uitgangsfrequentie begrensd door het bereik f
Als Bidirectioneel, 0-132 Hz [1] is geselecteerd, zal de
uitgangsfrequentie worden begrensd door het bereik ±
f
(de minimumfrequentie is niet belangrijk).
MAX
Dus:
Stel parameter 200 in de twee setups bij voorkeur niet in
op verschillende waarden. Als dat nodig mocht zijn, moet
de gebruiker ervoor zorgen dat wijzigingen in de setup
alleen worden uitgevoerd bij een gestopte motor.
MIN
- f
MAX
.
33
Afbeelding 3.16 Snelheidsprofiel voor remfunctie
147Instelling motortype
Waarde:
Afhankelijk van de eenheid
Functie:
Hier kunt u de specifieke motor selecteren waarop de
reserve-eenheid moet worden geïnstalleerd.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer de motor op basis van het merk, het aantal
polen en het motorvermogen.
Voorbeeld: ATB STD-4-075 betekent een 4-polige, 0,75 kWmotor van ATB.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss45
201
Min. uitgangsfrequentie
Waarde:
0,0 HZ - f
(parameter 202)
MAX
0,0 Hz[0]
Functie:
Deze parameter bepaalt de laagste motorfrequentie
waarbij de motor moet lopen.
De minimumfrequentie kan nooit hoger zijn dan de
maximumfrequentie, f
MAX
.
Als parameter 200 is ingesteld op Bidirectioneel is de
minimumfrequentie niet van belang.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer een waarde tussen 0,0 Hz en de in parameter
202 ingestelde max. frequentie (f
202
Max. uitgangsfrequentie
MAX
).
Waarde:
f
(parameter 201) - f
MIN
f
BEREIK
(132 Hz, par. 200)
BEREIK
[0 -]
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Functie:
Deze parameter bepaalt de hoogste motorfrequentie
waarbij de motor moet lopen.
Zie ook parameter 205.
Beschrijving van de keuze:
33
Selecteer een waarde tussen f
en 132 Hz.
MIN
Functie:
De aanlooptijd is de tijd die nodig is om te versnellen van
0 Hz tot de nominale motorfrequentie f
(parameter 104).
M,N
Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de stroomgrens niet
wordt bereikt (in te stellen in parameter 221).
203Referentie/terugkoppelingsbereik
Waarde:
Min - Max (MIN - MAX)[0]
- Max tot +Max (-MAX-+MAX)[1]
Functie:
Deze parameter bepaalt of het referentiesignaal positief
moet zijn of zowel positief als negatief kan zijn.
Selecteer Min - Max [0] als parameter 100 is ingesteld op
Procesregeling met terugkoppeling.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer het gewenste bereik.
204
Minimumreferentie
Afbeelding 3.17
Waarde:
-100.000,000-Ref
0,000[0]
(par. 205)
MAX
[-100000000 -]
Beschrijving van de keuze:
Programmeer de gewenste aanlooptijd.
Afhankelijk van parameter 100.
Functie:
Minimumreferentie geeft de laagst mogelijke waarde op
basis van de som van alle referenties.
Minimumreferentie is alleen actief als parameter 203 is
ingesteld op Min - Max [0] is ingesteld; hij is echter altijd
actief in Procesregeling met terugkoppeling (parameter 100).
Beschrijving van de keuze:
Is alleen actief wanneer parameter 203 is ingesteld op Min
- Max [0].
Stel de gewenste waarde in.
205
Maximumreferentie
Waarde:
Ref
(parameter 204) - 100.000,000
MIN
[-100000000]
50,000 Hz[50000]
Functie:
Maximumreferentie geeft de geeft de hoogst mogelijke
waarde op basis van de som van alle referenties. Als
parameter 100 is ingesteld op een regeling zonder
terugkoppeling is de maximale waarde 132 Hz.
Bij een regeling met terugkoppeling kan de ingestelde
maximumreferentie niet hoger zijn dan de maximale
terugkoppeling (parameter 415).
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste waarde in.
207
Aanlooptijd 1
Waarde:
0,15-3600,00 s[5 -360000]
3,00 s[300]
208
Uitlooptijd 1
Waarde:
0,15-3600,00 s[5 - 360000]
3,00 s[300]
Functie:
De uitlooptijd is de tijd die nodig is om te vertragen van
de nominale motorfrequentie f
(parameter 104) tot 0 Hz,
M,N
op voorwaarde dat er geen overspanning is in de
omvormer vanwege de generatorwerking van de motor en
de stroomgrens niet wordt bereikt (in te stellen in
parameter 221).
Beschrijving van de keuze:
Programmeer de gewenste uitlooptijd.
209
Aanlooptijd 2
Waarde:
0,15-3600,00 s[5 -360000]
3,00 s[300]
Functie:
De aanlooptijd is de tijd die nodig is om te versnellen van
0 Hz tot de nominale motorfrequentie f
(parameter 104).
M,N
Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de stroomgrens niet
wordt bereikt (in te stellen in parameter 221).
Beschrijving van de keuze:
Programmeer de gewenste aanlooptijd.
U kunt overschakelen van aanloop 1 naar aanloop 2 door
aanloop 2 te activeren via een digitale ingang.
46MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
210Uitlooptijd 2
Waarde:
0,15-3600,00 s[5-360000]
3,00 s[300]
Functie:
De uitlooptijd is de tijd die nodig is om te vertragen van
de nominale motorfrequentie f
op voorwaarde dat er geen overspanning is in de
omvormer vanwege de generatorwerking van de motor en
de stroomgrens niet wordt bereikt (in te stellen in
parameter 221).
Beschrijving van de keuze:
Programmeer de gewenste uitlooptijd.
U kunt overschakelen van aanloop 1 naar aanloop 2 door
aanloop 2 te activeren via een digitale ingang.
211
Waarde:
0,15-3600,00 s[5-360000]
3,00 s[300]
Functie:
De jog ramp-tijd is de tijd die nodig is om te versnellen/
vertragen van 0 Hz tot de nominale motorfrequentie f
(parameter 104), op voorwaarde dat er geen overspanning
optreedt in de omvormer vanwege de generatorwerking
van de motor en de stroomgrens niet wordt bereikt (in te
stellen in parameter 221).
Afbeelding 3.18
De jog-ramptijd start wanneer er via de digitale ingangen
of de seriële-communicatiepoort een jog-signaal wordt
gegeven.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste aan/uitlooptijd in.
212
Waarde:
0,15-3600,00 s[5-360000]
3,00 s[300]
Jog ramp-tijd
Uitlooptijd snelle stop
(parameter 104) tot 0 Hz,
M,N
M,N
Functie:
De uitlooptijd is de tijd die nodig is om te vertragen van
de nominale motorfrequentie naar 0 Hz, op voorwaarde
dat er geen overspanning optreedt in de omvormer
vanwege de generatorwerking van de motor en de
stroomgrens niet wordt bereikt (in te stellen in parameter
221).
Snelle stop wordt geactiveerd door middel van een signaal
op een van de digitale ingangsklemmen (2-5) of via de
seriële-communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
Programmeer de gewenste uitlooptijd.
213
Waarde:
0,0 HZ - parameter 202[0 -]
10,0 Hz[100]
Functie:
De jog-frequentie f
waarbij de FC-motor werkt wanneer de jog-functie is
geactiveerd.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste frequentie in.
214
Waarde:
Som (SUM)[0]
Extern/digitaal (EXTERNAL/PRESET)[2]
Functie:
In deze parameter kan worden ingesteld hoe de digitale
referenties moet worden opgeteld bij de andere
referenties. Hiervoor wordt Som gebruikt. Het is ook
mogelijk – met behulp van de functie Extern/digitaal – om
in te stellen of schakelen tussen externe referenties en
digitale referenties gewenst is.
Beschrijving van de keuze:
Als Som [0] is geselecteerd, wordt een van de digitale
referenties (parameter 215-216) opgeteld als een
percentage van de maximale referentie.
Als Extern/digitaal [2] is geselecteerd, is het mogelijk om
via klem 2, 3, 4 of 5 (parameter 332, 333, 334 of 335) te
schakelen tussen externe referenties en digitale referenties.
Digitale referenties worden uitgedrukt als een percentage
van het referentiebereik.
De externe referentie is de som van de analoge referenties,
pulsen en busreferenties.
215
216Digitale referentie 2
Waarde:
-100,00% tot +100,00%[-10000-+10000]
% van het referentiebereik/de externe referentie
0,00%[0]
Jog-frequentie
is de vaste uitgangsfrequentie
JOG
Referentiefunctie
Digitale referentie 1
33
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss47
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Functie:
In de parameters 215-216 kunnen twee verschillende
digitale referenties worden geprogrammeerd.
De digitale referentie wordt gegeven als een percentage
van de waarde Ref
33
externe referenties, afhankelijk van de instelling in
parameter 214. Als een Ref
of als een percentage van de andere
MAX
≠ 0 is geprogrammeerd,
MIN
Functie:
Deze functie is relevant voor alle toepassingsconfiguraties,
voor zowel snelheids- als procesregeling. Hier wordt de
stroomgrens voor de werking van de motor ingesteld.
wordt de digitale referentie berekend als een percentage
op basis van het verschil tussen Ref
de waarde wordt opgeteld bij Ref
MIN
MAX
.
en Ref
, waarna
MIN
Beschrijving van de keuze:
Selecteer de gewenste vaste referentie(s).
Om de vaste referenties te kunnen gebruiken, moet het
gebruik van digitale referenties zijn ingeschakeld voor klem
2, 3, 4 of 5 (parameter 332-335).
Vaste referenties kunnen worden ingesteld door klem 2, 3,
4 of 5 te activeren; zie Tabel 3.8.
Klem 2/3/4/5
Digitale referentie
Digitale referentie 10
Digitale referentie 21
Tabel 3.8
Afbeelding 3.19
219
Versnellings/vertragingswaarde
Waarde:
0.00-100.00%[0-10000]
0,00%[0]
Functie:
In deze parameter kan een procentuele (relatieve) waarde
worden ingevoerd die zal worden opgeteld bij of
afgetrokken van de actuele referentie.
Beschrijving van de keuze:
Als Versnellen is geselecteerd via klem 2, 3, 4 of 5
(parameter 332-335) zal de ingestelde procentuele
(relatieve) waarde in parameter 219 worden toegevoegd
aan de totale referentie.
Als Vertragen is geselecteerd via klem 2, 3, 4 of 5
(parameter 332-335) zal de ingestelde procentuele
(relatieve) waarde in parameter 219 worden afgetrokken
van de totale referentie.
221
Stroomgrens voor motormodus
Waarde:
Min. limiet (XX,X) - max. limiet (XXX,X)
in% of I
NOM
[XXX - XXXX]
Max. limiet (XXX,X)[XXXX]
I
= nominale motorstroom
NOM
Min. limiet = magnetiseringsstroom in % van I
NOM
Max. limiet = van de eenheid afhankelijke limiet in % van
I
NOM
Afbeelding 3.20
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste %-waarde voor de stroom in.
229
Frequentie-bypass, bandbreedte
Waarde:
0 (UIT) - 100%[0-100]
0 (Uit)%[0]
Functie:
Bij sommige systemen moeten bepaalde uitgangsfrequenties worden vermeden om problemen wegens
resonantie in het systeem te voorkomen.
De te vermijden uitgangsfrequenties voor deze frequentiebypass is te programmeren in parameter 230-231. In de
huidige parameter (229) kan aan beide zijden van de
frequentie-bypasses een bandbreedte worden gedefinieerd
worden.
48MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
Beschrijving van de keuze:
De bypass-band is de bypass-frequentie +/- de helft van de
ingestelde bandbreedte.
Selecteer een percentage van de instelling in parameter
230-231.
230Frequentie-bypass 1
231Frequentie-bypass 2
Waarde:
0,0-132 Hz (parameter 200)[0 -]
0,0 Hz[0]
Functie:
Bij sommige systemen moeten bepaalde uitgangsfrequenties worden vermeden om problemen wegens
resonantie in het systeem te voorkomen.
Beschrijving van de keuze:
Voer de te vermijden frequenties in.
Zie ook parameter 229.
VLT® DriveMotor FCM-serie
3.4.1
Parametergroep 3-** Ingang/uitgang
317Time-out
Waarde:
1-99 s[1-99]
10 s[10]
Functie:
Als de waarde van het referentiesignaal voor de ingang,
klem 1, lager wordt dan 50% van de instelling in
parameter 336, gedurende een tijd die langer is dan de
ingestelde tijd in parameter 317, dan wordt de geselecteerde functie in parameter 318 geactiveerd.
Er kunnen zeven verschillende digitale referenties worden
geprogrammeerd in parameter 241-247 Digitale referenties.
De digitale referentie wordt uitgedrukt als een percentage
van de waarde Ref
externe referenties, afhankelijk van de instelling in
parameter 214. Als een Ref
wordt de digitale referentie berekend als een percentage
op basis van het verschil tussen Ref
de waarde wordt opgeteld bij Ref
Via de digitale ingangen of seriële communicatie kan
tussen digitale referenties worden geschakeld.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste vaste referentie(s) in.
Zie de beschrijving van de opties voor P332, P333, P334 en
P335, waar een beschrijving wordt gegeven over het
instellen van de digitale ingangen.
Digitale referentie 1
of als een percentage van de andere
MAX
≠ 0 is geprogrammeerd,
MIN
MIN
MAX
.
en Ref
, waarna
MIN
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss49
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
318Functie na time-out
Waarde:
Uit (OFF)[0]
Stop en uitsch. (STOP AND TRIP)[5]
Functie:
33
In deze parameter kunt u instellen welke functie moet
signaal voor de ingang, klem 1, lager wordt dan 50% van
de instelling in parameter 336, gedurende een tijd die
langer is dan de ingestelde tijd in parameter 317.
Als een time-outfunctie (parameter 318) op hetzelfde
moment optreedt als een bustime-outfunctie (parameter
514) zal de time-outfunctie (parameter 318) worden
geactiveerd.
worden geactiveerd als de waarde van het referentie-
Instelling:
Geen functie
Omvormer gereed(UNIT READY)[1]
Inschakelen, geen waarschuwing(ENABLE/NO WARNING)[2]
Actief(RUNNING)[3]
Actief, geen waarschuwing(RUNNING NO WARNING)[4]
Actief op referentie, geen waarschuwing(RUNNING ON REFERENCE)[5]
Fout(FAULT)[6]
Fout of waarschuwing(FAULT OR WARNING)[7]
Stroomgrens(CURRENT LIMIT)[8]
Thermische waarschuwing(THERMAL WARNING)[9]
Omkeren(REVERSE)[10]
Stuurwoord bit 11(CONTROL WORD BIT 11)[11]
Stuurwoord bit 12(CONTROL WORD BIT 12)[12]
Mechanische rem(MECHANICAL BRAKE)[20]
Slaapmodus(SLEEP MODE)[21]
De relaisuitgang kan worden gebruikt om de huidige
status of een waarschuwing te geven.
Relais
1-3 verbreek, 1-2 maak
Max. 250 V AC, 5 A
Tabel 3.10
Beschrijving van de keuze:
Omvormer gereed:
de FC-motor is gereed voor gebruik.
Inschakelen, geen waarschuwing: de FC-motor is gereed
voor gebruik; er is geen start- of stopcommando gegeven
(start/uitschakelen). Geen waarschuwing.
Actief: er is een startcommando gegeven.
Actief, geen waarschuwing: er is een startcommando
gegeven. Geen waarschuwing.
Actief op referentie, geen waarschuwing: snelheid volgens
referentie.
Fout: de uitgang is geactiveerd door een alarm.
Fout of waarschuwing: de uitgang is geactiveerd door een
alarm of waarschuwing.
Stroomgrens: de ingestelde stroomgrens in parameter 221
is overschreden.
Thermische waarschuwing: de temperatuurbegrenzing voor
de frequentieomvormer is overschreden.
Omkeren: logisch '1' = relais geactiveerd, 24 V DC op de
uitgang wanneer de motor rechtsom draait. Logisch '0' =
relais niet geactiveerd; geen signaal op de uitgang
wanneer de motor linksom draait.
Stuurwoord bit 11: als bit 11 = '1' in het stuurwoord (zowel
veldbusprofiel als FC-profiel) zal het relais worden
geactiveerd.
Stuurwoord bit 12: als bit 12 = '1' in het stuurwoord (zowel
veldbusprofiel als FC-profiel) zal het relais worden
geactiveerd.
Mechanische rem: schakelt de besturing in van een
optionele, externe mechanische rem (zie ook parameter
138 en 139).
Slaapmodus: is actief wanneer de eenheid in de
slaapmodus staat. Zie 3.5.2 Slaapmodus.
327
Pulsreferentie/terugkoppeling, max.
frequentie
Waarde:
100-70000 Hz[100-70000]
5000 HZ[5000]
Functie:
In deze parameter wordt de signaalwaarde ingesteld die
overeenkomt met de maximumreferentie/terugkoppeling
die is ingesteld in parameter 205/415.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste pulsfrequentie in.
50MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
[1] Referentie. Maakt het mogelijk om de referentie te
331Klem 1, analoge stroomingang
Waarde:
Niet in bedrijf (NO OPERATION)[0]
Referentie (REFERENCE)[1]
Terugkoppeling (FEEDBACK)[2]
Functie:
wijzigen via een analoog referentiesignaal.
Als er andere ingangen zijn aangesloten, worden deze
opgeteld, waarbij rekening wordt gehouden met hun
tekens.
[2] Terugkoppeling. Selecteer deze optie wanneer gebruik
wordt gemaakt van een regeling met terugkoppeling en
een analoog signaal.
Deze parameter biedt een keuze uit de beschikbare
functies voor deze ingang, klem 1.
Het schalen van het ingangssignaal wordt uitgevoerd via
parameter 336 en 337.
Referentie vasthouden en starten(FREEZE REF AND START)[33][33][33][33]
Ramp 2(RAMP 2)[34][34][34][34]
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss51
[30]
Programmeren
Parameter332333334335
Digitale ingang op klemnr.2345
Instellingen
Startreferentie bit 1(START-REF BIT 1)[35][35][35][35]
33
Startreferentie bit 2(START-REF BIT 2)[36][36][36][36]
Startreferentie bit 3(START-REF BIT 3)[37][37][37][37]
Tabel 3.11
VLT® DriveMotor FCM-serie
Functie:
In parameter 332-335 kunt u de gewenste functie voor de
ingangen op klem 2-5 selecteren. De opties voor de
functies ziet u in Tabel 3.13.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer Geen functie als de FC-motor niet moet reageren
op signalen die naar de klem worden gestuurd.
Reset zet de FC-motor op nul na een alarm; niet alle
alarmen kunnen echter worden gereset zonder de
netvoeding af te schakelen.
Selecteer Vrijloop na stop, geïnverteerd om de FC-motor vrij
te laten lopen tot stop. Logisch '0' leidt tot vrijloop na
stop.
Selecteer Reset en vrijloop na stop, geïnverteerd om gelijktijdig een vrijloop na stop en een reset te activeren.
Logisch '0' leidt tot vrijloop na stop en reset.
Selecteer Snelle stop, geïnverteerd om de motor te stoppen
op basis van de snelle-stopuitloop (ingesteld in parameter
212).
Logisch '0' leidt tot een snelle stop.
Selecteer DC-remmen, geïnverteerd om de motor te
stoppen door deze gedurende een bepaalde tijd een DCspanning te geven; zie parameter 126-132.
Let op: deze functie is alleen actief als de instelling van
parameter 126-132 niet 0 is. Logisch '0' leidt tot DCremmen.
