Danfoss FCD 302 Operating guide [nl]

ENGINEERING TOMORROW
Bedieningshandleiding
VLT® Decentral Drive FCD 302
vlt-drives.danfoss.com
Inhoud Bedieningshandleiding
Inhoud
1.1 Doel van de handleiding
1.2 Aanvullende informatiebronnen
1.3 Document- en softwareversie
1.4 Productoverzicht
1.5 Goedkeuringen en certiceringen
1.6 Symbolen en conventies
2 Veiligheid
2.1 Veiligheidssymbolen
2.2 Gekwaliceerd personeel
2.3 Veiligheidsmaatregelen
3 Mechanische installatie
3.1 Uitpakken
3.1.1 Geleverde artikelen 10
3.1.2 Productidenticatie 10
3.2 Montage
3
3
3
3
3
6
7
8
8
8
8
10
10
11
4 Elektrische installatie
4.1 Veiligheidsvoorschriften
4.2 EMC-correcte installatie
4.3 Aarding
4.4 Bedradingsschema
4.5 Positie van de klemmen
4.6 Klemtypen
4.7 Motoraansluiting
4.7.1 Meerdere motoren aansluiten 21
4.8 Aansluiting netvoeding
4.9 Aansluiting motor en netvoeding met serviceschakelaar
4.10 Stuurkabels
4.11 Remweerstand
4.12 Mechanische rem
4.13 Aansluiting sensoren/actuatoren op M12-bussen
4.14 Dipswitches
4.15 RS485 seriële communicatie
14
14
14
14
17
19
20
21
22
22
22
23
23
24
24
25
4.16 Safe Torque O (STO)
4.17 Installatiechecklist
5 Inbedrijfstelling
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 1
25
25
27
Inhoud
VLT® Decentral Drive FCD 302
5.1 Spanning inschakelen
5.2 Werking lokaal bedieningspaneel
5.2.1 Lay-out grasch lokaal bedieningspaneel 28
5.3 Basisprogrammering
5.4 Systeem opstarten
5.4.1 Test lokale bediening 31
5.4.2 Systeem opstarten 31
5.5 Tijdens bedrijf
5.5.1 Gegevens uploaden/downloaden naar/van het LCP 31
5.5.2 Parameterinstellingen wijzigen 31
5.5.3 Standaardinstellingen herstellen 32
6 Onderhoud, diagnose en problemen verhelpen
6.1 Inleiding
6.2 Onderhoud en service
6.2.1 Reiniging 33
6.3 Leds aan voorzijde
6.4 Statusmeldingen
27
28
29
30
31
33
33
33
33
34
6.5 Waarschuwings- en alarmtypen
6.6 Lijst met waarschuwingen en alarmen
7 Specicaties
7.1 Elektrische gegevens
7.2 Netvoeding
7.3 Uitgangsvermogen van de motor en motorgegevens
7.4 Omgevingscondities
7.5 Kabelspecicaties
7.6 Stuuringang/-uitgang en stuurgegevens
7.7 Zekeringen en circuitbreakers
8 Bijlage
8.1 Snelmenuparameters
8.2 Opbouw parametermenu
Trefwoordenregister
36
37
47
47
48
48
48
49
49
53
54
54
57
63
2 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
Inleiding Bedieningshandleiding
1 Inleiding
1.1 Doel van de handleiding
Deze bedieningshandleiding biedt informatie voor veilige installatie en inbedrijfstelling van de frequentieregelaar.
De bedieningshandleiding is bedoeld voor gebruik door gekwaliceerd personeel. Lees en volg de instructies op om de frequentieregelaar op veilige en professionele wijze te gebruiken. Let hierbij met name op de veiligheidsvoorschriften en algemene waarschuwingen. Bewaar deze bedieningshandleiding altijd in de buurt van de frequentieregelaar.
VLT® is een gedeponeerd handelsmerk.
1.2 Aanvullende informatiebronnen
Er zijn aanvullende documentatie en handleidingen beschikbaar.
De Programmeerhandleiding VLT® AutomationDrive
FC 301/302 gaat dieper in op het gebruik van parameters en bevat veel toepassingsvoor­beelden.
De VLT® Decentral Drive FCD 302 Design Guide
biedt gedetailleerde informatie over de mogelijkheden en functies voor het ontwerpen van motorregelsystemen.
Instructies voor gebruik met optionele
apparatuur.
Zie www.danfoss.com/BusinessAreas/DrivesSolutions/ Documentations/VLT+Technical+Documentation.htm.
Document- en softwareversie
1.3
Deze handleiding wordt regelmatig herzien en bijgewerkt. Alle suggesties voor verbetering zijn welkom. Tabel 1.1 toont de documentversie en de bijbehorende software­versie.
Versie Opmerkingen Softwareversie
MG04F5xx STO-functionaliteit is bijgewerkt. 7.5X
Tabel 1.1 Document- en softwareversie
Productoverzicht
1.4
1.4.1 Beoogd gebruik
De frequentieregelaar is een elektronische motorregelaar voor:
Het regelen van het motortoerental op basis van
terugkoppeling van het systeem of externe commando's vanaf externe regelaars. Een elektrische aandrijving bestaat uit de frequentie­regelaar, de motor en het door de motor aangedreven werktuig.
Bewaking van systeem- en motorstatus.
De frequentieregelaar kan ook worden gebruikt voor bescherming tegen overbelasting van de motor.
Afhankelijk van de conguratie kan de frequentieregelaar worden gebruikt in zelfstandige toepassingen of deel uitmaken van een omvangrijkere toepassing of installatie.
De VLT® Decentral Drive FCD 302 is ontworpen voor decentrale montage, bijvoorbeeld in de voedingsmiddelen­en drankenindustrie, of voor andere toepassingen voor materiaalbehandeling. De FCD 302 maakt het mogelijk om kosten te verlagen door de vermogenselektronica decentraal te plaatsen. Dan zijn er geen centrale panelen meer nodig, wat leidt tot een besparing van kosten, ruimte en arbeid voor installatie en bekabeling. Het basisontwerp met een elektronisch insteekdeel en een exibele en 'ruime' aansluitkast is onderhoudsvriendelijk. Elektronica is eenvoudig te verwijderen zonder dat opnieuw bedraden nodig is.
De FCD 302 is ontworpen volgens de EHEDG-richtlijnen en is geschikt voor installatie in omgevingen waar eenvoudige reiniging belangrijk is.
LET OP
Alleen frequentieregelaars die zijn gecongureerd voor gebruik met een hygiënische behuizing, FCD 302 P XXX T4 W69, worden geleverd met EHEDG-certicaat.
Installatieomgeving
De frequentieregelaar mag worden gebruikt in residentiële, industriële en commerciële omgevingen overeenkomstig lokale wetten en normen.
1 1
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 3
130BC379.10
3
1
4
6
5
9
10
7
2
8
Inleiding
VLT® Decentral Drive FCD 302
11
LET OP
In een woonomgeving kan dit product radiostoring veroorzaken. In dat geval kan het nodig zijn om aanvullende corrigerende maatregelen te treen.
Te voorzien onjuist gebruik
Gebruik de frequentieregelaar niet in toepassingen die niet voldoen aan de gespeciceerde bedrijfsomstandigheden en -omgevingen. Zorg dat wordt voldaan aan de in hoofdstuk 7 Specicaties gespeciceerde voorwaarden.
1.4.2 Opengewerkte tekeningen
1 Omvormerdeel 6 Installatiekast 2 Bevestigingsschroeven (4x, 1 in elke hoek) 7 Aansluiting voor display 3 Afdichtpakking 8 Toegang tot USB-poort 4 Kunststof afdekking omvormerdeel 9 Serviceschakelaar aan motorzijde (alternatief: schakelaar aan
netzijde of niet gemonteerd)
5 Aardingspen 10 Platte montagebeugel
Afbeelding 1.1 Opengewerkte tekening kleine eenheden
4 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
130BC380.10
1
6
5
9
10
2
3
4
7
8
11
Inleiding Bedieningshandleiding
1 1
1 Omvormerdeel 7 Aansluiting voor display 2 Bevestigingsschroeven (4x, 1 in elke hoek) 8 Toegang tot USB-poort 3 Afdichtpakking 9
Serviceschakelaar1) aan motorzijde (alternatief: schakelaar aan netzijde of
niet gemonteerd) 4 Kunststof afdekking omvormerdeel 10 Platte montagebeugel 5 Aardingspen 11
Circuitbreaker1) (optioneel) 6 Installatiekast
1) De eenheid kan worden uitgerust met een serviceschakelaar of een circuitbreaker, maar niet beide. De afbeelding toont een conguratie die in
de praktijk niet mogelijk is, en dient enkel om de positie van de diverse componenten aan te geven.
Afbeelding 1.2 Opengewerkte tekening grote eenheid
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 5
Inleiding
VLT® Decentral Drive FCD 302
11
1.4.3 Blokschema
Afbeelding 1.3 is een blokschema van de interne componenten van de frequentieregelaar.
Gebied Titel Functies
1 Netingang
2 Gelijkrichter
3 DC-bus
4 DC-spoelen
5 Condensatorbatterij
6 Omvormer
7 Uitgang naar motor
3-fasenetvoeding naar de frequentieregelaar. De gelijkrichterbrug zet de inkomende AC-spanning om naar DC-spanning die in de omvormer kan worden gebruikt. De DC-tussenkring verwerkt de DC-stroom.
Filteren de DC-tussenkring-
spanning.
Bieden beveiliging tegen
nettransiënten.
Beperken de RMS-stroom.
Verhogen de arbeidsfactor
naar het voedende net.
Beperken de harmonischen op
de AC-ingang.
Slaat de DC-spanning op.
Biedt tijdelijke bescherming
bij kortstondige netonder­breking.
De omvormer zet het DC-signaal om naar een geregelde pulsbreedtegemoduleerde AC­golfvorm voor een regelbaar variabel uitgangssignaal naar de motor. Geregeld 3-fase-uitgangs­vermogen naar de motor.
Gebied Titel Functies
Ingangsvermogen, interne
verwerking, uitgang en motorstroom worden bewaakt voor een eciënte werking en regeling.
8 Stuurcircuits
Afbeelding 1.3 Blokschema frequentieregelaar
De gebruikersinterface en
externe commando's worden bewaakt en uitgevoerd.
Biedt mogelijkheden voor
statusuitgang en -regeling.
1.5 Goedkeuringen en certiceringen
Tabel 1.2 Goedkeuringen en certiceringen
Er zijn meer goedkeuringen en certiceringen beschikbaar. Neem contact op met de lokale Danfoss-partner. Frequen­tieregelaars met behuizingsgrootte T7 (525-690 V) zijn alleen UL-gecerticeerd voor 525-600 V.
De frequentieregelaar voldoet aan de eisen van UL 508C ten aanzien van het behoud van het thermische geheugen. Zie de sectie Thermische motorbeveiliging in de productspe­cieke design guide voor meer informatie.
Zie ADN-conforme installatie in de productspecieke design guide voor conformiteit met het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN).
6 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
Inleiding Bedieningshandleiding
1.6 Symbolen en conventies
De volgende symbolen worden gebruikt in deze handleiding:
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot licht of matig letsel. Kan tevens worden gebruikt om te waarschuwen tegen onveilige werkprak­tijken.
LET OP
Geeft belangrijke informatie aan, waaronder situaties die kunnen leiden tot schade aan apparatuur of eigendommen.
In deze handleiding worden de volgende conventies gebruikt:
Genummerde lijsten geven procedures aan.
Lijsten met opsommingstekens geven andere
informatie en beschrijvingen van afbeeldingen aan.
Cursieve tekst geeft een van de volgende zaken
aan:
- Kruisverwijzing
- Koppeling
- Voetnoot
- Parameternaam
- Naam parametergroep
- Parameteroptie
Alle afmetingen op tekeningen zijn in mm (in).
1 1
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 7
Veiligheid
VLT® Decentral Drive FCD 302
2 Veiligheid
22
2.1 Veiligheidssymbolen
Veiligheidsmaatregelen
2.3
In dit document worden de volgende symbolen gebruikt:
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot licht of matig letsel. Kan tevens worden gebruikt om te waarschuwen tegen onveilige werkprak­tijken.
LET OP
Geeft belangrijke informatie aan, waaronder situaties die kunnen leiden tot schade aan apparatuur of eigendommen.
2.2 Gekwaliceerd personeel
Een probleemloze en veilige werking van de frequentiere­gelaar is alleen mogelijk als de frequentieregelaar op correcte en betrouwbare wijze wordt vervoerd, opgeslagen, geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden. Deze apparatuur mag uitsluitend worden geïnstalleerd en bediend door
gekwaliceerd personeel.
Gekwaliceerd personeel is gedenieerd als opgeleide
medewerkers die bevoegd zijn om apparatuur, systemen en circuits te installeren, in bedrijf te stellen en te onderhouden overeenkomstig relevante wetten en voorschriften. Het personeel moet tevens bekend zijn met de instructies en veiligheidsmaatregelen die in deze handleiding staan beschreven.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwali­ceerd personeel.
WAARSCHUWING
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op elk moment starten. Een onbedoelde start tijdens programmeer-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan apparatuur of eigendommen. De motor kan worden gestart door een externe schakelaar, een veldbus­commando, een ingangsreferentiesignaal vanaf het LCP of door het opheen van een foutconditie.
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
regelaar.
Druk op [O/Reset] op het LCP voordat u
parameters gaat programmeren.
Zorg dat de frequentieregelaar, motor en
eventuele door de motor aangedreven apparatuur volledig bedraad en gemonteerd zijn voordat u de frequentieregelaar aansluit op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing.
8 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
Veiligheid Bedieningshandleiding
WAARSCHUWING
ONTLADINGSTIJD
De frequentieregelaar bevat DC-tussenkringconden­satoren waarop spanning kan blijven staan, ook wanneer de frequentieregelaar niet van spanning wordt voorzien. Er kan hoge spanning aanwezig zijn, ook als de waarschuwingslampjes niet branden. Als u de aangegeven wachttijd na afschakeling niet in acht neemt voordat u onderhouds- of reparatiewerkzaamheden uitvoert, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
1. Stop de motor.
2. Schakel de netvoeding, permanentmagneet­motoren en externe DC-tussenkringvoedingen af, inclusief backupvoedingen, UPS-eenheden en DC-tussenkringaansluitingen naar andere frequentieregelaars.
3. Wacht tot de condensatoren volledig zijn ontladen voordat u onderhouds- of reparatie­werkzaamheden uitvoert. De vereiste ontladingstijd staat vermeld in Tabel 2.1.
Spanning [V] 4 7 15
Minimale wachttijd (minuten)
WAARSCHUWING
GEVAARLIJKE APPARATUUR
Het aanraken van draaiende assen en elektrische apparatuur kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door hiervoor opgeleid en gekwaliceerd personeel.
Zorg dat alle elektrische werkzaamheden
worden uitgevoerd overeenkomstig de nationale en lokale elektriciteitsvoorschriften.
Volg de procedures in deze handleiding.
WAARSCHUWING
ONBEDOELD DRAAIEN VAN DE MOTOR WINDMILLING
Het onbedoeld draaien van permanentmagneetmotoren wekt spanning op waardoor de eenheid kan worden geladen; dit kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of schade aan apparatuur.
Zorg dat permanentmagneetmotoren zijn
geblokkeerd om onbedoeld draaien te voorkomen.
2 2
200–240 0,25-3,7 kW
(0,34-5 pk)
380–500 0,25-7,5 kW
(0,34-10 pk)
525–600 0,75-7,5 kW
(1-10 pk)
525–690 1,5-7,5 kW
Tabel 2.1 Ontladingstijd
5,5-37 kW
(7,5-50 pk)
11-75 kW
(15-100 pk)
11-75 kW
(15-100 pk)
(2-10 pk)
(15-100 pk)
11-75 kW
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
De aardlekstroom bedraagt meer dan 3,5 mA. Een onjuiste aarding van de frequentieregelaar kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Zorg dat de apparatuur correct is geaard door
een erkende elektrisch installateur.
VOORZICHTIG
GEVAAR BIJ INTERNE FOUT
Een interne fout in de frequentieregelaar kan leiden tot ernstig letsel als de frequentieregelaar niet goed is gesloten.
Controleer voordat u de spanning inschakelt of
alle veiligheidsafdekkingen op hun plaats zitten en stevig zijn vastgezet.
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 9
130BF338.10
VLT®
MADE IN DENMARK
P/N: 131Z5118 S/N: 000000G000
1.5kW(400V) / 2.0HP(460V)
IN: 3x380-480V 50/60Hz, 3.7/3.1A
OUT: 3x0-Vin 0-590Hz, 4.1/3.4A
* 1 3 1
Z
5 1 1 8 0 0 0 0 0 0 G 0 0 0 *
Decentral Drive
www.danfoss.com
T/C: FCD302P1K5T4W66H1X1XMFCFXXXXA0BXXXXXXDX
1
2
4
5
6
7
3
IP66 Enclosure Tamb.
40
˚C/104 ˚F
Enclosure rating:
LISTED E134261 76X1 IND. CONT. EQ.
Type 4X Indoor Use Only
Danfoss A/S 6430 Nordborg Denmark
8
9
10
Mechanische installatie
3 Mechanische installatie
VLT® Decentral Drive FCD 302
3.1 Uitpakken
33
3.1.1 Geleverde artikelen
3.1.2 Productidenticatie
De verpakking bevat:
Accessoiretas, alleen geleverd als er een installa-
tiekast is besteld. Inhoud:
- 2 kabelklemmen
- Beugel voor motorkabels en belasting-
kabels
- Ophoogbeugel voor kabelklem
- Schroef 4 mm x 20 mm
- Schroefdraadvormend 3,5 mm x 8 mm
Bedieningshandleiding
Frequentieregelaar
Afhankelijk van de geïnstalleerde opties kunnen er 1 of 2 tassen en 1 of meer boekjes bijgevoegd zijn.
Procedure
1. Controleer of de geleverde artikelen en de informatie op het typeplaatje overeenkomen met de orderbevestiging.
2. Controleer de verpakking en frequentieregelaar op zichtbare schade die is veroorzaakt door een
1 Typecode 2 Bestelnummer 3 Serienummer 4 Vermogensklasse
Ingangsspanning, -frequentie en -stroom (bij lage/hoge
5
spanningen) Uitgangsspanning, -frequentie en -stroom (bij lage/hoge
6
spanningen) 7 IP-klasse 8 Maximale omgevingstemperatuur 9 Certiceringen
10 NEMA-behuizingstype
onjuiste behandeling tijdens het vervoer. Dien eventuele schadeclaims in bij de vervoerder.
Afbeelding 3.1 Typeplaatje product (voorbeeld)
Bewaar beschadigde onderdelen om de claim te onderbouwen.
LET OP
Verwijder het typeplaatje niet van de frequentieregelaar (verlies van garantie).
10 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
41 mm (1.61 in)
175 mm (6.88 in)
349.5 mm (13.75 in)
315 mm (12.4 in)
ON
WARNING
ALARM
Bus MS NS2NS1
331.5 mm (13.05 in)
280 mm (11.02 in)
178 mm (7 in)
6.5 mm (0.25 in)
80 mm
(3.14 in)
190 mm (7.48 in)
25 mm
(0.98 in)
Ø13 mm (0,51 in)
130BB712.10
200 mm (7.87 in)
1
2
3
4
80 mm
(3.14 in)
Mechanische installatie Bedieningshandleiding
3.2 Montage
LET OP
In omgevingen met vloeistofnevel, deeltjes of corrosieve gassen moet u ervoor zorgen dat de IP/Type-klasse overeenkomt met de installatieomgeving. Als niet aan de omgevingsvereisten wordt voldaan, kan dit de levensduur van de frequentieregelaar bekorten. Zorg dat wordt voldaan aan de vereisten ten aanzien van luchtvochtigheid, temperatuur en hoogte.
Trillingen en schokken
De frequentieregelaar voldoet aan de vereisten die gelden wanneer de eenheid is gemonteerd aan de wand of op de vloer van een productiehal of in panelen die met bouten aan de wand of de vloer zijn bevestigd.
Zie hoofdstuk 7.4 Omgevingscondities voor gedetailleerde
omgevingsspecicaties.
3.2.1 Aanbevolen gereedschap en apparatuur
Apparatuur Maat Beschrijving
Schroevendraaiers – – Inbus (hex) 8 Voor het bevestigen van
omvormerschroeven/ monteren van beugels
Platkop 0,4 x 2,5 Voor geveerde stuur- en
voedingsklemmen
Platkop/torx 1,0 x 5,5/TX20 Voor kabelklemmen in
Moersleutel 19, 24, 28 Voor blindpluggen LCP, bestel-
Lokaal bedieningspaneel nummer 130B1078 LCP-kabel, bestel-
Aansluitkabel voor lokaal nummer 130B5776
Tabel 3.1 Aanbevolen gereedschap en apparatuur
de installatiekast
bedieningspaneel
3.2.2 Mechanische afmetingen
3 3
Afbeelding 3.2 Kabeldoorvoeren en gatdiameter (kleine eenheden)
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 11
130BC381.10
431.5 mm (16.98 in)
380 mm (14.96 in)
178 mm (7 in)
201 mm (7.91 in)
32 mm (1.25 in)
415 mm (16.33 in)
186 mm (7.32 in)
449.5 mm (17.69 in)
6.5 mm (0.25 in)
190 mm (7.48 in)
80 mm
(3.14 in)
80 mm
(3.14 in)
Ø13 mm (0,51 in)
25 mm
(0.98 in)
130BC382.10
130BC383.10
Mechanische installatie
VLT® Decentral Drive FCD 302
3.2.3.1 Toegestane montageposities
33
Afbeelding 3.3 Kabeldoorvoeren en gatdiameter (grote eenheden)
Motorzijde 1 x M20, 1 x M25 Besturingszijde
Netzijde 2 x M25
Tabel 3.2 Mechanische afmetingen
1) Ook gebruikt voor 4 x M12/6 x M12 sensor/actuatoraansluitingen.
3.2.3 Montage
De VLT® Decentral Drive FCD 302 bestaat uit 2 delen:
De installatiekast
Het omvormerdeel
2 x M20, 9 x M16
1)
Zie hoofdstuk 1.4.2 Opengewerkte tekeningen.
Afbeelding 3.4 Toegestane montageposities – standaardtoe­passingen
Afbeelding 3.5 Toegestane montageposities – hygiënische toepassingen
12 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
130BB701.10
Mechanische installatie Bedieningshandleiding
3.2.3.2 De installatiekast monteren
VOORZICHTIG
ELEKTRISCH GEVAAR
Schakel de spanning naar de eenheid in dit stadium nog niet in, aangezien dat kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
VOORZICHTIG
SCHADE OF LICHAMELIJK LETSEL Het niet aanhalen van de 4 bevestigingsschroeven kan leiden tot lichamelijk letsel of materiële schade.
Verzeker u ervan dat de installatielocatie het
gewicht van de eenheid kan dragen.
Noodzakelijke voorwaarden:
Gebruik de gaten aan de achterzijde van de
installatiekast om de montagebeugels te bevestigen.
Gebruik de juiste bevestigingsschroeven of -
bouten.
Gebruik voor hygiënische uitvoeringen kabelpak-
kingen die geschikt zijn voor hygiënische toepassingen, zoals Rittal HD 2410.110/120/130.
1.
Monteer de VLT® Decentral Drive FCD 302 verticaal op een wand of machineframe. Zorg er bij hygiënische uitvoeringen voor dat van de behuizing af kunnen lopen en plaats de eenheid zo dat de kabelwartels zich onderaan bevinden.
vloeistoen
3 3
Afbeelding 3.6 FCD 302 als zelfstandige eenheid gemonteerd met montagebeugels
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 13
Elektrische installatie
4 Elektrische installatie
VLT® Decentral Drive FCD 302
4.1 Veiligheidsvoorschriften
Zie hoofdstuk 2 Veiligheid voor algemene veiligheidsin­structies.
44
WAARSCHUWING
GEÏNDUCEERDE SPANNING
Geïnduceerde spanning van de uitgangskabels van motoren die bij elkaar zijn geplaatst, kan de conden­satoren van de apparatuur opladen, ook wanneer de apparatuur is afgeschakeld en vergrendeld (lockout). Wanneer u de motorkabels niet van elkaar gescheiden houdt en ook geen afgeschermde kabels gebruikt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Houd uitgaande motorkabels van elkaar
gescheiden of
Gebruik afgeschermde kabels.
VOORZICHTIG
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOKKEN
De frequentieregelaar kan een DC-stroom veroorzaken in de beschermende geleider. Als de onderstaande aanbeveling niet wordt opgevolgd, biedt de RCD mogelijk niet de beoogde bescherming.
Bij gebruik van een reststroomapparaat (RCD)
als beveiliging tegen elektrische schokken mag aan de voedingszijde van dit product uitsluitend een RCD van type B worden gebruikt.
Overstroombeveiliging
Aanvullende beschermende apparatuur, zoals
kortsluitbeveiliging of thermische motorbevei­liging tussen de frequentieregelaar en de motor, is vereist voor toepassingen met meerdere motoren.
Ingangszekeringen zijn vereist om te voorzien in
kortsluitbeveiliging en overstroombeveiliging. Als deze zekeringen niet in de fabriek zijn aangebracht, moet de installateur deze plaatsen. Zie hoofdstuk 7.7 Zekeringen en circuitbreakers voor voorzekeringen die voldoen aan UL/cUL.
Draadtype en -specicaties
De volledige bedrading moet voldoen aan de
nationale en lokale voorschriften ten aanzien van dwarsdoorsneden en omgevingstemperatuur.
Aanbeveling voor voedingsdraden: koperdraad
dat bestand is tegen minimaal 75 °C (167 °F).
Zie hoofdstuk 7.1 Elektrische gegevens en hoofdstuk 7.5 Kabelspecicaties voor de aanbevolen draaddiktes en -typen.
4.2 EMC-correcte installatie
Voor een EMC-correcte installatie moet u de instructies in
hoofdstuk 4.3 Aarding, hoofdstuk 4.4 Bedradingsschema, hoofdstuk 4.7 Motoraansluiting en hoofdstuk 4.10 Stuurkabels opvolgen.
4.3 Aarding
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
De aardlekstroom bedraagt meer dan 3,5 mA. Een onjuiste aarding van de frequentieregelaar kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Zorg dat de apparatuur correct is geaard door
een erkende elektrisch installateur.
Voor elektrische veiligheid
Aard de frequentieregelaar overeenkomstig de
relevante normen en richtlijnen.
Gebruik een afzonderlijke aarddraad voor het
ingangsvermogen, het motorvermogen en de stuurkabels.
Aard de ene frequentieregelaar niet op de
andere, zoals in een ringnetwerk.
Houd de aarddraadverbindingen zo kort mogelijk.
Volg de bedradingsvereisten van de motorfa-
brikant op.
Minimale kabeldoorsnede: 10 mm² (7 AWG) (of 2
nominale aarddraden die afzonderlijk zijn aangesloten).
Voor een EMC-correcte installatie
Zorg voor elektrisch contact tussen de kabelaf-
scherming en de behuizing van de frequentieregelaar met behulp van metalen kabelwartels of de klemmen die op de apparatuur aanwezig zijn.
Gebruik sterk gevlochten draad (litzedraad, high-
strand wire) om snelle elektrische transiënten te beperken.
Gebruik geen pigtails.
14 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
130BC391.10
130BC403.10
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
LET OP
POTENTIAALVEREFFENING
Risico op snelle elektrische transiënten wanneer de aardpotentiaal van de frequentieregelaar niet overeenkomt met de aardpotentiaal van het regelsysteem. Installeer vereeningskabels tussen de systeemcomponenten. Aanbevolen kabeldoorsnede: 16 mm² (5 AWG).
