De design guide bevat technische informatie die u helpt
om inzicht te krijgen in de mogelijkheden van de frequentieregelaar voor integratie in motorregel- en
bewakingssystemen.
VLT® is een gedeponeerd handelsmerk.
1.2 Aanvullende informatiebronnen
Er zijn andere informatiebronnen beschikbaar om inzicht te
krijgen in de geavanceerde bedienings- en programmeerfuncties en naleving van richtlijnen.
De bedieningshandleiding biedt gedetailleerde
•
informatie over de installatie en het opstarten
van de frequentieregelaar.
De programmeerhandleiding gaat dieper in op het
•
gebruik van parameters en bevat veel toepassingsvoorbeelden.
In de Bedieningshandleiding VLT
•
vindt u informatie over het gebruik van Danfoss
frequentieregelaars in toepassingen met
functionele veiligheid. Deze handleiding wordt bij
de frequentieregelaar geleverd als de Safe Torque
O-optie aanwezig is.
De VLT® Brake Resistor MCE 101 Design Guide
•
beschrijft hoe u de optimale remweerstand kunt
selecteren.
De VLT® Advanced Harmonic Filters AHF 005/AHF
•
010 Design Guide bespreekt harmonischen, diverse
methoden voor harmonischenreductie en het
werkingsprincipe van het geavanceerde harmonischenlter. Deze handleiding beschrijft ook hoe u
het juiste geavanceerde harmonischenlter voor
een specieke toepassing moet selecteren.
De Output Filters Design Guide legt uit waarom
•
het nodig is om voor bepaalde toepassingen
uitgangslters te gebruiken en hoe u het
optimale dU/dt- of sinuslter selecteert.
Een deel van de informatie in deze documentatie
•
is mogelijk niet van toepassing bij gebruik van
beschikbare optionele apparatuur. Raadpleeg de
bij de opties geleverde instructies met het oog
op specieke vereisten.
®
Safe Torque O
Aanvullende documentatie en handleidingen zijn
beschikbaar bij Danfoss. Zie drives.danfoss.com/downloads/portal/#/ voor een overzicht.
1.3 Document- en softwareversie
Deze handleiding wordt regelmatig herzien en bijgewerkt.
Alle suggesties voor verbetering zijn welkom. Tabel 1.1
toont de documentversie en de bijbehorende softwareversie.
VersieOpmerkingenSoftware-
versie
MG34S3xxInhoud voor D1h-D8h verwijderd en
nieuwe structuur geïmplementeerd.
Tabel 1.1 Document- en softwareversie
8.03
1.4 Conventies
Genummerde lijsten geven procedures aan.
•
Lijsten met opsommingstekens geven andere
•
informatie en beschrijvingen van afbeeldingen
aan.
In dit document worden de volgende symbolen gebruikt:
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan
leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
De aardlekstroom bedraagt meer dan 3,5 mA. Een
onjuiste aarding van de frequentieregelaar kan leiden tot
ernstig of dodelijk letsel.
Zorg dat de apparatuur correct is geaard door
•
een erkende elektrisch installateur.
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan
leiden tot licht of matig letsel. Kan tevens worden
gebruikt om te waarschuwen tegen onveilige werkpraktijken.
LET OP
Geeft belangrijke informatie aan, waaronder situaties die
kunnen leiden tot schade aan apparatuur of
eigendommen.
2.2 Gekwaliceerd personeel
Deze apparatuur mag uitsluitend worden geïnstalleerd of
bediend door gekwaliceerd personeel.
Gekwaliceerd personeel is gedenieerd als opgeleide
medewerkers die bevoegd zijn om apparatuur, systemen
en circuits te installeren, in bedrijf te stellen en te
onderhouden volgens relevante wetten en voorschriften.
Het personeel moet tevens bekend zijn met de instructies
en veiligheidsmaatregelen die in deze handleiding staan
beschreven.
Veiligheidsmaatregelen
2.3
WAARSCHUWING
ONTLADINGSTIJD
De frequentieregelaar bevat DC-tussenkringcondensatoren die geladen kunnen blijven, ook wanneer de
frequentieregelaar niet van spanning wordt voorzien. Er
kan hoge spanning aanwezig zijn, ook wanneer de
waarschuwingsleds uit zijn. Als u na afschakeling geen
40 minuten wacht voordat u onderhouds- of reparatiewerkzaamheden uitvoert, kan dat leiden tot ernstig of
dodelijk letsel.
1.Stop de motor.
2.Schakel de netvoeding en externe DC-tussenkringvoedingen af, inclusief backupvoedingen,
UPS-eenheden en DC-tussenkringaansluitingen
naar andere frequentieregelaars.
3.Onderbreek de voeding naar de motor of
vergrendel de motor.
4.Wacht 40 minuten, totdat de condensatoren
volledig zijn ontladen.
5.Controleer met een geschikt spanningsmeetapparaat of de condensatoren volledig ontladen
zijn voordat u service- of reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze
zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding,
loadsharing of permanentmagneetmotoren. Als
installatie, opstarten en onderhoud van de frequentieregelaar niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd
personeel, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud van de
•
frequentieregelaar mogen uitsluitend worden
uitgevoerd door gekwaliceerd personeel.
Remweerstanden worden tijdens en na het remmen heet.
Als de remweerstanden niet op een veilige locatie
worden gemonteerd, kan dat leiden tot schade aan
eigendommen en/of ernstig letsel.
Plaats de remweerstand in een veilige
•
omgeving, om brandgevaar te voorkomen.
Raak de remweerstanden tijdens of na het
•
remmen niet aan, om ernstige brandwonden te
voorkomen.
1
2
e30bd832.10
VeiligheidDesign Guide
LET OP
VEILIGHEIDSOPTIE AFSCHERMING
NETVOEDING
Er is een netafschermingsoptie leverbaar voor
behuizingen met beschermingsklasse IP 21/IP 54 (Type 1/
Type 12). De afscherming van de netvoeding bestaat uit
een afdekking die in de behuizing is geïnstalleerd en
bescherming biedt tegen onbedoeld aanraken van de
vermogensklemmen, volgens BGV A2,VBG-4.
2.3.1 ADN-conforme installatie
Om vonkvorming te voorkomen in overeenstemming met
het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van
gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN), moet
u voorzorgsmaatregelen nemen voor frequentieregelaars
met beschermingsklasse IP 00 (Chassis), IP 20 (Chassis), IP
21 (Type 1) of IP 54 (Type 12).
Installeer geen netschakelaar.
•
Zorg dat parameter 14-50 RFI-lter is ingesteld op
•
[1] Aan.
Verwijder alle relaisstekkers die zijn gemarkeerd
•
als RELAY. Zie Afbeelding 2.1.
Controleer of er relaisopties zijn geïnstalleerd, en
•
zo ja welke. De enige toegestane relaisoptie is
VLT® Extended Relay Card MCB 113.
Deze sectie bevat een korte beschrijving van de diverse
goedkeuringen en certicaten die van toepassing zijn op
33
Danfoss frequentieregelaars. Niet alle goedkeuringen zijn
van toepassing op alle frequentieregelaars.
3.1 Conformiteit ten aanzien van
regelgeving en goedkeuringen
LET OP
OPGELEGDE BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN
DE UITGANGSFREQUENTIE
Vanaf softwareversie 6.72 is de uitgangsfrequentie van
de frequentieregelaar vanwege ociële uitvoerbeperkingen begrensd op 590 Hz. De softwareversies 6.xx
begrenzen ook de maximale uitgangsfrequentie op 590
Hz, maar bij deze versies is ashen niet mogelijk, dat wil
zeggen dat downgraden of upgraden niet mogelijk is.
3.1.1.1 CE-markering
De CE-markering (Communauté Européenne) geeft aan dat
de fabrikant van het product voldoet aan alle relevante EUrichtlijnen. De EU-richtlijnen die van toepassing zijn op het
ontwerp en de productie van frequentieregelaars, staan
vermeld in Tabel 3.1.
LET OP
De CE-markering heeft geen betrekking op de kwaliteit
van het product. Het is niet mogelijk om technische
specicaties af te leiden uit de CE-markering.
Tabel 3.1 EU-richtlijnen die van toepassing zijn op
frequentieregelaars
1) Alleen frequentieregelaars met een ingebouwde veiligheidsfunctie
hoeven te voldoen aan de Machinerichtlijn.
1)
2014/32/EU
LET OP
Frequentieregelaars met een ingebouwde veiligheidsfunctie, zoals Safe Torque O (STO), moeten voldoen aan
de Machinerichtlijn.
Conformiteitsverklaringen zijn leverbaar op aanvraag.
Laagspanningsrichtlijn
Frequentieregelaars moeten zijn voorzien van een CEmarkering volgens de Laagspanningsrichtlijn van 1 januari
2014. De Laagspanningsrichtlijn is van toepassing op alle
elektrische apparaten in het spanningsbereik van 50-1000
V AC en 75-1500 V DC.
De richtlijn heeft tot doel om de persoonlijke veiligheid te
waarborgen en schade aan eigendommen te voorkomen
bij gebruik van elektrische apparatuur die correct wordt
geïnstalleerd en onderhouden, en die wordt gebruikt zoals
beoogd.
EMC-richtlijn
De EMC-richtlijn (elektromagnetische compatibiliteit) heeft
tot doel om de elektromagnetische interferentie te
beperken en de immuniteit van elektrische apparatuur en
installaties te verbeteren. De basiseis voor bescherming
van EMC-richtlijn stelt dat apparaten die elektromagnetische interferentie (EMI) genereren, of waarvan de werking
door EMI kan worden beïnvloed, zo moeten zijn
ontworpen dat het genereren van elektromagnetische
interferentie wordt beperkt. De apparaten moeten over
een adequaat niveau van immuniteit voor EMI beschikken
wanneer ze correct worden geïnstalleerd en onderhouden,
en worden gebruikt zoals bedoeld.
Elektrische apparaten die zelfstandig worden gebruikt of
deel uitmaken van een systeem, moeten zijn voorzien van
de CE-markering. Systemen hoeven niet te zijn voorzien
van de CE-markering, maar moeten wel voldoen aan de
basiseisen voor bescherming volgens de EMC-richtlijn.
Machinerichtlijn
De Machinerichtlijn heeft tot doel om de persoonlijke
veiligheid te waarborgen en schade aan eigendommen te
voorkomen bij gebruik van mechanische apparatuur in
toepassingen waarvoor die apparatuur bedoeld is. De
Machinerichtlijn is van toepassing op machines die bestaan
uit een groep onderling verbonden componenten of
apparaten waarvan er ten minste 1 mechanische
bewegingen kan uitvoeren.
Frequentieregelaars met een ingebouwde veiligheidsfunctie moeten voldoen aan de Machinerichtlijn.
Frequentieregelaars zonder veiligheidsfunctie vallen niet
onder de Machinerichtlijn. Wanneer een frequentieregelaar
is geïntegreerd in een machinesysteem, kan Danfoss
informatie verstrekken over de veiligheidsaspecten met
betrekking tot de frequentieregelaar.
Wanneer frequentieregelaars worden gebruikt in machines
met ten minste 1 bewegend deel, moet de machinefabrikant een verklaring afgeven dat het product voldoet aan
alle relevante statuten en veiligheidsvoorschriften.
De ErP-richtlijn is de Europese Ecodesignrichtlijn voor
energiegerelateerde producten, waaronder frequentieregelaars. De richtlijn heeft tot doel om het
energierendement en het milieubeschermingsniveau te
verhogen, waarbij tevens de zekerheid van de energievoorziening wordt versterkt. De milieueecten van
energiegerelateerde producten omvatten het energieverbruik gedurende de volledige levensduur van het
product.
3.1.1.3 UL-vermelding
De markering UL (Underwriters Laboratory) certiceert de
veiligheid van producten en hun milieuaanspraken op
basis van gestandaardiseerde tests. Frequentieregelaars
voor spanningsklasse T7 (525-690 V) zijn alleen UL-gecerticeerd voor 525-600 V.
3.1.1.4 CSA/cUL
De CSA/cUL-goedkeuring geldt voor frequentieregelaars
met een nominale spanning van 600 V of lager. Deze
markering garandeert dat de apparatuur aan de ULnormen voor elektrische en thermische veiligheid voldoet
als de frequentieregelaar volgens de meegeleverde
bedienings-/installatiehandleiding wordt geïnstalleerd.
Deze markering certiceert dat het product werkt volgens
alle vereiste technische specicaties en tests. Op verzoek
kan een conformiteitscerticaat worden afgegeven.
3.1.1.5 EAC
De EurAsian Conformity (EAC)-markering geeft aan dat het
product voldoet aan alle vereisten en technische
voorschriften die op het product van toepassing zijn
volgens de Eurasian Customs Union, een douane-unie die
bestaat uit de lidstaten van de Euraziatische Economische
Unie.
Het EAC-logo moet zowel op het productlabel als op het
verpakkingslabel worden aangebracht. Alle producten die
binnen de EAC-zone worden gebruikt, moeten bij Danfoss
in de EAC-zone worden aangeschaft.
3.1.1.7 TÜV
TÜV SÜD is een Europese veiligheidsorganisatie die de
functionele veiligheid van de frequentieregelaar volgens
EN-IEC 61800-5-2 certiceert. TÜV SÜD test producten en
bewaakt de productie van de producten om te
waarborgen dat bedrijven blijven voldoen aan de geldende
voorschriften.
3.1.1.8 RCM
De Regulatory Compliance Mark (RCM)-markering geeft
aan dat een product voldoet aan de voorschriften van de
Australische Communicatie- en Media-autoriteit (ACMA)
voor telecommunicatieapparatuur, radiocommunicatieapparatuur en producten die onder de EMC-richtlijn vallen. De
conformiteitsmarkeringen A-Tick en C-Tick zijn nu
samengevoegd tot één RCM-markering. RCM-conformiteit
is verplicht voor elektrische en elektronische apparatuur
die in Australië en Nieuw-Zeeland op de markt wordt
gebracht.
3.1.1.9 Maritiem
Schepen en booreilanden kunnen enkel een vergunning
krijgen en een verzekering afsluiten als deze toepassingen
zijn gecerticeerd door 1 of meer maritieme certicerings-
instanties. Tot 12 verschillende maritieme
certiceringsinstanties hebben de Danfoss frequentiere-
gelaar gecerticeerd.
Maritieme goedkeuringen en certicaten kunt u bekijken
en afdrukken via het downloadgedeelte op
Voor frequentieregelaars kunnen regionale en/of nationale
uitvoerbeperkingen gelden.
Alle frequentieregelaars waarvoor uitvoerbeperkingen
gelden, zijn
ECCN-nummer staat vermeld in de documenten die bij de
frequentieregelaar worden geleverd.
geclassiceerd met een ECCN-nummer. Het
33
3.1.1.6 UKrSEPRO
Het UKrSEPRO-certicaat garandeert de kwaliteit en
veiligheid van zowel producten als diensten, naast productiestabiliteit, volgens de Oekraïense regelgevingsnormen.
Het UkrSepro-certcaat is een verplicht douanedocument
voor alle producten die het grondgebied van Oekraïne
binnenkomen of verlaten.
In geval van wederuitvoer is het de verantwoordelijkheid
van de exporteur om te zorgen dat de relevante uitvoerbeperkingen in acht worden genomen.
Goedkeuringen en certicer...
3.2 Beschermingsklasse behuizing
De VLT® frequentieregelaars zijn leverbaar in diverse
behuizingstypen, die optimaal aansluiten bij de vereisten
van uw specieke toepassing. De beschermingsklassen
voor de behuizingen zijn gebaseerd op 2 internationale
33
normen:
'UL type' geeft aan dat de behuizingen voldoen
•
aan de normen van NEMA (National Electrical
Manufacturers Association). De constructie- en
beproevingseisen voor behuizingen zijn
vastgelegd in NEMA Standards Publication
250-2003 en UL 50, elfde editie.
IP-classicatie (Ingress Protection) opgesteld door
•
de IEC (International Electrotechnical
Commission), in alle overige landen.