Stop geïnverteerd wordt geactiveerd door de spanning naar
de klem te onderbreken. Dit betekent dat de motor niet
kan draaien als er geen spanning op de klem staat. De
stop wordt uitgevoerd volgens de ingestelde aan- en
uitlooptijden (parameter 207/208).
Selecteer Start als een start/stopcommando gewenst is.
Logisch '1' = start, logisch '0' = stop (stand-by).
Pulsstart – als gedurende minimaal 20 ms een puls wordt
gegeven, zal de motor starten, op voorwaarde dat er geen
stopcommando actief is. De motor stopt als Stop
geïnverteerd kort wordt geactiveerd.
Omkeren dient om de draairichting van de motoras te
wijzigen. Logisch '0' leidt niet tot omkeren. Logisch '1' leidt
tot omkeren. Het omkeersignaal verandert alleen de
draairichting; het activeert niet de startfunctie.
Mag niet worden gebruikt in combinatie met Proces, met
terugkoppeling.
Start omkeren
omkeren met hetzelfde signaal. Er mag op hetzelfde
moment geen startsignaal zijn. Werkt als pulsstart
omkeren, op voorwaarde dat pulsstart is geselecteerd voor
een andere klem.
Mag niet worden gebruikt in combinatie met Proces, met
terugkoppeling.
Selecteer Start rechtsom, aan als de motoras bij het starten
alleen rechtsom moet kunnen draaien.
Mag niet worden gebruikt in combinatie met Proces, met
terugkoppeling.
Selecteer Start linksom, aan als de motoras bij het starten
linksom moet kunnen draaien.
Mag niet worden gebruikt in combinatie met Proces, met
terugkoppeling.
Jog dient om de uitgangsfrequentie te vervangen door de
ingestelde jog-frequentie in parameter 213. De aanlooptijd
is in te stellen in parameter 211. Jog is niet actief als er
een stopcommando is gegeven (start uitschakelen).
Jog heft stand-by op.
Referentie vasthouden houdt de actuele referentie vast. De
vastgehouden referentie is nu het inschakelpunt/de
voorwaarde voor het gebruik van Snelheid omhoog en
Snelheid omlaag.
Als Versnellen/Vertragen wordt gebruikt, zal de snelheids-
wijziging altijd de normale aan/uitloop (parameter
207/208) in het bereik 0 - Ref
Uitgang vasthouden houdt de actuele motorfrequentie (Hz)
vast. De vastgehouden motorfrequentie is nu het inscha-
kelpunt/de voorwaarde voor het gebruik van Snelheid
omhoog en Snelheid omlaag.
Uitgang vasthouden heft start/stand-by, slipcompensatie en
procesregeling met terugkoppeling op.
Als Snelheid omhoog/omlaag wordt gebruikt, zal de
snelheidswijziging altijd de normale aan/uitloop (parameter
207/208) in het bereik 0 - f
Selecteer Snelheid omhoog en Snelheid omlaag als een
digitale regeling voor het verhogen/verlagen van de
snelheid gewenst is (motorpotentiometer). Deze functie is
alleen actief als Referentie vasthouden of Uitgang
vasthouden is geselecteerd.
Zolang de geselecteerde klem voor Snelheid omhoog
logisch '1' is, zal de referentie of de uitgangsfrequentie
toenemen.
Zolang de geselecteerde klem voor Snelheid omlaag
logisch '1' is, zal de referentie of de uitgangsfrequentie
afnemen.
is te gebruiken voor start/stop en voor
volgen.
MAX
volgen.
M,N
52MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Pulsen (logisch '1' hoog gedurende minimaal 20 ms en een
pauze van minimaal 20 ms) zullen leiden tot een snelheidswijziging van 0,1% (referentie) of 0,1 Hz
(uitgangsfrequentie).
Geen snelheidswijziging 001
Snelheid omlaag011
Snelheid omhoog101
Snelheid omlaag111
Tabel 3.12 Voorbeeld:
KlemReferentie
vasthouden/
2-52-5Uitgang
vasthouden
Setupselectie maakt het mogelijk om een van de twee
setups te kiezen; hierbij wordt echter aangenomen dat
parameter 004 is ingesteld op Multi Setup.
Selecteer Versnellen/Vertragen als de referentiewaarde
verhoogd of verlaagd moet worden met een programmeerbaar percentage dat is in te stellen in parameter 219.
Snelheid ongewijzigd00
Verlaagd met %-waarde10
Verhoogd met %-waarde01
Verlaagd met %-waarde11
VertragenVersnellen
Selecteer
Referentie vasthouden en start om zowel een
START- als een REFERENTIE VASTHOUDEN-commando te
genereren. Als SNELHEID OMHOOG/SNELHEID OMLAAG
wordt gebruikt, moeten zowel REFERENTIE VASTHOUDEN
als START worden geactiveerd. Door het toepassen van
deze functie kan er een digitale ingang worden
uitgespaard.
Ramp 2 wordt gebruikt als tussen aan/uitloop 1 (parameter
207-208) en aan/uitloop 2 (parameter 209-210) moet
kunnen worden geschakeld. Logisch '0' leidt tot aan/
uitloop 1 en logisch '1' leidt tot aan/uitloop 2.
Startreferentie bit 1, 2 en 3 dienen om in te stellen welke
DIGITALE REFERENTIE (1-7) moet worden gebruikt. De
DIGITALE REFERENTIE (1-7) is in te stellen in parameter 241
Digitale referentie maakt een selectie van een van de twee
digitale referenties mogelijk, overeenkomstig de tabel in
parameter 215 en 216. Om actief te kunnen zijn, moet
Digitale referentie, aan zijn geselecteerd.
Digitale referentie dient om te schakelen tussen externereferentie en digitale referentie. Hiervoor moet Extern/
digitaal [2] echter zijn geselecteerd in parameter 214.
Logisch '0' = externe referenties actief; logisch '1' = een
van de twee digitale referenties actief.
Precisiestop corrigeert de uitlooptijd om een hoge
herhalingsnauwkeurigheid te verkrijgen op het stoppunt.
Selecteer Pulsreferentie als een pulsreeks (frequentie) van 0
Hz moet worden gebruikt, wat overeenkomt met Ref
MIN
,
parameter 204. De frequentie is in te stellen in parameter
327 en moet overeenkomen met Ref
MAX
.
Selecteer Pulsterugkoppeling als een pulsreeks (frequentie)
is geselecteerd als terugkoppelingssignaal. Zie ook
parameter 327.
Selecteer Analoge referentie als de referentie via een
analoog referentiesignaal gewijzigd moet kunnen worden.
Als er andere ingangen zijn aangesloten, worden deze
opgeteld, waarbij rekening wordt gehouden met hun
tekens.
Selecteer Analoge terugkoppeling als een terugkoppelingsregeling met een analoog signaal wordt gebruikt.
Selecteer Reset en start om start en reset gelijktijdig te
kunnen activeren.
Als ten minste een van de 3 digitale ingangen is
geactiveerd, heeft de FCM een startsignaal. De 7 mogelijke
ingangcombinaties bepalen dan welke referentiesnelheid
moet worden gebruikt.
Als er slechts 1 of 2 digitale ingangen worden gebruikt,
kunnen respectievelijk 1 of 3 snelheden worden gekozen
volgens het hierboven getoonde principe.
Als er 2 setups worden gebruikt, kunnen maximaal 14
referentiesnelheden worden gekozen via 4 digitale
ingangen. De instellingen van P241 en P242 worden
overgenomen in P215 en P216.
Voorbeeld
Digitale ingangen 2, 3 en 4: P332 [optie 35 geselecteerd],
P333 [optie 36 geselecteerd] en P334 [optie 37
geselecteerd]
Ingangcombinatie op de digitale ingangen 2, 3 en 4: '010'.
Dit betekent dat Digitale referentie 2 de referentiesnelheid
is.
Het schalen van het ingangssignaal wordt uitgevoerd via
parameter 338 en 339.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss53
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
336Klem 1, min. schaling
Waarde:
0,0-20,0 mA[0-200]
0,0 mA[0]
Functie:
33
In deze parameter wordt de waarde van het referentiesignaal ingesteld die overeen moet komen met de
minimumreferentie die is ingesteld in parameter 204.
Als de Time-outfunctie van parameter 317 moet worden
gebruikt, moet de instelling > 2 mA zijn.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste stroomwaarde in.
0,0 V[0]
Functie:
Deze parameter dient om de signaalwaarde in te stellen
die overeenkomt met de minimumreferentie of de
minimumterugkoppeling, parameter 204 Minimumrefe-
rentie, Ref
/414 Minimumterugkoppeling, FB
MIN
MIN
.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste spanningswaarde in. In verband met de
nauwkeurigheid moet compensatie worden geboden voor
spanningsverliezen in lange signaalkabels. Als de timeoutfunctie moet worden gebruikt (parameter 317 Time-out
en 318 Functie na time-out), moet de ingestelde waarde
hoger zijn dan 1 V.
337
Waarde:
0,0-20,0 mA[0-200]
20,0 mA[200]
Functie:
In deze parameter wordt de waarde van het referentiesignaal ingesteld die overeen moet komen met de
maximumreferentie die is ingesteld in parameter 205.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste stroomwaarde in.
Klem 1, max. schaling
339
Klem 2, max. schaling
Waarde:
0,0-10,0 V[0-100]
10,0 V[100]
Functie:
Deze parameter dient om de signaalwaarde in te stellen
die overeenkomt met de maximumreferentie of de
maximumterugkoppeling, parameter 205 Maximumrefe-
rentie, Ref
/415 Maximumterugkoppeling, FB
MAX
MAX
.
Beschrijving van de keuze:
338
Klem 2, min. schaling
Waarde:
0,0-10,0 V[0-100]
Stel de gewenste spanningswaarde in. In verband met de
nauwkeurigheid moet compensatie worden geboden voor
spanningsverliezen in lange signaalkabels.
54MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
Instelling:
Geen functie
Omvormer gereed(UNIT READY)[1]
Inschakelen, geen waarschuwing(ENABLE/NO WARNING)[2]
Actief(RUNNING)[3]
Actief, geen waarschuwing(RUNNING NO WARNING)[4]
Actief op referentie, geen waarschuwing(RUNNING ON REFERENCE)[5]
Fout(FAULT)[6]
Fout of waarschuwing(FAULT OR WARNING)[7]
Stroomgrens(CURRENT LIMIT)[8]
Thermische waarschuwing(THERMAL WARNING)[9]
Omkeren(REVERSE)[10]
Stuurwoord bit 11(CONTROL WORD BIT 11)[11]
Actuele frequentie 0-20 mA(0-FMAX = 0-20 mA)[12]
Actuele frequentie 4-20 mA(0-FMAX = 4-20 mA)[13]
Referentie
Referentie
Terugkoppeling
Terugkoppeling
Actuele stroom 0-20 mA(0-IMAX = 0-20 mA)[18]
Actuele stroom 4-20 mA(0-IMAX = 4-20 mA)[19]
Mechanische rem(MECHANICAL BRAKE)[20]
Slaapmodus(SLEEP MODE)[21]
Koppel 0-20 mA(0-TMAX = 0-20 mA)[22]
Koppel 4-20 mA(0-TMAX = 4-20 mA)[23]
Deze uitgang kan als digitale of analoge uitgang functioneren. Als hij wordt gebruikt als digitale uitgang
(datawaarde [0]-[23]) wordt een 24 V DC-signaal gegeven;
als hij wordt gebruikt als een analoge uitgang wordt of
een signaal van 0-20 mA of signaal van 4-20 mA gegeven.
Beschrijving van de keuze:
Omvormer gereed: de FC-motor is gereed voor gebruik.
Inschakelen, geen waarschuwing: de FC-motor is gereed
voor gebruik; er is geen start- of stopcommando gegeven
(start/uitschakelen). Geen waarschuwing.
Actief: er is een startcommando gegeven.
Actief, geen waarschuwing: er is een startcommando
gegeven. Geen waarschuwing.
Actief op referentie, geen waarschuwing: snelheid volgens
referentie.
Fout: de uitgang is geactiveerd door een alarm.
Fout of waarschuwing: de uitgang is geactiveerd door een
alarm of waarschuwing.
Stroomgrens: de ingestelde stroomgrens in parameter 221
is overschreden.
Thermische waarschuwing: de temperatuurbegrenzing voor
de frequentieomvormer is overschreden.
Omkeren: logisch '1' = relais geactiveerd, 24 V DC op de
uitgang wanneer de motor rechtsom draait. Logisch '0' =
relais niet geactiveerd; geen signaal op de uitgang
wanneer de motor linksom draait.
Stuurwoord bit 11:
als bit 11 = '1' in het stuurwoord (zowel
veldbusprofiel als FC-profiel) wordt de digitale uitgang
geactiveerd.
optionele, externe mechanische rem (zie ook parameter
138 en 139).
Slaapmodus: is actief wanneer de eenheid in de
slaapmodus staat. Zie 3.5.2 Slaapmodus.
⇒
0-T
0-T
0-20 mA en
MAX
⇒ 4-20 mA en
MAX
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss55
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
3.5.1 Parametergroep 4-** Speciale functies
400Remfuncties
Waarde:
Uit (OFF)[0]
33
AC-rem (AC BRAKE)[4]
Functie:
[4] AC-rem kan worden geselecteerd om het remmen te
verbeteren. De nieuwe AC-remfunctie maakt het mogelijk
de tijd te bepalen van het toegenomen verlies aan
motorvermogen, terwijl de motor toch thermisch beveiligd
blijft. Deze functie levert een remkoppel op van tussen de
80 en 20% in het snelheidsbereik tot de basissnelheid (50
Hz). Boven de genoemde basissnelheid zal het extra
remmen geleidelijk afnemen.
De functie is actief in een regeling met terugkoppeling én
zonder terugkoppeling.
In parameter 403 Slaapmodustimer wordt de slaapmodus
geactiveerd. In parameter 403 Slaapmodustimer wordt
ingesteld hoe lang de uitgangsfrequentie lager mag zijn
dan de ingestelde frequentie in parameter 404 Slaapfre-quentie. Wanneer de ingestelde tijd is verstreken, laat de
frequentieomvormer de motor langzamer draaien en
vervolgens stoppen op basis van parameter 208 Uitlooptijd.
De timer wordt weer op nul gezet als de uitgangsfrequentie hoger wordt dan de ingestelde waarde in
parameter 404 Slaapfrequentie.
Als de VLT-frequentieomvormer de motor in de
slaapmodus heeft gezet, wordt een theoretische uitgangsfrequentie berekend op basis van het referentiesignaal.
Wanneer de theoretische uitgangsfrequentie hoger wordt
dan de frequentie in parameter 407 Ontwaakfrequentie
start de frequentieomvormer de motor weer en loopt de
uitgangsfrequentie aan tot de referentie.
In systemen met constante drukregeling is gunstig om
extra druk aan het systeem te leveren voordat de VLTfrequentieomvormer de motor stopt. Dit verlengt de tijd
waarin de VLT-frequentieomvormer de motor stopt en
voorkomt dat het systeem te vaak wordt gestart en
gestopt, bijvoorbeeld bij lekkage in het systeem.
Als 25% meer druk vereist is voordat de VLT-frequentieomvormer de motor stopt, moet parameter 406
Aanjaaginstelpunt worden ingesteld op 125%.
Parameter 406 Aanjaaginstelpunt is alleen actief bij een
regeling met terugkoppeling.
Afbeelding 3.21
Beschrijving van de keuze:
Selecteer AC-rem [4] als er kortdurende gegenereerde
belastingen voorkomen.
Slaapmodus
3.5.2
De slaapmodus maakt het mogelijk om de motor te
stoppen als deze met lage snelheid draait en dus met
vrijwel geen belasting. Zodra het verbruik in het systeem
toeneemt, start de VLT-frequentieomvormer de motor weer
en wordt het vereiste vermogen geleverd.
LET OP
Met deze functie kan energie worden bespaard, omdat
de motor alleen in bedrijf is als het systeem daarom
vraagt.
De slaapmodus is niet actief als Lokale referentie of Jog is
geselecteerd.
LET OP
Bij zeer dynamische pompprocessen is het raadzaam om
de functie Vliegende start (parameter 445) uit te
schakelen.
Afbeelding 3.22
403Slaapmodustimer
Waarde:
0-300 s (301 s = Uit)
Uit
56MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Functie:
Deze parameter stelt de frequentieomvormer in staat om
de motor stoppen als de belasting van de motor minimaal
is. De timer in parameter 403 Slaapmodustimer start
wanneer de uitgangsfrequentie lager wordt dan de
ingestelde frequentie in parameter 404 Slaapfrequentie.
Wanneer de in de timer ingestelde tijd is verstreken,
schakelt de frequentieomvormer de motor uit.
De frequentieomvormer start de motor weer wanneer de
theoretische uitgangsfrequentie hoger wordt dan de
frequentie in parameter 407 Ontwaakfrequentie.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer Uit als deze functie niet gewenst is. Stel de
drempelwaarde in waarbij de slaapmodus moet worden
geactiveerd nadat de uitgangsfrequentie is gedaald onder
de instelling in parameter 404 Slaapfrequentie.
404
Waarde:
000,0 - par. 407 Ontwaakfrequentie
Functie:
Als de uitgangsfrequentie lager wordt dan de vooraf
ingestelde waarde start de timer volgens de instelling in
parameter 403 Slaapmodus. De huidige uitgangsfrequentie
volgt de theoretische uitgangsfrequentie totdat f
bereikt.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste frequentie in.
405
Waarde:
Handm. reset (MANUAL RESET)[0]
Autom. reset x 1 (AUTOMATIC X 1)[1]
Autom. reset x 2 (AUTOMATIC X 2)[2]
Autom. reset x 3 (AUTOMATIC X 3)[3]
Autom. reset x 4 (AUTOMATIC X 4)[4]
Autom. reset x 5 (AUTOMATIC X 5)[5]
Autom. reset x 6 (AUTOMATIC X 6)[6]
Autom. reset x 7 (AUTOMATIC X 7)[7]
Autom. reset x 8 (AUTOMATIC X 8)[8]
Autom. reset x 9 (AUTOMATIC X 9)[9]
Autom. reset x 10 (AUTOMATIC X 10)[10]
Reset bij inschakelen (RESET AT POWER UP)[11]
Functie:
Deze parameter maakt het mogelijk om in te stellen welke
resetfunctie moet worden gebruikt na een uitschakeling
(trip).
Na het resetten kan de FC-motor opnieuw worden gestart
na 1,5 s.
Beschrijving van de keuze:
Als Handm. reset [0] is geselecteerd, moet de reset worden
uitgevoerd via de digitale ingangen.
Slaapfrequentie
Resetfuncties
MIN
0,0 Hz
wordt
Als de FC-motor na een uitschakeling (trip) een automatische reset moet uitvoeren (max. 1-10 keer binnen 10
minuten), selecteert u datawaarde [1] -[10].
406Aanjaaginstelpunt
Waarde:
1 - 200 %
Functie:
Deze functie kan alleen worden gebruikt als
peling is geselecteerd in parameter 100.
In systemen met een regeling op basis van constante druk
kan het een voordeel zijn om de druk in het systeem te
verhogen voordat de frequentieomvormer de motor stopt.
Dit verlengt de tijd die de frequentieomvormer gebruikt
om de motor te stoppen en helpt te voorkomen dat de
motor herhaaldelijk start en stopt, bijvoorbeeld in geval
van lekkage in het watertoevoersysteem.
Gebruik par. 472 Boosttime-out om de boosttime-out in te
stellen. Als het aanjaaginstelpunt niet binnen de ingestelde
tijd kan worden bereikt, zal de frequentieomvormer
normaal blijven werken (niet in de slaapmodus gaan).