VOORZICHTIG
AARDVERBINDING (PE)
De metalen pennen in de hoeken van het elektronische gedeelte en de gaten in de hoek van de installatiekast zijn essentieel voor de aardverbinding (PE). Verzeker u ervan dat deze niet losgeraakt, verwijderd of op enige wijze beschadigd zijn. Het vereiste aanhaalmoment is 3 Nm (26 in-lb). Zie Afbeelding 4.1.
Aarding van afgeschermde kabels
Er zijn aardklemmen aanwezig voor de motor- en stuurkabels (zie Afbeelding 4.2).
Afbeelding 4.1 Aardverbinding tussen de installatiekast en het elektronische gedeelte
LET OP
De externe aardklem is verkrijgbaar als accessoire (onderdeelnr. 130B5833).
4 4
Afbeelding 4.2 Aarding voor motor- en stuurkabels (kleine eenheden)
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 15
130BC390.10
Elektrische installatie
VLT® Decentral Drive FCD 302
44
Afbeelding 4.3 Aardklem voor motor- en stuurkabels (grote eenheden)
1. Verwijder voor een goede aarding het isolatiemateriaal met een striptang.
2. Zet de aardklem met behulp van de bijgeleverde schroeven vast aan het gestripte deel van de kabel.
3. Zet de aardkabel vast aan de aanwezige aardklem.
16 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
130BC384.10
3-phase power input
Mechanical brake
+10 V DC
-10 V DC­+10 V DC 0/4-20 mA
-10 V DC­+10 V DC 0/4-20 mA
91 (L1) 92 (L2) 93 (L3) 95 (PE)
122(MBR+)
123(MBR-)
50 (+10 V OUT)
53 (A IN)
54 (A IN)
55 (COM A IN)
12 (+24 V OUT)
13 (+24 V OUT)
18 (D IN)
19 (D IN)
20 (COM D IN)
27 (D IN/OUT)
29 (D IN/OUT)
24V
OV
32 (D IN)
33 (D IN)
37 (D IN)
S201
S202
ON/I=0-20mA OFF/U=0-10V
P 5-00
24 V (NPN) 0 V (PNP)
24 V (NPN) 0 V (PNP)
24 V (NPN) 0 V (PNP)
24 V (NPN) 0 V (PNP)
24 V (NPN) 0 V (PNP)
24 V (NPN) 0 V (PNP)
Switch mode
power supply
10 V DC
15 mA
24 V DC 600 mA
(U) 96
(U) 97 (W) 98 (PE) 99
Motor
Brake resistor
(R+) 82
(R-) 81
Relay1
Relay2
03
02
01
06
05
04
240 V AC, 2A
240 V AC, 2A
400 V AC, 2A
Analog output 0/4–20 mA
(COM A OUT) 39
(A OT) 42
ON=Terminated OFF=Open
S801
S801
GX
(N RS485) 69
(P RS485) 68
5V
RS485 Interface
(COM RS485) 61
(PNP) = Source (NPN) = Sink
RS485
ON
1 2
ON
1 2
ON
1 2
0 V
VCXA
PROFIBUS interface
GND1
GND1
RS485
66
63
62
67
GX
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
4.4 Bedradingsschema
4 4
Afbeelding 4.4 Eenvoudig bedradingsschema
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 17
130BC286.10
U 96 V 97 W 98
L1
L2
L3
L1 91 L2 92 L3 93
12
27
T1
T2
T3
NO
NC
NO
NC
L2
L3
PE
L1
41
33
5
3
1 2
4
6
34
42
1
2
L1
L2
L3
PE
U 96 V 97 W 98
L1 91 L2 92 L3 93
12
27
U
V
W
1 2
3 4
5
6
7 8
1
130BC287.10
Elektrische installatie
VLT® Decentral Drive FCD 302
44
1 Doorlusklemmen 2 Circuitbreaker
Afbeelding 4.5 Alleen voor grote eenheden: circuitbreaker en netschakelaar
1 Doorlusklemmen
Afbeelding 4.6 Alleen voor grote eenheden: serviceschakelaar aan netzijde, met doorlusklemmen
LET OP
EMC-STORINGEN
Gebruik afgeschermde kabels voor motorkabels en stuurkabels en afzonderlijke kabels voor ingangs­vermogen, motorkabels en stuurkabels. Als voedings-, motor- en stuurkabels niet van elkaar worden gescheiden, kan dit resulteren in een onbedoelde werking of verminderde prestaties. De afstand tussen voedings-, motor- en stuurkabels moet minimaal 200 mm (7,9 in) bedragen.
18 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
130BC385.10
123
4
5
6
7 8
9
10
11
13
13
13
12
L3/93
L1/91
L2/92
8182123
122
U/96
V/97W/98
R
G
V
N
P
B04
B03
B02 B01
B08
B01 B06
B05
B12
B11 B10 B09
12
18 19 27
29 32 33
12
12
12 12
12
12
13
20
20
20
20 20
20
20
20
20
39
50 54
5355
42
37
37
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
4.5 Positie van de klemmen
4 4
1 Digitale en analoge ingangen/uitgangen 8 USB-poort 2 Safe Torque O (STO), LCP-aansluiting, B-optie 9 Standaardbus/RS485 3 Relais 1 10 PROFIBUS 4 Relais 2 11 Ethernetpoort 5 Motor, mechanische rem, remweerstand 12 Ethernetpoort 6 Net 13 Veiligheidsaarde (PE) 7 24 V DC-backupingang
Afbeelding 4.7 Positie van de klemmen (kleine eenheden)
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 19
130BC386.10
1
2
3
4
5
13
7
8
9
10
13
6
13
11
12
L3/93 L1/91L2/92
8182123122U/96V/97W/98
R
G
V
N
P
B04
B03
B02 B01
B08
B01 B06
B05
B12
B11 B10 B09
12
18 19 27
29 32 33
12
12
12 12
12
12
13
20
20
20
20 20
20
20
20
20
39
50 54
5355
42
37
37
Elektrische installatie
VLT® Decentral Drive FCD 302
44
1 Digitale en analoge ingangen/uitgangen 8 USB-poort 2 Safe Torque O (STO), LCP-aansluiting, B-optie 9 Standaardbus/RS485 3 Relais 1 10 PROFIBUS 4 Relais 2 11 Ethernetpoort 5 Motor, mechanische rem, remweerstand 12 Ethernetpoort 6 Net 13 Veiligheidsaarde (PE) 7 24 V DC-backupingang
Afbeelding 4.8 Positie van de klemmen (grote eenheden)
De serviceschakelaar is optioneel bij zowel kleine als grote eenheden. In de afbeelding is de schakelaar gemonteerd aan de motorzijde. De schakelaar kan echter ook aan de
4. Verzeker u ervan dat de kabel stevig in het contact is geklemd. Loszittende kabels kunnen leiden tot apparatuurstoringen of letsel.
netzijde worden geplaatst of worden weggelaten.
Bij grote eenheden is de circuitbreaker optioneel. Grote eenheden kunnen worden uitgerust met een servicescha­kelaar of een circuitbreaker, maar niet beide. De in Afbeelding 4.8 getoonde conguratie is in de praktijk niet mogelijk en dient enkel om de positie van de diverse componenten aan te geven.
4.6 Klemtypen
Motor-, stuur- en netklemmen zijn geveerd (type Cage­clamp).
1. Open het contact door een kleine schroeven­draaier in de sleuf boven het contact te steken,
Afbeelding 4.9 De klemmen openen
zoals aangegeven in Afbeelding 4.9.
2. Steek de gestripte kabel in het contact.
3. Verwijder de schroevendraaier om de kabel vast te zetten in het contact.
20 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
130BB706.10
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
4.7 Motoraansluiting
WAARSCHUWING
GEÏNDUCEERDE SPANNING
Geïnduceerde spanning van de uitgangskabels van motoren die bij elkaar zijn geplaatst, kan de conden­satoren van de apparatuur opladen, ook wanneer de apparatuur is afgeschakeld en vergrendeld (lockout). Wanneer u de motorkabels niet van elkaar gescheiden houdt en ook geen afgeschermde kabels gebruikt, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
LET OP
OVERBELASTINGSBEVEILIGING MOTOR
Beveiliging tegen overbelasting van de motor maakt geen deel uit van de fabrieksinstellingen. Als deze functie vereist is, moet u parameter 1-90 Therm. motorbe- veiliging instellen op een van de uitschakelingsopties of een van de waarschuwingsopties. Zie de Programmeer-
handleiding VLT® AutomationDrive FC 301/302 voor meer informatie.
1. Sluit de motor aan op de klemmen 96, 97, 98.
2. Sluit aarde aan op de PE-klem.
3. Verzeker u ervan dat de afscherming van de motorkabel aan beide uiteinden (motor en frequentieregelaar) correct is geaard.
4. Zie hoofdstuk 7.1 Elektrische gegevens voor de juiste kabeldoorsnede.
4.7.1 Meerdere motoren aansluiten
Parallelle aansluiting van motoren
De frequentieregelaar kan een aantal parallel aangesloten motoren besturen. Het totale stroomverbruik van de motoren mag niet groter zijn dan de nominale uitgangs­stroom I
van de frequentieregelaar.
M,N
LET OP
Een installatie waarbij kabels worden
aangesloten op een gezamenlijke verbinding zoals aangegeven in Afbeelding 4.10 wordt alleen aanbevolen bij korte kabels (max. 10 m (32,8 ft).
Als motoren parallel zijn aangesloten, kan
parameter 1-29 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA) niet worden gebruikt.
LET OP
In systemen met parallel aangesloten motoren kan het elektronisch thermisch relais (ETR) van de frequentiere­gelaar niet worden gebruikt als motorbeveiliging voor de afzonderlijke motoren. Daarom zijn er extra motorbevei­ligingen nodig door middel van thermistoren in elke motor of aparte thermische relais. Circuitbreakers zijn niet geschikt als beveiliging.
4 4
Nummer
96 97 98 Motorspanning 0-100% van netspanning. U V W 3 draden uit motor. U1 V1 W1 W2 U2 V2 U1 V1 W1 6 draden uit motor, in ster aangesloten.
PE – – Aardverbinding.
Tabel 4.1 Klem 96, 97, 98
6 draden uit motor.
Sluit U2, V2, W2 afzonderlijk aan (optioneel klemmenblok).
LET OP
Monteer tussen de frequentieregelaar en de motor geen condensatoren die de arbeidsfactor corrigeren. Sluit geen starter of poolomschakelingsapparaat aan tussen de frequentieregelaar en de motor.
Afbeelding 4.10 Parallelle aansluiting van motoren
Als de motorvermogens sterk verschillen, kunnen er bij de start en bij lage toerentallen problemen optreden. Motoren met een laag nominaal motorvermogen hebben een relatief grote ohmse weerstand in de stator. Vanwege deze hoge weerstand is bij het opstarten en bij lage toeren­tallen een hoger vermogen vereist.
Om een dergelijk probleem te verhelpen:
verlaag de belasting tijdens het opstarten op de
motor met het laagste nominale motorvermogen;
congureer parallelle aansluitingen enkel tussen
motoren met vergelijkbare nominale motorver­mogens.
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 21
Elektrische installatie
VLT® Decentral Drive FCD 302
4.8 Aansluiting netvoeding
De draaddikte is afhankelijk van de ingangsstroom van de frequentieregelaar. Zie de maximale draaddikte in Tabel 7.1 in hoofdstuk 7 Specicaties.
Volg de nationale en lokale voorschriften ten aanzien van kabelgroottes op.
44
Procedure
1. Sluit de 3-fasige netvoedingskabels aan op klem L1, L2 en L3.
2. Afhankelijk van de conguratie van de apparatuur moet het ingangsvermogen worden aangesloten op de netklemmen dan wel op de netschakelaar.
3. Aard de kabel volgens de aardingsinstructies in hoofdstuk 4.3 Aarding.
4. Als de frequentieregelaar wordt gevoed via een geïsoleerde netbron (IT-net of zwevende driehoekschakeling) of TT/TN-S met één zijde geaard (geaarde driehoekschakeling), moet u parameter 14-50 RFI-lter instellen op Uit. Als de paramater op Uit is ingesteld, worden de interne RFI-condensatoren tussen het chassis en DC­tussenkring geïsoleerd om schade aan de tussenkring te voorkomen en de aardcapaciteits­stromen te beperken overeenkomstig IEC 61800-3.
Aansluiting motor en netvoeding met
4.9 serviceschakelaar
Afbeelding 4.11 Aansluiting motor en netvoeding met service­schakelaar
Nummer
91 92 93 Netspanning 3 x 380-480 V L1 L2 L3 – PE Aardverbinding
Tabel 4.2 Klem 91, 92 en 93
Stuurkabels
4.10
WAARSCHUWING
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op elk moment starten. Een onbedoelde start tijdens programmeer-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan apparatuur of eigendommen. De motor kan worden gestart door een externe schakelaar, een veldbus­commando, een ingangsreferentiesignaal vanaf het LCP of door het opheen van een foutconditie.
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
regelaar.
Druk op [O/Reset] op het LCP voordat u
parameters gaat programmeren.
Zorg dat de frequentieregelaar, motor en
eventuele door de motor aangedreven apparatuur volledig bedraad en gemonteerd zijn voordat u de frequentieregelaar aansluit op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing.
22 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
Het wordt aanbevolen om stuurkabels te
gebruiken voor een nominale spanning van 600 V.
Isoleer stuurkabels van hoogvermogencompo-
nenten in de frequentieregelaar.
Als de frequentieregelaar in verband met PELV-
isolatie is aangesloten op een thermistor, moet u ervoor zorgen dat de stuurkabels versterkt/ dubbel geïsoleerd zijn.
Klemnummer Functie
01, 02, 03 Uitgang relais 1. Te gebruiken voor AC- en DC-
spanning en resistieve of inductieve belastingen.
04, 05, 06 Uitgang relais 2. Te gebruiken voor AC- en DC-
spanning en resistieve of inductieve belastingen.
12, 13 Digitale 24 V DC-voedingsspanning. Te
gebruiken voor digitale ingangen en externe transductoren. Om de 24 V DC als common voor de digitale ingangen te gebruiken, stelt u parameter 5-00 Dig. I/O-modus in op PNP­werking.
18, 19, 32, 33 Digitale ingangen. In parameter 5-00 Dig. I/O-
modus te selecteren voor NPN- of PNP-werking. De standaardinstelling is PNP.
27, 29 Digitale in- of uitgangen. Te programmeren als
in- of uitgang. De in-/uitgangsfunctie is te selecteren via parameter 5-01 Klem 27 modus voor klem 27 en via parameter 5-02 Klem 29 modus voor klem 29. De standaardinstelling is ingang.
35 Common (-) voor externe 24 V-stuurbackup-
voeding. Optioneel. 36 Externe +24 V-stuurbackupvoeding. Optioneel. 37 Safe Torque O. Zie hoofdstuk 4.16 Safe Torque
O (STO) voor meer informatie. 20 Common voor digitale ingangen. Om de klem
als common voor de digitale ingang te
gebruiken, stelt u parameter 5-00 Dig. I/O-modus
in voor NPN-werking. 39 Common voor analoge uitgang. 42 Analoge uitgang. Voor diverse functies te
programmeren via parametergroep 6-5* Anal.
uitgang 1. Het analoge signaal is 0-20 mA of
4-20 mA bij maximaal 500 Ω. 50 Analoge 10 V DC-voedingsspanning. Een signaal
van maximaal 15 mA wordt gebruikt voor een
potentiometer of thermistor. 53, 54 Analoge ingang. Te selecteren voor spanning (0
tot ± 10 V) of stroom (0/4 tot ± 20 mA).
Gesloten is voor stroom en geopend is voor
spanning. De schakelaars bevinden zich op de
stuurkaart van de frequentieregelaar. Zie
hoofdstuk 4.14 Dipswitches. 55 Common voor analoge ingangen.
Klemnummer Functie
61 Common voor seriële communicatie (RS485-
interface). Zie hoofdstuk 4.3 Aarding
68 (+), 69 (-) RS485-interface. Wanneer de frequentieregelaar
op een RS485-bus voor seriële communicatie is aangesloten, kan een aanwezige schakelaar op de stuurkaart worden gebruikt als afsluit­weerstand. Stel de schakelaar in op AAN voor afsluiting of op UIT voor geen afsluiting.
62 RxD/TxD –P (rode kabel) voor PROFIBUS. Zie de
VLT® PROFIBUS DP MCA 101 Installation Guide
voor meer informatie. 63 RxD/TxD –N (groene kabel) voor PROFIBUS. 66 0 V voor PROFIBUS. 67 +5 V voor PROFIBUS. B01-B12 B-optie. Zie specieke publicaties voor meer
informatie. G, R, V, N, P Aansluiting voor LCP.
Tabel 4.3 Beschrijving klemmen
4.11 Remweerstand
Nummer Functie
81 (optionele functie) R- Remweerstandklemmen 82 (optionele functie) R+
Tabel 4.4 Remweerstandklemmen
De aansluitkabel naar de remweerstand moet afgeschermd/gewapend zijn. Sluit de afscherming met behulp van kabelklemmen aan op de metalen kast van de frequentieregelaar en op de metalen behuizing van de remweerstand.
Pas de doorsnede van de bekabeling voor de remweerstand aan het remkoppel aan.
Mechanische rem
4.12
Nummer Functie
122 (optionele functie) 123 (optionele functie)
Tabel 4.5 Klemmen mechanische rem
Bij hef-/dalingtoepassingen moet een elektromecha­nische rem bediend kunnen worden:
MBR+ Mechanische rem
UDC = 0,45 x netspanning (rms-
MBR-
waarde)
Maximale stroom = 0,8 A
De rem wordt bestuurd met behulp van de speciale mechanische rembesturing/voedings­klemmen 122 en 123.
Selecteer [32] Mech. rembesturing in parame- tergroep 5-4* Relais, [1] Array, relais 2 voor toepassingen met een elektromechanische rem.
4 4
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 23
130BC389.10
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
LCP
RL2
RL1
33
USB
3219
FB2 FB1
18
1
2
3
4
1
2
3
4
130BB708.10
1
2
4
3
5
Elektrische installatie
De rem wordt vrijgegeven als de motorstroom
VLT® Decentral Drive FCD 302
hoger is dan de in parameter 2-20 Stroom bij vrijgave rem ingestelde waarde.
De rem wordt ingeschakeld wanneer de uitgangs-
frequentie lager is dan de in
parameter 2-21 Snelheid remactivering [TPM] of parameter 2-22 Snelheid activering rem [Hz]
ingestelde waarde. De rem wordt alleen ingeschakeld wanneer de frequentieregelaar een
44
stopcommando uitvoert.
Wanneer de frequentieregelaar in de alarmmodus of een overspanningssituatie terechtkomt, wordt de mechanische rem onmiddellijk ingeschakeld. Zie de Programmeerhand-
Afbeelding 4.12 Aansluiting sensoren/actuatoren op M12­bussen
leiding VLT® AutomationDrive FC 301/302 voor meer informatie.
4.14 Dipswitches
LET OP
Stel de analoge ingangsklemmen 53 en 54 in als
Wanneer de mechanische rembesturing/voedings­klemmen 122 en 123 worden ingesteld via parametergroep 5-4* Relais, [1] Array, relais 2, is er slechts 1 relaisuitgang (relais 1) beschikbaar om vrij te worden geprogrammeerd.
4.13 Aansluiting sensoren/actuatoren op M12-bussen
Pen Draadkleur Klem Functie
1 Bruin 12 +24 V 3 Blauw 20 0 V 4 Zwart 18, 19, 32,33 Digitale
ingang
ingangssignalen van het type spanning (0-10 V) of stroom (0-20 mA).
Stel de schakelaars S201 (klem 53) en S202 (klem
54) in voor het gewenste signaaltype. AAN is voor stroom, UIT is voor spanning.
Klem 53 is standaard ingesteld voor een
snelheidsreferentie in een regeling zonder terugkoppeling.
Klem 54 is standaard ingesteld voor een
terugkoppelingssignaal in een regeling met terugkoppeling.
Tabel 4.6 4 x M12-aansluitingang
Pen Draadkleur Klem Functie
1 Bruin Gereserve
erd
Gereserveerd
1)
3 Blauw 20 0 V 4 Zwart 02, 05 NO (24 V)
Tabel 4.7 2 x M12-aansluituitgang
1) Bij gebruik van gereserveerde draden voor optie. Als deze niet
worden gebruikt, kunnen ze worden afgeknipt.
1 S201 – klem 53 2 S202 – klem 54 3 S801 – standaardbusafsluiting 4 PROFIBUS-afsluiting
24 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
5 Veldbusadres
Afbeelding 4.13 Positie van dipswitches
61
68
69
+
130BB489.10
RS485
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
LET OP
Schakelaar 4 en 5 gelden alleen voor eenheden met veldbusopties.
4.16
Om de STO-functie te kunnen gebruiken, is aanvullende bedrading voor de frequentieregelaar vereist. Zie VLT
Zie de VLT® PROFIBUS DP MCA 101 Programming Guide voor meer informatie.
4.15 RS485 seriële communicatie
Sluit de RS485-kabel voor seriële communicatie aan op klem (+)68 en (-)69.
Gebruik afgeschermde kabels voor seriële
Frequency Converters - Safe Torque O Operating Instructions
voor meer informatie.
4.17 Installatiechecklist
Voordat u de installatie van de eenheid voltooit, moet u eerst de volledige installatie inspecteren zoals aangegeven in Tabel 4.8. Vink de items af wanneer ze voltooid zijn.
communicatie (aanbevolen).
Zie hoofdstuk 4.3 Aarding voor de juiste aarding.
Afbeelding 4.14 Bedradingsschema voor seriële communicatie
Voor een basisconguratie van de seriële communicatie stelt u de volgende gegevens in:
1. Type protocol in parameter 8-30 Protocol.
2. Adres frequentieregelaar in parameter 8-31 Adres.
3. Baudsnelheid in parameter 8-32 Baudsnelheid.
In de frequentieregelaar zijn twee communicatieproto­collen geïntegreerd.
Danfoss FC
Modbus RTU
De functies kunnen op afstand worden geprogrammeerd met behulp van de protocolsoftware en de RS485­aansluiting of via parametergroep 8-** Comm. en opties.
Door het selecteren van een speciek communicatie­protocol worden diverse standaard parameterinstellingen automatisch aangepast aan de specicaties voor het
betreende protocol. Daarnaast worden aanvullende, protocolspecieke parameters beschikbaar gemaakt.
Voor andere communicatieprotocollen zijn optiekaarten voor de frequentieregelaar beschikbaar. Zie de optiekaart­documentatie voor installatie- en bedieningsinstructies.
Safe Torque O (STO)
Inspecteren Beschrijving
Hulpappa­ratuur
Bekabeling Zorg dat de kabels voor het ingangs-
Stuurkabels
EMC­aspecten
Omgevings­aspecten
Kijk of er hulpapparatuur,
schakelaars, werkschakelaars of ingangszekeringen/circuitbreakers aanwezig zijn aan de voedende zijde van de frequentieregelaar of in de uitgang naar de motor. Controleer of ze bedrijfsklaar zijn en in alle opzichten bij vol toerental kunnen werken.
Controleer de functie en installatie
van sensoren die worden gebruikt voor terugkoppeling naar de frequentieregelaar.
Verwijder arbeidsfactorcorrigerende
condensatoren van de motor(en), indien aanwezig.
vermogen, de motorkabels en de stuurkabels van elkaar zijn gescheiden of in 3 afzonderlijke metalen kabelgoten zijn geplaatst om hoogfre­quente ruis tegen te gaan.
Controleer op gebroken of
beschadigde kabels en aanslui­tingen.
Controleer de spanningsbron van
de signalen, waar nodig.
Het gebruik van afgeschermde
kabels of kabels met gedraaide paren wordt aanbevolen. Verzeker u ervan dat de afscherming aan beide uiteinden correct is aangesloten.
Controleer op een juiste installatie met betrekking tot elektromagnetische compatibiliteit. Zie het label op de apparatuur voor de maximale omgevingstemperatuur. De temperatuur mag niet hoger zijn dan 40 °C (104 °F). De luchtvochtigheid moet 5-95% zonder condensvorming zijn.
®
4 4
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 25
Elektrische installatie
VLT® Decentral Drive FCD 302
Inspecteren Beschrijving
Vrije ruimte voor koeling
Zekeringen en circuitbreakers
44
Bedrading voor in- en uitgangs­vermogen
Schakelaars Verzeker u ervan dat alle schakelaars en
Aarding Voor de apparatuur is een specieke
Installatiekast en elektronisch gedeelte
Kabelwartels en blindpluggen
Trilling Zorg dat de apparatuur niet wordt
Boven en onder de eenheden moet voldoende vrije ruimte zijn om te zorgen voor een goede luchtkoeling. Controleer of alle zekeringen stevig zijn bevestigd en bedrijfsklaar zijn en of alle circuitbreakers open staan. Controleer op het gebruik van de juiste zekeringen en circuitbreakers.
Controleer op loszittende aanslui-
tingen.
Controleer op het gebruik van de
juiste zekeringen en circuitbreakers.
werkschakelaars in de juiste stand staan.
aardkabel vanaf het chassis naar de gebouwaarde vereist. Controleer op goede aardverbindingen die stevig vastzitten en vrij van oxidatie zijn. Verzeker u ervan dat de installatiekast en het elektronische gedeelte goed zijn gesloten. Controleer of alle 4 bevesti­gingsschroeven zijn vastgezet met het juiste aanhaalmoment. Verzeker u ervan dat de kabelwartels en blindpluggen correct zijn vastgezet om de juiste beschermingsklasse voor de behuizing te waarborgen. Indringend vocht en/of overmatig stof in de frequentieregelaar kunnen leiden tot suboptimale prestaties of schade.
blootgesteld aan een hoog trillings­niveau. Monteer het paneel stevig of gebruik trillingsdempers waar nodig.
4.18.1 Het omvormerdeel installeren
De pakking tussen de 2 delen samendrukken:
1. Haal de 4 bevestigingsschroeven aan met 2,8-3,0 Nm (24-26 in-lb).
2. Haal de 4 schroeven kruislings aan.
3. Haal de 2 aardingspennen aan met 3,0 Nm (26 in­lb).
Tabel 4.8 Opstartchecklist
VOORZICHTIG
POTENTIEEL GEVAAR BIJ INTERNE FOUT Er bestaat een kans op lichamelijk letsel als de frequen­tieregelaar niet goed is gesloten.
Controleer vóór u de spanning inschakelt of alle
veiligheidsafdekkingen op hun plaats zitten en stevig zijn vastgezet.
26 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
Inbedrijfstelling Bedieningshandleiding
5 Inbedrijfstelling
5.1 Spanning inschakelen
WAARSCHUWING
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op elk moment starten. Een onbedoelde start tijdens programmeer-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan apparatuur of eigendommen. De motor kan worden gestart door een externe schakelaar, een veldbus­commando, een ingangsreferentiesignaal vanaf het LCP of door het opheen van een foutconditie.
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
regelaar.
Druk op [O/Reset] op het LCP voordat u
parameters gaat programmeren.
Zorg dat de frequentieregelaar, motor en
eventuele door de motor aangedreven apparatuur volledig bedraad en gemonteerd zijn voordat u de frequentieregelaar aansluit op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing.
Zie hoofdstuk 2 Veiligheid voor algemene veiligheidsin­structies.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op de netvoeding. Als installatie, opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwali­ceerd personeel.
4. Verzeker u ervan dat er geen spanning staat op de ingangsklemmen L1 (91), L2 (92) en L3 (93), fase naar fase en fase naar aarde.
5. Verzeker u ervan dat er geen spanning staat op de uitgangsklemmen 96 (U), 97 (V) en 98 (W), fase naar fase en fase naar aarde.
6. Controleer de elektrische geleiding door de motor door de ohmwaarden te meten op U-V (96-97), V-W (97-98) en W-U (98-96).
