Danfoss FC 302 Operating guide [nl]

Page 1
ENGINEERING TOMORROW
Bedieningshandleiding
VLT® AutomationDrive FC 302
90-315 kW, behuizingsgrootte D1h-D8h
vlt-drives.danfoss.com
Page 2
Page 3
Page 4
Page 5
Inhoud Bedieningshandleiding
1 Inleiding
1.1 Doel van de handleiding
1.2 Aanvullende informatiebronnen
1.3 Document- en softwareversie
1.4 Goedkeuringen en certiceringen
1.5 Verwijdering
2 Veiligheid
2.1 Veiligheidssymbolen
2.2 Gekwaliceerd personeel
2.3 Veiligheidsvoorschriften
3 Productoverzicht
3.1 Beoogd gebruik
3.2 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen
3.3 Binnenaanzicht van D1h-frequentieregelaar
3.4 Binnenaanzicht van D2h-frequentieregelaar
3.5 Aanzicht besturingsplaat in D1h-D8h-frequentieregelaars
4
4
4
4
4
4
5
5
5
5
7
7
7
9
10
11
3.6 Uitgebreide optiekasten
3.7 Lokaal bedieningspaneel (LCP)
3.8 LCP-menu's
4 Mechanische installatie
4.1 Geleverde artikelen
4.2 Benodigd gereedschap
4.3 Opslag
4.4 Installatieomgevingen
4.5 Vereisten voor installatie en koeling
4.6 De frequentieregelaar hijsen
4.7 De frequentieregelaar monteren
5 Elektrische installatie
5.1 Veiligheidsvoorschriften
5.2 EMC-correcte installatie
5.3 Bedradingsschema
5.4 Aansluiten op aarde
12
13
15
17
17
18
18
18
20
21
21
25
25
25
28
29
5.5 De motor aansluiten
5.6 De netvoeding aansluiten
5.7 Regeneratie-/loadsharingklemmen aansluiten
5.8 Klemafmetingen
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 1
31
33
35
37
Page 6
Inhoud
VLT® AutomationDrive FC 302
5.9 Stuurkabels
6 Opstartchecklist
7 Inbedrijfstelling
7.1 Spanning inschakelen
7.2 De frequentieregelaar programmeren
7.3 Het systeem testen vóór het opstarten
7.4 Systeem opstarten
7.5 Parameterinstelling
8 Voorbeelden toepassingssetup
8.1 Een frequentieregelaar in een regeling met terugkoppeling programmeren
8.2 Bedradingsconguraties voor Automatische aanpassing motorgegevens (AMA)
8.3 Bedradingsconguraties voor een analoge snelheidsreferentie
8.4 Bedradingsconguraties voor start/stop
8.5 Bedradingsconguratie voor een externe reset na alarm
8.6 Bedradingsconguratie voor een snelheidsreferentie via een handmatige potentio­meter
65
70
72
72
72
74
74
75
77
77
77
78
78
80
80
8.7 Bedradingsconguratie voor snelheid omhoog/omlaag
8.8 Bedradingsconguratie voor RS485-netwerkaansluiting
8.9 Bedradingsconguratie voor een motorthermistor
8.10 Bedradingsconguratie voor een relaissetup met Smart Logic Control
8.11 Bedradingsconguratie voor mechanische rembesturing
8.12 Bedradingsconguratie voor de encoder
8.13 Bedradingsconguratie voor koppelbegrenzing en stop
9 Onderhoud, diagnose en problemen verhelpen
9.1 Onderhoud en service
9.2 Toegangspaneel koellichaam
9.3 Statusmeldingen
9.4 Waarschuwings- en alarmtypen
9.5 Lijst met waarschuwingen en alarmen
9.6 Problemen verhelpen
10 Specicaties
10.1 Elektrische gegevens
80
81
81
82
82
83
83
85
85
85
86
88
89
101
104
104
10.2 Netvoeding
10.3 Uitgangsvermogen van de motor en motorgegevens
10.4 Omgevingscondities
10.5 Kabelspecicaties
10.6 Stuuringang/-uitgang en stuurgegevens
10.7 Zekeringen
2 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
110
110
110
111
111
114
Page 7
Inhoud Bedieningshandleiding
10.8 Aanhaalmomenten voor bevestigingen
10.9 Afmetingen behuizing
11 Bijlage
11.1 Afkortingen en conventies
11.2 Standaard parameterinstellingen voor Internationaal/Noord-Amerika
11.3 Opbouw parametermenu
Trefwoordenregister
116
117
152
152
153
153
160
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 3
Page 8
Inleiding
VLT® AutomationDrive FC 302
11
1 Inleiding
1.1 Doel van de handleiding
Deze bedieningshandleiding biedt informatie voor veilige installatie en inbedrijfstelling van de VLT® frequentiere-
gelaars.
De bedieningshandleiding is bedoeld voor gebruik door gekwaliceerd personeel. Lees de bedieningshandleiding en volg de aanwijzingen op om de frequentieregelaar op veilige en professionele wijze te gebruiken. Let met name op de veiligheidsvoorschriften en algemene waarschu­wingen. Bewaar de bedieningshandleiding altijd in de buurt van de frequentieregelaar.
VLT® is een gedeponeerd handelsmerk.
1.2 Aanvullende informatiebronnen
Er zijn andere hulpmiddelen beschikbaar om inzicht te krijgen in geavanceerde functies van de frequentieregelaar en de bijbehorende programmering.
Goedkeuringen en certiceringen
1.4
Tabel 1.2 Goedkeuringen en
Er zijn meer goedkeuringen en certiceringen beschikbaar. Neem contact op met een Danfoss-kantoor of -partner in uw regio. Frequentieregelaars met een spanning van 525-690 V zijn slechts UL-gecerticeerd voor 525-600 V.
De frequentieregelaar voldoet aan de eisen van UL 61800-5-1 ten aanzien van het behoud van het thermische geheugen. Zie de sectie Thermische motorbeveiliging in de productspecieke design guide voor meer informatie.
certiceringen
LET OP
BEGRENZING UITGANGSFREQUENTIE
De programmeerhandleiding gaat dieper in op het
gebruik van parameters en bevat veel toepas­singsvoorbeelden.
De design guide biedt gedetailleerde informatie
over de mogelijkheden en functies voor het ontwerpen van motorregelsystemen.
Instructies bieden informatie voor gebruik met
optionele apparatuur.
Aanvullende documentatie en handleidingen zijn beschikbaar bij Danfoss. Zie drives.danfoss.com/knowledge- center/technical-documentation/ voor een overzicht.
Document- en softwareversie
1.3
Deze handleiding wordt regelmatig herzien en bijgewerkt. Alle suggesties voor verbetering zijn welkom. Tabel 1.1 toont de versie van de handleiding en de bijbehorende softwareversie.
Vanwege ociële exportbeperkingen is de uitgangsfre­quentie van de frequentieregelaar begrensd op 590 Hz. Neem contact op met Danfoss als meer dan 590 Hz vereist is.
1.4.1 Conformiteit met ADN
Zie ADN-conforme installatie in de design guide voor confor­miteit met het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN).
Verwijdering
1.5
Apparatuur die elektrische componenten bevat, mag niet als huishoudelijk afval worden afgevoerd. Voer dergelijke apparatuur apart af volgens de geldende lokale voorschriften.
Handleidingversie Opmerkingen Softwareversie
MG34U5xx Vervangt MG34U4xx 8.12
Tabel 1.1 Handleiding- en softwareversie
4 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 9
Veiligheid Bedieningshandleiding
2 Veiligheid
2.1 Veiligheidssymbolen
2.3
2 2
Veiligheidsvoorschriften
In dit document worden de volgende symbolen gebruikt:
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot licht of matig letsel. Kan tevens worden gebruikt om te waarschuwen tegen onveilige werkprak­tijken.
LET OP
Geeft belangrijke informatie aan, waaronder situaties die kunnen leiden tot schade aan apparatuur of eigendommen.
2.2 Gekwaliceerd personeel
Een probleemloze en veilige werking van de frequentiere­gelaar is alleen mogelijk als de frequentieregelaar op correcte en betrouwbare wijze wordt vervoerd, opgeslagen, geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden. Deze apparatuur mag uitsluitend worden geïnstalleerd of bediend door gekwaliceerd personeel. Deze apparatuur mag uitsluitend worden onderhouden en gerepareerd door geautoriseerd personeel.
Gekwaliceerd personeel is gedenieerd als opgeleide medewerkers die bevoegd zijn om apparatuur, systemen en circuits te installeren, in bedrijf te stellen en te onderhouden volgens relevante wetten en voorschriften. Het personeel moet tevens bekend zijn met de instructies en veiligheidsmaatregelen die in deze handleiding staan beschreven.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding, loadsharing of permanentmagneetmotoren. Als installatie, opstarten en onderhoud van de frequentiere­gelaar niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud van de
frequentieregelaar mogen uitsluitend worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel.
WAARSCHUWING
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op elk moment starten. Een onbedoelde start tijdens programmeer-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan apparatuur of eigendommen. De motor kan worden gestart door een externe schakelaar, een veldbus­commando, een ingangsreferentiesignaal vanaf het LCP of LOP, via externe bediening met MCT 10 setupsoftware of door het opheen van een foutconditie.
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
Druk op [O/Reset] op het LCP voordat u
parameters gaat programmeren.
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
regelaar.
Zorg dat de frequentieregelaar, motor en
eventuele door de motor aangedreven werktuigen volledig bedraad en gemonteerd zijn voordat u de frequentieregelaar aansluit op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing.
Geautoriseerd personeel is gekwaliceerd personeel dat door Danfoss is opgeleid voor het onderhouden van Danfoss producten.
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 5
Page 10
Veiligheid
VLT® AutomationDrive FC 302
WAARSCHUWING
ONTLADINGSTIJD
22
De frequentieregelaar bevat DC-tussenkringconden­satoren die geladen kunnen blijven, ook wanneer de frequentieregelaar niet van spanning wordt voorzien. Er kan hoge spanning aanwezig zijn, ook wanneer de waarschuwingsleds uit zijn. Als u de aangegeven wachttijd na afschakeling niet in acht neemt voordat u onderhouds- of reparatiewerkzaamheden uitvoert, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Stop de motor.
Schakel de netvoeding en externe DC-tussen-
kringvoedingen af, inclusief backupvoedingen, UPS-eenheden en DC-tussenkringaansluitingen naar andere frequentieregelaars.
Onderbreek de voeding naar de PM-motor of
vergrendel de motor.
Wacht tot de condensatoren volledig ontladen
zijn. De minimale wachttijd is 20 minuten.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
paraat of de condensatoren volledig ontladen zijn voordat u service- of reparatiewerk­zaamheden gaat uitvoeren.
WAARSCHUWING
ONBEDOELD DRAAIEN VAN DE MOTOR WINDMILLING
Het onbedoeld draaien van permanentmagneetmotoren wekt spanning op waardoor de eenheid elektrisch kan worden geladen; dat kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of schade aan apparatuur.
Zorg dat permanentmagneetmotoren zijn
geblokkeerd om onbedoeld draaien te voorkomen.
WAARSCHUWING
GEVAAR BIJ INTERNE FOUT
Onder bepaalde omstandigheden kan een interne fout ertoe leiden dan een component explodeert. Als de behuizing niet goed worden gesloten en vastgezet, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Gebruik de frequentieregelaar niet als de deur
openstaat of als er panelen ontbreken.
Zorg ervoor dat de behuizing tijdens bedrijf
goed is gesloten en vastgezet.
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
De aardlekstroom bedraagt meer dan 3,5 mA. Een onjuiste aarding van de frequentieregelaar kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Zorg dat de apparatuur correct is geaard door
een erkende elektrisch installateur.
WAARSCHUWING
GEVAARLIJKE APPARATUUR
Het aanraken van draaiende assen en elektrische apparatuur kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door hiervoor opgeleid en gekwaliceerd personeel.
Zorg dat alle elektrische werkzaamheden
worden uitgevoerd volgens de nationale en lokale elektriciteitsvoorschriften.
Volg de procedures in deze handleiding.
VOORZICHTIG
HETE OPPERVLAKKEN
De frequentieregelaar bevat metalen componenten die ook na het uitschakelen van de frequentieregelaar heet blijven. Het negeren van het waarschuwingssymbool voor hoge temperatuur (gele driehoek) op de frequentie­regelaar kan leiden tot ernstige brandwonden.
Houd er rekening mee dan interne
componenten, zoals stroomrails, ook na het uitschakelen van de frequentieregelaar extreem heet kunnen zijn.
Zones aan de buitenkant die met het waarschu-
wingssymbool voor hoge temperatuur (gele driehoek) zijn gemarkeerd, zijn heet wanneer de frequentieregelaar in bedrijf is en onmiddellijk na het uitschakelen.
LET OP
VEILIGHEIDSOPTIE AFSCHERMING NETVOEDING
Er is een netafschermingsoptie leverbaar voor behuizingen met beschermingsklasse IP 21/IP 54 (Type 1/ Type 12). De afscherming van de netvoeding bestaat uit een afdekking die in de behuizing is geïnstalleerd en bescherming biedt tegen onbedoeld aanraken van de vermogensklemmen, volgens BGV A2,VBG-4.
6 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 11
Productoverzicht Bedieningshandleiding
3 Productoverzicht
3.1 Beoogd gebruik
De frequentieregelaar is een elektronische motorregelaar die een door de netvoeding geleverd AC-ingangssignaal omzet in een variabel AC-uitgangssignaal. De frequentie en de spanning van het uitgangssignaal worden aangepast om het motortoerental of -koppel te regelen. De frequentieregelaar is ontworpen om:
Het motortoerental te regelen op basis van terugkoppeling van het systeem of externe commando's van externe
regelaars.
De systeem- en motorstatus te bewaken.
De motor te beschermen tegen overbelasting.
De frequentieregelaar is ontworpen voor gebruik in industriële en commerciële omgevingen volgens lokale wetten en normen. Afhankelijk van de conguratie kan de frequentieregelaar worden gebruikt in zelfstandige toepassingen of deel uitmaken van een groter systeem of een grotere installatie.