Beschrijving van de keuze:
Stel het gewenste Aanjaaginstelpunt in als een percentage
van de totale referentie bij normaal bedrijf. 100% komt
overeen met de referentie zonder aanjaging/boost
(supplement).
407
Waarde:
Par 404 Slaapfrequentie – par. 202 f
Functie:
Wanneer de theoretische uitgangsfrequentie hoger wordt
dan de vooraf ingestelde waarde, start de frequentieomvormer de motor weer.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste frequentie in.
411
Waarde:
1,5-14,0 kHz[1500-14000]
Afhankelijk van de eenheid
Functie:
De instelling bepaalt de schakelfrequentie van de
omvormer. Het wijzigen van de schakelfrequentie kan
bijdragen aan het beperken van de mogelijke akoestische
ruis van de motor.
Beschrijving van de keuze:
Wanneer de motor loopt, is de schakelfrequentie via
parameter 411 af te stellen totdat een frequentie wordt
verkregen waarbij de motor zo min mogelijk lawaai maakt.
Zie ook parameter 446 Schakelpatroon. Zie 4.1.6 Thermischebeveiliging en reductie.
Ontwaakfrequentie
Schakelfrequentie
100% van setpoint
Met terugkop-
MAX
50 Hz
33
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss57
Programmeren
412Variabele schakelfrequentie
Waarde:
Uitgesch. (DISABLE)[0]
33
Variabele schakelfrequentie (VAR. CARRIER FREQ.)[1]
Temperatuurafh. schakelfreq. (TEMP. DEP. FREQ.)[2]
Functie:
Deze functie maakt het mogelijk de schakelfrequentie te
wijzigen op basis van de belasting. De maximale schakelfrequentie wordt echter bepaald door de waarde die is
ingesteld in parameter 411.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer Uitgesch. [0] als met een constante schakelfrequentie moet worden gewerkt. Programmeer de
schakelfrequentie in parameter 411.
Als Variabele schakelfrequentie [1] is geselecteerd, zal de
schakelfrequentie afnemen bij een toenemende uitgangsfrequentie. Dit wordt gebruikt in toepassingen met
kwadratische koppelkarakteristieken (centrifugaalpompen
en ventilatoren), waarbij de belasting afneemt op basis van
de uitgangsfrequentie.
Als Temperatuurafh. schakelfreq. [2] is geselecteerd, zal de
schakelfrequentie afnemen bij een toename van de
omvormertemperatuur; zie Afbeelding 3.23.
VLT® DriveMotor FCM-serie
motoras worden vermeden. Dit kan een gunstige functie
zijn, bijvoorbeeld voor schuurmachines.
[1] Aan betekent dat er een uitgangsspanning kan worden
verkregen die hoger is dan de voedingsspanning (tot 5%).
De parameters 414 en 415 worden gebruikt om het
terugkoppelingsbereik te schalen naar fysieke waarden die
door de gebruiker worden gebruikt. De instelling bepaalt
ook de limieten van de referentie (parameters 204 en 205).
Te gebruiken in combinatie met Procesregeling metterugkoppeling (parameter 100).
Beschrijving van de keuze:
Is alleen actief wanneer parameter 203 is ingesteld op MinMax [0].
415
Waarde:
(par. 414) Terugkoppeling
100.000,000[- 100000000]
1.500.000[1500000]
Functie:
Zie de beschrijving van parameter 414.
HOOG
Maximumterugkoppeling
-
LAAG
Afbeelding 3.23
413
Waarde:
Uit (OFF)[0]
Aan (ON)[1]
Functie:
Deze parameter maakt aansluiting van de overmodulatiefunctie voor de uitgangsspanning mogelijk.
Beschrijving van de keuze:
[0] Uit betekent dat er geen overmodulatie van de
uitgangsspanning is, waardoor koppelrimpels op de
Selecteer de eenheid die op het display moet worden
getoond.
Deze eenheid wordt ook gebruikt in Procesregeling met
terugkoppeling, als eenheid voor Minimum/Maximumreferentie (parameter 204/205) en Minimum/
Maximumterugkoppeling (parameter 414/415).
De mogelijkheid om in parameter 416 een eenheid te
selecteren, hangt af van de gemaakte instellingen in de
volgende parameters:
Par. 002 Lokale/externe bediening.
Par. 013 Lokale bediening/configuratie als par. 100.
Par. 100 Configuratie.
Parameter 002 ingesteld op Externe bediening
Als parameter 100 is ingesteld op Snelheidsregeling zonder
terugkoppeling kan de geselecteerde eenheid in parameter
416 worden gebruikt voor het weergeven (par. 009-12
Terugkoppeling [eenheid]) van procesparameters.
NB De referentie kan alleen worden getoond in Hz
(Snelheidsregeling zonder terugkoppeling).
Als parameter 100 is ingesteld op Procesregeling met
terugkoppeling zal de geselecteerde eenheid in parameter
416 worden gebruikt bij het weergeven van zowel de
referentie (par. 009 Referentie [eenheid] [12]) als de
terugkoppeling (par. 009: Terugkoppeling [eenheid] [12]).
Parameter 002 ingesteld op Lokale bediening
Als parameter 013 is ingesteld op LCP-bediening zonder
terugkoppeling of LCP digitale besturing zonder terugkoppeling zal de referentie worden gegeven in Hz, ongeacht
de instelling van parameter 416. Als parameter 013 is
ingesteld op LCP-bediening/als par. 100 of LCP digitalebesturing/als par. 100 zal de eenheid worden gebruikt zoals
beschreven bij parameter 002 Externe bediening.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer de gewenste eenheid voor het referentie/
terugkoppelingssignaal.
3.5.3 FCM 300-regelaar
Procesregeling
De PID-regelaar handhaaft een constante procesmodus
(druk, temperatuur, flow enz.) en past de motorsnelheid
aan op basis van de referentie/het setpoint en het
terugkoppelingssignaal.
Een transmitter voorziet de PID-regelaar van een terugkoppelingssignaal vanaf het proces als een uitdrukking van de
actuele procesmodus. Het terugkoppelingssignaal varieert
met de belasting van het proces.
Dit betekent dat er sprake is van variantie tussen de
referentie/het setpoint en de actuele procesmodus. Deze
variantie wordt door de PID-regelaar gecompenseerd door
middel van de toenemende of afnemende uitgangsfrequentie overeenkomstig de variantie tussen de
referentie/het setpoint en het terugkoppelingssignaal.
De in de frequentieomvormer geïntegreerde PID-regelaar is
geoptimaliseerd voor gebruik in procestoepassingen. Dit
betekent dat er een aantal speciale functies beschikbaar is
in de frequentieomvormer.
Voorheen was voor dergelijke functies een speciaal
systeem nodig, met extra I/O-modules en programmering
van het systeem. Bij de frequentieomvormer is het niet
nodig om extra modules te installeren. De parameters 437
tot 444 zijn specifiek bedoeld voor de procesregelaar.
PID-functies
3.5.4
Referentie/terugkoppelingseenheid
Wanneer Procesregeling met terugkoppeling is geselecteerd
in parameter 100 Configuratie wordt de eenheid ingesteld
in parameter 416 Referentie/terugkoppelingseenheid:
Terugkoppeling
Vooraf moet een terugkoppelingsbereik voor de regelaar
worden ingesteld. Dit terugkoppelingsbereik beperkt het
mogelijke referentiebereik, wat betekent dat in gevallen
waarbij de som van alle referenties buiten het terugkoppelingsbereik ligt de referentie zodanig beperkt zal worden
dat deze binnen dit bereik valt.
Het terugkoppelingssignaal moet worden aangesloten op
een klem op de frequentieomvormer. Als Terugkoppeling is
ingesteld op twee verschillende klemmen, zullen deze
twee signalen bij elkaar worden opgeteld.
Gebruik onderstaand overzicht om te bepalen welke klem
moet worden gebruikt en welke parameters moeten
worden geprogrammeerd.
33
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss59
Door gebruik te maken van een zender met een
spanningsuitgang kan het spanningsverlies in lange
signaalkabels worden gecorrigeerd. Dit kan worden gedaan
via parameter 338/339 Min./Max. schaling.
De parameters 414/415 Min./Max. terugkoppeling moeten
ook vooraf worden ingesteld op een waarde in de
proceseenheid die overeenkomt met de minimale en
maximale schalingswaarden voor signalen die op de klem
zijn aangesloten.
Referentie
In parameter 205 Maximumreferentie, Ref
maximale referentie worden ingesteld voor het schalen van
de som van alle referentie, d.w.z. de totale referentie.
De minimumreferentie in parameter 204 geeft de
minimumwaarde voor de totale referentie aan.
Alle referenties zullen worden opgeteld en de som is de
waarde die voor regeling zal worden gebruikt. Het referentiebereik kan worden beperkt tot een bereik dat kleiner is
dan het terugkoppelingsbereik. Dit kan nuttig zijn als u
wilt voorkomen dat de som van de referenties door een
onbedoelde wijziging van een externe referentie te ver
verwijderd raakt van de optimale referentie. Het referentiebereik kan het terugkoppelingsbereik niet overschrijden.
Als u gebruik wilt maken van digitale referenties moet u
deze programmeren in parameter 215-216 Digitale
referentie. Zie de beschrijving Referentiefunctie en Gebruik
van referenties in parameter 214.
Als een stroomsignaal als terugkoppelingssignaal wordt
gebruikt, kan alleen spanning worden gebruikt als analoge
referentie. Gebruik onderstaand overzicht om te bepalen
welke klem moet worden gebruikt en welke parameters
moeten worden geprogrammeerd.
De busreferentie kan uitsluitend via seriële
communicatie worden ingesteld.
KlemParameters
kan een
MAX
215-216
(241-247)
LET OP
Klemmen die niet worden gebruikt, kunnen het beste
vooraf worden ingesteld op Geen functie [0].
Differentiële versterkingslimiet
Als het referentiesignaal of het terugkoppelingssignaal van
een toepassing sterk varieert, zal de afwijking tussen de
referentie/het setpoint en de actuele procesmodus snel
wijzigen. De differentiator kan dan te dominant worden.
Dit komt omdat deze reageert op de afwijking tussen de
referentie en de actuele procesmodus: hoe sneller de
afwijking verandert, hoe krachtiger de frequentiebijdrage
van de differentiator wordt. De frequentiebijdrage van de
differentiator kan daarom zodanig worden beperkt dat
zowel een redelijke differentiatietijd voor langzame
veranderingen als een geschikte frequentiebijdrage voor
snelle veranderingen mogelijk wordt. Dit kan worden
ingesteld in parameter 443, Proces-PID Diff. versterkings-
limiet.
Laagdoorlaatfilter
Als er sprake is van veel ruis op het terugkoppelingssignaal
kan dit worden gedempt met behulp van een geïntegreerd
laagdoorlaatfilter. Vooraf wordt een geschikte tijdconstante
voor het laagdoorlaatfilter ingesteld.
Als het laagdoorlaatfilter vooraf wordt ingesteld op 0,1 s
wordt de uitschakelfrequentie 10 RAD/s, wat overeenkomt
met (10 / 2 x π) = 1,6 Hz. Dit houdt in dat alle stromen/
spanningen die met meer dan 1,6 trillingen per seconde
variëren, worden gedempt. Met andere woorden: er vindt
alleen regulering plaats op basis van een terugkoppelingssignaal dat varieert met een frequentie van minder dan 1,6
Hz. De juiste tijdconstante wordt geselecteerd in parameter
444 Proces-PID laagdoorlaatfiltertijd.
Geïnverteerde regeling
Bij een normale regeling wordt de motorsnelheid
verhoogd wanneer de referentie/het setpoint hoger is dan
het terugkoppelingssignaal. Als een omgekeerde regeling
vereist is, waarbij de snelheid wordt verlaagd wanneer de
referentie/het setpoint hoger wordt dan het terugkoppelingssignaal, moet parameter 437 Proces-PID normaal/geïnverteerd worden ingesteld op Geïnverteerd.
Integratiebegrenzing
In de fabriek is de procesregelaar ingesteld met een
actieve integratiebegrenzingsfunctie. Deze functie houdt in
dat wanneer er een frequentie-, stroom- of spanningsbegrenzing wordt bereikt, de integrator wordt geïnitialiseerd
op een frequentie die overeenkomt met de actuele
uitgangsfrequentie. Hiermee kan integratie worden
voorkomen bij een afwijking tussen de referentie en de
actuele procesmodus die niet kan worden gereguleerd
door middel van een wijziging van de snelheid. Deze
functie kan worden uitgeschakeld in parameter 438 Proces-PID integratiebegrenzing.
60MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Startcondities
Bij sommige toepassingen zal het, bij een optimale
instelling van de procesregelaar, betrekkelijk lang duren
voordat de gewenste processituatie is bereikt. Bij deze
toepassingen kan het nuttig zijn om een uitgangsfrequentie te definiëren waarmee de frequentieomvormer de
motor moet aandrijven voordat de procesregelaar wordt
geactiveerd. Dit is mogelijk door een startfrequentie te
programmeren in parameter 439 Proces-PID startfrequentie.
3.5.5 Gebruik van terugkoppelingen
Het afhandelen van terugkoppelingen wordt afgebeeld in
dit stroomschema.
In het stroomschema is te zien welke parameters de
afhandeling van de terugkoppeling beïnvloeden en op
welke wijze. U kunt een terugkoppeling kiezen op basis
van een spannings-, stroom- of pulssignaal.
Afbeelding 3.24
437Proces-PID normaal/geïnverteerd
Waarde:
Normaal (NORMAL)[0]
Geïnverteerd (INVERSE)[1]
Functie:
Hier kan worden ingesteld of de procesregelaar de
uitgangsfrequentie moet verhogen/verlagen wanneer er
een verschil is tussen het referentiesignaal en het
terugkoppelingssignaal.
Te gebruiken in combinatie met Procesregeling metterugkoppeling (parameter 100).
Beschrijving van de keuze:
Selecteer Normaal [0] wanneer de FC-motor de uitgangsfrequentie moet verlagen als het terugkoppelingssignaal
toeneemt. Selecteer Geïnverteerd [1] wanneer de FC-motor
de uitgangsfrequentie moet verhogen als het terugkoppelingssignaal toeneemt.
Beschrijving van de keuze:
De fabrieksinstelling is Ingesch. [1], wat betekent dat de
integratiekoppeling op basis van de actuele uitgangsfrequentie wordt aangepast wanneer de stroomgrens dan wel
de max./min.frequentie is bereikt. De procesregelaar zal
pas weer actief worden nadat de fout nul is of het teken is
gewijzigd.
Selecteer Uitgesch. [0] als de integrator moet doorgaan met
de integratie op een fout, zelfs wanneer het niet mogelijk
is de fout met deze regeling op te heffen.
439Proces-PID startfrequentie
Waarde:
f
- f
MIN
parameter 201
Functie:
Wanneer het startsignaal wordt ontvangen, zal de FCmotor na het aanlopen gaan werken in een
Snelheidsregeling zonder terugkoppeling. Pas wanneer de
geprogrammeerde startfrequentie is bereikt, schakelt de
FC-motor over op een Regeling met terugkoppeling. Het is
daarnaast mogelijk een frequentie in te stellen die
overeenkomt met de snelheid waarmee het proces
normaal verloopt, waardoor de vereiste procescondities
sneller bereikt kunnen worden.
Te gebruiken in combinatie met Procesregeling metterugkoppeling (parameter 100).
Beschrijving van de keuze:
Instellen van de vereiste startfrequentie.
440
Waarde:
0,00 (UIT) - 10,00[0-1000]
0,01[1]
Functie:
De proportionele versterking geeft aan hoe vaak de fout
tussen het setpoint en het terugkoppelingssignaal moet
worden versterkt.
Te gebruiken in combinatie met Procesregeling metterugkoppeling (parameter 100).
Beschrijving van de keuze:
Met een hoge versterking wordt een snelle regeling
verkregen, maar het proces kan instabiel worden wanneer
de versterking te groot is.
(parameters 201 en 202)
MAX
Proces-PID prop. versterking
[X.X]
33
438
Waarde:
Uitgesch. (DISABLE)[0]
Ingesch. (ENABLE)[1]
Functie:
Hier kan worden ingesteld of de procesregelaar moet
doorgaan met het regelen van een fout, zelfs wanneer het
niet mogelijk is om de uitgangsfrequentie te verhogen/
verlagen. Te gebruiken in combinatie met Procesregelingmet terugkoppeling (parameter 100).
Proces-PID integratiebegrenzing
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss61
441
Waarde:
0,01-9999 s (OFF)[1-999900]
9999 s[999900]
Functie:
De integrator levert een toenemende versterking bij een
constante fout tussen het setpoint en het terugkoppelingssignaal. Hoe groter de fout, hoe sneller de versterking
toeneemt. De integratietijd is de tijd die de integrator
Proces-PID integratietijd
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
nodig heeft om dezelfde versterking te bereiken als de
proportionele versterking.
Te gebruiken in combinatie met Procesregeling metterugkoppeling (parameter 100).
Beschrijving van de keuze:
33
Bij een korte integratietijd wordt een snelle regeling
verkregen. De tijd kan echter ook te kort worden,
waardoor het proces instabiel kan worden.
Indien de integratietijd te lang is, kunnen zich grotere
afwijkingen ten opzichte van het vereiste setpoint
voordoen, aangezien de procesregelaar lang zal doen over
de regeling in verhouding tot een gegeven fout.
442
Waarde:
0,00 (Uit) - 10,00 s[0-1000]
0,00 s[0]
Functie:
De differentiator reageert niet op een constante fout. Hij
levert alleen een versterking wanneer de fout wijzigt. Hoe
sneller de fout wijzigt, hoe groter de versterking die de
differentiator levert.
De versterking is proportioneel met de snelheid waarmee
de fout verandert.
Te gebruiken in combinatie met Procesregeling metterugkoppeling (parameter 100).
Beschrijving van de keuze:
Bij een lange differentiatietijd wordt een snelle regeling
verkregen. De tijd kan echter te lang worden, waardoor
het proces instabiel kan worden.
443
Waarde:
5.0-50.0[50-500]
5,0[50]
Functie:
Het is mogelijk een begrenzing in te stellen voor de
differentiële versterking.
De differentiële versterking zal toenemen bij snelle
veranderingen. Daarom kan het gunstig zijn om deze
versterking te beperken, zodat een reguliere differentiële
versterking zal worden verkregen bij trage veranderingen
en een constante differentiële versterking bij snelle
veranderingen van de fout.
Te gebruiken in combinatie met Procesregeling metterugkoppeling (parameter 100).
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste limiet voor de differentiële versterking in.
Proces-PID differentiatietijd
Proces-PID diff. versterkingslimiet
regeling te beperken. Dit kan bijvoorbeeld een voordeel
zijn wanneer er veel ruis op het systeem is.
Te gebruiken in combinatie met Procesregeling metterugkoppeling (parameter 100).
Beschrijving van de keuze:
Selecteer de gewenste tijdconstante (τ). Als er een tijdconstante (τ) van 100 ms is geprogrammeerd, zal de
kantelfrequentie voor het laagdoorlaatfilter 1/0,1 = 10
RAD/s bedragen, wat overeenkomt met (10/2 x p) = 1,6 Hz.
De procesregelaar zal dus uitsluitend een terugkoppelingssignaal regelen dat varieert met een frequentie van minder
dan 1,6 Hz. Als het terugkoppelingssignaal varieert met
een frequentie hoger dan 1,6 Hz zal de procesregelaar niet
reageren.
445
Waarde:
Uitgesch. (DISABLE)[0]
OK - dezelfde richting (OK-SAME DIRECTION)[1]
OK - beide richtingen (OK-BOTH DIRECTIONS)[2]
DC-rem en start
(DC-BRAKE BEF. START)[3]
Functie:
Deze functie maakt het mogelijk een motor 'op te vangen'
wanneer deze als gevolg van een netstoring niet langer
wordt bestuurd.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer Uitgesch. [0] als deze functie niet vereist is.
