X: N or H
YYY: K55, K75, 1K1, 1K5, 2K2, 3K0, 3K7, 4K0, 5K5, 7K5
* may be any number or letter indicating drive options which do not impact this DoC.
Covered by this declaration is in conformity with the following directive(s), standard(s) or
other normative document(s), provided that the product is used in accordance with our
instructions.
Low Voltage Directive 2014/35/EU
EN61800-5-1:2007 Adjustable speed electrical power drive systems – Part
5-1: Safety requirements – Electrical, thermal and
energy.
EMC Directive 2014/30/EU
EN61800-3:2005 + A1:2012 Adjustable speed electrical power drive systems – Part
3: EMC requirements and specific test methods.
EN61000-3-2:2014 Electromagnetic compatibility (EMC). Part 3-2:
Limits. Limits for harmonic current emissions
(equipment input current ≤ 16 A per phase
Danfoss only vouches for the correctness of the English version of this declaration. In the event of the declaration being translated into any
other language, the translator concerned shall be liable for the correctness of the translation.
Document ID: 00727776 Revision, Sequence: A,3 Page 1 of 2
File Origin Date: 2015-10-14 File Last Modified: 2017-06-20
Signature
Name: Leo Birkkjær Lauritsen
Title: Head of P400 Group
Signature
Name: Michael Termansen
Title: Vice President, Design Center DK and DE
Next Generation FCM/FCP 106 CE Declaration of Conformity
Deze handleiding bevat informatie die nodig is om de
frequentieomvormer te installeren en in bedrijf te stellen.
VLT® DriveMotor FCP 106
De levering omvat enkel de frequentieregelaar. Voor het
installeren zijn tevens een wandadapterplaat of motoradapterplaat en voedingskrimpklemmen vereist. Bestel de
wandmontagekit of adapterplaat en voedingskrimpklemmen afzonderlijk.
Afbeelding 1.1 FCP 106
VLT® DriveMotor FCM 106
Bij levering is de frequentieregelaar op de motor
geïnstalleerd. De combinatie van FCP 106 en motor wordt
de VLT® DriveMotor FCM 106 genoemd.
Afbeelding 1.2 FCM 106
1.2 Aanvullende hulpmiddelen
Beschikbare publicaties:
De Bedieningshandleiding VLT® DriveMotor FCP
•
106/FCM 106, voor informatie die nodig is om de
frequentieregelaar te installeren en in bedrijf te
stellen.
®
De VLT
•
bevat informatie die nodig is om de frequentieregelaar te kunnen integreren in uiteenlopende
toepassingen.
De Programmeerhandleiding VLT® DriveMotor FCP
•
106/FCM 106, voor informatie over het
programmeren van de eenheid, inclusief een
uitgebreide beschrijving van de parameters.
De VLT® LCP Instruction, voor de bediening van
•
het lokale bedieningspaneel (LCP).
De VLT® LOP Instruction, voor de bediening van
•
het lokale bedieningspaneel (LOP).
De Modbus RTU Operating Instructions en VLT
•
DriveMotor FCP 106/FCM 106 BACnet Operating
Instructions, voor informatie die nodig is voor het
besturen, bewaken en programmeren van de
frequentieregelaar.
bevat informatie over de installatie van PROFIBUS
en het verhelpen van problemen.
De VLT® PROFIBUS DP MCA 101 Programming
•
Guide bevat informatie over conguratie van het
systeem, besturing van de frequentieregelaar,
toegang tot de frequentieregelaar, programmering en het verhelpen van problemen. Het
document bevat tevens een aantal typische
toepassingsvoorbeelden.
De VLT® Motion Control Tool MCT 10 stelt de
•
gebruiker in staat om de frequentieregelaar te
congureren via een pc-omgeving op basis van
Windows™.
®
Danfoss VLT
•
berekeningen in HVAC-toepassingen.
Technische publicaties en goedkeuringen zijn online
beschikbaar via vlt-drives.danfoss.com/Support/Service/.
Danfoss VLT® Energy Box-software is verkrijgbaar via
www.danfoss.com/BusinessAreas/DrivesSolutions, gebied
voor downloaden van pc-software.
Productoverzicht
1.3
Energy Box-software, voor energie-
1.3.1 Beoogd gebruik
De frequentieregelaar is een elektronische motorregelaar
voor:
Het regelen van het motortoerental op basis van
•
terugkoppeling van het systeem of externe
commando's vanaf externe regelaars. Een
elektrische aandrijving bestaat uit:
-de frequentieregelaar;
-de motor;
-door de motor aangedreven apparatuur.
Bewaking van systeem- en motorstatus.
•
De frequentieregelaar kan ook worden gebruikt voor
bescherming tegen overbelasting van de motor. De
frequentieregelaar mag worden gebruikt in residentiële,
industriële en commerciële omgevingen overeenkomstig
lokale wetten en normen.
Afhankelijk van de conguratie kan de frequentieregelaar
worden gebruikt in zelfstandige toepassingen of deel
uitmaken van een omvangrijkere toepassing of installatie.
Bij gebruik van een motor met thermische beveiliging mag
de frequentieregelaar worden gebruikt in residentiële,
industriële en commerciële omgevingen overeenkomstig
lokale wetten en normen.
Te voorzien onjuist gebruik
Gebruik de frequentieregelaar niet in toepassingen die niet
voldoen aan de gespeciceerde bedrijfsomstandigheden
en -omgevingen. Zorg dat wordt voldaan aan de gespeci-ceerde voorwaarden in hoofdstuk 7 Specicaties.
De EG-conformiteitsverklaring is gebaseerd op de volgende
richtlijnen:
Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EG, gebaseerd op
•
EN 61800-5-1 (2007)
EMC-richtlijn 2004/108/EG, gebaseerd op EN
•
61800-3 (2004)
UL listed
De productevaluatie is voltooid en het product mag
worden geïnstalleerd in een systeem. Het systeem moet
ook een UL-vermelding krijgen van de betreende partij.
UL recognized
Er is extra evaluatie nodig voordat de combinatie van
frequentieregelaar en motor mag worden gebruikt. Het
systeem waarin het product is geïnstalleerd, moet ook een
UL-vermelding krijgen van de betreende partij.
De frequentieomvormer voldoet aan de eisen van UL 508C
ten aanzien van het behoud van het thermische geheugen.
Zie de sectie Thermische motorbeveiliging in de productspeciekedesign guide voor meer informatie.
✓✓
✓
✓✓
✓
–
11
Verwijderingsinstructie
1.5
Apparatuur die elektrische componenten bevat,
mag niet als huishoudelijk afval worden
afgevoerd.
Dergelijke apparatuur moet apart worden
afgevoerd als elektrisch en elektronisch afval
volgens de geldende lokale voorschriften.
De volgende symbolen worden gebruikt in deze
handleiding:
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan
leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan
leiden tot licht of matig letsel. Kan tevens worden
gebruikt om te waarschuwen tegen onveilige werkpraktijken.
LET OP
Geeft belangrijke informatie aan, waaronder situaties die
kunnen leiden tot schade aan apparatuur of
eigendommen.
2.1 Gekwaliceerd personeel
Een probleemloze en veilige werking van de frequentieregelaar is alleen mogelijk als de frequentieregelaar op
correcte en betrouwbare wijze wordt vervoerd, opgeslagen,
geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden. Deze apparatuur
mag uitsluitend worden geïnstalleerd en bediend door
gekwaliceerd personeel.
Gekwaliceerd personeel is gedenieerd als opgeleide
medewerkers die bevoegd zijn om apparatuur, systemen
en circuits te installeren, in bedrijf te stellen en te
onderhouden overeenkomstig relevante wetten en
voorschriften. Daarnaast moet het gekwaliceerde
personeel bekend zijn met de instructies en veiligheidsmaatregelen die in deze bedieningshandleiding staan
beschreven.
Veiligheidsvoorschriften
2.2
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze
zijn aangesloten op de netvoeding. Als installatie,
opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door
gekwaliceerd personeel, kan dit leiden tot ernstig of
dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
•
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel.
WAARSCHUWING
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de
netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op
elk moment starten. Een onbedoelde start tijdens
programmeer-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden
kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan
apparatuur of eigendommen. De motor kan worden
gestart door een externe schakelaar, een seriëlebuscommando, een ingangsreferentiesignaal van het LCP of
LOP, via externe bediening met een softwareprogramma
of door het opheen van een foutconditie.
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
•
regelaar.
Druk op [O/Reset] op het LCP voordat u
•
parameters gaat programmeren.
Zorg dat de frequentieregelaar, motor en
•
eventuele door de motor aangedreven
apparatuur volledig bedraad en gemonteerd
zijn voordat u de frequentieregelaar aansluit op
de netvoeding, DC-voeding of loadsharing.
WAARSCHUWING
ONTLADINGSTIJD
De frequentieregelaar bevat DC-tussenkringcondensatoren waarop spanning kan blijven staan, ook wanneer
de frequentieregelaar niet van spanning wordt voorzien.
Er kan hoge spanning aanwezig zijn, zelfs wanneer de
waarschuwingsleds uit zijn. Als u de aangegeven
wachttijd na afschakeling niet in acht neemt voordat u
onderhouds- of reparatiewerkzaamheden uitvoert, kan
dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Stop de motor.
•
Schakel de netvoeding en externe DC-tussen-
•
kringvoedingen af, inclusief backupvoedingen,
UPS-eenheden en DC-tussenkringaansluitingen
naar andere frequentieregelaars.
Schakel de PM-motor af of blokkeer deze.
•
Wacht tot de condensatoren volledig ontladen
•
zijn. De vereiste minimale wachttijd staat
vermeld in Tabel 2.1.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
•
paraat of de condensatoren volledig ontladen
zijn voordat u service- of reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren.
1) Vermogensklassen hebben betrekking op normale overbelasting
(NO).