Standaard Danfoss VLT® frequentieregelaars zijn leverbaar
in diverse behuizingstypen, die voldoen aan de vereisten
van IP 00 (Chassis), IP 20 (Beschermd chassis), IP 21 (UL
type 1) of IP 54 (UL type 12). In deze handleiding wordt
'UL-type' aangeduid als 'Type'. Bijvoorbeeld: IP 21/Type 1.
VLT® AutomationDrive FC 302
315-1200 kW
•
•
•
•
De behuizing mag geen openingen, uitbreekpoorten of
kabeldoorvoeren bevatten, behalve bij gebruik met oliebestendige pakkingen voor de montage van oliedichte of
stofdichte mechanismen. Ook de deuren zijn voorzien van
oliebestendige pakkingen. Bovendien zijn behuizingen
voor combinatieregelaars uitgerust met scharnierdeuren,
die horizontaal openslaan en alleen met gereedschap te
openen zijn.
IP-norm
In Tabel 3.2 worden de 2 normen met elkaar vergeleken.
Tabel 3.3 toont hoe de IP-code moet worden gelezen en
hoe de beschermingsniveaus gedenieerd zijn. De frequentieregelaars voldoen aan de eisen van beide normen.
NEMA enULIP
stof en vuil
licht spatwater
doorsijpeling
druppelen en externe condensatie van nietcorrosieve vloeistoen
UL-typenorm
Type 1 – behuizingen, vervaardigd voor binnengebruik, die
personeel een zekere mate van bescherming bieden tegen
onbedoeld contact met de in de behuizing opgenomen
eenheden en tegen vallend vuil.
Type 12 – universele behuizingen, bedoeld voor binnengebruik, die de in de behuizing opgenomen eenheden
beschermen tegen de volgende mogelijke verontreinigingen:
vezels
•
pluizen
•
Eerste cijferTweede cijferBeschermingsniveau
0–Geen bescherming.
1–Bescherming tot 50 mm (2,0 in). Het is niet mogelijk om een hand in de behuizing te steken.
2–Bescherming tot 12,5 mm (0,5 in). Het is niet mogelijk om een vinger in de behuizing te steken.
3–Bescherming tot 2,5 mm (0,1 in). Het is niet mogelijk om gereedschap in de behuizing te steken.
4–Bescherming tot 1,0 mm (0,04 in). Het is niet mogelijk om een draad in de behuizing te steken.
5–Bescherming tegen stof – beperkte binnendringing.
6–Volledige bescherming tegen stof.
–0Geen bescherming.
–1Bescherming tegen verticaal druipwater.
–2
–3
–4Bescherming tegen spatwater.
–5Bescherming tegen waterstralen.
–6Bescherming tegen krachtige waterstralen.
–7Bescherming tegen tijdelijke onderdompeling.
–8Bescherming tegen permanente onderdompeling.
Bescherming tegen druipwater onder een hoek van 15°.
Bescherming tegen water onder een hoek van 60°.
ChassisIP00
Beschermd
chassis
Type 1IP21
Type 12IP54
De Danfoss VLT® frequentieregelaars die in deze
handleiding worden beschreven, zijn leverbaar als
vrijstaande eenheid of als eenheid voor wand- of
kastmontage. Elke VLT® frequentieregelaar is congu-reerbaar, compatibel en biedt optimaal rendement voor
alle standaard motortypen. Dat betekent dat u niet in uw
keuze wordt beperkt door vaste combinaties van motor en
frequentieregelaar. Deze frequentieregelaars zijn leverbaar
in 2 front-endconguraties: 6-puls en 12-puls.
Voordelen van VLT® 6-pulsfrequentieregelaars
Leverbaar in diverse behuizingsgroottes en
•
beschermingsklassen.
Lagere bedrijfskosten dankzij een rendement van
•
98%.
Uniek ontwerp met backchannelkoeling beperkt
•
de noodzaak voor extra koelapparatuur, wat
resulteert in lagere installatiekosten en andere
terugkerende kosten.
Lager energieverbruik voor koelapparatuur in
•
regelkamer.
Lagere eigendomskosten.
•
Consistente gebruikersinterface voor alle typen
•
Danfoss frequentieregelaars.
Opstartwizards voor specieke toepassingen.
•
Meertalige gebruikersinterface.
•
Voordelen van VLT® 12-pulsfrequentieregelaars
De VLT® 12-puls is een uiterst eciënte frequentieregelaar
die voorziet in harmonischenreductie zonder het
toevoegen van capacitieve of inductieve componenten,
waarbij vaak netwerkanalyse vereist is om mogelijke
problemen met systeemresonantie te vermijden. De 12puls is gebaseerd op hetzelfde modulaire ontwerp als de
populaire 6-puls VLT® frequentieregelaar. Zie de VLT
Vermogen bij 400 V [kW]315–400315–400
Vermogen bij 460 V (pk)450–550450–550
Front-endconguratie
6-pulsSS
44
12-puls––
Beschermingsklasse
IPIP21/54IP00
UL typeType 1/12Chassis
Hardwareopties
Backchannel van roestvrij staal–O
NetafschermingO–
Kastverwarming en thermostaat––
Kastverlichting met stopcontact––
RFI-lter (klasse A1)OO
NAMUR-klemmen––
Isolatieweerstandsmonitor (IRM)––
Reststroommonitor (RCM)––
Remchopper (IGBT’s)OO
Safe Torque OSS
RegeneratieklemmenOO
Gemeenschappelijke motorklemmen––
Noodstop met Pilz-veiligheidsrelais––
Safe Torque O met Pilz-veiligheidsrelais––
Geen LCP––
Grasch LCPSS
Numeriek LCPOO
ZekeringenOO
LoadsharingklemmenOO
Zekeringen + loadsharingklemmenOO
NetschakelaarOO
Circuitbreakers––
Contactors––
Handmatige motorstarters––
Op 30 A afgezekerde klemmen––
24 V DC-voeding (SMPS, 5 A)OO
Externe temperatuurbewaking––
Afmetingen
Hoogte, mm (in)2000 (78,8)1547 (60,9)
Breedte, mm (in)600 (23,6)585 (23,0)
Diepte, mm (in)494 (19,4)498 (19,5)
Gewicht, kg (lb)270–313 (595–690)234–277 (516–611)
1)
3)
Tabel 4.3 Frequentieregelaars E1-E2, 380-500 V
1) Alle vermogensklassen zijn bepaald bij hoge overbelasting. Het vermogen is gemeten bij 400 V (kW) en 460 V (pk).
2) Als de behuizing is gecongureerd met loadsharing- of regeneratieklemmen, geldt beschermingsklasse IP 00; in andere gevallen geldt bescher-
mingsklasse IP 20.
3) S = standaard, O = optioneel en een streepje geeft aan dat de optie niet beschikbaar is.
Vermogen bij 690 V (kW)355–560355–560
Vermogen bij 575 V (pk)400–600400–600
Front-endconguratie
6-pulsSS
12-puls––
Beschermingsklasse
IPIP21/54IP00
UL typeType 1/12Chassis
Hardwareopties
Backchannel van roestvrij staal–O
NetafschermingO–
Kastverwarming en thermostaat––
Kastverlichting met stopcontact––
RFI-lter (klasse A1)OO
NAMUR-klemmen––
Isolatieweerstandsmonitor (IRM)––
Reststroommonitor (RCM)––
Remchopper (IGBT’s)OO
Safe Torque OSS
RegeneratieklemmenOO
Gemeenschappelijke motorklemmen––
Noodstop met Pilz-veiligheidsrelais––
Safe Torque O met Pilz-veiligheidsrelais––
Geen LCP––
Grasch LCPSS
Numeriek LCPOO
ZekeringenOO
LoadsharingklemmenOO
Zekeringen + loadsharingklemmenOO
NetschakelaarOO
Circuitbreakers––
Contactors––
Handmatige motorstarters––
Op 30 A afgezekerde klemmen––
24 V DC-voeding (SMPS, 5 A)OO
Externe temperatuurbewaking––
Afmetingen
Hoogte, mm (in)2000 (78,8)1547 (60,9)
Breedte, mm (in)600 (23,6)585 (23,0)
Diepte, mm (in)494 (19,4)498 (19,5)
Gewicht, kg (lb)263–313 (580–690)221–277 (487–611)
1)
3)
44
Tabel 4.6 Frequentieregelaars E1-E2, 525-690 V
1) Alle vermogensklassen zijn bepaald bij hoge overbelasting. Het vermogen is gemeten bij 690 V (kW) en 575 V (pk).
2) Als de behuizing is gecongureerd met loadsharing- of regeneratieklemmen, geldt beschermingsklasse IP 00; in andere gevallen geldt bescher-
mingsklasse IP 20.
3) S = standaard, O = optioneel en een streepje geeft aan dat de optie niet beschikbaar is.
USB-aansluiting in kastdeurO–OOOOOOOOOO
LCP, numeriekOOOOOOOOOOOO
LCP, grasch
LCP-kabel, 3 m (9 ft)OOOOOOOOOOOO
Montageset voor numeriek LCP
44
(LCP, bevestigingsmateriaal, pakking en kabel)
Montageset voor grasch LCP
(LCP, bevestigingsmateriaal, pakking en kabel)
Montageset voor alle LCP's
(bevestigingsmateriaal, pakking en kabel)
Motorkabelinvoer bovenzijde––OOOOOOOOOO
Netkabelinvoer aan bovenzijde––OOOOOOOOOO
Netkabelinvoer bovenzijde met netschakelaar––––OO––––––
Invoer bovenzijde voor veldbuskabels–O––––––––––
Gemeenschappelijke motorklemmen––OOOO––––––
NEMA 3R-behuizing–O––––––––––
VoetOO––––––––––
IngangsoptieplaatOO––––––––––
IP 20-conversie–O––––––––––
Koeling (uitsluitend) aan bovenzijde–O––––––––––
Backchannelkoeling (achterzijde in/achterzijde uit)OOOOOOOOOOOO
Backchannelkoeling (onderzijde in/bovenzijde uit)–O––––––––––
1)
2)
E1E2F1F2F3F4F8F9F10F11F12F13
OOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOOO
Tabel 4.9 Beschikbare sets voor behuizing E1-E2, F1-F4 en F8-F13
1) S = standaard, O = optioneel en een streepje geeft aan dat de set niet beschikbaar is voor die behuizing. Zie hoofdstuk 13.2 Bestelnummers
voor opties/sets voor beschrijvingen en onderdeelnummers voor de sets.
2) Het grasche LCP wordt standaard geleverd bij behuizing E1-E2, F1-F4 en F8-F13. Als meer dan 1 grasch LCP vereist is, kan hiervoor een
Automatische operationele functies zijn actief zodra de
frequentieregelaar in bedrijf is. Voor de meeste functies is
geen programmering of setup vereist. De frequentieregelaar heeft een reeks ingebouwde beschermingsfuncties
om zichzelf en de aangedreven motor te beschermen.
Zie de programmeerhandleiding voor details over eventuele
instellingen die nodig zijn, met name voor motorparameters.
5.1.1 Kortsluitbeveiliging
Motor (fase-fase)
De frequentieregelaar is beveiligd tegen kortsluiting aan de
motorzijde door middel van een stroommeting in elk van
de 3 motorfasen. Een kortsluiting tussen 2 uitgangsfasen
veroorzaakt een overstroom in de omvormer. De omvormer
wordt uitgeschakeld als de kortsluitstroom de toegestane
waarde (Alarm 16 , Trip Lock (Uit & blokk.)) overschrijdt.
Netzijde
Een frequentieregelaar die correct werkt, begrenst de
stroom die hij van de voeding kan afnemen. Toch is het
aan te raden om zekeringen en/of circuitbreakers aan de
voedingszijde te gebruiken, om bescherming te bieden
wanneer er een component in de frequentieregelaar defect
raakt (eerste storing). Voor UL-conformiteit zijn zekeringen
aan de netzijde verplicht.
LET OP
Het gebruik van zekeringen en/of circuitbreakers is
verplicht als moet worden voldaan aan IEC 60364 (voor
CE) of NEC 2009 (voor UL).
De belasting laat de motor draaien bij een
•
constante uitgangsfrequentie vanaf de frequentieregelaar, wat betekent dat de belasting energie
opwekt.
Als het traagheidsmoment tijdens het vertragen
•
(uitlopen) hoog is, is de wrijving laag en is de
uitlooptijd te kort om de energie te kunnen
afvoeren als een verlies in het volledige aandrijfsysteem.
Een onjuiste instelling van de slipcompensatie die
•
leidt tot een hogere DC-tussenkringspanning.
Tegen-EMK bij gebruik van een PM-motor. In
•
geval van vrijlopen bij hoge toerentallen bestaat
de kans dat de tegen-EMK van de PM-motor de
maximale spanningstolerantie van de frequentieregelaar overschrijdt en schade veroorzaakt. Om
dat tegen te gaan, wordt de waarde van
parameter 4-19 Max Output Frequency automatisch
begrensd op basis van een interne berekening
die is gebaseerd op de waarde van
parameter 1-40 Back EMF at 1000 RPM,
parameter 1-25 Motor Nominal Speed en
parameter 1-39 Motor Poles.
LET OP
Voorzie de frequentieregelaar van een remweerstand om
te voorkomen dat de motor overtoeren maakt (bijv.
vanwege overmatig 'windmilling').
De overspanning kan worden afgehandeld door gebruik te
maken van een remfunctie (parameter 2-10 Brake Function)
en/of een overspanningsregeling (parameter 2-17 Over-voltage Control).
55
Remweerstand
De frequentieregelaar is beveiligd tegen kortsluiting in de
remweerstand.
Loadsharing
Om de DC-bus te beschermen tegen kortsluiting en de
frequentieregelaars te beschermen tegen overbelasting,
moet u DC-zekeringen installeren in serie met de loadsharingklemmen van alle aangesloten eenheden.
Remfuncties
Sluit een remweerstand aan om overtollige remenergie af
te voeren. Het aansluiten van een remweerstand laat een
hogere DC-tussenkringspanning tijdens het remmen toe.
AC-rem is een alternatief om het remmen te verbeteren
zonder een remweerstand te gebruiken. Deze functie
regelt een overmagnetisering van de motor wanneer de
motor als generator werkt. Door de elektriciteitsverliezen in
de motor te verhogen, kan de OVC-functie het remkoppel
verhogen zonder de overspanningslimiet te overschrijden.
5.1.2 Overspanningsbeveiliging
LET OP
Door de motor gegenereerde overspanning
De spanning in de DC-tussenkring neemt toe wanneer de
motor als generator werkt. Deze situatie doet zich voor in
de volgende gevallen:
AC-rem is minder eectief dan dynamisch remmen met
een weerstand.
Overspanningsbeveiliging (OVC)
Door de uitlooptijd automatisch te verlengen, beperkt OVC
de kans op een uitschakeling (trip) van de frequentieregelaar wegens een overspanning op de DC-tussenkring.
Productfuncties
VLT® AutomationDrive FC 302
315-1200 kW
LET OP
OVC kan worden geactiveerd voor PM-motoren met alle
regelkernen, PM VVC+, Flux zonder terugkoppeling en
Flux met terugkoppeling voor PM-motoren.
LET OP
Schakel OVC niet in bij hijstoepassingen.
5.1.3 Detectie ontbrekende motorfase
De functie voor ontbrekende motorfase
55
(parameter 4-58 Motorfasefunctie ontbreekt) is standaard
ingeschakeld om beschadiging van de motor in geval van
een ontbrekende motorfase te voorkomen. De standaardinstelling is 1000 ms, maar de instelling kan worden
aangepast voor een snellere detectie.
5.1.4 Detectie onbalans voedingsspanning
Werking bij ernstige onbalans van de voedingsspanning
verkort de levensduur van de motor. De condities worden
als ernstig beschouwd wanneer de motor continu in bedrijf
is met een bijna nominale belasting. Bij de standaardinstelling schakelt de frequentieregelaars uit (trip) als er
sprake is van onbalans van de voedingsspanning
(parameter 14-12 Functie bij onbalans netsp.).
5.1.5 Schakelen aan de uitgang
Het toevoegen van een schakelaar aan de uitgang tussen
de motor en de frequentieregelaar is toegestaan, maar kan
wel leiden tot foutmeldingen. Danfoss raadt het gebruik
van deze functie af voor 525-690 V-frequentieregelaars die
op een IT-net zijn aangesloten.