7. Controleer op een juiste aarding van de frequen­tieregelaar en de motor.
8. Inspecteer de frequentieregelaar op losse klemaansluitingen.
9. Controleer of de voedingsspanning overeenkomt met de spanning van de frequentieregelaar en de motor.
Schakel de spanning naar de frequentieregelaar in door de onderstaande stappen uit te voeren.
1. Verzeker u ervan dat de ingangsspanning is gebalanceerd binnen een marge van 3%. Als dit niet het geval is, moet u de onbalans van de ingangsspanning corrigeren voor u verdergaat. Herhaal de procedure na de spanningscorrectie.
2. Zorg dat de bedrading van eventuele optionele apparatuur geschikt is voor de installatietoe­passing.
3. Zorg dat alle bedieningselementen in de UIT­stand staan. Paneeldeuren moeten zijn gesloten en afdekkingen moeten stevig zijn vastgezet.
4. Schakel de spanning naar de eenheid in. Start de frequentieregelaar nog niet. Wanneer de eenheid is uitgerust met een hoofdschakelaar, moet u deze in de AAN-stand zetten om de spanning naar de frequentieregelaar in te schakelen.
5 5
Voordat u de spanning inschakelt:
1. Sluit de afdekking goed.
2. Controleer of alle kabelwartels stevig zijn vastgezet.
3. Verzeker u ervan dat het ingangsvermogen naar de eenheid is afgeschakeld en vergrendeld (lockout). Vertrouw niet op de lastscheiders van de frequentieregelaar voor isolatie van het ingangsvermogen.
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 27
130BD598.10
Auto
On
Reset
Hand
On
O
Status
Quick Menu
Main
Menu
Alarm
Log
Back
Cancel
Info
OK
Status
1(1)
36.4 kW
Auto Remote Ramping
0.000
On
Alarm
Warn.
A
7.83 A
799 RPM
B
C
D
53.2 %
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18 19 20 21
Inbedrijfstelling
VLT® Decentral Drive FCD 302
5.2 Werking lokaal bedieningspaneel
Het lokale bedieningspaneel (LCP) is het gecombineerde display en toetsenbord aan de voorzijde van de eenheid.
Het LCP biedt diverse gebruikersfuncties:
Starten, stoppen en het regelen van het toerental
tijdens lokale bediening
Uitlezen van bedrijfsgegevens, status, waarschu-
wingen en aanmaningen tot voorzichtigheid.
Programmeren van functies van de frequentiere-
55
gelaar.
Handmatige reset na een fout, wanneer de
automatische reset niet actief is.
LET OP
Installeer MCT 10 setupsoftware voor inbedrijfstelling via een pc. De software kan worden gedownload (basisversie) of worden besteld (geavanceerde versie, bestelnummer 130B1000). Ga voor meer informatie en downloads naar www.danfoss.com/BusinessAreas/Drives-
Solutions/Software+MCT10/MCT10+Downloads.htm.
LET OP
Tijdens het opstarten wordt op het LCP de melding INITIALISATIE weergegeven. Wanneer deze melding niet meer wordt weergegeven, is de frequentieregelaar gereed voor bedrijf. Door het toevoegen of verwijderen van opties kan het opstarten langer duren.
5.2.1 Lay-out grasch lokaal bedieningspaneel
De functies van het grasche lokale bedieningspaneel (GLCP) zijn onderverdeeld in 4 groepen (zie Afbeelding 5.1).
A. Display
B. Menutoetsen.
C. Navigatietoetsen en indicatielampjes.
D. Bedieningstoetsen en reset
Afbeelding 5.1 GLCP
A. Display
Het display wordt geactiveerd wanneer de frequentiere­gelaar spanning krijgt van de netvoeding, een DC­aansluitklem of een externe 24 V DC-voeding.
De informatie die op het LCP wordt weergegeven, kan voor de gebruikerstoepassing worden aangepast. Selecteer de opties via [Quick Menu], Q3-13 Displayinstellingen.
Display Parameter Standaardinstelling
1 Parameter 0-20 Displayre
gel 1.1 klein
2 Parameter 0-21 Displayre
gel 1.2 klein
3 Parameter 0-22 Displayre
gel 1.3 klein
4 Parameter 0-23 Displayre
gel 2 groot
5 Parameter 0-24 Displayre
gel 3 groot
[1617] Snelh. [RPM]
[1614] Motorstroom
[1610] Verm. [kW]
[1613] Frequentie
[1602] Referentie %
28 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
Tabel 5.1 Legenda bij Afbeelding 5.1, display
Inbedrijfstelling Bedieningshandleiding
B. Menutoetsen
Menutoetsen dienen om toegang te krijgen tot de parametersetup, te schakelen tussen statusdisplaymodi tijdens normaal bedrijf en om foutloggegevens weer te geven.
Toets Functie
6 Status Geeft bedrijfsgegevens weer. 7 Quick Menu Geeft toegang tot de parameters voor het
programmeren van de eerste setup en biedt uitgebreide toepassingsinstructies.
8 Main Menu Biedt toegang tot alle programmeerbare
parameters.
9 Alarm Log Toont een overzicht van de actieve
waarschuwingen, de laatste 10 alarmen en de onderhoudslog.
Tabel 5.2 Legenda bij Afbeelding 5.1, menutoetsen
C. Navigatietoetsen en indicatielampjes (leds)
Navigatietoetsen worden gebruikt voor het programmeren van functies en het verplaatsen van de displaycursor. De navigatietoetsen dienen tevens om het motortoerental te regelen in de lokale bediening. In deze zone bevinden zich ook 3 statusindicatielampjes voor de frequentieregelaar.
Toets Functie
10 Back Brengt u terug naar de vorige stap of lijst in
de menustructuur.
11 Cancel Annuleert uw laatste wijziging of commando,
zolang de displaymodus niet is gewijzigd.
12 Info Druk hierop om een beschrijving van de
geselecteerde functie weer te geven.
13 Navigatie-
toetsen
14 OK Hiermee kunt u toegang krijgen tot parame-
Tabel 5.3 Legenda bij Afbeelding 5.1, navigatietoetsen
Indicator Kleur Functie
15 On Groen Het On-lampje gaat branden
16 Warn. Geel Wanneer er een waarschuwings-
17 Alarm Rood Wanneer er een foutconditie
Druk op de navigatietoetsen om naar andere opties in het menu te gaan.
tergroepen of een selectie bevestigen.
wanneer de frequentieregelaar spanning van de netvoeding, een DC-aansluitklem of een externe 24 V-voeding krijgt.
conditie optreedt, gaat het gele Warn.-lampje branden en verschijnt er een tekst op het display om het probleem aan te geven.
optreedt, gaat het rode Alarm­lampje knipperen en verschijnt er een alarmmelding op het display.
D. Bedieningstoetsen en reset
De bedieningstoetsen bevinden zich onder aan het LCP.
Toets Functie
18 [Hand On] Start de frequentieregelaar in de lokale
bediening.
Een extern stopsignaal via een
stuuringang of seriële communicatie onderdrukt de lokale handmodus.
19 O Stopt de motor maar onderbreekt de
voeding naar de frequentieregelaar niet.
20 [Auto On] Zet het systeem in de externe
bedieningsmodus.
Reageert op een extern startcommando
via stuurklemmen of seriële communicatie.
21 Reset Hiermee kunt u de frequentieregelaar
handmatig resetten nadat u een fout hebt opgeheven.
Tabel 5.5 Legenda bij Afbeelding 5.1, bedieningstoetsen en reset
LET OP
U kunt het displaycontrast aanpassen door [Status] ingedrukt te houden en op [▲]/[▼] te drukken.
5.3 Basisprogrammering
Voor de beste prestaties is een basisprogrammering van de frequentieregelaar nodig voordat de eenheid in bedrijf wordt gesteld. Deze basisprogrammering heeft betrekking op het invoeren van de gegevens van het motortype­plaatje van de aangesloten motor en het minimale en maximale motortoerental. Volg onderstaande procedure voor het invoeren van deze gegevens. Zie hoofdstuk 5.2 Werking lokaal bedieningspaneel voor uitgebreide instructies over het invoeren van gegevens via het LCP. Voer de gegevens in terwijl de spanning is INGESCHAKELD, maar voordat de frequentieregelaar in bedrijf wordt gesteld.
1. Druk op [Quick Menu] op het LCP.
2. Gebruik de navigatietoetsen om naar parame- tergroep Q2 Snelle setup te gaan en druk op [OK].
5 5
Tabel 5.4 Legenda bij Afbeelding 5.1, indicatielampjes (leds)
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 29
130BC394.10
Q1 My Personal Menu
Q2 Quick Setup
Q3 Function Setups
Q5 Changes Made
13.7% 0.75A 1 (1)
Quick Menus
Inbedrijfstelling
VLT® Decentral Drive FCD 302
insch. wordt aanbevolen. Zie hoofdstuk 5.4 Systeem opstarten voor
meer informatie.
5c Parameter 3-02 Minimumreferentie. Stel
het minimale toerental van de motoras in
5d Parameter 3-03 Max. referentie. Stel het
maximale toerental van de motoras in
5e Parameter 3-41 Ramp 1 aanlooptijd. Stel
de aanlooptijd in voor het synchroon­motortoerental, ns.
55
Afbeelding 5.2 Parametergroep Q2 Snelle setup
5f Parameter 3-42 Ramp 1 uitlooptijd. Stel
de uitlooptijd in voor het synchroonmo-
3. Selecteer de gewenste taal en druk op [OK].
4. Voer vervolgens de motorgegevens in
parameter 1-20 Motorverm. [kW]/ parameter 1-21 Motorverm. [PK] tot en met parameter 1-25 Nom. motorsnelheid in. Deze
informatie is te vinden op het motortypeplaatje. Het volledige snelmenu is te zien in Parameterin-
stellingen voor Internationaal/Noord-Amerika.
4a Parameter 1-20 Motorverm. [kW]
4b Parameter 1-21 Motorverm. [PK]
4c Parameter 1-22 Motorspanning
4d Parameter 1-23 Motorfrequentie
Zie hoofdstuk 8.1 Snelmenuparameters voor meer informatie.
5.4 Systeem opstarten
Automatische aanpassing motorgegevens (AMA) is een testprocedure waarbij de elektrische kenmerken van de motor worden gemeten. De AMA-procedure optimaliseert de compatibiliteit tussen de frequentieregelaar en de motor. De frequentieregelaar stelt een wiskundig model van de motor op voor het regelen van de uitgangsstroom
tortoerental, ns.
5g Parameter 3-13 Referentieplaats. Stel de
gewenste referentieplaats in.
van de motor. Tijdens de procedure wordt tevens de
4e Parameter 1-24 Motorstroom
4f Parameter 1-25 Nom. motorsnelheid
ingangsfasebalans van het elektrisch vermogen getest en worden de motorgegevens vergeleken met de in parameter 1-20 tot 1-25 ingevoerde gegevens. Voer deze procedure uit bij het opstarten. De motor gaat hierbij niet draaien en de motor wordt ook niet beschadigd. Voor het beste resultaat moet de procedure worden uitgevoerd met een koude motor.
Afbeelding 5.3 Motorsetup
5. Vervolg setup voor parameters snelmenu:
5a Parameter 5-12 Klem 27 digitale ingang.
Als de klem standaard is ingesteld op Vrijloop geïnv., is het mogelijk om deze instelling te wijzigen in Niet in bedrijf.
5b Parameter 1-29 Autom. aanpassing
30 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
motorgeg. (AMA). Stel de gewenste AMA­functie in. De instelling Volledige AMA
Om een AMA uit te voeren
1. Programmeer de gegevens van het motortype­plaatje in de frequentieregelaar zoals aangegeven in hoofdstuk 5.3 Basisprogrammering.
2. Sluit klem 37 aan op klem 13.
3. Sluit klem 27 aan op klem 12 of stel
parameter 5-12 Klem 27 digitale ingang in op [0] Niet in bedrijf.
4. Activeer parameter 1-29 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA).
5. Selecteer een volledige AMA of een beperkte AMA.
6. Druk op [OK]. Op het display verschijnt Druk op [Hand On] om AMA te starten.
7. Druk op [Hand On]. Een balkje geeft de voortgang van de AMA aan.
Inbedrijfstelling Bedieningshandleiding
AMA onderbreken tijdens de procedure
Druk op [O] – de frequentieregelaar komt in de alarmmodus terecht en op het display wordt aangegeven dat de AMA is beëindigd.
AMA voltooid
1. Het display toont de melding Druk op [OK] om AMA te voltooien.
2. Druk op [OK] om de AMA-procedure te verlaten.
AMA mislukt
1. De frequentieregelaar komt terecht in de alarmmodus. In hoofdstuk 6.6 Lijst met waarschu- wingen en alarmen vindt u een beschrijving van het alarm.
2. Rapportwaarde in de [Alarm Log] toont de laatste meting die door de AMA is uitgevoerd voordat de frequentieregelaar in de alarmmodus terechtkwam. Aan de hand van dit nummer en de beschrijving van het alarm kunt u het probleem verhelpen. Vergeet niet om het nummer en de beschrijving van het alarm te vermelden als u contact opneemt met Danfoss voor assistentie.
LET OP
Het mislukken van een AMA wordt vaak veroorzaakt door:
verkeerd ingevoerde gegevens van het motorty-
peplaatje;
een te groot verschil tussen het vermogen van
de motor en het vermogen van de frequentiere­gelaar.
5.4.1 Test lokale bediening
1. Druk op [Hand On] om de frequentieregelaar te voorzien van een lokaal startcommando.
2.
Laat de frequentieregelaar versnellen door via [▲] naar vol toerental te gaan. Door de cursor links van het decimaalteken te plaatsen, kunt u wijzigingen sneller invoeren.
3. Let op eventuele problemen bij het versnellen.
4. Druk op [O]. Let op eventuele problemen bij het vertragen.
Raadpleeg hoofdstuk 6 Onderhoud, diagnose en problemen verhelpen als er problemen met versnellen of vertragen optreden. Zie hoofdstuk 6.6 Lijst met waarschuwingen en alarmen voor informatie over het resetten van de frequen­tieregelaar na een uitschakeling (trip).
5.4.2 Systeem opstarten
Voor de procedure in deze sectie is het noodzakelijk dat de bedrading en de toepassingsspecieke programmering zijn voltooid. Het wordt aanbevolen om de volgende procedure uit te voeren nadat de toepassingssetup is voltooid.
1. Druk op [Auto On].
2. Schakel een extern startcommando in.
3. Pas de snelheidsreferentie aan voor het volledige toerentalbereik.
4. Schakel het externe startcommando uit.
5. Controleer het geluids- en trillingsniveau van de motor om u ervan te verzekeren dat het systeem naar behoren werkt.
Raadpleeg hoofdstuk 6.5 Waarschuwings- en alarmtypen of hoofdstuk 6.6 Lijst met waarschuwingen en alarmen als er waarschuwingen of alarmen worden gegenereerd.
5.5 Tijdens bedrijf
5.5.1 Gegevens uploaden/downloaden naar/van het LCP
1. Druk op [O] om de motor te stoppen voordat u gegevens uploadt of downloadt.
2. Druk op [Main Menu], selecteer parameter 0-50 LCP kopiëren en druk op [OK].
3. Selecteer [1] Alles naar LCP om gegevens naar het LCP te uploaden of selecteer [2] Alles vanaf LCP om gegevens vanaf het LCP te downloaden.
4. Druk op [OK]. Een voortgangsbalkje geeft het verloop van het upload- of downloadproces weer.
5. Druk op [Hand On] of [Auto On] om terug te keren naar normaal bedrijf.
5.5.2 Parameterinstellingen wijzigen
Parameterinstellingen kunnen worden geopend en gewijzigd via het snelmenu of het hoofdmenu Het snelmenu geeft slechts toegang tot een beperkt aantal parameters.
1. Druk op [Quick Menu] of [Main Menu] op het LCP.
2.
Druk op [▲] [▼] om door de parametergroepen te navigeren, druk op [OK] om een parametergroep te selecteren.
3.
Druk op [▲] [▼] om door de parameters te navigeren, druk op [OK] om een parameter te selecteren.
4.
Druk op [▲] [▼] om de waarde van de geselec­teerde parameter te wijzigen.
5 5
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 31
Inbedrijfstelling
VLT® Decentral Drive FCD 302
5.
Druk op [] [] om naar het vorige of volgende cijfer te gaan wanneer u bezig bent om een decimale parameter te wijzigen.
6. Druk op [OK] om de wijziging op te slaan.
7. Druk twee keer op [Back] om naar Status te gaan of druk één keer op [Main Menu] om naar het hoofdmenu te gaan.
Wijzigingen weergeven
Via [Quick Menu], Q5 Gemaakte wijz. kunt u alle parameter­instellingen zien die afwijken van de standaardinstellingen.
De lijst toont alleen parameters die zijn gewijzigd
55
in de huidige, te bewerken setup.
Parameters die weer op de standaardwaarde zijn
ingesteld, worden niet vermeld.
De melding Leeg geeft aan dat geen van de
parameters is gewijzigd.
5.5.3 Standaardinstellingen herstellen
LET OP
Kans op verlies van programmering, motorgegevens, lokalisatie en bewakingsgegevens bij herstellen van de standaardinstellingen. Voorafgaand aan initialisatie kunt u een backup creëren door de gegevens te uploaden naar het LCP.
Tijdens het opstarten worden de standaard parameterin­stellingen hersteld. Hierdoor kan het opstarten iets langer duren dan normaal.
6. Alarm 80, Omv. geïnitial. wordt weergegeven.
7. Druk op [Reset] om terug te keren naar de normale bedieningsmodus.
Procedure voor handmatige initialisatie
1. Onderbreek de voeding naar de eenheid en wacht tot het display is uitgeschakeld.
2. Houd [Status], [Main Menu] en [OK] gelijktijdig ingedrukt terwijl u de spanning naar de eenheid inschakelt (ongeveer 5 s of totdat u een klikgeluid hoort en de ventilator start).
Tijdens het opstarten worden de fabrieksinstellingen hersteld. Hierdoor kan het opstarten iets langer duren dan normaal.
Bij een handmatige initialisatie worden de volgende gegevens van de frequentieregelaar niet gereset:
Parameter 15-00 Bedrijfsuren.
Parameter 15-03 Inschakelingen.
Parameter 15-04 x Overtemp.
Parameter 15-05 x Overspann.
Het herstellen van de standaard parameterinstellingen is mogelijk door de frequentieregelaar te initialiseren. De initialisatie kan via parameter 14-22 Bedrijfsmodus worden uitgevoerd (aanbevolen) of handmatig.
Bij initialisatie via parameter 14-22 Bedrijfsmodus
worden frequentieregelaargegevens zoals draaiuren, instellingen voor seriële communicatie, instellingen voor het persoonlijk menu, foutlog, alarmlog en andere bewakingsfuncties niet gewijzigd.
Bij een handmatige initialisatie worden alle
motor-, programmeer-, lokalisatie- en bewakings­gegevens gewist en worden de fabrieksinstellingen hersteld.
Aanbevolen initialisatieprocedure via
parameter 14-22 Bedrijfsmodus
1. Druk twee keer op [Main Menu] om toegang te krijgen tot de parameters.
2. Ga naar parameter 14-22 Bedrijfsmodus en druk op [OK].
3. Ga naar [2] Initialisatie en druk op [OK].
4. Onderbreek de voeding naar de eenheid en wacht tot het display is uitgeschakeld.
5. Schakel de spanning naar de eenheid in.
32 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
130BB710.10
AlarmON
Bus MS NS1 NS2
Warning
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
6 Onderhoud, diagnose en problemen verhelpen
6.1 Inleiding
Dit hoofdstuk bevat het volgende:
Richtlijnen voor onderhoud en service
Statusmeldingen
Waarschuwingen en alarmen
Verhelpen van eenvoudige problemen
6.2 Onderhoud en service
Bij normale bedrijfscondities en belastingproelen is de frequentieregelaar onderhoudsvrij gedurende zijn volledige levensduur. Om uitval, gevaar en schade te voorkomen, moet u de frequentieregelaar regelmatig inspecteren; de frequentie hiervan is afhankelijk van de bedrijfscondities. Vervang versleten of beschadigde onderdelen door originele reserveonderdelen of standaard onderdelen. Neem voor service en ondersteuning contact op met de Danfoss-leverancier in uw regio.
WAARSCHUWING
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op elk moment starten. Een onbedoelde start tijdens programmeer-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan apparatuur of eigendommen. De motor kan worden gestart door een externe schakelaar, een veldbus­commando, een ingangsreferentiesignaal vanaf het LCP of LOP, via externe bediening met MCT 10 setupsoftware of door het opheen van een foutconditie.
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
Druk op [O/Reset] op het LCP voordat u
parameters gaat programmeren.
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
regelaar.
Zorg dat de frequentieregelaar, motor en
eventuele door de motor aangedreven apparatuur volledig bedraad en gemonteerd zijn voordat u de frequentieregelaar aansluit op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing.
6.2.1 Reiniging
De behuizing (IP 66/NEMA type 4x binnen) biedt bescherming tegen vuil en indringend water. De behuizing is geschikt voor reinigingsmethoden en oplosmiddelen die in de voedingsmiddelen- en drankenindustrie worden gebruikt. Gebruik de concentratie oplosmiddel die wordt aanbevolen door de fabrikant. Vermijd hogedrukreiniging met warm water op zeer korte afstand of gedurende lange
tijd, aangezien de pakkingen en labels hierdoor kunnen beschadigen.
Apparatuur die elektrische componenten bevat, mag niet als huishoudelijk afval worden afgevoerd. Voer dergelijke apparatuur apart af volgens de geldende lokale voorschriften.
6.3 Leds aan voorzijde
Er zijn 6 leds die de actuele status van de eenheid aangeven. De betekenis van deze leds wordt beschreven in Tabel 6.1.
Afbeelding 6.1 Leds aan voorzijde
Naam Kleur Status Indicatie
ON Groen Aan De frequentieregelaar
ontvangt spanning van de netvoeding of een externe 24 V-voeding.
Uit Geen spanning van de
netvoeding of een externe 24 V-voeding.
Warning Geel Aan Er is een waarschuwingssi-
tuatie aanwezig.
Uit Er is geen waarschuwing
actief.
Alarm Rood Knippert Er is een alarm actief.
Uit Er is geen alarm Bus MS Alleen van toepassing Bus NS1 Busnetwerkstatus 1 Bus NS2 Busnetwerkstatus 2
Tabel 6.1 Ledstatus
als een optionele veldbus aanwezig is. Zie de VLT® Automati-
onDrive FC 302
PROFIBUS Converter Operating Instructions,
VLT® Ethernet/IP MCA
121 Installation Guide en VLT® PROFINET
MCA 120 Installation Guide voor meer
informatie.
Busmodulestatus
6
6
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 33
Status
799RPM 7.83A 36.4kW
0.000
53.2%
1(1)
Auto Hand O
Remote Local
Ramping Stop Running Jogging . . . Stand-by
130BB037.11
1
2
3
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® Decentral Drive FCD 302
6
6.4 Statusmeldingen
Wanneer de frequentieregelaar in de statusmodus staat, worden automatisch statusmeldingen gegenereerd en op de onderste regel van het display weergegeven (zie Afbeelding 6.2).
1 Bedieningsmodus (zie Tabel 6.2) 2 Referentieplaats (zie Tabel 6.3) 3 Bedrijfsstatus (zie Tabel 6.4)
Afbeelding 6.2 Statusdisplay
Tabel 6.2 tot Tabel 6.4 beschrijven de statusmeldingen op het display.
O De frequentieregelaar reageert niet op
stuursignalen totdat op [Auto On] of [Hand On] wordt gedrukt.
Auto On De frequentieregelaar wordt bestuurd via
stuurklemmen en/of seriële communicatie.
Hand On Bedien de frequentieregelaar met de naviga-
tietoetsen op het LCP. De lokale bediening wordt onderdrukt door stopcommando's, reset, omkering, DC-rem en andere signalen die op de stuurklemmen worden toegepast.
Tabel 6.2 Bedieningsmodus
Extern De snelheidsreferentie wordt gegeven via
externe signalen, seriële communicatie of interne digitale referenties.
Lokaal De frequentieregelaar wordt bestuurd via
[Hand On] of referentiewaarden vanaf het LCP.
AC-rem [2] AC-rem is geselecteerd in
parameter 2-10 Remfunctie. De AC-rem zorgt voor overmagnetisering van de motor om zo
een gecontroleerde vertraging te realiseren. AMA klaar OK AMA werd met succes voltooid. AMA gereed AMA is klaar om te starten. Druk op [Hand
On] om te starten. AMA actief Het AMA-proces is bezig. Remmen De remchopper is actief. Gegenereerde
energie wordt geabsorbeerd door de
remweerstand. Max. remmen De remchopper is actief. De in
parameter 2-12 Begrenzing remvermogen (kW)
ingestelde vermogensbegrenzing voor de
remweerstand is bereikt. Vrijloop
Gecontr. uitloop [1] Gecontr. uitloop is geselecteerd in
Stroom hoog De uitgangsstroom van de frequentieregelaar
Stroom laag De uitgangsstroom van de frequentieregelaar
DC-houd [1] DC-houd is geselecteerd in
[2] Vrijloop geïnv. is geselecteerd als functie
voor een digitale ingang (parametergroep 5-1* Digitale ingangen). De bijbehorende
klem is niet aangesloten.
Vrijloop is geactiveerd via seriële
communicatie.
parameter 14-10 Netstoring.
De netspanning is lager dan de waarde die
voor een netfout is ingesteld in parameter 14-11 Netspanning bij netfout.
De frequentieregelaar laat de motor
uitlopen met behulp van gecontroleerd terugregelen.
is hoger dan de in
parameter 4-51 Waarschuwing stroom hoog
ingestelde begrenzing.
is hoger dan de in
parameter 4-52 Waarschuwing snelheid laag
ingestelde begrenzing.
parameter 1-80 Functie bij stop en er is een
stopcommando actief. De motor wordt
gehouden door een DC-stroom zoals gede-
nieerd in parameter 2-00 DC-houd/
voorverw.stroom.
Tabel 6.3 Referentieplaats
34 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
DC-stop De motor wordt gehouden door een DC-
stroom (parameter 2-01 DC-remstroom) gedurende een bepaalde tijd (parameter 2-02 DC-remtijd).
De in parameter 2-03 Inschakelsnelh. DC-rem
[tpm] ingestelde waarde is bereikt en er is een stopcommando actief.
[5] DC-rem geïnv. is geselecteerd als functie
voor een digitale ingang (parametergroep 5-1* Digitale ingangen). De bijbehorende
klem is niet actief.
De DC-rem is geactiveerd via seriële
communicatie.
Terugk. hoog De som van alle actieve terugkoppelingen is
hoger dan de in parameter 4-57 Waarsch: terugk. hoog ingestelde terugkoppelingsbe­grenzing.
Terugk. laag De som van alle actieve terugkoppelingen is
lager dan de in parameter 4-56 Waarsch: terugk. laag ingestelde terugkoppelingsbe­grenzing.
Uitgang vasth. De externe referentie voor het vasthouden van
het huidige toerental is actief.
[20] Uitgang vasth. is geselecteerd als
functie voor een digitale ingang (parame­tergroep 5-1* Digitale ingangen). De
bijbehorende klem is actief. Het regelen van het toerental is enkel mogelijk via de klemopties [21] Snelh. omh. en [22] Snelh. omlaag.
Het vasthouden van de uitgang is
geactiveerd via seriële communicatie.
Verzoek vasth. Er is een commando gegeven om de uitgang
vast te houden, maar de motor zal niet starten voordat er een startvoorwaardesignaal is ontvangen.