Vermogensbereik
[kW (pk)]
1)
Minimale wachttijd
(minuten)
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR ERNSTIG OF DODELIJK LETSEL
Volgens UL 508C bieden de VLT® DriveMotor FCP 106 en
VLT® DriveMotor FCM 106 geen ondersteuning voor het
gebruik van een geaarde driehoekschakeling.
Het gebruik van de VLT® DriveMotor FCP 106 of VLT
DriveMotor FCM 106 met een geaarde driehoekschakeling kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Om het gevaar te vermijden:
Installeer de VLT® DriveMotor FCP 106 en VLT
•
DriveMotor FCM 106 niet via een geaarde
driehoekschakeling.
®
®
WAARSCHUWING
GEVAARLIJKE APPARATUUR
Het aanraken van draaiende assen en elektrische
apparatuur kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
•
uitsluitend worden uitgevoerd door hiervoor
opgeleid en gekwaliceerd personeel.
Zorg dat alle elektrische werkzaamheden
•
worden uitgevoerd overeenkomstig de
nationale en lokale elektriciteitsvoorschriften.
Volg de procedures in deze handleiding.
•
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
Volg de nationale en lokale voorschriften op ten aanzien
van veiligheidsaarding (PE) van apparatuur met een
lekstroom groter dan 3,5 mA. Frequentieregelaartechnologie impliceert hoogfrequent schakelen bij hoog
vermogen. Dit schakelen genereert een lekstroom in de
aardverbinding. Een foutstroom in de frequentieregelaar
op de uitgangsklemmen kan een DC-component
bevatten. De DC-component kan de ltercondensatoren
opladen en een kortstondige aardstroom veroorzaken.
De aardlekstroom hangt af van diverse systeemcongu-raties, waaronder RFI-ltering, afgeschermde
motorkabels en het vermogen van de frequentieregelaar.
EN-IEC 61800-5-1 (productnorm voor regelbare
elektrische aandrijfsystemen) vereist speciale voorzorgsmaatregelen, omdat de lekstroom groter is dan 3,5 mA.
Zie EN 60364-5-54 sectie 543.7 voor meer informatie.
Zorg dat de apparatuur correct is geaard door
•
een erkende elektrisch installateur.
De aarding moet op een van de volgende
•
manieren worden versterkt:
-zorg dat de aarddraad een doorsnede
van minimaal 10 mm² (7 AWG) heeft;
-zorg dat er 2 afzonderlijke aarddraden
worden gebruikt, die beide voldoen
aan de regels ten aanzien van
maatvoering.
LET OP
GROTE HOOGTES
Neem voor hoogtes boven 2000 m contact op met
Danfoss in verband met PELV.
22
WAARSCHUWING
ONBEDOELD DRAAIEN VAN DE MOTOR
WINDMILLING
Het onbedoeld draaien van permanentmagneetmotoren
wekt spanning op waardoor de eenheid kan worden
geladen; dit kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of
schade aan apparatuur.
Dit product kan een DC-stroom veroorzaken in de
beschermende geleider. Het niet opvolgen van de
voorzorgsmaatregelen kan leiden tot lichamelijk letsel of
schade aan eigendommen.
Tref de volgende voorzorgsmaatregelen:
Bij gebruik van een reststroomapparaat (RCD)
•
als extra beveiliging mag aan de voedingszijde
van dit product uitsluitend een RCD van type B
(met tijdsvertraging) worden gebruikt.
De veiligheidsaarding (PE) van de frequentiere-
•
gelaar en het gebruik van RCD's moeten altijd
voldoen aan de nationale en lokale
voorschriften.
Veiligheid
VLT® DriveMotor FCP 106/FCM 106
WAARSCHUWING
AARDINGSGEVAAR
22
Voor de veiligheid van de gebruiker is het belangrijk om
de frequentieregelaar correct te aarden overeenkomstig
de nationale en lokale elektriciteitsvoorschriften en de
instructies in deze handleiding. De aardlekstromen zijn
groter dan 3,5 mA. Een onjuiste aarding van de frequentieregelaar kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker of
erkende elektrisch installateur om te zorgen voor een
correcte aarding van de apparatuur overeenkomstig de
nationale en lokale elektriciteitsvoorschriften en normen.
Volg alle nationale en lokale elektriciteitsvoor-
•
schriften op om elektrische apparatuur op de
juiste wijze te aarden.
Zorg voor de juiste veiligheidsaarding voor
•
apparatuur met een stroom die groter is dan
3,5 mA.
Een specieke aarddraad is vereist voor het
•
ingangsvermogen, het motorvermogen en de
stuurkabels.
Gebruik de hiertoe op de apparatuur aanwezige
•
klemmen voor het maken van de juiste aardverbindingen.
Aard de ene frequentieregelaar niet op de
•
andere, zoals in een ringnetwerk.
Houd de aarddraadverbindingen zo kort
•
mogelijk.
Gebruik sterk gevlochten draad (litzedraad,
•
high-strand wire) om elektrische verstoringen te
beperken.
Door onjuiste installatie kan de apparatuur beschadigd
raken.
Controleer voorafgaand aan de installatie op
•
beschadiging van de ventilatorafdekking, de as,
de voet of montageschade, en op loszittend
bevestigingsmateriaal.
Controleer de gegevens van het typeplaatje.
•
Verzeker u ervan dat het montageoppervlak
•
vlak is, en dat de montage in balans is.
Voorkom onjuiste uitlijning.
Controleer of de pakkingen, afdichtmiddelen en
•
beschermingen op correcte wijze zijn bevestigd.
Controleer de riemspanning.
•
3.1.3 Geleverde artikelen, FCM 106
Controleer of alle artikelen meegeleverd zijn:
Krimpklemmen:
•
-Vrouwelijke contacten voor AMP-
standaardvermogenstimers; zie
hoofdstuk 4.6.1 FCP 106 aansluiten op
motor voor de bestelnummers
-3 stuks voor motorklemmen, U, V en W
-2 stuks voor thermistor (optioneel)
-1 stuks voor aardklem
2 geleidepennen (optioneel)
•
1 FCM 106 frequentieregelaar met motor
•
1 accessoiretas
•
Bedieningshandleiding
•
33
3.1.1 Geleverde artikelen, FCP 106
Controleer of alle artikelen meegeleverd zijn:
1 FCP 106 frequentieregelaar
•
1 accessoiretas
•
1 VLT® Memory Module MCM 101
•
Bedieningshandleiding
•
3.1.2 Aanvullende benodigdheden, FCP
106
1 adapterplaat (wandadapterplaat of motoradap-
•
terplaat)
1 pakking, gebruikt tussen motoradapterplaat en
•
frequentieregelaar
1 motoraansluiting
•
4 schroeven voor bevestiging van de frequentie-
•
regelaar aan de adapterplaat
4 schroeven voor bevestiging van de motoradap-
•
terplaat aan de motor
3.1.4 Identicatie van eenheid
Welke artikelen precies worden geleverd, hangt af van de
productconguratie.
Controleer of de geleverde artikelen en de
•
informatie op het typeplaatje overeenkomen met
de orderbevestiging.
Controleer de verpakking en frequentieregelaar
•
op zichtbare schade die is veroorzaakt door een
onjuiste behandeling tijdens het vervoer. Dien
eventuele schadeclaims in bij de vervoerder.
Bewaar beschadigde onderdelen om de claim te
onderbouwen.
1) Indelingsvoorbeeld: serienummer 'xxxxx253' staat voor
productie in week 25, in het jaar 2013.
LET OP
VERLIES VAN GARANTIE
Verwijder het typeplaatje niet van de frequentieregelaar.
Mechanische installatieBedieningshandleiding
3.1.6 Hijsen
LET OP
HIJSEN – GEVAAR VOOR BESCHADIGING APPARATUUR
Bij incorrect hijsen kan de apparatuur beschadigd raken.
Gebruik beide hijsogen, indien aanwezig.
•
Bij verticaal hijsen: voorkom ongecontroleerd
•
draaien.
Bij gebruik van een hijsinstallatie: hijs geen
•
andere apparatuur met behulp van enkel de
hijspunten op de motor.
De eenheid mag uitsluitend door gekwaliceerd personeel
worden gehanteerd en gehesen. Verzeker u ervan:
dat de volledige productdocumentatie
•
beschikbaar is, net als het gereedschap en de
apparatuur die nodig zijn om veilig te werken;
dat kranen, krikken, hijsstroppen en hijsbalken op
•
basis van de specicaties in staat zijn om het
gewicht van de te hijsen apparatuur te dragen –
het gewicht van het apparaat vindt u in
hoofdstuk 7.1.4 Gewicht;
dat bij gebruik van een oogbout de schouder van
•
de oogbout stevig tegen het oppervlak van het
statorframe aangedraaid is voordat u gaat hijsen.
De bij de eenheid geleverde oogbouten of hijstappen zijn
enkel berekend op het gewicht van de eenheid zelf, niet
op het extra gewicht van hieraan bevestigde aanvullende
apparatuur.
3.1.7 Opslag
Zorg dat aan de vereisten voor opslag wordt voldaan. Zie
hoofdstuk 7.5 Omgevingscondities voor meer informatie.
Installatieomgeving
3.2
Montage
3.3
3.3.1 Inleiding
Er zijn diverse montageopties.
FCM 106
Bij levering is de frequentieregelaar op de motor
geïnstalleerd. De gecombineerde eenheid wordt aangeduid
als de DriveMotor..
Installatieprocedure:
1.Installeer de DriveMotor; zie hoofdstuk 3.3.4 DeDriveMotor monteren.
2.Voer de elektrische installatie uit, te beginnen
met hoofdstuk 4.7.1 Netvoeding aansluiten.
Ga direct naar hoofdstuk 3.3.4 De DriveMotor monteren.