LET OP
In een woonomgeving kan dit product radiostoring veroorzaken. In dat geval kan het nodig zijn om aanvullende corrigerende maatregelen te treen.
Te voorzien onjuist gebruik
Gebruik de frequentieregelaar niet in toepassingen die niet voldoen aan de gespeciceerde bedrijfsomstandigheden en ­omgevingen. Zorg dat wordt voldaan aan de voorwaarden die in hoofdstuk 10 Specicaties zijn gespeciceerd.
3.2 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen
Zie Tabel 3.1 voor behuizingsgroottes en vermogensklassen van de frequentieregelaars. Zie hoofdstuk 10.9 Afmetingen behuizing voor nog meer afmetingen.
3 3
Behuizingsgrootte D1h D2h D3h D4h D3h D4h
45-55 kW
(200-240 V)
Nominaal vermogen [kW]
IP NEMA Afmetingen voor transport [mm (in)]
Afmetingen frequentiere­gelaar [mm (in)]
Maximumgewicht [kg (lb)] 98 (216) 164 (362) 98 (216) 164 (362) 108 (238) 179 (395)
Tabel 3.1 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen, behuizingsgrootte D1h-D4h
1) Regeneratie-, loadsharing- en remaansluitingsopties zijn niet beschikbaar voor 200-240 V-frequentieregelaars.
Hoogte 587 (23) 587 (23) 587 (23) 587 (23) 587 (23) 587 (23) Breedte 997 (39) 1170 (46) 997 (39) 1170 (46) 1230 (48) 1430 (56) Diepte 460 (18) 535 (21) 460 (18) 535 (21) 460 (18) 535 (21) Hoogte 893 (35) 1099 (43) 909 (36) 1122 (44) 1004 (40) 1268 (50) Breedte 325 (13) 420 (17) 250 (10) 350 (14) 250 (10) 350 (14) Diepte 378 (15) 378 (15) 375 (15) 375 (15) 375 (15) 375 (15)
90-132 kW
(380-500 V)
90-132 kW
(525-690 V)
21/54
Type 1/12
75-150 kW (200-240 V) 160-250 kW (380-500 V) 160-315 kW (525-690 V)
21/54
Type 1/12
45-55 kW
(200-240 V)
90-132 kW
(380-500 V)
37-132 kW
(525-690 V)
20
Chassis
75-150 kW (200-240 V) 160-250 kW (380-500 V) 160-315 kW (525-690 V)
20
Chassis
Met regeneratie- of loadsharing-
klemmen
20
Chassis
1)
20
Chassis
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 7
Page 12
Productoverzicht
Behuizingsgrootte D5h D6h D7h D8h
Nominaal vermogen [kW]
IP
33
NEMA Afmetingen voor transport [mm (in)]
Afmetingen frequentie­regelaar [mm (in)]
Maximumgewicht [kg (lb)] 449 (990) 449 (990) 530 (1168) 530 (1168)
Tabel 3.2 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen, behuizingsgrootte D5h-D8h
Hoogte 1805 (71) 1805 (71) 2490 (98) 2490 (98) Breedte 510 (20) 510 (20) 585 (23) 585 (23) Diepte 635 (25) 635 (25) 640 (25) 640 (25) Hoogte 1324 (52) 1665 (66) 1978 (78) 2284 (90) Breedte 325 (13) 325 (13) 420 (17) 420 (17) Diepte 381 (15) 381 (15) 386 (15) 406 (16)
VLT® AutomationDrive FC 302
90-132 kW
(380-500 V)
90-132 kW
(525-690 V)
21/54
Type 1/12
90-132 kW
(380-500 V)
90-132 kW
(525-690 V)
21/54
Type 1/12
160-250 kW (380-500 V) 160-315 kW (525-690 V)
21/54
Type 1/12
160-250 kW (380-500 V) 160-315 kW (525-690 V)
21/54
Type 1/12
8 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 13
e30bg269.10
1
3
8
4
6
7
2
5
9
10
Productoverzicht Bedieningshandleiding
3.3 Binnenaanzicht van D1h-frequentieregelaar
Afbeelding 3.1 toont de componenten van D1h die relevant zijn voor de installatie en inbedrijfstelling. Het binnenwerk van de D1h-frequentieregelaar is vergelijkbaar met dat van de D3h-, D5h- en D6h-frequentieregelaars. Frequentieregelaars met de contactoroptie bevatten ook een contactorklemmenblok (TB6). Zie hoofdstuk 5.8 Klemafmetingen voor de positie van TB6.
3 3
1 LCP (lokaal bedieningspaneel) 6 Bevestigingsgaten 2 Stuurklemmen 7 Relais 1 en 2 3 Netingangsklemmen 91 (L1), 92 (L2), 93 (L3) 8 Motoruitgangsklemmen 96 (U), 97 (V), 98 (W) 4 Aardklemmen voor IP 21/54 (Type 1/12) 9 Kabelklemmen 5 Hijsoog 10 Aardklemmen voor IP 20 (Chassis)
Afbeelding 3.1 Binnenaanzicht van D1h-frequentieregelaar (vergelijkbaar met D3h/D5h/D6h)
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 9
Page 14
2
4
10
5
12
6
7
3
11
8
9
1
e30bg271.10
Productoverzicht
VLT® AutomationDrive FC 302
3.4 Binnenaanzicht van D2h-frequentieregelaar
Afbeelding 3.2 toont de componenten van D2h die relevant zijn voor de installatie en inbedrijfstelling. Het binnenwerk van de D2h-frequentieregelaar is vergelijkbaar met dat van de D4h-, D7h- en D8h-frequentieregelaars. Frequentieregelaars met de contactoroptie bevatten ook een contactorklemmenblok (TB6). Zie hoofdstuk 5.8 Klemafmetingen voor de positie van TB6.
33
1 Veldbusboveningangsset (optioneel) 7 Bevestigingsgat 2 LCP (lokaal bedieningspaneel) 8 Relais 1 en 2 3 Stuurklemmen 9 Klemmenblok voor anticondensverwarming (optioneel) 4 Netingangsklemmen 91 (L1), 92 (L2), 93 (L3) 10 Motoruitgangsklemmen 96 (U), 97 (V), 98 (W) 5 Kabelklemmen 11 Aardklemmen voor IP 21/54 (Type 1/12) 6 Hijsoog 12 Aardklemmen voor IP 20 (Chassis)
Afbeelding 3.2 Binnenaanzicht van D2h-frequentieregelaar (vergelijkbaar met D4h/D7h/D8h)
10 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 15
2
4
10
3
9
11
12
6
7
e30bg270.10
5
1
8
Productoverzicht Bedieningshandleiding
3.5 Aanzicht besturingsplaat in D1h-D8h-frequentieregelaars
De besturingsplaat bevat het bedieningspaneel, dat bekendstaat als het lokale bedieningspaneel of LCP. De besturingsplaat bevat ook de stuurklemmen, relais en diverse connectoren.
3 3
1 Lokaal bedieningspaneel (LCP) 7 Bevestigingsgaten 2 RS485-afsluitschakelaar 8 LCP-connector 3 USB-connector 9 Analoge schakelaars (A53, A54) 4 RS485-veldbusconnector 10 Connector analoge I/O 5 Digitale I/O en 24 V-voeding 11 Relais 1 (01, 02, 03) op voedingskaart 6 Hijsogen 12 Relais 2 (04, 05, 06) op voedingskaart
Afbeelding 3.3 Aanzicht besturingsplaat
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 11
Page 16
e30bg830.10
1
2
3
Productoverzicht
VLT® AutomationDrive FC 302
3.6 Uitgebreide optiekasten
Als een frequentieregelaar met een van de volgende opties wordt besteld, wordt de eenheid geleverd met een optiekast om de optionele componenten in te plaatsen.
33
Afbeelding 3.4 toont een voorbeeld van een frequentiere­gelaar met een optiekast. Tabel 3.3 bevat een overzicht van de frequentieregelaars die zijn uitgerust met deze opties.
Frequentierege­laarmodel
D5h Rem, netschakelaar D6h Contactor, contactor met netschakelaar,
D7h Rem, netschakelaar, meerdraadse set D8h Contactor, contactor met netschakelaar,
Remchopper.
Netschakelaar.
Contactor.
Netschakelaar met contactor.
Circuitbreaker.
Regeneratieklemmen.
Loadsharingklemmen.
Overgedimensioneerde kabelkast.
Meerdraadse set.
Mogelijke opties
circuitbreaker
circuitbreaker, meerdraadse set
Tabel 3.3 Overzicht van uitbreidingsopties
De D7h- en D8h-frequentieregelaars zijn voorzien van een sokkel van 200 mm (7,9 in) voor vloermontage.
Op het frontpaneel van de optiekast is een veiligheidsver­grendeling aangebracht. Als de frequentieregelaar met een netschakelaar of circuitbreaker wordt geleverd, vergrendelt de veiligheidsvergrendeling de deur wanneer de frequen­tieregelaar van spanning wordt voorzien. Open voordat u de deur opent de netschakelaar of circuitbreaker om de frequentieregelaar te ontladen en verwijder daarna pas de afdekking van de optiekast.
Voor frequentieregelaars die met een netschakelaar, contactor of circuitbreaker zijn geleverd, staat op het motortypeplaatje een typecode vermeld voor vervanging zonder de betreende opties. Als de frequentieregelaar wordt vervangen, kan die los van de optiekast worden vervangen.
1 Behuizing frequentieregelaar 2 Uitgebreide optiekast 3 Sokkel
Afbeelding 3.4 Frequentieregelaar met uitgebreide optiekast (D7h)
12 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 17
130BF155.11
Auto
On
Reset
Hand
On
Off
Status
Quick Menu
Main
Menu
Alarm
Log
Back
Cancel
Info
OK
Status
1(1)
0.00 kW
Off Remote Stop
0.0 Hz
On
Alarm
Warn.
0.00 A
0 RPM
0.0 %
A1.1
A1.2
A1.3
A2
A3
B1
B2
B4
B3
C1
C2
C3
C4 C5
D1
D2
D3
E1
E2
E3
E4
Productoverzicht Bedieningshandleiding
3.7 Lokaal bedieningspaneel (LCP)
Het lokale bedieningspaneel (LCP) is de combinatie van display en toetsenbord aan de voorzijde van de frequentieregelaar.
Het LCP wordt gebruikt voor:
besturing van de frequentieregelaar en de motor;
toegang tot frequentieregelaarparameters en
uitlezing van bedrijfsgegevens, status van de
frequentieregelaar en waarschuwingen.
programmering van de frequentieregelaar;
Een numeriek lokaal bedieningspaneel (NLCP) is leverbaar als optie. Het NLCP werkt op vergelijkbare wijze als het LCP, maar er zijn wel verschillen. Zie de productspecieke programmeerhandleiding voor meer informatie over het gebruik van het NLCP.
3 3
Afbeelding 3.5 Lokaal bedieningspaneel (LCP)
A. Display
Elke displayuitlezing is gekoppeld aan een parameter. Zie Tabel 3.4. De informatie die op het LCP wordt weergegeven, kan voor specieke toepassingen worden aangepast. Zie hoofdstuk 3.8.1.2 Q1 Persoonlijk menu.
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 13
Itemnr. Parameter Standaardinstelling
A1.1 Parameter 0-20 Displayregel 1.1 klein Snelh. [RPM] A1.2 Parameter 0-21 Displayregel 1.2 klein Motorstroom [A] A1.3 Parameter 0-22 Displayregel 1.3 klein Verm. [kW]
A2 Parameter 0-23 Displayregel 2 groot Frequentie [Hz] A3 Parameter 0-24 Displayregel 3 groot Referentie [%]
Tabel 3.4 Display op het LCP
Page 18
Productoverzicht
VLT® AutomationDrive FC 302
B. Menutoetsen
Menutoetsen dienen om toegang te krijgen tot het menu voor de parametersetup, te schakelen tussen statusuit­leesmodi tijdens normaal bedrijf en om foutloggegevens
D. Indicatielampjes
Indicatielampjes dienen om de status van de frequentiere­gelaar aan te duiden en een visuele indicatie van waarschuwings- of foutcondities te geven.
weer te geven.
Itemnr. Indicator Indicatie-
33
Itemnr. Toets Functie
B1 Status Geeft bedrijfsgegevens weer. B2 Quick Menu Biedt toegang tot de parameters voor
de eerste setup. Bevat ook gedetail­leerde stappen voor toepassingen. Zie hoofdstuk 3.8.1.1 Quick Menu.
B3 Main Menu Biedt toegang tot alle parameters. Zie
hoofdstuk 3.8.1.8 Modus Hoofdmenu.
B4 Alarm Log Toont een overzicht van de actieve
waarschuwingen en de laatste 10 alarmen.
Tabel 3.5 Menutoetsen op het LCP
D1 On Groen Gaat branden wanneer de
D2 Warn. Geel Gaat branden als er een
D3 Alarm Rood Gaat branden bij een
lampje
Functie
frequentieregelaar spanning krijgt van de netvoeding of een externe 24 V-voeding.
waarschuwingsconditie actief is. Op het display wordt een tekst weergegeven om het probleem aan te duiden.
foutconditie. Op het display wordt een tekst weergegeven om het probleem aan te duiden.
C. Navigatietoetsen
Navigatietoetsen worden gebruikt voor het programmeren
Tabel 3.7 Indicatielampjes op het LCP
van functies en het verplaatsen van de displaycursor. De navigatietoetsen dienen tevens om het toerental te regelen in de lokale (handmatige) bediening. De helderheid van het display kan worden aangepast door [Status] en de toets [▲] of [▼] tegelijkertijd in te drukken.
Itemnr. Toets Functie
C1 Back Brengt u terug naar de vorige stap of lijst in
de menustructuur.
C2 Cancel Annuleert uw laatste wijziging of
commando, zolang de displaymodus niet is gewijzigd.
C3 Info Toont een beschrijving van de geselecteerde
functie.
C4 OK Biedt toegang tot parametergroepen of
schakelt een optie in.
C5
▲ ▼
Tabel 3.6 Navigatietoetsen op het LCP
Biedt toegang tot andere items in het
menu.