[1] OK - zelfde richting: betekent dat de motor bij inscha-
keling alleen in dezelfde richting kan draaien.
[2] OK - beide richtingen: betekent dat de motor bij inschakeling in beide richtingen kan draaien.
[3] DC-rem en start: betekent dat de motor moet worden
gestopt door middel van de DC-rem voordat de motor
aanloopt tot de gewenste snelheid. De DC-remtijd moet
worden ingesteld in parameter 126.
Beperkingen:
1.Een te lage massatraagheid zal de belasting laten
2.Wanneer de belasting wordt aangedreven door
3.
Vliegende start
versnellen, wat gevaarlijk kan zijn of een
succesvolle Vliegende start kan beletten. Maak in
dat geval gebruik van de DC-rem.
bijvoorbeeld een vrij draaiende motor
(windmilling) kan de eenheid uitschakelen (trip)
wegens overspanning.
Onder de 250 tpm zal Vliegende start niet werken.
444
Waarde:
0,02-10,00 s[2-1000]
0,02 s[2]
Functie:
Rimpels op het terugkoppelingssignaal worden door een
laagdoorlaatfilter gedempt om hun invloed op de proces-
62MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Proces-PID laagdoorlaatfiltertijd
Programmeren
446Schakelpatroon
Waarde:
60° AVM (60° AVM)[0]
SFAVM (SFAVM)[1]
Functie:
Beschrijving van de keuze:
Gewoonlijk hoeft de klant deze parameter niet zelf in te
stellen.
455Bewaking frequentiebereik
Waarde:
Uitgesch.[0]
Ingesch.[1]
Functie:
Deze parameter wordt gebruikt als waarschuwing 35
Buiten frequentiebereik niet op het display moet worden
weergegeven bij een procesregeling met terugkoppeling.
Deze parameter heeft geen invloed op het uitgebreide
statuswoord.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer Ingesch. [1] om uitlezing via het display mogelijk
te maken wanneer waarschuwing 35 Buiten frequentiebereik
wordt gegenereerd. Selecteer Uitgesch. [0] om uitlezing via
het display uit te schakelen wanneer waarschuwing 35
Buiten frequentiebereik wordt gegenereerd.
461
Waarde:
Lineair (LINEAR)[0]
Kwadratisch (SQUARE ROOT)[1]
Functie:
Via deze parameter wordt een functie geselecteerd die een
aangesloten terugkoppelingssignaal van het proces
converteert naar een terugkoppelingswaarde die gelijk is
aan de kwadratische waarde van het aangesloten signaal.
Dit wordt bijvoorbeeld gebruikt in situaties waar een
stroom (volume) is vereist op basis van de druk als
terugkoppelingssignaal (stroom = constante x √ druk).
Deze conversie maakt het mogelijk om de referentie zo in
te stellen dat er een lineair verband is tussen de referentie
en de vereiste flow. Zie Afbeelding 3.25.
Beschrijving van de keuze:
Lineair [0] is geselecteerd, zullen het terugkoppelings-
Als
signaal en de terugkoppelingswaarde proportioneel zijn.
Als Kwadratisch [1] wordt geselecteerd, vertaalt de frequentieomvormer het terugkoppelingssignaal naar de
kwadratische waarde.
Terugkoppelingsconversie
VLT® DriveMotor FCM-serie
33
Afbeelding 3.25 Terugkoppelingsconversie
3.6.1 Seriële bus
Afbeelding 3.26 Seriële bus
3.6.2 Telegramcommunicatie
Stuur- en antwoordtelegrammen
De telegramcommunicatie in een master/slave-systeem
wordt bestuurd door de master. Er kunnen maximaal 31
slaves (FC-motoren) worden aangesloten op één master,
tenzij er een versterker wordt gebruikt; zie Afbeelding 3.28
en Afbeelding 3.30.
De master zendt voortdurend stuurtelegrammen naar de
slaves en wacht op hun antwoordtelegrammen. De
responstijd van de slaves bedraagt maximaal 50 ms.
Alleen een slave die een foutloos, aan die specifieke slave
gericht telegram heeft ontvangen, zal reageren door het
telegram ongewijzigd terug te zenden.
Broadcast
Een master kan een bepaald telegram zenden naar alle
slaves die op de bus zijn aangesloten. Bij een dergelijke
broadcastcommunicatie heeft het broadcastbit van het
adresbit van het stuurtelegram een waarde van 1 (zie VLTadres). De adresbits 0-4 worden niet gebruikt.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss63
STXLGEADRD ATABCC
195NA099.10
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Inhoud van een byte
Bits 0-4 = VLT-adres 1-31
Elk verzonden signaal begint met een startbit. Vervolgens
worden er 8 databits verzonden. Elk teken wordt gegeven
2. Danfoss-indeling:
via een pariteitsbit die de waarde '1' heeft als er sprake is
van even pariteit (d.w.z. een even aantal binaire enen in de
8 databits en in de pariteitsbits samen). Het teken eindigt
33
met een stopbit en bestaat in totaal dus uit 11 bits.
Afbeelding 3.30 Adresindeling
Bit 7 = 1
Bit 0-6 = VLT-adres 1-127 (0 = broadcast)
Afbeelding 3.27
Datastuurbyte (BCC)
De datastuurbyte kan het beste worden uitgelegd aan de
3.6.3 Telegramopbouw
hand van een voorbeeld: Voordat het eerste teken van het
telegram wordt ontvangen, is BCC = 0.
Elk telegram begint met een startbyte (STX) = 02 hex,
gevolgd door een byte die de telegramlengte (LGE) geeft
en byte die het adres (ADR) geeft. Dan volgt een aantal
databytes (variabel, afhankelijk van het telegramtype). Het
telegram eindigt met een datastuurbyte (BCC).
Afbeelding 3.31
Afbeelding 3.28 Telegram
Telegramlengte (LGE)
De telegramlengte is het aantal databytes plus de
adresbyte ADR, plus de datastuurbyte BCC.
Telegrammen met 4 databytes hebben een lengte van:
LGE = 4 + 1 + 1 = 6 bytes
Telegrammen met 12 databytes hebben een lengte van:
LGE = 12 + 1 + 1 = 14 bytes
VLT-adres (ADR)
Er kunnen twee verschillende adresindelingen worden
gebruikt:
1. Adresindeling volgens het Siemens USS-protocol:
Afbeelding 3.29 Adresindeling
Na ontvangst van het eerste teken:
BCC
NIEUW
= BCC
EXOR 'eerste byte'
OUD
(EXOR = exclusive OR-poort)
BCC
= 0 0 0 0 0 0 0 0
OUD
EXOR
'eerste byte' = 0 0 0 0 0 0 1 0 (02H)
BCC
= 0 0 0 0 0 0 1 0
NIEUW
Elke volgende, aanvullende byte, wordt gevolgd
door BCC
EXOR en geeft een nieuwe BCC
OUD
NIEUW
,
bijvoorbeeld:
BCC
= 0 0 0 0 0 0 1 0
OUD
EXOR
'tweede byte' = 1 1 0 1 0 1 1 0 (D6H)
BCC
= 1 1 0 1 0 1 0 0
NIEUW
Het resultaat na het als laatste ontvangen teken is BCC.
Bit 7 = 0
Bit 6 wordt niet gebruikt
Bit 5 = 1: Broadcast, adresbits (0-4) worden niet gebruikt
Bit 5 = 0: geen broadcast
64MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
3.6.4 Databytes
Het blok met databytes is verdeeld in twee kleinere
blokken:
1.Parameterbytes worden gebruikt bij de
overdracht van parameters tussen master en
slave.
2.Procesbytes hebben betrekking op
stuurwoord en referentiewaarde (van
-
master naar slave);
statuswoord en actuele uitgangsfre-
-
quentie (van slave naar master).
Deze structuur geldt zowel voor het stuurtelegram (master
⇒ slave) als het antwoordtelegram (slave ⇒ master).
Afbeelding 3.32
Er zijn twee soorten telegrammen:
met 12 bytes, opgebouwd zoals hierboven, met
-
een parameter- en een procesblok
met vier bytes, die het procesblok vormen van
-
het telegram met 12 bytes
1. Parameterbytes
Commando's en antwoorden (AK)
De bitnummers 12-15 worden gebruikt voor het
overdragen van commando's van master naar slave en het
verwerkte antwoord van de slave terug naar de master.
Commando's master ⇒ slave:
Bitnr.
15141312Commando
0000Geen commando
0001Lezen parameterwaarde
0010Schrijven parameterwaarde in
RAM (woord)
0011Schrijven parameterwaarde in
RAM (dubbel woord)
1101Schrijven parameterwaarde in
RAM en EEPROM (dubbel woord)
1110Schrijven parameterwaarde in
RAM en EEPROM (woord)
1111Lezen tekst
Tabel 3.18
Antwoord slave ⇒ master:
Bitnr.
141312Antwoord
15
0000Geen antwoord
0001Parameterwaarde overgedragen
(woord)
0010Parameterwaarde overgedragen
(dubbel woord)
0111Commando kan niet worden
uitgevoerd
1111Tekst overgedragen
33
Afbeelding 3.33
Tabel 3.19
Als het commando niet kan worden uitgevoerd, zal de
slave dit antwoord (0111) zenden en de volgende
foutmelding geven in de parameterwaarde:
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss65
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Foutcode
Als een parameter door de master wordt gewijzigd
(schrijven), wordt de nieuwe waarde overgedragen naar
(antwoord
0111)
0Het gebruikte parameternummer bestaat niet
1Er is geen schrijftoegang tot de opgeroepen
33
2De datawaarde overschrijdt de parameterbe-
3De gebruikte subindex bestaat niet
4De parameter is niet van het type array
5Het datatype komt niet overeen met de
17Het wijzigen van de data in de opgeroepen
130Er is geen bustoegang tot de opgeroepen
131Het wijzigen van de data is niet mogelijk omdat
Tabel 3.20
Foutmelding
parameter
grenzingen
opgeroepen parameter
parameter is niet mogelijk in de huidige modus
van de FC-motor. Sommige parameters kunnen
bijvoorbeeld alleen worden gewijzigd als de
motor gestopt is.
parameter
de fabriekssetup is geselecteerd
Parameternummer (PNU)
De bitnummers 0-10 worden gebruikt voor het verzenden
van parameternummers. De functie van een gegeven
parameter vindt u in de parameterbeschrijving.
het PWE-blok. Als de slave antwoordt op een verzoek om
een parameter (leescommando), wordt de actuele parameterwaarde overgedragen naar het PWE-blok.
De overgedragen waarde komt overeen met de aanduidingen in de parameterbeschrijvingen. Neem bijvoorbeeld
parameter 101, waarbij [1] overeenkomt met Constantkoppel en [2] overeenkomt met Variabel koppel: laag enz.
Parameters met datatype 9 (tekstreeks) vormen echter een
uitzondering, aangezien tekst wordt overgedragen als een
ASCII-tekstreeks. Wanneer een tekstreeks wordt overgedragen (gelezen), is de lengte van het telegram variabel,
aangezien de teksten variëren in lengte. De telegramlengte
wordt aangegeven in de tweede byte van het telegram,
LGE genaamd; zie 3.6.3 Telegramopbouw. De parameters
621-634 (gegevens motortypeplaatje) hebben datatype 9
(tekstreeks).
Datatypen die door de VLT-frequentieomvormer worden
ondersteund
De index wordt samen met het parameternummer
gebruikt voor lees/schrijftoegang tot de parameters van
het arraytype (par. 615, 616 en 617).
Parameterwaarde (PWE)
Afbeelding 3.35
De parameterwaarde hangt af van het gegeven
commando. Als de master een parameter wil (lezen), wordt
geen aandacht besteed aan de waarde van het PWE-blok.
Tabel 3.21
'Zonder teken' betekent dat er geen teken in het telegram
is opgenomen.
De diverse attributen van elke parameter zijn te vinden in
de sectie over fabrieksinstellingen. Aangezien een parameterwaarde alleen als een geheel getal kan worden
verzonden, moet er een conversiefactor worden gebruikt
om decimalen over te dragen.
66MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Voorbeeld:
Parameter 201: minimumfrequentie, conversiefactor 0,1. Als
parameter 201 op 10 Hz moet worden ingesteld, moet de
waarde 100 worden overgedragen, aangezien een conversiefactor van 0,1 betekent dat de overgedragen waarde
met 0,1 zal worden vermenigvuldigd. Een waarde van 100
wordt dus geïnterpreteerd als 10.
Adressering via het ID van de eenheid
Het identificatienummer van de eenheid staat vermeld op
het label op de kunststof afdekking onder het deksel van
de schakelkast. De drie groepen van de toestelidentificatie,
elk bestaande uit drie cijfers, moeten naar hex-code
worden geconverteerd. Het gewenste adres wordt
toegevoegd als de laatste byte. Het frame wordt via een
broadcast naar de busadresparameter(s) 500 (en 918)
gezonden.
PKE: schrijf naar parameter 500 of 918
IND: niet gebruikt
2. Procesbytes
Het procesbyteblok is verdeeld in twee blokken die elk uit
16 bits bestaan, die altijd in de gegeven volgorde worden
gegeven.
Afbeelding 3.36
PCD1PCD2
Stuurwoord volgens
3.6.5
veldbusprofielstandaard
(parameter 512 = veldbusprofiel) Het stuurwoord wordt
gebruikt voor het versturen van commando's van een
master (bijv. een pc) naar een slave (FC-motor).
Het gebruik van Bit 00, Bit 01 en Bit 02 voor het
uitschakelen van de voeding (via het relais) vereist een
afzonderlijke inschakeling van de spanning. Dit komt
omdat er geen externe 24 V-aansluiting is om de FCM
300-besturing van spanning te voorzien, wat nodig is om
de FCM 300 opnieuw in te schakelen via een ingangssignaal.
Bit 00, UIT 1/AAN 1:
Een gewone uitloopstop waarbij gebruik wordt gemaakt
van de uitlooptijd van parameter 207/208. Bit 00 = '0' leidt
tot een stop. Bit 00 = '1' betekent dat de frequentieomvormer kan starten als aan de andere startvoorwaarden is
voldaan.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss67
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Bit 01, UIT 2/AAN 2:
Vrijloop na stop. Bit 01 = '0' leidt tot een vrijloop na stop.
Bit 01 = '1' betekent dat de frequentieomvormer kan
starten als aan de andere startvoorwaarden is voldaan.
Bit 02, UIT 3/AAN 3:
33
Snelle stop waarbij gebruik wordt gemaakt van de
uitlooptijd in parameter 212. Bit 02 = '0' leidt tot een snelle
stop. Bit 02 = '1' betekent dat de frequentieomvormer kan
starten als aan de andere startvoorwaarden is voldaan.
Bit 03, Vrijloop/inschakelen
Vrijloop tot stop. Bit 03 = '0' leidt tot een stop. Bit 03 = '1'
betekent dat de frequentieomvormer kan starten als aan
de andere startvoorwaarden is voldaan.
duurt het ongeveer 1,5 seconde voordat de eenheid
gereed is. Het statuswoord geeft aan dat de eenheid
gereed is.
Bit 08, Jog 1 UIT/AAN
Activering van de ingestelde snelheid in parameter 509
(Bus-jog 1). JOG 1 is alleen mogelijk als Bit 04 = '0' en Bit
00-03 = '1'.
Bit 09, Jog 2 UIT/AAN
Activering van de ingestelde snelheid in parameter 510
(Bus-jog 2). JOG 2 is alleen mogelijk als Bit 04 = '0' en Bit
00-03 = '1'. Als zowel JOG 1 als JOG 2 zijn geactiveerd (Bit
08 en 09 = '1'), heeft JOG 1 de hoogste prioriteit, wat
betekent dat de ingestelde snelheid in parameter 509 zal
worden gebruikt.
LET OP
De instelling in parameter 502 bepaalt hoe bit 03 moet
worden gecombineerd (via poort) met de corresponderende functie op de digitale ingangen.
Bit 04, Snelle stop/uitloop
Snelle stop waarbij gebruik wordt gemaakt van de
uitlooptijd in parameter 212. Bit 04 = '0' leidt tot een snelle
stop. Bit 04 = '1' betekent dat de frequentieomvormer kan
starten als aan de andere startvoorwaarden is voldaan.
Bit 10, Data niet geldig/geldig
Wordt gebruikt om aan de FC-motor te laten weten of het
stuurwoord gebruikt of genegeerd moet worden. Bit 10 =
'0' betekent dat het stuurwoord wordt genegeerd. Bit 10 =
'1' betekent dat het stuurwoord wordt gebruikt. Deze
functie is relevant omdat het stuurwoord altijd in het
telegram aanwezig is, ongeacht het gebruikte
telegramtype; dit betekent dat het mogelijk is om het
stuurwoord los te koppelen als dit niet wordt gebruikt
voor het bijwerken of uitlezen van parameters.
LET OP
De instelling in parameter 503 bepaalt hoe bit 04 moet
worden gecombineerd (via poort) met de corresponderende functie op de digitale ingangen.D
Bit 05, Uitgang vasthouden/Uitloop inschakelen
Bit 05 = '0' betekent dat de bestaande uitgangsfrequentie
wordt gehandhaafd, ook al wordt de referentie gewijzigd.
Bit 05 = '1' betekent dat de frequentieomvormer weer in
staat is te regelen, en dat de gegeven referentie wordt
gevolgd.
Bit 06, Uitloopstop/start
Een gewone uitloopstop waarbij gebruik wordt gemaakt
van de uitlooptijd van parameter 207/208. Bit 06 = '0' leidt
tot een stop. Bit 06 = '1' betekent dat de frequentieomvormer kan starten als aan de andere startvoorwaarden is
voldaan.
LET OP
De instelling in parameter 505 bepaalt hoe bit 06 moet
worden gecombineerd (via poort) met de corresponderende functie op de digitale ingangen.
Bit 11, Geen functie/Vertragen, relais 123, digitale uitgang
klem 9
Wordt gebruikt voor het verlagen van de snelheidsreferentie met de ingestelde waarde van parameter 219. Bit 11
= '0' betekent dat er geen wijziging van de referentie
plaatsvindt. Bit 11 = '1' betekent dat de referentie wordt
verlaagd. Bit 11 = '1' zal ook relais 123 activeren (op
voorwaarde dat parameter 323 = 'Stuurwoord bit 11') en
digitale uitgang klem 9 hoog zetten (op voorwaarde dat
parameter 340 = 'Stuurwoord bit 11').
Bit 12, Geen functie/Versnellen, relais 123:
Gebruikt voor het verhogen van de snelheidsreferentie met
de ingestelde waarde van parameter 219. Bit 12 = '0'
betekent dat er geen wijziging van de referentie
plaatsvindt; Bit 12 = '1' betekent dat de referentie wordt
verhoogd. Als zowel vertragen als versnellen is geactiveerd
(Bit 11 en 12 = '1'), heeft het vertragen de hoogste
prioriteit, d.w.z. dat de snelheidsreferentie zal worden
verlaagd. Bit 12 = '1' zal ook relais 123 activeren (op
voorwaarde dat parameter 323 = 'Stuurwoord bit 12').
Bit 07, Geen functie/Reset:
Reset van uitschakeling (trip). Bit 07 = '0' betekent dat er
geen reset plaatsvindt. Bit 07 = '1' betekent dat er een
reset plaatsvindt na een uitschakeling (trip). Na de reset
68MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Bits 13, Setupselectie
Bit 13 dient om een van de twee menusetups te selecteren
op basis van de volgende tabel:
SetupBit 13
10
21
Tabel 3.24
Deze functie is alleen beschikbaar als Multi setup is
geselecteerd in parameter 004.