FCP 106
Monteer de frequentieregelaar op de adapterplaat, die:
op een vlakke ondergrond naast de motor wordt
•
bevestigd of
direct op de motor wordt gemonteerd. De
•
combinatie van de gemonteerde frequentieregelaar en motor wordt aangeduid als de
DriveMotor.
Installatieprocedure:
1.Bereid de pakking en de adapterplaat voor; zie
hoofdstuk 3.3.2 Pakking voorbereiden en
hoofdstuk 3.3.3 Adapterplaat voorbereiden.
2.Sluit de frequentieregelaar aan op de motor. Zie
hoofdstuk 4.6.1 FCP 106 aansluiten op motor. De
gecombineerde eenheid wordt aangeduid als de
DriveMotor.
3.Installeer de DriveMotor; zie hoofdstuk 3.3.4 DeDriveMotor monteren.
In omgevingen met vloeistofnevel, deeltjes of corrosieve
gassen moet u ervoor zorgen dat de IP/Type-klasse
overeenkomt met de installatieomgeving. Als niet aan de
omgevingsvereisten wordt voldaan, kan dit de
levensduur van de frequentieregelaar bekorten. Zorg dat
wordt voldaan aan de vereisten ten aanzien van
luchtvochtigheid, temperatuur en hoogte.
Trillingen en schokken
De frequentieregelaar voldoet aan de vereisten die gelden
wanneer de eenheid aan de wand of op de vloer van een
productiehal is gemonteerd of in panelen die met bouten
aan de wand of de vloer zijn bevestigd.
Zie hoofdstuk 7.5 Omgevingscondities voor gedetailleerde
Voorbereiding van een pakking is alleen van toepassing bij
montage van de FCP 106 op een motor.
33
Voor montage van de FCP 106 op een motor moet een
aangepaste pakking worden aangebracht. De pakking past
tussen de motoradapterplaat en de motor.
Er wordt geen pakking geleverd bij de FCP 106.
Daarom moet vóór de installatie een pakking worden
ontworpen en getest om te voldoen aan de IP-beschermingsvereisten (bijvoorbeeld IP 55, IP 54 of Type 3R).
Vereisten voor pakking:
Handhaaf de aardverbinding tussen de frequen-
•
tieomvormer en de motor. De
frequentieomvormer wordt geaard op de motoradapterplaat. Gebruik een draadverbinding tussen
de motor en de frequentieomvormer en zorg
voor contact via metaal tussen de motoradapterplaat en de motor.
Gebruik voor de pakking een materiaal met UL-
•
goedkeuring als het complete product UL Listed
of UL Recognised moet zijn.
Zone 1Zone 2
3.3.3 Adapterplaat voorbereiden
De adapterplaat is leverbaar met of zonder voorgeboorde
gaten.
Zie Afbeelding 3.3 voor een adapterplaat zonder voorgeboorde gaten.
Afbeelding 3.3 Adapterplaat, hulpmiddel bij het boren van
gaten
Als de adapterplaat geen gaten heeft, boort u deze als
volgt:
4 gaten in zone 1, voor montage van de
•
adapterplaat op de motor (vereist)
1 gat in zone 2, voor een hijsoog (optioneel)
•
Houd rekening met verzonken schroeven.
•
Bij een adapterplaat met voorgeboorde gaten zijn geen
extra gaten vereist. Voorgeboorde gaten zijn speciek
afgestemd op FCM 106-motoren.
Monteer de DriveMotor zo dat er voldoende ruimte is voor periodiek onderhoud. Houd u aan de aanbevolen vrije ruimte;
zie hoofdstuk 7 Specicaties. Een minimale vrije ruimte van 0,75 m rond de motor wordt aanbevolen, zowel voor toegankelijkheid bij werkzaamheden als voor voldoende luchtstroming bij de motorventilatorinlaat. Zie ook hoofdstuk 7.1 Vrije ruimte,afmetingen en gewicht.
Als u meerdere DriveMotors dicht bij elkaar monteert, moet u ervoor zorgen dat uitgeblazen warme lucht niet terug kan
circuleren. De ondergrond moet massief, onbuigzaam en waterpas zijn.
LET OP
Elektrische installatie
Verwijder de bovenste folielaag op de frequentieregelaar niet, aangezien deze folie deel uitmaakt van de bescherming.
Rondsels, riemschijven en koppelingen aanbrengen
Boor rondsels, riemschijven en koppelingen volgens de standaardlimieten en breng ze met een schroefbeweging aan op de
as. Zorg dat alle bewegende delen goed worden afgeschermd.
LET OP
De lagers raken beschadigd als u onderdelen met een hamer of moker op de motoras tikt. Bij een dergelijke beschadiging maken de lagers meer lawaai en wordt de levensduur van de lagers aanzienlijk verkort.
3.3.5 As uitlijnen
Wanneer voor de toepassing directe koppeling nodig is, moeten de assen in alle 3 vlakken correct worden uitgelijnd. Een
onjuiste uitlijning kan een aanzienlijke hoeveelheid geluid, trillingen en snellere slijtage van de lagers veroorzaken.
Houd rekening met de eindspeling van de as en de thermische expansie in het axiale en het verticale vlak. Gebruik bij
voorkeur
Zie hoofdstuk 2 Veiligheid voor algemene veiligheidsvoorschriften.
44
WAARSCHUWING
GEÏNDUCEERDE SPANNING
Geïnduceerde spanning van de uitgangskabels van
motoren die bij elkaar zijn geplaatst, kan de condensatoren van de apparatuur opladen, ook wanneer de
apparatuur is afgeschakeld en vergrendeld (lockout).
Wanneer u de motoruitgangskabels niet van elkaar
gescheiden houdt en ook geen afgeschermde kabels
gebruikt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Houd uitgaande motorkabels van elkaar
•
gescheiden of
Gebruik afgeschermde kabels.
•
1Printkaartzone
Afbeelding 4.1 Vermijd aanraken van de printkaartzone
VOORZICHTIG
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOKKEN
De frequentieregelaar kan een DC-stroom veroorzaken in
de beschermende geleider. Het niet opvolgen van de
aanbeveling kan ertoe leiden dat de RCD niet de
beoogde beveiliging biedt.
Bij gebruik van een reststroomapparaat (RCD)
•
als beveiliging tegen elektrische schokken mag
aan de voedingszijde van dit product
uitsluitend een RCD van type B worden
gebruikt.
VOORZICHTIG
GEVAARLIJKE APPARATUUR
De printkaartzone is gevoelig voor elektrostatische
ontlading. Het aanraken van de printkaartzone kan
schade aan de apparatuur veroorzaken.
Raak de printkaartzone niet aan.
•
Overstroombeveiliging
Aanvullende beschermende apparatuur, zoals
•
kortsluitbeveiliging of thermische motorbeveiliging tussen de frequentieregelaar en de motor,
is vereist voor toepassingen met meerdere
motoren.
Ingangszekeringen zijn vereist om te voorzien in
•
kortsluitbeveiliging en overstroombeveiliging. Als
deze zekeringen niet in de fabriek zijn
aangebracht, moet de installateur ze plaatsen. Zie
Tabel 7.15, Tabel 7.16 en Tabel 7.17 voor de
maximale zekeringgroottes.
Draadtype en
-specicaties
LET OP
Isolatievereisten, MH1
Voor stuur- en relaiskaartdraden bedraagt de minimaal
vereiste isolatie 300 V en 75 °C.
De volledige bedrading moet voldoen aan de
•
nationale en lokale voorschriften ten aanzien van
dwarsdoorsneden en omgevingstemperatuur.
Aanbeveling voor voedingsdraden: koperdraad
•
dat bestand is tegen minimaal 75 °C.
Zie hoofdstuk 7 Specicaties en hoofdstuk 7.6 Kabelspeci-caties voor de aanbevolen draaddiktes en -typen.
Installatie op een geïsoleerde netbron, d.w.z. IT-net.
Maximaal toegestane voedingsspanning bij aansluiting
op het net: 440 V (3 x 380-480 V-eenheden).
Alleen voor werking op IT-net:
Onderbreek de voeding en wacht op volledige
•
ontlading. Zie Tabel 2.1 voor de ontladingstijd.
Verwijder de afdekking; zie Afbeelding 4.7.
•
Schakel het RFI-lter uit door de RFI-schakelaar/-
•
schroef te verwijderen. Zie Afbeelding 4.2 voor de
locatie.
In deze modus worden de interne RFI-condensatoren
tussen de behuizing en het RFI-ltercircuit uitgeschakeld
om de aardlekstromen te beperken.
44
1RFI-schakelaar/-schroef
Afbeelding 4.2 Positie van RFI-schakelaar/-schroef
VOORZICHTIG
Gebruik bij terugplaatsing uitsluitend een M3,5 x 20schroef.
1PLC5Stuurkabels
2Motor6Net, 3-fase en versterkte aardverbinding
3Frequentieregelaar7Kabelisolatie (gestript)
4Minimaal 200 mm vrije ruimte tussen stuurkabel, netkabel en motorvoedingskabel.
Neem deze algemene punten in acht om te zorgen voor
een EMC-correcte elektrische installatie:
Gebruik alleen afgeschermde motorkabels en
•
afgeschermde stuurkabels.
Sluit de afscherming aan beide uiteinden aan op
•
aarde.
Vermijd het gebruik van kabelafschermingen met
•
gedraaide uiteinden (pigtails), omdat een
44
dergelijke installatie het afschermingseect bij
hoge frequenties tenietdoet. Gebruik in plaats
daarvan de meegeleverde kabelklemmen.
Verzeker u ervan dat de potentiaal van de
•
frequentieregelaar overeenkomt met de aardpotentiaal van de PLC.
Gebruik tandveerringen en elektrisch geleidende
•
montageplaten.