Ref. vasthouden [19] Ref. vasthouden is geselecteerd als functie
voor een digitale ingang (parametergroep 5-1* Digitale ingangen). De bijbehorende klem is actief. De frequentieregelaar slaat de actuele referentie op. Het wijzigen van de referentie is nu uitsluitend mogelijk via de klemopties [21] Snelh. omh. en [22] Snelh. omlaag.
Jog-verzoek Er is een jog-commando gegeven, maar de
motor blijft stopgezet totdat er via een digitale ingang een startvoorwaardesignaal wordt ontvangen.
Jogging De motor loopt zoals is ingesteld in
parameter 3-19 Jog-snelh. [TPM].
[14] Jog is geselecteerd als functie voor
een digitale ingang (parametergroep 5-1* Digitale ingangen). De bijbehorende klem
(bijv. klem 29) is actief.
De jogfunctie is geactiveerd via seriële
communicatie.
De jogfunctie is geselecteerd als reactie
voor een bewakingsfunctie (bijv. Geen signaal). De bewakingsfunctie is actief.
Motorcontrole parameter 1-80 Functie bij stop is ingesteld op
[2] Motorcontrole. Er is een stopcommando
actief. Om te controleren of er een motor op
de frequentieregelaar is aangesloten, wordt er
een permanente teststroom toegevoerd naar
de motor. OVC-besturing Overspanningsreg. is geactiveerd via
parameter 2-17 Overspanningsreg., [2] Ingesch.
De aangesloten motor voorziet de frequentie-
regelaar van generatieve energie. De
overspanningsregeling past de V-Hz-
verhouding aan om de motor gecontroleerd te
laten lopen en om uitschakeling (trip) van de
frequentieregelaar te voorkomen. Vermog. Uit (Geldt enkel voor frequentieregelaars met een
externe 24 V-voeding.)
De netvoeding naar de frequentieregelaar is
onderbroken en de stuurkaart wordt gevoed
via de externe 24 V. Besch.modus Beschermingsmodus is actief. De eenheid
heeft een kritieke situatie gedetecteerd
(overstroom of overspanning).
Om een uitschakeling (trip) te voorkomen,
is de schakelfrequentie verlaagd naar 4 kHz.
Waar mogelijk wordt de bescher-
mingsmodus na circa 10 seconden beëindigd.
De beschermingsmodus kan worden
beperkt via parameter 14-26 Uitschakelver­traging bij inverterfout.
Qstop De motor decelereert op basis van
parameter 3-81 Snelle stop ramp-tijd.
[4] Snelle stop geïnv. is geselecteerd als
functie voor een digitale ingang (parame­tergroep 5-1* Digitale ingangen). De
bijbehorende klem is niet actief.
De snellestopfunctie is geactiveerd via
seriële communicatie.
Aan-/uitlopen De motor accelereert/decelereert op basis van
de actieve aan-/uitloop. De referentie, begren-
zingswaarde of stilstand is nog niet bereikt.
6
6
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 35
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® Decentral Drive FCD 302
6
Ref. hoog De som van alle actieve referenties is hoger
dan de in parameter 4-55 Waarsch: referentie hoog ingestelde referentiebegrenzing.
Ref. laag De som van alle actieve referenties is hoger
dan de in parameter 4-54 Waarsch: referentie laag ingestelde referentiebegrenzing.
Op referentie De frequentieregelaar werkt binnen het
ingestelde referentiebereik. De terugkoppe­lingswaarde komt overeen met de setpointwaarde.
Startverzoek Er is een startcommando gegeven, maar de
motor blijft stilstaan totdat er via een digitale ingang een startvoorwaardesignaal wordt
ontvangen. Actief De frequentieregelaar drijft de motor aan. Slaap De energiebesparingsfunctie is ingeschakeld.
De motor is gestopt, maar start automatisch
opnieuw wanneer dat nodig is. Snelh. hoog Het motortoerental is hoger dan de in
parameter 4-53 Waarschuwing snelheid hoog
ingestelde waarde. Snelh. laag Het motortoerental is hoger dan de in
parameter 4-52 Waarschuwing snelheid laag
ingestelde waarde. Stand-by In de automodus start de frequentieregelaar
de motor door middel van een startsignaal
vanaf een digitale ingang of via seriële
communicatie. Startvertrag. In parameter 1-71 Star tvertraging is een
startvertragingstijd ingesteld. Er is een
startcommando gegeven en de motor start
nadat de startvertragingstijd is verstreken. Strt vr/acht. [12] Start en [13] Start omgekeerd zijn
geselecteerd als opties voor 2 verschillende
digitale ingangen (parametergroep 5-1* Digitale
ingangen). De motor start in voorwaartse of
achterwaartse richting, afhankelijk van de klem
die is geactiveerd. Stop De frequentieregelaar heeft een
stopcommando ontvangen vanaf het LCP, een
digitale ingang of via seriële communicatie. Uitsch. Er is een alarm opgetreden en de motor is
gestopt. Nadat de oorzaak van het alarm is
weggenomen, kan de frequentieregelaar
handmatig worden gereset via [Reset] of
extern worden gereset via stuurklemmen of
seriële communicatie. Uit en blokk. Er is een alarm opgetreden en de motor is
gestopt. Nadat de oorzaak van het alarm is
weggenomen, moet u de spanning naar de
frequentieregelaar af- en weer inschakelen.
Hierna kan de frequentieregelaar handmatig
worden gereset via [Reset] of extern worden
gereset via stuurklemmen of seriële
communicatie.
LET OP
In de auto-/externe modus heeft de frequentieregelaar externe commando's nodig om functies te kunnen uitvoeren.
6.5 Waarschuwings- en alarmtypen
Waarschuwingen
Er wordt een waarschuwing gegenereerd wanneer een alarmconditie dreigt of wanneer er sprake is van abnormale bedrijfscondities. In sommige gevallen genereert de frequentieregelaar ook een alarm. Een waarschuwing verdwijnt automatisch wanneer de abnormale conditie is opgeheven.
Alarmen
Een alarm geeft een fout aan die onmiddellijk aandacht vereist. De fout veroorzaakt altijd een uitschakeling (trip) of een uitschakeling met blokkering. Reset het systeem na een alarm.
Uitschakeling (trip)
Er wordt een alarm gegenereerd wanneer de frequentiere­gelaar wordt uitgeschakeld (trip), wat betekent dat de frequentieregelaar de werking opschort om schade aan de frequentieregelaar of het systeem te voorkomen. De motor loopt vrij uit tot stop. De logica van de frequentieregelaar blijft werken en blijft de status van de frequentieregelaar bewaken. Nadat de foutconditie is opgeheven, kan de frequentieregelaar worden gereset. Daarna is hij weer bedrijfsklaar.
De frequentieregelaar resetten na een uitschakeling (trip)/uitschakeling met blokkering
Een uitschakeling (trip) kan op 4 manieren worden gereset:
Door te drukken op [Reset] op het LCP
Via een resetcommando vanaf een digitale
ingang
Via een resetcommando via seriële communicatie
Via een automatische reset
Uitschakeling met blokkering
De ingangsspanning wordt af- en weer ingeschakeld. De motor loopt vrij uit tot stop. De frequentieregelaar blijft de status van de frequentieregelaar bewaken. Onderbreek de ingangsspanning naar de frequentieregelaar, neem de oorzaak van de fout weg en reset de frequentieregelaar.
Tabel 6.4 Bedrijfsstatus
36 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
130BP086.12
Status
0.0Hz 0.000kW 0.00A
0.0Hz 0
Earth Fault [A14]
Auto Remote Trip
1(1)
Back
Cancel
Info
OK
On
Alarm
Warn.
130BB467.11
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
Waarschuwings- en alarmdisplays
Op het LCP wordt een waarschuwing
weergegeven met een waarschuwingsnummer.
Er knippert een alarm met een alarmnummer.
Afbeelding 6.3 Voorbeeld van alarm
Naast de tekst en de alarmcode op het LCP zijn er 3 statusindicatielampjes.
Waarschuwingsindica-
tielampje
Waarschuwing Aan Uit Alarm Uit Aan (knippert) Uitschakeling met blokkering
Afbeelding 6.4 Statusindicatielampjes
Aan Aan (knippert)
Alarmindicatielampje
6.6 Lijst met waarschuwingen en alarmen
Onderstaande informatie over waarschuwingen/alarmen beschrijft alle waarschuwings- en alarmcondities, geeft de mogelijke oorzaak aan en biedt een oplossing of foutop­sporingsprocedure.
WAARSCHUWING 1, 10 V laag
De spanning van de stuurkaart is minder dan 10 V vanaf klem 50. Verminder de belasting van klem 50, aangezien de 10 V­voeding overbelast is. Maximaal 15 mA of minimaal 590 Ω.
Deze conditie kan worden veroorzaakt door een kortsluiting in een aangesloten potentiometer of een onjuiste bedrading van de potentiometer.
Probleem verhelpen
Verwijder de bedrading vanaf klem 50. Wanneer
de waarschuwing verdwijnt, zit het probleem in de bedrading. Vervang de stuurkaart als de waarschuwing niet verdwijnt.
WAARSCHUWING/ALARM 2, Live zero-fout
Deze waarschuwing of dit alarm verschijnt alleen als dit is ingesteld in parameter 6-01 Live zero time-out-functie. Het signaal op 1 van de analoge ingangen is minder dan 50% van de minimumwaarde die voor die ingang is geprogrammeerd. Deze conditie kan worden veroorzaakt door draadbreuk of door een signaal van een defect apparaat.
Probleem verhelpen
Controleer de aansluitingen op alle analoge
netklemmen.
- Stuurklem 53 en 54 voor signalen, klem 55 gemeenschappelijk.
-
VLT® General Purpose I/O MCB 101­klemmen 11 en 12 voor signalen, klem 10 gemeenschappelijk.
-
VLT® Analog I/O Option MCB 109­klemmen 1, 3 en 5 voor signalen, klemmen 2, 4 en 6 gemeenschappelijk.
Controleer of de programmering van de frequen-
tieregelaar en de schakelinstellingen overeenkomen met het type analoge signaal.
Voer een ingangsklemsignaaltest uit.
6
6
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 37
WAARSCHUWING/ALARM 3, Geen motor
Er is geen motor aangesloten op de uitgang van de frequentieregelaar.
WAARSCHUWING/ALARM 4, Voedingsfaseverlies
Aan de voedingszijde ontbreekt een fase of de onbalans van de netspanning is te hoog. Deze melding verschijnt ook als er een fout optreedt in de ingangsgelijkrichter. De opties worden geprogrammeerd via
parameter 14-12 Functie bij onbalans netsp.
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® Decentral Drive FCD 302
6
Probleem verhelpen
Controleer de voedingsspanning en voedings-
stromen naar de frequentieregelaar.
WAARSCHUWING 5, DC-tussenkringspanning hoog
De DC-tussenkringspanning is hoger dan de waarschu­wingslimiet voor hoge spanning. De limiet hangt af van de nominale spanning van de frequentieregelaar. De eenheid is nog steeds actief.
WAARSCHUWING 6, DC-tussenkringspanning laag
De DC-tussenkringspanning is lager dan de waarschu­wingslimiet voor lage spanning. De limiet hangt af van de nominale spanning van de frequentieregelaar. De eenheid is nog steeds actief.
WAARSCHUWING/ALARM 7, DC-overspanning
Als de DC-tussenkringspanning hoger is dan de begrenzing, wordt de frequentieregelaar na een bepaalde tijd uitgeschakeld.
Probleem verhelpen
Sluit een remweerstand aan.
Verleng de ramptijd.
Wijzig het type ramp.
Activeer de functies in parameter 2-10 Remfunctie.
Verhoog parameter 14-26 Uitschakelvertraging bij
inverterfout.
Als het alarm/de waarschuwing tijdens een
spanningsdip optreedt, moet u gebruikmaken van kinetische backup (parameter 14-10 Netstoring).
WAARSCHUWING/ALARM 8, DC-onderspanning
Als de DC-tussenkringspanning onder de onderspannings­limiet komt, controleert de frequentieregelaar of er een 24 V DC-backupvoeding is aangesloten. Als geen 24 V DC­backupvoeding is aangesloten, wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld na een vaste tijdsvertraging. Deze tijdsver­traging hangt af van de eenheidgrootte.
Probleem verhelpen
Controleer of de voedingsspanning overeenkomt
met de spanning van de frequentieregelaar.
Voer een ingangsspanningstest uit.
Voer een soft-chargecircuittest uit.
WAARSCHUWING/ALARM 9, Inverter overbelast
De frequentieregelaar werd gedurende een te lange tijd voor meer dan 100% overbelast en staat op het punt van uitschakelen. De teller voor de thermo-elektronische omvormerbeveiliging genereert een waarschuwing bij 98% en schakelt de frequentieregelaar uit bij 100%, waarbij een alarm wordt gegenereerd. De frequentieregelaar kan niet worden gereset totdat de teller onder de 90% is gezakt.
Probleem verhelpen
Vergelijk de aangegeven uitgangsstroom op het
LCP met de nominale stroom van de frequentie­regelaar.
Vergelijk de op het LCP aangegeven uitgangs-
stroom met de gemeten motorstroom.
Laat de thermische belasting van de frequentiere-
gelaar weergeven op het LCP en houd de waarde in de gaten. Wanneer de stroom hoger is dan de nominale continustroom van de frequentiere­gelaar, gaat de teller omhoog. Wanneer de stroom lager is dan de nominale continustroom van de frequentieregelaar, gaat de teller omlaag.
WAARSCHUWING/ALARM 10, Overtemperatuur motor­ETR
De elektronische thermische beveiliging (ETR) geeft aan dat de motor te warm is. Selecteer of de frequentieregelaar een waarschuwing of een alarm moet genereren wanneer de teller > 90% is als parameter 1-90 Therm. motorbevei- liging is ingesteld op waarschuwingsopties, of dat de frequentieregelaar moet worden uitgeschakeld wanneer de teller 100% bereikt als parameter 1-90 Therm. motorbevei- liging is ingesteld op uitschakelingsopties. De fout treedt op wanneer de motor gedurende een te lange tijd voor meer dan 100% wordt overbelast.
Probleem verhelpen
Controleer op oververhitting van de motor.
Controleer of de motor mechanisch overbelast is.
Controleer of de ingestelde motorstroom in
parameter 1-24 Motorstroom correct is.
Controleer of de motorparameters 1-20 tot 1-25
correct zijn ingesteld.
Controleer bij gebruik van een externe ventilator
of deze ook is geselecteerd in parameter 1-91 Ext. motor-ventilator.
Door het uitvoeren van een AMA via
parameter 1-29 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA) wordt de frequentieregelaar nauwkeuriger
afgestemd op de motor en wordt de thermische belasting beperkt.
WAARSCHUWING/ALARM 11, Overtemperatuur motort­hermistor
Controleer of de thermistor is losgekoppeld. In parameter 1-90 Therm. motorbeveiliging kunt u instellen of de frequentieregelaar een waarschuwing of een alarm moet genereren.
Probleem verhelpen
Controleer op oververhitting van de motor.
Controleer of de motor mechanisch overbelast is.
Controleer bij gebruik van klem 53 of 54 of de
thermistor correct is aangesloten tussen klem 53
38 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
of 54 (analoge spanningsingang) en klem 50 (+10 V-voeding). Controleer ook of de klemschakelaar voor 53 of 54 is ingesteld voor spanning. Controleer of parameter 1-93 Thermistorbron is ingesteld op klem 53 of 54.
Controleer bij gebruik van klem 18, 19, 31, 32 of
33 (digitale ingangen) of de thermistor correct is aangesloten tussen de gebruikte digitale ingangsklem (digitale ingang, alleen PNP) en klem 50. Selecteer de te gebruiken klem in parameter 1-93 Thermistorbron.
WAARSCHUWING/ALARM 12, Koppelbegrenzing
Het koppel is hoger dan de waarde in
parameter 4-16 Koppelbegrenzing motormodus of parameter 4-17 Koppelbegrenzing generatormodus. Parameter 14-25 Uitsch.vertr. bij Koppelbegr. kan worden
gebruikt om voor deze conditie een waarschuwing gevolgd door een alarm in te stellen in plaats van enkel een waarschuwing.
Probleem verhelpen
Als tijdens het aanlopen de motorkoppelbe-
grenzing wordt overschreden, moet u de aanlooptijd verlengen.
Als tijdens het uitlopen de generatorkoppelbe-
grenzing wordt overschreden, moet u de uitlooptijd verlengen.
Als tijdens bedrijf de koppelbegrenzing wordt
overschreden, moet u de koppelbegrenzing verhogen. Verzeker u ervan dat het systeem veilig kan werken bij een hoger koppel.
Controleer de toepassing om te bepalen of de
motor overmatig veel stroom trekt.
WAARSCHUWING/ALARM 13, Overstroom
De piekstroombegrenzing van de omvormer (ongeveer 200% van de nominale stroom) is overschreden. De waarschuwing houdt ongeveer 1,5 s aan, waarna de frequentieregelaar wordt uitgeschakeld en een alarm genereert. Deze fout kan worden veroorzaakt door een schokbelasting of een snelle acceleratie bij belastingen met een hoge massatraagheid. In geval van een snelle acceleratie bij het aanlopen kan de fout ook optreden na een kinetische backup. Als uitgebreide mechanische rembesturing is geselecteerd, kan een uitschakeling (trip) extern worden gereset.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding en controleer of de
motoras kan worden gedraaid.
Controleer of het vermogen van de motor
overeenkomt met dat van de frequentieregelaar.
Controleer of de motorparameters 1-20 tot 1-25
correct zijn ingesteld.
Alarm 14, Aardfout
Er loopt een stroom van de uitgangsfase naar aarde, door de kabel tussen de frequentieregelaar en de motor of in de motor zelf. De stroomtransductoren detecteren de aardfout door de uitgangsstroom van de frequentieregelaar en de ingangsstroom vanaf de motor naar de frequentiere­gelaar te meten. De aardfout wordt gegenereerd als het verschil tussen de 2 stromen te groot is (de uitgangs­stroom vanuit de frequentieregelaar moet gelijk zijn aan de ingangsstroom).
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en hef de aardfout op.
Controleer op aardfouten in de motor door de
weerstand van de motorkabels en de motor naar aarde te meten met behulp van een isolatiemeter (megger).
Reset eventuele afzonderlijke osets voor elk van
de 3 stroomtransductoren in de frequentiere­gelaar. Voer een handmatige initialisatie of een volledige AMA uit. Deze methode is vooral relevant na het verwisselen van de voedingskaart.
Alarm 15, Incompatibele hardware
Een gemonteerde optie kan niet werken met de huidige stuurkaarthardware of -software.
Noteer de waarde van onderstaande parameters en neem contact op met Danfoss.
Parameter 15-40 FC-type.
Parameter 15-41 Vermogensectie.
Parameter 15-42 Spanning.
Parameter 15-43 Softwareversie.
Parameter 15-45 Huidige typecodereeks.
Parameter 15-49 SW-id stuurkaart.
Parameter 15-50 SW-id voedingskaart.
Parameter 15-60 Optie gemonteerd.
Parameter 15-61 SW-versie optie (voor elke
optiesleuf).
Alarm 16, Kortsluiting
Er is kortsluiting in de motor of de motorkabels.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en hef de kortsluiting op.
6
6
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 39
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® Decentral Drive FCD 302
6
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud van de frequentieregelaar niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Onderbreek de voeding voordat u verdergaat.
WAARSCHUWING/ALARM 17, Stuurwoordtime-out
Er is geen communicatie met de frequentieregelaar. Deze waarschuwing is alleen actief wanneer parameter 8-04 Time-out-functie stuurwoord NIET is ingesteld op [0] Uit. Als parameter 8-04 Time-out-functie stuurwoord is ingesteld op [5] Stop en uitsch., wordt er een waarschuwing gegeven. De frequentieregelaar wordt uitgeschakeld (trip) na de uitloop, waarna een alarm wordt gegenereerd.
Probleem verhelpen
Controleer de aansluitingen op de kabel voor
seriële communicatie.
Verhoog parameter 8-03 Time-out-tijd stuurwoord.
Controleer de werking van de communicatieappa-
ratuur.
Controleer of een correcte EMC-installatie is
uitgevoerd.
WAARSCHUWING/ALARM 20, Temp. ing. fout
De temperatuursensor is niet aangesloten.
WAARSCHUWING/ALARM 21, Parameterfout
De ingestelde waarde van de parameter valt buiten het bereik. Het parameternummer wordt op het display weergegeven.
Probleem verhelpen
betreende parameter in op een geldige
Stel de
waarde.
WAARSCHUWING/ALARM 22, Mechanische rem bij hijstoepassingen
De waarde van deze waarschuwing/dit alarm geeft het type waarschuwing/alarm aan. 0 = de koppelreferentie werd niet bereikt binnen de ingestelde tijd (parameter 2-27 Ramp-tijd koppel). 1 = verwachte remterugkoppeling niet ontvangen binnen de ingestelde tijd (parameter 2-23 Vertraging remactivering, parameter 2-25 Tijd vrijgave rem).
WAARSCHUWING 23, Fout interne ventilator
De ventilatorwaarschuwingsfunctie is een beschermings­functie die controleert of de ventilator actief/gemonteerd is. De ventilatorwaarschuwing kan worden uitgeschakeld via parameter 14-53 Ventilatorbew. ([0] Uitgesch.).
Bij frequentieregelaars met DC-ventilatoren is een terugkoppelingssensor in de ventilator gemonteerd. Dit
alarm wordt gegenereerd als de ventilator een inschakel­commando krijgt terwijl er geen terugkoppeling van de sensor is. Bij frequentieregelaars met AC-ventilatoren wordt de spanning naar de ventilator bewaakt.
Probleem verhelpen
Controleer of de ventilator correct werkt.
Schakel de spanning naar de frequentieregelaar
uit en weer in en controleer of de ventilator heel even actief is tijdens het opstarten.
Controleer de sensoren op de stuurkaart.
WAARSCHUWING 24, Fout externe ventilator
De ventilatorwaarschuwingsfunctie is een beschermings­functie die controleert of de ventilator actief/gemonteerd is. De ventilatorwaarschuwing kan worden uitgeschakeld via parameter 14-53 Ventilatorbew. ([0] Uitgesch.).
Bij frequentieregelaars met DC-ventilatoren is een terugkoppelingssensor in de ventilator gemonteerd. Dit alarm wordt gegenereerd als de ventilator een inschakel­commando krijgt terwijl er geen terugkoppeling van de sensor is. Bij frequentieregelaars met AC-ventilatoren wordt de spanning naar de ventilator bewaakt.
Probleem verhelpen
Controleer of de ventilator correct werkt.
Schakel de spanning naar de frequentieregelaar
uit en weer in en controleer of de ventilator heel even actief is tijdens het opstarten.
Controleer de sensoren op het koellichaam.
WAARSCHUWING 25, Kortsluiting remweerstand
De remweerstand wordt bewaakt tijdens bedrijf. Als er kortsluiting optreedt, wordt de remfunctie uitgeschakeld en wordt de waarschuwing gegenereerd. De frequentiere­gelaar functioneert nog steeds, maar zonder de remfunctie.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en vervang de remweerstand (zie parameter 2-15 Remtest).
WAARSCHUWING/ALARM 26, Begrenzing remweerstands­vermogen
Het vermogen dat naar de remweerstand wordt overge­bracht, wordt berekend als een gemiddelde waarde over de laatste 120 s van de bedrijfstijd. De berekening is gebaseerd op de DC-tussenkringspanning en de in parameter 2-16 AC-rem max. stroom ingestelde waarde van de remweerstand. De waarschuwing wordt gegenereerd wanneer het afgegeven remvermogen hoger is dan 90% van het vermogen van de remweerstand. Als [2] Uitsch. is geselecteerd in parameter 2-13 Bewaking remvermogen, wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld wanneer het afgegeven remvermogen 100% bereikt.
40 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
WAARSCHUWING/ALARM 27, Remchopperfout
De remtransistor wordt bewaakt tijdens bedrijf; in geval van kortsluiting wordt de remfunctie uitgeschakeld en wordt er een waarschuwing gegenereerd. De frequentiere­gelaar blijft nog wel actief, maar door de kortsluiting van de remtransistor gaat er veel vermogen naar de remweerstand, ook als deze niet actie is.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en verwijder de remweerstand.
WAARSCHUWING/ALARM 28, Remtest mislukt
De remweerstand is niet aangesloten of werkt niet.
Probleem verhelpen
Controleer parameter 2-15 Remtest.
Alarm 29, Temp. koellichaam
De maximumtemperatuur van het koellichaam is overschreden. De temperatuurfout wordt pas gereset wanneer de temperatuur van het koellichaam is gedaald tot onder een vooraf ingestelde waarde. De punten van uitschakelen (trip) en resetten zijn afhankelijk van het vermogen van de frequentieregelaar.
Probleem verhelpen
Controleer op de volgende condities:
Te hoge omgevingstemperatuur.
Te lange motorkabels.
Onvoldoende vrije ruimte voor luchtcirculatie
boven en onder de frequentieregelaar
Geblokkeerde luchtstroming rondom de frequen-
tieregelaar
Beschadigde ventilator koellichaam
Vuil koellichaam
Alarm 30, Motorfase U ontbreekt
Motorfase U tussen frequentieregelaar en motor ontbreekt.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud van de frequentieregelaar niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Onderbreek de voeding voordat u verdergaat.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en controleer motorfase U.
Alarm 31, Motorfase V ontbreekt
Motorfase V tussen frequentieregelaar en motor ontbreekt.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud van de frequentieregelaar niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Onderbreek de voeding voordat u verdergaat.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en controleer motorfase V.
Alarm 32, Motorfase W ontbreekt
Motorfase W tussen frequentieregelaar en motor ontbreekt.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud van de frequentieregelaar niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Onderbreek de voeding voordat u verdergaat.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en controleer motorfase W.
Alarm 33, Inrush-fout
Er zijn te veel inschakelingen geweest gedurende een korte tijd.
Probleem verhelpen
Laat de eenheid afkoelen tot de bedrijfstempe-
ratuur.
WAARSCHUWING/ALARM 34, Communicatiefout veldbus
De veldbus op de communicatieoptiekaart werkt niet.
WAARSCHUWING/ALARM 35, Optiefout
Er is een optiealarm gegenereerd. Het alarm is optiespe­ciek. De oorzaak is meestal een fout bij inschakeling of een communicatiefout.
WAARSCHUWING/ALARM 36, Netstoring
Deze waarschuwing/dit alarm is alleen actief als de netspanning naar de frequentieregelaar ontbreekt en
parameter 14-10 Netstoring niet is ingesteld op [0] Geen functie.
Probleem verhelpen
Controleer de zekeringen naar de frequentiere-
gelaar en de netvoeding naar de eenheid.
Alarm 37, Faseonbalans
Er is sprake van stroomonbalans tussen de vermogens­eenheden.
6
6
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 41
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® Decentral Drive FCD 302
6
Alarm 38, Interne fout
Wanneer er een interne fout optreedt, wordt de foutcode uit Tabel 6.5 weergegeven.
Probleem verhelpen
Schakel de spanning uit en weer in.
Controleer of de optie correct is geïnstalleerd.
Controleer op loszittende of ontbrekende kabels.
Het kan nodig zijn om contact op te nemen met de Danfoss-leverancier of de serviceafdeling. Noteer de foutcode in verband met verdere aanwijzingen voor foutopsporing.
Nummer Tekst
0 De seriële poort kan niet worden geïnitialiseerd.
Neem contact op met uw Danfoss-leverancier of de serviceafdeling van Danfoss.
256–258 De EEPROM-gegevens van de voedingskaart zijn
beschadigd of te oud. Vervang de voedingskaart.