E. Bedieningstoetsen en resettoets
De bedieningstoetsen en de resettoets bevinden zich onderaan het lokale bedieningspaneel.
Itemnr. Toets Functie
E1 Hand On Start de frequentieregelaar in de lokale
bediening. Een extern stopsignaal via een stuuringang of seriële communicatie onderdrukt de lokale [Hand On].
E2 O Stopt de motor maar onderbreekt de
voeding naar de frequentieregelaar niet.
E3 Reset Hiermee kunt u de frequentieregelaar
handmatig resetten nadat u een fout hebt opgeheven.
E4 Auto On Zet het systeem in de externe-
bedieningsmodus, zodat het kan reageren op een extern startcommando via stuurklemmen of seriële communicatie.
Tabel 3.8 Bedieningstoetsen en resettoets op het LCP
14 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 19
Q1 My Personal Menu
Q2 Quick Setup
Q4 Smart Setup
Q5 Changes Made
0 RPM 0.00 A
Quick Menus
1(1)
Productoverzicht Bedieningshandleiding
3.8 LCP-menu's
3.8.1.1 Quick Menu
De modus Snelmenu biedt een overzicht van menu's die worden gebruikt om de frequentieregelaar te en te bedienen. Selecteer de modus Snelmenu door op de toets [Quick Menu] te drukken. De betreende uitlezing wordt op het LCP-display weergegeven.
Afbeelding 3.6 Overzicht Snelmenu
congureren
3.8.1.2 Q1 Persoonlijk menu
Gebruik Persoonlijk menu om te bepalen wat er op het display wordt weergegeven. Zie hoofdstuk 3.7 Lokaal bedieningspaneel (LCP). Via dit menu kunnen er maximaal 50 vooraf geprogrammeerde parameters worden weergegeven. Deze 50 parameters worden handmatig ingevoerd via parameter 0-25 Persoonlijk menu.
3.8.1.3 Q2 Snelle setup
De parameters die onder Q2 Snelle setup staan vermeld, bevatten elementaire systeem- en motorgegevens die altijd nodig zijn voor het congureren van de frequentieregelaar. Zie hoofdstuk 7.2.3 Systeemgegevens invoeren voor de setupprocedures.
3.8.1.5 Q5 Gemaakte wijz.
Selecteer Q5 Gemaakte wijz. voor informatie over:
de 10 laatste wijzigingen;
wijzigingen ten opzichte van de standaardin-
stelling.
3.8.1.6 Q6 Logdata
Gebruik Q6 Logdata voor het opsporen van fouten. Selecteer Logdata voor informatie over de uitlezingen in de displayregel. De informatie wordt als graek weergegeven. Alleen de in parameter 0-20 Displayregel 1.1 klein t/m parameter 0-24 Displayregel 3 groot ingestelde displaypara­meters kunnen worden bekeken. Er kunnen maximaal 120 meetwaarden in het geheugen worden opgeslagen voor later gebruik.
Q6 Logdata
Parameter 0-20 Displayregel 1.1 klein Snelh. [RPM] Parameter 0-21 Displayregel 1.2 klein Motorstroom Parameter 0-22 Displayregel 1.3 klein Verm. [kW] Parameter 0-23 Displayregel 2 groot Frequentie Parameter 0-24 Displayregel 3 groot Referentie %
Tabel 3.9 Voorbeelden gelogde parameters
3.8.1.7 Q7 Motorsetup
De parameters die onder Q7 Motorsetup staan vermeld, bevatten elementaire en geavanceerde motorgegevens die altijd nodig zijn voor het congureren van de frequentiere­gelaar. Deze optie bevat ook parameters voor de encodersetup.
3 3
3.8.1.4 Q4 Smart Setup
Q4 Smart Setup leidt de gebruiker langs de typische parameterinstellingen die gebruikt worden om 1 van de volgende 3 toepassingen te congureren.
Mechanische rem.
Transportband.
Pomp/ventilator.
Gebruik de [Info]-toets om helpinformatie weer te geven over diverse keuzemogelijkheden, instellingen en meldingen.
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 15
Page 20
e30bg272.10
O-** Operation / Display
1-** Load and Motor
2-** Brakes
3-** Reference / Ramps
0 RPM 0.00 A
Main Menu
1(1)
Productoverzicht
VLT® AutomationDrive FC 302
3.8.1.8 Modus Hoofdmenu
In de modus Hoofdmenu zijn de parameters ingedeeld in groepen. Selecteer de modus Hoofdmenu door op de toets [Main Menu] te drukken. De betreende uitlezing wordt op het LCP-display weergegeven.
33
Afbeelding 3.7 Weergave hoofdmenu
Alle parameterinstellingen kunnen worden gewijzigd in het hoofdmenu. Als optiekaarten zijn geïnstalleerd, zijn er meer parameters voor deze
specieke optie beschikbaar.
16 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 21
OUT: 3x0-Vin 0-590Hz 480/443 A
IN: 3x380-500V 50/60Hz 463/427 A
250 kW / 350 HP, High Overload
OUT: 3x0-Vin 0-590Hz 588/535 A
315 kW / 450 HP, Normal Overload
VLT
T/C: FC-302N250T5E20H2XGCXXXSXXXXAXBPCXXXXDX P/N: 136G0205 S/N:
123456H058
R
AutomationDrive www.danfoss.com
e30bg282.10
IN: 3x380-500V 50/60Hz 567/516 A
ASSEMBLED IN USA
Tamb. 45
C/113
F at Full Output Current
CHASSIS/IP20
SCCR 100 kA at UL Voltage range 380-500 V
Listed 36U0 E70524 IND. CONT. EQ. UL Voltage range 380-500 V
CAUTION - ATTENTION:
Stored charge, wait 20 min. Charge residuelle, attendez 20 min.
See manual for special condition / mains fuse Voir manuel de conditions speciales / fusibles
WARNING - AVERTISSEMENT:
`
`
1 2
3 4
5
6
Danfoss A/S 6430 Nordborg Denmark
089
OUT: 3x0-Vin 0-590Hz 480/443 A
IN: 3x380-500V 50/60Hz 463/427 A
250 kW / 350 HP, High Overload
OUT: 3x0-Vin 0-590Hz 588/535 A
315 kW / 450 HP, Normal Overload
VLT
T/C: FC-302N250T5E54H2XGC3XXSXXXXALBXCXXXXDX P/N: 134L8251 S/N:
123456H123
R
AutomationDrive www.danfoss.com
e30bg281.10
IN: 3x380-500V 50/60Hz 567/516 A
ASSEMBLED IN USA
Tamb. 45
C/113
F at Full Output Current
Type 12 / IP54
SCCR 100 kA at UL Voltage range 380-500 V
Listed 36U0 E70524 IND. CONT. EQ. UL Voltage range 380-500 V
CAUTION - ATTENTION:
Stored charge, wait 20 min. Charge residuelle, attendez 20 min.
See manual for special condition / mains fuse Voir manuel de conditions speciales / fusibles
WARNING - AVERTISSEMENT:
`
`
1 2
3 4
5
6
Danfoss A/S 6430 Nordborg Denmark
Use the following Typecode to order Drive-only replacement: T/C: FC-302N250T5E54H2XGC7XXSXXXXALBXCXXXXDX
Mechanische installatie Bedieningshandleiding
4 Mechanische installatie
4.1 Geleverde artikelen
Welke artikelen precies worden geleverd, hangt af van de
productconguratie.
Controleer of alle artikelen zijn geleverd en of de
gegevens op het typeplaatje overeenkomen met de orderbevestiging. Afbeelding 4.1 en Afbeelding 4.2 tonen voorbeelden van typeplaatjes voor een D-frequentieregelaar met of zonder uitgebreide optiekast.
Controleer de verpakking en frequentieregelaar
op schade die is veroorzaakt door een onjuiste behandeling tijdens het vervoer. Dien eventuele schadeclaims in bij de vervoerder. Bewaar beschadigde onderdelen om de claim te onderbouwen.
4 4
1 Typecode 2 Onderdeelnummer en serienummer 3 Vermogensklasse 4 Ingangsspanning, -frequentie en -stroom 5 Uitgangsspanning, -frequentie en -stroom 6 Ontladingstijd
Afbeelding 4.2 Voorbeeldtypeplaatje voor een frequentiere­gelaar met uitgebreide optiekast (D5h-D8h)
LET OP
VERLIES VAN GARANTIE
Verwijder het typeplaatje niet van de frequentieregelaar. Als het typeplaatje van de frequentieregelaar wordt verwijderd, kan de garantie komen te vervallen.
1 Typecode 2 Onderdeelnummer en serienummer 3 Vermogensklasse
Afbeelding 4.1 Voorbeeldtypeplaatje voor alleen een frequen­tieregelaar (D1h-D4h)
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 17
4 Ingangsspanning, -frequentie en -stroom 5 Uitgangsspanning, -frequentie en -stroom 6 Ontladingstijd
Page 22
Mechanische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
4.2 Benodigd gereedschap
Ontvangst/lossen
I-balk en haken die geschikt zijn om het gewicht
van de frequentieregelaar te hijsen. Zie
hoofdstuk 3.2 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen.
Kraan of ander hijsmiddel om de eenheid op zijn
44
Installatie
4.3
Sla de frequentieregelaar op in een droge omgeving. Laat de apparatuur in de afgedichte verpakking staan totdat u begint met installeren. Zie hoofdstuk 10.4 Omgevingscon- dities voor de aanbevolen omgevingstemperatuur.
Periodiek formeren (laden van de condensator) tijdens opslag is niet nodig, tenzij het product langer dan 12 maanden wordt opgeslagen.
plaats te zetten.
Boor met boortjes van 10 mm (0,39 in) of 12 mm
(0,47 in).
Meetlint.
Diverse maten kruiskop- en platkopschroeven-
draaiers.
Dopsleutel met relevante metrische doppen (7-17
mm/0,28-0,67 in).
Dopsleutelverlengstukken.
Torx-schroevendraaier (T25 en T50).
Metaalpons voor kabelgoten of kabelwartels.
I-balk en haken die geschikt zijn om het gewicht
van de frequentieregelaar te hijsen. Zie
hoofdstuk 3.2 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen.
Kraan of ander hijsmiddel om de frequentiere-
gelaar op de sokkel en op zijn plaats te zetten.
Opslag
Installatieomgevingen
4.4
LET OP
In omgevingen met vloeistofnevel, deeltjes of corrosieve gassen moet u ervoor zorgen dat de IP/Type-klasse overeenkomt met de installatieomgeving. Als niet aan de omgevingsvereisten wordt voldaan, kan dat de levensduur van de frequentieregelaar bekorten. Zorg dat wordt voldaan aan de vereisten ten aanzien van luchtvochtigheid, temperatuur en hoogte.
Spanning [V]
200–240 Voor hoogtes boven 3000 m (9842 ft) moet u
380–500 Voor hoogtes boven 3000 m (9842 ft) moet u
525–690 Voor hoogtes boven 2000 m (6562 ft) moet u
Tabel 4.1 Installatie op grote hoogtes
Zie hoofdstuk 10.4 Omgevingscondities voor gedetailleerde
omgevingsspecicaties.
Hoogtebeperkingen
contact opnemen met Danfoss in verband met PELV.
contact opnemen met Danfoss in verband met PELV.
contact opnemen met Danfoss in verband met PELV.
LET OP
CONDENSATIE
Vocht kan condenseren op de elektronische componenten en kortsluiting veroorzaken. Vermijd installatie in gebieden waar vorst kan optreden. Installeer een optionele kastverwarming als de frequen­tieregelaar kouder is dan de omgevingslucht. De kans op condensatie wordt kleiner als u de frequentieregelaar in de stand-bymodus laat werken, zolang de vermogensdis­sipatie ervoor zorgt dat de circuits vrij van vocht blijven.
18 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 23
Mechanische installatie Bedieningshandleiding
LET OP
EXTREME OMGEVINGSCONDITIES
Warme en koude temperaturen hebben een negatieve invloed op de prestaties en levensduur van de eenheid.
Gebruik de frequentieregelaar niet in
omgevingen waar de omgevingstemperatuur hoger is dan 55 °C (131 °F).
De frequentieregelaar kan werken bij
temperaturen vanaf -10 °C (14 °F). Een juiste werking bij nominale belasting is echter alleen gegarandeerd bij temperaturen van 0 °C (32 °F) en hoger.
Als de temperatuur de limieten voor de
omgevingstemperatuur overschrijdt, is extra klimaatregeling van de kast of installatieplek noodzakelijk.
4.4.1 Gassen
Agressieve gassen, zoals waterstofsulde, chloor of ammoniak, kunnen de elektrische en mechanische componenten beschadigen. In de eenheid worden gecoate printkaarten toegepast om de eecten van agressieve gassen tegen te gaan. Zie hoofdstuk 10.4 Omgevingscon- dities voor de specicaties en classicatie van vormvolgende coatings.
4.4.2 Stof
Let op de volgende punten als u de frequentieregelaar in een stoge omgeving installeert:
Periodiek onderhoud
Wanneer stof zich ophoopt op elektronische componenten, werkt dat als een isolatielaag. Deze laag vermindert de koelcapaciteit van de componenten, waardoor de componenten warmer worden. De warmere omgeving verkort de levensduur van de elektronische componenten.
Voorkom dat stof zich op het koellichaam en de ventilatoren ophoopt. Zie hoofdstuk 9 Onderhoud, diagnose en problemen verhelpen voor meer informatie over service en onderhoud.
Koelventilatoren
Ventilatoren zorgen voor een luchtstroom voor het koelen van de frequentieregelaar. Als ventilatoren aan een stoge omgeving worden blootgesteld, kan het stof de ventilator­lagers beschadigen, waardoor de ventilator minder lang meegaat. Stof kan zich ook ophopen op de ventilator­bladen, wat kan leiden tot een onbalans die voorkomt dat de ventilatoren de eenheid adequaat kunnen koelen.
4.4.3 Explosiegevaarlijke omgevingen
WAARSCHUWING
EXPLOSIEGEVAARLIJKE OMGEVING
Installeer de frequentieregelaar niet in een explosiege­vaarlijke omgeving. Installeer de frequentieregelaar in een kast buiten deze zone. Het niet opvolgen van deze aanbevelingen vergroot de kans op ernstig of dodelijk letsel.