LET OP
Parameter 507 dient om te bepalen hoe bit 13 moet
worden gecombineerd (via poort) met de corresponderende functie op de digitale ingangen.
Bit 15, Geen functie/omkeren
Omkeren van de draairichting van de motor. Bit 15 = '0'
leidt niet tot omkeren; bit 15 = '1' leidt tot omkeren.
LET OP
Tenzij anders vermeld, is het stuurwoord gecombineerd
(via poort) met de corresponderende functie op de
digitale ingangen als een logische OR-functie.
Statuswoord (volgens veldbusprofielstandaard)
Het statuswoord wordt gebruikt om de master (bijv. een
pc) te informeren over de conditie van een slave (FCmotor).
Bit 00, Besturing niet gereed/gereed
Bit 00 = '0' betekent dat Bit 00, 01 of 02 van het
stuurwoord logisch '0' is (UIT 1, UIT 2 of UIT 3) of dat de
frequentieomvormer is uitgeschakeld.
Bit 00 = '1' betekent dat de besturing van de frequentieomvormer gereed is.
Bit 01, FC niet gereed/gereed
Dezelfde betekenis als Bit 00; er is echter ook voeding naar
het vermogensgedeelte, en de frequentieomvormer is klaar
voor bedrijf wanneer hij de vereiste startsignalen ontvangt.
Bit 02, Vrijloop/Inschakelen
Bit 02 = '0' betekent dat het stuurwoord bit 00, 01, 02 of
03 logisch '0' is (UIT 1, UIT 2, UIT 3 of Vrijloop) of dat de
FCM 300 is uitgeschakeld.
Bit 02= '1' betekent dat de stuurwoordbits 00, 01, 02 of 03
logisch '1' zijn en dat de FC-motor niet is uitgeschakeld.
Bit 03, Geen fout/Uitschakeling
Bit 03= '0' betekent dat de FC 300 niet zich niet in een
foutsituatie bevindt.
Bit 03 = '1' betekent dat de FCM 300 is uitgeschakeld (trip)
en een resetsignaal nodig heeft om te starten.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss69
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Bit 04, AAN 2/UIT 2
Bit 04 = '0' betekent dat stuurwoordbit 01 = '1'.
Bit 04 = '1' betekent dat stuurwoordbit 01 = '0'.
Bit 13, Spanning OK/Boven begrenzing
Bit 13 = '0' betekent dat de spanningsbegrenzingen van de
FC-motor niet zijn overschreden.
Bit 13 = '1' betekent dat de DC-tussenkringspanning van
Bit 05, AAN 3/UIT 3:
de FC-motor te laag of te hoog is.
Bit 05 = '0' betekent dat stuurwoordbit 02 = '1'.
33
Bit 05 = '1' betekent dat stuurwoordbit 02 = '0'.
Bit 14, Stroom OK/Boven begrenzing
Bit 14 = '0' betekent dat de motorstroom lager is dan de
Bit 06, Start inschakelen/start uitschakelen
Bit 06 is altijd '0' als FC-profiel is geselecteerd in parameter
512. Als Profidrive is geselecteerd in parameter 512 zal bit
ingestelde stroomgrens in parameter 221.
Bit 14 = '1' betekent dat de ingestelde stroomgrens in
parameter 221 is overschreden.
06 logisch '1' zijn na een reset volgend op een uitschakeling (trip), na activering van UIT 2 of UIT 3 en na
aansluiting van de netvoeding. Start uitschakelen wordt
gereset, waarbij stuurwoordbit 00 wordt ingesteld op '0' en
bit 01, 02 en 10 worden ingesteld op '1'.
Bit 15, Thermische waarschuwing
Bit 15 = '0' betekent dat de timers voor de thermische
motorbeveiliging en de thermische beveiliging van de VLT
de 100% niet overschreden hebben.
Bit 15 = '1' betekent dat één van de timers de 100% heeft
Bit 07, Geen waarschuwing/waarschuwing
overschreden.
Bit 07 = '0' betekent dat er geen ongebruikelijke situatie is.
Bit 07 = '1' betekent dat er een afwijkende situatie is
ontstaan voor de FC-motor. Alle waarschuwingen die in
4.2 Lijst met waarschuwingen en alarmen – FCM 300 Design
Guide worden beschreven, zullen Bit 07 op '1' instellen.
Stuurwoord volgens FC-profiel (parameter 512 = FCprofiel)
Het stuurwoord wordt gebruikt om commando's te
versturen van een master (bijv. een pc) naar een slave (FCmotor).
Bit 08, Snelheid ≠ ref/snelheid = ref.
Bit 08 = '0' betekent dat de actuele motorsnelheid verschilt
van de ingestelde snelheidsreferentie. Dit kan bijvoorbeeld
het geval zijn wanneer de snelheid aan/uitloopt gedurende
een start/stop.
Bit 08 = '1' betekent dat de huidige motorsnelheid gelijk is
aan de ingestelde snelheidsreferentie.
Bit = 0Bit = 1
inschakelen
ingang op klem 9
Bit 09, Lokale bediening/besturing seriële communicatie
Bit 09 = '0' betekent dat [STOP/RESET] is geactiveerd op de
bedieningseenheid of dat Lokale bediening is geselecteerd
in parameter 002 Lokale/externe bediening. De frequentieomvormer kan niet via seriële communicatie worden
bestuurd.
Bit 09 = '1' betekent dat de frequentieomvormer via seriële
communicatie kan worden bestuurd.
Bit 10, Buiten frequentiebereik
Bit 10 = '0' wanneer de uitgangsfrequentie de ingestelde
waarde in parameter 201 Min. uitgangsfrequentie of
parameter 202 Max. uitgangsfrequentie heeft bereikt.
Bit 10 = '1' betekent dat de uitgangsfrequentie zich binnen
de gegeven begrenzingen bevindt.
Bit 11, Niet actief/actief
Bit
00Digitale referentie
01Geen functie
02DC-remAan/uitloop
03VrijloopIngesch.
04Snelle stopAan/uitloop
05VasthoudenAan/uitloop
Bit 11 = '0' betekent dat de motor niet draait.
Bit 11 = '1' betekent dat de FC-motor een startsignaal
Tabel 3.26
heeft of dat de uitgangsfrequentie hoger is dan 0 Hz.
Bit 00
Bit 00 dient om een van de twee vooraf ingestelde
referenties (parameter 215-216) te selecteren op basis van
de volgende tabel:
70MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Digitale referentieParameterBit 00
12150
22161
Tabel 3.27
LET OP
De instelling in parameter 508 bepaalt hoe de bits 1/12
moeten worden gecombineerd (via poort) met de corresponderende functie op de digitale ingangen.
Bit 02, DC-rem
Bit 02 = '0' leidt tot DC-remmen en stop. De remstroom en
de remtijd zijn ingesteld in parameter 132 en 133.
Bit 02 = '1' leidt tot uitloop.
Bit 03, Vrijloop/inschakelen
Vrijloop tot stop. Bit 03 = '0' leidt tot een stop.
Bit 03 = '1' betekent dat de frequentieomvormer kan
starten als aan de andere startvoorwaarden is voldaan.
LET OP
De instelling in parameter 502 bepaalt hoe bit 03 moet
worden gecombineerd (via poort) met de corresponderende functie op de digitale ingangen.
Bit 04, Snelle stop/uitloop
Snelle stop waarbij gebruik wordt gemaakt van de
uitlooptijd in parameter 212. Bit 04 = '0' leidt tot een snelle
stop.
Bit 04 = '1' betekent dat de frequentieomvormer kan
starten als aan de andere startvoorwaarden is voldaan.
LET OP
De instelling in parameter 505 bepaalt hoe bit 06 moet
worden gecombineerd (via poort) met de corresponderende functie op de digitale ingangen.
Bit 07, Geen functie/Reset:
Reset van uitschakeling (trip). Bit 07 = '0' betekent dat er
geen reset plaatsvindt.
Bit 07 = '1' betekent dat er een reset plaatsvindt na een
uitschakeling (trip). Na de reset duurt het ongeveer 1,5
seconde voordat de eenheid gereed is. Het statuswoord
geeft aan dat de eenheid gereed is.
Bit 08, Activering van de jogsnelheid in parameter 213
Bit 08 = '0': Jogsnelheid niet geactiveerd.
Bit 08 = '1' betekent dat de motor op Jogsnelheid draait.
Bit 10, Data niet geldig/geldig
Wordt gebruikt om aan de FC-motor te laten weten of het
stuurwoord gebruikt of genegeerd moet worden.
Bit 10 = '0' betekent dat het stuurwoord wordt genegeerd.
Bit 10 = '1' betekent dat het stuurwoord wordt gebruikt.
Deze functie is relevant omdat het stuurwoord altijd in het
telegram aanwezig is, ongeacht het gebruikte
telegramtype; dit betekent dat het mogelijk is om het
stuurwoord los te koppelen als dit niet wordt gebruikt
voor het bijwerken of uitlezen van parameters.
Bit 11, Geen functie/Relais 123, digitale uitgang klem 9
Bit 11 = '1' zal relais 123 activeren (op voorwaarde dat
parameter 323 = 'Stuurwoord bit 11') en digitale uitgang
klem 9 hoog zetten (op voorwaarde dat parameter 340 =
'Stuurwoord bit 11').
33
LET OP
De instelling in parameter 503 bepaalt hoe bit 04 moet
worden gecombineerd (via poort) met de corresponderende functie op de digitale ingangen.
Bit 05, Vasthouden/Uitloop inschakelen
Bit 05 = '0' betekent dat de bestaande uitgangsfrequentie
wordt gehandhaafd, zelfs als de referentie wordt gewijzigd.
Bit 05 = '1' betekent dat de frequentieomvormer weer in
staat is te regelen, en dat de bestaande referentie wordt
gevolgd.
Bit 06, Uitloopstop/start
Een gewone uitloopstop waarbij gebruik wordt gemaakt
van de uitlooptijd van parameter 207/208. Bit 06 = '0' leidt
tot een stop.
Bit 06 = '1' betekent dat de frequentieomvormer kan
starten als aan de andere startvoorwaarden is voldaan.
Bit 12, Geen functie/Relais 123
Bit 12 = '1' zal relais 123 activeren (op voorwaarde dat
parameter 323 = 'Stuurwoord bit 12').
Bit 13, Setupselectie
Bit 13 dient om een van de twee menusetups te selecteren
op basis van de volgende tabel:
SetupBit 13
10
21
Tabel 3.28
De functie is alleen beschikbaar wanneer Multi setup is
geselecteerd in parameter 004.
LET OP
Parameter 507 dient om te bepalen hoe bit 13 moet
worden gecombineerd (via poort) met de corresponderende functie op de digitale ingangen.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss71
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Bit 15, Geen functie/omkeren
Omkeren van de draairichting van de motor.
Bit 03 = '1' betekent dat de FCM 300 is uitgeschakeld (trip)
en een resetsignaal nodig heeft om te starten.
Bit 15 = '0' leidt niet tot omkeren. Bit 15 = '1' leidt tot
omkeren.
Bit 07, Geen waarschuwing/waarschuwing
Bit 07 = '0' betekent dat er geen ongebruikelijke situatie is.
33
Tenzij anders vermeld, is het stuurwoord gecombineerd
(via poort) met de corresponderende functie op de
digitale ingangen als een logische OR-functie.
Statuswoord onder FC-profiel
Het statuswoord wordt gebruikt om de master te informeren
over de conditie van de slave (FC-motor).
LET OP
Bit 07 = '1' betekent dat er een afwijkende situatie is
ontstaan voor de FC-motor. Alle waarschuwingen die in
4.2 Lijst met waarschuwingen en alarmen – FCM 300 Design
Guide worden beschreven, zullen Bit 07 op '1' instellen.
Bit 08, Snelheid ≠ ref/snelheid = ref.
Bit 08 = '0' betekent dat de actuele motorsnelheid verschilt
van de ingestelde snelheidsreferentie. Dit kan bijvoorbeeld
het geval zijn wanneer de snelheid aan/uitloopt gedurende
een start/stop.
Bit 08 = '1' betekent dat de huidige motorsnelheid gelijk is
Bit 09 = '0' betekent dat [STOP/RESET] is geactiveerd op de
bedieningseenheid of dat Lokale bediening is geselecteerd
in parameter 002 Lokale/externe bediening. De frequentie-
omvormer kan niet via seriële communicatie worden
bestuurd.
Bit 09 = '1' betekent dat de frequentieomvormer via seriële
communicatie kan worden bestuurd.
Bit 10, Buiten bereik/Frequentie OK
Bit 10 = '0' wanneer de uitgangsfrequentie de ingestelde
waarde in parameter 201 Min. uitgangsfrequentie of
parameter 202 Max. uitgangsfrequentie heeft bereikt.
Bit 10 = '1' betekent dat de uitgangsfrequentie zich binnen
de gegeven begrenzingen bevindt.
Bit 11, Niet actief/actief
Bit 11 = '0' betekent dat de motor niet draait.
Bit 11 = '1' betekent dat de FC-motor een startsignaal
heeft of dat de uitgangsfrequentie hoger is dan 0 Hz.
Bit 01, FC niet gereed/gereed
Bit 01 = '0' betekent dat de frequentieomvormer is
uitgeschakeld.
Bit 01 = '1' betekent dat de frequentieomvormer gereed is
om te starten.
Bit 02, Vrijloop/Inschakelen
Bit 02 = '0' betekent dat de stuurwoordbit 03 logisch '0' is
(Vrijloop) of dat de FC-motor is uitgeschakeld.
Bit 02 = '1' betekent dat stuurwoordbit 03 logisch '1' is en
dat de FC-motor niet is uitgeschakeld.
Bit 03, Geen fout/Uitschakeling
Bit 03= '0' betekent dat de FC 300 niet zich niet in een
foutsituatie bevindt.
Bit 13, Spanning OK/Boven begrenzing
Bit 13 = '0' betekent dat de spanningsbegrenzingen van de
FC-motor niet zijn overschreden.
Bit 13 = '1' betekent dat de DC-tussenkringspanning van
de FC-motor te laag of te hoog is.
Bit 14, Stroom OK/Boven begrenzing
Bit 14 = '0' betekent dat de motorstroom lager is dan de
ingestelde koppelbegrenzing in parameter 221.
Bit 14 = '1' betekent dat de koppelbegrenzing in
parameter 221 is overschreden.
Bit 15, Thermische waarschuwing
Bit 15 = '0' betekent dat de timers voor de thermische
motorbeveiliging en de thermische beveiliging van de VLT
de 100% niet overschreden hebben.
72MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Bit 15 = '1' betekent dat één van de timers de 100% heeft
overschreden.
Busreferentiewaarde
Afbeelding 3.37
De referentiewaarde van de frequentie wordt naar de
frequentieomvormer verstuurd in de vorm van een 16-bits
woord. De waarde wordt verstuurd als een geheel getal
(0-32767). 16384 (4000 hex) komt overeen met 100%.
(Negatieve getallen worden berekend volgens het 2complement.)
De busreferentie heeft het volgende formaat:
Parameter 203 = '0'
'ref
- ref
MAX
'
- ref
MIN
MAX
MIN
0-16384 (4000 hex) ~ 0-100% ~ ref
Parameter 203 = '1'
-ref
- +ref
MAX
MAX
-16384 (... hex) - +16384 (4000 hex) ~
-100 - +100% ~ -ref
MAX
- +ref
MAX
Actuele uitgangsfrequentie
Afbeelding 3.38
3.7.1
Parametergroep 5-** Seriële
communicatie
500Adres
Waarde:
Parameter 561 Protocol = FC-protocol [0]
0-126 1
Parameter 561 Protocol = Modbus RTU [3]
0-247 1
Functie:
Met deze parameter kan aan elke frequentieomvormer een
adres in een netwerk voor seriële communicatie worden
toegewezen.
Beschrijving van de keuze:
Aan een afzonderlijke frequentieomvormer moet een uniek
adres worden toegewezen. Als het aantal aangesloten
eenheden (frequentieomvormer + master) groter is dan 31
moet een versterker worden gebruikt. Parameter 500 Adres
is niet via seriële communicatie te selecteren, maar moet
snelheid waarmee de data via de seriële verbinding
moeten worden verstuurd. De baudsnelheid is gedefi-
nieerd als het aantal bits dat per seconde wordt verstuurd.
Beschrijving van de keuze:
De overdrachtsnelheid van de FC-motor moet worden
ingesteld op een waarde die overeenkomt met de
overdrachtsnelheid van de PLC/pc.
Baudsnelheid
33
De waarde van de actuele uitgangsfrequentie van de
frequentieomvormer wordt verstuurd als een 16-bits
woord. De waarde wordt verstuurd als een geheel getal
(0-32767). 16384 (4000 hex) komt overeen met 100%.
(Negatieve getallen worden berekend volgens het 2complement.)
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss73
Digitale ingang (DIGITAL INPUT)[0]
Bus (SERIAL PORT)[1]
Logisch AND (LOGIC AND)[2]
Logisch OR (LOGIC OR)[3]
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Functie:
In de parameters 502-508 kan worden ingesteld of de FCmotor moet worden bestuurd via de klemmen (digitale
ingang) en/of via de bus.
Wanneer Logisch AND of Bus is geselecteerd, kan het
33
betreffende commando alleen worden geactiveerd als het
wordt verstuurd via de seriële-communicatiepoort.
Wanneer Logisch AND is geselecteerd, moet het
Parameter 502 = Logisch OR
Digitale ingangBusStuurcommando
001 Vrijloop
011 Vrijloop
101 Vrijloop
110 Motor loopt
Tabel 3.33
commando daarnaast ook worden geactiveerd via een van
de digitale ingangen.
Beschrijving van de keuze:
[0] Digitale ingang
moet worden geselecteerd als het
betreffende stuurcommando enkel mag worden
geactiveerd via een digitale ingang.
[1] Bus moet worden geselecteerd als het betreffende
stuurcommando enkel mag worden geactiveerd via een bit
in het stuurwoord (seriële communicatie).
[2] Logisch AND moet worden geselecteerd wanneer het
betreffende stuurcommando enkel mag worden
geactiveerd als er een signaal wordt verzonden (actief
signaal = 1) via zowel een stuurwoord als een digitale
ingang.
Digitale ingang
505-508BusStuurcommando
000
010
100
111
509Bus-jog 1
Waarde:
0,0 - parameter 202[0 -]
10,0 HZ[100]
Functie:
Hier kan een vaste snelheid (jog) worden ingesteld, die
wordt geactiveerd via de seriële communicatiepoort.
Deze functie is hetzelfde als die in parameter 213.
Beschrijving van de keuze:
De jog-frequentie f
bereik van f
510
MIN
Bus-jog 2
kan worden geselecteerd in het
JOG
(parameter 201) tot f
MAX
(parameter 202).
Waarde:
0,0 - parameter 202[0 -]
10,0 HZ[100]
Functie:
Hier kan een vaste snelheid (jog) worden ingesteld, die
wordt geactiveerd via de seriële communicatiepoort.
Tabel 3.30
Deze functie is hetzelfde als die in parameter 213.
Beschrijving van de keuze:
[3] Logisch OR moet worden geselecteerd wanneer het
betreffende commando moet worden geactiveerd als er
een signaal (actief signaal = 1) wordt verzonden via een
stuurwoord of een digitale ingang.
Er zijn twee verschillende stuurwoordprofielen beschikbaar.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer het gewenste stuurwoordprofiel.
Tabel 3.31
Zie Seriële communicatie voor meer informatie over
stuurwoordprofielen.