Snelheidsbegrenzing
Minimale snelheidsbegrenzing: Parameter 4-11 Motorsnelh.
lage begr. [RPM] of parameter 4-12 Motorsnelh. lage begr.
[Hz] bepaalt de minimale bedrijfssnelheid van de frequen-
tieregelaar.
Maximale snelheidsbegrenzing: Parameter 4-13 Motorsnelh.hoge begr. [RPM] of parameter 4-19 Max. uitgangsfreq.
bepaalt de maximale uitgangssnelheid van de frequentieregelaar.
Elektronisch thermisch relais (ETR)
ETR is een elektronische functie die een bimetaalrelais
simuleert op basis van interne metingen. De karakteristieken worden getoond in Afbeelding 5.1.
Spanningslimiet
Om de transistoren en de tussenkringcondensatoren te
beschermen, wordt de omvormer uitgeschakeld wanneer
een bepaald hard gecodeerd spanningsniveau is bereikt.
Overtemperatuur
De frequentieregelaar heeft ingebouwde temperatuursensoren en reageert onmiddellijk op kritische waarden op
basis van hard gecodeerde begrenzingen.
5.1.7 Beveiliging geblokkeerde rotor
Er kunnen situaties optreden waarbij de rotor wordt
geblokkeerd vanwege een te hoge belasting of andere
factoren. De geblokkeerde rotor kan niet voldoende
koeling produceren, waardoor de motorwikkelingen
oververhit kunnen raken. De frequentieregelaar kan een
situatie met geblokkeerde rotor detecteren bij gebruik van
een PM-uxregeling zonder terugkoppeling en een PM
VVC+-regeling (parameter 30-22 Locked Rotor Protection).
5.1.8 Automatische reductie
5.1.6 Overbelastingsbeveiliging
Koppelbegrenzing
De koppelbegrenzingsfunctie beschermt de motor tegen
overbelasting, bij alle toerentallen. De koppelbegrenzing
wordt ingesteld via parameter 4-16 Koppelbegrenzing
motormodus en parameter 4-17 Koppelbegrenzing generatormodus. In parameter 14-25 Uitsch.vertr. bij Koppelbegr.
wordt ingesteld hoe lang het duurt voordat de koppelbegrenzingswaarschuwing een uitschakeling (trip)
veroorzaakt.
Stroomgrens
De stroomgrens wordt ingesteld in
parameter 4-18 Stroombegr., terwijl de instelling in
parameter 14-24 Uitsch.vertr. bij stroombegr. bepaalt hoe
lang het duurt voordat de frequentieregelaar wordt
uitgeschakeld (trip).
De frequentieregelaar controleert continu op de volgende
kritische niveaus:
Hoge temperatuur op de stuurkaart of het
•
koellichaam.
Hoge motorbelasting.
•
Hoge DC-tussenkringspanning.
•
Laag motortoerental.
•
Als reactie op een kritisch niveau past de frequentieregelaar de schakelfrequentie aan. Bij hoge interne
temperaturen en een laag motortoerental kan de frequentieregelaar ook het PWM-patroon forceren naar SFAVM.
LET OP
Automatische reductie werkt anders wanneer
parameter 14-55 Uitgangslter is ingesteld op [2]
Sinuslter vast.
ProductfunctiesDesign Guide
5.1.9 Automatische energieoptimalisatie
Automatische energieoptimalisatie (AEO) zorgt ervoor dat
de frequentieregelaar voortdurend de belasting op de
motor bewaakt en de uitgangsspanning aanpast voor een
optimaal rendement. Bij een lichte belasting wordt de
spanning verlaagd en wordt de motorstroom geminimaliseerd. De motor proteert van:
een hoger rendement;
•
minder warmte;
•
een stillere werking.
•
Het is niet nodig om een V/Hz-curve te selecteren, omdat
de frequentieregelaar de motorspanning automatisch
aanpast.
5.1.10 Automatic Switching Frequency
Modulation (ASFM)
De frequentieregelaar genereert korte elektrische pulsen
om een AC-golfpatroon te creëren. De schakelfrequentie is
gelijk aan de frequentie van deze pulsen. Een lage schakelfrequentie (trage pulsfrequentie) veroorzaakt hoorbaar
geluid in de motor. Daarom gaat de voorkeur uit naar een
hogere schakelfrequentie. Een hogere schakelfrequentie
genereert echter warmte in de frequentieregelaar, wat de
hoeveelheid beschikbare stroom voor de motor kan
beperken.
ASFM regelt deze condities automatisch om de hoogst
mogelijke schakelfrequentie te bieden zonder oververhitting van de frequentieregelaar te veroorzaken. Door een
geregelde hoge schakelfrequentie te leveren werkt de
motor stiller bij lage toerentallen, wanneer hoorbaar geluid
een kritische factor is, terwijl het volledige uitgangsvermogen aan de motor wordt geleverd wanneer dit nodig
is.
De frequentieregelaar is bedoeld voor een continue
werking met volledige belasting bij schakelfrequenties van
1,5-2 kHz voor 380-500 V en 1-1,5 kHz voor 525-690 V. Het
frequentiebereik hangt af van de vermogensklasse en het
nominale vermogen. Een schakelfrequentie die hoger is
dan het maximaal toegestane bereik, genereert meer
warmte in de frequentieregelaar, waardoor de uitgangsstroom moet worden verlaagd.
Een automatische functie van de frequentieregelaar is een
belastingafhankelijke regeling van de schakelfrequentie.
Dankzij deze functie kan de motor proteren van de
hoogst mogelijke schakelfrequentie op basis van de
belasting.
5.1.12 Prestaties bij
spanningsschommelingen
De frequentieregelaar is bestand tegen netschommelingen
zoals:
transiënten;
•
kortstondige uitval van de netvoeding;
•
kortstondige spanningsdalingen;
•
stootspanningen.
•
De frequentieregelaar compenseert ingangsspanningen die
±10% afwijken van de nominale spanning automatisch, om
de/het volledige nominale motorspanning en koppel te
leveren. Wanneer een automatische herstart is
geselecteerd, start de frequentieregelaar automatisch weer
op na een spanningstrip. Bij vliegende start wordt de
frequentieregelaar vóór het starten gesynchroniseerd met
de motorrotatie.
5.1.13 Resonantiedemping
Resonantiedemping elimineert het hoogfrequente resonantiegeluid van de motor. Frequentiedemping kan zowel
automatisch als handmatig worden geselecteerd.
5.1.14 Temperatuurgeregelde ventilatoren
Sensoren in de frequentieregelaar regelen de werking van
de interne koelventilatoren. De koelventilatoren werken
vaak niet bij lage belastingen, in de slaapmodus of in
stand-by. Deze sensoren beperken het geluid, verhogen
het rendement en verlengen de levensduur van de
ventilator.
5.1.15 EMC-conformiteit
Elektromagnetische interferentie (EMI) of radiofrequente
interferentie (RFI) is interferentie die een elektrisch circuit
kan verstoren vanwege elektromagnetische inductie of
straling vanaf een externe bron. De frequentieregelaar is
ontworpen om te voldoen aan de EMC-productnorm voor
frequentieregelaars, IEC 61800-3, en aan de Europese norm
EN 55011. Om aan de emissieniveaus van EN 55011 te
voldoen, moeten motorkabels zijn afgeschermd en correct
zijn aangesloten. Zie hoofdstuk 10.15.1 EMC-testresultaten
voor meer informatie over EMC-prestaties.
5.1.16 Galvanische scheiding van
stuurklemmen
Alle stuurklemmen en uitgangsrelaisklemmen zijn
galvanisch gescheiden van de netvoeding, waardoor het
stuurcircuit volledig wordt afgeschermd van de ingangsstroom. De uitgangsrelaisklemmen hebben een eigen
aarding nodig. Deze galvanische scheiding voldoet aan de
strenge eisen voor extra lage spanning (PELV – Protective
5.2.3 Thermische motorbeveiliging
Extra Low Voltage).
Thermische motorbeveiliging is mogelijk door middel van:
De galvanische scheiding bestaat uit de volgende
componenten:
Voeding, inclusief signaalscheiding
•
Gatedriver voor de IGBT's, triggertransformatoren
•
en optische koppelingen
Hall-eect-uitgangsstroomtransductoren
•
5.2 Klantspecieke toepassingsfuncties
55
Klantspecieke toepassingsfuncties zijn de meest gangbare
functies die in de frequentieregelaar worden
geprogrammeerd voor verbeterde systeemprestaties.
Hiervoor is minimale programmering of setup vereist. Zie
de programmeerhandleiding voor instructies over het
activeren van deze functies.
Directe temperatuurmeting via een
•
-PTC- of KTY-sensor in de motorwikke-
lingen, aangesloten op een standaard
analoge of digitale ingang;
-Pt 100 of Pt 1000 in de motorwikkelingen en motorlagers, aangesloten op
een VLT® Sensor Input Card MCB 114;
-
een PTC-thermistoringang op een VLT
PTC Thermistor Card MCB 112 (ATEXgoedgekeurd).
Een thermomechanische schakelaar (type Klixon)
•
op een digitale ingang.
Een ingebouwd elektronisch thermisch relais
•
®
(ETR).
5.2.1 Automatische aanpassing
motorgegevens
ETR berekent de motortemperatuur door het meten van
stroom, frequentie en bedrijfstijd. De frequentieregelaar
geeft de thermische belasting op de motor weer als
Automatische aanpassing motorgegevens (AMA) is een
geautomatiseerde testprocedure voor het meten van de
elektrische kenmerken van de motor. De AMA stelt een
nauwkeurig elektronisch model van de motor op, zodat de
frequentieregelaar de optimale prestaties en het optimale
rendement kan berekenen. Het uitvoeren van de AMAprocedure maximaliseert tevens de functie voor
automatische energieoptimalisatie van de frequentiere-
percentage en kan een waarschuwing genereren bij een
programmeerbaar overbelastingssetpoint.
Programmeerbare opties in de beveiliging stellen de
frequentieregelaar in staat om de motor te stoppen, het
uitgangsvermogen te verlagen of de conditie te negeren.
Ook bij lage toerentallen voldoet de frequentieregelaar aan
I2t klasse 20-normen met betrekking tot overbelastingsbe-
veiliging van de motor.
gelaar. De AMA wordt uitgevoerd zonder dat de motor
draait en zonder de belasting van de motor los te
koppelen.
5.2.2 Ingebouwde PID-regelaar
De ingebouwde proportionele, integrerende, dieren-tiërende (PID) regelaar maakt het gebruik van extra
regelapparatuur overbodig. De PID-regelaar handhaaft een
constante regeling van systemen met terugkoppeling,
waarbij een geregelde druk, ow, temperatuur of andere
systeemvereisten moeten worden gehandhaafd.
De frequentieregelaar kan 2 terugkoppelingssignalen van 2
verschillende apparaten gebruiken, zodat het systeem op
basis van verschillende terugkoppelingsbehoeften kan
worden geregeld. De frequentieregelaar maakt regelbeslissingen door de 2 signalen te vergelijken om de
systeemprestaties te optimaliseren.
Afbeelding 5.1 ETR-kenmerken
De X-as toont de verhouding tussen I
motor
en I
motor
nominaal. De Y-as toont de tijd in seconden voordat het
ETR afvalt en de frequentieregelaar uitschakelt. De curves
tonen het karakteristieke nominale toerental, bij twee keer
het nominale toerental en bij 0,2 keer het nominale
toerental.
ProductfunctiesDesign Guide
Bij lagere toerentallen voert het ETR bij een lagere warmteontwikkeling een uitschakeling uit vanwege de
verminderde koeling van de motor. Op die manier is de
motor beschermd tegen oververhitting, ook bij lage
toerentallen. De ETR-functie berekent de motortemperatuur op basis van de actuele stroom en het actuele
toerental. De berekende temperatuur kan worden
uitgelezen via parameter 16-18 Motor therm..
Voor Ex-e-motoren in ATEX-omgevingen is een speciale
versie van ETR beschikbaar. Deze functie maakt het
mogelijk om een specieke curve in te voeren om de Ex-emotor te beschermen. Zie de programmeerhandleiding voor
setupinstructies.
5.2.4 Thermische motorbeveiliging voor Ex-
e-motoren.
De frequentieregelaar is uitgerust met de functie ATEX ETR
thermische bewaking, voor gebruik met speciaal goedgekeurde Ex-e-motoren volgens EN 60079-7. Bij gebruik van
een ATEX-goedgekeurde PTC-bewakingsvoorziening zoals
de VLT® PTC Thermistor Card MCB 112 hoeft de installatie
geen afzonderlijke goedkeuring te hebben van een
aangewezen instantie.
De functie ATEX ETR thermische bewaking maakt het
mogelijk om een Ex-e-motor te gebruiken in plaats van
een duurdere, grotere en zwaardere Ex-d-motor. De functie
zorgt ervoor dat de frequentieregelaar de motorstroom
begrenst om oververhitting te voorkomen.
Vereisten met betrekking tot de Ex-e-motor
Verzeker u ervan dat de Ex-e-motor is
•
goedgekeurd voor gebruik in explosiegevaarlijke
omgevingen (ATEX-zone 1/21, ATEX-zone 2/22)
met een frequentieregelaar. De motor moet zijn
gecerticeerd voor de specieke explosiegevaarlijke omgeving.
Installeer de Ex-e-motor in zone 1/21 of 2/22 van
•
de explosiegevaarlijke omgeving, op basis van de
motorgoedkeuring.
LET OP
Installeer de frequentieregelaar buiten de explosiegevaarlijke omgeving.
Verzeker u ervan dat de Ex-e-motor is uitgerust
•
met een door ATEX goedgekeurde beveiliging
tegen overbelasting van de motor. Deze
beveiliging bewaakt de temperatuur in de
motorwikkelingen. Bij een kritisch temperatuurniveau of een defect schakelt de beveiliging de
motor uit.
-
De VLT® PTC Thermistor Card MCB 112
voorziet in door ATEX goedgekeurde
bewaking van de motortemperatuur.
Het is een vereiste dat de frequentieregelaar is uitgerust met 3-6 in serie
geschakelde PTC-thermistoren volgens
DIN 44081 of 44082.
-Het is ook mogelijk om in plaats hiervan
een externe PTC-veiligheidsvoorziening
met ATEX-goedkeuring te gebruiken.
Een sinuslter is vereist wanneer:
•
-door lange kabels (spanningspieken) of
door een hogere netspanning
spanningswaarden worden
geproduceerd die de maximaal
toegestane spanning op de
motorklemmen overschrijden.
-de minimale schakelfrequentie van de
frequentieregelaar niet voldoet aan de
door de motorfabrikant gespeciceerde
vereisten. De minimale schakelfrequentie
van de frequentieregelaar wordt
weergegeven als de standaardwaarde in
parameter 14-01 Schakelfrequentie.
Compatibiliteit van motor en frequentieregelaar
Voor motoren die volgens EN 60079-7 zijn gecerticeerd,
levert de motorfabrikant een overzicht met gegevens, zoals
limieten en regels. Deze gegevens zijn te vinden op het
datablad of op het motortypeplaatje. Houd bij planning,
installatie, inbedrijfstelling, bediening en onderhoud
rekening met de door de fabrikant aangegeven limieten en
regels voor:
minimale schakelfrequentie;
•
maximale stroom;
•
minimale motorfrequentie;
•
maximale motorfrequentie.
•
Afbeelding 5.2 toont waar de vereisten worden aangegeven
op het motortypeplaatje.
Voor een combinatie van frequentieregelaar en motor
speciceert Danfoss de volgende aanvullende vereisten om
een adequate thermische motorbeveiliging te waarborgen:
Zorg dat u de maximaal toegestane verhouding
•
tussen het vermogen van de frequentieregelaar
en het vermogen van de motor niet overschrijdt.
De typische waarde is I
Houd rekening met alle spanningsvallen van de
•
frequentieregelaar tot de motor. Als de motor
werkt met lagere spanning dan bij de U/f-karakteristieken staat vermeld, kan de stroom toenemen,
waardoor er een alarm wordt gegenereerd.