512–519 Interne fout. Neem contact op met uw Danfoss-
leverancier of de serviceafdeling van Danfoss. 783 Parameterinstelling buiten min./max. begrenzingen. 1024–1284 Interne fout. Neem contact op met uw Danfoss-
leverancier of de serviceafdeling van Danfoss. 1299 De optiesoftware in sleuf A is te oud. 1300 De optiesoftware in sleuf B is te oud. 1302 De optiesoftware in sleuf C1 is te oud. 1315 De optiesoftware in sleuf A wordt niet
ondersteund/is niet toegestaan. 1316 De optiesoftware in sleuf B wordt niet
ondersteund/is niet toegestaan. 1318 De optiesoftware in sleuf C1 wordt niet
ondersteund/is niet toegestaan. 1379–2819 Interne fout. Neem contact op met uw Danfoss-
leverancier of de serviceafdeling van Danfoss. 1792 Hardware-reset van digitale signaalverwerker. 1793 Motorgerelateerde parameters niet correct
overgezet naar de digitale signaalverwerker. 1794 Vermogensgegevens bij inschakeling niet correct
overgezet naar de digitale signaalverwerker. 1795 De digitale signaalverwerker heeft te veel
onbekende SPI-telegrammen ontvangen. De
frequentieregelaar gebruikt deze foutcode ook als
de MCO niet correct opstart. Deze situatie kan
optreden vanwege slechte EMC-bescherming of
onjuiste aarding. 1796 RAM-kopieerfout. 2561 Vervang de stuurkaart. 2820 Stack-overloop LCP. 2821 Overloop seriële poort. 2822 Overloop USB-poort. 3072–5122 De parameterwaarde valt buiten het toegestane
bereik. 5123 Optie in sleuf A: hardware incompatibel met
stuurkaarthardware.
Nummer Tekst
5124 Optie in sleuf B: hardware incompatibel met
stuurkaarthardware.
5125 Optie in sleuf C0: hardware incompatibel met
stuurkaarthardware.
5126 Optie in sleuf C1: hardware incompatibel met
stuurkaarthardware.
5376–6231 Interne fout. Neem contact op met uw Danfoss-
leverancier of de serviceafdeling van Danfoss.
Tabel 6.5 Foutcodes interne fouten
Alarm 39, Sensor koellichaam
Geen terugkoppeling van de temperatuursensor van het koellichaam.
Het signaal van de thermische sensor van de IGBT is niet beschikbaar op de voedingskaart. Het probleem kan zich bevinden op de voedingskaart, op de gatedriverkaart of in de at-cable tussen de voedingskaart en de gatedri­verkaart.
WAARSCHUWING 40, Overbelasting digitale uitgang klem 27
Controleer de belasting die is aangesloten op klem 27, of verwijder de aansluiting die kortsluiting veroorzaakt. Controleer parameter 5-00 Dig. I/O-modus en parameter 5-01 Klem 27 modus.
WAARSCHUWING 41, Overbelasting digitale uitgang klem 29
Controleer de belasting die is aangesloten op klem 29, of verwijder de aansluiting die kortsluiting veroorzaakt. Controleer ook parameter 5-00 Dig. I/O-modus en parameter 5-02 Klem 29 modus.
WAARSCHUWING 42, Overbelasting digitale uitgang op X30/6 of X30/7
Controleer voor klem X30/6 de belasting die is aangesloten op klem X30/6, of verwijder de aansluiting die kortsluiting veroorzaakt. Controleer ook parameter 5-32 Klem X30/6 dig.
uitgang (MCB 101) (VLT® General Purpose I/O MCB 101).
Controleer voor klem X30/7 de belasting die is aangesloten op klem X30/7, of verwijder de aansluiting die kortsluiting veroorzaakt. Controleer parameter 5-33 Klem X30/7 dig.
uitgang (MCB 101) (VLT® General Purpose I/O MCB 101).
Alarm 43, Ext. voeding
VLT® Extended Relay Card MCB 113 is gemonteerd zonder externe 24 V DC. Sluit een externe 24 V DC-voeding aan of stel via parameter 14-80 Optie gevoed door externe 24 V DC [0] Nee in dat er geen externe voeding wordt gebruikt. Na een wijziging van parameter 14-80 Optie gevoed door externe 24 V DC moet de frequentieregelaar uit- en weer ingeschakeld worden.
Alarm 45, Aardfout 2
Aardfout.
42 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
Probleem verhelpen
Controleer op een juiste aarding en loszittende
aansluitingen.
Controleer op de juiste draaddiktes.
Controleer de motorkabels op kortsluiting of
lekstromen.
Alarm 46, Voeding voedingskaart
De voeding van de voedingskaart valt niet binnen het bereik.
Er zijn 3 voedingen die worden gegenereerd door de schakelende voeding (SMPS – switched mode power supply) op de voedingskaart:
24 V.
5 V.
± 18 V.
Bij gebruik van een 24 V DC-voeding via VLT® 24 V External Supply MCB 107 worden enkel de 24 V- en 5 V­voeding bewaakt. Bij gebruik van 3-fasenetspanning worden alle 3 fasen bewaakt.
Probleem verhelpen
Controleer of de voedingskaart defect is.
Controleer of de stuurkaart defect is.
Controleer of de optiekaart defect is.
Controleer bij gebruik van een 24 V DC-voeding
op een juist voedingsvermogen.
WAARSCHUWING 47, 24 V-voeding laag
De voeding van de voedingskaart valt niet binnen het bereik.
Er zijn 3 voedingen die worden gegenereerd door de schakelende voeding (SMPS – switched mode power supply) op de voedingskaart:
24 V.
5 V.
± 18 V.
Probleem verhelpen
Controleer of de voedingskaart defect is.
WAARSCHUWING 48, 1,8 V-voeding laag
De 1,8 V DC-voeding die op de stuurkaart wordt gebruikt, valt buiten de toegestane begrenzingen. De voeding wordt gemeten op de stuurkaart.
Probleem verhelpen
Controleer of de stuurkaart defect is.
Controleer op overspanning wanneer er een
optiekaart aanwezig is.
WAARSCHUWING 49, Snelheidsbegrenzing
Als het toerental buiten het ingestelde bereik in
parameter 4-11 Motorsnelh. lage begr. [RPM] en parameter 4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM] valt, geeft de
frequentieregelaar een waarschuwing weer. Als het toerental lager is dan de ingestelde begrenzing in parameter 1-86 Uitsch lg snelh [tpm] (met uitzondering van starten en stoppen), wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld.
Alarm 50, AMA kalibratie mislukt
Neem contact op met uw Danfoss-leverancier of de serviceafdeling van Danfoss.
Alarm 51, AMA controleer U
De instellingen voor motorspanning, motorstroom en motorvermogen zijn verkeerd.
Probleem verhelpen
Controleer de instellingen van parameter 1-20 tot
1-25.
Alarm 52, AMA lage I
De motorstroom is te laag.
Probleem verhelpen
Controleer de instellingen in
parameter 1-24 Motorstroom.
Alarm 53, AMA motor te groot
De motor is te groot om een AMA te kunnen uitvoeren.
Alarm 54, AMA motor te klein
De motor is te klein om een AMA te kunnen uitvoeren.
Alarm 55, AMA parameter buiten bereik
Er kan geen AMA worden uitgevoerd, omdat de parameter­instellingen voor de motor buiten het toegestane bereik vallen.
Alarm 56, AMA onderbroken door gebruiker
De AMA is onderbroken door de gebruiker.
Alarm 57, AMA interne fout
Probeer AMA opnieuw te starten. Bij herhaaldelijk herstarten kan de motor oververhit raken.
Alarm 58, AMA interne fout
Neem contact op met de Danfoss-leverancier.
WAARSCHUWING 59, Stroomgrens
De stroom is hoger dan de waarde in parameter 4-18 Stroombegr. Controleer of de motorpara­meters 1-20 tot 1-25 correct zijn ingesteld. Verhoog zo nodig de stroomgrens. Verzeker u ervan dat het systeem veilig kan werken bij een hogere limiet.
WAARSCHUWING 60, Ext. vergrendeling
Een digitaal ingangssignaal geeft een foutconditie buiten de frequentieregelaar aan. De frequentieregelaar is uitgeschakeld door een externe vergrendeling. Hef de externefoutconditie op. Om terug te keren naar normaal bedrijf moet 24 V DC worden geschakeld op de klem die is geprogrammeerd voor externe vergrendeling. Vervolgens moet er een resetsignaal worden verstuurd.
nom
nom
en I
nom
6
6
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 43
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® Decentral Drive FCD 302
6
WAARSCHUWING/ALARM 61, Terugkoppelingsfout
Het gemeten toerental van het terugkoppelingsapparaat wijkt af van het berekende toerental.
Probleem verhelpen
Controleer de instellingen voor waarschuwing/
alarm/uitschakelen in parameter 4-30 Motorterug­koppelingsverliesfunctie.
Stel in parameter 4-31 Motorterugkoppelingssnelh.
fout de toegestane fout in.
Stel in parameter 4-32 Motorterugkoppelingsver-
liestime-out de toegestane terugkoppelingsverliestijd in.
WAARSCHUWING 62, Uitgangsfrequentie op maximale begrenzing
De uitgangsfrequentie heeft de in parameter 4-19 Max. uitgangsfreq. ingestelde waarde bereikt. Controleer de
toepassing op mogelijke oorzaken. De begrenzing van de uitgangsfrequentie kan mogelijk worden verhoogd. Verzeker u ervan dat het systeem veilig kan werken bij een hogere uitgangsfrequentie. De waarschuwing verdwijnt wanneer de uitgangsfrequentie tot onder de maximale waarde zakt.
Alarm 63, Mechanische rem laag
De huidige motorstroom heeft het niveau van de remvrij­gavestroom niet overschreden binnen de ingestelde tijd voor de startvertraging.
WAARSCHUWING 64, Spanningslimiet
De combinatie van belasting en toerental vereist een motorspanning die hoger is dan de feitelijke DC-tussen­kringspanning.
WAARSCHUWING/ALARM 65, Overtemperatuur stuurkaart
De uitschakeltemperatuur voor de stuurkaart is 85 °C (185 °F).
Probleem verhelpen
Controleer of de omgevingstemperatuur binnen
de limieten valt.
Controleer op verstopte lters.
Controleer de werking van de ventilator.
Controleer de stuurkaart.
WAARSCHUWING 66, Temperatuur koellichaam laag
De frequentieregelaar is te koud om te werken. Deze waarschuwing is gebaseerd op de temperatuursensor in de IGBT-module. Verhoog de omgevingstemperatuur van de eenheid. Het is ook mogelijk om altijd wanneer de motor is stopgezet een minieme hoeveelheid stroom naar de frequentieregelaar toe te voeren door parameter 2-00 DC-
houd/voorverw.stroom in te stellen op 5% en door parameter 1-80 Functie bij stop in te stellen.
Alarm 67, Conguratie optiemodule is gewijzigd
Een of meer opties zijn toegevoegd of verwijderd sinds de laatste uitschakeling. Controleer of de conguratiewijziging bewust is aangebracht en reset de eenheid.
Alarm 68, Veilige stop actief
Safe Torque O (STO) is geactiveerd. Om terug te keren naar normaal bedrijf moet u 24 V DC schakelen op klem 37 en vervolgens een resetsignaal versturen (via bus of digitale I/O, of door op [Reset] te drukken).
Alarm 69, Temperatuur voedingskaart
De temperatuursensor op de voedingskaart is te warm of te koud.
Probleem verhelpen
Controleer of de omgevingstemperatuur binnen
de limieten valt.
Controleer op verstopte lters.
Controleer de werking van de ventilator.
Controleer de voedingskaart.
Alarm 70, Ongeldige FC-conguratie
De stuurkaart en de voedingskaart zijn incompatibel met elkaar. Neem contact op met uw Danfoss-leverancier. Vermeld hierbij de typecode van de eenheid die op het typeplaatje staat, en de onderdeelnummers van de kaarten, om de compatibiliteit te controleren.
Alarm 71, Veilige stop PTC 1
De STO-functie is ingeschakeld vanaf de VLT® PTC Thermistor Card MCB 112 (motor te warm). Normaal bedrijf kan worden hervat wanneer de MCB 112 weer 24 V DC schakelt op klem 37 (wanneer de motortemperatuur een aanvaardbaar niveau heeft bereikt) en wanneer de digitale ingang van de MCB 112 is uitgeschakeld. Wanneer dit gebeurt, moet u een resetsignaal versturen (via bus of digitale I/O, of door op [Reset] te drukken).
Alarm 72, Gevaarlijke storing
STO met blokkering. Er is een onverwachte combinatie van STO-commando's opgetreden:
De VLT® PTC Thermistor Card MCB 112 activeert
X44/10, maar STO is niet ingeschakeld.
MCB 112 is het enige apparaat dat gebruikmaakt
van de STO-functie (ingesteld via optie [4] PTC 1­alarm of [5] PTC 1 waarsch. in parameter 5-19 Klem 37 Veilige stop), de STO-functie is geactiveerd en
X44/10 is niet geactiveerd.
WAARSCHUWING 73, Automatische herstart Veilige stop
STO is geactiveerd. Wanneer een automatische herstart is ingeschakeld, kan de motor starten zodra de fout is opgeheven.
44 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
Alarm 74, PTC-thermistor
Alarm in verband met de VLT® PTC Thermistor Card MCB
112. De PTC werkt niet.
Alarm 75, Ongeldig proel
Schrijf geen waarde naar deze parameter terwijl de motor loopt. Stop de motor voordat u het MCO-proel naar parameter 8-10 Stuurwoordproel schrijft.
WAARSCHUWING 77, Modus laag vermogen
De frequentieregelaar werkt met lager vermogen (met minder dan het toegestane aantal omvormersecties). Deze waarschuwing wordt gegenereerd bij het uit- en weer inschakelen wanneer de frequentieregelaar is ingesteld om te werken met minder omvormers; de frequentieregelaar blijft werken.
Alarm 78, Volgfout
Het verschil tussen de setpointwaarde en de feitelijke waarde is groter dan de waarde in parameter 4-35 Volgfout.
Probleem verhelpen
Schakel de functie uit of selecteer een alarm/
waarschuwing in parameter 4-34 Volgfoutfunctie.
Onderzoek de mechanische aspecten ten aanzien
van de belasting en de motor en controleer de terugkoppelingsaansluitingen vanaf de motorencoder naar de frequentieregelaar.
Selecteer de motorterugkoppelingsfunctie in
parameter 4-30 Motorterugkoppelingsverliesfunctie.
Stel het volgfoutbereik in via
parameter 4-35 Volgfout en parameter 4-37 Volgfout aan/uitloop.
Alarm 79, Ongeldige
De schalingskaart heeft een onjuist onderdeelnummer of is niet geïnstalleerd. De MK102-connector op de voedingskaart kon niet worden geïnstalleerd.
Alarm 80, Frequentieregelaar ingesteld op standaard­waarde
De parameterinstellingen zijn ingesteld op de standaard­waarden na een handmatige reset. Reset de eenheid om het alarm op te heen.
Alarm 81, CSIV corrupt
Het CSIV-bestand bevat syntaxfouten.
Alarm 82, CSIV-parameterfout
CSIV heeft een parameter niet kunnen initialiseren.
Alarm 83, Ongeldige optiecombinatie
De geïnstalleerde opties zijn incompatibel.
Alarm 84, Geen veiligheidsoptie
De veiligheidsoptie werd verwijderd zonder dat er een algemene reset werd uitgevoerd. Sluit de veiligheidsoptie opnieuw aan.
conguratie vermogensdeel
Alarm 88, Optiedetectie
Er is een wijziging in de optie-indeling geconstateerd.
Parameter 14-89 Option Detection is ingesteld op [0] Protect Option Cong. (Optieconguratie beschermen) en de optie-
indeling is gewijzigd.
Om de wijziging toe te passen, moet de
mogelijkheid tot het wijzigen van de optie­indeling worden ingeschakeld in parameter 14-89 Option Detection.
Of anders moet de juiste optieconguratie
worden hersteld.
WAARSCHUWING 89, Mechanische rem schuift
De bewaking van de mechanische rem voor hijstoepas­singen detecteert een motortoerental van meer dan 10 tpm.
Alarm 90, Bewaking terugkoppeling
Controleer de verbinding met de encoder-/resolveroptie en vervang zo nodig de VLT® Encoder Input MCB 102 of de VLT® Resolver Input MCB 103.
Alarm 91, Analoge ingang 54 verkeerd ingesteld
Stel schakelaar S202 in op de stand UIT (spanningsingang) wanneer een KTY-sensor is aangesloten op analoge­ingangsklem 54.
Alarm 99, Rotor geblokkeerd
De rotor is geblokkeerd.
WAARSCHUWING/ALARM 104, Mengventilatorfout
De ventilator werkt niet. De ventilatorbewaking controleert of de ventilator draait bij inschakeling of terwijl de mengventilator is ingeschakeld. In parameter 14-53 Ventila- torbew. kunt u instellen of bij het optreden van de mengventilatorfout een waarschuwing of een alarm (uitschakeling) moet worden gegenereerd.
Probleem verhelpen
Schakel de spanning naar de frequentieregelaar
uit en weer in om na te gaan of de waarschuwing/het alarm zich opnieuw voordoet.
WAARSCHUWING/ALARM 122, Motordraaiing onverwacht
De frequentieregelaar voert een functie uit waarbij stilstand van de motor vereist is, bijvoorbeeld DC-houd voor PM-motoren.
WAARSCHUWING 163, ATEX ETR str.lim.waarsch
De frequentieregelaar heeft langer dan 50 s boven de karakteristieke curve gewerkt. De waarschuwing wordt geactiveerd bij 83% van de toegestane thermische overbe­lasting en gedeactiveerd bij 65%.
Alarm 164, ATEX ETR str.lim.alarm
Wanneer de frequentieregelaar binnen een periode van 600 s langer dan 60 s boven de karakteristieke curve werkt, wordt er een alarm gegenereerd en wordt de frequentiere­gelaar uitgeschakeld (trip).
6
6
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 45
6
Onderhoud, diagnose en prob...
WAARSCHUWING 165, ATEX ETR freq.lim.waarsch
De frequentieregelaar werkt langer dan 50 s onder de toegestane minimumfrequentie (parameter 1-98 ATEX ETR interpol. points freq.).
Alarm 166, ATEX ETR freq.lim.alarm
De frequentieregelaar werkt langer dan 60 s (binnen een periode van 600 s) onder de toegestane minimumfre­quentie (parameter 1-98 ATEX ETR interpol. points freq.).
WAARSCHUWING 250, Nieuw reserveonderdeel
De voeding of de schakelende voeding is vervangen. Herstel de typecode voor de frequentieregelaar in het EEPROM. Selecteer de juiste typecode in parameter 14-23 Instelling typecode op basis van het label op de frequentieregelaar. Vergeet niet om tot slot Opsl in EEPROM te selecteren.
WAARSCHUWING 251, Nieuwe typecode
De voedingskaart of andere componenten is/zijn vervangen en de typecode is gewijzigd.
VLT® Decentral Drive FCD 302
46 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
ON
WARNING
ALARM
Bus MS NS2NS1
130BB800.10
ON
WARNING
ALARM
Bus MS NS2NS1
130BB799.10
Specicaties Bedieningshandleiding
7 Specicaties
7.1 Elektrische gegevens
7.1.1 Overzicht
Netvoeding 3 x 380-480 V AC Frequentieregelaar PK37 PK55 PK75 P1K1 P1K5 P2K2 P3K0
Nominaal asvermogen [kW] 0,37 0,55 0,75 1,1 1,5 2,2 3,0 Nominaal asvermogen [pk] 0,5 0,75 1,0 1,5 2,0 3,0 4,0 Maximale ingangsstroom
Continu (3 x 380-440 V) [A] 1,2 1,6 2,2 2,7 3,7 5,0 6,5 Intermitterend (3 x 380-440 V) [A] 1,9 2,6 3,5 4,3 5,9 8,0 10,4 Continu (3 x 441-480 V) [A] 1,0 1,4 1,9 2,7 3,1 4,3 5,7 Intermitterend (3 x 441-480 V) [A] 1,6 2,2 3,0 4,3 5,0 6,9 9,1 Aanbevolen max. zekeringgrootte (niet-UL) gG-25 Ingebouwde stroomonderbreker (grote eenheden) CTI-25M Danfoss-onderdeelnummer: 047B3151 Aanbevolen circuitbreaker Danfoss CTI-25M (kleine en grote eenheden) onderdeelnummer: 0,37, 0,55 kW Danfoss-onderdeelnummer: 047B3148 0,75, 1,1 kW Danfoss-onderdeelnummer: 047B3149 1,5 kW, 2,2 kW en 3 kW Danfoss-onderdeelnummer: 047B3151 Aanbevolen circuitbreaker Danfoss CTI-45MB1) (kleine eenheden) onderdeelnummer: 0,55, 0,75 kW Danfoss-onderdeelnummer: 047B3160 1,1 kW Danfoss-onderdeelnummer: 047B3161 1,5 kW Danfoss-onderdeelnummer: 047B3162 2,2 kW Danfoss-onderdeelnummer: 047B3163 Vermogensverlies bij maximumbe­lasting [W]
Rendement Gewicht, kleine eenheden [kg] 9,8 (21,6 lb) – Gewicht, grote eenheden [kg] 13,9 (30,6 lb)
Uitgangsstroom
Continu (3 x 380-440 V) [A] 1,3 1,8 2,4 3,0 4,1 5,2 7,2 Intermitterend (3 x 380-440 V) [A] 2,1 2,9 3,8 4,8 6,6 8,3 11,5 Continu (3 x 441-480 V) [A] 1,2 1,6 2,1 3,0 3,4 4,8 6,3 Intermitterend (3 x 441-480 V) [A] 1,9 2,6 3,4 4,8 5,4 7,7 10,1 Continu kVA (400 V AC) [kVA] 0,9 1,3 1,7 2,1 2,8 3,9 5,0 Continu kVA (460 V AC) [kVA] 0,9 1,3 1,7 2,4 2,7 3,8 5,0 Maximale kabelgrootte: (net, motor, rem) [mm²/AWG]
2)
3)
35 42 46 58 62 88 116
0,93 0,95 0,96 0,96 0,97 0,97 0,97
Stijve kabel 6/10
Buigzame kabel 4/12
7 7
Tabel 7.1 VLT® Decentral Drive FCD 302 – asvermogen, uitgangsstroom en ingangsstroom
1) Circuitbreakers van type CTI-45MB zijn niet beschikbaar voor 3 kW (4 pk)- eenheden.
2) Geldt voor dimensionering van de koeling van de frequentieregelaar. Als de schakelfrequentie hoger is dan de standaardinstelling, kunnen de
vermogensverliezen toenemen. Hierbij is rekening gehouden met het typische energieverbruik van de stuurkaart en het LCP. Gegevens over
vermogensverliezen overeenkomstig EN 50598-2 vindt u op
www.danfoss.com/vltenergyeciency.
3) Rendement gemeten bij nominale stroom. Zie hoofdstuk 7.4 Omgevingscondities voor energierendementsklassen. Informatie over verliezen bij
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 47
Specicaties
gedeeltelijke belastingen vindt u op www.danfoss.com/vltenergyeciency.
VLT® Decentral Drive FCD 302
7.2 Netvoeding
Netvoeding (L1, L2, L3) Voedingsspanning 380-480 V ± 10%
1)
2)
Voedingsfrequentie 50/60 Hz ± 5% Maximale tijdelijke onbalans tussen netfasen 3,0% van de nominale netspanning Werkelijke arbeidsfactor (λ) 0,9 nominaal bij nominale belasting Verschuivingsfactor (cos ϕ) dicht bij één (> 0,98) Schakelen aan netingang L1, L2, L3 (inschakelingen) Maximaal 2 keer/min
1) De eenheid is geschikt voor gebruik in een circuit dat maximaal 100.000 A
symmetrisch en 480 V kan leveren.
rms
2) Lage netspanning/uitval van de netvoeding: Bij een lage netspanning of uitval van de netvoeding blijft de frequentieregelaar in bedrijf totdat de DC-tussenkringspanning daalt tot onder het minimale stopniveau. Dit ligt gewoonlijk 15% onder de minimale nominale netspanning van de frequentiere­gelaar. Bij een netspanning van meer dan 10% onder de minimale nominale netspanning van de frequentieregelaar zijn opstarten en een volledig koppel waarschijnlijk niet mogelijk.
77
7.3 Uitgangsvermogen van de motor en motorgegevens
Motoraansluiting (U, V, W) Uitgangsspanning 0-100% van de voedingsspanning Uitgangsfrequentie 0-590 Hz Uitgangsfrequentie in uxmodus 0-300 Hz Schakelen in de uitgang onbeperkt Aan- en uitlooptijden 0,01-3600 s
Koppelkarakteristiek Startkoppel (constant koppel) maximaal 160% gedurende 60 s Startkoppel maximaal 180% gedurende max. 0,5 s Overbelastingskoppel (constant koppel) maximaal 160% gedurende 60 s Startkoppel (variabel koppel) maximaal 110% gedurende 60 s Overbelastingskoppel (variabel koppel) maximaal 110% gedurende 60 s
1)
1)
1)
1)
1)
1) Het percentage heeft betrekking op het nominale koppel.
7.4 Omgevingscondities
Omgeving Behuizingsklasse IP 66/Type 4x (binnen) Triltest voor eenheden zonder circuitbreaker 1,7 g RMS Monteer eenheden met ingebouwde circuitbreaker op een vlakke, trillingsbestendige en niet verdraaibare draagcon­structie. Max. relatieve vochtigheid 5-95% (IEC 60 721-3-3; klasse 3K3 (niet-condenserend) tijdens bedrijf ) Omgevingstemperatuur maximaal 40 °C (75 °F) (gemiddelde over 24 uur maximaal 35 °C (95 °F)) Temperatuur tijdens opslag/vervoer -25 tot +65/70 °C (-13 tot +149/158 °F)
Reductie wegens hoge omgevingstemperatuur
Minimale omgevingstemperatuur bij volledig bedrijf 0 °C (32 °F) Minimale omgevingstemperatuur bij gereduceerd uitgangsvermogen -10 °C (14 °F) Maximumhoogte boven zeeniveau 1000 m (3280,8 ft) Energierendementsklasse
Reductie wegens grote hoogte
1) Bepaald overeenkomstig EN 50598-2 bij:
48 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
1)
IE2
Specicaties Bedieningshandleiding
nominale belasting;
90% van de nominale frequentie;
fabrieksinstelling schakelfrequentie;
fabrieksinstelling schakelpatroon.
7.5 Kabelspecicaties
Lengte en dwarsdoorsnede van stuurkabels Maximale lengte motorkabel, afgeschermd 10 m (32,8 ft) Maximale lengte motorkabel, niet afgeschermd, zonder te voldoen aan emissie-eisen. 10 m (32,8 ft) Maximale kabeldoorsnede voor stuurklemmen, buigzame draad/draad met massieve kern zonder kabelmoen 1,5 mm²/16 AWG Maximale kabeldoorsnede voor stuurklemmen, buigzame draad met kabelmoen 1,5 mm²/16 AWG Maximale kabeldoorsnede voor stuurklemmen, buigzame draad met kabelmoen met kraag 1,5 mm²/16 AWG Minimale kabeldoorsnede naar stuurklemmen 0,25 mm²/24 AWG
1) Voedingskabels; zie de tabellen in het hoofdstuk Elektrische gegevens en kabelgroottes in de VLT® Decentral Drive FCD 302 Design Guide.