Systemen in explosiegevaarlijke omgevingen moeten aan speciale voorwaarden voldoen. EU-richtlijn 94/9/EG (ATEX
95) classiceert het gebruik van elektronische apparatuur in explosiegevaarlijke omgevingen.
Klasse d speciceert dat vonken die eventueel
ontstaan, binnen een beschermd gebied worden gehouden.
Klasse e verbiedt het ontstaan van vonken.
Motoren met bescherming volgens klasse d
Vereisen geen goedkeuring. Speciale bedrading en omkasting zijn wel vereist.
Motoren met bescherming volgens klasse e
Bij gebruik van een ATEX-goedgekeurde PTC-bewakings­voorziening zoals de VLT® PTC Thermistor Card MCB 112
hoeft de installatie geen afzonderlijke goedkeuring te hebben van een aangewezen instantie.
Motoren met bescherming volgens klasse d/e
De motor zelf biedt een ontstekingsbescherming volgens klasse d, terwijl de motorbedrading en de aansluitom­geving voldoen aan de sinuslter op de uitgang van de frequentieregelaar om de hoge piekspanning af te zwakken.
Gebruik het volgende als u de frequentieregelaar in een explosiegevaarlijke omgeving gebruikt:
Motoren met ontstekingsbescherming volgens
klasse d of e.
PTC-temperatuursensoren om de motortempe-
ratuur te bewaken.
Korte motorkabels.
Sinuslters als er geen afgeschermde motorkabels
worden gebruikt.
LET OP
SENSORBEWAKING MOTORTHERMISTOR
Frequentieregelaars met de VLT® PTC Thermistor Card MCB 112-optie zijn PTB-gecerticeerd voor explosiege­vaarlijke omgevingen.
e-classicatie. Gebruik een
4 4
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 19
Page 24
Mechanische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
4.5 Vereisten voor installatie en koeling
LET OP
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR MONTAGE
Een onjuiste montage kan leiden tot oververhitting en lagere prestaties. Zorg dat u voldoet aan alle vereisten voor installatie en koeling.
44
Installatievereisten
Zorg voor stabiliteit van de eenheid door de
eenheid verticaal op een stevige, vlakke ondergrond te monteren.
Verzeker u ervan dat de installatielocatie het
gewicht van de eenheid kan dragen. Zie
hoofdstuk 3.2 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen.
Verzeker u ervan dat er op de installatielocatie
ruimte is om de deur van de behuizing te openen. Zie hoofdstuk 10.9 Afmetingen behuizing.
Zorg voor voldoende ruimte rondom de eenheid
in verband met de luchtstroom voor koeling.
Plaats de eenheid zo dicht mogelijk bij de motor.
Houd de motorkabels zo kort mogelijk. Zie
hoofdstuk 10.5
Verzeker u ervan dat de locatie voldoende ruimte
biedt voor kabeldoorvoer onderaan de eenheid.
Vereisten ten aanzien van koeling en luchtstroom
Zorg voor vrije ruimte boven en onder de
eenheid in verband met luchtkoeling. Vereiste vrije ruimte: 225 mm (9 in).
Bij temperaturen vanaf 45 °C (113 °F) tot 50 °C
(122 °F) en bij hoogtes vanaf 1000 m (3300 ft) boven zeeniveau is reductie noodzakelijk. Zie de productspecieke design guide voor meer informatie.
De frequentieregelaar gebruikt backchannelkoeling om de koellucht voor het koellichaam te circuleren. Het koelkanaal voert ongeveer 90% van de warmte af via het backchannel van de frequentieregelaar. Het afvoeren van de backchannellucht vanuit het paneel of de ruimte is mogelijk via de volgende sets:
Kanaalkoeling. Voor IP 20/Chassis-frequentiere-
gelaars in Rittal-kasten zijn er backchannelkoelsets leverbaar om de lucht vanuit het paneel naar buiten te leiden. Het gebruik van een set beperkt de warmte in het paneel en maakt het mogelijk om op de behuizing kleinere deurventilatoren te gebruiken.
Koeling aan achterzijde (boven- en onderafdek-
kingen). De koellucht vanuit het backchannel kan naar buiten worden geleid, zodat de warmte van het backchannel niet naar de regelkamer wordt afgevoerd.
Kabelspecicaties.
LET OP
Voor deze behuizing zijn een of meer deurventilatoren nodig om de warmte af te voeren die niet via het backchannel van de frequentieregelaar wordt afgevoerd. De ventilatoren voeren ook extra verliezen af die afkomstig zijn van andere componenten die in de frequentieregelaar zijn geïnstalleerd.
Verzeker u ervan dat de ventilatoren zorgen voor een adequate luchtstroom over het koellichaam. Bereken het totale benodigde luchtdebiet om het juiste aantal ventilatoren te bepalen. Het debiet is vermeld in Tabel 4.2.
Behuizings­grootte
D1h/D3h/D5h/ D6h
D2h/D4h/D7h/ D8h
Tabel 4.2 Luchtdebietwaarden D1h-D8h
Deurventilator/ ventilator bovenzijde
102 m³/h (60 CFM)
204 m³/h (120 CFM)
Vermogen Ventilator
koellichaam
90-110 kW, 380-500 V 75-132 kW, 525-690 V 132 kW, 380-500 V Alle, 200-240 V 160 kW, 380-500 V 160 kW, 525-690 V Alle, 200-240 V
420 m³/h (250 CFM) 420 m³/h (250 CFM) 840 m³/h (500 CFM) 840 m³/h (500 CFM) 420 m³/h (250 CFM) 420 m³/h (250 CFM) 840 m³/h (500 CFM)
20 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 25
130BE566.11
65° min
Mechanische installatie Bedieningshandleiding
4.6 De frequentieregelaar hijsen
Hijs de frequentieregelaar altijd op met behulp van de aanwezige oogbouten bovenaan de frequentieregelaar. Zie Afbeelding 4.3.
WAARSCHUWING
ZWARE LAST
Niet-gebalanceerde lasten kunnen vallen of kantelen. Als u bij het hijsen niet de juiste voorzorgsmaatregelen treft, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan apparatuur.
Verplaats de eenheid met behulp van een takel,
kraan, vorkheftruck of ander hijsmiddel met de juiste hefcapaciteit. Zie
hoofdstuk 3.2 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen voor het gewicht van de frequentie-
regelaar.
Als u verzuimt om het zwaartepunt en de juiste
positie van de last te bepalen, kan de last tijdens het hijsen en verplaatsen onverwachts gaan schuiven. Zie hoofdstuk 10.9 Afmetingen behuizing voor de afmetingen en het zwaartepunt.
De hoek tussen de bovenkant van de frequen-
tieregelaarmodule en de hijskabels is van invloed op de maximale laadkracht op de kabel. Deze hoek moet 65° of meer bedragen. Zie Afbeelding 4.3. Kies hijskabels van de juiste maat en bevestig ze op de juiste wijze.
Loop niet onder hangende lasten door.
Draag persoonlijke beschermingsmiddelen zoals
handschoenen, een veiligheidsbril en veilig­heidsschoeisel om letsel te voorkomen.
4.7
Afhankelijk van het frequentieregelaarmodel en de conguratie kan de frequentieregelaar op de vloer of aan de wand worden gemonteerd.
De frequentieregelaarmodellen D1h-D2h en D5h-D8h zijn geschikt voor vloermontage. Op de vloer gemonteerde frequentieregelaars vereisen vrije ruimte onder de frequen­tieregelaar in verband met luchtcirculatie. Om in die ruimte te voorzien, kunnen de frequentieregelaars op een sokkel worden gemonteerd. De D7h- en D8h-frequentieregelaars zijn voorzien van een standaardsokkel. Voor frequentiere­gelaars in andere D-behuizingsgroottes zijn optionele sokkelsets leverbaar.
4 4
Afbeelding 4.3 De frequentieregelaar hijsen
De frequentieregelaar monteren
Frequentieregelaars met behuizingsgrootte D1h-D6h zijn geschikt voor wandmontage. De frequentieregelaarmo­dellen D3h en D4h zijn frequentieregelaars van het type IP 20/Chassis en kunnen naar keuze aan de wand of op een montageplaat in een kast worden gemonteerd.
Kabeldoorvoeren maken
Maak kabeldoorvoeren in de wartelplaat en installeer deze onderaan de frequentieregelaar voordat u de sokkel bevestigt of de frequentieregelaar monteert. De wartelplaat voorziet in toegang voor de doorvoer van netvoedings- en motorkabels, waarbij de beschermings­klasse IP 21/IP 54 (Type 1/Type 12) wordt gehandhaafd. Zie hoofdstuk 10.9 Afmetingen behuizing voor de afmetingen van wartelplaten.
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 21
Page 26
1
2
e30bg284.10
1
130BF662.10
2
Mechanische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
Gebruik een metaalpons om kabeldoorvoergaten
in de wartelplaat aan te brengen als de wartelplaat een metalen plaat is. Breng kabelwartels aan in de gaten. Zie Afbeelding 4.4.
Verwijder bij kunststof wartelplaten de benodigde
uitbreekpoorten om de kabels door te voeren. Zie Afbeelding 4.5.
44
1 Kabeldoorvoergat 2 Metalen wartelplaat
Afbeelding 4.4 Kabeldoorvoeren in wartelplaat van plaatmetaal
De frequentieregelaar op de sokkel bevestigen
Volg onderstaande stappen om een standaardsokkel te installeren. Raadpleeg voor het installeren van een optionele sokkelset de instructies die bij de set zijn geleverd. Zie Afbeelding 4.6.
1. Draai 4 M5-schroeven los en verwijder het frontpaneel van de sokkel.
2. Bevestig 2 M10-moeren op de draadstangen aan de achterzijde van de sokkel om die op het backchannel van de frequentieregelaar vast te zetten.
3. Bevestig 2 M5-schroeven via de achterste ens van de sokkel in de sokkelmontagebeugel op de frequentieregelaar.
4. Bevestig 4 M5-schroeven door de voorste ens van de sokkel heen in de bevestigingsgaten in de wartelplaat.
1 Kunststof uitbreekpoorten 2 Uitbreekpoorten verwijderd voor kabeldoorvoer
Afbeelding 4.5 Kabeldoorvoeren in wartelplaat van kunststof
22 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 27
e30bg484.10
1
3
4
5
6
7
8
9
10
2
200 (7.9)
Mechanische installatie Bedieningshandleiding
4 4
1 Wandafstandhouder voor sokkel 6 Achterste ens van sokkel 2 Bevestigingssleuven 7 M5-schroef (te bevestigen via achterste ens) 3 Montageens bovenaan frequentieregelaar 8 Voorste ens van sokkel 4 Bevestigingsgaten 9 Frontpaneel sokkel 5 M10-moeren (te bevestigen aan draadstangen) 10 M5-schroef (te bevestigen via voorste ens)
Afbeelding 4.6 Sokkelmontage bij D7h/D8h-frequentieregelaars
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 23
Page 28
1
2
e30bg289.10
1
2
e30bg288.10
Mechanische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
De frequentieregelaar op de vloer monteren
Volg onderstaande stappen om de sokkel op de vloer vast te zetten (na bevestiging van de frequentieregelaar aan de sokkel).
1. Bevestig 4 M10-bouten in de bevestigingsgaten in de onderkant van de sokkel, om hem op de vloer te vast te zetten. Zie Afbeelding 4.7.
2. Plaats het frontpaneel van de sokkel terug en zet
44
het vast met 4 M5-schroeven. Zie Afbeelding 4.6.
3. Schuif de wandafstandhouders voor de sokkel achter de montageens bovenaan de frequentie­regelaar. Zie Afbeelding 4.6.
4. Bevestig 2-4 M10-bouten in de bevestigingsgaten bovenaan de frequentieregelaar, om hem aan de wand te vast te zetten. Gebruik 1 bout voor elk bevestigingsgat. Het exacte aantal hangt af van de behuizingsgrootte. Zie Afbeelding 4.6.
1 Bevestigingsgaten 2 Onderkant sokkel
Afbeelding 4.7 Bevestigingsgaten sokkel op vloer
1 Bovenste bevestigingsgaten 2 Onderste bevestigingssleuven
Afbeelding 4.8 Bevestigingsgaten frequentieregelaar aan wand
De frequentieregelaar aan de wand bevestigen
Volg onderstaande stappen om een frequentieregelaar aan de wand te bevestigen. Zie Afbeelding 4.8.
1. Bevestig 2 M10-bouten zo in de wand dat ze zijn uitgelijnd met de bevestigingssleuven onderaan de frequentieregelaar.
2. Schuif de bevestigingssleuven over de M10­bouten.
3. Kantel de frequentieregelaar tegen de wand aan en zet de bovenkant met 2 M10-bouten vast in de bevestigingsgaten.
24 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 29
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5 Elektrische installatie
5.1 Veiligheidsvoorschriften
Zie hoofdstuk 2 Veiligheid voor algemene veiligheidsin­structies.
WAARSCHUWING
GEÏNDUCEERDE SPANNING
Geïnduceerde spanning uit motoruitgangskabels van meerdere frequentieregelaars die bij elkaar zijn geplaatst, kan de condensatoren van de apparatuur opladen, ook wanneer die apparatuur is afgeschakeld en vergrendeld (lockout). Wanneer u de motorkabels niet van elkaar gescheiden houdt en ook geen afgeschermde kabels gebruikt, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Houd motorkabels van elkaar gescheiden of
gebruik afgeschermde kabels.
Vergrendel alle frequentieregelaars tegelijk
(lockout).
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOKKEN
De frequentieregelaar kan een DC-stroom veroorzaken in de aardgeleider en daardoor leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Bij gebruik van een reststroomapparaat (RCD)
als beveiliging tegen elektrische schokken mag aan de voedingszijde van dit product uitsluitend een RCD van type B worden gebruikt.
Het niet opvolgen van de aanbeveling kan ertoe leiden dat de RCD niet de beoogde beveiliging biedt.