CONVERTER SUPPLY
VALID FOR 380 - 415V FWP 50Hz
3 ~ Motor
MIN. SWITCHING FREQ. FOR PWM CONV. 3kHz
l = 1.5XI
M,N
tOL = 10s tCOOL = 10min
MIN. FREQ. 5Hz MAX. FREQ. 85 Hz
PWM-CONTROL
f [Hz]
Ix/I
M,N
PTC °C DIN 44081/-82
Manufacture xx
EN 60079-0
EN 60079-7
СЄ 1180Ex-e ll T3
515255085
0.40.81.01.00.95
1
xЗ
2
3
4
Productfuncties
VLT® AutomationDrive FC 302
315-1200 kW
Vliegende start
Deze optie maakt het mogelijk een motor op te vangen
wanneer die vrij draait als gevolg van een uitval van de
netvoeding. Deze optie is relevant voor centrifuges en
ventilatoren.
Kinetische backup
Deze optie zorgt ervoor dat de frequentieregelaar blijft
werken zolang er energie beschikbaar is in het systeem. Bij
een kortstondige uitval van de netvoeding wordt de
werking hervat nadat de netvoeding is hersteld, zonder dat
de toepassing wordt gestopt of de frequentieregelaar de
controle verliest. Er zijn diverse varianten van kinetische
55
backup beschikbaar.
Congureer het gedrag van de frequentieregelaar bij een
netstoring in parameter 14-10 Netstoring en
parameter 1-73 Vlieg. start.
Afbeelding 5.2 Motortypeplaatje met vereisten voor frequentieregelaar
Zie het toepassingsvoorbeeld in hoofdstuk 12 Toepassingsvoorbeelden voor meer informatie.
5.2.5 Netstoring
Tijdens een netstoring blijft de frequentieregelaar in bedrijf
tot de DC-tussenkringspanning onder het minimale
stopniveau komt. Het minimale stopniveau ligt gewoonlijk
15% onder de laagste nominale netspanning. De
netspanning vóór de storing en de motorbelasting bepalen
hoe lang het duurt voordat de frequentieregelaar gaat
vrijlopen.
De frequentieregelaar kan worden gecongureerd
(parameter 14-10 Netstoring) om tijdens een netstoring op
een bepaalde manier te reageren, zoals:
wanneer de netspanning is hersteld
(parameter 1-73 Vlieg. start);
kinetische backup;
•
gecontroleerde uitloop.
•
De frequentieregelaar kan worden geprogrammeerd om de
motor automatisch te herstarten na een minder ernstige
uitschakeling (trip), zoals een kortstondig vermogensverlies
of een spanningsschommeling. Door deze functie is een
handmatige reset niet meer nodig en wordt de geautomatiseerde werking van extern geregelde systemen verbeterd.
Het aantal herstartpogingen en het tijdsinterval tussen de
pogingen kunnen worden begrensd.
5.2.7 Volledig koppel bij gereduceerd
toerental
De frequentieregelaar volgt een variabele V/Hz-curve om
ook bij gereduceerde toerentallen een volledig
motorkoppel te genereren. Een volledig uitgangskoppel
kan samenvallen met het maximale nominale bedrijfstoerental van de motor. Deze frequentieregelaar werkt anders
dan frequentieregelaars met variabel koppel of frequentieregelaars met constant koppel. Frequentieregelaars met
variabel koppel leveren een lager motorkoppel bij lagere
toerentallen. Frequentieregelaars met constant koppel
genereren extra spanning, warmte en motorruis als ze niet
op volle toeren werken.
5.2.8 Frequentiebypass
In sommige toepassingen kan het systeem bepaalde
bedrijfstoerentallen hebben die mechanische resonantie
veroorzaken. Deze mechanische resonantie kan overmatig
veel geluid veroorzaken en mogelijk schade toebrengen
aan mechanische componenten in het systeem. De
frequentieregelaar heeft 4 programmeerbare bypassfrequentiebandbreedtes. Deze bandbreedtes stellen de motor
in staat om toerentallen die systeemresonantie opwekken,
over te slaan.
. . .
. . .
Par. 13-11
Comparator Operator
Par. 13-43
Logic Rule Operator 2
Par. 13-51
SL Controller Event
Par. 13-52
SL Controller Action
130BB671.13
Coast
Start timer
Set Do X low
Select set-up 2
. . .
Running
Warning
Torque limit
Digital input X 30/2
. . .
=
TRUE longer than..
. . .
. . .
ProductfunctiesDesign Guide
5.2.9 Motorvoorverwarming
Om een motor in een koude of vochtige omgeving voor te
verwarmen, kan continu een kleine hoeveelheid DC-stroom
naar de motor worden gevoerd om die te beschermen
tegen condensatie en koude starts. Deze functie kan het
gebruik van kastverwarming overbodig maken.
5.2.10 Programmeerbare setups
De frequentieregelaar heeft 4 setups die afzonderlijk
kunnen worden geprogrammeerd. Via de optie Multi setup
is het mogelijk om via digitale ingangen of via seriële
commando's te schakelen tussen afzonderlijk geprogrammeerde functies. Afzonderlijke setups worden bijvoorbeeld
gebruikt om referenties te wijzigen, voor dag-/nachtbedrijf
of zomer-/winterbedrijf, of om meerdere motoren te
regelen. De actieve setup wordt op het LCP weergegeven.
Setupgegevens kunnen van de ene frequentieregelaar naar
een andere worden overgezet door de gegevens te
downloaden vanuit het loskoppelbare LCP.
55
Afbeelding 5.3 SLC-gebeurtenis en -actie
5.2.11 Smart Logic Control (SLC)
Smart Logic Control (SLC) is een reeks door de gebruiker
gedenieerde acties (zie parameter 13-52 SL-controlleractie
[x]) die door de SLC wordt uitgevoerd wanneer de
bijbehorende, door de gebruiker gedenieerde gebeurtenis
(zie parameter 13-51 SL Controller Event [x]) door de SLC
wordt geëvalueerd als TRUE.
De voorwaarde voor een gebeurtenis kan een bepaalde
status zijn, of een logische regel of comparator-operand
die het resultaat TRUE oplevert. De voorwaarde leidt tot
een bijbehorende actie, zoals aangegeven in Afbeelding 5.3.
Alle gebeurtenissen en acties zijn genummerd en
gekoppeld in paren (statussen), wat betekent dat actie [0]
wordt uitgevoerd wanneer gebeurtenis [0] heeft plaatsgevonden (de waarde TRUE heeft gekregen). Nadat de eerste
actie is uitgevoerd, worden de omstandigheden van de
volgende gebeurtenis geëvalueerd. Als deze gebeurtenis
als TRUE wordt geëvalueerd, wordt de bijbehorende actie
uitgevoerd. Er wordt steeds slechts 1 gebeurtenis
geëvalueerd. Als een gebeurtenis wordt geëvalueerd als
FALSE, gebeurt er in de SLC niets tijdens het huidige
scaninterval en worden er geen andere gebeurtenissen
geëvalueerd. Bij het starten van de SLC wordt alleen
gebeurtenis [0] tijdens elk scaninterval geëvalueerd. Pas
wanneer gebeurtenis [0] als TRUE wordt geëvalueerd, voert
de SLC actie [0] uit en begint hij met het evalueren de
volgende gebeurtenis. Er kunnen 1-20 gebeurtenissen en
acties worden geprogrammeerd.
Nadat de laatste gebeurtenis/actie is uitgevoerd, begint de
cyclus opnieuw vanaf gebeurtenis [0]/actie [0].
Afbeelding 5.4 toont een voorbeeld met 4 gebeurtenissen/
acties:
Het is de verantwoordelijkheid van de klant om ervoor te
zorgen dat het personeel weet hoe de STO-functie moet
worden geïnstalleerd en bediend door:
de veiligheidsvoorschriften ten aanzien van
•
veiligheid, gezondheid en ongevallenpreventie te
lezen en te begrijpen;
de algemene en veiligheidsrichtlijnen in de
•
Bedieningshandleiding Safe Torque O te
begrijpen;
te beschikken over een goede kennis van de
•
55
Afbeelding 5.4 Volgorde van uitvoering wanneer 4 gebeurtenissen/acties zijn geprogrammeerd
algemene en veiligheidsnormen die van
toepassing zijn op de specieke toepassing.
5.3 Overzicht dynamisch remmen
Comparatoren
Comparatoren worden gebruikt om continue variabelen
(zoals uitgangsfrequentie, uitgangsstroom, analoge ingang)
te vergelijken met vaste, vooraf ingestelde waarden.
Afbeelding 5.5 Comparatoren
Logische regels
Combineer maximaal 3 booleaanse ingangen (TRUE/FALSEingangen) van timers, comparatoren, digitale ingangen,
statusbits en gebeurtenissen die de logische operatoren
AND, OR en NOT gebruiken.
Afbeelding 5.6 Logische regels
Bij dynamische remmen wordt de motor op 1 van de
volgende manieren vertraagd:
AC-rem
•
De remenergie wordt verdeeld in de motor door
de verliescondities in de motor te wijzigen
(parameter 2-10 Remfunctie = [2]). De ACremfunctie kan niet worden gebruikt in
toepassingen met een hoge wisselfrequentie
omdat deze situatie zal leiden tot oververhitting
van de motor.
DC-rem
•
Een overgemoduleerde DC-stroom die aan de ACstroom wordt toegevoegd, werkt als een
wervelstroomrem (parameter 2-02 DC-remtijd≠ 0
s).
Weerstandsrem
•
Een rem-IGBT zorgt ervoor dat de overspanning
onder een bepaalde drempel blijft door de
remenergie van de motor af te voeren naar de
aangesloten remweerstand
(parameter 2-10 Remfunctie = [1]). Zie de VLT
®
Brake Resistor MCE 101 Design Guide voor meer
informatie over het selecteren van een
remweerstand.
Frequentieregelaars die zijn uitgerust met de remoptie, zijn
tevens voorzien van een rem-IGBT plus de klemmen 81 (R-)
en 82 (R+) voor het aansluiten van een externe
remweerstand.
De rem-IGBT dient ervoor om de spanning in de DC-
5.2.12 Safe Torque O
tussenkring te beperken als de maximale spanningslimiet
wordt overschreden. De rem-IGBT begrenst de spanning
De Safe Torque O (STO)-functie dient om de frequentieregelaar in noodsituaties te stoppen.
door de extern gemonteerde weerstand over de DC-bus te
schakelen om de overtollige DC-spanning die op de
buscondensatoren aanwezig is, af te voeren.
Raadpleeg de Bedieningshandleiding Safe Torque Ovoor
meer informatie over Safe Torque O, zoals installatie en
inbedrijfstelling.
Externe plaatsing van de remweerstand heeft het voordeel
dat de weerstand kan worden geselecteerd op basis van
de toepassingsbehoeften. De energie wordt buiten het
ProductfunctiesDesign Guide
bedieningspaneel afgevoerd en de frequentieregelaar
wordt beschermd tegen oververhitting bij eventuele
overbelasting van de remweerstand.
Het stuursignaal van de rem-IGBT is afkomstig van de
stuurkaart en wordt aan de rem-IGBT geleverd via de
voedingskaart en de gatedriverkaart. De voedingskaart en
de stuurkaart bewaken de rem-IGBT ook op kortsluiting.
Daarnaast bewaakt de voedingskaart de remweerstand op
overbelasting.
5.4 Overzicht mechanische houdrem
Een mechanische houdrem is een rechtstreeks op de
motoras gemonteerd extern apparaat dat voorziet in
statisch remmen. Statisch remmen houdt in dat een rem
wordt gebruikt om de motor vast te klemmen nadat de
belasting is gestopt. Een houdrem wordt door een PLC of
rechtstreeks via een digitale uitgang van de frequentiere-
gelaar bestuurd.
LET OP
Een frequentieregelaar kan geen veilige besturing van
een mechanische rem bieden. In de installatie moet een
redundant circuit voor de rembesturing worden
opgenomen.
5.4.1 Mechanische rembesturing in een regeling zonder terugkoppeling
Bij hijstoepassingen is het gewoonlijk noodzakelijk om een elektromagnetische rem te besturen. Hiervoor is een relaisuitgang (relais 1 of relais 2) of een geprogrammeerde digitale uitgang (klem 27 of 29) vereist. Deze uitgang moet gewoonlijk
gesloten worden gehouden gedurende de tijd dat de frequentieregelaar niet in staat is de motor te houden. Stel
parameter 5-40 Functierelais (arrayparameter), parameter 5-30 Klem 27 dig. uitgang of parameter 5-31 Klem 29 dig. uitgang in
op [32] Mech. rembesturing voor toepassingen met een elektromagnetische rem.
Als [32] Mech. rembesturing is geselecteerd, blijft het mechanische-remrelais tijdens het starten gesloten totdat de uitgangsstroom boven het ingestelde niveau in parameter 2-20 Stroom bij vrijgave rem komt. Tijdens het stoppen wordt de
mechanische rem gesloten wanneer het toerental lager is dan het in parameter 2-21 Snelheid remactivering [TPM] geselecteerde niveau. Als de frequentieregelaar in een alarmtoestand terechtkomt, zoals een overspanningssituatie, wordt de
mechanische rem onmiddellijk ingeschakeld. De mechanische rem wordt ook ingeschakeld in geval van een Safe Torque
O.
55
Houd bij het gebruik van de elektromagnetische rem rekening met het volgende:
U kunt elke gewenste relaisuitgang of digitale uitgang (klem 27 of 29) gebruiken. Eventueel kan een contactor
•
worden gebruikt.
Zorg dat de uitgang uitgeschakeld blijft zolang de frequentieregelaar niet in staat is om de motor te laten draaien.
•
Voorbeelden zijn een te zware belasting of het niet gemonteerd zijn van de motor.
Selecteer [32] Mech. rembesturing in parametergroep 5-4* Relais (of in parametergroep 5-3* Digitale uitgangen)
•
voordat u de mechanische rem aansluit.
De rem wordt vrijgegeven als de motorstroom hoger wordt dan de in parameter 2-20 Stroom bij vrijgave rem
•
ingestelde waarde.
De rem wordt ingeschakeld wanneer de uitgangsfrequentie lager wordt dan de in parameter 2-21 Snelheid remacti-
•
vering [TPM] of parameter 2-22 Snelheid activering rem [Hz] ingestelde waarde, en alleen als de frequentieregelaar
een stopcommando uitvoert.
LET OP
Voor verticale hef- of hijstoepassingen moet u ervoor zorgen dat de belasting in een noodsituatie of bij een storing kan
worden gestopt. Als de frequentieregelaar zich in de alarmmodus of een overspanningssituatie bevindt, wordt de
mechanische rem ingeschakeld.
Zorg er bij hijstoepassingen voor dat de koppelbegrenzingen in parameter 4-16 Koppelbegrenzing motormodus en
parameter 4-17 Koppelbegrenzing generatormodus lager zijn dan de ingestelde stroomgrens in parameter 4-18 Stroombegr..
Het is tevens raadzaam om parameter 14-25 Uitsch.vertr. bij Koppelbegr. in te stellen op 0, parameter 14-26 Uitschakelvertraging bij inverterfout op 0 en parameter 14-10 Netstoring op [3] Vrijloop.
5.4.2 Mechanische rembesturing in een regeling met terugkoppeling
De VLT® AutomationDrive FC 302 is uitgerust met een mechanische rembesturing die speciaal ontworpen is voor hijstoepassingen en de volgende functies ondersteunt:
Parameter 1-72 Startfunctie[6] Vrijg m. rem hijsen activeert de mechanische rem bij hijstoepassingen. Het belangrijkste
verschil met een normale mechanische rembesturing is dat de mechanische remfunctie voor hijsen directe controle
uitoefent op het remrelais. Er wordt niet ingesteld bij welke stroomwaarde de rem wordt vrijgegeven. In plaats daarvan
wordt het koppel gedenieerd dat moet worden toegepast op een gesloten rem voordat die wordt vrijgegeven. Omdat het
koppel rechtstreeks wordt bepaald, is de setup voor hijstoepassingen eenvoudiger.