4.4 Kabelvereisten
Alle bekabeling moet voldoen aan de nationale en lokale
voorschriften ten aanzien van kabeldoorsneden en
omgevingstemperatuur. Koperen of aluminium geleiders
zijn vereist (75 °C wordt aanbevolen). Zie
hoofdstuk 7.6 Kabelspecicaties voor kabelspecicaties.
Aarding
4.5
Bij het aansluiten van de FCP 106 op een motor van
derden moet u zorgen voor een beschermende verbinding:
Zorg voor contact via metaal tussen de frequen-
•
tieomvormer en de motor; zie Afbeelding 4.5.
Sluit een extra aardkabel aan op de adapterplaat.
•
Sluit een extra aardkabel aan op de motor.
•
Motoraansluiting
4.6
Volg de aangegeven installatiestappen in Tabel 4.1 en
Afbeelding 4.5 om de FCP 106 op de motor aan te sluiten.
Stap Beschrijving
1Monteer de motorfasen en thermistordraden in
krimpklemmen.
Bestelnummers krimpklemmen (contacten voor AMPstandaardvermogenstimers)1):
134B0495 (0,2-0,5 mm²) [AWG 24-20]
•
134B0496 (0,5-1 mm²) [AWG 20-17]
•
134B0497 (1-2,5 mm²) [AWG 17-13,5]
•
134B0498 (2,5-4 mm²) [AWG 13-11]
•
134B0499 (4-6 mm²) [AWG 12-10]
•
2Monteer de PE-klem op de motorconnector en krimp de
PE-klem vast aan de kabel.
3Monteer de pakking tussen de motor en de adapterplaat.
Zie hoofdstuk 3.3.2 Pakking voorbereiden.
4Trek de motorfasen en de thermistordraden door de hals
van de adapterplaat.
5Monteer de adapterplaat op de motor met 4 schroeven.
Steek geleidepennen in 2 van de schroefgaten en laat
•
de adapterplaat vervolgens op zijn plaats zakken.
Verwijder de geleidepennen wanneer u de schroeven
aanbrengt.
Zorg met behulp van de schroeven voor contact via
•
metaal tussen de adapterplaat en de motor.
6Monteer motorconnectorpakkingen op de hals van de
adapterplaat.
7Klik de klemmen vast in de motorconnector.
Monteer de 3 motorfasen.
•
Monteer de 2 thermistordraden.
•
Monteer de PE-connector.
•
Raadpleeg voor een correcte installatie de op de
•
motorconnector gedrukte klemnummers.
4.6.1 FCP 106 aansluiten op motor
LET OP
LET OP
Om beschadiging van de apparatuur te voorkomen,
moet u het volgende doen voordat u de FCP 106 op de
motor monteert:
Houd u aan de in Tabel 7.1 gespeciceerde vrije
•
ruimte voor koeling.
Houd u aan de in Tabel 7.2 vermelde spelings-
•
waarden voor schroeven.
De thermistor is niet galvanisch gescheiden.
Verwisseling van de thermistordraden en de
motordraden kan tot permanente beschadiging
van de frequentieregelaar leiden.
8Klik de motorconnector vast in de hals van de
adapterplaat.
9Plaats de FCP 106 op de adapterplaat.
10Bevestig de FCP 106 op de adapterplaat met 4 schroeven.
Tabel 4.1 Installatiestappen zoals weergegeven in Afbeelding 4.5
LET OP
GEVAAR VOOR SCHADE
Er bestaat gevaar voor schade aan de motor of frequentieregelaar als de schroeven te ver de behuizing in
steken of te hoog uitsteken boven de adapterplaat.
1) Ook contacten van andere fabrikanten of contacten met gelijk-
waardige of betere elektrische geleiding en beplating zijn geschikt,
mits ze voldoen aan de mechanische en elektrische vereisten.
De FCP 106 is nu op de motor gemonteerd. De gecombineerde eenheid wordt aangeduid als de DriveMotor.
195NA415.11
6
9
1
10
8
5
4
3
T1
M
M
T2
U
V
W
PE
2
7
Elektrische installatieBedieningshandleiding
44
1U, V, W (motorfasen)6Adapterplaat
2MT1, MT2 (motorthermistordraden)7Motorconnectorpakking
3PE8Motorconnector
4Pakking tussen motor en motorbeugel9Frequentieregelaar
5Motorkabels10Bevestigingsschroef
Sluit de motorthermistor aan op de klemmen in de
motorconnector, zoals aangegeven in hoofdstuk 4.6.1 FCP106 aansluiten op motor.
Stel parameter 1-90 Motor Thermal Protection in volgens de
richtlijnen in hoofdstuk 5.4.5 Setup van thermistor. Zie de
®
44
Programmeerhandleiding VLT
voor meer gedetailleerde informatie.
DriveMotor FCP 106/FCM 106
LET OP
De thermistor is niet galvanisch gescheiden. Verwisseling
van de thermistordraden en de motordraden kan tot
permanente beschadiging van de frequentieregelaar
leiden.
1Ingang LCP-verlengkabel
4.7 Aansluiting netvoeding
4.7.1 Netvoeding aansluiten
2, 3Ingangen voor andere kabels: stuur-, RS485- en relais-
kabels
4Ingang netkabel
De frequentieregelaar is ontworpen voor gebruik met alle
standaard 3-fasige asynchrone motoren en PM-motoren.
Zie hoofdstuk 7.2.1 Netvoeding 3 x 380-480 V AC – normaleen hoge overbelasting voor de maximale kabeldoorsneden.
Wandmontage FCP 106
Om te voldoen aan de EMC-emissievereisten:
•
-Gebruik een afgeschermde motorkabel,
maximumlengte 0,5 m.
-Sluit deze kabel aan op de metalen
behuizing van zowel de frequentieregelaar als de motor.
Zie ook hoofdstuk 4.3 EMC-correcte installatie.
•
Procedure voor aansluiting van netvoeding
1.Neem de veiligheidsmaatregelen in acht; zie
hoofdstuk 2.2 Veiligheidsvoorschriften.
2.Draai de schroeven van de frontafdekking los.
3.Verwijder de frontafdekking; zie Afbeelding 4.7.
4.Monteer de kabelwartels overeenkomstig de
vereisten voor de benodigde integriteit van de
behuizing.
5.Sluit de aardkabels via de kabelwartels aan op de
aardklemmen; zie Afbeelding 4.8.
6.Sluit de netkabel aan op klem L1, L2 en L3 en
draai de schroeven vast. Zie Afbeelding 4.8.
7.Monteer de afdekking en draai de schroeven vast.
8.Zie hoofdstuk 7.8 Aanhaalmomenten voor aanslui-tingen voor de aanhaalmomenten.
PNP/NPN is gemeenschappelijk voor klem 18, 19, 27 en
29.
4.8.3 Loadsharing
Loadsharing is niet toegestaan.
4.8.4 Rem
De frequentieregelaar heeft geen interne rem. Er kan een
externe rem worden aangesloten tussen de klemmen UDC
+ en UDC-. Begrens de spanning tussen deze klemmen op
maximaal 768 V.
LET OP
Een grotere spanning dan deze limiet verkort de
levensduur van de frequentieregelaar en kan deze
permanent beschadigen.
Voordat u de installatie van de eenheid voltooit, moet u eerst de volledige installatie inspecteren zoals aangegeven in
Tabel 4.3. Vink de items af wanneer ze voltooid zijn.
InspecterenBeschrijving
Hulpapparatuur
Bekabeling
Stuurkabels
Vrije ruimte voor
koeling
Omgevingscondities•Controleer of aan de omgevingscondities wordt voldaan.
Zekeringen en
circuitbreakers
Aarding
Bedrading voor inen
uitgangsvermogen
Binnenzijde paneel
Schakelaars
Trilling
Kijk of er hulpapparatuur, schakelaars, werkschakelaars of ingangszekeringen/circuitbreakers aanwezig zijn
•
aan de voedende zijde van de frequentieregelaar of in de uitgang naar de motor. Zorg dat deze geschikt
zijn om bij volle toeren te worden gebruikt.
Controleer de functie en installatie van sensoren die worden gebruikt voor terugkoppeling naar de
•
frequentieregelaar.
Verwijder eventuele arbeidsfactorcorrigerende condensatoren van de motor.
•
Pas eventuele arbeidsfactorcorrigerende condensatoren aan de voedingszijde aan en zorg dat ze worden
•
gedempt.
Zorg dat de motorkabels en de stuurkabels van elkaar zijn gescheiden (afgeschermd) of in 3 afzonderlijke
•
metalen kabelgoten zijn geplaatst om hoogfrequente interferentie tegen te gaan.
Controleer op gebroken of beschadigde draden en loszittende aansluitingen.
•
Controleer of de stuurkabels zijn gescheiden van voedings- en motorkabels om ruisimmuniteit te
•
voorkomen.
Controleer de spanningsbron van de signalen, waar nodig.
•
Het gebruik van afgeschermde kabels of gedraaide paren wordt aanbevolen. Verzeker u ervan dat de
afscherming correct is aangesloten.
Controleer of er boven en onder de eenheid voldoende vrije ruimte is om te zorgen voor de benodigde
•
luchtkoeling; zie hoofdstuk 7.1 Vrije ruimte, afmetingen en gewicht.
Controleer op het gebruik van de juiste zekeringen en circuitbreakers.
•
Controleer of alle zekeringen stevig zijn bevestigd en bedrijfsklaar zijn en of alle circuitbreakers openstaan.
•
Controleer of er voldoende aardverbindingen zijn en of deze verbindingen stevig vastzitten en vrij zijn van
•
oxidatie.
Het aarden op een kabelgoot of het monteren van de achterwand op een metalen oppervlak is geen
•
geschikte aarding.
Controleer op loszittende aansluitingen.
•
Controleer of de motor- en netvoedingskabels in aparte kabelgoten zijn geplaatst of afzonderlijk zijn
•
afgeschermd.