Overstroombeveiliging
Aanvullende beschermende apparatuur, zoals
kortsluitbeveiliging of thermische motorbevei­liging tussen de frequentieregelaar en de motor, is vereist voor toepassingen met meerdere motoren.
Ingangszekeringen zijn vereist om te voorzien in
kortsluitbeveiliging en overstroombeveiliging. Als deze zekeringen niet in de fabriek zijn aangebracht, moet de installateur ze plaatsen. Zie de maximale zekeringgrootte in hoofdstuk 10.7 Zekeringen.
Draadtype en -specicaties
De volledige bedrading moet voldoen aan de
nationale en lokale voorschriften ten aanzien van dwarsdoorsneden en omgevingstemperatuur.
Aanbeveling voor voedingsdraden: koperdraad
dat bestand is tegen minimaal 75 °C (167 °F).
Zie hoofdstuk 10.5 Kabelspecicaties voor de aanbevolen draaddiktes en -typen.
VOORZICHTIG
SCHADE AAN EIGENDOMMEN
Beveiliging tegen overbelasting van de motor maakt geen deel uit van de standaardinstellingen. Om die functie toe te voegen, stelt u parameter 1-90 Therm. motorbeveiliging in op [ETR-uitsch.] of [ETR-waarsch]. Voor de Noord-Amerikaanse markt: de ETR-functie biedt bescherming volgens klasse 20 tegen overbelasting van de motor volgens NEC. Als u parameter 1-90 Therm. motorbeveiliging niet op [ETR-uitsch.] of [ETR-waarsch.] instelt, betekent dit dat de motor niet wordt beschermd tegen overbelasting en dat er schade aan eigendommen kan ontstaan als de motor oververhit raakt.
5.2 EMC-correcte installatie
Om een EMC-correcte installatie uit te voeren, volgt u de instructies in:
Hoofdstuk 5.3 Bedradingsschema.
Hoofdstuk 5.4 Aansluiten op aarde.
Hoofdstuk 5.5 De motor aansluiten.
Hoofdstuk 5.6 De netvoeding aansluiten.
LET OP
AFSCHERMING MET GEDRAAIDE UITEINDEN (PIGTAILS)
Gedraaide uiteinden (pigtails) van de afscherming verhogen de impedantie van de afscherming bij hogere frequenties, waardoor het afschermingseect afneemt en de lekstroom toeneemt. Gebruik geïntegreerde afscher­mingsklemmen om montage met een afscherming met gedraaide uiteinden (pigtails) te vermijden.
Bij gebruik van afgeschermde kabels voor relais,
stuurkabels, signaalinterface, veldbus of rem moet u de afscherming aan beide uiteinden op de behuizing aansluiten. Als het pad naar aarde een hoge impedantie heeft of stroomvoerend is, moet u de aansluiting van de afscherming aan 1 kant onderbreken om aardlussen te vermijden.
Voer de stromen naar de eenheid terug met
behulp van een metalen montageplaat. Zorg voor
5 5
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 25
Page 30
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
een goed elektrisch contact van de montageplaat, via de montagebouten, naar het chassis van de frequentieregelaar.
Gebruik afgeschermde kabels voor motoruit-
gangskabels. Een andere mogelijkheid is het gebruik van niet-afgeschermde motorkabels in een kabelgoot.
LET OP
NALEVING PELV-EISEN
Voorkom elektrische schokken door gebruik te maken van een elektrische voeding van het type extra lage spanning (PELV – Protective Extra Low Voltage) en te voldoen aan lokale en nationale PELV-voorschriften.
LET OP
AFGESCHERMDE KABELS
Als er geen afgeschermde kabels of metalen kabelgoten worden gebruikt, voldoen de eenheid en de installatie
55
niet aan de voorgeschreven limieten voor radiofrequente (RF) emissie.
Zorg dat de motorkabels en remkabels zo kort
mogelijk worden gehouden, om het interferentie­niveau van het totale systeem te beperken.
Voorkom dat signaalgevoelige kabels naast
motorkabels en remweerstandskabels worden geïnstalleerd.
Volg de specieke normen voor communicatie-
protocollen op voor communicatie- en stuurlijnen. Danfoss adviseert het gebruik van afgeschermde kabels.
Zorg dat alle stuurklemaansluitingen voldoen aan
PELV.
LET OP
EMC-STORINGEN
Gebruik afzonderlijke, afgeschermde kabels voor motor­en stuurkabels en afzonderlijke kabels voor netvoeding, motorkabels en stuurkabels. Als voedings-, motor- en stuurkabels niet van elkaar worden gescheiden, kan dat resulteren in een onbedoelde werking of verminderde prestaties. De afstand tussen voedings-, motor- en stuurkabels moet minimaal 200 mm (7,9 in) bedragen.
LET OP
INSTALLATIE OP GROTE HOOGTE
Er bestaat een kans op overspanning. De scheiding tussen componenten en kritische delen is mogelijk onvoldoende en voldoet mogelijk niet aan de PELV­vereisten. Beperk de kans op overspanning door gebruik te maken van externe beschermende apparatuur of galvanische scheiding. Neem voor installaties op hoogtes boven 2000 m (6500 ft) contact op met Danfoss in verband met PELV-confor­miteit.
26 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 31
e30bf228.11
L1 L2 L3
PE
PE
u
v
w
2
1
3
5
16
17
18
14
12
8
7
10
9
4
11
13
4
6
15
90
4
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5 5
1 PLC 10 Netkabel (niet-afgeschermd) 2 Vereeningskabel van minimaal 16 mm² (6 AWG) 11 Uitgangscontactor en soortgelijke opties 3 Stuurkabels 12 Kabelisolatie gestript 4 De afstand tussen voedings-, motor- en stuurkabels moet
minimaal 200 mm (7,9 in) bedragen. 5 Netvoeding 14 Remweerstand 6 Blank (ongelakt) oppervlak 15 Metalen aansluitdoos 7 Tandveerringen 16 Aansluiting naar motor 8 Remkabel (afgeschermd) 17 Motor 9 Motorkabel (afgeschermd) 18 EMC-kabelwartel
Afbeelding 5.1 Voorbeeld van correcte EMC-installatie
13 Gemeenschappelijke aardingsrail (volg de nationale en lokale
voorschriften voor aarding van de behuizing op)
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 27
Page 32
e30bf111.12
230 V AC
50/60 Hz
TB5R1Regen +
Regen -
83
Regen (optional)
12Brake temperature
(NC)
Space heater (optional)
91 (L1)
92 (L2)
93 (L3)PE88 (-)
89 (+)
50 (+10 V OUT)
53 (A IN)
54 (A IN)
55 (COM A IN)
0/4-20 mA
12 (+24 V OUT)
13 (+24 V OUT)
18 (D IN)
20
(COM D IN)
15 mA
200 mA
(U) 96
(V) 97
(W) 98
(PE) 99
(COM A OUT) 39
(A OUT) 42
0/4-20 mA
03
+10 V DC
-10 V DC to +10 V DC
0/4-20 mA
24 V DC
02
01
05
04
06
240 V AC, 2A
24 V (NPN)
0 V (PNP)
0 V (PNP)
24 V (NPN)
19 (D IN)
24 V (NPN)
0 V (PNP)
27
24V
0V
(D IN/OUT)
0 V (PNP)
24 V (NPN)
(D IN/OUT)
0V
24V
29
24 V (NPN)
0 V (PNP)
0 V (PNP)
24 V (NPN)
33 (D IN)
32 (D IN)
1
2
ON
A53 U-I (S201)
ON 2
1
A54 U-I (S202)
ON=0/4-20 mA
OFF=0 to ±10 V
95
400 V AC, 2A
P 5-00
(R+) 82
(R-) 81
37 (D IN)
2)
+-+
-
(P RS485) 68
(N RS485) 69
(COM RS485) 61
0V5VS801
RS485
RS485
2
1
ON
S801/Bus Term.
OFF-ON
3-phase
power
input
Load share
Switch mode
power supply
Motor
Analog output
interface
Relay1
Relay2
ON=Terminated
OFF=Open
Brake
resistor
(NPN) = Sink
(PNP) = Source
===
240 V AC, 2A
400 V AC, 2A
-10 V DC to +10 V DC
10 V DC
(optional)
(optional)
TB6 Contactor
1)
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
5.3 Bedradingsschema
55
Afbeelding 5.2 Eenvoudig bedradingsschema
1) TB6-contactor is alleen aanwezig in D6h- en D8h-frequentieregelaars met een contactoroptie.
2) Klem 37 (optioneel) wordt gebruikt voor Safe Torque O. Zie VLT® frequentieregelaars - Safe Torque O Bedieningshandleiding voor meer informatie.
28 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 33
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.4 Aansluiten op aarde
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
De aardlekstroom bedraagt meer dan 3,5 mA. Een onjuiste aarding van de frequentieregelaar kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Zorg dat de apparatuur correct is geaard door een erkende elektrisch installateur.
Voor elektrische veiligheid
Aard de frequentieregelaar volgens de relevante normen en richtlijnen.
Gebruik een afzonderlijke aarddraad voor de voedende bekabeling, de motorbekabeling en de stuurkabels.
Aard een frequentieregelaar niet op een andere, bv. door de aardverbindingen door te lussen.
Houd de aarddraadverbindingen zo kort mogelijk.
Volg de bedradingsvereisten van de motorfabrikant op.
Minimale kabeldoorsnede: 10 mm² (6 AWG) (of 2 nominale aarddraden die afzonderlijk zijn aangesloten).
Haal de klemmen aan volgens de informatie in hoofdstuk 10.8.1 Aanhaalmomenten voor bevestigingen.
5 5
Voor een EMC-correcte installatie
Zorg voor elektrisch contact tussen de kabelafscherming en de behuizing van de frequentieregelaar met behulp
van metalen kabelwartels of de klemmen die op de apparatuur aanwezig zijn.
Gebruik sterk gevlochten draad (litzedraad, high-strand wire) om snelle elektrische transiënten te beperken.
Gebruik geen afscherming met gedraaide uiteinden (pigtails).
LET OP
POTENTIAALVEREFFENING
Er bestaat een risico op snelle elektrische transiënten wanneer de aardpotentiaal van de frequentieregelaar niet overeenkomt met de aardpotentiaal van het regelsysteem. Installeer vereeningskabels tussen de systeemcompo­nenten. Aanbevolen kabeldoorsnede: 16 mm² (5 AWG).
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 29
Page 34
e30bg266.10
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
55
Afbeelding 5.3 Aardklemmen (D1h weergegeven)
30 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 35
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.5 De motor aansluiten
WAARSCHUWING
GEÏNDUCEERDE SPANNING
Door geïnduceerde spanning vanuit motoruitgangskabels die bij elkaar in de buurt lopen, kunnen de condensatoren van de apparatuur worden opgeladen, ook wanneer die apparatuur is afgeschakeld en vergrendeld (lockout). Wanneer u de motorkabels niet van elkaar gescheiden houdt en ook geen afgeschermde kabels gebruikt, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Volg de nationale en lokale voorschriften ten aanzien van kabelgroottes op. Zie hoofdstuk 10.5 Kabelspecicaties
voor de maximale draaddiktes.
Volg de bedradingsvereisten van de motorfabrikant op.
Onderaan eenheden van het type IP 21 (NEMA 1/12) en hoger zijn uitbreekpoorten of toegangspanelen
aangebracht voor het aansluiten van de motorkabels.
Sluit geen starter of poolomschakelingsapparaat (voor bv. Dahlandermotor of sleepringmotor) aan tussen de
frequentieregelaar en de motor.
Procedure
1. Verwijder een deel van de buitenste kabelisolatie.
2. Plaats de gestripte draad onder de kabelklem om een mechanische bevestiging en elektrisch contact tussen de kabelafscherming en aarde te verkrijgen.
3. Sluit de aarddraad aan op de dichtstbijzijnde aardklem volgens de aardingsinstructies in hoofdstuk 5.4 Aansluiten op aarde. Zie Afbeelding 5.4.
4. Sluit de 3-fasige motorkabel aan op klem 96 (U), 97 (V) en 98 (W). Zie Afbeelding 5.4.
5. Haal de klemmen aan volgens de informatie in hoofdstuk 10.8.1 Aanhaalmomenten voor bevestigingen.
5 5
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 31
Page 36
e30bg268.10
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
55
Afbeelding 5.4 Motorklemmen (D1h weergegeven)
32 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 37
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.6 De netvoeding aansluiten
Bepaal de juiste draaddikte op basis van de ingangsstroom van de frequentieregelaar. Zie hoofdstuk 10.1 Elektrische
gegevens voor de maximale draaddiktes.
Volg de nationale en lokale voorschriften ten aanzien van kabelgroottes op.
Procedure
1. Verwijder een deel van de buitenste kabelisolatie.
2. Plaats de gestripte draad onder de kabelklem om een mechanische bevestiging en elektrisch contact tussen de kabelafscherming en aarde te verkrijgen.
3. Sluit de aarddraad aan op de dichtstbijzijnde aardklem volgens de aardingsinstructies in hoofdstuk 5.4 Aansluiten op aarde.
4. Sluit de 3-fasige netvoedingskabels aan op klem R, S en T. Zie Afbeelding 5.5.
5. Haal de klemmen aan volgens de informatie in hoofdstuk 10.8.1 Aanhaalmomenten voor bevestigingen.
6. Als de frequentieregelaar wordt gevoed via een geïsoleerde netbron (IT-net of zwevende driehoekschakeling) of TT/TN-S met één zijde geaard (geaarde driehoekschakeling), moet u ervoor zorgen dat parameter 14-50 RFI Filter is ingesteld op [0] Uit om schade aan de DC-tussenkring te voorkomen en de aardcapaciteitsstromen te beperken.
LET OP
UITGANGSCONTACTOR
Danfoss raadt het af om een uitgangscontactor te gebruiken voor 525-690 V-frequentieregelaars die zijn aangesloten op een IT-net.