Parameter 502 = Logisch AND
Digitale ingangBusStuurcommando
001 Vrijloop
010 Motor loopt
100 Motor loopt
110 Motor loopt
513
Waarde:
1-99 s[1-99]
1 s[1]
Bustime-out
Functie:
Tabel 3.32
Deze parameter bepaalt de maximale tijd die mag
verstrijken tussen de ontvangst van twee opeenvolgende
telegrammen. Als deze tijd wordt overschreden, wordt
aangenomen dat de seriële communicatie is gestopt. De
gewenste reactie is in te stellen in parameter 514.
74MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste tijd in.
514Bustime-outfunctie
Waarde:
Uit (OFF)[0]
Uitgang vasthouden (FREEZE OUTPUT)[1]
Stop (STOP)[2]
Jogging (JOGGING)[3]
Max. snelheid (MAX SPEED)[4]
Stop en uitsch. (STOP AND TRIP)[5]
Functie:
In deze parameter wordt ingesteld hoe de FC-motor moet
reageren wanneer de ingestelde tijd voor de bustime-out
(parameter 513) is verstreken. Als een van de opties [1] tot
[5] wordt geselecteerd, worden relais 01 en relais 04
geactiveerd.
Beschrijving van de keuze:
De uitgangsfrequentie van de FC-motor kan: worden
vastgehouden op de actuele waarde, worden vastgehouden op de referentie, naar stop gaan, naar de jogfrequentie gaan (parameter 213), naar de max.
uitgangsfrequentie gaan (parameter 202) of stoppen met
uitschakeling (trip).
515
Waarde:
XXX.X%[XXXX]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriëlecommunicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde komt overeen met de totale
referentie (som van digitaal/analoog/digitaal/bus/ref.
vasthouden/versnellen en vertragen).
Deze waarde wordt elke 320 ms bijgewerkt.
516
Waarde:
X,XXX Hz of tpm.[XXXX]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriëlecommunicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
Toont de statuswaarde van de eenheid, op basis van de
geselecteerde som van referenties.
Deze waarde wordt elke 320 ms bijgewerkt.
517
Waarde:
X.XXX[XXXX]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriëlecommunicatiepoort.
Data-uitlez: Referentie %
Data-uitlez: Referentie-eenheid
Data-uitlez: Terugkoppeling
Beschrijving van de keuze:
Geeft de statuswaarde van de klemmen 1/2 met de
eenheid/schaal die is geselecteerd in parameter 414 en
415.
Deze waarde wordt elke 320 ms bijgewerkt.
518Data-uitlez: Frequentie
Waarde:
XXX.X Hz[XXXX]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriëlecommunicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde komt overeen met de actuele
motorfrequentie.
Deze waarde wordt elke 320 ms bijgewerkt.
519
Waarde:
XXX.X Hz[XXXX]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële
communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De waarde komt overeen met de actuele uitgangsfrequentie fM vermenigvuldigd met de in parameter 008
Displayschaal van motorfrequentie ingestelde factor.
520
Waarde:
XXX.XX A[XXXXX]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriëlecommunicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde is een berekende waarde van de
gegeven motorstroom.
Deze waarde wordt elke 320 ms bijgewerkt.
521
Waarde:
XXX.X%[XXXX]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriëlecommunicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde is het koppel, met teken, dat aan de
motoras wordt geleverd. De waarde wordt gegeven als
een percentage van het nominale koppel.
De verhouding tussen 160% motorstroom en koppel en
het nominale koppel is niet exact lineair. Vanwege de
toleranties en temperatuurverschillen leveren sommige
motoren meer koppel. Daardoor zijn de min. waarde en de
max. waarde afhankelijk van de max. motorstroom.
Data-uitlezing: Frequentie x schaal
Data-uitlez: Stroom
Data-uitlez: Koppel
33
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss75
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Deze waarde wordt elke 320 ms bijgewerkt.
522Data-uitlez: Vermogen, kW
Waarde:
XX.XX kW[XXXX]
33
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriëlecommunicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde wordt berekend op basis van de
feitelijke motorspanning en motorstroom.
Deze waarde wordt elke 320 ms bijgewerkt.
523
Waarde:
XX,XX pk (VS)[XXXX]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriëlecommunicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde wordt berekend op basis van de
feitelijke motorspanning en motorstroom. De waarde
wordt gegeven in pk.
Deze waarde wordt elke 320 ms bijgewerkt.
524
Waarde:
XXX,X V[XXXX]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriëlecommunicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde is een berekende waarde die wordt
gebruikt om de motor te regelen.
Deze waarde wordt elke 320 ms bijgewerkt.
Data-uitlez: Vermogen, pk
Data-uitlez: Motorspanning
Beschrijving van de keuze:
Er worden alleen hele getallen getoond.
Deze waarde wordt elke 160 ms bijgewerkt.
528Data-uitlez: Digitale ingang
Waarde:
Eenheid
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriëlecommunicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde geeft de signaalstatus van de 4
digitale klemmen (2, 3, 4 en 5) aan.
Deze waarde wordt elke 20 ms bijgewerkt.
533
Waarde:
-200,0 tot +200,0%
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriëlecommunicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De waarde geeft de som van de externe referenties (som
van analoog/bus/puls) weer als een percentage.
Deze waarde wordt elke 80 ms bijgewerkt.
534
Waarde:
Eenheid
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriëlecommunicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
Geeft het statuswoord dat wordt verstuurd via de seriëlecommunicatiepoort.
Data-uitlez: Externe referentie %
Data-uitlez: Statuswoord, binair
525
Waarde:
XXXX V[XXXX]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriëlecommunicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde is een gemeten waarde.
De waarde wordt gefilterd, wat betekent dat het na een
wijziging ongeveer 1,3 seconde kan duren voordat de
uitleeswaarden zijn bijgewerkt.
Deze waarde wordt elke 320 ms bijgewerkt.
527
Waarde:
0-100%[0-100]
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriëlecommunicatiepoort.
76MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Data-uitlez: DC-tussenkringspanning
Data-uitlez: FC therm.
537
Waarde:
Eenheid: ºC
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriëlecommunicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
Geeft de temperatuur van de frequentieomvormer. Deze
waarde wordt elke 10 s bijgewerkt.
538
Waarde:
Eenheid
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriëlecommunicatiepoort. Zie 4.2.1 Lijst met waarschuwingen enalarmen.
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriëlecommunicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde geeft de signaalwaarde op klem 1
weer.
De schaling (parameters 336 en 337) heeft geen invloed
op de uitlezing. Min. en max. worden bepaald door de
offset en de versterkingsaanpassing van de AD-omvormer.
Deze waarde wordt elke 20 ms bijgewerkt.
33
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss77
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
543Data-uitlez: Klem 2, analoge ingang
Waarde:
Eenheid: X,X V
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via de seriële-
33
communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
De getoonde waarde geeft de signaalwaarde op klem 2
weer.
De schaal (parameters 338 en 339) heeft geen invloed op
de uitlezing. Min. en max. worden bepaald door de offset
en de versterkingsaanpassing van de AD-omvormer.
Deze waarde wordt elke 20 ms bijgewerkt.
561
Waarde:
FC-protocol (FC PROTOCOL)[0]
Modbus RTU[2]
Functie:
Er kan een keuze worden gemaakt uit drie verschillende
protocollen.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer het gewenste stuurwoordprotocol.
Zie MG10SX voor meer informatie over Modbus RTU.
Protocol
Functie:
Deze parameter bepaalt de maximale wachttijd voor de
Modbus RTU van de omvormer tussen de tekens die
worden verzonden door de masterregelaar. Als deze tijd is
verstreken, neemt de Modbus RTU van de omvormer aan
dat het volledige bericht is ontvangen.
Beschrijving van de keuze:
Over het algemeen is een waarde van 100 ms voldoende
voor Modbus RTU-netwerken, hoewel sommige Modbus
RTU-netwerken een time-outwaarde hebben van slechts 35
ms.
Als deze waarde te laag is ingesteld, kan de Modbus RTU
van de omvormer een gedeelte van het bericht missen.
Omdat de CRC-controle niet geldig is, zal de omvormer het
bericht negeren. Als gevolg hiervan zullen berichten
opnieuw worden verzonden waardoor de communicatie
op het netwerk zal vertragen.
Als deze waarde te hoog is ingesteld, zal de frequentieomvormer langer wachten dan nodig is om te bepalen of het
bericht volledig is. Dit vertraagt de respons van de
omvormer op berichten en kan leiden tot een time-out bij
de masterregelaar. Als gevolg hiervan zullen berichten
opnieuw worden verzonden waardoor de communicatie
op het netwerk zal vertragen.
Deze parameter stelt de Modbus RTU-interface van de
omvormer zodanig in dat deze goed kan communiceren
met de masterregelaar. De pariteit (Even, Oneven of Geen
pariteit) moet zodanig worden ingesteld deze
overeenkomt met de instelling van de masterregelaar.
Beschrijving van de keuze:
Selecteer de pariteit die overeenkomt met de instelling van
de Modbus-masterregelaar. Even of oneven pariteit wordt
soms gebruikt om een verzonden woord te controleren op
fouten. Omdat Modbus RTU gebruikmaakt van de
efficiëntere CRC-methode (Cyclische Redundantie Controle)
om te controleren op fouten, wordt de pariteitcontrole
zelden gebruikt in Modbus RTU-netwerken.
Modbus-pariteit en berichtframing
LET OP
Als de waarde wordt gewijzigd, kan het bedieningspaneel (LCP 2) niet meer worden gebruikt en is
programmering via het FC-protocol ook niet meer
mogelijk.
571Modbus communicatietime-out
Waarde:
10-2000 ms
100 ms
3.8
Parameter 600-678 – FCM 300 Design
Guide
3.8.1 Parametergroep 6-** Technische
functies
600Bedieningsvariabelen: Bedrijfsuren
Waarde:
Eenheid: Uren
0,0-130.000,0
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via het display of
de seriële-communicatiepoort. De waarde kan niet worden
gereset.
Beschrijving van de keuze:
Geeft het aantal uren aan dat de FC-motor in bedrijf is
geweest.
De waarde wordt één keer per uur bijgewerkt in de FCmotor en opgeslagen wanneer de eenheid wordt
uitgeschakeld.
601
Waarde:
Eenheid: Uren
0,0-130.000,0
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via het display of
de seriële-communicatiepoort. De waarde kan worden
gereset via parameter 619.
Bedieningsvariabelen: Draaiuren
78MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Beschrijving van de keuze:
Het aantal uren dat de FC-motor heeft gedraaid sinds de
reset in parameter 619.
De waarde wordt één keer per uur bijgewerkt in de FCmotor en opgeslagen wanneer de eenheid wordt
uitgeschakeld.
603Bedieningsvariabelen: Aantal inschakelingen
Waarde:
Eenheid: getal
0-9999
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via het display of
de seriële-communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
Geeft het aantal keren dat de voeding naar de FC-motor is
ingeschakeld.
604
Waarde:
Eenheid: getal
0-9999
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via het display of
de seriële-communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
Geeft het aantal temperatuurfouten die zijn opgetreden in
de FC-motor.
605
Waarde:
Eenheid: getal
0-9999
Functie:
Deze parameter kan worden uitgelezen via het display of
de seriële-communicatiepoort.
Beschrijving van de keuze:
Geeft het aantal overspanningen dat is opgetreden in de
FC-motor.
Bedieningsvariabelen: Aantal malen overtemperatuur
Bedieningsvariabelen: Aantal malen
overspanning
LET OP
De parameters 615-617 Foutlog kunnen niet via de
ingebouwde bedieningseenheid worden uitgelezen.
615Foutlog: Foutcode
Waarde:
[Index 1-10] Foutcode: 0-99
Functie:
Deze parameter maakt het mogelijk om de oorzaak van
een trip (uitschakeling van de frequentieomvormer) te zien.
Er zijn 10 logwaarden [1-10] gedefinieerd.
Het laagste lognummer [1] bevat de laatste/meest recent
opgeslagen datawaarde. Het hoogste lognummer [10]
bevat de oudste opgeslagen datawaarde. Na een uitschakeling (trip) kan men de oorzaak, het tijdstip en een
mogelijke waarde van de uitgangsstroom of de uitgangsspanning uitlezen.
Beschrijving van de keuze:
Wordt weergegeven als een foutcode, waarbij het nummer
verwijst naar een tabel. Zie 4.2.1 Lijst met waarschuwingenen alarmen.
616Foutlog: Tijd
Waarde:
Eenheid: Uren
[Indicatiebereik: XX - XXX]
Functie:
Arrayparameter. Deze parameter maakt het mogelijk het
totale aantal bedrijfsuren te zien voordat de uitschakeling
optrad. Er worden 10 (1-10) logwaarden opgeslagen.
Het laagste lognummer (1) bevat de laatste/meest recent
opgeslagen datawaarde; het hoogste lognummer (10)
bevat de oudste datawaarde.
Beschrijving van de keuze:
Uitlezen als optie.
Indicatiebereik: XX - XXX.
De foutlog wordt bij initialisatie gereset (parameter 620).
617
Waarde:
[Index XX - XXX]
Functie:
Arrayparameter. Deze parameter maakt het mogelijk te
zien bij welke stroom of spanning een bepaalde uitschakeling heeft plaatsgevonden.
Beschrijving van de keuze:
Uitlezen als één waarde.
Indicatiebereik: 0,0-999,9.
De foutlog wordt bij initialisatie gereset (parameter 620).
619
Waarde:
Niet resetten (DO NOT RESET)[0]
Resetten (RESET COUNTER)[1]
Functie:
Nulstelling van de draaiurenteller van de motor (parameter
601).
Beschrijving van de keuze:
Als Resetten [1] is geselecteerd, wordt de draaiurenteller
voor de FC-motor gereset.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss79
Programmeren
VLT® DriveMotor FCM-serie
Functie:
Deze parameter kan, naast zijn gewone functie, worden
gebruikt voor twee verschillende tests.
Ook kunnen alle parameters (behalve parameter 603-605)
worden geïnitialiseerd.
33
Beschrijving van de keuze:
[0] Normaal bedrijf dient om normaal bedrijf te selecteren
voor de motor in de geselecteerde toepassing.
[2] Stuurkaarttest kan worden gebruikt om de analoge en
digitale in- en uitgangen en de +10 V-stuurspanning te
controleren.
Voor deze test is een testconnector met interne aansluitingen nodig. Setup: analoge/digitale uitgang naar digitale
ingang 3, 4 en 5 en 10 V-voeding naar analoge/digitale
ingang 2.
[3] Initialisatie dient om de fabrieksinstellingen van de
eenheid te herstellen zonder de parameters 500, 501 en
600-605 te resetten. De initialisatie is actief bij inschakeling.
621
Waarde:
Afhankelijk van de eenheid
Functie:
De belangrijkste gegevens van de eenheid kunnen via het
display of via seriële communicatie worden uitgelezen.
Beschrijving van de keuze:
Type geeft de maat en de basisfunctie van de eenheid aan.
Motortypeplaatje: FC-type
628
Waarde:
Functie:
De belangrijkste gegevens van de eenheid kunnen via het
display of de seriële-communicatiepoort worden
uitgelezen.
630
Waarde:
Functie:
De belangrijkste gegevens van de eenheid kunnen via het
display of de seriële-communicatiepoort worden
uitgelezen.
632
Waarde:
Functie:
De belangrijkste gegevens van de eenheid kunnen via het
display of de seriële-communicatiepoort worden
uitgelezen.
633
Waarde:
Motortypeplaatje: Type toepassingsoptie
Motortypeplaatje: Bestelnr. communicatieoptie
Identificatienr. BMC-software
Identificatienr. motordatabase
624
Waarde:
Afhankelijk van de eenheid
Functie:
De belangrijkste gegevens van de eenheid kunnen via het
display of via seriële communicatie worden uitgelezen.
Beschrijving van de keuze:
Softwareversie geeft het versienummer van de software
weer.
625
Waarde:
Afhankelijk van het apparaat.
Functie:
De sleutelgegevens van de unit kunnen worden uitgelezen
via het display van de seriële communicatiepoort.
Bijvoorbeeld: ID 1,42 2 kB.
626
Waarde:
Afhankelijk van de eenheid
Functie:
De belangrijkste gegevens van de eenheid kunnen via het
display of de seriële-communicatiepoort worden
uitgelezen.
Motortypeplaatje: Softwareversie
Typeplaatje: LCP identificatie-nr.
Motortypeplaatje: Identificatienr. database
Functie:
De belangrijkste gegevens van de eenheid kunnen via het
display of de seriële-communicatiepoort worden
uitgelezen.
634
Waarde:
Functie:
De belangrijkste gegevens van de eenheid kunnen via het
display of de seriële-communicatiepoort worden
uitgelezen.
Toestelidentificatie voor communicatie
80MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Programmeren
635Softwareonderdeelnr.
Waarde:
Functie:
De belangrijkste gegevens van de eenheid kunnen via het
display of de seriële-communicatiepoort worden
uitgelezen.
Deze parameter maakt configuratie van een Profibusstuurkaart mogelijk. De standaardwaarde hangt af van de
geproduceerde eenheid; dit is tevens de maximumwaarde.
Dit betekent dat een stuurkaart alleen kan worden
gedegradeerd tot een versie met mindere prestaties.
VLT® DriveMotor FCM-serie
33
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss81
Alles over de FCM 300
4 Alles over de FCM 300
4.1 Speciale omstandigheden
VLT® DriveMotor FCM-serie
De omvang van de lekstroom naar de aarde is afhankelijk
van de volgende factoren, in volgorde van belangrijkheid:
4.1.1 Galvanische scheiding (PELV)
44
PELV biedt bescherming door middel van een extra lage
spanning. Bescherming tegen elektrische schokken wordt
gegarandeerd wanneer alle aangesloten apparaten van het
PELV-type zijn en de installatie is uitgevoerd volgens de
lokale/nationale voorschriften met betrekking tot PELVvoeding.
In de FCM 300-serie worden alle stuurklemmen gevoed
door of verbonden met een extra lage spanning (PELV).
(Gegarandeerde) galvanische scheiding wordt verkregen
door de bepalingen ten aanzien van hogere isolatie na te
leven en door de relevante kruip-/spelingsafstanden in
acht te nemen. Deze vereisten worden beschreven in EN
50178.
De componenten die zorgen voor elektrische isolatie, zoals
hieronder beschreven, voldoen ook aan de eisen
betreffende hogere isolatie en aan de relevante test die
wordt beschreven in EN 50178.
De galvanische scheiding kan worden weergegeven op de
volgende drie plaatsen (zie Afbeelding 4.1):
Netvoeding (SMPS) incl. scheiding van het Udc-
•
signaal, dat de tussenkringspanning aangeeft.
Aansturing van de IGBT's (opto-koppels).
•
Stroomtransducers (opto-koppels).
•
Aardlekstroom
4.1.2
Aardlekstroom wordt op de eerste plaats veroorzaakt door
de capaciteit tussen motorfasen en het motorframe. Het
RFI-filter draagt bij tot extra lekstroom, aangezien het filtercircuit door middel van condensatoren is verbonden met
de aarde.
1.Schakelfrequentie
2.Motor ter plekke geaard of niet
De lekstroom is van belang voor de veiligheid gedurende
het gebruik/de werking van de frequentieomvormer indien
er (bij vergissing) geen aardverbinding is aangebracht.
LET OP
Alle FCM 305-375-eenheden hebben een lekstroom > 3,5
mA, circa 4-20 mA. Dit varieert op basis van de schakelfrequenties in het betreffende interval.
Dit betekent dat er versterkte aarding moet worden
aangebracht als moet worden voldaan aan EN 50178.