1)
7.6 Stuuringang/-uitgang en stuurgegevens
Digitale ingangen Programmeerbare digitale ingangen 4 (6) Klemnummer 18, 19, 271), 291), 32, 33 Logica PNP of NPN Spanningsniveau 0-24 V DC Spanningsniveau, logische 0 PNP < 5 V DC Spanningsniveau, logische 1 PNP > 10 V DC Spanningsniveau, logische 0 NPN Spanningsniveau, logische 1 NPN Maximale spanning op ingang 28 V DC Pulsfrequentiebereik 0-110 kHz Minimale pulsbreedte (belastingscyclus) 4,5 ms Ingangsweerstand, R
Alle digitale ingangen zijn galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
1) Klem 27 en 29 kunnen ook worden geprogrammeerd als uitgang.
i
2)
2)
> 19 V DC < 14 V DC
Ongeveer 4 kΩ
7 7
1)
Safe Torque O, klem 37 (klem 37 is vaste PNP-logica) Spanningsniveau 0-24 V DC Spanningsniveau, logische 0 PNP < 4 V DC Spanningsniveau, logische 1 PNP 20 V DC Nominale ingangsstroom bij 24 V 50 mA rms Nominale ingangsstroom bij 20 V 60 mA rms Ingangscapaciteit 400 nF
Analoge ingangen Aantal analoge ingangen 2 Klemnummer 53, 54 Modi Spanning of stroom Modusselectie Schakelaar S201 en schakelaar S202 Spanning Schakelaar S201/schakelaar S202 = Uit (U) Spanningsniveau -10 V tot +10 V (schaalbaar) Ingangsweerstand, R Maximale spanning ± 20 V Stroommodus Schakelaar S201/schakelaar S202 = Aan (I)
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 49
i
Ongeveer 10 kΩ
+24V
RS485
18
37
130BD007.10
1
3
4
6
2
5
Specicaties
VLT® Decentral Drive FCD 302
Stroomniveau 0/4-20 mA (schaalbaar) Ingangsweerstand, R
i
Circa 200 Ω Maximale stroom 30 mA Resolutie voor analoge ingangen 10 bit (+ teken) Nauwkeurigheid van analoge ingangen Maximale fout 0,5% van volledige schaal Bandbreedte 100 Hz
De analoge ingangen zijn galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
77
Item Beschrijving
1 Functionele isolatie 2 Stuur­3 Galvanische scheiding (PELV) 4 Net 5 Hoge spanning 6 Motor
Afbeelding 7.1 Analoge ingangen
Puls-/encoderingangen Programmeerbare puls-/encoderingangen 2/1 Klemnummer puls/encoder 29, 331)/322), 33 Maximale frequentie op klem 29, 32, 33 110 kHz (push-pull) Maximale frequentie op klem 29, 32, 33 5 kHz (open collector) Minimale frequentie op klem 29, 32, 33 4 Hz Spanningsniveau Zie Digitale ingangen in deze sectie Maximale spanning op ingang 28 V DC Ingangsweerstand, R
i
Ongeveer 4 kΩ Nauwkeurigheid van pulsingang (0,1-1 kHz) Maximale fout: 0,1% van volledige schaal Nauwkeurigheid van encoderingang (1-110 kHz) Maximale fout: 0,05% van volledige schaal
De puls- en encoderingangen (klem 29, 32, 33) zijn galvanisch gescheiden van de voedingspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
1) Pulsingangen zijn 29 en 33
2) Encoderingangen: 32 = A en 33 = B
2)
Analoge uitgang Aantal programmeerbare analoge uitgangen 1 Klemnummer 42 Stroombereik bij analoge uitgang 0/4-20 mA Maximale belasting GND – analoge uitgang lager dan 500 Ω Nauwkeurigheid van analoge uitgang Maximale fout: 0,5% van volledige schaal
50 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
Specicaties Bedieningshandleiding
Resolutie op analoge uitgang 12 bit
De analoge uitgang is galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
Stuurkaart, RS485 seriële communicatie Klemnummer 68 (P, TX+, RX+), 69 (N, TX-, RX-) Klemnummer 61 Gemeenschappelijk voor klem 68 en 69
Het RS485 seriële-communicatiecircuit is functioneel gescheiden van andere centrale circuits en galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV).
Digitale uitgang Programmeerbare digitale/pulsuitgangen 2 Klemnummer 27, 29 Spanningsniveau bij digitale/frequentie-uitgang 0-24 V Maximale uitgangsstroom (sink of source) 40 mA Maximale belasting bij frequentie-uitgang 1 kΩ Maximale capacitieve belasting bij frequentie-uitgang 10 nF Minimale uitgangsfrequentie bij frequentie-uitgang 0 Hz Maximale uitgangsfrequentie bij frequentie-uitgang 32 kHz Nauwkeurigheid van frequentie-uitgang Maximale fout: 0,1% van volledige schaal Resolutie van frequentie-uitgangen 12 bit
1) Klem 27 en 29 kunnen ook worden geprogrammeerd als ingang.
De digitale uitgang is galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
Stuurkaart, 24 V DC-uitgang Klemnummer 12, 13 Uitgangsspanning 24 V +1, -3 V Maximale belasting 600 mA
De 24 V DC-voeding is galvanisch gescheiden van de netspanning (PELV), maar heeft hetzelfde grondpotentiaal als de analoge en digitale in- en uitgangen.
Relaisuitgangen Programmeerbare relaisuitgangen 2 Relais 01 klemnummer 1-3 (verbreek), 1-2 (maak) Maximale klembelasting (AC-1)1) op 1-3 (NC), 1-2 (NO) (resistieve belasting) 240 V AC, 2 A Maximale klembelasting (AC-15)1) (inductieve belasting bij cos φ 0,4) 240 V AC, 0,2 A Maximale klembelasting (DC-1)1) op 1-2 (NO), 1-3 (NC) (resistieve belasting) 48 V DC, 1 A Maximale klembelasting (DC-13)1) (inductieve belasting) 24 V DC, 0,1 A Relais 02 klemnummer 4-6 (verbreek), 4-5 (maak) Maximale klembelasting (AC-1)1) op 4-5 (NO) (resistieve belasting) Maximale klembelasting (AC-15)1) op 4-5 (NO) (inductieve belasting bij cos φ 0,4) 240 V AC, 0,2 A Maximale klembelasting (DC-1)1) op 4-5 (NO) (resistieve belasting) 80 V DC, 2 A Maximale. klembelasting (DC-13)1) op 4-5 (NO) (inductieve belasting) 24 V DC, 0,1 A Maximale klembelasting (AC-1)1) op 4-6 (NC) (resistieve belasting) 240 V AC, 2 A Maximale klembelasting (AC-15)1) (inductieve belasting bij cos φ 0,4) 240 V AC, 0,2 A Maximale klembelasting (DC-1)1) op 4-6 (NO), 4-5 (NC) (resistieve belasting) 48 V DC, 1 A Maximale klembelasting (DC-13)1) (inductieve belasting) 24 V DC, 0,1 A Minimale klembelasting op 1-3 (NC), 1-2 (NO), 4-6 (NC), 4-5 (NO) 24 V DC 10 mA, 24 V AC 20 mA
1) IEC 60947 deel 4 en 5. De relaiscontacten zijn galvanisch gescheiden van de rest van het circuit door middel van versterkte isolatie (PELV).
2) Overspanningscategorie II
3) UL-toepassingen 300 V AC 2 A
2,3)
overspanningscategorie II 240 V AC, 2 A
1)
7 7
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 51
Specicaties
Stuurkaart, 10 V DC-uitgang Klemnummer ±50 Uitgangsspanning 10,5 V ± 0,5 V Maximale belasting 15 mA
De 10 V DC-voeding is galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
Stuurkarakteristieken Resolutie van uitgangsfrequentie bij 0-590 Hz ± 0,003 Hz Herhalingsnauwkeurigheid van precisiestart/-stop (klem 18, 19) ± 0,1 ms Systeemresponstijd (klem 18, 19, 27, 29, 32, 33) 2 ms Bereik snelheidsregeling (zonder terugkoppeling) 1:100 van synchroon toerental Bereik snelheidsregeling (met terugkoppeling) 1:1000 van synchroon toerental Nauwkeurigheid van toerental (zonder terugkoppeling) 30-4000 tpm: fout ± 8 tpm Nauwkeurigheid van toerental (met terugkoppeling), afhankelijk van de resolutie van de terugkoppelingsbron 0-6000 tpm: fout ± 0,15 tpm Nauwkeurigheid koppelregeling (snelheidsterugkoppeling) maximale fout ± 5% van nominaal koppel
Alle stuurkarakteristieken zijn gebaseerd op een 4-polige asynchrone motor.
77
Stuurkaartprestaties Scaninterval 1 ms
Stuurkaart, seriële communicatie via USB USB-standaard 1.1 (volle snelheid) USB-stekker Type B USB-stekker
Aansluiting op de pc vindt plaats via een standaard USB-host/apparaatkabel. De USB-aansluiting is galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning. De USB-aardverbinding is niet galvanisch gescheiden van de aardverbinding (PE). Sluit alleen geïsoleerde laptops aan op de USB­connector van de frequentieregelaar.
VLT® Decentral Drive FCD 302
52 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
Specicaties Bedieningshandleiding
7.7 Zekeringen en circuitbreakers
American Wire Gauge (Amerikaanse kabeldik-
temaat). De maximale kabeldoorsnede is de grootste kabeldoorsnede die op de klemmen kan worden aangesloten. Volg altijd de nationale en lokale voorschriften op.
Er moeten voorzekeringen van het type gG
worden gebruikt. Gebruik voorzekeringen van dit type als moet worden voldaan aan UL/cUL (zie Tabel 7.2).
Gemeten met behulp van een afgeschermde/
gewapende motorkabel van 10 m (32,8 ft) bij nominale belasting en nominale frequentie.
Aanbevolen max. zekeringgrootte 25 A
Merk Type zekering UL-bestand-
nummer
Bussmann
Bussmann
Bussmann
Bussmann
Bussmann
Bussmann
Bussmann
SIBA
Littelfuse
Ferraz Shawmut Ferraz Shawmut Ferraz Shawmut
1)
FWH-
1)
KTS-R
1)
JKS-
1)
JJS-
FNQ-R-
1)
KTK-R-
1)
LP-CC-
5017906-
1)
KLS-R
1)
ATM-R
1)
A6K-R
1)
HSJ
E91958 JFHR2
E4273 RK1/JDDZ
E4273 J/JDDZ
E4273 T/JDDZ
1)
E4273 CC/JDDZ
E4273 CC/JDDZ
E4273 CC/JDDZ
1)
E180276 RK1/JDDZ
E81895 RK1/JDDZ
E2137 CC/JDDZ
E2137 RK1/JDDZ
E2137 J/HSJ
UL-categorie (CNN-code)
DC-spanningsniveau
Uitschakeling omvormer wegens onderspanning Waarschuwing wegens onderspanning Opnieuw inschakelen na onderspanning (waarschu­wingsreset) Waarschuwing wegens overspanning (zonder rem) Inschakeling dynamische rem 778 Opnieuw inschakelen na overspanning omvormer (waarschu­wingsreset) Waarschuwing wegens overspanning (met rem) Uitschakeling (trip) wegens overspanning
Tabel 7.3 FCD 302 DC-spanningsniveau
380-480 V-eenheden (V
DC)
373
410
398
778
795
810
820
Zekeringen
De eenheid is geschikt voor gebruik in een circuit dat maximaal 100.000 A
symmetrisch en 500 V kan leveren.
rms
Circuitbreaker
De eenheid is geschikt voor gebruik in een circuit dat maximaal 10.000 A
symmetrisch en 500 V kan leveren.
rms
7 7
Tabel 7.2 FCD 302 voorzekeringen die voldoen aan UL/cUL­vereisten
1) 5 A (0,37 kW/0,5 pk), 7A (0,55 kW/0,73 pk), 9 A (0,75 kW/1 pk), 12
A (1,1 kW/1,5 pk), 15 A (1,5 kW/2 pk), 20 A (2,2 kW/3 pk), 25 A (3
kW/4 pk)
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 53
Bijlage
8 Bijlage
VLT® Decentral Drive FCD 302
8.1 Snelmenuparameters
0-01 Taal
Option: Functie:
0-01 Taal
[52] Hrvatski Opgenomen in taalpakket 3
Option: Functie:
Bepaalt de taal op het display. De frequentieregelaar wordt geleverd met 4 verschillende taalpakketten. Engels en Duits zijn opgenomen in alle pakketten. Engels kan niet worden gewist of gewijzigd.
[0] * English Opgenomen in taalpakket 1-4
[1] Deutsch Opgenomen in taalpakket 1-4
[2] Francais Opgenomen in taalpakket 1.
[3] Dansk Opgenomen in taalpakket 1.
[4] Spanish Opgenomen in taalpakket 1.
88
[5] Italiano Opgenomen in taalpakket 1.
[6] Svenska Opgenomen in taalpakket 1.
[7] Nederlands Opgenomen in taalpakket 1.
[10] Chinese Opgenomen in taalpakket 2
[20] Suomi Opgenomen in taalpakket 1.
[22] English US Opgenomen in taalpakket 4
1-20 Motorverm. [kW]
Range: Functie:
Size related*
[ 0.09 -
3000.00 kW]
LET OP
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
Stel het nominale motorvermogen in kW in overeenkomstig de gegevens van het motortypeplaatje. De standaardwaarde komt overeen met het nominale vermogen van de frequentieregelaar. Deze parameter is zichtbaar op het LCP als parameter 0-03 Regionale instellingen is ingesteld op [0] Internationaal.
1-22 Motorspanning
Range: Functie:
Size related*
[ 10 ­1000 V]
Stel de nominale motorspanning in overeenkomstig de gegevens van het motortypeplaatje. De standaardwaarde komt overeen met het nominale vermogen van de frequentieregelaar.
[27] Greek Opgenomen in taalpakket 4
[28] Bras.port Opgenomen in taalpakket 4
[36] Slovenian Opgenomen in taalpakket 3
[39] Korean Opgenomen in taalpakket 2
[40] Japanese Opgenomen in taalpakket 2
[41] Turkish Opgenomen in taalpakket 4
[42] Trad.Chinese Opgenomen in taalpakket 2
[43] Bulgarian Opgenomen in taalpakket 3
[44] Srpski Opgenomen in taalpakket 3
[45] Romanian Opgenomen in taalpakket 3
[46] Magyar Opgenomen in taalpakket 3
[47] Czech Opgenomen in taalpakket 3
[48] Polski Opgenomen in taalpakket 4
[49] Russian Opgenomen in taalpakket 3
[50] Thai Opgenomen in taalpakket 2
[51] Bahasa
Indonesia
Opgenomen in taalpakket 2
1-23 Motorfrequentie
Range: Functie:
Size related*
[20 -
LET OP
1000
Vanaf softwareversie 6.72 is de uitgangs-
Hz]
frequentie van de frequentieregelaar begrensd op 590 Hz.
Stel de motorfrequentie in overeenkomstig de gegevens van het motortypeplaatje. Als er een andere waarde dan 50 Hz of 60 Hz is ingesteld, moet u de belastingonafhankelijke instellingen in parameter 1-50 Motormagnetisering bij
nulsnelheid tot parameter 1-53 Model versch.frequentie wijzigen. Voor 87 Hz-bedrijf
met 230/400 V-motoren stelt u de gegevens van het typeplaatje in voor 230 V/50 Hz. Pas
parameter 4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM] en parameter 3-03 Max. referentie aan om op 87
Hz te werken.
54 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
Bijlage Bedieningshandleiding
1-24 Motorstroom
Range: Functie:
Size related*
[ 0.10 -
10000.00 A]
LET OP
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
Stel de nominale motorstroom in overeenkomstig de gegevens van het motortypeplaatje. De gegevens worden gebruikt voor het berekenen van het motorkoppel, de thermische motorbe­veiliging en dergelijke.
1-25 Nom. motorsnelheid
Range: Functie:
Size related*
[100 ­60000 RPM]
LET OP
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
Voer het nominale motortoerental in overeenkomstig de gegevens van het motortypeplaatje. De gegevens worden gebruikt voor de berekening van motorcompensaties.
5-12 Klem 27 digitale ingang
Option: Functie:
Selecteer een functie uit de beschikbare lijst voor de digitale ingang.
Niet in bedrijf [0] Reset [1] Vrijloop geïnv. [2] Vrijloop & reset inv [3] Snelle stop geïnv. [4] DC-rem geïnv. [5] Stop geïnverteerd [6] Start [8] Pulsstart [9] Omkeren [10] Start omgekeerd [11] Start vooruit insch. [12] Start omgek. insch. [13] Jog [14] Ingest. ref. bit 0 [16] Ingest. ref. bit 1 [17] Ingest. ref. bit 2 [18] Ref. vasthouden [19] Uitgang vasth. [20] Snelh. omh. [21] Snelh. omlaag [22] Setupselectie bit 0 [23] Setupselectie bit 1 [24]
5-12 Klem 27 digitale ingang
Option: Functie:
Versnell. [28] Vertragen [29] Pulsingang [32] Ramp bit 0 [34] Ramp bit 1 [35] Netstoring geïnv. [36] DigiPot verhogen [55] DigiPot verlagen [56] DigiPot wissen [57] Reset Teller A [62] Reset Teller B [65]
1-29 Automatische aanpassing motorgegevens (AMA)
Option: Functie:
De AMA-functie optimaliseert de dynamische motorprestaties door een automatische optima­lisatie van de geavanceerde motorparameters (parameter 1-30 Statorweerstand (Rs) tot parameter 1-35 Hoofdreactantie (Xh)) terwijl de motor stilstaat. Activeer de AMA-functie door de [Hand On]­toets in te drukken nadat u [1] of [2] hebt geselecteerd. Zie ook hoofdstuk 5.4 Systeem opstarten. Na een normale procedure toont het display: Druk op [OK] om AMA te voltooien. Nadat u op [OK] hebt gedrukt, is de frequentie­regelaar gereed voor bedrijf.
LET OP
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
[0]*Uit
[1] Volledige
AMA insch.
[2] Beperkte
AMA insch.
Opmerking:
Voor een optimale aanpassing van de frequentie-
regelaar wordt aanbevolen om een AMA uit te voeren op een koude motor.
Een AMA kan niet worden uitgevoerd terwijl de
motor loopt.
Een AMA kan niet worden uitgevoerd bij
permanentmagneetmotoren.
Hiermee wordt een AMA uitgevoerd voor de statorweerstand Rs, de rotorweerstand Rr, de statorlekreactantie X1, de rotorlekreactantie X en de hoofdreactantie Xh. Hiermee wordt een beperkte AMA uitgevoerd waarbij alleen de statorweerstand Rs in het systeem wordt bepaald. Selecteer deze optie als een LC-lter wordt gebruikt tussen de frequentieregelaar en de motor.
8 8
2
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 55
Bijlage
VLT® Decentral Drive FCD 302
LET OP
Het is belangrijk om de motorgegevens in parame­tergroep 1-2* Motordata correct in te stellen, aangezien
die deel uitmaken van het AMA-algoritme. Een AMA moet worden uitgevoerd om te zorgen voor optimale dynamische motorprestaties. Dit kan tot 10 minuten duren, afhankelijk van de vermogensklasse van de motor.
LET OP
U kunt voorkomen dat tijdens de AMA een extern koppel wordt gegenereerd door de motoras los te koppelen van de toepassing.
LET OP
Als 1 van de instellingen in parametergroep 1-2* Motordata wordt gewijzigd, worden de geavanceerde motorparameters parameter 1-30 Statorweerstand (Rs) tot parameter 1-39 Motorpolen teruggezet op de standaard-
instelling.
88
3-02 Minimumreferentie
Range: Functie:
Size related*
[ -999999.999 ­par. 3-03 ReferenceFeed­backUnit]
Stel de minimumreferentie in. De minimumreferentie is de laagste waarde die wordt bepaald door de som van alle referenties. De minimumreferentie is alleen actief als parameter 3-00 Referentiebereik is ingesteld op [0] Min - Max.
De minimumreferentie komt overeen met:
de conguratie van
parameter 1-00 Congura­tiemodus: voor [1] Snelh. zndr
terugk., tpm; voor [2] Koppel, Nm;
de eenheid die is
geselecteerd in
parameter 3-01 Referentie/ terugk.eenheid.
Als optie [10] Synchronization (Synchronisatie) is geselecteerd in parameter 1-00 Conguratiemodus,
denieert deze parameter de maximale toerentalafwijking bij het uitvoeren van de positieoset die is gedenieerd in parameter 3-26 Master Oset.
3-03 Max. referentie
Range: Functie:
Size related*
[ par. 3-02 -
999999.999 ReferenceFeed­backUnit]
Stel de maximumreferentie in. De maximumreferentie is de hoogste waarde die wordt bepaald door de som van alle referenties.
De eenheid van de maximumrefe­rentie komt overeen met:
Als optie [9] Positioning (Positionering) is geselecteerd in parameter 1-00 Conguratiemodus, denieert deze parameter de maximale toerentalafwijking voor positionering.
3-41 Ramp 1 aanlooptijd
Range: Functie:
Size related*
3-42 Ramp 1 uitlooptijd
Range: Functie:
Size related*
[ 0.01
- 3600 s]
[ 0.01
- 3600 s]
Voer de aanlooptijd in, d.w.z. de tijd die nodig is om te versnellen van 0 tpm tot het synchrone motortoerental ns. Selecteer een aanlooptijd die voorkomt dat de uitgangs­stroom tijdens het aanlopen de in parameter 4-18 Stroombegr. ingestelde stroomgrens overschrijdt. De waarde 0,00 komt overeen met 0,01 s in snelheidsmodus. Zie uitlooptijd in parameter 3-42 Ramp 1 uitlooptijd.
t
Par. . 3 41 = 
Voer de uitlooptijd in, d.w.z. de tijd die nodig is om te vertragen van het synchrone motortoerental ns naar 0 tpm. Stel de uitlooptijd zo in dat er in de omvormer geen overspanning ontstaat als gevolg van de generatorwerking van de motor en de opgewekte stroom de in parameter 4-18 Stroombegr. ingestelde stroomgrens niet overschrijdt. De waarde 0,00 komt overeen met 0,01 s in snelheidsmodus. Zie aanlooptijd in parameter 3-41 Ramp 1 aanlooptijd.
Par. . 3 42 = 
acc
t
dec
De in
parameter 1-00 Congura­tiemodus geselecteerde
conguratie: voor [1] Snelh. zndr terugk., tpm; voor [2] Koppel, Nm;
de eenheid die is geselecteerd in
parameter 3-00 Referentie­bereik.
s xns tpmref tpm
s xns tpmref tpm
56 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
Bijlage Bedieningshandleiding
8.2 Opbouw parametermenu
Wijzigingen tijdens bedrijf
'TRUE' ('WAAR') betekent dat de parameter kan worden gewijzigd terwijl de frequentieregelaar in bedrijf is en 'FALSE' ('ONWAAR') betekent dat de frequentieregelaar moet worden stopgezet voordat er een wijziging kan worden doorgevoerd.
4-Set-up
Alle setups: de parameters kunnen afzonderlijk worden ingesteld in elk van de 4 setups, d.w.z. dat elke parameter 4 verschillende waarden kan hebben. 1 set-up: de waarde is gelijk.
Conversie-index
Het getal verwijst naar een conversiecijfer dat wordt gebruikt bij het lezen van en schrijven naar de frequentie­regelaar.
Conversie-index Conversiefactor
100 1 67 1/60 6 1000000 5 100000 4 10000 3 1000 2 100 1 10 0 1
-1 0,1
-2 0,01
-3 0,001
-4 0,0001
-5 0,00001
-6 0,000001
8 8
Datatype Beschrijving Type
2 Integer 8 Int8 3 Integer 16 Int16 4 Integer 32 Int32 5 Zonder teken 8 Uint8 6 Zonder teken 16 Uint16 7 Zonder teken 32 Uint32 9 Zichtbare reeks VisStr 33 Genormaliseerde waarde 2 bytes N2 35 Bitvolgorde van 16 boolean-variabelen V2 54 Tijdsverschil zonder datum TimD
Zie de VLT® Decentral Drive FCD 302 Design Guide voor meer informatie over datatype 33, 35 en 54.
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 57
Bijlage
3-89 Laagdoorlaatltertijd:
3-9* Dig. pot.meter
3-90 Stapgrootte
3-91 Ramptijd
3-92 Spann.herstel
3-93 Max. begrenzing
3-94 Min. begrenzing
3-95 Aan/uitloopvertr.
4-** Begr./waarsch.
4-1* Motorbegr.
VLT® Decentral Drive FCD 302
4-18 Stroombegr.
4-19 Max. uitgangsfreq.
4-17 Koppelbegrenzing generatormodus
4-16 Koppelbegrenzing motormodus
4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM]
4-10 Draairichting motor
4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz]
4-11 Motorsnelh. lage begr. [RPM]
4-12 Motorsnelh. lage begr. [Hz]
4-2* Begr.factoren
4-24 Brake Check Limit Factor
4-23 Bron snelheidsbegr.factor
4-21 Bron snelheidsbegr.factor
4-20 Bron koppelbegrenzingsfactor
4-3* Bew. motorterugk.
4-30 Motorterugkoppelingsverliesfunctie
4-31 Motorterugkoppelingssnelh. fout
4-32 Motorterugkoppelingsverliestime-out
4-34 Volgfoutfunctie
4-35 Volgfout
4-36 Volgfouttime-out
4-37 Volgfout aan/uitloop
4-38 Volgfout time-out aan/uitloop
4-44 Motor Speed Monitor Max
4-43 Draairichting motor
4-39 Volgfout na time-out aan/uitloop
4-4* Minimumtoerental
4-45 Motor Speed Monitor Timeout
4-5* Aanp. Waarschuwingen
4-50 Waarschuwing stroom laag
4-52 Waarschuwing snelheid laag
4-51 Waarschuwing stroom hoog
4-54 Waarsch: referentie laag
4-53 Waarschuwing snelheid hoog
4-55 Waarsch: referentie hoog
4-56 Waarsch: terugk. laag
4-57 Waarsch: terugk. hoog
4-58 Motorfasefunctie ontbreekt
4-59 Motor Check At Start
4-6* Snelh.-bypass
4-60 Bypass-snelh. vanaf [RPM]
4-62 Bypass-snelh. naar [RPM]
4-63 Bypass-snelh. tot [Hz]
4-61 Bypass-snelh. vanaf [Hz]
5-** Digitaal In/Uit
5-0* Dig. I/O-modus
5-00 Dig. I/O-modus
5-01 Klem 27 modus
5-02 Klem 29 modus
Einde
88
2-33 Snelheids-PID, laagdoorl.ltertijd
2-32 Snelheids-PID, integratietijd
3-** Ref./Ramp.
3-0* Ref. begrenz.
3-00 Referentiebereik
1-73 Vlieg. start
1-71 Startvertraging
1-07 Motor Angle Oset Adjust
1-74 Startsnelh. [TPM]
1-72 Startfunctie
1-1* Motorselectie
1-10 Motorconstructie
1-11 Motor Model
1-70 Startmodus PM
1-06 Richting rechtsom
3-02 Minimumreferentie
3-03 Max. referentie
3-04 Referentiefunctie
3-01 Referentie/terugk.eenheid
1-75 Startsnelh. [Hz]
1-76 Startstroom
1-8* Stopaanpassingen
1-80 Functie bij stop
1-17 Filtertijdconstante spanning
1-14 Verst. demping
1-15 Filtertijdconstante lage snelh.
1-16 Filtertijdconstante hoge snelh.
3-1* Referenties
3-10 Ingestelde ref.
1-81 Min. snelh. functie bij stop [RPM]
1-82 Min. snelh. voor functie bij stop [Hz]
1-18 Min. stroom bij lage snelh.
1-2* Motordata
3-12 Versnell.-/vertrag.-waarde
3-11 Jog-snelh. [Hz]
1-83 Precisiestopfunctie
1-84 Prec. stoptellerwaarde
1-20 Motorverm. [kW]
1-21 Motorverm. [PK]
3-16 Referentiebron 2
3-13 Referentieplaats
3-14 Ingestelde relatieve ref.