Controleer of de binnenzijde van de eenheid vrij is van vuil, metaalsplinters, vocht en corrosie.
•
Controleer of de eenheid is gemonteerd op een ongelakt metalen oppervlak.
•
Verzeker u ervan dat alle schakelaars en werkschakelaars in de juiste stand staan.
•
Controleer of de eenheid stevig is gemonteerd of dat er trillingsdempers zijn gebruikt, waar nodig.
•
Controleer op ongebruikelijke trillingsniveaus.
•
☑
44
Tabel 4.3 Installatiechecklist
VOORZICHTIG
POTENTIEEL GEVAAR BIJ INTERNE FOUT
Er bestaat een kans op lichamelijk letsel als de frequentieregelaar niet goed is gesloten.
Controleer vóór u de spanning inschakelt of alle veiligheidsafdekkingen op hun plaats zitten en stevig zijn
4.9.1 Aanbevelingen voor PRGY-systemen
met UL-vermelding
WAARSCHUWING
BRANDGEVAAR
Voor VLT® DriveMotor FCM 106 met asynchrone of
permanentmagneetmotoren die staan vermeld onder UL
PRGY-systemen, moet u een temperatuurtest bij geblok-
44
keerde rotor en een overbelastingstest tijdens bedrijf
uitvoeren om overtemperatuur van de motor te
voorkomen. Of het uitvoeren van deze testen noodzakelijk is, hangt af van de relevante norm voor het
eindproduct waarin de VLT® DriveMotor FCM 106 wordt
gebruikt. Als de temperatuurtest bij geblokkeerde rotor
en de overbelastingstest tijdens bedrijf niet worden
uitgevoerd of niet slagen, kan dat ertoe leiden dat de
frequentieregelaar niet werkt.
Voorafgaand aan de test moet u de volgende
•
parameters controleren en instellen:
-Parameter 1-90 Motor ThermalProtection.
-Parameter 4-18 Current Limit.
-Parameter 14-20 Reset Mode.
-Parameter 14-21 Automatic RestartTime.
-Parameter 14-90 Fault Level.
-Parameter 30-22 Locked Rotor Detection.
Zorg dat u de door de motorfabrikant
•
ceerde temperatuurlimieten op het
motordatablad niet overschrijdt.
Schakel de netvoeding in om de frequentieomvormer in te
schakelen.
5.1.2 Opstarten
Start de frequentieomvormer.
Bij de eerste inschakeling, met het LCP aangesloten,
selecteert u de gewenste taal. Als deze eenmaal is
geselecteerd, verschijnt dit scherm in het vervolg niet meer
bij inschakeling van de frequentieomvormer. Als u de taal
op een later tijdstip wilt wijzigen, gaat u naar
parameter 0-01 Language.
55
Afbeelding 5.1 Taal selecteren
5.2 Werking lokaal bedieningspaneel
LET OP
Afbeelding 5.2 Lokaal bedieningspaneel (LCP)
De frequentieomvormer kan na installatie van de MCT 10
setupsoftware ook vanaf een pc worden
geprogrammeerd via een RS485-poort.
De functies van het LCP zijn onderverdeeld in 4 groepen.
Het display wordt geactiveerd wanneer de frequentieomvormer spanning krijgt van de netvoeding, een DCaansluitklem of een externe 24 V DC-voeding.
De informatie die op het LCP wordt weergegeven, kan
voor de gebruikerstoepassing worden aangepast. Selecteer
de opties via [Quick Menu], Q3-13 Displayinstellingen.
Menutoetsen dienen om toegang te krijgen tot de
parametersetup, te schakelen tussen statusdisplaymodi
Itemnr.
15OnGroenHet On-lampje gaat branden
tijdens normaal bedrijf en om foutloggegevens weer te
geven.
Itemnr. ToetsFunctie
6StatusGeeft bedrijfsgegevens weer.
7Quick MenuGeeft toegang tot de parameters
voor het programmeren van de
basisfuncties en biedt uitgebreide
toepassingsinstructies.
55
8Main MenuBiedt toegang tot alle program-
meerbare parameters.
9Alarm LogToont een overzicht van de
actieve waarschuwingen, de
laatste 10 alarmen en de
onderhoudslog.
Tabel 5.2 Legenda bij Afbeelding 5.2
16Warn.GeelWanneer er een waarschuwings-
17AlarmRoodWanneer er een foutconditie
Indicator LampjeFunctie
wanneer de frequentieomvormer spanning van de
netvoeding, een DCaansluitklem of een externe
24V-voeding krijgt.
conditie optreedt, gaat het gele
Warn.-lampje branden en
verschijnt er een tekst op het
display om het probleem aan te
geven.
optreedt, gaat het rode Alarmlampje knipperen en verschijnt
er een alarmmelding op het
display.
Tabel 5.4 Legenda bij Afbeelding 5.2
C. Navigatietoetsen en indicatielampjes (leds)
Navigatietoetsen worden gebruikt voor het programmeren
van functies en het verplaatsen van de displaycursor. De
D. Bedieningstoetsen en indicatielampjes (leds)
De bedieningstoetsen bevinden zich onder aan het LCP.
navigatietoetsen dienen tevens om het motortoerental te
regelen in de lokale bediening. In deze zone bevinden zich
ook 3 statusindicatielampjes voor de frequentieomvormer.
Itemnr. ToetsFunctie
10BackBrengt u terug naar de vorige stap of
lijst in de menustructuur.
11CancelAnnuleert uw laatste wijziging of
commando, zolang de displaymodus
niet is gewijzigd.
12InfoDruk hierop om een beschrijving van
de geselecteerde functie weer te
geven.
13Navigatie-
toetsen
14OKHiermee kunt u toegang krijgen tot
Tabel 5.3 Legenda bij Afbeelding 5.2
Druk hierop om naar andere opties
in het menu te gaan.
parametergroepen of een selectie
bevestigen.
Itemnr. ToetsFunctie
18Hand OnStart de frequentieomvormer in de
lokale bediening.
Een extern stopsignaal via een
•
stuuringang of seriële communicatie
onderdrukt de lokale handmodus.
19OStopt de motor maar onderbreekt de
voeding naar de frequentieomvormer
niet.
20Auto OnZet het systeem in de externe
bedieningsmodus.
Reageert op een extern
•
startcommando via stuurklemmen of
seriële communicatie.
21ResetHiermee kunt u de frequentieomvormer
handmatig resetten nadat u een fout
hebt opgeheven.
Tabel 5.5 Legenda bij Afbeelding 5.2
LET OP
U kunt het displaycontrast aanpassen door [Status]
ingedrukt te houden en op [▲]/[▼] te drukken.
Als u de instellingen van de frequentieregelaar wilt
bekijken of wijzigen, sluit u het LCP aan met behulp van
de LCP-kabel. Zie Afbeelding 5.3.
Verwijder na gebruik de LCP-kabel van de frequentieregelaar om de IP-beschermingsklasse van de behuizing te
handhaven.
Memory Module MCM 101
5.3
De VLT® Memory Module MCM 101 is een kleine
geheugenstekker met gegevens zoals:
rmware;
•
SIVP -bestand;
•
pomptabel;
•
motordatabase;
•
parameterlijsten.
•
Bij levering van de frequentieregelaar is de geheugenmodule al geïnstalleerd.
Afbeelding 5.4 Positie van geheugenmodule
Als de geheugenmodule defect raakt, belemmert dit de
werking van de frequentieregelaar niet. De waarschuwingsled op het deksel gaat knipperen en op het LCP (als
dit is geïnstalleerd) wordt een waarschuwing weergegeven.
Waarschuwing 206, Memory module geeft aan dat de
frequentieregelaar werkt zonder een geheugenmodule of
dat de geheugenmodule defect is. Zie
parameter 18-51 Memory Module Warning Reason voor de
exacte reden voor de waarschuwing.
Een nieuwe geheugenmodule is te bestellen als reserveonderdeel.
Bestelnummer: 134B0791.
5.3.1
Congureren met de VLT® Memory
Module MCM 101
Wanneer een frequentieregelaar in een systeem wordt
vervangen of eraan wordt toegevoegd, is het eenvoudig
om bestaande gegevens over te zetten naar de nieuwe
frequentieregelaar. Hiervoor moeten de frequentieregelaars
echter dezelfde vermogensklasse hebben en moet de
hardware compatibel zijn.
WAARSCHUWING
ONDERBREEK DE VOEDING VOORDAT U
ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN UITVOERT!
Onderbreek de netvoeding naar de frequentieregelaar
voordat u reparatiewerkzaamheden uitvoert. Wacht na
het onderbreken van de netvoeding 4 minuten tot de
condensatoren zijn ontladen. Het niet volgen van deze
stappen kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Press OK to start Wizard
Push Back to skip it
Setup 1
Inbedrijfstelling
VLT® DriveMotor FCP 106/FCM 106
1.Verwijder het deksel van een frequentieregelaar
waarin een geheugenmodule is geïnstalleerd.
5.4.1 Opstartwizard voor toepassingen
zonder terugkoppeling
2.Koppel de geheugenmodule los.
3.Plaats het deksel terug en zet het vast.
4.Verwijder het deksel van de nieuwe frequentieregelaar.
5.Steek de geheugenmodule in de nieuwe/andere
frequentieregelaar en laat deze hierin zitten.
De opstartwizard leidt de installateur op heldere en
gestructureerde wijze door de setup van de frequentieomvormer voor het congureren van een toepassing zonder
terugkoppeling. Een toepassing zonder terugkoppeling
maakt geen gebruik van terugkoppelingssignalen vanuit
het proces.
6.Plaats het deksel op de nieuwe frequentieregelaar
en zet het vast.
55
7.Schakel de frequentieregelaar in.
LET OP
De eerste inschakeling duurt ongeveer 3 minuten. Hierbij
worden alle gegevens overgezet naar de nieuwe frequentieregelaar.