Gebruik nooit ELCB-relais (Earth Leakage Circuit Breaker –
aardlekschakelaar), ook wel RCD (Residual Current Device –
reststroomapparaat) genoemd, die niet berekend zijn op
DC-foutstromen (type A).
Als een RCD wordt gebruikt, moet deze geschikt zijn voor:
het beschermen van apparatuur met een gelijk-
-
stroomcomponent in de foutstroom
(driefasegelijkrichter);
inschakelen met een korte laadstroom naar aarde;
-
een hoge lekstroom.
-
Dit betekent dat het mogelijk is om de FCM 300 te laten
werken met een RCD van type B:
Een reststroomapparaat (RCD) van het B-type heeft een
tolerantie ten aanzien van het uitschakelniveau. Het wordt
daarom aangeraden om een RCD te gebruiken waarbij de
max. lekstroom voor de FCM (zie hierboven, 20 mA)
minder is dan 1/3 van het uitschakelniveau voor de RCD.
Dit betekent dat het uitschakelniveau voor de RCD 60 mA
of hoger moet zijn, d.w.z. dat een RCD, type B, met een
uitschakelniveau van 100 mA kan worden gebruikt als
bescherming.
82MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Alles over de FCM 300
Afbeelding 4.1 Galvanische scheiding
VLT® DriveMotor FCM-serie
44
Extreme bedrijfsomstandigheden
4.1.3
Door de motor gegenereerde overspanning
De spanning in de tussenkring neemt toe wanneer de
motor als generator werkt. Dit gebeurt in twee gevallen:
Als de belasting de motor aandrijft (bij constante
•
uitgangsfrequentie van de frequentieomvormer)
d.w.z. als er energie wordt geleverd door de
belasting.
Indien gedurende het vertragen (uitlopen) het
•
traagheidsmoment hoog is, is de belasting laag
en is de uitlooptijd te kort om de energie af te
voeren als verliezen in de VLT-frequentieomvormer, de motor en de installatie.
De besturingseenheid probeert de uitloop indien mogelijk
te corrigeren.
Om de transistoren en de tussenkringcondensatoren te
beschermen, schakelt de omvormer uit wanneer een
bepaald spanningsniveau is bereikt.
Netstoring
Tijdens een netstoring blijft de FCM 300 in bedrijf totdat
de tussenkringspanning daalt tot onder het minimale
stopniveau. Dit ligt gewoonlijk 15% onder de minimale
nominale netspanning van de FCM 300.
Bij een extreem hoge belasting kan een stroom ontstaan
die ervoor zorgt dat de FC-motor na ongeveer 1,5 s
uitschakelt.
4.1.4 Akoestische ruis
Hieronder vindt u de typische waarden gemeten op een
afstand van 1 m vanaf de eenheid en bij volledige
belasting:
De FCM 300 is uitgebalanceerd voor niveau R, overeenkomstig ISO8821 (verminderde balancering). Voor kritische
toepassingen, m.n. bij hoge snelheden (>4000 toerental), is
mogelijk een bijzondere balancering (niveau S) vereist.
De tijd tot aan het moment dat de omvormer stopt, hangt
af van de netspanning vóór de netstoring en van de
belasting van de motor.
Statische overbelasting
Wanneer de FCM 300 overbelast is (de stroomgrens in
parameter 221 is bereikt), zullen de regelaars de uitgangsfrequentie verlagen in een poging de belasting te
verlagen.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss83
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
4.1.6 Thermische beveiliging en reductie
De motor FCM 300 is uitgerust met een thermische
beveiliging voor het geval de begrenzingen worden
overschreden. Bij hoge temperaturen wordt de schakelfrequentie geleidelijk teruggebracht tot 2 kHz en zal de
motor uiteindelijk uitschakelen.
44
LET OP
Door een combinatie van een hoge schakelfrequentie en
een gebrek aan ventilatorkoeling kan de eenheid
worden beschadigd.
1.Reductie van uitgangsstroom t.o.v. de hoogte bij
T
= max. 40 °C
AMB
2.Reductie van max. T
uitgangsstroom.
Afbeelding 4.3
t.o.v. de hoogte bij 100%
AMB
4.1.7 Reductie wegens
omgevingstemperatuur
4.1.9 Reductie wegens lage
De omgevingstemperatuur (T
toegestane temperatuur. De gemiddelde T
uur moet minstens 5 °C lager zijn.
Als de FCM 300 werkt bij temperaturen boven 40 °C is
reductie van de continue uitgangsstroom noodzakelijk.
) is de maximaal
AMB,MAX
AMB,AVG
bedrijfssnelheid
over 24
Wanneer een centrifugaalpomp of een ventilator wordt
aangedreven door een FC-motor is het niet nodig om het
uitgangssignaal bij lage snelheid te verlagen, omdat de
belastingskarakteristieken van de centrifugaalpompen/
ventilatoren automatisch voor de benodigde reductie
zorgen.
Afbeelding 4.2
Reductie wegens luchtdruk
4.1.8
Voor hoogtes boven 2000 m dient u contact op te nemen
met Danfoss in verband met PELV.
Bij een hoogte tot 1000 m is geen reductie nodig.
Boven een hoogte van 1000 meter moet de omgevingstemperatuur (T
(I
) worden verlaagd volgens onderstaand schema:
VLT,MAX
) of de maximale uitgangsstroom
AMB
Voor FC-motoren in toepassingen met een constant koppel
en bij aanhoudend lage snelheden is reductie nodig (zie
Afbeelding 4.4) of moet een afzonderlijke ventilator worden
gebruikt (motorkoeling type 2).
Een nominaal koppel (100%) is mogelijk gedurende
maximaal 15 minuten en bij een werkcyclus van maximaal
25% bij een lage snelheid.
Afbeelding 4.4 Reductie wegens lage bedrijfssnelheid
84MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
4.1.10 Reductie wegens hoge
schakelfrequentie
De FCM 300-motoren kunnen werken op basis van twee
PWM-schema's: SFAVM en 60° AVM. De fabrieksinstelling is
SFAVM. Het PWM-schema kan worden gewijzigd in
parameter 446. Bij een motorsnelheid lager dan 25 Hz
schakelt de FCM 300-motor automatisch over naar SFAVM.
De fabrieksinstelling voor de schakelfrequentie is 4000 Hz.
Deze kan in parameter 411 worden ingesteld op een
waarde tussen 2 en 14 kHz.
Een hogere schakelfrequentie zorgt voor een stillere
werking maar leidt tot hogere verliezen in de elektronica
van de FC-motor en maakt een passende reductie noodzakelijk.
Zie Afbeelding 4.5.
4.1.12
De FCM 300 is ontworpen om te voldoen aan de normen
IEC 60068-2-3, EN 50178 item 9.4.2.2/DIN 40040, klasse E,
bij 40 °C.
Cyclische dampwarmte volgens IEC 60068-2-30, 40 °C.
Luchtvochtigheid
4.1.13 UL-norm
De FCM 300-serie is UL-goedgekeurd.
Zie 2.1.2 Algemene technische gegevens voor een correct
gebruik van voorzekeringen.
4.1.14
Rendement van de frequentieomvormer (η
De belasting van de frequentieomvormer heeft weinig
invloed op het rendement. Over het algemeen is er geen
verschil in rendement bij de nominale motorfrequentie
f
M,N
van 100% of slechts 75% geeft, bijv. bij gedeeltelijke
belastingen.
Rendement
)
VLT
, zelfs niet wanneer een motor een nominaal askoppel
44
Afbeelding 4.5 Koppelkarakteristiek
4.1.11
De FCM 300 is getest volgens een procedure die
gebaseerd is op de volgende normen:
Dit houdt tevens in dat het rendement van de frequentieomvormer niet verandert door het wijzigen van de U/fkarakteristieken.
De U/f-verhouding is echter wel van invloed op het
rendement van de motor.
Het rendement daalt enigszins als de schakelfrequentie is
ingesteld op een waarde boven 5 kHz. Het rendement zal
ook enigszins afnemen bij een netspanning van 480 V.
Rendement van de motor (η
De motor van de FCM 300 is ontworpen volgens IE2 en
getest volgens IEC 60034-1.
Het rendement van een motor die is aangesloten op de
frequentieomvormer hangt af van het magnetiseringsniveau. Wanneer de gegevens optimaal zijn ingesteld, is
het rendement even goed als bij werking op het net. Bij
75-100% van het nominale koppel zal het motorrendement
bijna constant zijn, zowel bij aansluiting op de frequentieomvormer als bij werking direct op het net. De invloed van
de schakelfrequentie op het rendement is marginaal.
MOTOR
)
De FCM 300 voldoet aan de vereisten ten aanzien van de
in bovengenoemde normen vermelde omstandigheden.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss85
Om het systeemrendement (FCM) te berekenen, wordt het rendement van de frequentieomvormer (η
met het rendement van de motor (η
SYSTEM
)
MOTOR
): η
SYSTEM
= η
VLT
x η
MOTOR
) vermenigvuldigd
VLT
44
Afbeelding 4.6 Typische rendementscurven
De rendementsberekening voor de FCM 300 berekent het
rendement van FCM 300 bij verschillende belastingen op
basis van Afbeelding 4.6. De factor in deze grafiek moet
worden vermenigvuldigd met de relevante rendementsfactor die in de specificatietabellen staat vermeld.
Voorbeeld: ga uit van een FCM 375 met een belasting van
Harmonisc
he
stromen
Hz50 Hz250 Hz350 Hz550 Hz
In/I1 [%]100%44%29%8%
Tabel 4.3
I
1
I
5
I
7
I
11
25% en een snelheid van 30 Hz. De grafiek geeft 0,845 aan
– het nominale rendement voor een FCM 375 is 0,876.
De harmonische stromen hebben geen rechtstreekse
invloed op het stroomverbruik, maar verhogen het
Het feitelijke rendement van de FCM 300 is dan: 0,845 x
0,876 = 0,74 bij de gedeeltelijke snelheid (30 Hz) en
belasting (25%).
4.1.15
Een FC-motor absorbeert een niet-sinusvormige netstroom,
wat de ingangsstroom I
sinusvormige stroom kan door middel van een Fourieranalyse worden getransformeerd en opgesplitst in sinusgolfstromen met verschillende frequenties, d.w.z.
verschillende harmonische stromen IN met 50 Hz als
basisfrequentie:
Interferentie via het net/
harmonischen
zal verhogen. Een niet-
RMS
warmteverlies in de installatie (transformator, kabels).
Daarom is het bij installaties met een vrij hoog percentage
gelijkrichterbelasting belangrijk om de harmonische
stromen op een laag niveau te houden teneinde overbelasting in de transformator en oververhitting van de kabels
te voorkomen.
Sommige harmonische stromen kunnen storingen
veroorzaken in communicatieapparatuur die op dezelfde
transformator is aangesloten of resonantie veroorzaken bij
gebruik van condensatorbatterijen voor compensatie van
de arbeidsfactor.
86MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
175HA034.10
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
Afbeelding 4.7
Om te zorgen voor lage harmonische stromen is de FCM
300 standaard uitgerust met tussenkringspoelen. THD
(stroom) ≤ 54%.
De spanningsvervorming op de netvoeding hangt af van
de grootte van de harmonische stromen vermenigvuldigd
met de interne netimpedantie voor de betreffende
frequentie. De totale spanningsvervorming THD wordt met
behulp van de volgende formule berekend op basis van de
individuele harmonische spanningsstromen:
U
THD =
4.1.16
U
+...+U
2
2
1
(%)
2
n
Arbeidsfactor
4.1.18
Alle machines met kritische bewegende delen vallen onder
de Machinerichtlijn die op 1 januari 1995 van kracht is
geworden. Aangezien een frequentieomvormer
grotendeels elektrisch is en de motor altijd in combinatie
met andere machines wordt geplaatst, valt hij niet onder
de Machinerichtlijn. Wanneer een FC-motor echter voor
gebruik in een machine wordt geleverd, geven wij
informatie over veiligheidsaspecten met betrekking tot de
FC-motor. Dit gebeurt door middel van een verklaring van
de fabrikant.
4.1.19
De Machinerichtlijn (98/37/EEG)
De Laagspanningsrichtlijn (73/23/
EEG)
Frequentieomvormers moeten zijn voorzien van een CEmarkering overeenkomstig de Laagspanningsrichtlijn. Deze
richtlijn is van toepassing op alle elektrische uitrustingen
en apparaten die worden gebruikt in het spanningsbereik
van 50-1000 V AC en 75-1500 V DC.
4.1.20
De EMC-richtlijn (89/336/EEG)
44
De arbeidsfactor is de verhouding tussen I1 en I
De arbeidsfactor voor 3-fasebesturing
De arbeidsfactor geeft aan in hoeverre de FC-motor de
netvoeding belast.
Hoe lager de arbeidsfactor, hoe hoger I
kW-prestatie.
Bovendien betekent een hoge arbeidsfactor dat de
verschillende harmonische stromen zwak zijn.
4.1.17
Het doel van CE-markering is het voorkomen van
technische obstakels bij het handelen binnen de EVA en
de EU. De EU heeft de CE-markering geïntroduceerd om
op eenvoudige wijze aan te geven of een product voldoet
aan de relevante EU-richtlijnen. De CE-markering zegt niets
over de specificaties of kwaliteit van een product. Er zijn
drie EU-richtlijnen die betrekking hebben op frequentieomvormers:
Wat is CE-markering?
voor dezelfde
RMS
RMS
.
EMC staat voor elektromagnetische compatibiliteit. De
aanwezigheid van elektromagnetische compatibiliteit
betekent dat de interferentie over en weer tussen de
verschillende componenten/apparaten zo klein is dat de
werking van de apparaten hierdoor niet wordt beïnvloed.
De EMC-richtlijn is op 1 januari 1996 van kracht geworden.
De richtlijn maakt onderscheid tussen componenten,
apparaten, systemen en installaties.
4.1.21
De EU 'Richtsnoeren voor de toepassing van de Richtlijn
van de Raad 89/336/EEG' schetsen drie typische situaties
voor het gebruik van een FC-motor. Voor elk van deze
situaties wordt aangegeven of de betreffende situatie
onder de EMC-richtlijn valt en of een CE-markering vereist
is.
Waarvoor gelden de richtlijnen?
1.De FC-motor wordt rechtstreeks aan de eindgebruiker verkocht. Dit is bijvoorbeeld het geval
wanneer de FC-motor aan een doe-het-zelfmarkt
wordt verkocht. De eindgebruiker is een leek. Hij
installeert de FC-motor zelf, bijvoorbeeld voor het
aansturen van een hobbymachine of een
huishoudelijk apparaat. Voor dergelijke toepassingen moet de FC-motor worden voorzien van
een CE-markering overeenkomstig de EMCrichtlijn.
2.De FC-motor wordt verkocht voor gebruik in een
installatie. De installatie wordt gebouwd door
ervaren vakmensen. Het kan bijvoorbeeld een
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss87
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
fabrieksinstallatie of een verwarmings-/ventilatieinstallatie zijn, ontworpen en gebouwd door
ervaren vakmensen. Noch de FC-motor, noch de
uiteindelijke installatie hoeven te worden
voorzien van een CE-markering overeenkomstig
de EMC-richtlijn. De eenheid moet echter wel
voldoen aan de EMC-basiseisen van de richtlijn.
De installateur kan hieraan voldoen door gebruik
te maken van componenten, apparaten en
44
systemen die zijn voorzien van een CE-markering
overeenkomstig de EMC-richtlijn.
3.De FC-motor wordt verkocht als deel van een
compleet systeem. Dit systeem wordt als geheel
op de markt gebracht. Dit kan bijvoorbeeld een
airconditioningsysteem zijn. Het complete
systeem moet zijn voorzien van een CE-markering
overeenkomstig de EMC-richtlijn. De fabrikant die
het systeem levert, kan de CE-markering overeenkomstig de EMC-richtlijn garanderen door gebruik
te maken van componenten met een CEmarkering of door de EMC van het systeem te
testen. Als de fabrikant enkel componenten met
een CE-markering toepast, is het niet nodig het
hele systeem te testen.
De Snelgids bevat gedetailleerde instructies voor de
installatie om een EMC-correcte elektrische installatie te
waarborgen. Bovendien specificeert Danfoss aan welke
normen onze producten voldoen.
Danfoss levert de filters die bij de specificaties worden
genoemd en verleent verdere assistentie om te zorgen
voor een optimaal EMC-resultaat.
4.1.23 Conformiteit met EMC-richtlijn
89/336/EEG
In de meeste gevallen wordt de VLT DriveMotor door
professionals gebruikt als een complex onderdeel van een
omvangrijkere toepassing, systeem of installatie. De verantwoordelijkheid voor de uiteindelijke EMC-eigenschappen
van de toepassing, het systeem of de installatie ligt bij de
installateur. Danfoss heeft EMC-installatierichtlijnen voor
aandrijfsystemen opgesteld om de installateur te helpen
bij het uitvoeren van de werkzaamheden. Er is voldaan aan
de normen en testniveaus die zijn vermeld voor aandrijfsystemen, op voorwaarde dat de instructies voor een EMCcorrecte installatie zijn opgevolgd.
4.1.22
Danfoss FCM 300-motor en CEmarkering
CE-markering is een positief gegeven wanneer het wordt
gebruikt voor het oorspronkelijke doel, namelijk het
vereenvoudigen van de handel binnen de EU en de EVA.
Het systeem van CE-markering kan echter betrekking
hebben op veel verschillende specificaties. Dit betekent
dat u moet controleren wat een CE-markering precies dekt.
De specificaties waarop een CE-markering betrekking heeft,
kunnen heel verschillend zijn. Een CE-markering kan een
installateur daarom ten onrechte een gevoel van veiligheid
geven wanneer een FC-motor wordt gebruikt als onderdeel
van een systeem of apparaat.
Danfoss voorziet de VLT® DriveMotor van een CEmarkering overeenkomstig de Laagspanningsrichtlijn. Dit
betekent dat Danfoss garandeert dat de eenheid voldoet
aan de Laagspanningsrichtlijn, op voorwaarde dat de deze
correct is geïnstalleerd. Danfoss geeft een Verklaring van
overeenstemming af die bevestigt dat de CE-markering is
uitgevoerd overeenkomstig de Laagspanningsrichtlijn.
4.1.24
EMC-normen
LET OP
-Alle vermelde EMC-specificaties zijn gebaseerd
op de fabrieksinstellingen.
-Maximale schakelfrequentie van 4 kHz.
-Er moeten afgeschermde data/stuurkabels
worden gebruikt als beveiliging tegen
overspanning.
-De FC-motor moet worden verbonden met
aarde om aan de normen te voldoen.
-Maximale/minimale lijnimpedantie Z
j0,15 ohm; Z
commutators)
Algemene normen
De algemene worden gegeven in de EMC-richtlijn (89/336/
EEG).
De FC-motor voldoet aan:
EN 61000-6-31), EN 61000-6-1.
Huishoudelijke, commerciële en licht-industriële
omgevingen.
= 0 + j0 ohm. (EN 61800-3
min
= 0,24 +
max
De CE-markering is ook van toepassing op de EMC-richtlijn,
op voorwaarde dat de instructies in de Bedieningshandleiding voor een EMC-correcte installatie en filters zijn
opgevolgd. Op basis hiervan wordt een Verklaring van
overeenstemming volgens de EMC-richtlijn afgegeven.
88MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
EN 61000-6-2, EN 61000-6-4.
Industriële omgeving.
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
1)
Aan de emissieniveaus vermeld in EN 61000-6-3 wordt
alleen voldaan door FC-motoren met een optioneel filter,
klasse B-1.
Verder voldoet de FC-motor aan: DIN VDE 0160/1990
2)
'Beveiliging tegen overspanning 7.3.1. klasse 1'
Productnormen
De productnormen staan vermeld in EN 61800-3 (IEC
61800-3).