5 5
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 33
Page 38
e30bg267.10
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
55
Afbeelding 5.5 Netklemmen (D1h weergegeven). Zie hoofdstuk 5.8 Klemafmetingen voor een gedetailleerde weergave van de klemmen
34 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 39
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.7 Regeneratie-/loadsharingklemmen aansluiten
De optionele regeneratie-/loadsharingklemmen bevinden zich bovenaan de frequentieregelaar. Voor frequentieregelaars met een IP 21/IP 54-behuizing wordt de bedrading door een afdekking rondom de klemmen gevoerd. Zie Afbeelding 5.5.
Bepaal de juiste draaddikte op basis van de stroom van de frequentieregelaar. Zie hoofdstuk 10.1 Elektrische
gegevens voor de maximale draaddiktes.
Volg de nationale en lokale voorschriften ten aanzien van kabelgroottes op.
Procedure
1. Verwijder 2 stekkers (voor boven- dan wel zijinvoer) van de klemafdekking.
2. Plaats kabelaansluitingen in de gaten in de klemafdekking.
3. Verwijder een deel van de buitenste kabelisolatie.
4. Voer de gestripte kabel door de aansluitingen.
5. Sluit de DC(+)-kabel aan op de DC(+)-klem en zet hem vast met 1 M10-schroef.
6. Sluit de DC(-)-kabel aan op de DC(-)-klem en zet hem vast met 1 M10-schroef.
7. Haal de klemmen aan volgens hoofdstuk 10.8.1 Aanhaalmomenten voor bevestigingen.
5 5
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 35
Page 40
e30bg485.10
244 (9.6)
101 (4.0)
125 (4.9)
14 (0.6)
32 (1.3)
16 (0.6)
125 (4.9)
95 (3.7)
236 (9.3)
87 (3.4)
1
2
3
6
7
8
9
11
4
5
10
12
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
55
1 Openingen bovenaan voor regeneratie-/loadsharingklemmen 7 DC(+)-klem 2 Klemafdekking 8 DC(-)-klem 3 Openingen zijkant voor regeneratie-/loadsharingklemmen 9 Gat voor M10-schroef 4 Bovenaanzicht 10 Close-upweergave 5 Zijaanzicht 11 Regeneratie-/loadsharingklemmen 6 Aanzicht zonder afdekking 12 Vooraanzicht
Afbeelding 5.6 Regeneratie-/loadsharingklemmen in behuizingsgrootte D
36 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 41
88 (3.5)
0.0
200 (7.9)
130BF342.10
0.0
94 (3.7)
293 (11.5)
263 (10.4)
33 (1.3)
62 (2.4)
101 (4.0)
140 (5.5)
163 (6.4)
185 (7.3)
224 (8.8)
2
1
3
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.8 Klemafmetingen
5.8.1 Klemafmetingen D1h
5 5
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Aardklemmen
Afbeelding 5.7 Klemafmetingen D1h (vooraanzicht)
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 37
Page 42
130BF343.10
244 (9.6)
272 (10.7)
0.0
0.0
1 2
M10
M10
32 (1.3)
13 (0.5)
32 (1.3)
13 (0.5)
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
55
1 Netklemmen 2 Motorklemmen
Afbeelding 5.8 Klemafmetingen D1h (zijaanzicht)
38 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 43
130BF345.10
143 (5.6)
168 (6.6)
331 (13.0)
211 (8.3)
168 (6.6)
143 (5.6)
42 (1.6)
68 (2.7)
126 (5.0)
184 (7.2)
246 (9.7)
300 (11.8)
354 (13.9)
378 (14.9)
0.0
0.0
2
1
3
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.8.2 Klemafmetingen D2h
5 5
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Aardklemmen
Afbeelding 5.9 Klemafmetingen D2h (vooraanzicht)
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 39
Page 44
130BF346.10
0.0
0.0
1 2
255 (10.0)
284 (11.2)
M10
15 (0.6)
38 (1.5)
19 (0.8)
15 (0.6)
18 (0.7)
35 (1.4)
M10
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
55
1 Netklemmen 2 Motorklemmen
Afbeelding 5.10 Klemafmetingen D2h (zijaanzicht)
40 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 45
130BF341.10
83 (3.3)
0.0
188 (7.4)
22 (0.9)
62 (2.4)
101 (4.0)
145 (5.7)
184 (7.2)
223 (8.8)
152 (6.0)
217 (8.5)
292 (11.5)
0.0
2
1
3
4
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.8.3 Klemafmetingen D3h
5 5
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen 4 Aardklemmen
Afbeelding 5.11 Klemafmetingen D3h (vooraanzicht)
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 41
Page 46
M10
13 (0.5)
32 (1.3)
59 (2.3)
12 (0.5)
10 (0.4)
38 (1.5)
M10
244 (9.6)
290 (11.4)
272 (10.7)
130BF344.10
0.0
0.0
3
2
1
5
4
6
7
M10
13 (0.5)
32 (1.3)
145 (5.7)
182 (7.2)
3X M8x18
0
0
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
55
1 en 6 Onderste rem-/regeneratieklemmen 3 en 5 Netklemmen 2 en 7 Motorklemmen 4 Aardklemmen
Afbeelding 5.12 Klemafmetingen D3h (zijaanzicht)
42 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 47
33 (1.3)
91 (3.6)
149 (5.8)
211 (8.3)
265 (10.4)
319 (12.6)
200 (7.9)
319 (12.6)
376 (14.8)
293 (11.5)
237 (9.3)
130BF347.10
0.0
o.o
1
3
2
4
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.8.4 Klemafmetingen D4h
5 5
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen 4 Aardklemmen
Afbeelding 5.13 Klemafmetingen D4h (vooraanzicht)
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 43
Page 48
5
4
6
7
91 (3.6)
13 (0.5)
200 (7.9)
259 (10.2)
3X M10X20
0
0
M10
19 (0.8)
38 (1.5)
255 (10.0)
306 (12.1)
284 (11.2)
130BF348.10
0.0
0.0
3
2
1
M10
22 (0.9)
35 (1.4)
15 (0.6)
18 (0.7)
M10
16 (0.6)
32 (1.3)
19 (0.7)
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
55
1 en 6 Rem-/regeneratieklemmen 3 en 5 Netklemmen 2 en 7 Motorklemmen 4 Aardklemmen
Afbeelding 5.14 Klemafmetingen D4h (zijaanzicht)
44 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 49
130BF349.10
0.0
0.0
45 (1.8)
46 (1.8)
99 (3.9)
153 (6.0)
146 (5.8)
182 (7.2)
193 (7.6)
249 (9.8)
221 (8.7)
260 (10.2)
118 (4.6)
148 (5.8)
90 (3.6)
196 (7.7)
227 (9.0)
221 (8.7)
3
4
2
1
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.8.5 Klemafmetingen D5h
5 5
1 Netklemmen 3 Remklemmen 2 Aardklemmen 4 Motorklemmen
Afbeelding 5.15 Klemafmetingen D5h met netschakelaaroptie (vooraanzicht)
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 45
Page 50
0.0
0.0
113 (4.4)
206 (8.1)
130BF350.10
1
3
2
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
55
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen
Afbeelding 5.16 Klemafmetingen D5h met netschakelaaroptie (zijaanzicht)
46 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 51
130BF351.10
1
2
0.0
33 (1.3)
0.0
62 (2.4)
101 (4.0)
140 (5.5)
163 (6.4)
185 (7.3)
191 (7.5)
224 (8.8)
256 (10.1)
263 (10.4)
293 (11.5)
511 (20.1)
517 (20.4)
623 (24.5)
727 (28.6)
3
4
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5 5
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen 4 Aardklemmen
Afbeelding 5.17 Klemafmetingen D5h met remoptie (vooraanzicht)
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 47
Page 52
130BF352.10
246 (9.7)
293 (11.5)
274 (10.8)
0.0
0.0
2
1
3
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
55
1 Remklemmen 3 Motorklemmen 2 Netklemmen
Afbeelding 5.18 Klemafmetingen D5h met remoptie (zijaanzicht)
48 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 53
130BF353.10
0.0
96 (3.8)
195 (7.7)
227 (8.9)
123 (4.8)
153 (6.0)
458 (18.0)
0.0
46 (1.8)
50 (2.0)
99 (3.9)
147 (5.8)
182 (7.2)
193 (7.6)
221 (8.7)
249 (9.8)
260 (10.2)
146 (5.8)
3
2
1
4
5
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.8.6 Klemafmetingen D6h
5 5
1 Netklemmen 4 Remklemmen 2 Aardklemmen 5 Motorklemmen 3 TB6-klemmenblok voor contactor
Afbeelding 5.19 Klemafmetingen D6h met contactoroptie (vooraanzicht)
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 49
Page 54
e30bf354.10
0.0
0.0
123
286 (11.2)
113 (4.4)
206 (8.1)
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
55
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen
Afbeelding 5.20 Klemafmetingen D6h met contactoroptie (zijaanzicht)
50 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 55
130BF355.10
99 (3.9)
153 (6.0)
0.0
225 (8.9)
45 (1.8)
0.0
4
1
2
5
3
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5 5
1 Netklemmen 4 Remklemmen 2 Aardklemmen 5 Motorklemmen 3 TB6-klemmenblok voor contactor
Afbeelding 5.21 Klemafmetingen D6h met contactor- en netschakelaaropties (vooraanzicht)
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 51
Page 56
130BF356.10
0.0
286 (11.2)
1
2
3
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
55
1 Remklemmen 3 Motorklemmen 2 Netklemmen
Afbeelding 5.22 Klemafmetingen D6h met contactor- en netschakelaaropties (zijaanzicht)
52 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 57
130BF357.10
467 (18.4)
0.0
52 (2.1)
0.0
99 (3.9)
145 (5.7)
1
2
3
4
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5 5
1 Netklemmen 3 Remklemmen 2 Aardklemmen 4 Motorklemmen
Afbeelding 5.23 Klemafmetingen D6h met circuitbreakeroptie (vooraanzicht)
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 53
Page 58
130BF358.10
163 (6.4)
0.0
1
2
3
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
55
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen
Afbeelding 5.24 Klemafmetingen D6h met circuitbreakeroptie (zijaanzicht)
54 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 59
130BF359.10
0.0
0.0
2
1
372 (14.7)
412 (16.2)
395 (15.6)
515 (20.3)
66 (2.6)
95 (3.7)
131 (5.1)
151 (5.9)
195 (7.7)
238 (9.4)
292 (11.5)
346 (13.6)
49 (1.9)
198 (7.8)
368 (14.5)
545 (21.4)
3
4
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.8.7 Klemafmetingen D7h
5 5
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen 4 Aardklemmen
Afbeelding 5.25 Klemafmetingen D7h met netschakelaaroptie (vooraanzicht)
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 55
Page 60
0.0
130BF360.10
119 (4.7)
276 (10.9)
1
2
3
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
55
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen
Afbeelding 5.26 Klemafmetingen D7h met netschakelaaroptie (zijaanzicht)
56 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 61
130BF361.10
0.0
66 (2.6)
123 (4.9)
181 (7.1)
243 (9.6)
269 (10.6)
297 (11.7)
325 (12.8)
351 (13.8)
40 (1.6)
0.0
1009 (39.7)
1034 (40.7)
1082 (42.6)
1202 (47.3)
1260 (49.6)
375 (14.8)
2
1
3 4
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5 5
1 Netklemmen 3 Remklemmen 2 Aardklemmen 4 Motorklemmen
Afbeelding 5.27 Klemafmetingen D7h met remoptie (vooraanzicht)
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 57
Page 62
130BF362.10
290 (11.4)
0.0
257 (10.1)
309 (12.1)
0.0
2
1
3
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
55
1 Remklemmen 3 Motorklemmen 2 Netklemmen
Afbeelding 5.28 Klemafmetingen D7h met remoptie (zijaanzicht)
58 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 63
69 (2.7)
0.0
123 (4.9)
177 (7.0)
238 (9.4)
292 (11.5)
346 (13.6)
49 (1.9)
378 (14.9)
198 (7.8)
378 (14.9)
0.0
418 (16.5)
898 (35.3)
401 (15.8)
521 (20.5)
95 (3.7)
151 (5.9)
130BF367.10
1
2
3
4
5
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.8.8 Klemafmetingen D8h
5 5
1 Netklemmen 4 TB6-klemmenblok voor contactor 2 Remklemmen 5 Motorklemmen 3 Aardklemmen
Afbeelding 5.29 Klemafmetingen D8h met contactoroptie (vooraanzicht)
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 59
Page 64
130BF368.10
119 (4.7)
0.0
252 (9.9)
127 (5.0)
0.0
1
32
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
55
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen
Afbeelding 5.30 Klemafmetingen D8h met contactoroptie (zijaanzicht)
60 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 65
130BF369.10
567 (22.3)
0.0
58 (2.3)
0.0
123 (4.9)
188 (7.4)
1
2
3
4
5
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5 5
1 Netklemmen 4 TB6-klemmenblok voor contactor 2 Remklemmen 5 Motorklemmen 3 Aardklemmen
Afbeelding 5.31 Klemafmetingen D8h met contactor- en netschakelaaropties (vooraanzicht)
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 61
Page 66
130BF370.10
246 (9.7)
0.0
1
2
3
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
55
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen
Afbeelding 5.32 Klemafmetingen D8h met contactor- en netschakelaaropties (zijaanzicht)
62 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 67
1
2
3
4
605 (23.8)
85 (3.3)
154 (6.1)
224 (8.8)
0
0
130BF371.10
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5 5
1 Netklemmen 3 Aardklemmen 2 Remklemmen 4 Motorklemmen
Afbeelding 5.33 Klemafmetingen D8h met circuitbreakeroptie (vooraanzicht)
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 63
Page 68
202 (8.0)
130BF372.10
0.0
1
2
3
1
3
2
M10
20 (0.8)
15 (0.6)
40 (1.6)
M10
15 (0.6)
16 (0.6)
32 (1.3)
M10
20
14 (0.5)
18 (0.7)
(0.8)
35 (1.4)
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
55
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen
Afbeelding 5.34 Klemafmetingen D8h met circuitbreakeroptie (zijaanzicht)
64 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 69
130BF144.10
12 13 18 19 27 29 32 33 20 37
39696861 42 50 53 54 55
130BF145.10
1
2
3
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.9 Stuurkabels
Alle klemmen naar de stuurkabels bevinden zich onder het LCP in de frequentieregelaar. De stuurklemmen zijn bereikbaar door de deur te openen (D1h/D2h/D5h/D6h/D7h/D8h) of door het frontpaneel te verwijderen (D3h/D4h).