5.4 Basisprogrammering
In deze handleiding wordt alleen de initiële setup
toegelicht. Zie de Programmeerhandleiding VLT
FCP 106 en FCM 106 voor de volledige parameterlijsten.
Tijdens de eerste inschakeling start de frequentieomvormer
de opstartwizard voor toepassingen zonder terugkoppeling; zie hoofdstuk 5.4.1 Opstartwizard voor toepassingenzonder terugkoppeling.
Nadat de opstartwizard voltooid is, zijn de volgende
aanvullende setupwizards en instructies beschikbaar:
Hoofdstuk 5.4.2 Setupwizard voor toepassingen met
•
terugkoppeling.
Hoofdstuk 5.4.3 Snelmenu Motorsetup.
•
Hoofdstuk 5.4.5 Setup van thermistor.
•
Zie hoofdstuk 5.4.4 Parameterinstellingen wijzigen voor
algemene instructies voor het wijzigen van parameterinstellingen.
®
DriveMotor
Afbeelding 5.5 Belangrijkste bedrading voor opstartwizard
voor toepassingen zonder terugkoppeling
Afbeelding 5.6 Opstartweergave wizard
De opstartweergave van de wizard wordt weergegeven na
het inschakelen en blijft op het scherm totdat er een
parameterinstelling is gewijzigd. De wizard kan altijd
opnieuw worden opgestart via het snelmenu. Druk op [OK]
om de wizard te starten. Druk op [Back] om terug te keren
naar het statusscherm.
De optie Motorsetup in het snelmenu leidt de installateur door de vereiste motorparameters voor het instellen van deze
parameters.
LET OP
OVERBELASTINGSBEVEILIGING MOTOR
Thermische beveiliging van de motor wordt aanbevolen. Met name bij lage toerentallen is de koeling door de geïntegreerde motorventilator vaak niet voldoende.
Gebruik PTC of Klixon (zie hoofdstuk 4.6.2 Thermistoringang vanaf motor) of
•
schakel de thermische motorbeveiliging in door parameter 1-90 Therm. motorbeveiliging in te stellen op [4] ETR-
Snelle toegang tot het wijzigen van parameterinstellingen:
1.Om het snelmenu te activeren, drukt u herhaaldelijk op [Menu] totdat de indicator op het
display bij Quick Menu staat.
2.
Gebruik [▲] [▼] voor het selecteren van de wizard,
de setup van een regeling met terugkoppeling,
de motorsetup of de gemaakte wijzigingen, en
druk vervolgens op [OK].
55
3.
Gebruik [▲] [▼] om door de parameters in het
snelmenu te navigeren.
4.Druk op [OK] om een parameter te selecteren.
5.
Gebruik [▲] [▼] om de waarde van de geselecteerde parameter te wijzigen.
6.
Druk op [►] om naar het volgende cijfer te gaan
als u bezig bent om een decimale parameter te
wijzigen.
7.Druk op [OK] om de wijziging op te slaan.
8.Druk twee keer op [Back] om naar Status te gaan
of druk één keer op [Menu] om naar het
hoofdmenu te gaan.
Het hoofdmenu biedt toegang tot alle parameters:
1.Druk herhaaldelijk op [Menu] totdat de indicator
op het display zich bij Main Menu bevindt.
2.
Gebruik [▲] [▼] om door de parametergroepen te
navigeren.
3.Druk op [OK] om een parametergroep te
selecteren.
4.
Gebruik [▲] [▼] om door de parameters binnen
een bepaalde groep te navigeren.
5.Druk op [OK] om de parameter te selecteren.
6.
Gebruik [▲] [▼] om de waarde van de geselecteerde parameter in te stellen of te wijzigen.
Gemaakte wijzigingen:
1.Druk herhaaldelijk op [Menu] totdat de indicator
op het display bij Quick Menu staat.
2.
Gebruik [▲] [▼] om door de snelmenu's te
navigeren.
3.Druk op [OK] om Q5 Gemaakte wijz. te selecteren.
Gemaakte wijz. toont alle parameters die zijn
•
gewijzigd ten opzichte van de standaardinstelling.
De lijst toont alleen parameters die zijn gewijzigd
•
in de setup die momenteel wordt bewerkt.
Parameters die weer op de standaardwaarde zijn
•
ingesteld, worden niet vermeld.
5.4.5 Setup van thermistor
Stel parameter 1-90 Motor Thermal Protection in op [1]
Thermistorwaarsch. of [2] Thermistoruitsch. Zie de Program-
Onderhoud, diagnose en prob...Bedieningshandleiding
6 Onderhoud, diagnose en problemen verhelpen
6.1 Onderhoud
Bij normale bedrijfscondities en belastingproelen is de frequentieregelaar onderhoudsvrij gedurende zijn volledige
levensduur. Om uitval, gevaar en schade te voorkomen, moet u de frequentieregelaar regelmatig inspecteren; de frequentie
hiervan is afhankelijk van de bedrijfscondities. Vervang versleten of beschadigde onderdelen door originele reserveonderdelen of standaard onderdelen. Neem voor service en ondersteuning contact op met de Danfoss-leverancier in uw regio.
1.Lees de veiligheidswaarschuwingen in hoofdstuk 2 Veiligheid.
2.Onderbreek de netvoeding naar de frequentieregelaar.
3.Onderbreek een eventueel aanwezige externe DC-voeding naar de frequentieregelaar.
4.Koppel de frequentieregelaar los van de motor, aangezien deze spanning kan genereren als hij gaat draaien,
bijvoorbeeld door windmilling.
5.Wacht tot de DC-tussenkring ontladen is. Zie Tabel 2.1 voor de ontladingstijd.
6.Verwijder de frequentieregelaar van de motoradapterplaat of de wandmontageplaat.
6.2 Lijst met waarschuwingen en alarmen
6
6
Nummer
alarm/
waarschuw
ing
2Live-zerofoutXX
3Geen motorXEr is geen motor aangesloten op de frequentieregelaar.
4Faseverl. netv.XXX
7DC-overspann.XXDe DC-tussenkringspanning is hoger dan de limiet.
8DC-onderspann.XX
9Inverter overb.XXEen belasting van meer dan 100% gedurende een te lange tijd.
10Motor-ETR overXX
11Motorth. overXX
13OverstroomXXXPiekstroombegrenzing van de omvormer is overschreden.
14AardfoutXXXOntlading van de uitgangsfasen naar aarde.
16KortsluitingXXKortsluiting in de motor of op de motorklemmen.
17Stuurw. t-oXX
24Externe vent.XXDe externe ventilatoren werken niet vanwege defecte hardware of
Foutmelding
Waarschuwin
g
Alarm
Uitscha-
keling
met
blokkerin
g
Oorzaak van probleem
Het signaal op klem 53 of 54 is minder dan 50% van de ingestelde
waarde in:
Parameter 6-10 Terminal 53 Low Voltage.
•
Parameter 6-12 Terminal 53 Low Current.
•
Parameter 6-20 Terminal 54 Low Voltage.
•
Parameter 6-22 Terminal 54 Low Current.
•
Zie ook parametergroep 6-** Analoog In/Uit.
Ontbrekende fase aan voedingszijde of onbalans netspanning te hoog.
Controleer de voedingsspanning. Zie parameter 14-12 Function at MainsImbalance.
De DC-tussenkringspanning is lager dan de waarschuwingslimiet voor
lage spanning.
Motor is oververhit als gevolg van een belasting van meer dan 100%
gedurende een te lange tijd. Zie parameter 1-90 Motor ThermalProtection.
Thermistor of thermistoraansluiting is ontkoppeld. Zie
parameter 1-90 Motor Thermal Protection.
Geen communicatie met de frequentieregelaar. Zie parametergroep
8-0* Comm. en opties.
28RemtestXXRem gecontroleerd en defect gedetecteerd.
30Verlies U-faseXX
31Verlies V-faseXX
32Verlies W-faseXX
34VeldbusfoutX
35OptiefoutX
36NetstoringX
38Interne foutXXNeem contact op met de Danfoss-leverancier in uw regio.
40Overbel. T27X
41Overbel. T29X
44Aardfout DESATXX
46
47
51AMA U
52AMA lage InomXDe motorstroom is te laag. Controleer de instellingen.
53AMA gr. motorXDe motor is te groot om een AMA te kunnen uitvoeren.
54AMA kl. motorXDe motor is te klein om een AMA te kunnen uitvoeren.
55
56AMA onderbr.XAMA is onderbroken door de gebruiker.
Foutmelding
short
Brake chopper
Short Circuited
Spanningsfout
gate driver
Stuurspanningsfout
nom
AMA par. bereik
, I
nom
Waarschuwin
g
XXKortsluiting remweerstand: de remweerstand wordt bewaakt tijdens
XXRemchopperfout: de remtransistor is kortgesloten of de remfunctie is
XX
XXX24 V DC-voeding is mogelijk overbelast.
X
X
Alarm
Uitscha-
keling
met
blokkerin
g
Oorzaak van probleem
bedrijf. In geval van kortsluiting wordt de remfunctie uitgeschakeld en
wordt de waarschuwing weergegeven. Schakel de frequentieregelaar
uit en vervang de remweerstand.
uitgeschakeld. Bij kortsluiting wordt er een aanzienlijke hoeveelheid
energie aan de remweerstand afgegeven. Schakel de frequentieregelaar
uit om brand te voorkomen.
Motorfase U ontbreekt. Controleer de fase. Zie parameter 4-58 MissingMotor Phase Function.
Motorfase V ontbreekt. Controleer de fase. Zie parameter 4-58 MissingMotor Phase Function.
Motorfase W ontbreekt. Controleer de fase. Zie parameter 4-58 MissingMotor Phase Function.
De instelling van de motorspanning, de motorstroom en het
motorvermogen zijn waarschijnlijk fout. Controleer de instellingen.