De mechanische remstrategie bij hijstoepassingen is gebaseerd op de volgende reeks van 3 stappen, waarbij de motorregeling en vrijgave van de rem worden gesynchroniseerd om een zo soepel mogelijke vrijgave van de rem te verkrijgen.
Afbeelding 5.7 Mechanische rembesturing zonder terugkoppeling
2 kanalen voor terugkoppeling vanaf de mechanische rem, voor extra bescherming tegen onbedoeld gedrag als
•
gevolg van een defecte kabel.
Bewaking van de terugkoppeling van de mechanische rem tijdens de volledige cyclus. Deze bewaking helpt om de
•
mechanische rem te beschermen, met name als meerdere frequentieregelaars op dezelfde as zijn aangesloten.
Geen aanloop totdat de terugkoppeling bevestigt dat de mechanische rem open is.
•
Verbeterde belastingsregeling bij stop.
•
Mogelijkheid om te congureren op welk moment de motor de belasting overneemt van de rem.
•
1.Voer een voormagnetisering van de motor uit.
Om ervoor te zorgen dat de motor kan worden gehouden en om te controleren of de motor op de juiste wijze is
geïnstalleerd, wordt die eerst voorgemagnetiseerd.
Wanneer de belasting wordt gehouden door de mechanische rem, kan de grootte hiervan niet worden bepaald
maar enkel de richting. Op het moment dat de rem opengaat, moet de motor de belasting overnemen. Om deze
overname mogelijk te maken, wordt een door de gebruiker gedenieerd koppel (parameter 2-26 Koppelref.)
toegepast in de hijsrichting. Dit proces wordt gebruikt voor het initialiseren van de snelheidsregelaar die de
belasting uiteindelijk overneemt. Om slijtage van de tandwielkast als gevolg van speling te beperken, zal het
koppel eerst aanlopen.
3.Geef de rem vrij.
Wanneer het koppel de in parameter 2-26 Koppelref. ingestelde waarde bereikt, wordt de rem vrijgegeven. De in
parameter 2-25 Tijd vrijgave rem ingestelde waarde bepaalt de vertraging voordat de belasting wordt vrijgegeven.
Om zo snel mogelijk te kunnen reageren op de belastingstap die volgt op de vrijgave van de rem, kan aan de
snelheids-PID-regeling een boost worden gegeven door de proportionele versterking te verhogen.
55
Afbeelding 5.8 Remvrijgaveprocedure voor mechanische rembesturing bij hijstoepassingen
Parameter 2-26 Koppelref. tot parameter 2-33 Speed PID Start Lowpass Filter Time zijn alleen beschikbaar voor het besturen van
een mechanische rem bij hijstoepassingen (Flux met motorterugkoppeling). Parameter 2-30 Position P Start Proportional Gain
tot parameter 2-33 Speed PID Start Lowpass Filter Time kunnen worden ingesteld om een bijzonder soepele overgang te
realiseren van een snelheidsregeling naar een positieregeling tijdens parameter 2-25 Tijd vrijgave rem – de tijd waarbinnen
de belasting wordt overgedragen van de mechanische rem op de frequentieregelaar.
Parameter 2-30 Position P Start Proportional Gain tot parameter 2-33 Speed PID Start Lowpass Filter Time worden geactiveerd
wanneer parameter 2-28 Verst.boostfactor wordt ingesteld op 0. Zie Afbeelding 5.8 voor meer informatie.
LET OP
Zie hoofdstuk 12 Toepassingsvoorbeelden voor een voorbeeld van een geavanceerde mechanische rembesturing voor
hijstoepassingen.
Mains connecting point for
additional drives in the
load sharing application
DC connecting point for
additional drives in the
load sharing application
91
92
93
91
92
93
96
97
98
96
97
98
82 8182 81
M
Productfuncties
VLT® AutomationDrive FC 302
315-1200 kW
5.5 Overzicht loadsharing
Loadsharing is een functie die het mogelijk maakt om de DC-tussenkringen van meerdere frequentieregelaars aan elkaar te
koppelen, waardoor er een systeem met meerdere frequentieregelaars ontstaat voor het aandrijven van 1 mechanische
belasting. Loadsharing biedt de volgende voordelen:
Energiebesparing
Een motor die in de generatormodus werkt, kan frequentieregelaars die in de motormodus werken, van spanning voorzien.
Minder reserveonderdelen nodig
Gewoonlijk hebt u voor het hele frequentieregelaarsysteem slechts 1 remweerstand nodig in plaats van 1 remweerstand per
frequentieregelaar.
55
Voedingsbackup
Bij uitval van de netvoeding kunnen alle gekoppelde frequentieregelaars via de DC-tussenkring worden gevoed vanuit een
backup. De toepassing kan dan blijven werken of gecontroleerd worden uitgeschakeld.
Voorwaarden
Voordat loadsharing wordt overwogen, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
De frequentieregelaar moet zijn uitgerust met loadsharingklemmen.
•
Alle frequentieregelaars moeten tot dezelfde productfamilie behoren. Gebruik uitsluitend VLT® AutomationDrive FC
•
302 frequentieregelaars in combinatie met andere VLT® AutomationDrive FC 302 frequentieregelaars.
Frequentieregelaars moeten fysiek dicht bij elkaar worden geplaatst om ervoor te zorgen dat de bedrading tussen
•
de frequentieregelaars niet langer is dan 25 m (82 ft).
De frequentieregelaars moeten dezelfde nominale spanning hebben.
•
•
Als er in een
loadsharingconguratie een remweerstand wordt toegevoegd, moeten alle frequentieregelaars
worden uitgerust met een remchopper.
Er moeten zekeringen aan de loadsharingklemmen worden toegevoegd.
•
Zie Afbeelding 5.9 voor een schema van een loadsharingtoepassing waarbij een optimale werkwijze is toegepast.
Afbeelding 5.9 Schema van een loadsharingtoepassing waarbij een optimale werkwijze is toegepast
Loadsharing
Eenheden met de ingebouwde loadsharingoptie bevatten de klemmen (+) 89 DC en (-) 88 DC. Binnen in de frequentieregelaar zijn deze klemmen vóór de DC-tussenkringspoel en de buscondensatoren aangesloten op de DC-bus.
De loadsharingklemmen zijn aan te sluiten in 2 verschillende conguraties.
De klemmen worden gebruikt om de DC-tussenkringen van meerdere frequentieregelaars aan elkaar te koppelen.
•
In deze conguratie kan een eenheid die in de regeneratieve modus staat, de overtollige tussenkringspanning
delen met een andere eenheid die een motor aandrijft. Loadsharing kan zo de noodzaak van externe dynamischeremweerstanden beperken, terwijl tegelijkertijd energie wordt bespaard. Op deze wijze kan een oneindig aantal
eenheden worden aangesloten, op voorwaarde dat elke eenheid dezelfde nominale spanning heeft. Daarnaast kan
het, afhankelijk van het vermogen en het aantal eenheden, nodig zijn om DC-spoelen en DC-zekeringen in de DCtussenkringaansluitingen en AC-spoelen op het net aan te sluiten. Een dergelijke conguratie vereist speciale
overwegingen.
De frequentieregelaar wordt uitsluitend gevoed vanuit een DC-bron. Deze conguratie vereist:
•
-een DC-bron;
-een voorziening die bij het opstarten van de DC-bus een soft-charge uitvoert.
5.6 Overzicht regeneratie
Regeneratie treedt gewoonlijk op in toepassingen met continu remmen, zoals kranen/takels, neerwaartse transportbanden
en centrifuges waarbij energie uit een gedecelereerde motor wordt afgenomen.
De overtollige energie wordt op 1 van de volgende manieren uit de frequentieregelaar afgevoerd:
Een remchopper maakt het mogelijk om overtollige energie als warmte af te voeren in de spoelen van de
•
remweerstand.
Regeneratieklemmen maken het mogelijk om een regeneratie-eenheid van een andere leverancier op de frequen-
•
tieregelaar aan te sluiten, zodat de overtollige energie naar het elektriciteitsnet kan worden teruggevoerd.
55
Overtollige energie terugvoeren naar het elektriciteitsnet is het eciëntste gebruik van geregenereerde energie in toepassingen die gebruikmaken van continu remmen.
Deze sectie beschrijft de veldbusopties die beschikbaar zijn
in combinatie met de VLT® AutomationDrive FC 302. Het
gebruik van een veldbusoptie verlaagt de systeemkosten,
zorgt voor een snellere en eciëntere communicatie en
biedt een vereenvoudigde gebruikersinterface. Zie
hoofdstuk 13.2 Bestelnummers voor opties/sets voor bestelnummers.
6.1.1
VLT® PROFIBUS DP MCA 101
De VLT® PROFIBUS DP MCA 101 biedt het volgende:
Brede compatibiliteit, hoge beschikbaarheid,
•
ondersteuning voor alle toonaangevende PLCleveranciers en compatibiliteit met toekomstige
versies.
Snelle en eciënte communicatie, transparante
•
installatie, geavanceerde diagnostiek en parameterinstelling, en automatische conguratie van
procesdata via een GSD-bestand.
Acyclische gegevensuitwisseling via PROFIBUS DP
•
V1, PROFIdrive of Danfoss
6.1.2
VLT® DeviceNet MCA 104
De VLT® DeviceNet MCA 104 biedt het volgende:
Ondersteuning van ODVA-speciek frequentiere-
•
gelaarproel door middel van I/O instance 20/70
en 21/71 waardoor compatibiliteit met bestaande
systemen is gegarandeerd.
Onderlinge koppelbaarheid van producten dankzij
•
het strikte beleid van ODVA ten aanzien van
conformiteitstests.
6.1.3
VLT® CAN Open MCA 105
De MCA 105-optie biedt:
gestandaardiseerde afhandeling
•
interoperabiliteit
•
lagere kosten
•
Deze optie voorziet in zowel hogeprioriteitstoegang voor
het regelen van de frequentieregelaar (PDO-communicatie)
als toegang tot alle parameters via acyclische gegevens
(SDO-communicatie).
Voor de interoperabiliteit maakt de optie gebruik van het
DSP 402
frequentieregelaarproel.
FC-proel.
6.1.4
VLT® PROFIBUS Converter MCA 113
De MCA 113-optie is een speciale versie van de PROFIBUSopties die de commando's van de VLT® 3000 emuleren in
de VLT® AutomationDrive FC 302.
De VLT® 3000 kan worden vervangen door de VLT
AutomationDrive FC 302 of een bestaand systeem kan
worden uitgebreid zonder dat een kostbare wijziging van
het PLC-programma nodig is. Bij een overstap naar een
andere veldbus kan de geïnstalleerde converter eenvoudig
worden verwijderd en worden vervangen door een nieuwe
optie. Met de MCA 113 is uw investering gewaarborgd
zonder verlies van
6.1.5
VLT® PROFIBUS Converter MCA 114
De MCA 114-optie is een speciale versie van de PROFIBUSopties die de commando's van de VLT® 5000 emuleren in
de VLT® AutomationDrive FC 302. Deze optie ondersteunt
DP-V1.
De VLT® 5000 kan worden vervangen door de VLT
AutomationDrive FC 302 of een bestaand systeem kan
worden uitgebreid zonder dat een kostbare wijziging van
het PLC-programma nodig is. Bij een overstap naar een
andere veldbus kan de geïnstalleerde converter eenvoudig
worden verwijderd en worden vervangen door een nieuwe
optie. Met de MCA 114 is uw investering gewaarborgd
zonder verlies van
6.1.6
VLT® PROFINET MCA 120
De VLT® PROFINET MCA 120 combineert de hoogste
prestaties met het hoogste niveau van openheid. De optie
is zo ontworpen dat veel van de functies van de VLT
PROFIBUS MCA 101 kunnen worden hergebruikt, wat de
overstap naar PROFINET heel eenvoudig maakt voor de
gebruiker en de investering in een PLC-programma
veiligstelt.
Dezelfde PPO-typen als de VLT® PROFIBUS DP
•
MCA 101 voor eenvoudige migratie naar
PROFINET.
Ingebouwde webserver voor diagnose en
•
uitlezing van elementaire frequentieregelaarparameters op afstand.
verwerking van waarschuwings- en foutinformatie
in de PLC, wat de bandbreedte in het systeem
verbetert.
Ondersteunt PROFIsafe als de optie wordt
•
gecombineerd met VLT® Safe Option MCB 152.
Implementatie in overeenstemming met confor-
•
miteitsklasse B.
6.1.7
VLT® EtherNet/IP MCA 121
Ethernet is de toekomstige communicatiestandaard voor
de fabrieksvloer. De VLT® EtherNet/IP MCA 121-optie is
gebaseerd op de nieuwste technologie die op dit moment
beschikbaar is voor de meest veeleisende industriële
toepassingen. EtherNet / IP™ breidt commercieel
standaard-Ethernet uit tot het Common Industrial Protocol
(CIP™), met hetzelfde upper-layerprotocol en objectmodel
als in DeviceNet wordt gebruikt.
Deze optie biedt geavanceerde functies, zoals:
ingebouwde hoogwaardige switch die een lijnto-
•
pologie mogelijk maakt zonder gebruik te maken
van externe switches;
DLR Ring (vanaf oktober 2015);
•
geavanceerde schakel- en diagnosefuncties;
•
ingebouwde webserver;
•
e-mailclient voor het automatisch verzenden van
•
serviceberichten;
Unicast- en Multicast-communicatie.
•
6.1.8
VLT® Modbus TCP MCA 122
De VLT® Modbus TCP MCA 122-optie maakt aansluiting op
een Modbus TCP-netwerk mogelijk. De optie maakt een
verbindingsinterval vanaf slechts 5 ms in beide richtingen
mogelijk. Hiermee behoort de optie tot een van de snelste
Modbus TCP-apparaten op de markt. In verband met
masterredundantie is hot swapping tussen 2 masters
mogelijk.
6.1.9
VLT® Powerlink MCA 123
De MCA 123-optie is een typische veldbus van de tweede
generatie. De hoge transmissiesnelheid van industrieel
Ethernet kan nu worden gebruikt om het volledige
arsenaal IT-technologieën uit de automatiseringswereld te
benutten in de fabriekssector.
Deze veldbusoptie levert hoge prestaties in real time en
biedt tijdssynchronisatiefuncties. Dankzij de op CANopen
gebaseerde communicatiemodellen biedt het netwerkbeheer- en apparaatbeschrijvingsmodel behalve een snel
communicatienetwerk ook de volgende functies:
toepassingen voor dynamische aandrijvingen;
•
materiaalverwerking;
•
synchronisatie- en positioneringstoepassingen.
•
6.1.10
De MCA 124-optie biedt connectiviteit met EtherCAT®netwerken via het EtherCAT-protocol.
De optie verwerkt de EtherCAT-lijncommunicatie op volle
snelheid en maakt een verbindingsinterval richting de
frequentieregelaar vanaf slechts 4 ms in beide richtingen
mogelijk. Dat maakt de MCA 124 geschikt voor gebruik in
netwerken van trage toepassingen tot servotoepassingen.
6.2
VLT® EtherCAT MCA 124
Ondersteuning voor EoE Ethernet over EtherCAT
•
HTTP (Hypertext Transfer Protocol) voor diagnose
•
via ingebouwde webserver
CoE (CAN Over Ethernet) voor toegang tot
•
frequentieregelaarparameters
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) voor het
•
verzenden van automatische e-mailberichten
TCP/IP voor eenvoudige toegang tot conguratie-
•
gegevens van de frequentieregelaar vanaf de
MCT 10
Functionele uitbreidingen
6
6
Andere functies omvatten:
ingebouwde webserver voor diagnose en
•
uitlezing van elementaire frequentieregelaarparameters op afstand;
e-mailberichten die kunnen worden gecon-
•
gureerd om een e-mail naar 1 of meerdere
ontvangers te sturen wanneer bepaalde alarmen
of waarschuwingen worden gegenereerd of zijn
opgeheven;
Deze sectie beschrijft de functionele uitbreidingsopties die
beschikbaar zijn in combinatie met de VLT
AutomationDrive FC 302. Zie hoofdstuk 13.2 Bestelnummersvoor opties/sets voor bestelnummers.