5.9.1 Stuurkabelroute
Isoleer stuurkabels van hoogvermogencompo-
nenten in de frequentieregelaar.
Bind alle stuurkabels na plaatsing vast.
Sluit afschermingen aan om te zorgen voor
optimale elektrische immuniteit.
Wanneer een thermistor op de frequentieregelaar
wordt aangesloten, moet u ervoor zorgen dat de stuurkabels van de thermistor afgeschermd en versterkt/dubbel geïsoleerd zijn. Het gebruik van een 24 V DC-voeding wordt aanbevolen.
Aansluiting veldbus
Er moeten aansluitingen worden gemaakt naar alle relevante opties op de stuurkaart. Zie de relevante veldbu­sinstructies voor meer informatie. De kabel moet in de eenheid langs andere stuurkabels worden geleid en worden vastgezet.
5.9.2 Stuurklemtypen
Afbeelding 5.35 toont de verwijderbare connectoren van de frequentieregelaar. In Tabel 5.1 Tabel 5.3 vindt u een overzicht van de functies en standaardinstellingen van de klemmen.
1 Klemmen voor seriële communicatie 2 Digitale in-/uitgangsklemmen 3 Analoge in-/uitgangsklemmen
Afbeelding 5.36 Klemnummers zoals aangegeven op de connectoren
Klem Parameter Standaard-
instelling
61 Geïntegreerd RC-lter
68 (+) Parametergroep
8-3* FC-
poortinst.
69 (-) Parametergroep
8-3* FC-
poortinst.
RS485-interface. Op
Beschrijving
voor kabelaf­scherming. UITSLUITEND voor het aansluiten van de afscherming in geval van EMC-problemen.
de stuurkaart is een schakelaar (BUS TER.) aanwezig die als afsluitweerstand voor de bus kan worden gebruikt. Zie Afbeelding 5.40.
5 5
Tabel 5.1 Beschrijving klemmen voor seriële communicatie
Digitale in-/uitgangsklemmen
Klem Parameter Standaard-
instelling
12, 13 +24 V DC 24 V DC-voedings-
Afbeelding 5.35 Stuurklemposities
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 65
Beschrijving
spanning voor digitale ingangen en externe transductoren. De maximale uitgangs­stroom bedraagt 200 mA voor alle 24 V-belastingen.
Page 70
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
Digitale in-/uitgangsklemmen
Klem Parameter Standaard-
instelling
18 Parameter 5-10
Klem 18 digitale
ingang
19 Parameter 5-11
Klem 19 digitale
ingang
32 Parameter 5-14
Klem 32 digitale
ingang
55
33 Parameter 5-15
Klem 33 digitale
ingang
27 Parameter 5-12
Klem 27 digitale
ingang
29 Parameter 5-13
Klem 29 digitale
ingang
20 Common voor
37 STO Als de optionele STO-
Tabel 5.2 Beschrijving digitale in-/uitgangsklemmen
[8] Start Digitale ingangen.
[10]
Omkeren
[0] Niet in
bedrijf
[0] Niet in
bedrijf
[2] Vrijloop
geïnv.
[14] Jog
Beschrijving
Voor digitale ingang of uitgang. De standaardinstelling is ingang.
digitale ingangen en 0 V-potentiaal voor 24 V-voeding.
functie niet wordt gebruikt, is er een jumperkabel vereist tussen klem 12 (of
13) en klem 37. Hierdoor is het mogelijk om de frequentieregelaar te laten werken met de standaard fabrieksin­stellingen.
Klem Parameter Standaard-
53 Parametergroep
54 Parametergroep
55 Common voor
Tabel 5.3 Beschrijving analoge in-/uitgangsklemmen
5.9.3 Bedrading naar stuurklemmen
De stuurklemmen bevinden zich in de buurt van het LCP. Stuurklemconnectoren kunnen worden losgekoppeld van de frequentieregelaar. Dat maakt het installeren eenvoudig, zoals te zien is in Afbeelding 5.35. Naar keuze kunt u draad met massieve kern of buigzame draad aansluiten op de stuurklemmen. Gebruik de volgende procedures om de stuurdraden aan te sluiten of los te koppelen.
LET OP
Houd stuurkabels zo kort mogelijk en gescheiden van hoogvermogenkabels om interferentie te minimaliseren.
Draden aansluiten op stuurklemmen
1. Strip 10 mm (0,4 in) van de kunststof mantel aan
2. Steek de stuurdraad in het contact.
Analoge in-/uitgangsklemmen
instelling
Referentie Analoge ingang. Voor
6-1* Anal.
ingang 1.
Terugkop-
6-2* Anal.
ingang 2
peling
het uiteinde van de draad.
Draad met massieve kern: druk de
onbedekte draad in het contact. Zie Afbeelding 5.37.
Buigzame draad: open het contact door
een kleine schroevendraaier in de sleuf
Beschrijving
spanning of stroom. Schakelaar A53 en A54 worden ingesteld op mA of V.
analoge ingang.
tussen de klemopening te steken en de
Analoge in-/uitgangsklemmen
Klem Parameter Standaard-
instelling
39 Common voor
42 Parameter 6-50
Klem 42 uitgang
50 +10 V DC 10 V DC analoge
[0] Niet in
bedrijf
Beschrijving
analoge uitgang. Programmeerbare analoge uitgang. 0-20 mA of 4-20 mA bij maximaal 500 Ω.
voedingsspanning voor potentiometer of thermistor. Maximaal 15 mA.
3. Trek voorzichtig aan de draad om te controleren of de kabel stevig in het contact is geklemd. Loszittende stuurkabels kunnen storingen in de apparatuur of een verminderde werking tot gevolg hebben.
schroevendraaier naar binnen te drukken. Zie Afbeelding 5.38. Steek vervolgens de gestripte draad in het contact en verwijder de schroeven­draaier.
66 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 71
e30bg283.10
10 mm (0.4)
12 13 18 19 27 29 32 33
130BD546.11
2
1
10 mm
[0.4 inches]
12 13 18 19 27 29 32 33
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
Afbeelding 5.37 Stuurdraden met massieve kern aansluiten
Afbeelding 5.38 Buigzame stuurdraden aansluiten
Draden loskoppelen van de stuurklemmen
1. Om het contact te openen, steekt u een kleine
2. Trek voorzichtig aan de draad om die uit het
Zie hoofdstuk 10.5 Kabelspecicaties voor de draaddiktes voor stuurklemmen en hoofdstuk 8 Voorbeelden toepas- singssetup voor typische stuurbedradingsaansluitingen.
5.9.4 Motorwerking mogelijk maken (klem
27)
Er is er een jumperkabel vereist tussen klem 12 (of 13) en klem 27 om de frequentieregelaar te laten werken wanneer de standaard fabrieksinstellingen worden gebruikt.
schroevendraaier in de sleuf tussen de klemopening en drukt u de schroevendraaier naar binnen.
contact van de stuurklem te verwijderen.
Digitale ingangsklem 27 is ontworpen om een extern-vergrendelingscommando van 24 V DC te ontvangen.
Wanneer geen vergrendelingsapparaat wordt gebruikt, moet u een jumper aansluiten tussen stuurklem 12 (aanbevolen) of 13 en klem 27. Deze draad zorgt voor een intern 24 V-signaal op klem 27.
Wanneer de statusregel onderaan het LCP de
tekst AUTO EXTERN VRIJLOOP weergeeft, betekent dit dat de eenheid bedrijfsklaar is, maar dat er een ingangssignaal op klem 27 ontbreekt.
Wanneer in de fabriek geïnstalleerde optionele
apparatuur via bedrading is aangesloten op klem 27, mag u die bedrading niet verwijderen.
LET OP
De frequentieregelaar kan niet werken zonder een signaal op klem 27, tenzij klem 27 opnieuw wordt geprogrammeerd via parameter 5-12 Klem 27 digitale ingang.
5.9.5 RS485 seriële communicatie
congureren
RS485 is een 2-draads businterface die compatibel is met multi-droptopologie en de volgende functionaliteit biedt:
Het Danfoss FC- of Modbus RTU-communicatie-
protocol, beide geïntegreerd in de frequentieregelaar, kan worden gebruikt.
De functies kunnen op afstand worden
geprogrammeerd met behulp van de protocol­software en de RS485-aansluiting of via
parametergroep 8-** Comm. en opties.
Door het selecteren van een speciek communi-
catieprotocol worden diverse standaard parameterinstellingen automatisch aangepast aan de specicaties voor het betreende protocol. Daarnaast worden extra protocolspecieke parameters toegankelijk gemaakt.
Voor andere communicatieprotocollen zijn
optiekaarten voor de frequentieregelaar beschikbaar. Zie de optiekaartdocumentatie voor installatie- en bedieningsinstructies.
Op de stuurkaart is een schakelaar (BUS TER.)
aanwezig die als afsluitweerstand voor de bus kan worden gebruikt. Zie Afbeelding 5.40.
Voor een basisconguratie van de seriële communicatie voert u onderstaande stappen uit:
1. Sluit de RS485-kabel voor seriële communicatie aan op klem (+)68 en (-)69.
1a Gebruik afgeschermde kabels voor
seriële communicatie (aanbevolen).
1b Zie hoofdstuk 5.4 Aansluiten op aarde
voor de juiste aarding.
2. Selecteer de volgende parameterinstellingen:
2a Type protocol in parameter 8-30 Protocol.
2b Adres frequentieregelaar in
parameter 8-31 Address.
5 5
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 67
Page 72
61
68
69
+
130BB489.10
RS485
Elektrische installatie
VLT® AutomationDrive FC 302
2c Baudsnelheid in parameter 8-32 Baud
Rate.
55
Afbeelding 5.39 Bedradingsschema voor seriële communicatie
5.9.6 Bedrading Safe Torque O (STO)
De functie Safe Torque O (STO) is een onderdeel van een veiligheidssysteem. STO voorkomt dat de eenheid de spanning genereert die nodig is om de motor te laten draaien.
Om de STO-functie te kunnen gebruiken, is aanvullende bedrading voor de frequentieregelaar vereist. Zie Safe
O Operating Instructions voor meer informatie.
Torque
5.9.7 De kastverwarming bedraden
De kastverwarming is een optie die voorkomt dat er condensvorming in de behuizing optreedt als de eenheid is uitgeschakeld. De optie is bedoeld voor veldbedrading en wordt geregeld door een extern systeem.
Specicaties
Nominale spanning: 100-240
Draaddikte: 12-24 AWG
Specicaties
Ui/[V]: 690
U
/[kV]: 4
imp
Verontreinigingsgraad: 3
Ith/[A]: 16
Kabelgrootte: 1...2 x 0,75...2,5 mm²
Maximale zekering: 16 A/gG
NEMA: A600, R300, draaddikte: 18-14 AWG, 1(2)
5.9.9 De temperatuurschakelaar voor de remweerstand bedraden
Het klemmenblok voor de remweerstand bevindt zich op de voedingskaart en maakt het mogelijk om een tempera­tuurschakelaar voor de remweerstand aan te sluiten. De schakelaar is te congureren als verbreekcontact (NC) of maakcontact (NO). Als de ingang verandert, schakelt een signaal de frequentieregelaar uit (trip) en wordt op het LCP-display alarm 27, Rem IGBT weergegeven. Tegelijkertijd houdt de frequentieregelaar op met remmen en gaat de motor vrijlopen.
1. Kijk op de voedingskaart waar het klemmenblok voor de remweerstand (klem 104-106) zich bevindt. Zie Afbeelding 3.3.
2. Verwijder de M3-schroeven waarmee de jumper op de voedingskaart is bevestigd.
3. Verwijder de jumper en bedraad de temperatuur­schakelaar voor de remweerstand op 1 van de volgende manieren:
3a Normaal gesloten (verbreekcontact).
Aansluiten op de klemmen 104 en 106.
3b Normaal open (maakcontact).
Aansluiten op de klemmen 104 en 105.
4. Zet de bedrading van de schakelaar vast met de M3-schroeven. Haal aan met 0,5-0,6 Nm (5 in-lb).
5.9.8 De hulpcontacten naar de netschakelaar bedraden
De netschakelaar is een optie die in de fabriek wordt geïnstalleerd. De hulpcontacten die samen met de netschakelaar worden gebruikt, worden niet in de fabriek geïnstalleerd. Dat biedt meer exibiliteit bij de installatie. De contacten kunnen zonder gereedschap in positie worden geklikt.
De contacten moeten in specieke posities op de netscha­kelaar worden geïnstalleerd op basis van hun functie. Raadpleeg het datablad in de accessoiretas die bij de frequentieregelaar wordt geleverd.
68 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
5.9.10 Spannings-/stroomingangssignaal selecteren
De analoge ingangsklemmen 53 en 54 kunnen worden ingesteld als ingangssignalen voor spanning (0-10 V) of stroom (0/4-20 mA).
Standaard parameterinstelling:
Klem 53: snelheidsreferentiesignaal in een
regeling zonder terugkoppeling (zie parameter 16-61 Terminal 53 Switch Setting).
Klem 54: terugkoppelingssignaal in een regeling
met terugkoppeling (zie parameter 16-63 Terminal 54 Switch Setting).
Page 73
130BF146.10
BUS TER.
OFF-ON
A53 A54
U- I U- I
1
2
N O
1
2
N O
1
2
N O
1
2
N O
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
LET OP
Onderbreek de voeding naar de frequentieregelaar voordat u een schakelaar omzet.
1. Verwijder het LCP. Zie Afbeelding 5.40.
2. Verwijder alle optionele apparatuur die de schakelaars afdekt.
3. Stel de schakelaars A53 en A54 in voor het gewenste signaaltype (U = spanning, I = stroom).
5 5
Afbeelding 5.40 Positie van de schakelaars voor klem 53 en 54
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 69
Page 74
Opstartchecklist
VLT® AutomationDrive FC 302
6 Opstartchecklist
Voordat u de installatie van de eenheid voltooit, moet u eerst de volledige installatie inspecteren zoals aangegeven in Tabel 6.1. Vink de items af wanneer ze voltooid zijn.