De gevonden parameterinstellingen voor de motor vallen buiten het
toegestane bereik.
Probeer de AMA enkele keren opnieuw te starten, totdat de AMA is
voltooid.
LET OP
57AMA time-outX
Wanneer de AMA verschillende keren kort na elkaar wordt
uitgevoerd, kan de motor zo warm worden dat de
weerstanden Rs en Rr groter worden. In de meeste gevallen is
deze verhoogde weerstand echter niet kritiek.
58AMA internXXNeem contact op met de Danfoss-leverancier in uw regio.
59Stroombegr.XXDe stroom is hoger dan de waarde in parameter 4-18 Current Limit.
De externe vergrendeling is ingeschakeld. Om terug te keren naar
normaal bedrijf moet 24 V DC worden geschakeld op de klem die is
geprogrammeerd voor externe vergrendeling. Vervolgens moet er een
resetsignaal worden verstuurd. Reset via seriële communicatie, digitale
I/O of [Reset] op het LCP.
Onderhoud, diagnose en prob...Bedieningshandleiding
Nummer
alarm/
waarschuw
ing
63Mech. rem laagX
65Stuurkaarttemp.XXX
66
67OptiewijzigingX
69Temp. voed.krt.XXXDe temperatuursensor op de voedingskaart is te warm of te koud.
70Illeg. FC-congXXConguratiefout vermogensklasse op voedingskaart.
80Omv. geïnitial.XAlle parameterinstellingen worden ingesteld op de standaardwaarden.
87
88OptiedetectieXX
93Droge pompXX
94Einde curveXX
95Band defectXX
99Rotor geblokkX
101
126Motor draaitXHoge tegen-EMK-spanning. Stop de rotor van de PM-motor.
127Tegen-EMK te
200BrandmodusXDe brandmodus is ingeschakeld.
202Lim. brandmod.X
206
207
Foutmelding
Temperatuur
koellichaam
laag
Auto DCremmen
Flow-/drukgegevens
ontbreken
hoog
Geheugenmodule
Alarm
geheugenmodule
Waarschuwin
g
X
XDC-remmen wordt automatisch uitgevoerd door de frequentieregelaar.
XFlow-/drukgegevens ontbreken.
X
X
XX
Alarm
Uitscha-
keling
met
blokkerin
g
Oorzaak van probleem
De minimaal vereiste stroom voor het openen van de mechanische rem
is niet bereikt.
De gemeten temperatuur van het koellichaam is 0 °C. Dit resultaat kan
erop wijzen dat de temperatuursensor defect is. Vanwege dit defect
wordt het ventilatortoerental maximaal verhoogd om het
vermogensdeel of de stuurkaart af te koelen.
Het koppel is lager dan de ingestelde waarde voor het koppel bij
nullast, wat wijst op een defecte band. Zie parametergroep 22-6*Detectie band defect.
De frequentieregelaar heeft een situatie met geblokkeerde rotor
gedetecteerd. Zie parameter 30–22 Locked Rotor Protection enparameter 30–23 Locked Rotor Detection Time [s].
Tijdens de brandmodus zijn 1 of meer alarmen onderdrukt die de
garantie doen vervallen.
Neem de in Tabel 7.1 vermelde waarden voor vrije ruimte in acht om te zorgen voor voldoende luchtstroming voor de
frequentieomvormer.
Wanneer de luchtstroming dicht bij de frequentieomvormer wordt belemmerd, moet u zorgen voor adequate toevoer van
koele lucht naar en afvoer van warme lucht uit de eenheid.
[kW]
1)
[mm]
Vrije ruimte bij uiteinden
[mm]
Uiteinde koelven-
tilator
Behuizing
Afmetingen
behuizing
77
MH1
MH2
MH3
Tabel 7.1 Minimale vrije ruimte voor koeling
1) Vermogensklassen hebben betrekking op NO; zie hoofdstuk 7.2 Elektrische gegevens.
2) De vermelde IP- en Type-klasse zijn alleen van toepassing wanneer de FCP 106 is gemonteerd op een wandmontageplaat of op een motor met
de adapterplaat. Zorg dat de pakking tussen de adapterplaat en de motor een beschermingsklasse heeft die overeenkomt met de vereiste klasse
voor de combinatie van motor en frequentieomvormer. Bij gebruik als zelfstandige eenheid geldt een behuizingsklasse van IP 00 en Open Chassis.
Afmetingen behuizing Maximale diepte van gat in adapterplaat (A) [mm]Maximale hoogte van schroef boven adapterplaat (B)
MH130,5
MH240,5
MH33,50,5
Tabel 7.2 Informatie over schroeven voor bevestiging van de motoradapterplaat
Beschermingsklasse
FCP 106FCM 106
2)
IP 66/Type 4X
IP 66/Type 4X
IP 66/Type 4X
IP 55/Type 120,55-1,530100
2)
IP 55/Type 122,2-4,040100
2)
IP 55/Type 125,5-7,550100
Vermogen
3 x 380-480 VUiteinde motorens
1Adapterplaat
2Schroef
AMaximale diepte van gat in adapterplaat
BMaximale hoogte van schroef boven adapterplaat
Afbeelding 7.1 Schroeven voor bevestiging van de motoradapterplaat
Netvoeding (L1, L2, L3)
Voedingsspanning380-480 V ± 10%
Lage netspanning/uitval van de netvoeding:
Bij een lage netspanning of uitval van de netvoeding blijft de frequentieregelaar in bedrijf totdat de DC-tussenkring-
•
spanning daalt tot onder het minimale stopniveau. Dit niveau ligt gewoonlijk 15% onder de minimale nominale
voedingsspanning van de frequentieregelaar. Bij een netspanning van meer dan 10% onder de minimale nominale
netspanning van de frequentieregelaar zijn inschakeling en een volledig koppel waarschijnlijk niet mogelijk.
Voedingsfrequentie50/60 Hz
Maximale tijdelijke onbalans tussen netfasen3,0% van de nominale netspanning
Werkelijke arbeidsfactor (λ)≥ 0,9 nominaal bij nominale belasting
Verschuivingsfactor (cos φ)Dicht bij 1 (> 0,98)
Schakelen aan de voedingsingang L1, L2, L3 (inschakelingen)Maximaal 2 keer/min
Omgeving volgens EN 60664-1 en IEC 61800-5-1Overspanningscategorie III/verontreinigingsgraad 2
De eenheid is geschikt voor gebruik in een circuit dat maximaal
100.000 A
77
•
Zie Tabel 7.15 en Tabel 7.16 wanneer u circuitbreakers gebruikt als aftakcircuitbeveiliging.
•
symmetrisch en 480 V kan leveren, waarbij zekeringen worden gebruikt als aftakcircuitbeveiliging.
rms
7.4 Bescherming en functies
Bescherming en functies
Thermische motorbeveiliging tegen overbelasting.
•
Temperatuurbewaking van het koellichaam zorgt ervoor dat de frequentieregelaar wordt uitgeschakeld wanneer
•
een temperatuur van 90 °C ± 5 °C wordt bereikt. Een overtemperatuur kan pas worden gereset wanneer de
temperatuur van het koellichaam lager is dan 70 °C ± 5 °C. Deze temperatuur kan echter verschillen op basis van
vermogensklasse, behuizing en dergelijke. De autoreductiefunctie van de frequentieregelaar voorkomt dat het
koellichaam een temperatuur van 90 °C bereikt.
De motorklemmen U, V, W van de frequentieregelaar zijn beveiligd tegen aardfouten bij inschakeling en het
•
starten van de motor.
Als er een motorfase ontbreekt, wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld (trip) en wordt er een alarm
•
gegenereerd.
Als er een netfase ontbreekt, wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld (trip) of wordt er een waarschuwing
•
gegenereerd (afhankelijk van de belasting).
Bewaking van de DC-tussenkringspanning zorgt ervoor dat de frequentieregelaar wordt uitgeschakeld als de DC-
•
tussenkringspanning te laag of te hoog is.
De frequentieregelaar is beveiligd tegen aardfouten op de motorklemmen U, V en W.
•
Alle stuurklemmen en de relaisklemmen 01-03/04-06 voldoen aan de PELV-eisen (PELV – Protective Extra Low
•
Voltage). Dit geldt echter niet voor een driehoekschakeling boven 300 V en één zijde geaard.
7.5 Omgevingscondities
Omgeving
Beschermingsklasse behuizingIP 66/Type 4X
Beschermingsklasse behuizing FCP 106 tussen deksel en koellichaamIP 66/Type 4X
Beschermingsklasse behuizing FCP 106 tussen koellichaam en adapterplaatIP 66/Type 4X
Wandmontagekit voor FCP 106IP66
Stationaire trilling IEC 61800-5-1 Ed. 2 Cl. 5.2.6.4
Niet-stationaire trilling (IEC 60721-3-3 klasse 3M6)25,0 g
Relatieve luchtvochtigheid (IEC 60721-3-3; klasse 3K4 (niet-condenserend))5-95% tijdens bedrijf
Agressieve omgeving (IEC 60721-3-3) Klasse 3C3
Testmethode overeenkomstig IEC 60068-2-43H2S (10 dagen)
Omgevingstemperatuur40 °C (gemiddelde over 24 uur)
Minimale omgevingstemperatuur bij volledig bedrijf-10 °C
Minimale omgevingstemperatuur bij gereduceerd uitgangsvermogen-20 °C
Maximale omgevingstemperatuur bij gereduceerd uitgangsvermogen50 °C
Temperatuur tijdens opslag-25 tot +65 °C
Temperatuur tijdens transport-25 tot +70 °C
Maximumhoogte boven zeeniveau zonder reductie1000 m
Maximumhoogte boven zeeniveau met reductie3000 m
VeiligheidsnormenEN-IEC 60204-1, EN-IEC 61800-5-1, UL 508C
EMC-normen, emissieEN 61000-3-2, EN 61000-3-12, EN 55011, EN 61000-6-4
EMC-normen, immuniteitEN 61800-3, EN 61000-6-1/2
Energierendementsklasse, VLT® DriveMotor FCP 106
Energierendementsklasse, VLT® DriveMotor FCM 106IES
1) De vermelde IP- en Type-klasse zijn alleen van toepassing wanneer de FCP 106 is gemonteerd op een wandmontageplaat of
op een motor met de adapterplaat. Zorg dat de pakking tussen de adapterplaat en de motor een beschermingsklasse heeft die
overeenkomt met de vereiste klasse voor de combinatie van motor en frequentieregelaar. Bij gebruik als zelfstandige eenheid
geldt een behuizingsklasse van IP 00 en Open Chassis.