De FC-motor voldoet aan:
EN 61800-3, onbeperkte distributie3).
EN 61800-3, beperkte distributie.
3)
Aan de emissieniveaus zoals vermeld in EN 61800-3
wordt alleen voldaan door FC-motoren met een optioneel
filter, l klasse B-1.
Basisnormen, emissie
EN 55011: HF-apparatuur voor industriële,
•
wetenschappelijke en medische doeleinden (zgn.
ISM-apparatuur) – Radiostoringskenmerken –
Grenswaarden en meetmethoden
EN 55022: Gegevensverwerkende apparatuur –
•
Radiostoringskenmerken – Grenswaarden en
meetmethode
EN 61000-3-2: Limietwaarden voor de emissie van
•
harmonische stromen (ingangsstroom van de
toestellen ≤ 16 A per fase)
EN 61000-3-4: Limietwaarden voor de emissie van
•
harmonische stromen in laagspanningsvoedingssystemen voor uitrusting met een nominale
stroom hoger dan 16 A
2)
Simulatie van transiënten veroorzaakt door
bijvoorbeeld blikseminslag dicht bij de installatie.
EN 61000-4-3: (IEC 61000-4-3):
•
Uitgestraalde, radiofrequente, elektromagnetische
velden. Amplitudegemoduleerd.
Simulatie van interferentie veroorzaakt door
radiozendapparatuur.
EN 61000-4-6: (IEC 61000-4-6):
•
RF common mode.
Simulatie van de invloed van radiozendapparatuur die via kabels is aangesloten.
ENV 50204:
•
Uitgestraalde, radiofrequente, elektromagnetische
velden. Pulsgemoduleerd.
Simulatie van interferentie veroorzaakt door
digitale draadloze telefoons.
Algemene aspecten van EMC-emissie
Voor HF-afscherming geldt algemeen dat de afgeschermde
kabels die voor Profibus, de standaardbus, stuurkabels en
de signaalinterface worden gebruikt, aan beide uiteinden
moeten worden aangesloten op de behuizing.
Algemene aspecten van EMC-immuniteit
Bij problemen met laagfrequente interferentie (aardlussen)
kunnen afgeschermde kabels die voor Profibus, de
standaardbus, stuurkabels en de signaalinterface worden
gebruikt, aan één uiteinde open worden gelaten.
4.1.25
Net als alle elektronische apparatuur bevat de VLT-frequentieomvormer een groot aantal mechanische en
elektronische componenten die tot op zekere hoogte
gevoelig zijn voor invloeden vanuit de omgeving.
Agressieve omgevingen
44
Basisnormen, immuniteit
EN 61000-2-4 (IEC 61000-2-4):
•
Compatibiliteitsniveaus
Simulatie van spannings- en frequentiefluctuaties,
harmonischen en commutators op de
vermogenslijn.
EN 61000-4-2 (IEC 61000-4-2): Elektrostatische
•
ontlading (ESD)
Simulatie van elektrostatische ontlading.
EN 61000-4-4 (IEC 61000-4-4): Snelle transiënten en
•
lawines 5/50 μS
Simulatie van transiënten veroorzaakt door
schakelen van magneetschakelaars, relais en
dergelijke.
EN 61000-4-5 (IEC 61000-4-5):
•
Pulsspanningen 1,2/50 μS.
WAARSCHUWING
De VLT-frequentieomvormer mag daarom niet worden
geïnstalleerd in omgevingen waarin vluchtige
vloeistoffen, deeltjes of gassen aanwezig zijn die de
elektrische componenten zouden kunnen beïnvloeden of
beschadigen. Als geen beschermende maatregelen
worden getroffen, neemt de kans op uitval toe,
waardoor de levensduur van de VLT-frequentieomvormer
wordt verkort.
Vloeistoffen kunnen via de lucht worden verplaatst en in
de VLT-frequentieomvormer condenseren. Vloeistoffen
kunnen bovendien corrosie van componenten en metalen
delen veroorzaken.
Stoom, olie of zout water kunnen corrosie van
componenten en metalen delen veroorzaken.
In dergelijke omgevingen wordt een installatie met een
behuizingklasse ≥ IP 54 aanbevolen.
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss89
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
In omgevingen met een hoge temperatuur en luchtvochtigheid kunnen corrosieve gassen als zwavel-, stikstof- en
chloorverbindingen chemische processen veroorzaken op
de componenten van de VTL-frequentieomvormer.
Dergelijke chemische reacties hebben al snel een negatief
effect op de elektronische onderdelen en kunnen deze
beschadigen.
LET OP
44
Wanneer VLT-frequentieomvormers worden opgesteld in
een agressieve omgeving zal dit de kans op uitval
verhogen, wat de levensduur van de omvormer
aanzienlijk kan verkorten.
Voordat de VLT-frequentieomvormer wordt geïnstalleerd,
moet de omgevingslucht worden gecontroleerd op de
aanwezigheid van vloeistoffen, deeltjes en gassen. Dit kan
worden gedaan door bestaande installaties in de
betreffende omgeving te observeren. Typische aanwijzingen voor schadelijke, in de lucht aanwezige vloeistoffen
zijn bijvoorbeeld water of olie op metalen delen of
corrosie van metalen delen.
2Live-zerofout (LIVE ZERO ERROR)XX
4Faseverlies (MAINS PHASE LOSS)XXX
5Waarschuwing hoge spanning (DC LINK VOLTAGE HIGH)X
6Waarschuwing lage spanning (DC LINK VOLTAGE LOW)X
7Overspanning (DC LINK OVERVOLT)XX
8Onderspanning (DC LINK UNDERVOLT)X
Grote hoeveelheden stof worden vaak aangetroffen op
installatiekasten en aanwezige elektrische installaties.
Een aanwijzing voor agressieve, in de lucht aanwezige
gassen is de zwarte verkleuring van koperen rails en
kabeluiteinden van bestaande installaties.
4.2.1 Lijst met waarschuwingen en alarmen
De tabel geeft de diverse waarschuwingen en alarmen en
geeft aan of de fout leidt tot blokkering van de FC-motor.
Na een uitschakeling met blokkering moet de netvoeding
worden afgeschakeld en de fout worden gecorrigeerd. Sluit
de netvoeding weer aan en reset de FC-motor voor u deze
opnieuw in bedrijf neemt. Wanneer er een kruisje staat bij
zowel Waarschuwing als Alarm, kan dit betekenen dat een
alarm wordt voorafgegaan door een waarschuwing. Het
kan ook betekenen dat het mogelijk is om in te stellen of
er een fout of een waarschuwing moet worden
gegenereerd wanneer een bepaalde fout optreedt. Na een
uitschakeling knippert zowel het alarm als de
waarschuwing, maar zodra de fout is weggenomen,
knippert enkel het alarm. Na een reset is de FC-motor weer
klaar voor gebruik.
met blokkering
Tabel 4.4 Waarschuwingen en alarmen
Wat te doen als de motor niet start?
4.2.2
rHet LCP kan zijn ingesteld voor een lokale stop. Als dit het geval is, start de motor niet wanneer u het LCP loskoppelt. Om
de motor te starten, moet er een LCP worden aangesloten – er is geen andere mogelijkheid en de MCT 10 setup-software
zal ook niet aangeven wat er mis is of wat u moet doen. In geval van problemen moet u de volgende procedure volgen:
90MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
175NA117.10
SETUP
1
WARN. 6
DC LINK VOLTAGE LOW
175NA118.10
SETUP
1
ALARM:12
TRIP (RESET)
TORQUE LIMIT
SETUP
1
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
WAARSCHUWING
Waarschuwing:
Wees uiterst voorzichtig wanneer de eenheid in bedrijf is
zonder afdekking.
GroenGeelRoodActie
Led 302Led 301Led 300
UITUITUITSchakel de spanning in.
AANUITUITPas start- en referentiesignalen toe.
AANUITAANPas een resetsignaal toe en verwijder dit weer.
AANAANAANSchakel de spanning uit totdat alle indicatielampjes uit zijn.
Zie de Snelle Setup, MG03FXYY, voor meer informatie.
Tabel 4.5
1.Controleer of er geen parameters zijn gewijzigd
ten opzichte van de begininstellingen (fabrieksinstellingen). Zet de fabrieksinstellingen terug via
het lokale bedieningspaneel of de seriële poort.
Controleer of parameter 002 is ingesteld op
Externe bediening (als dit niet het geval is,
knippert de gele led 301 langzaam).
2.Controleer of er geen STOP-commando is
gegeven via het optionele toetsenbord van het
bedieningspaneel (lokale stop, gele led 301
knippert langzaam*). Een STOP vanaf het
bedieningspaneel kan uitsluitend via de STARTtoets op het bedieningspaneel worden
opgeheven.
3.Controleer of de indicatielampjes zichtbaar zijn
via een opening in de afdekking van de binnenisolatie (zie Afbeelding 2.2) en volg onderstaande
tabel.
*) vanaf softwareversie 2.12
Afbeelding 4.8 LCP WARN. 6
Alarmmeldingen
Het alarm verschijnt op de tweede en derde regel van het
display; zie het voorbeeld in Afbeelding 4.9:
44
Problemen met seriële communicatie Als het busadres op
een hoge waarde is ingesteld, kan communicatie
onmogelijk lijken wanneer het hoge adres niet door de
master wordt gescand. Het adres wordt niet teruggezet
naar de fabrieksinstellingen met de functie voor het
herstellen van de fabrieksinstellingen.
Waarschuwingen
4.2.3
Het display schakelt heen en weer tussen normale status
en waarschuwing. Een waarschuwing verschijnt op de
eerste en tweede regel van het display. Zie het voorbeeld
in Afbeelding 4.8:
Afbeelding 4.9 LCP ALARM:12
MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss91
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
WAARSCHUWING/ALARM 2
Live-zerofout (LIVE ZERO ERROR):
Het stroomsignaal op klem 1 is minder dan 50% van de
waarde die is ingesteld in parameter 336 Klem 1, min.schaling.
Er ontbreekt een fase aan de voedingszijde. Controleer de
44
voedingsspanning naar de FC-motor.
WAARSCHUWING 5
Waarschuwing hoge spanning (DC LINK VOLTAGE HIGH):
De tussenkringspanning (DC) is hoger dan de overspanningsbegrenzing van het besturingssysteem; zie Tabel 4.6.
De FC-motor is nog wel actief.
WAARSCHUWING 6
Waarschuwing lage spanning (DC LINK VOLTAGE LOW)
De tussenkringspanning (DC) is lager dan de onderspanningsbegrenzing van het regelsysteem; zie Tabel 4.6. De
FC-motor is nog wel actief.
ALARM 7
Overspanning (DC LINK OVERVOLT):
Als de tussenkringspanning (DC) de overspanningsbegrenzing van de omvormer overschrijdt (zie Tabel 4.6), zal
de FC-motor uitschakelen. Bovendien wordt de spanning
weergegeven op het display.
FC-motorserie3 x 380-480 V
[V DC]
Onderspanning410
Waarschuwing lage spanning440
Waarschuwing hoge spanning760
Overspanning760*
* 760 V gedurende 5 s of 800 V ineens.
De gegeven spanning is de spanning van de
tussenkring van de FC-motor.
Als er een thermistor is aangesloten en parameter 128 is
ingesteld op Ingesch. [1] schakelt de FC-motor uit als de
motor te heet wordt.
WAARSCHUWING 12
Stroomgrens (CURRENT LIMIT):
De stroom is hoger dan de waarde in parameter 221 (bij
motorwerking).
ALARM 13
Overstroom (OVERCURRENT):
De piekstroomgrens van de omvormer (circa 230% van de
nominale stroom) is overschreden. De FC-motor schakelt
uit en genereert een alarm.
Schakel de FC-motor uit en controleer of de motoras kan
worden gedraaid.
ALARM 8
Onderspanning (DC LINK UNDERVOLT):
Als de spanning van de tussenkring (DC) onder de
onderste spanningsbegrenzing van de omvormer zakt (zie
Tabel 4.6), zal de FC-motor na 3-28 s uitschakelen,
afhankelijk van de eenheid. Bovendien wordt de spanning
weergegeven op het display. Controleer of de voedingsspanning geschikt is voor de FC-motor; zie 2.1.2 Algemenetechnische gegevens.
De thermo-elektronische beveiliging van de omvormer
geeft aan dat de FC-motor op het punt van uitschakeling
staat wegens overbelasting (te hoge stroom gedurende
een te lange tijd). De teller voor de thermo-elektronische
omvormerbeveiliging geeft een waarschuwing bij 95% en
schakelt uit bij 100%, waarbij een alarm wordt
gegenereerd. De FC-motor
de teller onder de 90% is gezakt.
kan niet worden gereset totdat
LET OP
Als er schokbelastingen optreden, kan dit
alarm worden weergegeven.
ALARM: 14
Aardfout (EARTH FAULT):
Er is een ontlading van de uitgangsfasen naar de aarde,
ofwel tussen de omvormer en de motor, ofwel in de motor
zelf.
ALARM: 15
Voedingsfout (SWITCH MODE FAULT):
Fout in de schakelende voeding (interne 24 V-voeding).
Neem contact op met uw Danfoss-leverancier.
ALARM: 16
Kortsluiting (CURR.SHORT CIRCUIT):
Er is kortsluiting op de motorklemmen of in de motor zelf.
Neem contact op met uw Danfoss-leverancier.
92MG03BA10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Alles over de FCM 300
VLT® DriveMotor FCM-serie
ALARM: 17
Time-out standaardbus (STD BUSTIMEOUT):
Er is geen communicatie met de FC-motor. De
waarschuwing zal alleen actief zijn wanneer parameter 514
niet is ingesteld op Uit.
Als parameter 514 is ingesteld op Stop en uitsch. zal er een
waarschuwing worden gegeven. Na de uitlooptijd volgt de
uitschakeling, waarbij een alarm wordt gegenereerd.
Parameter 513 Bustime-out kan mogelijk worden verhoogd.
WAARSCHUWING/ALARM 18
Time-out HPFB-bus (HPFB BUS TIMEOUT)
Er is geen communicatie met de FC-motor. De
waarschuwing zal alleen actief zijn wanneer parameter 804
niet is ingesteld op Uit. Als parameter 804 is ingesteld op
Stop en uitsch. zal er een waarschuwing worden gegeven.
Na de uitlooptijd volgt de uitschakeling, waarbij een alarm
wordt gegenereerd.
Parameter 803 Bustime-out kan mogelijk worden verhoogd.
WAARSCHUWING 33
Buiten frequentiebereik:
De waarschuwing is actief als de uitgangsfrequentie de
waarde in parameter 201 Min. uitgangsfrequentie of
parameter 202 Max. uitgangsfrequentie heeft bereikt.
WAARSCHUWING/ALARM 34
HPFB-fout (HPFB ALARM):
De Profibus-communicatie werkt niet goed.
ALARM 35
Inrush-fout (INRUSH FAULT):
Deze waarschuwing wordt gegeven wanneer de eenheid
te vaak binnen 1 minuut is ingeschakeld.
Er is een fout opgetreden in het systeem. Neem contact op
met uw Danfoss-leverancier.
4.2.4
Waarschuwingswoord, uitgebreid
statuswoord en alarmwoord
Het waarschuwingswoord, uitgebreid statuswoord en
alarmwoord worden als hex-code weergegeven op het
display. Als er meerdere waarschuwingen of alarm zijn,
wordt een overzicht van alle waarschuwingen of alarmen
weergegeven.
Het waarschuwingswoord, uitgebreid statuswoord en
alarmwoord kan ook worden via de seriële bus worden
uitgelezen in parameter 540, 541 en 538.
101Koppelkarakteristiek4Constant koppel50
102MotorvermogenXX,XX kW – afh. van eenheid61
103MotorspanningXX,XX V – afh. van eenheid60
104MotorfrequentieXX,X Hz – afh. van eenheid6-1
105MotorstroomXX,XX A – afh. van eenheid7-2
106Nominale motorsnelheidXX tpm – afh. van eenheid60
117ResonantiedempingUit - 100%Uit %60
118Uitschakeling resonantiedemping0-200%Afhankelijk van de motor50
126DC-remtijd0,0 (Uit) - 60,0 s10,0 s6-1
127Inschakelfrequentie DC-rem0,0 Hz - f
128Thermische motorbeveiliging1Geen bescherming50
132DC-remspanning0-100%0%50
133Startspanning0,00-100,00 VAfhankelijk van de motor6-2
134Startcompensatie0.0-300.0%100,0%6-1
135U/f-verhouding0,0-20,00 V/HzAfhankelijk van de motor6-2
136Slipcompensatie-500,0 tot +500,0%100,0%3-1
137DC-houdspanning0-100%0%50
138Uitschakelfrequentie rem0,5-132 Hz3,0 Hz6-1
139Inschakelfrequentie rem0,5-132 Hz3,0 Hz6-1
147Instelling motortypeafh. van eenheidafh. van eenheid50
MAX
peling
0,0 Hz6-1
Data
type
Data
type
50
Conv.
index
Conv.
index
Tabel 4.11 Functies voor het programmeren, besturen en bewaken via een bus (Profibus) of pc.
Conversie-index:
Dit nummer verwijst naar een conversiecijfer dat gebruikt
moet worden bij het schrijven naar of lezen vanaf een
frequentieomvormer via seriële communicatie.
Zie 3.6.4 Databytes in 3.6.1 Seriële bus .
Datatype:
Het datatype geeft het type en de lengte van het telegram
317Time-out1-99 s10 s50
318Functie na time-outUit/Stop en uitschakeling (trip)Uit50
323X102-relaisfunctie14Niet in bedrijf50
327Pulsreferentie/terugkoppeling, max.
Tabel 4.15 Functies voor het programmeren, besturen en bewaken via een bus (Profibus) of pc.
– par. 4070 Hz6-1
MIN
MAX
HIGH
- 100.00015004-3
LOW
- f
MIN
MAX
50 Hz6-1
04-3
f
MIN
Data
type
6-1
Conv.
index
Conversie-index:
Dit nummer verwijst naar een conversiecijfer dat gebruikt
moet worden bij het schrijven naar of lezen vanaf een
frequentieomvormer via seriële communicatie.
Zie 3.6.4 Databytes in 3.6.1 Seriële bus .
Datatype:
Het datatype geeft het type en de lengte van het telegram
aan.
617Uitlezing foutlog: WaardeIndex XX-XXX7-1
619Reset draaiurentellerNiet resetten/ResettenNiet resetten30
620Bedrijfsmodus3Normaal bedrijf50
621Motortypeplaatje: FC-motortypeAfhankelijk van de eenheid50
624Motortypeplaatje: SoftwareversieAfhankelijk van de eenheid90
625LCP-versieAfhankelijk van de eenheid90
626Motortypeplaatje: Identificatienr.
628Motortypeplaatje: Type toepassingsoptie 9-2
630Motortypeplaatje: Type communica-
632Identificatienr. BMC-software90
633Motordatabase-identificatie90
634Toestelidentificatie voor communicatie90
635Softwareonderdeelnr.90
678Stuurkaart configurerenAfhankelijk van de
ratuur
overspanning
database
tieoptie
0-999960
0-999960
Afhankelijk van de eenheid90
90
eenheid
Data
type
50
Conv.
index
Tabel 4.18 Functies voor het programmeren, besturen en bewaken via een bus (Profibus) of pc.
Conversie-index:
Dit nummer verwijst naar een conversiecijfer dat gebruikt
moet worden bij het schrijven naar of lezen vanaf een
Datatype:
Het datatype geeft het type en de lengte van het telegram
aan.
frequentieomvormer via seriële communicatie.
Zie 3.6.4 Databytes in 3.6.1 Seriële bus .