3-15 Referentiebron 1
1-85 Precisiestop snelh.comp. vertr.
1-9* Motortemperatuur
1-90 Therm. motorbeveiliging
1-91 Ext. motor-ventilator
1-22 Motorspanning
1-23 Motorfrequentie
1-24 Motorstroom
1-25 Nom. motorsnelheid
3-17 Referentiebron 3
3-18 Rel. schaling van referentiebron
1-93 Thermistorbron
1-94 ATEX ETR cur.lim. speed reduction
1-29 Automatische aanpassing motorge-
1-26 Cont. nom. motorkoppel
3-19 Jog-snelh. [TPM]
1-95 KTY-sensortype
gevens (AMA)
3-4* Ramp 1
1-96 KTY-thermistorbron
1-3* Geav. Motordata
3-40 Ramp 1 type
1-97 KTY-drempelwaarde
1-30 Statorweerstand (Rs)
3-41 Ramp 1 aanlooptijd
3-42 Ramp 1 uitlooptijd
3-45 Ramp 1 S-ramp ratio bij versn. Start
3-46 Ramp 1 S-ramp ratio bij versn. Einde
1-98 ATEX ETR interpol. points freq.
1-99 ATEX ETR interpol points current
2-** Remmen
2-0* DC-rem
1-35 Hoofdreactantie (Xh)
1-34 Rotorlekreactantie (X2)
1-33 Statorlekreactantie (X1)
1-31 Rotorweerstand (Rr)
3-47 Ramp 1 S-ramp ratio bij vertr. Start
2-00 DC-houdstroom
1-36 IJzerverliesweerstand (Rfe)
3-48 Ramp 1 S-ramp ratio bij vertr. Einde
3-5* Ramp 2
2-01 DC-remstroom
2-02 DC-remtijd
1-38 q-axis Inductance (Lq)
1-37 Inductantie d-as (Ld)
3-50 Ramp 2 type
3-51 Ramp 2 aanlooptijd
3-52 Ramp 2 uitlooptijd
2-05 Max. referentie
2-04 Inschakelsnelh. DC-rem [Hz]
2-03 Inschakelsnelh. DC-rem [tpm]
1-41 Oset motorhoek
1-40 Tegen-EMK bij 1000 TPM
1-39 Motorpolen
3-55 Ramp 2 S-ramp ratio bij versn. Start
2-06 Parkeerstroom
1-44 Inductantie d-as verz. (LdSat)
3-56 Ramp 2 S-ramp ratio bij versn. Einde
3-57 Ramp 2 S-ramp ratio bij vertr. Start
2-07 Parkeertijd
2-1* Remenergie-functie
1-46 Verst. positiedetectie
1-45 q-axis Inductance Sat. (LqSat)
3-58 Ramp 2 S-ramp ratio bij vertr. Einde
3-6* Ramp 3
2-10 Remfunctie
2-11 Remweerstand (ohm)
1-48 Inductantieverz. punt
1-47 Koppelkalibratie bij lage snelh.
3-60 Ramp 3 type
3-61 Ramp 3 aanlooptijd
3-62 Ramp 3 uitlooptijd
2-13 Bewaking remvermogen
2-15 Remtest
2-12 Begrenzing remvermogen (kW)
1-5* Bel. onafh. inst.
1-50 Motormagnetisering bij nulsnelheid
1-51 Min. snelh. norm. magnetisering [TPM]
3-65 Ramp 3 S-ramp ratio bij versn. Start
3-66 Ramp 3 S-ramp ratio bij versn. Einde
3-67 Ramp 3 S-ramp ratio bij vertr. Start
2-18 Voorwaarde remtest
2-17 Overspanningsreg.
2-16 AC-rem max. stroom
1-53 Model versch.frequentie
1-52 Min. snelh. norm. magnetisering [Hz]
1-54 Voltage reduction in eldweakening
3-68 Ramp 3 S-ramp ratio bij vertr. Einde
3-7* Ramp 4
2-19 Overspann.verst.
2-2* Mechanische rem
1-55 U/f-karakteristiek - U
1-56 U/f-karakteristiek - F
3-70 Ramp 4 type
3-71 Ramp 4 aanlooptijd
3-72 Ramp 4 uitlooptijd
2-21 Snelheid remactivering [TPM]
2-22 Snelheid activering rem [Hz]
2-20 Stroom bij vrijgave rem
1-58 Stroom testpulsen vlieg.start
1-59 Freq. testpulsen vlieg.start
1-6* Bel. afhank. Instelling
3-75 Ramp 4 S-ramp ratio bij versn. Start
3-76 Ramp 4 S-ramp ratio bij versn. Einde
3-77 Ramp 4 S-ramp ratio bij vertr. Start
2-23 Vertraging remactivering
2-24 Stopvertr.
2-25 Tijd vrijgave rem
1-62 Slipcompensatie
1-61 Belastingcomp. bij hoge snelheid
1-60 Belast. comp. bij lage snelheid
3-78 Ramp 4 S-ramp ratio bij vertr. Einde
3-8* Andere Ramps
3-80 Jog ramp-tijd
2-28 Verst.boostfactor
2-26 Koppelref.
2-27 Ramp-tijd koppel
1-63 Slipcompensatie tijdconstante
1-64 Resonantiedemping
1-65 Resonantiedemping tijdconstante
3-83 Snelle stop S-rampverh. bij decel. Start
3-82 Snelle stop aan/uitloop
3-81 Snelle stop ramp-tijd
2-29 Uitlooptijd van het koppel
2-3* Geav. Mech. rem laag
2-30 Position P Start Proportional Gain
1-67 Belastingstype
1-68 Min. traagheid
1-66 Min. stroom bij lage snelh.
3-84 Snelle stop S-rampverh. bij decel.
versterking
2-31 Snelheids-PID, proportionele
1-69 Max. traagheid
1-7* Startaanpassingen
Parameters
0-25 Persoonlijk menu
0-24 Displayregel 3 groot
0-** Bediening/display
8.2.1 Softwareversie 7.XX
0-0* Basisinstellingen
0-01 Taal
0-02 Eenh. motortoerental
0-03 Regionale instellingen
0-04 Bedieningsstatus bij insch. (handm.)
0-09 Performance Monitor
0-11 Setup wijzigen
0-12 Setup gekoppeld aan
0-14 Uitlez.: Wijzig setups/kanaal
0-13 Uitlez.: Gekopp. setups
0-1* Setupafhandeling
0-10 Actieve setup
0-15 Uitlez.: actual setup
0-2* LCP-display
0-20 Displayregel 1.1 klein
0-21 Displayregel 1.2 klein
0-22 Displayregel 1.3 klein
0-23 Displayregel 2 groot
0-3* Std uitlezing LCP
0-37 Displaytekst 1
0-38 Displaytekst 2
0-31 Min. waarde van uitlezing klant
0-4* LCP-toetsenbord
0-40 [Hand on]-toets op LCP
0-39 Displaytekst 3
0-33 Source for User-dened Readout
0-32 Max. waarde uitlezing klant
0-30 Eenheid voor uitlezing gebr.
0-44 [O/Reset]-toets LCP
0-43 [Reset]-toets op LCP
0-41 [O]-toets op LCP
0-42 [Auto on]-toets op LCP
0-45 [Drive Bypass]-toets LCP
0-5* Kopiëren/Opsl.
0-50 LCP kopiëren
0-51 Kopie setup
0-6* Wachtw.
0-60 Wachtw. hoofdmenu
0-61 Toegang hoofdmenu zonder wachtw.
0-65 Wachtw persoonlijk menu
0-66 Toegang pers. menu zonder wachtw.
0-67 Wachtwoord bus
0-68 Safety Parameters Password
0-69 Password Protection of Safety
1-** Belasting & motor
1-0* Alg. instellingen
1-00 Conguratiemodus
1-01 Motorbesturingsprincipe
1-02 Flux motorterugk.bron
1-03 Koppelkarakteristiek
1-04 Overspanningsmodus
1-05 Conguratie lokale modus
58 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
Bijlage Bedieningshandleiding
9-99 Probus revisieteller
9-94 Gewijzigde par. (5)
9-93 Gewijzigde par. (4)
9-92 Gewijzigde par. (3)
9-91 Gewijzigde par. (2)
9-90 Gewijzigde par. (1)
9-85 Ingestelde par. (6)
9-84 Ingestelde par. (5)
9-83 Ingestelde par. (4)
9-63 Huid. baudsnelh.
9-64 Toestelidenticatie
9-65 Proelnummer
9-67 Stuurwoord 1
9-68 Statuswoord 1
9-72 ProbusOmvReset
9-70 Setup wijzigen
9-71 Datawaarden Probus opslaan
9-82 Ingestelde par. (3)
9-81 Ingestelde par. (2)
9-75 DO-identicatie
9-80 Ingestelde par. (1)
10-** CAN-veldbus
10-0* Alg. instellingen
10-00 CAN-protocol
10-01 Gesel. baudsnelh.
10-02 MAC ID
10-05 Uitlez. zend-foutenteller
10-06 Uitlez. ontvangst-foutenteller
10-07 Uitlez. bus-uit-teller
10-1* DeviceNet
10-10 Procesdata typeselectie
10-15 Netcontrole
10-13 Waarschuwingspar.
10-14 Netreferentie
10-12 Procesdata cong. lezen
10-11 Procesdata cong. schrijven
10-2* COS-lters
10-20 COS-lter 1
10-21 COS-lter 2
10-22 COS-lter 3
10-23 COS-lter 4
10-3* Toegang parameters
10-30 Array-index
10-34 Productcode DeviceNet
10-31 Datawaarden opsl.
10-5* CANopen
10-50 Schrijfcong. PCD
10-51 Leescong. PCD
nummer drive-unit)
12-** Ethernet
12-0* IP-instell
12-01 IP-adres
12-00 Toewijzing IP-adres
10-39 DeviceNet F parameters
10-32 Revisie DeviceNet
10-33 Altijd opslaan
12-05 Lease eindigt
12-03 Std gateway
12-04 DHCP-server
12-02 Subnetmasker
8-10 Stuurwoordproel
8-13 Instelbaar statuswoord STW
8-14 Instelbaar stuurwoord CTW
8-17 Congurable Alarm and Warningword
8-19 Product Code
8-3* FC-poortinst.
7-04 Snelheids-PID, dierentiatietijd
7-06 Snelheids-PID, laagdoorl.ltertijd
7-03 Snelheids-PID, integratietijd
7-01 Snelheid PID
7-02 Snelheids-PID, prop. versterking
7-05 Snelheids-PID, di. verst.limiet
6-0* Anal. I/O-modus
6-00 Live zero time-out-tijd
6-01 Live zero time-out-functie
6-1* Anal. ingang 1
6-10 Klem 53 lage spanning
6-11 Klem 53 hoge spanning
8-30 Protocol
7-07 Snelheids-PID, terugk overbr.verh.
6-12 Klem 53 lage stroom
8-31 Adres
8-32 FC-poort baudsnelh.
8-33 Par./stopbits
7-09 Speed PID Error Correction w/ Ramp
7-08 Snelheids-PID, voorw. kopp.factor
7-1* Koppel-PI-reg.
6-15 Klem 53 hoge ref./terugkopp. waarde
6-13 Klem 53 hoge stroom
6-14 Klem 53 lage ref./terugkopp. waarde
8-36 Max. responsvertr.
8-37 Max. tss.-tekenvertr.
8-34 Geschatte cyclustijd
8-35 Min. responsvertr.
7-10 Terugk.bron snelheids-PID
7-12 Koppel-PI, prop. versterking
7-13 Koppel-PI, integratietijd
7-16 Snelheid PI laagdoorlaatlter, tijd
6-16 Klem 53 lter tijdconstante
6-2* Anal. ingang 2
6-20 Klem 54 lage spanning
6-21 Klem 54 hoge spanning
8-4* FC MC-protocolinst.
7-18 Torque PI Feed Forward Factor
6-22 Klem 54 lage stroom
8-40 Telegramkeuze
7-19 Current Lim Ctrl, Filter Time (Filtertijd
6-23 Klem 54 hoge stroom
8-41 Signaalparameters
stroombegr.reg.)
6-24 Klem 54 lage ref./terugkopp. waarde
8-45 BTM transactiecommando
8-46 BTM transactiestatus
8-47 BTM time-out
7-22 Proces-CL Terugk. 2 Bron
7-3* Process PID II.
7-30 Proces-PID normaal/omgekeerd
6-31 Klem X30/11 hoge spanning
6-3* Anal. ingang 3
6-30 Klem X30/11 lage spanning
8-48 BTM Maximum Errors
7-31 Anti-windup proces-PID
6-34 Klem X30/11 lage ref./terugk. waarde
8-42 PCD-schrijfcong.
8-43 PCD-leescong.
7-2* Procesreg. Terugk.
7-20 Proces-CL Terugk. 1 Bron
6-26 Klem 54 lter tijdconstante
6-25 Klem 54 hoge ref./terugkopp. waarde
8-49 BTM Error Log
8-5* Digitaal/Bus
8-50 Vrijloopselectie
8-51 Select. snelle stop
8-52 DC-remselectie
7-35 Dierentiatietijd proces-PID
7-34 Integratietijd proces-PID
7-33 Prop. versterking proces-PID
7-32 Proces-PID startsnelheid
6-35 Klem X30/11 hoge ref./terugk. waarde
7-36 Proces-PID di. verst.limiet
6-36 Klem X30/11 ltertijdconstante
6-41 Klem X30/12 hoge spanning
6-4* Anal. ingang 4
6-40 Klem X30/12 lage spanning
8-54 Omkeerselectie
8-55 Setupselectie
8-56 Select. ingestelde ref.
8-53 Startselectie
7-39 Bandbreedte op referentie
7-38 Voorwaartswerkingsfactor proces-PID
7-40 Proces-PID I-deel reset
7-4* Geav. Process PID I
6-46 Klem X30/12 ltertijdconstante
6-45 Klem X30/12 hoge ref./terugk. waarde
6-44 Klem X30/12 lage ref./terugk. waarde
6-5* Anal. uitgang 1
8-57 Prodrive OFF2 Select
7-41 Proces-PID uitgang neg. vasth.
6-50 Klem 42 uitgang
8-58 Prodrive OFF3 Select
8-8* FC-poortdiagnostiek
7-42 Proces-PID uitgang pos. vasth.
7-43 Proces-PID verst.schaal bij min. ref.
6-51 Klem 42 uitgang min. schaal
6-52 Klem 42 uitgang max. schaal
8-80 Bus Berichtenteller
7-44 Proces-PID verst.schaal bij max. ref.
6-53 Klem 42 uitgang busbesturing
8-81 Bus Foutenteller
7-45 Proces-PID voorwaarts bron
6-54 Klem 42 uitgang time-outinstelling
8-83 Slavefoutenteller
8-82 Slaveberichten ontv.
8-9* Bus-jog
8-90 Snelheid bus-jog 1
Gecontr.
7-46 Proces-PID voorwaarts norm/inv
7-48 PCD Feed Forward
7-49 Proces-PID uitgang norm/inv Gecontr.
6-55 Klem 42 uitgangslter
6-61 Klem X30/8 min.schaling
6-6* Anal. uitgang 2
6-60 Klem X30/8 uitgang
8-91 Snelheid bus-jog 2
9-** PROFIdrive
9-00 Setpoint
7-51 Proces-PID voorwaarts verst.
7-5* Geav. Process PID II
7-50 Proces-PID uitgebr PID
6-63 Klem X30/8 busbesturing
6-64 Klem X30/8 uitgang time-outinstelling
6-62 Klem X30/8 max. schaling
9-07 Act. waarde
9-15 PCD-schrijfcong.
9-16 PCD-leescong.
9-18 Node-adres
9-19 Drive Unit System Number (Systeem-
7-52 Proces-PID voorwaarts aanloop
7-53 Proces-PID voorwaarts uitloop
7-56 Proces-PID ref. ltertijd
7-57 Proces-PID tk ltertijd
8-** Comm. en opties
6-73 Klem X45/1 busbesturing
6-72 Klem X45/1 max. schaling
6-71 Klem X45/1 min. schaling
6-7* Anal. uitgang 3
6-70 Klem X45/1 uitgang
9-22 Telegramkeuze
9-23 Signaalparameters
8-0* Alg. instellingen
8-01 Stuurplaats
8-02 Stuurwoordbron
6-74 Klem X45/1 uitgang time-outinstelling
6-8* Anal. uitgang 4
6-80 Klem X45/3 uitgang
9-27 Param. wijzigen
9-28 Procesregeling
9-44 Teller foutmeldingen
8-05 Einde-time-out-functie
8-03 Time-out-tijd stuurwoord
8-04 Time-out-functie stuurwoord
6-83 Klem X45/3 busbesturing
6-82 Klem X45/3 max. schaling
6-81 Klem X45/3 min. schaling
9-52 Teller foutsituaties
9-45 Foutcode
9-47 Foutnummer
8-06 Stuurwoordtime-out reset
8-07 Diagnose-trigger
8-08 Uitlezing lteren
6-84 Klem X45/3 uitgang time-outinstelling
7-** Regelaars
7-0* Snelh.-PID-reg.
9-53 Probus waarsch.-wrd
8-1* Gecontr. Stuurwoordinst.
7-00 Terugk.bron snelheids-PID
8 8
5-1* Digitale ingangen
5-10 Klem 18 digitale ingang
5-11 Klem 19 digitale ingang
5-13 Klem 29 digitale ingang
5-12 Klem 27 digitale ingang
5-14 Klem 32 digitale ingang
5-15 Klem 33 digitale ingang
5-17 Klem X30/3 digitale ingang
5-16 Klem X30/2 digitale ingang
5-19 Klem 37 Veilige stop
5-18 Klem X30/4 digitale ingang
5-3* Digitale uitgangen
5-30 Klem 27 dig. uitgang
5-31 Klem 29 dig. uitgang
5-32 Klem X30/6 dig. uitgang (MCB 101)
5-33 Klem X30/7 dig. uitgang (MCB 101)
5-4* Relais
5-40 Functierelais
5-41 Aan-vertr., relais
5-42 Uit-vertr., relais
5-5* Pulsingang
5-50 Klem 29 lage freq.
5-54 Pulslter tijdconstante nr. 29
5-53 Klem 29 hoge ref./terugk. waarde
5-52 Klem 29 lage ref./terugk. waarde
5-51 Klem 29 hoge freq.
5-55 Klem 33 lage freq.
5-59 Pulslter tijdconstante nr. 33
5-58 Klem 33 hoge ref./terugk. waarde
5-57 Klem 33 lage ref./terugk. waarde
5-56 Klem 33 hoge freq.
5-6* Pulsuitgang
5-62 Max. freq. pulsuitgang 27
5-60 Klem 27 pulsuitgangsvariabele
5-65 Max. freq. pulsuitgang 29
5-63 Klem 29 pulsuitgangsvariabele
5-68 Max. freq. pulsuitgang X30/6
5-66 Klem X30/6 pulsuitgangsvariabele
5-71 Klem 32/33 encoderrichting
5-7* 24 V encoder-ing.
5-70 Klem 32/33 pulsen per omwenteling
5-8* I/O-opties
5-80 AHF Cap Reconnect Delay
5-94 Pulsuitgang 27 time-outinstelling
5-9* Via busbesturing
5-90 Digitale & relaisbesturing bus
5-93 Pulsuitgang 27 busbesturing
5-95 Pulsuitgang 29 busbesturing
5-96 Pulsuitgang 29 time-outinstelling
5-98 Pulsuitgang X30/6 time-outinst.
5-97 Pulsuitgang X30/6 busbest.
6-** Analoog In/Uit
5-26 Klem X46/13 digitale ingang
5-25 Klem X46/11 digitale ingang
5-24 Klem X46/9 digitale ingang
5-23 Klem X46/7 digitale ingang
5-22 Klem X46/5 digitale ingang
5-21 Klem X46/3 digitale ingang
5-20 Klem X46/1 digitale ingang
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 59
Bijlage
16-34 Temp. koellich.
16-35 Inverter therm.
16-36 Inv. nom. stroom
16-37 Inv. max. stroom
16-38 SL-controllerstatus
VLT® Decentral Drive FCD 302
16-76 Anal. ingang X30/12
16-77 Anal. uitgang X30/8 [mA]
16-78 Anal. uitgang X45/1 [mA]
16-39 Temp. stuurkaart
16-40 Logbuer vol
16-41 LCP onderste statusreg
16-45 Motor Phase U Current
16-49 Stroomfoutbron
16-48 Speed Ref. After Ramp [RPM]
16-47 Motor Phase W Current
16-46 Motor Phase V Current
16-5* Ref. & terugk.
16-50 Externe referentie
16-51 Pulsreferentie
16-52 Terugk. [Eenh]
16-53 Digi Pot referentie
16-57 Feedback [RPM]
16-6* In- & uitgangen
16-60 Digitale ingang
16-61 Klem 53 schakelinstell.
16-63 Klem 54 schakelinstell.
16-62 Anal. ingang 53
16-67 Freq. ing. nr. 29 [Hz]
16-65 Anal. uitgang 42 [mA]
16-66 Dig. uitgang [bin]
16-64 Anal. ingang 54
16-71 Relaisuitgang [bin]
16-70 Pulsuitg. nr. 29 [Hz]
16-69 Pulsuitg. nr. 27 [Hz]
16-68 Freq. ing. nr. 33 [Hz]
16-75 Anal. ingang X30/11
16-72 Teller A
16-73 Teller B
16-74 Prec. stopteller
16-79 Anal. uitgang X45/3 [mA]
16-82 Veldbus REF 1
16-84 Comm. optie STW
16-8* Veldbus & FC-poort
16-80 Veldbus CTW 1
16-89 Congurable Alarm/Warning Word
16-86 FC-poort REF 1
16-87 Bus Readout Alarm/Warning
16-85 FC-poort CTW 1
16-9* Diagnose-uitlez.
16-90 Alarmwoord
16-94 Uitgebr. Statuswoord
16-92 Waarsch.-wrd
16-93 Waarsch.woord 2
16-91 Alarmwoord 2
17-** Position Feedback
17-1* Incr. enc. interface
17-10 Signaaltype
17-11 Resolutie (PPO)
88
15-49 SW-id stuurkaart
15-50 SW-id voedingskaart
14-37 Fieldweakening Speed
14-4* Energieoptimalis.
12-94 Broadcaststormbeveiliging
12-95 Inactiviteit time-out
15-51 Serienr. freq.-omvormer
15-53 Serienr. voedingskaart
15-54 Cong File Name
15-59 CSIV-bestand
14-42 Min. AEO-frequentie
14-43 Cosphi motor
14-41 Min. magnetisering AEO
14-40 VT-niveau
12-99 Mediatellers
12-96 Poortcong
12-97 QoS Priority
12-98 Interfacetellers
15-6* Optie-ident.
15-60 Optie gemonteerd
14-5* Omgeving
14-50 RFI-lter
13-** Smart Logic
13-0* SLC-instellingen
15-70 Optie slot A
15-63 Serienummer optie
15-61 SW-versie optie
15-62 Bestelnummer optie
14-55 Uitgangslter
14-53 Ventilatorbew.
14-51 DC-linkcompensatie
14-52 Ventilatorreg.
13-00 SL-controllermodus
13-01 Gebeurt. starten
13-02 Gebeurt. stoppen
13-03 SLC resetten
15-72 Optie slot B
15-74 Optie in sleuf C0/E0
15-71 SW-versie optie slot A
15-73 SW-versie optie slot B
14-56 Capaciteit uitgangslter
14-57 Inductantie uitgangslter
14-59 Huidig aantal inverters
14-7* Compatibiliteit
13-1* Comparatoren
13-10 Comparator-operand
13-11 Comparator-operator
13-12 Comparatorwaarde
15-75 SW-versie optie sleuf C0/E0
15-76 Optie in sleuf C1/E1
15-77 SW-versie optie sleuf C1/E1
15-8* Bedrijfsgegevens II
14-72 VLT alarmwoord
14-73 VLT waarsch.wrd
14-74 VLT Uitgebr. Statuswoord
14-8* Opties
13-16 RS-FF Operand R
13-1* RS-ipops
13-15 RS-FF Operand S
13-2* Timers
15-80 Draaiuren ventilator
14-80 Optie gevoed door externe 24 V DC
13-20 Timer SL-controller
15-89 Conguration Change Counter
15-81 Ingest. draaiuren ventilator
14-89 Option Detection (Optiedetectie)
14-88 Option Data Storage
13-4* Log. regels
13-40 Logische regel Boolean 1
16-06 Huidige positie
15-92 Ingest. parameters
14-90 Foutniveau
13-42 Logische regel Boolean 2
15-93 Gewijzigde param.
15-98 ID omvormer
15-** Geg. omvormer
15-0* Bedrijfsgegevens
13-44 Logische regel Boolean 3
13-43 Logische regel operator 2
15-99 Parameter metadata
15-00 Bedrijfsuren
13-5* Standen
16-** Data-uitlezingen
15-01 Aantal draaiuren
13-51 SL Controller Event
15-9* Parameterinfo
14-9* Foutinstell
13-41 Logische regel operator 1
16-02 Referentie %
16-0* Alg. status
16-00 Stuurwoord
16-01 Referentie [Eenh.]
15-02 kWh-teller
15-03 Inschakelingen
15-04 x Overtemp.
15-05 x Overspann.
13-52 SL-controlleractie
14-** Speciale functies
14-0* Inverterschakeling
14-00 Schakelpatroon
16-03 Statuswoord
16-05 Vrnste huid. waarde [%]
15-07 Draaiurenteller reset
15-06 kWh-teller reset
14-01 Schakelfrequentie
14-03 Overmodulatie
16-09 Standaard uitlez.
16-1* Motorstatus
15-11 Loginterval
15-1* Instellingen datalog
15-10 Logbron
14-04 Akoestische-ruiswaarden
14-06 Dead Time Compensation
14-1* Netstoring
16-10 Verm. [kW]
15-12 Triggergebeurt.
14-10 Netstoring
16-11 Verm. [pk]
15-13 Logmodus
14-11 Mains Fault Voltage Level
16-12 Motorspanning
16-13 Frequentie
16-14 Motorstroom
16-15 Frequentie [%]
15-14 Steekproeven voor trigger
15-2* Hist. log
15-20 Hist. log: event
15-21 Hist. log: waarde
14-16 Kin. Back-up Gain
14-15 Kin. Backup Trip Recovery Level
14-14 Kin. Back-up Time-out
14-12 Response to Mains Imbalance
16-16 Koppel [Nm]
16-17 Snelh. [TPM]
16-18 Motor therm.
15-22 Hist. log: Tijd
15-3* Foutlog
15-30 Foutlog: foutcode
14-2* Uitsch. reset
14-20 Resetmodus
14-21 Tijd tot autom. herstart
16-19 KTY-sensortemperatuur
16-20 Motorhoek
15-32 Foutlog: Tijd
15-31 Foutlog: waarde
14-24 Uitsch.vertr. bij stroombegr.
14-22 Bedrijfsmodus
16-22 Koppel [%]
16-21 Torque [%] High Res.
15-4* ID omvormer
15-40 FC-type
14-26 Uitschakelvertraging bij inverterfout
14-25 Uitsch.vertr. bij Koppelbegr.
16-24 Calibrated Stator Resistance
16-23 Motor Shaft Power [kW]
15-41 Vermogenssectie
15-42 Spanning
14-28 Productie-instell.
14-29 Servicecode
16-25 Koppel [Nm] hoog
15-43 Softwareversie
14-3* Stroombegr. reg.
16-3* Status omvormer
16-30 DC-aansluitsp.
15-44 Bestelde Typecode
15-45 Huidige typecodereeks
14-30 Stroombegr.reg., proport. versterk.
14-31 Stroombegr. reg., integratietijd
16-31 System Temp.