6.2.1
VLT® General Purpose I/O MCB 101
De VLT® General Purpose I/O MCB 101 biedt een aantal
extra stuuringangen en -uitgangen:
®
Overzicht opties en accesso...
VLT® AutomationDrive FC 302
315-1200 kW
6
3 digitale ingangen 0-24 V: logische 0 < 5 V;
•
logische 1 > 10 V;
2 analoge ingangen 0-10 V: resolutie 10 bit plus
•
teken;
2 digitale push-pull NPN/PNP-uitgangen;
•
1 analoge uitgang 0/4-20 mA;
•
geveerde aansluiting.
•
6.2.2
VLT® Encoder Input MCB 102
De MCB 102-optie biedt de mogelijkheid om verschillende
typen incrementele en absolute encoders aan te sluiten.
De aangesloten encoder kan worden gebruikt voor een
snelheidsregeling met terugkoppeling en voor een ux-motorregeling met terugkoppeling
De volgende encodertypen worden ondersteund:
5 V TTL (RS 422)
•
1VPP SinCos
•
SSI
•
HIPERFACE
•
EnDat
•
6.2.3
VLT® Resolver Input MCB 103
Met de MCB 103-optie kan een resolver worden
aangesloten om snelheidsterugkoppeling van de motor te
verkrijgen
Primaire spanning: 2-8 V
•
Primaire frequentie: 2,0-15 kHz
•
Primaire maximale stroom: 50 mA rms
•
Secundaire ingangsspanning: 4 V
•
Geveerde aansluiting
•
rms
rms
6.2.5
VLT® Safe PLC I/O MCB 108
De MCB 108-optie biedt een veiligheidsingang op basis
van een enkelpolige 24 V DC-ingang. Voor de meeste
toepassingen maakt deze ingang het mogelijk om op
kosteneectieve wijze een veiligheidsfunctie te
implementeren.
Voor toepassingen die werken met meer geavanceerde
producten zoals Safety PLC en lichtgordijnen voorziet de
faalveilige PLC-interface in de aansluiting van een
tweedraads veiligheidskoppeling. De PLC-interface stelt de
faalveilige PLC in staat om de plus- of minaansluiting te
onderbreken zonder het sensorsignaal op de faalveilige
PLC te beïnvloeden.
6.2.6
VLT® PTC Thermistor Card MCB 112
De MCB 112-optie zorgt voor meer motorbewaking ten
opzichte van de ingebouwde ETR-functie en de thermistorklem.
Beschermt de motor tegen oververhitting.
•
ATEX-goedgekeurd voor gebruik met Ex-d- en EX-
•
e-motoren (EX-e alleen voor FC 302).
Maakt gebruik van de Safe Torque
•
is goedgekeurd volgens SIL 2 IEC 61508.
6.2.7
VLT® Sensor Input MCB 114
De VLT® Sensor Input MCB 114-optie beschermt de motor
tegen oververhitting door de temperatuur van de lagers en
wikkelingen in de motor te bewaken.
3 zelfdetecterende sensoringangen voor 2- of 3-
•
draads Pt 100/Pt 1000-sensoren.
1 extra analoge ingang 4-20 mA.
•
O-functie, die
6.2.4
VLT® Relay Card MCB 105
6.2.8
VLT® Safe Option MCB 150 en
MCB 151
De VLT® Relay Card MCB 105 breidt de relaisfuncties uit
met 3 extra relaisuitgangen.
De MCB 150- en MCB 151-opties voorzien in uitbreiding
van de Safe Torque O-functies, die zijn geïntegreerd in
een standaard VLT® AutomationDrive FC 302. Gebruik de
functie Safe Stop 1 (SS1) om een gecontroleerde stop uit
te voeren voordat het koppel wordt uitgeschakeld. Gebruik
de functie Safely Limited Speed (SLS) om te bewaken of
een gespeciceerd toerental wordt overschreden.
Deze opties kunnen worden gebruikt voor een veiligheidsniveau tot PL d volgens ISO 13849-1 en SIL 2 volgens IEC
61508.
Overzicht opties en accesso...Design Guide
Extra veiligheidsfuncties die voldoen aan
•
relevante normen.
Vervanging van externe veiligheidsvoorzieningen.
•
Ruimtebesparing.
•
2 veilige programmeerbare ingangen.
•
1 veilige uitgang (voor klem 37).
•
Vereenvoudigde machinecerticering.
•
De frequentieregelaar kan continu onder
•
spanning blijven.
Veilige LCP-kopie.
•
Dynamisch inbedrijfstellingsrapport.
•
Encoder TTL (MCB 150) of HTL (MCB 151) als
•
snelheidsterugkoppeling.
6.2.9
VLT® Safe Option MCB 152
De MCB 152-optie activeert Safe Torque O via de
PROFIsafe-veldbus met de VLT® PROFINET MCA 120-
veldbusoptie. Dit verbetert de exibiliteit door
beveiligingen binnen een installatie met elkaar te
verbinden.
De MCO 305-optie biedt eenvoudig te gebruiken
bewegingsfuncties in combinatie met programmeerbaarheid; een ideale oplossing voor positionerings- en
synchronisatietoepassingen.
Synchronisatie (elektronische as), positionering en
•
elektronisch CAM-proel.
2 afzonderlijke interfaces ter ondersteuning van
•
zowel incrementele als absolute encoders.
1 encoderuitgang (virtuele masterfunctie).
•
10 digitale ingangen.
•
8 digitale uitgangen.
•
Ondersteuning van CANopen Motionbus,
•
encoders en I/O-modules.
Gegevens verzenden en ontvangen via veldbusin-
•
terface (veldbusoptie vereist).
Pc-programma’s voor debugging en inbedrijf-
•
stelling: programma- en CAM-editor.
Gestructureerde programmeertaal met zowel
•
cyclische als event-gestuurde uitvoering.
6.3.2
VLT® Synchronizing Controller
MCO 350
6
6
De veiligheidsfuncties van de MCB 152 worden geïmplementeerd volgens EN-IEC 61800-5-2. De MCB 152
ondersteunt PROFIsafe-functies om de geïntegreerde veilig-
heidsfuncties van de VLT® AutomationDrive FC 302 in te
schakelen vanaf elke PROFIsafe-host, tot veiligheidsintegriteitsniveau SIL 2 volgens EN-IEC 61508 en EN-IEC 62061,
prestatieniveau PL d, categorie 3 volgens EN-ISO 13849-1.
PROFIsafe-apparaat (met MCA 120).
•
Vervanging van externe veiligheidsvoorzieningen.
•
2 veilige programmeerbare ingangen.
•
Veilige LCP-kopie.
•
Dynamisch inbedrijfstellingsrapport.
•
Motion Control en relaiskaarten
6.3
Deze sectie beschrijft de motion control- en relaiskaartopties die beschikbaar zijn in combinatie met de VLT
AutomationDrive FC 302. Zie hoofdstuk 13.2 Bestelnummersvoor opties/sets voor bestelnummers.
6.3.1
VLT® Motion Control Option MCO 305
De MCO 305-optie is een geïntegreerde programmeerbare
bewegingsregelaar die extra functionaliteit biedt voor VLT
AutomationDrive FC 302.
®
De MCO 350-optie voor VLT® AutomationDrive FC 302
voorziet in uitbreiding van de functionele eigenschappen
van de frequentieregelaar in synchronisatietoepassingen en
vervangt traditionele mechanische oplossingen.
Snelheidsynchronisatie.
•
Positiesynchronisatie (hoek) met of zonder
•
markercorrectie.
Tijdens bedrijf instelbare tandwielverhouding.
•
Tijdens bedrijf instelbare positieoset (hoek).
•
Encoderuitgang met virtuele masterfunctie voor
•
het synchroniseren van meerdere slaves.
Besturing via I/O's of veldbus.
•
Terugkeer naar startpositie.
•
Conguratie en uitlezing van status en data via
•
het LCP.
6.3.3
VLT® Position Controller MCO 351
De MCO 351-optie biedt talrijke gebruiksvriendelijke
voordelen voor positioneringstoepassingen in diverse
sectoren.
De VLT® Extended Relay Card MCB 113 breidt het aantal
in-/uitgangen uit voor extra exibiliteit.
7 digitale ingangen.
•
2 analoge uitgangen.
•
4 SPDT-relais.
•
Voldoet aan NAMUR-aanbevelingen.
•
Galvanische scheiding.
•
Remweerstanden
6.4
In toepassingen waarbij de motor als rem wordt gebruikt,
wordt energie opgewekt in de motor en teruggevoerd naar
de frequentieregelaar. Als de energie niet naar de motor
kan worden teruggevoerd, stijgt de spanning in de DC-lijn
van de frequentieregelaar. In toepassingen waarbij veel
moet worden geremd en/of met hoge traagheidsbelastingen zal deze verhoging leiden tot uitschakeling (trip)
van de frequentieregelaar wegens overspanning en uiteindelijk tot een denitieve uitschakeling. Remweerstanden
worden gebruikt om de overtollige energie als gevolg van
regeneratief remmen af te voeren. Selecteer de weerstand
op basis van de ohmse waarde, de vermogensdissipatiewaarde en de fysieke afmetingen. Danfoss biedt een ruime
keuze aan weerstanden die speciaal zijn ontworpen voor
Danfoss frequentieregelaars. Zie de VLT® Brake Resistor MCE
101 Design Guide voor bestelnummers en voor meer
informatie over het dimensioneren van remweerstanden.
Sinuslters
6.5
Danfoss levert een sinuslter waarmee de akoestische
motorruis kan worden gedempt. Het lter verlaagt de
stijgtijd van de spanning, de piekbelastingsspanning (U
en de rimpelstroom (ΔI) naar de motor, wat betekent dat
stroom en spanning bijna sinusvormig worden. De
akoestische motorruis wordt tot een minimum beperkt.
De rimpelstroom in de sinuslterspoelen veroorzaakt ook
enige ruis. Dit probleem kan worden verholpen door het
lter in een schakelkast of behuizing in te bouwen.
Zie de Design Guide voor uitgangslters voor bestelnummers en meer informatie over sinuslters.
PEAK
6.6 dU/dt-lters
Danfoss levert dU/dt-lters. Dit zijn dierentiële-modus-laagdoorlaatlters die de fase-fasepiekspanningen bij de
motorklemmen beperken en de stijgtijd verlagen tot een
niveau dat de belasting op de isolatie bij de motorwikkelingen vermindert. Dit is met name van belang bij gebruik
van korte motorkabels.
In vergelijking met
uitschakelfrequentie die hoger is dan de schakelfrequentie.
Zie de Design Guide voor uitgangslters voor bestelnummers en meer informatie over dU-dt-lters.
Common-modelters
6.7
Hoogfrequente common-modekernen (HF-CM-kernen)
beperken de elektromagnetische interferentie en
voorkomen beschadiging van de lagers door elektrische
ontlading. Het zijn speciale nanokristallijne magnetische
kernen met superieure lterprestaties in vergelijking met
de gebruikelijke ferrietkernen. De HF-CM-kern werkt als
een common-mode-inductor tussen fasen en aarde.
De common-modelters worden geïnstalleerd rond de 3
motorfasen (U, V, W) en beperken de hoogfrequente
common-modestromen. Hierdoor wordt hoogfrequente
elektromagnetische interferentie vanuit de motorkabel
beperkt.
Zie de Design Guide voor uitgangslters voor bestelnummers.
sinuslters hebben de dU/dt-lters een
)
Harmonischenlters
Wanneer een motor door een frequentieregelaar wordt
geregeld, produceert de motor resonantiegeluid. Dit
geluid, dat het gevolg is van het motorontwerp, ontstaat
telkens wanneer een van de omvormerschakelaars van de
frequentieregelaar wordt geactiveerd. De frequentie van
het resonantiegeluid correspondeert dus met de schakelfrequentie van de frequentieregelaar.
De VLT® Advanced Harmonic Filters AHF 005 & AHF 010 zijn
niet te vergelijken met traditionele passieve lters. De
harmonischenlters van Danfoss zijn speciaal ontwikkeld
voor de frequentieregelaars van Danfoss.
Door de AHF 005 of AHF 010 vóór een Danfoss frequentieregelaar aan te sluiten, wordt de totale harmonische
Overzicht opties en accesso...Design Guide
stroomvervorming naar het net beperkt tot respectievelijk
5% en 10%.
Zie de VLT® Advanced Harmonic Filters AHF 005/AHF 010
Design Guide voor bestelnummers en voor meer informatie
over het dimensioneren van remweerstanden.
6.9 In de behuizing geïntegreerde opties
De volgende geïntegreerde opties worden bij het bestellen
van de frequentieregelaar gespeciceerd in de typecode.
Behuizing met corrosiebestendig backchannel
Voor extra bescherming tegen corrosie in agressieve
omgevingen kunnen frequentieregelaars worden besteld
met een behuizing inclusief backchannel van roestvrij staal,
koellichamen met zwaarder plaatwerk en een aangepaste
ventilator. Deze optie wordt aanbevolen voor installaties
die worden blootgesteld aan zilte lucht, bijvoorbeeld aan
zee.
Netafscherming
Voedingsklemmen en ingangsplaten kunnen worden
voorzien van Lexan®-afscherming om bescherming te
bieden tegen fysieke aanraking wanneer de deur van de
behuizing is geopend.
Kastverwarming en thermostaat
In schakelkasten voor behuizingsgrootte F voorkomt de
kastverwarming met automatische thermostaat condensvorming in de behuizing.
Bij gebruik van de standaardinstellingen van de
thermostaat worden de verwarmingselementen
ingeschakeld bij 10 °C (50 °F) en uitgeschakeld bij 15,6 °C
(60 °F).
Kastverlichting met stopcontact
In de kast van frequentieregelaars met behuizingsgrootte F
kan kastverlichting worden gemonteerd, voor beter zicht
tijdens service en onderhoud. De behuizing voor de
verlichting is voorzien van een stopcontact voor tijdelijke
voeding van een laptop of andere apparatuur.
Leverbaar in 2 uitvoeringen:
230 V, 50 Hz, 2,5 A, CE/ENEC
•
120 V, 60 Hz, 5 A, UL/cUL
•
RFI-lters
VLT® frequentieregelaars zijn standaard uitgerust met
ingebouwde RFI-lters, klasse A2. Voor een hogere mate
van RFI/EMC-bescherming zijn optionele RFI-lters voor
klasse A1 leverbaar. Deze onderdrukken RF-interferentie en
elektromagnetische straling volgens EN 55011. Daarnaast
zijn ook RFI-lters voor maritiem gebruik leverbaar.
Bij frequentieregelaars met behuizingsgrootte F moet het
klasse A1 RFI-lter in een speciale optiekast worden
geplaatst.
NAMUR-klemmen
Deze optie biedt gestandaardiseerde klemaansluitingen en
bijbehorende functionaliteit op basis van NAMUR NE37.
NAMUR is een internationale organisatie van gebruikers
van automatiseringstechniek in de procesindustrie, met
name de chemische en farmaceutische industrie, in
Duitsland.
Hiervoor is selectie van de VLT® Extended Relay Card MCB
113 en de VLT® PTC Thermistor Card MCB 112 vereist.
Isolatieweerstandsmonitor (IRM)
Bewaakt de isolatieweerstand in ongeaarde systemen (ITsystemen in IEC-terminologie) tussen de fasegeleiders van
het systeem en aarde. Er is een ohms waarschuwingssetpoint en een alarmsetpoint voor het isolatieniveau. Bij
elk setpoint hoort een SPDT-alarmrelais voor extern
gebruik. Op elk ongeaard (IT-) systeem kan slechts 1
isolatieweerstandsmonitor worden aangesloten.
Geïntegreerd in het veiligestopcircuit.
•
Weergave isolatieweerstand op het lcd.
•
Foutgeheugen.
•
Toetsen INFO, TEST en RESET.
•
Reststroomapparaat (RCD)
Gebruikt de kernbalansmethode om aardfoutstromen te
bewaken in geaarde systemen en geaarde systemen met
een hoge weerstand (TN- en TT-systemen in IECterminologie). Er is een waarschuwingssetpoint (50% van
alarmsetpoint) en een alarmsetpoint. Bij elk setpoint hoort
een SPDT-alarmrelais voor extern gebruik. Hiervoor is een
extern 'venstertype' stroomtransformator nodig (te leveren
en te installeren door de klant).