2) Bepaald overeenkomstig EN 50598-2 bij:
nominale belasting;
•
90% van de nominale frequentie;
•
fabrieksinstelling schakelfrequentie;
•
fabrieksinstelling schakelpatroon.
•
2)
IE2
77
Kabelspecicaties
7.6
Kabellengten en dwarsdoorsneden
Maximale lengte motorkabel voor wandmontagekit, afgeschermd/gewapend0,5 m
Maximale kabeldoorsnede naar motor, net voor MH1-MH3.4 mm²/11 AWG
Maximale dwarsdoorsnede DC-klemmen op behuizingstype MH1-MH34 mm²/11 AWG
Maximale kabeldoorsnede naar stuurklemmen, kabel met massieve kern2,5 mm²/13 AWG
Maximale kabeldoorsnede naar stuurklemmen, buigzame kabel2,5 mm²/13 AWG
Minimale kabeldoorsnede naar stuurklemmen0,05 mm²/30 AWG
Maximale dwarsdoorsnede naar thermistoringang (bij motorconnector)4 mm²/11 AWG
7.7 Stuuringang/-uitgang en stuurgegevens
Digitale ingangen
Programmeerbare digitale ingangen4
Klemnummer 18, 19, 27, 29
LogicaPNP of NPN
Spanningsniveau0-24 V DC
Spanningsniveau, logische 0 PNP< 5 V DC
Spanningsniveau, logische 1 PNP> 10 V DC
Spanningsniveau, logische 0 NPN> 19 V DC
Spanningsniveau, logische 1 NPN< 14 V DC
Maximale spanning op ingang28 V DC
Ingangsweerstand, R
Digitale ingang 29 als pulsingangMaximale frequentie 32 kHz (push-pull) & 5 kHz (open collector)
Ongeveer 10 kΩ
Maximale spanning20 V
Stroomniveau0/4-20 mA (schaalbaar)
Ingangsweerstand, R
i
< 500 Ω
Maximale stroom29 mA
Analoge uitgang
Aantal programmeerbare analoge uitgangen2
Klemnummer 42, 45
1)
Stroombereik bij analoge uitgang0/4-20 mA
Maximale belasting naar common bij analoge uitgang500 Ω
Maximale spanning bij analoge uitgang17 V
Nauwkeurigheid van analoge uitgangMaximale fout: 0,4% van volledige schaal
Resolutie op analoge uitgang10 bit
1) De klemmen 42 en 45 kunnen ook worden geprogrammeerd als digitale uitgangen.
Digitale uitgang
77
Aantal digitale uitgangen4
Klem 27 en 29
Klemnummer27, 29
1)
Spanningsniveau digitale uitgang0-24 V
Maximale uitgangsstroom (sink en source)40 mA
Klem 42 en 45
Klemnummer42, 45
2)
Spanningsniveau digitale uitgang17 V
Maximale uitgangsstroom bij digitale uitgang20 mA
Maximale belasting bij digitale uitgang1 kΩ
1) De klemmen 27 en 29 kunnen ook worden geprogrammeerd als ingangen.
2) De klemmen 42 en 45 kunnen ook worden geprogrammeerd als analoge uitgangen.
De digitale uitgangen zijn galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
Stuurkaart, RS485 seriële communicatie
Klemnummer 68 (P, TX+, RX+), 69 (N, TX-, RX-)
Klemnummer61 Gemeenschappelijk voor klem 68 en 69
Stuurkaart, 24 V DC-uitgang
Klemnummer 12
Maximale belasting80 mA
op 01-02/04-05 (NO) (resistieve belasting)250 V AC, 3 A
Maximale klembelasting (AC-15)1) op 01-02/04-05 (NO) (inductieve belasting bij cos φ 0,4)250 V AC, 0,2 A
Maximale klembelasting (DC-1)1) op 01-02/04-05 (NO) (resistieve belasting)30 V DC, 2 A
Maximale klembelasting (DC-13)1) op 01-02/04-05 (NO) (inductieve belasting)24 V DC, 0,1 A
Maximale klembelasting (AC-1)1) op 01-03/04-06 (NC) (resistieve belasting)250 V AC, 3 A
Maximale klembelasting (AC-15)1) op 01-03/04-06 (NC) (inductieve belasting bij cos φ 0,4)250 V AC, 0,2 A
Maximale klembelasting (DC-1)1) op
01-03/04-06 (NC) (resistieve belasting)
Maximale klembelasting op 01-03 (NC), 01-02 (NO) 24 V DC 10 mA, 24 V AC 20 mA
30 V DC, 2 A
Omgeving volgens EN 60664-1 Overspanningscategorie III/verontreinigingsgraad 2
Tabel 7.14 Schroeftypen voor interne schroeven frequentieregelaar
1) Vermogensklassen hebben betrekking op NO; zie hoofdstuk 7.2 Elektrische gegevens.
[kW (pk)]
3 x 380-480 VNetMotorDC
Vermogen
[kW (pk)]
3 x 380-480 VNetMotorDC
1)
1)
1,4 (12,4)
Platkop of
kruiskop
Krimp,
geen
aanhaalmoment
toegepast
Krimp
-aansluiting
1,4 (12,4)0,5 (4,4)3,0 (26,6)0,5 (4,4)0,9 (8,0)
-aansluiting
Platkop of
kruiskop
Aanhaalmoment
[Nm (in-lb)]
Stuur-
klemmen
Type
Stuur-
klemmen
Platkop of
kruiskop
AardeRelaisRFI-
schakelaar
AardeRelaisRFI-
T20,
platkop of
10 mm-inbus
Platkop
77
schakelaar
T20 of
platkop
Motorspecicaties FCM 106
7.9
Uitgangsvermogen van de motor (U, V, W)
Uitgangsspanning0-100% van de voedingsspanning
Uitgangsfrequentie, asynchrone motor0-200 Hz (VVC+), 0-400 Hz (U/f )
Uitgangsfrequentie, PM-motor0-390 Hz (VVC+ PM)
Schakelen aan de uitgangOnbeperkt
Aan- en uitlooptijden0,05-3600 s
Zorg voor een overbelastingsbeveiliging om oververhitting van de kabels in de installatie te voorkomen. Voer overstroombeveiliging altijd uit overeenkomstig de nationale en lokale voorschriften. De zekeringen moeten bescherming bieden in een
circuit dat maximaal 100.000 A
(symmetrisch) en 480 V kan leveren. Zie Tabel 7.15 en Tabel 7.16 voor het uitschakel-
rms
vermogen voor Danfoss voor CTI25M-circuitbreakers bij maximaal 480 V.
Wel/geen UL-conformiteit
Gebruik de in Tabel 7.15, Tabel 7.16 en Tabel 7.17 vermelde circuitbreakers of zekeringen om te voldoen aan UL 508C of IEC
61800-5-1.
LET OP
SCHADE AAN APPARATUUR
Bij een storing kan het negeren van de volgende beveiligingsaanbeveling leiden tot schade aan de frequentieregelaar
en andere apparatuur.
PLCProgrammeerbare logische besturing.
RS485Veldbusinterface overeenkomstig de EIA-422/485-
Waarschuwing Als de term buiten de context van veiligheids-
De beschermingsklasse is een gestandaardiseerde
specicatie voor elektrische apparatuur die de
bescherming tegen de indringing van vreemde
voorwerpen en water aangeeft (bijvoorbeeld: IP
20).
DI2: digitale ingang 2.
of gemeten waarde of conditie en de gespeci-ceerde of theoretisch juiste waarde of conditie.
Fabrieksinstellingen bij levering van het product.
regelaar weer in de bedrijfstoestand terug te
brengen nadat een gedetecteerde fout is
opgeheven door de oorzaak van de fout weg te
nemen. De fout is dan niet meer actief.
voor geheugenmodule.
worden gelezen en ingesteld (tot op zekere
hoogte).
met galvanische scheiding. Zie IEC 60364-4-41 of
IEC 60204-1 voor meer informatie.
busbeschrijving die seriële overdracht van
gegevens tussen meerdere apparaten mogelijk
maakt.
voorschriften wordt gebruikt, verwijst een
waarschuwing naar een potentieel probleem dat
door een bewakingsfunctie is gedetecteerd. Een
waarschuwing is geen fout en veroorzaakt geen
wijziging in de bedrijfsstatus.
Conventies
Genummerde lijsten geven procedures aan.
•
Lijsten met opsommingstekens geven andere
•
informatie en beschrijvingen van afbeeldingen
aan.
Danfoss kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor mogelijke fouten in catalogi, handboeken en andere documentatie. Danfoss behoudt zich het recht voor zijn producten zonder
voorafgaande kennisgeving te wijzigen. Dit geldt eveneens voor reeds bestelde producten, mits zulke wijzigingen aangebracht kunnen worden zonder dat veranderingen in reeds overeengekomen
specicaties noodzakelijk zijn. Alle in deze publicatie genoemde handelsmerken zijn eigendom van de respectievelijke bedrijven. Danfoss en het Danfoss-logo zijn handelsmerken van Danfoss A/S.
Alle rechten voorbehouden.