16-32 Remenergie/s
15-47 Bestelnr. voedingskaart
15-46 Bestelnr. freq.-omvormer
14-32 Stroombegr.reg., ltertijd
14-35 Afslagbeveiliging
16-33 Remenergie/2 min.
15-48 LCP ID-nr.
14-36 Field-weakening Function
12-06 Naamservers
12-07 Domeinnaam
12-08 Hostnaam
12-11 Verb.tijd
12-14 Duplex-verb.
12-12 Auto-onderhand.
12-2* Procesdata
12-20 Controleobject
12-09 Fysiek adres
12-1* Ethernetverb.par.
12-10 Verb.status
12-18 Supervisor MAC
12-19 Supervisor IP Addr.
12-13 Verb.snelh
12-24 Process Data Cong Read Size
12-22 Procesdata cong. lezen
12-23 Process Data Cong Write Size
12-21 Procesdata cong. schrijven
12-3* Ethernet/IP
12-30 Waarschuwingspar.
12-31 Netreferentie
12-32 Netcontrole
12-33 CIP-revisie
12-34 CIP-productcode
12-35 EDS-parameter
12-38 COS-lter
12-37 COS-blokk.timer
12-4* Modbus TCP
12-42 Uitzond.berichtenteller slave
12-40 Statusparameter
12-41 Slaveberichtenteller
12-59 EtherCAT Status
12-5* EtherCAT
12-50 Congured Station Alias
12-51 Congured Station Address
12-6* Ethernet PowerLink
12-60 Node ID
12-63 Basic Ethernet Timeout
12-62 SDO Timeout
12-66 Threshold
12-67 Threshold Counters
12-68 Cumulative Counters
12-69 Ethernet PowerLink Status
12-8* Ov Ethern.diensten
12-80 FTP-server
12-81 HTTP-server
12-85 ACD Last Conict
12-82 SMTP-service
12-83 SNMP Agent
12-84 Address Conict Detection
12-89 Transparant kanaalaansluitpunt
12-9* Geav Ethernetdiensten
12-90 Kabeldiagnostiek
12-91 Auto-kruising
12-92 IGMP-snooping
12-93 Foute kabellengte
12-29 Altijd opslaan
12-27 Master Address
12-28 Datawaarden opsl.
60 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
Bijlage Bedieningshandleiding
34-07 PCD 7 Schrijf naar MCO
34-08 PCD 8 Schrijf naar MCO
34-09 PCD 9 Schrijf naar MCO
34-02 PCD 2 Schrijf naar MCO
34-** MCO data-uitlez
34-0* PCD-schrijfpar.
34-01 PCD 1 Schrijf naar MCO
34-06 PCD 6 Schrijf naar MCO
34-04 PCD 4 Schrijf naar MCO
34-05 PCD 5 Schrijf naar MCO
34-03 PCD 3 Schrijf naar MCO
34-10 PCD 10 Schrijf naar MCO
34-21 PCD 1 Lees van MCO
34-22 PCD 2 Lees van MCO
34-23 PCD 3 Lees van MCO
34-24 PCD 4 Lees van MCO
34-25 PCD 5 Lees van MCO
34-26 PCD 6 Lees van MCO
34-27 PCD 7 Lees van MCO
34-28 PCD 8 Lees van MCO
34-29 PCD 9 Lees van MCO
34-2* PCD-leespar.
34-30 PCD 10 Lees van MCO
34-4* In- & uitgangen
34-40 Digitale ingangen
34-41 Digitale uitgangen
34-5* Procesdata
34-51 Aangegeven positie
34-50 Huidige positie
34-53 Indexpositie slave
34-52 Huidige positie master
34-54 Indexpositie master
34-55 Curvepositie
34-56 Spoorfout
34-57 Synchronisatiefout
34-58 Huidige snelheid
34-60 Synchronisatiestatus
34-61 Asstatus
34-62 Programmastatus
34-59 Huidige snelheid master
34-64 MCO 302 statusw
34-65 MCO 302 stuurw
34-66 SPI Error Counter
34-7* Diagnose-uitlez.
34-70 MCO alarmwoord 1
34-71 MCO alarmwoord 2
35-03 Klem X48/7 ing.type
35-02 Klem X48/7 temp. eenh.
35-01 Klem X48/4 ing.type
35-** Sensoringangoptie
35-0* Temp. ing.modus
35-00 Klem X48/4 temp. eenh.
35-04 Klem X48/10 temp. eenh.
35-05 Klem X48/10 ing.type
35-06 Alarmfunctie temperatuursensor
35-1* Temp. ing. X48/4
35-14 Klem X48/4 ltertijdconstante
35-15 Klem X48/4 temp. bew.
35-16 Klem X48/4 lage temp. begr.
33-22 Marker.tolerantiebereik slave
32-38 Kabellengte absolute encoder
30-05 Wobbel freq. overslaan [%]
33-23 Startgedrag voor marker.synchr.
32-39 Encoderbewaking
30-06 Wobbel tijd overslaan
33-26 Snelheidslter
33-25 Marker.nummer voor gereed
33-24 Marker.nummer voor fout
33-27 Oset ltertijd
32-45 CAN-bew. enc. 1
32-43 Reg. enc. 1
32-44 Node-ID enc. 1
32-40 Encoderafsluiting
30-10 Wobbel verh.
30-09 Wobbel verh. willekeurig
30-07 Wobbel cyclustijd
30-08 Wobbel aan/uitlooptijd
33-28 Conguratie marker.lter
33-29 Filtertijd voor marker.lter
33-30 Max. markeringscorrectie
33-31 Synchronisatietype
32-5* Terugk.bron
32-50 Bron slave
32-51 MCO 302 slotactie
32-52 Bron master
30-19 Wobbel deltafreq. geschaald
30-12 Wobbel verh. willekeurig min.
30-11 Wobbel verh. willekeurig max
30-2* Geav. startaanp.
33-32 Aanp. snelheid voorw. koppeling
33-33 Snelheidsltervenster
32-6* PID-regelaar
32-60 Proportionele factor
30-20 High Starting Torque Time [s]
30-21 High Starting Torque Current [%]
33-41 Neg. softwaremat. eindbegr.
33-34 Filtertijd marker. slave
33-4* Gebruik limieten
33-40 Gedrag bij schak. eindbegr.
32-61 Aeidingsfactor
32-64 PID-bandbreedte
32-62 Integrale factor
32-63 Grenswaarde voor integr. som
30-25 Light Load Delay [s]
30-24 Detectietijd geblokk. rotor [s]
30-23 Locked Rotor Detection Time [s]
30-22 Locked Rotor Protection
33-44 Pos. softwaremat. eindbegr. actief
33-43 Neg. softwaremat. eindbegr. actief
33-42 Pos. softwaremat. eindbegr.
32-67 Max. toegestane positiefout
32-66 Versn. voorwaartse koppeling
32-65 Snelheid voorwaartse koppeling
30-26 Stroom belasting
30-27 Light Load Speed [%]
30-5* Unit Conguration
33-47 Grootte Target Window
33-45 Tijd in Target Window
33-46 Grenswaarde Target Window
33-5* I/O-conguratie
32-70 Scantijd voor proelgenerator
32-69 Samplingtijd voor PID-regeling
32-68 Omgekeerd gedrag voor slave
32-71 Grootte van Control Window (insch.)
30-81 Remweerstand (ohm)
30-80 Inductantie d-as (Ld)
30-50 Ventilator koellichaam
30-8* Compatibiliteit (I)
33-51 Klem X57/2 digitale ingang
33-50 Klem X57/1 digitale ingang
32-73 Filtertijd integr.limiet
32-72 Grootte van Control Window (uitsch.)
30-83 Snelheids-PID, prop. versterking
30-84 Prop. versterking proces-PID
33-54 Klem X57/5 digitale ingang
33-53 Klem X57/4 digitale ingang
33-52 Klem X57/3 digitale ingang
32-74 Filtertijd positiefout
32-8* Snelh. & versn.
32-80 Max. snelheid (encoder)
31-** Bypass-optie
31-00 Bypassmodus
31-01 Bypass-starttijdvertr.
33-56 Klem X57/7 digitale ingang
33-55 Klem X57/6 digitale ingang
32-81 Kortste ramp
32-82 Type ramp
31-03 Inschak. testmodus
31-02 Bypass-uitschak.vertr.
33-58 Klem X57/9 digitale ingang
33-57 Klem X57/8 digitale ingang
32-83 Snelheidsresolutie
32-84 Standaard snelheid
31-10 Bypass statuswoord
31-11 Bypass draaiuren
33-60 Modus klem X59/1 en X59/2
33-59 Klem X57/10 digitale ingang
32-86 Aanl. bep. schok omh.
32-85 Standaard versn.
31-19 Inschak. externe bypass
32-** MCO basisinstell
33-62 Klem X59/2 digitale ingang
33-61 Klem X59/1 digitale ingang
32-88 Uitl. bep. schok omh.
32-87 Aanl. bep. schok omlaag
32-0* Encoder 2
32-00 Incrementeel signaaltype
33-64 Klem X59/2 digitale uitgang
33-63 Klem X59/1 digitale ingang
32-89 Uitl. bep. schok omlaag
32-9* Ontwikkeling
32-02 Absoluut protocol
32-01 Incrementele resolutie
33-65 Klem X59/3 digitale uitgang
33-66 Klem X59/4 digitale uitgang
32-90 Debugbron
33-** MCO geav Instellingen
32-03 Absolute resolutie
32-04 Baudsn. absolute encoder X55
33-67 Klem X59/5 digitale uitgang
33-0* Naar startpos.
32-05 Datalengte absolute encoder
33-68 Klem X59/6 digitale uitgang
33-00 Startpos. forceren
32-06 Klokfrequentie absolute encoder
33-69 Klem X59/7 digitale uitgang
33-01 Oset nulpunt vanaf startpos.
32-07 Klokgeneratie absolute encoder
33-70 Klem X59/8 digitale uitgang
33-02 Ramp voor bew. naar startpos.
32-08 Kabellengte absolute encoder
33-8* Alg parameters
33-80 Geact. programmanummer
33-81 Opstartstatus
33-82 Bewaking omv.status
33-04 Gedrag bij bew. naar startpos.
33-03 Snelh. voor bew. naar startpos.
33-1* Synchronisatie
33-10 Synchronisatiefactor master (M: S)
32-12 Noemer eenheid gebr.
32-09 Encoderbewaking
32-10 Draairichting
32-11 Deler eenheid gebr.
33-83 Gedrag na fout
33-11 Synchronisatiefactor slave (M: S)
32-13 Reg. enc. 2
33-85 MCO gevoed door externe 24VDC
33-84 Gedrag na Esc.
33-12 Positie-oset voor synchronisatie
33-13 Nauwk.bereik voor positiesynchr.
32-14 Node-ID enc. 2
32-15 CAN-bew. enc. 2
33-88 Statuswoord bij alarm
33-87 Klemstatus bij alarm
33-86 Klem bij alarm
33-9* MCO-poortinst.
33-17 Marker.afstand master
33-16 Marker.nummer voor slave
33-15 Marker.nummer voor master
33-14 Snelheidsbegr. relatieve slave
32-32 Absoluut protocol
32-31 Incrementele resolutie
32-3* Encoder 1
32-30 Incrementeel signaaltype
33-91 X62 MCO baudsn. CAN
33-90 X62 MCO node-ID CAN
33-19 Marker.type master
33-18 Marker.afstand slave
32-33 Absolute resolutie
32-35 Datalengte absolute encoder
33-94 X60 MCO afsluiting RS-485
33-20 Marker.type slave
32-36 Klokfrequentie absolute encoder
33-95 X60 MCO baudsn. RS-485
33-21 Marker.tolerantiebereik master
32-37 Klokgeneratie absolute encoder
8 8
17-2* Abs. enc. interface
17-20 Protocolkeuze
17-21 Omwenteling (Posities/Omgek)
17-22 Meerdere windingen
17-24 SSI-datalengte
17-25 Kloksnelheid
17-26 SSI-dataformaat
17-34 Baudsnelh. HIPERFACE
17-5* Resolverinterface
17-50 Polen
17-59 Resolverinterface
17-56 Encoder Sim. Resolutie
17-51 Ingangsspanning
17-52 Ingangsfrequentie
17-53 Transformatieverhouding
17-6* Monitoring en toep.
17-60 Richting terugkoppeling
17-61 Bewaking terugkoppelingssignaal
17-71 Position Unit Scale
17-7* Position Scaling
17-70 Position Unit
17-74 Absolute Position Oset
17-72 Noemer eenheid gebr.
17-73 Deler eenheid gebr.
18-** Info & uitlez.
18-3* In- & uitgangen
18-36 Anal. ingang X48/2 [mA]
18-38 Temp. ing. X48/7
18-37 Temp. ing. X48/4
18-39 Temp. ing. X48/10
18-4* MCO data-uitlez
18-43 Anal. uitgang X49/7
18-44 Anal. uitgang X49/9
18-45 Anal uitgang X49/11
18-5* Active Alarms/Warnings
18-55 Active Alarm Numbers
18-56 Active Warning Numbers
18-6* In- & uitgangen 2
18-60 Digital Input 2
18-7* Rectier Status
18-70 Netspanning
18-71 Netfrequentie
18-72 Onbalans net
18-75 Rectier DC Volt.
18-91 Proces-PID uitgang
18-92 Proces-PID uitgang na vasth.
18-9* PID-uitlezingen
18-90 Proces-PID fout
18-93 Proces-PID uitgang na verst.schal.
22-** Toep. Functies
22-0* Diversen
22-00 Ext. vergrendel.vertr.
30-** Speciale functies
30-0* Wobbler
30-00 Wobbelmodus
30-04 Wobbel freq. overslaan [Hz]
30-01 Wobbel deltafrequentie [Hz]
30-02 Wobbel deltafrequentie [%]
30-03 Wobbel deltafreq. schalingsbron
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 61
Bijlage
VLT® Decentral Drive FCD 302
88
600-52 Teller foutsituaties
601-** PROFIdrive 2
601-22 PROFIdrive Safety Channel Tel. Nr.
bestand
42-89 Versie aanpassingsbestand
42-36 Wachtwoord niveau 1
42-33 Naam parameterset
42-35 S-CRC-waarde
42-31 Resetbron
42-4* SS1
42-40 Type
42-41 Rampproel
42-42 Vertragingstijd
42-43 Delta T
42-44 Vertragingswaarde
42-45 Delta V
42-46 Nultoerental
42-47 Ramptijd
42-48 Ramp S-ramp ratio bij vertr. Start
42-49 Ramp S-ramp ratio bij vertr. Einde
42-5* SLS
42-50 Uitschakeltoerental
42-52 Veiligheidsreactie
42-51 Snelheidsbegrenzing
42-53 Startramp
42-54 Uitlooptijd
42-6* Safe Fieldbus
42-60 Telegramkeuze
42-61 Doeladres
42-8* Status
42-80 Status veilige optie
42-81 Status 2 veilige optie
42-82 Veilig stuurwoord
42-83 Veilig statuswoord
42-85 Actieve veilige functie
42-86 Info veilige optie
42-87 Tijd tot handmatige test
42-88 Ondersteunde versie aanpassings-
42-9* Speciale
42-90 Veilige optie herstarten
43-** Unit Readouts
43-0* Component Status
43-01 PC Auxiliary Temp
43-00 Component Temp.
43-11 HS Temp. ph.V
43-12 HS Temp. ph.W
43-10 HS Temp. ph.U
43-13 PC Fan A Speed
43-14 PC Fan B Speed
43-1* Voedingskaart
43-15 PC Fan C Speed
43-2* Fan Pow.Card Status
43-21 FPC Fan B Speed
43-20 FPC Fan A Speed
43-22 FPC Fan C Speed
43-23 FPC Fan D Speed
43-24 FPC Fan E Speed
43-25 FPC Fan F Speed
600-** PROFIsafe
600-22 PROFIdrive/safe Tel. geselecteerd
600-44 Teller foutmeldingen
600-47 Foutnummer
35-17 Klem X48/4 hoge temp. begr.
35-2* Temp. ing. X48/7
35-24 Klem X48/7 ltertijdconstante
35-25 Klem X48/7 temp. bew.
35-27 Klem X48/7 hoge temp. begr.
35-26 Klem X48/7 lage temp. begr.
35-3* Temp. ing. X48/10
35-37 Klem X48/10 hoge temp. begr.
35-34 Klem X48/10 ltertijdconstante
35-35 Klem X48/10 temp. bew.
35-36 Klem X48/10 lage temp. begr.
35-4* Anal. ingang X48/2
35-42 Klem X48/2 lage stroom
35-43 Klem X48/2 hoge stroom
35-45 Klem X48/2 hoge ref./terugk. waarde
35-44 Klem X48/2 lage ref./terugk. waarde
36-** Programmeerbare I/O-optie
36-0* I/O-modus
36-03 Terminal X49/7 Mode
36-04 Terminal X49/9 Mode
36-05 Terminal X49/11 Mode
36-4* Uitgang X49/7
36-40 Terminal X49/7 Analogue Output
36-42 Terminal X49/7 Min. Scale
36-43 Terminal X49/7 Max. Scale
36-45 Terminal X49/7 Timeout Preset
36-44 Terminal X49/7 Bus Control
36-5* Uitgang X49/9
36-50 Terminal X49/9 Analogue Output
36-52 Terminal X49/9 Min. Scale
36-53 Terminal X49/9 Max. Scale
36-55 Terminal X49/9 Timeout Preset
36-54 Terminal X49/9 Bus Control
36-6* Uitgang X49/11
36-60 Terminal X49/11 Analogue Output
36-62 Terminal X49/11 Min. Scale
36-63 Terminal X49/11 Max. Scale
36-65 Terminal X49/11 Timeout Preset
36-64 Terminal X49/11 Bus Control
42-** activeert veiligheidsfuncties;
42-1* Speed Monitoring
42-10 Bron gemeten toerental
42-11 Encoderresolutie
42-12 Encoderrichting
42-13 Tandwielverhouding
42-14 Type terugkoppeling
42-15 Terugkoppelingslter
42-17 Tolerantiefout
42-18 Nultoerentimer
42-19 Nultoerenbegrenzing
42-2* Veilige ingang
42-20 Veilige functie
42-21 Type
42-22 Discrepantietijd
42-23 Tijd stabiel signaal
42-24 Herstartgedrag
42-3* Algemeen
42-30 Reactie externe fout
35-46 Klem X48/2 ltertijdconstante
62 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
Trefwoordenregister Bedieningshandleiding
Trefwoordenregister
A
Aanhaalmomenten.............................................................................. 26
Aansluiting netvoeding..................................................................... 22
Aanvullende informatie........................................................................ 3
Aarddraad................................................................................................ 14
Aarding.............................................................................................. 25, 27
Afgeschermde kabel.................................................................... 18, 25
Alarmen.................................................................................................... 36
Alarmlog.................................................................................................. 29
AMA
AMA............................................................................................... 30, 34
Automatische aanpassing motorgegevens.................... 30, 55
Waarschuwing................................................................................... 43
Analoog
Analoge ingang................................................................................ 49
Analoge uitgang............................................................................... 50
Signaal.................................................................................................. 37
Apparatuur.............................................................................................. 11
Auto On............................................................................... 29, 31, 34, 36
Automatische reset.............................................................................. 28
Externe regelaar...................................................................................... 3
F
Faseverlies............................................................................................... 37
FC................................................................................................................ 25
Foutlog..................................................................................................... 29
G
Gekwaliceerd personeel.................................................................... 8
Geleverde artikelen.............................................................................. 10
Gereedschap.......................................................................................... 11
Goedkeuring............................................................................................. 6
H
Hand On............................................................................................ 29, 34
Handmatige initialisatie..................................................................... 32
Hoge spanning................................................................................. 8, 27
Hoofdmenu............................................................................................ 29
Hoofdreactantie.................................................................................... 55
Hoofdschakelaar................................................................................... 27
Hygiënische installatie........................................................................ 12
B
Bedieningstoets.................................................................................... 28
Bedradingsschema.............................................................................. 17
Beoogd gebruik....................................................................................... 3
C
Certicering............................................................................................... 6
Circuitbreaker........................................................................................ 53
Communicatieoptie............................................................................. 41
D
DC-tussenkring...................................................................................... 38
DC-uitgang, 10 V................................................................................... 52
Digitale ingang...................................................................................... 49
Digitale uitgang.................................................................................... 51
Dipswitches............................................................................................ 24
Draaddikte.............................................................................................. 14
Dwarsdoorsnede.................................................................................. 49
E
Elektrische gegevens.......................................................................... 47
EMC..................................................................................................... 14, 25
EMC-storingen....................................................................................... 18
Energierendementsklasse................................................................. 48
Extern commando........................................................................... 3, 36
I
Ingang
Analoge ingang................................................................................ 49
Analoog............................................................................................... 37
Digitaal................................................................................................. 39
Digitale ingang.......................................................................... 36, 49
Ingangsklem...................................................................................... 27
Ingangsspanning............................................................................. 27
Ingangsvermogen...................................................... 14, 18, 25, 36
Puls-/encoderingang...................................................................... 50
Initialisatie............................................................................................... 32
Installatie
Installatie............................................................................................. 25
Installatieomgeving........................................................................ 11
Installatie................................................................................................. 25
K
Kabelgoot................................................................................................ 25
Kabellengten.......................................................................................... 49
Klem
Klemtypen.......................................................................................... 20
Positie van de klemmen................................................................ 19
Uitgangsklem.................................................................................... 27
Koellichaam............................................................................................ 42
Koppel
Begrenzing......................................................................................... 39
Koppelkarakteristiek....................................................................... 48
Kortsluiting............................................................................................. 39
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 63
Trefwoordenregister
VLT® Decentral Drive FCD 302
L
LCP............................................................................................................. 28
Led............................................................................................................. 33
Lekstroom.................................................................................................. 9
Loadsharing................................................................................ 8, 22, 27
Lokaal bedieningspaneel.................................................................. 28
M
MCT 10...................................................................................................... 28
Mechanische afmetingen.................................................................. 11
Mechanische rem................................................................................. 23
Meerdere frequentieregelaars......................................................... 21
Menustructuur....................................................................................... 29
Menutoets........................................................................................ 28, 29
Modbus RTU........................................................................................... 25
Montage.................................................................................................. 12
Motor
Motoraansluiting.............................................................................. 21
Motorbeveiliging................................................................................ 3
Motorgegevens......................................................................... 38, 43
Motorkabel.................................................................................. 14, 21
Motorkabels................................................................................ 18, 25
Motorstatus.......................................................................................... 3
Motorstroom.............................................................................. 28, 43
Motorvermogen.......................................................... 14, 28, 43, 48
Onbedoeld draaien van de motor................................................ 9
N
Navigatietoets.......................................................................... 28, 29, 34
Net
Netspanning............................................................................... 28, 34
Netvoeding (L1, L2, L3).................................................................. 48
O
Omgeving............................................................................................... 48
Onbalans spanning.............................................................................. 37
Onbedoelde start............................................................... 8, 22, 27, 33
Onderhoud............................................................................................. 33
Ontladingstijd.......................................................................................... 9
Opstarten................................................................................................ 32
Optionele apparatuur......................................................................... 27
Overspanning........................................................................................ 35
Overtemperatuur................................................................................. 38
Oververhitting....................................................................................... 38
P
Potentiaalvereening......................................................................... 15
Programmeren............................................................................... 28, 29
R
Referentie
Externe referentie............................................................................ 35
Referentie.............................................................................. 28, 34, 35
Snelheidsreferentie......................................................................... 34
Reiniging.................................................................................................. 33
Relaisuitgang......................................................................................... 51
Rem
Mechanische rem............................................................................. 23
Rembegrenzing................................................................................ 40
Rembesturing.................................................................................... 39
Remmen.............................................................................................. 34
Remweerstand........................................................................... 23, 38
Rendement............................................................................................. 47
Reset................................................................ 28, 29, 32, 36, 38, 39, 44
RS485
RS485.................................................................................................... 51
seriële communicatie..................................................................... 25
Ruisonderdrukking.............................................................................. 25
S
Safe Torque O...................................................................................... 25
Schakelfrequentie................................................................................ 35
Schokken................................................................................................. 11
Seriële communicatie
RS485.................................................................................................... 51
Seriële communicatie.................................. 29, 34, 35, 36, 51, 52
Service...................................................................................................... 33
Setpoint.................................................................................................... 36
Setup......................................................................................................... 31
Slaapmodus............................................................................................ 36
Snelheidsreferentie.............................................................................. 31
Snelle elektrische transiënten.......................................................... 14
Snelmenu......................................................................................... 28, 29
Spanningsniveau.................................................................................. 49
Specicaties............................................................................................ 25
Standaardinstellingen.................................................................. 32, 57
Startcommando.................................................................................... 31
Startvoorwaarde................................................................................... 35
Statorlekreactantie.............................................................................. 55
Statusdisplay.......................................................................................... 34
Statusmodus.......................................................................................... 34
STO............................................................................................................. 25
Stroom
DC-stroom................................................................................... 14, 34
Lekstroom........................................................................................... 14
Nominale stroom............................................................................. 38
Overstroombeveiliging.................................................................. 14
Uitgangsstroom......................................................................... 34, 38
64 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. MG04F510
Trefwoordenregister Bedieningshandleiding
Stuur-
Lokale bediening............................................................... 28, 29, 34
Stuurkabels................................................................... 14, 18, 22, 25
Stuurkarakteristieken..................................................................... 52
Stuurklem............................................................................. 29, 34, 36
Stuursignaal....................................................................................... 34
Stuurwoordtime-out...................................................................... 40
Stuurkaart
DC-uitgang, 10 V.............................................................................. 52
Live zero-fout..................................................................................... 37
RS485.................................................................................................... 51
Seriële communicatie..................................................................... 51
Seriële communicatie via USB..................................................... 52
Stuurkaart, 24 V DC-uitgang........................................................ 51
Stuurkaartprestaties....................................................................... 52
Systeemterugkoppeling....................................................................... 3
T
Taalpakket............................................................................................... 54
Terugkoppeling....................................................................... 25, 35, 42
Thermische beveiliging
Thermische beveiliging.................................................................... 6
Trilling....................................................................................................... 11
Tussenkring............................................................................................. 38
zie ook DC-tussenkring
Typeplaatje............................................................................................. 10
U
Uitgang
Analoge uitgang............................................................................... 50
Digitale uitgang................................................................................ 51
Uitgangsprestaties (U, V, W)............................................................. 48
Uitschakeling (trip)
Uitschakeling (trip).......................................................................... 36
Uitschakeling met blokkering..................................................... 36
V
Veiligheid................................................................................................... 9
Vermogen
Arbeidsfactor..................................................................................... 25
Ingangsvermogen........................................................................... 27
Voedingsaansluiting....................................................................... 14
Voedingsspanning........................................................................ 27, 41
Vrije ruimte voor koeling................................................................... 25
W
Waarschuwingen.................................................................................. 36
Windmilling............................................................................................... 9
Z
Zekering.............................................................................. 14, 25, 41, 53
Zekeringen.............................................................................................. 25
MG04F510 Danfoss A/S © 11/2016 Alle rechten voorbehouden. 65
Danfoss kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor mogelijke fouten in catalogi, handboeken en andere documentatie. Danfoss behoudt zich het recht voor zijn producten zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen. Dit geldt eveneens voor reeds bestelde producten, mits zulke wijzigingen aangebracht kunnen worden zonder dat veranderingen in reeds overeengekomen specicaties noodzakelijk zijn. Alle in deze publicatie genoemde handelsmerken zijn eigendom van de respectievelijke bedrijven. Danfoss en het Danfoss-logo zijn handelsmerken van Danfoss A/S. Alle rechten voorbehouden.
Danfoss A/S Ulsnaes 1 DK-6300 Graasten vlt-drives.danfoss.com
130R0208 MG04F510 11/2016
*MG04F510*
Loading...