Geïntegreerd in het veiligestopcircuit.
•
IEC 60755 Type B-apparaatbewaking, pulserende
•
DC- en zuivere DC-aardfoutstromen
Niveau-indicatie van aardsluitstroom door middel
•
van ledbalkje (10-100% van het setpoint).
Foutgeheugen.
•
Toetsen TEST en RESET.
•
Safe Torque
Beschikbaar voor frequentieregelaars met behuizingsgrootte F. Maakt montage van een Pilz-relais in de
behuizing mogelijk zonder optiekast. Het relais wordt
gebruikt in de externe temperatuurbewakingsoptie. Als
PTC-bewaking vereist is, moet de VLT® PTC Thermistor Card
MCB 112 worden besteld.
Noodstop met Pilz-veiligheidsrelais
Inclusief een redundante 4-draads noodknop op de deur
van de schakelkast en een Pilz-relais voor bewaking in
relatie met het veiligestopcircuit en de positie van de
contactor. Hiervoor is een contactor en een optiekast voor
frequentieregelaars met behuizingsgrootte F vereist.
Een IGBT-remchoppercircuit maakt het mogelijk om
externe remweerstanden aan te sluiten. Zie de VLT® Brake
Resistor MCE 101 Design Guide voor uitgebreide informatie
over remweerstanden. Dit document is beschikbaar op
drives.danfoss.com/downloads/portal/#/.
Regeneratieklemmen
Maken het mogelijk om regeneratieve eenheden aan te
sluiten op de DC-bus aan de condensatorbankzijde van de
DC-tussenkringspoelen voor regeneratief remmen. De
regeneratieklemmen voor behuizingsgrootte F zijn
berekend op ongeveer 50% van het nominale vermogen
van de frequentieregelaar. Neem contact op met de fabriek
voor de specieke limieten van het regeneratieve
vermogen op basis van de vermogensklasse en spanning
van uw specieke frequentieregelaar.
Loadsharingklemmen
Deze aansluitingen op de DC-bus aan de gelijkrichterzijde
van de DC-tussenkringspoelen maken het mogelijk om het
vermogen van de DC-bus te delen met andere frequentieregelaars. Voor frequentieregelaars met behuizingsgrootte
F zijn de loadsharingklemmen berekend op ongeveer 33%
van het nominale vermogen van de frequentieregelaar.
Neem contact op met de fabriek voor de loadsharinglimieten die gelden voor de vermogensklasse en spanning
van uw
Netschakelaar
Een op de deur gemonteerde hendel voor handmatige
bediening van een netschakelaar om de voeding naar de
frequentieregelaar te onderbreken en weer in te schakelen
en zo de veiligheid tijdens onderhoudswerkzaamheden te
verhogen. De netschakelaar zorgt tevens voor vergrendeling van de deur van de behuizing om te voorkomen
dat die kan worden geopend wanneer er nog spanning op
de eenheid staat.
Circuitbreakers
Een circuitbreaker kan extern worden uitgeschakeld (trip)
maar moet handmatig worden gereset. Circuitbreakers
werken tevens als vergrendeling van de deuren van de
behuizing, om te voorkomen dat ze kunnen worden
geopend terwijl er nog spanning op de eenheid staat.
Optionele circuitbreakers worden geleverd inclusief
zekeringen voor een snel reagerende beveiliging tegen
stroomoverbelasting van de frequentieregelaar.
Contactors
Een elektrisch gestuurde contactor maakt het mogelijk om
de voeding naar de frequentieregelaar extern te
onderbreken en weer in te schakelen. Als de IECnoodstopoptie is besteld, bewaakt het Pilz-relais het
hulpcontact op de contactor.
Handmatige motorstarters
Voorziet in driefasespanning voor de elektrische koelventilatoren die vaak vereist zijn bij grotere motoren. De
spanning voor de starters wordt geleverd via de
belastingzijde van een aanwezige contactor, circuitbreaker
specieke frequentieregelaar.
of netschakelaar. Als een klasse 1 RFI-lteroptie wordt
besteld, levert de ingangszijde van het RFI-lter de
spanning voor de starter. De spanning is beveiligd met een
zekering vóór elke motorstarter, en is uitgeschakeld
wanneer de spanning naar de frequentieregelaar is
uitgeschakeld. Er zijn maximaal 2 starters toegestaan. Als
een op 30 A afgezekerd circuit wordt besteld, is slechts 1
starter toegestaan. Starters worden geïntegreerd in het
veiligestopcircuit van de frequentieregelaar.
Enkele kenmerken:
Bedieningsschakelaar (aan/uit)
•
Kortsluit- en overbelastingsbeveiliging met
•
testfunctie
Handmatige resetfunctie
•
Op 30 A afgezekerde klemmen
3-fasespanning die overeenkomt met de
•
inkomende netspanning voor het aansluiten van
ondersteunende apparatuur van de klant
Niet beschikbaar als 2 handmatige motorstarters
•
zijn geselecteerd
Klemmen zijn uitgeschakeld wanneer de ingangs-
•
spanning naar de frequentieregelaar is
uitgeschakeld
De spanning voor de klemmen wordt geleverd
•
via de belastingzijde van een aanwezige
contactor, circuitbreaker of netschakelaar. Als een
klasse 1 RFI-lteroptie wordt besteld, levert de
ingangszijde van het RFI-lter de spanning voor
de starter.
Gemeenschappelijke motorklemmen
De optie voor gezamenlijke motorklemmen omvat de
spanningsrails en hardware die nodig zijn om de
motorklemmen van parallelle inverters aan te sluiten op
één klem (per fase), om installatie van de set voor
motorkabelinvoer aan de bovenzijde mogelijk te maken.
Deze optie wordt ook aanbevolen wanneer de uitgang van
een frequentieregelaar moet worden aangesloten op een
uitgangslter of uitgangscontactor. Bij gebruik van de
gezamenlijke motorklemmen hoeven tussen elke inverter
en het koppelpunt van het uitgangslter (of de motor) niet
per se kabels van dezelfde lengte te worden gebruikt.
24 V DC-voeding
5 A, 120 W, 24 V DC
•
Beveiligd tegen overstroom aan de uitgang,
•
overbelasting, kortsluiting en overtemperatuur
Voor het leveren van spanning voor
•
ondersteunende apparatuur van de klant, zoals
sensoren, PLC I/O, contactors, temperatuurvoelers,
indicatielampjes en/of andere elektronische
hardware.
droog DC OK-contact, een groene DC OK-led en
een rode overbelastingsled.
Externe temperatuurbewaking
Bedoeld voor het bewaken van de temperatuur van
externe systeemcomponenten, zoals de motorwikkelingen
en/of lagers. Inclusief 8 universele ingangsmodules plus 2
specieke thermistoringangsmodules. Alle 10 de modules
zijn geïntegreerd in het veiligestopcircuit en kunnen
worden bewaakt via een veldbusnetwerk (hiervoor moet
een afzonderlijke module/buskoppeling worden
aangeschaft). Als u kiest voor externe temperatuurbewaking moet u ook een remoptie met Safe Torque O
bestellen.
Signaaltypen:
RTD-ingangen (inclusief Pt 100), 3-draads of 4-
•
draads
Thermokoppel
•
Analoge stroom of analoge spanning
•
Meer functies:
1 universele uitgang, te congureren voor
•
analoge spanning of analoge stroom
2 uitgangsrelais (NO)
•
Dubbellijns LC-display en leddiagnostiek
•
Detectie van gebroken sensordraden, kortsluiting
•
en onjuiste polariteit
Detectie van gebroken sensordraden, kortsluiting
•
en onjuiste polariteit
Interfacesetupsoftware
•
Als u 3 PTC's nodig hebt, moet u ook de VLT
•
PTC Thermistor Card MCB 112 toevoegen.
Zie hoofdstuk 13.1 Drive Congurator voor bestelnummers
en meer informatie over in de behuizing geïntegreerde
opties.
®
6
6
High Power-sets
6.10
High Power-sets, zoals achterwandkoeling, kastverwarming,
netafscherming, zijn leverbaar. Zie hoofdstuk 13.2 Bestel-nummers voor opties/sets voor een korte beschrijving en
bestelnummers voor alle beschikbare sets.
Netvoeding en motor [mm² (AWG)]4 x 240 (4 x 500 mcm)4 x 240 (4 x 500 mcm)4 x 240 (4 x 500 mcm)
Rem [mm² (AWG)]2 x 185 (2 x 350 mcm)2 x 185 (2 x 350 mcm)2 x 185 (2 x 350 mcm)
Loadsharing [mm² (AWG)]4 x 240 (4 x 500 mcm)4 x 240 (4 x 500 mcm)4 x 240 (4 x 500 mcm)
Geschat vermogensverlies bij 460 V [W]
Maximale extra verliezen van A1 RFI, circuitbreaker of netschakelaar en contactor [W]
(alleen F3)
Maximale verliezen van paneelopties [W]400400400400400400400400
- Motor [mm² (AWG)]12 x 150 (12 x 300 mcm)12 x 150 (12 x 300 mcm)
- Netvoeding [mm² (AWG)] (F2)8 x 240 (8 x 500 mcm)8 x 240 (8 x 500 mcm)
- Netvoeding [mm² (AWG)] (F48 x 456 (8 x 900 mcm)8 x 456 (8 x 900 mcm)
- Loadsharing [mm² (AWG)]4 x 120 (4 x 250 mcm)4 x 120 (4 x 250 mcm)
- Rem [mm² (AWG)]6 x 185 (6 x 350 mcm)6 x 185 (6 x 350 mcm)
Max. externe netzekeringen [A]
Geschat vermogensverlies bij 400 V [W]
Geschat vermogensverlies bij 460 V [W]
Maximale extra verliezen van A1 RFI, circuitbreaker of netschakelaar en
contactor [W] (alleen F4)
Maximale verliezen van paneelopties [W]400400400400
Geschat vermogensverlies bij 460 V [W]
Maximale extra verliezen van A1 RFI, circuitbreaker of netschakelaar en contactor [W]
(alleen F11)
Maximale verliezen van paneelopties [W]400400400400400400400400
- Motor [mm² (AWG)]12 x 150 (12 x 300 mcm)12 x 150 (12 x 300 mcm)
- Netvoeding [mm² (AWG)]6 x 120 (6 x 250 mcm)6 x 120 (6 x 250 mcm)
- Rem [mm² (AWG)]6 x 185 (6 x 350 mcm)6 x 185 (6 x 350 mcm)
Max. externe netzekeringen [A]
Geschat vermogensverlies bij 400 V [W]
Geschat vermogensverlies bij 460 V [W]
Maximale extra verliezen van A1 RFI, circuitbreaker of netschakelaar en
contactor [W] (alleen F13)
Maximale verliezen van paneelopties [W]400400400400
Continu (bij 550 V) [A]659763763889889988
Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 550 V)
[A]
Continu (bij 575/690 V) [A]630730730850850945
Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 575/690
V) [A]
Continu kVA (bij 550 V) [kVA]628727727847847941
Continu kVA (bij 575 V) [kVA]627727727847847941
Continu kVA (bij 690 V) [kVA]753872872101610161129
Maximale ingangsstroom
Continu (bij 550 V) [A]635735735857857952
Continu (bij 575 V) [A]607704704819819911
Continu bij 690 V [A]607704704819819911
Maximaal aantal kabels per fase en
kabelgrootte
- Motor [mm² (AWG)]8 x 150 (8 x 300 mcm)8 x 150 (8 x 300 mcm)8 x 150 (8 x 300 mcm)
- Netvoeding [mm² (AWG)] (F1)8 x 240 (8 x 500 mcm)8 x 240 (8 x 500 mcm)8 x 240 (8 x 500 mcm)
- Netvoeding [mm² (AWG)] (F3)8 x 456 (4 x 900 mcm)8 x 456 (4 x 900 mcm)8 x 456 (4 x 900 mcm)
- Loadsharing [mm² (AWG)]4 x 120 (4 x 250 mcm)4 x 120 (4 x 250 mcm)4 x 120 (4 x 250 mcm)
- Rem [mm² (AWG)]4 x 185 (4 x 350 mcm)4 x 185 (4 x 350 mcm)4 x 185 (4 x 350 mcm)
Maximumgrootte externe netzekeringen [A]
Geschat vermogensverlies bij 600 V [W]
Geschat vermogensverlies bij 690 V [W]
Maximale extra verliezen van circuitbreaker of
netschakelaar en contactor [W] (alleen F3)
Maximale verliezen van paneelopties [W]400400400400400400
Continu kVA (bij 575 V) [kVA]94110561056125512551409
Continu kVA (bij 690 V) [kVA]112912671267150615061691
Maximale ingangsstroom
Continu (bij 550 V) [A]95210681068126912691425
Continu (bij 575 V) [A]91110221022121412141364
Continu bij 690 V [A]91110221022121412141364
Maximaal aantal kabels per fase en
kabelgrootte
- Motor [mm² (AWG)]12 x 150 (12 x 300 mcm)12 x 150 (12 x 300 mcm)12 x 150 (12 x 300 mcm)
- Netvoeding [mm² (AWG)] (F2)8 x 240 (8 x 500 mcm)8 x 240 (8 x 500 mcm)8 x 240 (8 x 500 mcm)
- Netvoeding [mm² (AWG)] (F48 x 456 (8 x 900 mcm)8 x 456 (8 x 900 mcm)8 x 456 (8 x 900 mcm)
- Loadsharing [mm² (AWG)]4 x 120 (4 x 250 mcm)4 x 120 (4 x 250 mcm)4 x 120 (4 x 250 mcm)
- Rem [mm² (AWG)]6 x 185 (6 x 350 mcm)6 x 185 (6 x 350 mcm)6 x 185 (6 x 350 mcm)
Max. externe netzekeringen [A]
Geschat vermogensverlies bij 600 V [W]
Geschat vermogensverlies bij 690 V [W]
Maximale extra verliezen van circuitbreaker of
netschakelaar en contactor [W] (alleen F4)
Maximale verliezen van paneelopties [W]400400400400400400
Continu kVA (bij 575 V) [kVA]627727727847847941
Continu kVA (bij 690 V) [kVA]753872872101610161129
Maximale ingangsstroom
Continu (bij 550 V) [A]635735735857857952
Continu (bij 575 V) [A]607704704819819911
Continu bij 690 V [A]607704704819819911
Maximaal aantal kabels per fase en
kabelgrootte
- Motor [mm² (AWG)]8 x 150 (8 x 300 mcm)8 x 150 (8 x 300 mcm)8 x 150 (8 x 300 mcm)
- Netvoeding [mm² (AWG)]6 x 120 (4 x 900 mcm)6 x 120 (4 x 900 mcm)6 x 120 (4 x 900 mcm)
- Rem [mm² (AWG)]4 x 185 (4 x 350 mcm)4 x 185 (4 x 350 mcm)4 x 185 (4 x 350 mcm)
Max. externe netzekeringen [A]
Geschat vermogensverlies bij 600 V [W]
Geschat vermogensverlies bij 690 V [W]
Maximale extra verliezen van circuitbreaker of
netschakelaar en contactor [W] (alleen F11)
Maximale verliezen van paneelopties [W]400400400400400400
Continu (bij 550 V) [A]98811081108131713171479
Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 550 V)
[A]
Continu (bij 575/690 V) [A]94510601060126012601415
Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 575/690
V) [A]
Continu kVA (bij 550 V) [kVA]94110561056125512551409
Continu kVA (bij 575 V) [kVA]94110561056125512551409
Continu kVA (bij 690 V) [kVA]112912671267150615061691
Maximale ingangsstroom
Continu (bij 550 V) [A]95210681068126912691425
Continu (bij 575 V) [A]91110221022121412141364
Continu bij 690 V [A]91110221022121412141364
Maximaal aantal kabels per fase en
kabelgrootte
- Motor [mm² (AWG)]12 x 150 (12 x 300 mcm)12 x 150 (12 x 300 mcm)12 x 150 (12 x 300 mcm)
- Netvoeding [mm² (AWG)] (F12)8 x 240 (8 x 500 mcm)8 x 240 (8 x 500 mcm)8 x 240 (8 x 500 mcm)
- Netvoeding [mm² (AWG)] (F13)8 x 456 (8 x 900 mcm)8 x 456 (8 x 900 mcm)8 x 456 (8 x 900 mcm)
- Rem [mm² (AWG)]6 x 185 (6 x 350 mcm)6 x 185 (6 x 350 mcm)6 x 185 (6 x 350 mcm)
Max. externe netzekeringen [A]
Geschat vermogensverlies bij 600 V [W]
Geschat vermogensverlies bij 690 V [W]
Maximale extra verliezen van circuitbreaker of
netschakelaar en contactor [W] (alleen F13)
Maximale verliezen van paneelopties [W]400400400400400400
Netvoeding
Voedingsklemmen (6-puls)L1, L2, L3
Voedingsklemmen (12-puls)L1-1, L2-1, L3-1, L1-2, L2-2, L3-2
Voedingsspanning380-480 V ±10%, 525-690 V ± 10%
Netspanning laag/uitval netvoeding:
Bij lage netspanning of een netstoring blijft de frequentieregelaar in bedrijf totdat de DC-tussenkringspanning daalt tot onder het
minimale stopniveau. Dat ligt gewoonlijk 15% onder de minimale nominale netspanning van de frequentieregelaar. Bij een
netspanning van meer dan 10% onder de minimale nominale netspanning van de frequentieregelaar zijn inschakeling en een
volledig koppel waarschijnlijk niet mogelijk.
Netfrequentie50/60 Hz ± 5%
Maximale tijdelijke onbalans tussen netfasen3,0% van de nominale netspanning
Werkelijke arbeidsfactor (λ)≥ 0,9 nominaal bij nominale belasting
Verschuivingsfactor (cos φ) dicht bij 1(> 0,98)
Schakelen aan netingang L1, L2, L3 (inschakelingen)maximaal 1 keer/2 min
Omgeving volgens EN 60664-1overspanningscategorie III/verontreinigingsgraad 2
77
De frequentieregelaar is geschikt voor gebruik in een circuit dat kan voorzien in een nominale korstluitstroom (SCCR) van
maximaal 100 kA bij 480/600 V.
1) Berekeningen gebaseerd op UL/IEC 61800-3.
1)
7.4 Uitgangsvermogen van de motor en motorgegevens
Motoraansluiting (U, V, W)
Uitgangsspanning0-100% van de voedingsspanning
Uitgangsfrequentie0-590 Hz
Uitgangsfrequentie in uxmodus0-300 Hz
Schakelen in de uitgangonbeperkt
Aan- en uitlooptijden0,01-3600 s
- bij volledig uitgangsvermogen van typische EFF2-motoren (tot 90% van de uitgangsstroom)maximaal 50 °C (122 °F)
- bij volledige constante uitgangsstroom van de frequentieregelaarMaximaal 45 °C (113 °F)
Minimale omgevingstemperatuur bij volledig bedrijf0 °C (32 °F)
Minimale omgevingstemperatuur bij gereduceerd uitgangsvermogen-10 °C (14 °F)
Temperatuur tijdens opslag/vervoer-25 tot +65/70 °C (13 tot 149/158 °F)
Lengte en dwarsdoorsnede van stuurkabels
Maximale lengte motorkabel, afgeschermd150 m (492 ft)
Maximale lengte motorkabel, niet-afgeschermd300 m (984 ft)
Maximale kabeldoorsnede naar motor, net, loadsharing en remZie hoofdstuk 7 Specicaties
Maximale kabeldoorsnede naar stuurklemmen, kabel met massieve kern1,5 mm²/16 AWG (2 x 0,75 mm²)
Maximale kabeldoorsnede naar stuurklemmen, buigzame kabel1 mm²/18 AWG
Maximale kabeldoorsnede naar stuurklemmen, kabel met ingesloten geleider0,5 mm²/20 AWG
Minimale kabeldoorsnede naar stuurklemmen0,25 mm²/23 AWG
1) Zie de tabellen met elektrische gegevens in hoofdstuk 7.1 Elektrische gegevens, 380-500 V en hoofdstuk 7.2 Elektrische
gegevens, 525-690 V voor informatie over voedingskabels.
77
1)
7.7 Stuuringang/-uitgang en stuurgegevens
Digitale ingangen
Programmeerbare digitale ingangen4 (6)
Klemnummer18, 19, 271), 291), 32, 33
LogicaPNP of NPN
Spanningsniveau0-24 V DC
Spanningsniveau, logische 0 PNP< 5 V DC
Spanningsniveau, logische 1 PNP> 10 V DC
Spanningsniveau, logische 0 NPN> 19 V DC
Spanningsniveau, logische 1 NPN< 14 V DC
Maximale spanning op ingang28 V DC
Ingangsweerstand, R
Alle digitale ingangen zijn galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
1) De klemmen 27 en 29 kunnen ook als uitgang worden geprogrammeerd.
Analoge ingangen
Aantal analoge ingangen2
Klemnummer53, 54
Modispanning of stroom
Modusselectieschakelaar A53 en A54
Spanningschakelaar A53/A54 = (U)
Spanningsniveau-10 V tot +10 V (schaalbaar)
Ingangsweerstand, R
Maximale spanning± 20 V
Stroommodusschakelaar A53/A54 = (I)
Stroomniveau0/4 tot 20 mA (schaalbaar)
Ingangsweerstand, R
Maximale stroom30 mA
Resolutie voor analoge ingangen10 bit (+ teken)
Nauwkeurigheid van analoge ingangenmaximale fout 0,5% van volledige schaal
Bandbreedte100 Hz
De analoge ingangen zijn galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
Afbeelding 7.1 Galvanische scheiding (PELV)
VLT® AutomationDrive FC 302
315-1200 kW
77
Pulsingangen
Programmeerbare pulsingangen2
Klemnummer puls29, 33
Maximale frequentie op klem 29, 33 (push-pull)110 kHz
Maximale frequentie op klem 29, 33 (open collector)5 kHz
Minimale frequentie op klem 29, 334 Hz
Spanningsniveauzie Digitale ingangen in hoofdstuk 7.7 Stuuringang/-uitgang en stuurgegevens
Maximale spanning op ingang28 V DC
Ingangsweerstand, R
Nauwkeurigheid van pulsingang (0,1-1 kHz)maximale fout: 0,1% van volledige schaal
i
ongeveer 4 kΩ
Analoge uitgang
Aantal programmeerbare analoge uitgangen1
Klemnummer42
Stroombereik bij analoge uitgang0/4-20 mA
Maximale weerstandsbelasting naar gemeenschappelijke klem van analoge uitgang500 Ω
Nauwkeurigheid van analoge uitgangmaximale fout: 0,8% van volledige schaal
Resolutie op analoge uitgang8 bit
De analoge uitgang is galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
Stuurkaart, RS485 seriële communicatie
Klemnummer68 (P, TX+, RX+), 69 (N, TX-, RX-)
Klemnummer 61gemeenschappelijk voor klem 68 en 69
Het RS485 seriële-communicatiecircuit is functioneel gescheiden van andere centrale circuits en galvanisch gescheiden van de
voedingsspanning (PELV).
Digitale uitgang
Programmeerbare digitale/pulsuitgangen2
Klemnummer27, 29
Spanningsniveau bij digitale/frequentie-uitgang0-24 V
Maximale uitgangsstroom (sink of source)40 mA
Maximale belasting bij frequentie-uitgang1 kΩ
Maximale capacitieve belasting bij frequentie-uitgang10 nF
Minimale uitgangsfrequentie bij frequentie-uitgang0 Hz
Maximale uitgangsfrequentie bij frequentie-uitgang32 kHz
Nauwkeurigheid van frequentie-uitgangmaximale fout: 0,1% van volledige schaal
1) De klemmen 27 en 29 kunnen ook als ingang worden geprogrammeerd.
De digitale uitgang is galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
Stuurkaart, 24 V DC-uitgang
Klemnummer12, 13
Maximale belasting200 mA
De 24 V DC-voeding is galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV), maar heeft dezelfde potentiaal als de analoge en
digitale in- en uitgangen.
Relaisuitgangen
Programmeerbare relaisuitgangen2
Maximale kabeldoorsnede naar relaisklemmen2,5 mm² (12 AWG)
Minimale kabeldoorsnede naar relaisklemmen0,2 mm² (30 AWG)
Lengte gestripte draad8 mm (0,3 in)
Relais 01 klemnummer1-3 (verbreek), 1-2 (maak)
Maximale klembelasting (AC-1)1) op 1-2 (NO) (resistieve belasting)
Maximale klembelasting (AC-15)1) op 1-2 (NO) (inductieve belasting bij cos φ 0,4)240 V AC, 0,2 A
Maximale klembelasting (DC-1)1) op 1-2 (NO) (resistieve belasting)80 V DC, 2 A
Maximale. klembelasting (DC-13)1) op 1-2 (NO) (inductieve belasting)24 V DC, 0,1 A
Maximale klembelasting (AC-1)1) op 1-3 (NC) (resistieve belasting)240 V AC, 2 A
Maximale klembelasting (AC-15)1) op 1-3 (NC) (inductieve belasting bij cos φ 0,4)240 V AC, 0,2 A
Maximale klembelasting (DC-1)1) op 1-3 (NC) (resistieve belasting)50 V DC, 2 A
Maximale klembelasting (DC-13)1) op 1-3 (NC) (inductieve belasting)24 V DC, 0,1 A
Minimale klembelasting op 1-3 (NC), 1-2 (NO)24 V DC 10 mA, 24 V AC 2 mA
Omgeving volgens EN 60664-1overspanningscategorie III/verontreinigingsgraad 2
Relais 02 klemnummer4-6 (verbreek), 4-5 (maak)
Maximale klembelasting (AC-1)1) op 4-5 (NO) (resistieve belasting)
Maximale klembelasting (AC-15)1) op 4-5 (NO) (inductieve belasting bij cos φ 0,4)240 V AC, 0,2 A
Maximale klembelasting (DC-1)1) op 4-5 (NO) (resistieve belasting)80 V DC, 2 A
Maximale klembelasting (DC-13)1) op 4-5 (NO) (inductieve belasting)24 V DC, 0,1 A
Maximale klembelasting (AC-1)1) op 4-6 (NC) (resistieve belasting)240 V AC, 2 A
Maximale klembelasting (AC-15)1) op 4-6 (NC) (inductieve belasting bij cos φ 0,4)240 V AC, 0,2 A
Maximale klembelasting (DC-1)1) op 4-6 (NC) (resistieve belasting)50 V DC, 2 A
Maximale klembelasting (DC-13)1) op 4-6 (NC) (inductieve belasting)24 V DC, 0,1 A
Minimale klembelasting op 4-6 (NC), 4-5 (NO)24 V DC 10 mA, 24 V AC 2 mA
Omgeving volgens EN 60664-1overspanningscategorie III/verontreinigingsgraad 2
De relaiscontacten zijn galvanisch gescheiden van de rest van het circuit door middel van versterkte isolatie (PELV).
1) IEC 60947 deel 4 en 5.
2) Overspanningscategorie II.
3) UL-toepassingen 300 V AC 2 A.
2,3)
2,3)
400 V AC, 2 A
400 V AC, 2 A
77
Stuurkaart, +10 V DC-uitgang
Klemnummer50
Uitgangsspanning10,5 V ± 0,5 V
Maximale belasting25 mA
De 10 V DC-voeding is galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
Stuurkarakteristieken
Resolutie van uitgangsfrequentie bij 0-1000 Hz± 0,003 Hz
Systeemresponstijd (klem 18, 19, 27, 29, 32, 33)≤ 2 m/s
Bereik snelheidsregeling (zonder terugkoppeling)1:100 van synchroon toerental
Nauwkeurigheid van toerental (zonder terugkoppeling)30-4000 tpm: max. fout ± 8 tpm
Alle stuurkarakteristieken zijn gebaseerd op een 4-polige asynchrone motor.
Stuurkaart, seriële communicatie via USB
USB-standaard1.1 (volledige snelheid)
USB-stekkerUSB type B-apparaatstekker
VLT® AutomationDrive FC 302
315-1200 kW
LET OP
Aansluiting op de pc vindt plaats via een standaard USB-host/apparaatkabel.
De USB-aansluiting is galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
De USB-aardverbinding is niet galvanisch gescheiden van de aardverbinding. Sluit alleen geïsoleerde laptops/pc's aan
op de USB-poort op de frequentieregelaar of een geïsoleerde USB-kabel/omzetter.
7.8 Gewicht behuizingen
Behuizing380-480/500 V525-690 V
E1270-313 kg (595-690 lb)263-313 kg (580-690 lb)
E2234-277 kg (516-611 lb)221-277 kg (487-611 lb)
77
Tabel 7.13 Gewicht behuizing E1-E2, kg (lb)
Behuizing380-480/500 V525-690 V
F11017 kg (2242,1 lb)1017 kg (2242,1 lb)
F21260 kg (2777,9 lb)1260 kg (2777,9 lb)
F31318 kg (2905,7 lb)1318 kg (2905,7 lb)
F41561 kg (3441,5 lb)1561 kg (3441,5 lb)
F8447 kg (985,5 lb)447 kg (985,5 lb)
F9669 kg (1474,9 lb)669 kg (1474,9 lb)
F10893 kg (1968,8 lb)893 kg (1968,8 lb)
F111116 kg (2460,4 lb)1116 kg (2460,4 lb)
F121037 kg (2286,4 lb)1037 kg (2286,4 lb)
F131259 kg (2775,7 lb)1259 kg (2775,7 lb)
Voedingskabels zijn zwaar en moeilijk te buigen. Bepaal de optimale positie van de frequentieregelaar om eenvoudige
installatie van de kabels mogelijk te maken. Elke klem biedt ruimte voor 4 kabels met kabelschoen of voor een standaard
klemaansluiting. Aarde moet worden aangesloten op het relevante aansluitpunt in de frequentieregelaar.
Afbeelding 8.3 Gedetailleerde klemafmetingen voor E1/E2
Voedingskabels zijn zwaar en moeilijk te buigen. Bepaal de optimale positie van de frequentieregelaar om eenvoudige
installatie van de kabels mogelijk te maken. Elke klem biedt ruimte voor 4 kabels met kabelschoen of voor een standaard
klemaansluiting. Aarde moet worden aangesloten op het relevante aansluitpunt in de frequentieregelaar.
Afbeelding 8.12 Gedetailleerde klemafmetingen voor E1/E2
Voedingskabels zijn zwaar en moeilijk te buigen. Bepaal de optimale positie van de frequentieregelaar om eenvoudige
installatie van de kabels mogelijk te maken. Elke klem biedt ruimte voor 4 kabels met kabelschoen of voor een standaard
klemaansluiting. Aarde moet worden aangesloten op het relevante aansluitpunt in de frequentieregelaar.
88
1Netklemmen2Aardingsstrip
Afbeelding 8.21 Klemafmetingen voor gelijkrichterkast F1-F4, vooraanzicht
Voedingskabels zijn zwaar en moeilijk te buigen. Bepaal de optimale positie van de frequentieregelaar om eenvoudige
installatie van de kabels mogelijk te maken. Elke klem biedt ruimte voor 4 kabels met kabelschoen of voor een standaard
klemaansluiting. Aarde moet worden aangesloten op het relevante aansluitpunt in de frequentieregelaar.
88
1Netklemmen2Aardingsstrip
Afbeelding 8.28 Klemafmetingen voor gelijkrichterkast F1-F4, vooraanzicht
Voedingskabels zijn zwaar en moeilijk te buigen. Bepaal de optimale positie van de frequentieregelaar om eenvoudige
installatie van de kabels mogelijk te maken. Elke klem biedt ruimte voor 4 kabels met kabelschoen of voor een standaard
klemaansluiting. Aarde moet worden aangesloten op het relevante aansluitpunt in de frequentieregelaar.
88
1Netklemmen2Aardingsstrip
Afbeelding 8.35 Klemafmetingen voor optiekast F3-F4, vooraanzicht