6
Inspecteren Beschrijving
Motor
Schakelaars
Hulpapparatuur
Bekabeling
Stuurkabels
Bedrading voor in­en uitgangsvermogen
Aarding
Zekeringen en circuitbreaker
Vrije ruimte voor koeling
Omgevingscondities•Controleer of aan de omgevingscondities wordt voldaan. Zie hoofdstuk 10.4 Omgevingscondities.
Binnenzijde van de frequentieregelaar
Controleer de elektrische geleiding van de motor door de ohmwaarden te meten op U-V (96-97), V-W
(97-98) en W-U (98-96).
Controleer of de voedingsspanning overeenkomt met de spanning van de frequentieregelaar en de motor.
Verzeker u ervan dat alle schakelaars en lastscheiders in de juiste stand staan.
Kijk of er hulpapparatuur, schakelaars, lastscheiders of ingangszekeringen/circuitbreakers aanwezig zijn op
de voedingsingangszijde van de frequentieregelaar of op de uitgangszijde naar de motor. Ga na of die geschikt zijn om bij vol toerental te worden gebruikt.
Controleer de functie en installatie van sensoren die worden gebruikt voor terugkoppeling naar de
frequentieregelaar.
Verwijder eventuele arbeidsfactorcorrigerende condensatoren van de motor.
Pas eventuele arbeidsfactorcorrigerende condensatoren aan de voedingszijde aan en zorg dat ze worden
gedempt.
Zorg dat de motorkabels, remkabels (waar aanwezig) en stuurkabels van elkaar zijn gescheiden of zijn
afgeschermd, of in 3 afzonderlijke metalen kabelgoten zijn geplaatst, om hoogfrequente storing tegen te gaan.
Controleer op gebroken of beschadigde draden en loszittende aansluitingen.
Controleer of de stuurkabels zijn gescheiden van hoogvermogenkabels, voor verminderde storingsgevoe-
ligheid.
Controleer de spanningsbron van de signalen, waar nodig.
Gebruik afgeschermde kabels of kabels met gedraaide paren en verzeker u ervan dat de afscherming
correct is aangesloten.
Controleer op loszittende aansluitingen.
Controleer of de motor- en netvoedingskabels in aparte kabelgoten zijn geplaatst of afzonderlijk zijn
afgeschermd.
Controleer op goede aardverbindingen die stevig vastzitten en vrij van oxidatie zijn.
Het aarden op een kabelgoot of het monteren van de achterwand op een metalen oppervlak is geen
geschikte aarding.
Controleer op het gebruik van de juiste zekeringen en circuitbreakers.
Controleer of alle zekeringen stevig zijn bevestigd en bedrijfsklaar zijn en of alle circuitbreakers (waar van
toepassing) open staan.
Verzeker u ervan dat de luchtstroom op geen enkele wijze wordt belemmerd.
Controleer of de vrije ruimte boven en onder de frequentieregelaar voldoende is om te zorgen voor
adequate luchtkoeling; zie hoofdstuk 4.5 Vereisten voor installatie en koeling.
Controleer of de binnenzijde van de eenheid vrij is van vuil, metaalsplinters, vocht en corrosie.
Verzeker u ervan dat alle installatiegereedschappen uit de eenheid zijn verwijderd.
Controleer bij D3h- en D4h-behuizingen of de eenheid is gemonteerd op een ongelakt metalen oppervlak.
70 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 75
Opstartchecklist Bedieningshandleiding
Inspecteren Beschrijving
Trilling
Tabel 6.1 Opstartchecklist
Controleer of de eenheid stevig is gemonteerd of dat er trillingsdempers zijn gebruikt, waar nodig.
Controleer op ongebruikelijke trillingsniveaus.
6
6
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 71
Page 76
Inbedrijfstelling
7 Inbedrijfstelling
VLT® AutomationDrive FC 302
7.1 Spanning inschakelen
WAARSCHUWING
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op elk moment starten, wat kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan apparatuur of eigendommen. De motor kan worden gestart door activering van een externe schakelaar, een veldbus­commando, een ingangsreferentiesignaal van het LCP of LOP, via externe bediening met MCT 10 setupsoftware of door het opheen van een fout.
77
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
Druk op [O] op het LCP voordat u parameters
gaat programmeren.
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
regelaar altijd wanneer een onbedoelde start moet worden vermeden vanwege de persoonlijke veiligheid.
Verzeker u ervan dat de frequentieregelaar,
motor en alle aangedreven werktuigen bedrijfsklaar zijn.
7.2 De frequentieregelaar programmeren
7.2.1 Parameterlijst
Parameters bevatten diverse instellingen die worden gebruikt om de frequentieregelaar en de motor te congureren en te bedienen. Die parameterinstellingen worden met behulp van de verschillende LCP-menu's in het lokale bedieningspaneel (LCP) geprogrammeerd. Zie de productspecieke programmeerhandleiding voor meer informatie over parameters.
Parameters worden in de fabriek ingesteld op standaard­waarden, maar kunnen worden specieke toepassing. Elke parameter heeft een naam en een getal die altijd hetzelfde zijn, ongeacht de program­meermodus.
In de modus Hoofdmenu zijn de parameters ingedeeld in groepen. Het eerste cijfer van het parameternummer (vanaf links) geeft het groepsnummer van de parameter aan. De parametergroep wordt waar nodig onderverdeeld in subgroepen. Bijvoorbeeld:
een hoofdschakelaar moet u die in de AAN-stand zetten om de spanning naar de frequentiere­gelaar in te schakelen.
gecongureerd voor de
LET OP
ONTBREKEND SIGNAAL
Als de statusregel onderaan het LCP de tekst AUTO EXTERN VRIJLOOP of alarm 60, Ext. vergrendeling weergeeft, betekent dit dat de eenheid bedrijfsklaar is, maar dat er een ingangssignaal ontbreekt, bijvoorbeeld op klem 27. Zie hoofdstuk 5.9.4 Motorwerking mogelijk maken (klem 27).
0-** Bediening/display Parametergroep 0-0* Basisinstellingen Parametersubgroep Parameter 0-01 Taal Parameter Parameter 0-02 Eenh. motortoerental Parameter Parameter 0-03 Regionale instellingen Parameter
Tabel 7.1 Voorbeeld van parametergroepstructuur
Schakel de spanning naar de frequentieregelaar in door de onderstaande stappen uit te voeren.
1. Verzeker u ervan dat de ingangsspanning is gebalanceerd binnen een marge van 3%. Als dat niet het geval is, moet u de onbalans van de ingangsspanning corrigeren voordat u verdergaat. Herhaal de procedure na de spanningscorrectie.
2. Zorg dat de bedrading van eventuele optionele apparatuur voldoet aan de installatievereisten.
3. Zorg dat alle bedieningselementen in de UIT­stand staan.
4. Sluit alle afdekkingen en deuren van de frequen­tieregelaar en zet ze stevig vast.
5. Schakel de spanning naar de eenheid in, maar start de frequentieregelaar niet. Bij eenheden met
72 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
7.2.2 Parameternavigatie
Gebruik de volgende LCP-toetsen om door de parameters te navigeren:
Gebruik [▲] [▼] om omhoog en omlaag te
schuiven.
Gebruik [] [] om de cursor voor of na het
decimaalteken te plaatsen bij het wijzigen van decimale parameterwaarden.
Druk op [OK] om de wijziging op te slaan.
Druk op [Cancel] om de wijziging te negeren en
de bewerkingsmodus te verlaten.
Druk twee keer op [Back] om terug te keren naar
de statusweergave.
Page 77
Inbedrijfstelling Bedieningshandleiding
Druk één keer op [Main Menu] om terug te keren
naar het hoofdmenu.
7.2.3 Systeemgegevens invoeren
LET OP
SOFTWAREDOWNLOAD
Installeer MCT 10 setupsoftware voor inbedrijfstelling via een pc. De software kan worden gedownload (basisversie) of worden besteld (geavanceerde versie, bestelnummer 130B1000). Ga voor meer informatie en downloads naar www.danfoss.com/en/service-and-support/ downloads/dds/vlt-motion-control-tool-mct-10/.
Volg onderstaande stappen om basisgegevens voor het systeem in te voeren in de frequentieregelaar. De aanbevolen parameterinstellingen zijn bedoeld voor opstart- en controledoeleinden. De toepassingsinstellingen variëren.
LET OP
Hoewel er bij deze stappen wordt aangenomen dat er een asynchrone motor wordt gebruikt, is het ook mogelijk om een permanentmagneetmotor te gebruiken. Raadpleeg de productspecieke programmeerhandleiding voor meer informatie over specieke motortypen.
Parameter Standaardinstelling
Parameter 0-01 Taal English Parameter 1-20 Motorverm. [kW] 4,00 kW Parameter 1-22 Motorspanning 400 V Parameter 1-23 Motorfrequentie 50 Hz Parameter 1-24 Motorstroom 9,00 A Parameter 1-25 Nom. motorsnelheid 1420 tpm Parameter 5-12 Klem 27 digitale ingang Vrijloop geïnv. Parameter 3-02 Minimumreferentie 0,000 tpm Parameter 3-03 Max. referentie 1500,000 tpm Parameter 3-41 Ramp 1 aanlooptijd 3,00 s Parameter 3-42 Ramp 1 uitlooptijd 3,00 s Parameter 3-13 Referentieplaats Gekoppeld Hand/
Auto
Parameter 1-29 Autom. aanpassing
motorgeg. (AMA)
Tabel 7.2 Instellingen Snelle setup
Uit
LET OP
INGANGSSIGNAAL ONTBREEKT
Wanneer het LCP de tekst AUTO EXTERN VRIJLOOP of alarm 60, Ext. vergrendeling weergeeft, betekent dit dat de eenheid bedrijfsklaar is, maar dat er een ingangs­signaal ontbreekt. Zie hoofdstuk 5.9.4 Motorwerking mogelijk maken (klem 27) voor meer informatie.
7 7
1. Druk op [Main Menu] op het LCP.
2. Selecteer 0-** Bediening/display en druk op [OK].
3. Selecteer 0-0* Basisinstellingen en druk op [OK].
4. Selecteer parameter 0-03 Regionale instellingen en druk op [OK].
5. Selecteer [0] Internationaal of [1] Noord-Amerika waar van toepassing en druk op [OK]. (Hierdoor worden de standaardinstellingen van bepaalde basisparameters gewijzigd.)
6. Druk op [Quick Menu] op het LCP en selecteer vervolgens Q2 Snelle setup.
7. Wijzig zo nodig de instellingen van de parameters die staan vermeld in Tabel 7.2. De motorgegevens zijn te vinden op het motortypeplaatje.
7.2.4 Automatische energieoptimalisatie
congureren
Automatische energieoptimalisatie (AEO) is een procedure die de spanning naar de motor minimaliseert, waardoor energieverbruik, warmte en geluid worden verminderd.
1. Druk op [Main Menu].
2. Selecteer 1-** Belasting & motor en druk op [OK].
3. Selecteer 1-0* Alg. instellingen en druk op [OK].
4. Selecteer parameter 1-03 Koppelkarakteristiek en druk op [OK].
5. Selecteer [2] Auto Energie Optim. CT of [3] Auto Energie Optim. VT en druk op [OK].
7.2.5 Automatische aanpassing motorgegevens congureren
Automatische aanpassing motorgegevens is een procedure die de compatibiliteit tussen de frequentieregelaar en de motor optimaliseert.
De frequentieregelaar stelt een wiskundig model van de motor op voor het regelen van de uitgangsstroom naar de motor. De procedure test tevens de ingangsfasebalans van het elektrisch vermogen. Hierbij worden de motorgegevens
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 73
Page 78
Inbedrijfstelling
VLT® AutomationDrive FC 302
vergeleken met de in parameter 1-20 tot 1-25 ingevoerde gegevens.
LET OP
Raadpleeg hoofdstuk 9.5 Lijst met waarschuwingen en alarmen als er waarschuwingen of alarmen worden
gegenereerd. Bij sommige motoren kan geen volledige versie van de test worden uitgevoerd. In dat geval, of als er een uitgangslter op de motor is aangesloten, selecteert u [2] Beperkte AMA insch.
Voor het beste resultaat moet de procedure worden uitgevoerd met een koude motor.
1. Druk op [Main Menu].
2. Selecteer 1-** Belasting & motor en druk op [OK].
3. Selecteer 1-2** Motordata en druk op [OK].
77
4. Selecteer parameter 1-29 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA) en druk op [OK].
5. Selecteer [1] Volledige AMA insch. en druk op [OK].
6. Druk op [Hand On] en vervolgens op [OK]. De test wordt automatisch uitgevoerd en bij voltooiing wordt een melding gegeven.
3. Druk op [OK].
4. Als de motorrichting verkeerd is, moet u
parameter 1-06 Richting rechtsom instellen op [1] Geïnverteerd.
7.3.2 Draairichting van de encoder
Voer de volgende stappen uit als er gebruik wordt gemaakt van encoderterugkoppeling:
1. Selecteer [0] Geen terugk. in parameter 1-00 Conguratiemodus.
2. Selecteer [1] 24V-encoder in parameter 7-00 Terugk.bron snelheids-PID.
3. Druk op [Hand On].
4.
Druk op [] voor een positieve snelheidsreferentie (parameter 1-06 Richting rechtsom ingesteld op [0] Normaal).
5. Controleer in parameter 16-57 Feedback [RPM] of de terugkoppeling positief is.
Raadpleeg de handleiding voor de optie voor meer informatie over de encoderoptie.
Het systeem testen vóór het opstarten
7.3
WAARSCHUWING
MOTOR START
Wanneer u niet controleert of de motor, het systeem en alle aangesloten apparatuur startklaar zijn, kan dit leiden tot lichamelijk letsel of schade aan de apparatuur. Voor het starten:
Verzeker u ervan dat de apparatuur onder alle
omstandigheden veilig kan werken.
Verzeker u ervan dat de motor, het systeem en
alle aangesloten apparatuur startklaar zijn.
7.3.1 Draairichting van de motor
LET OP
Als de motor in de verkeerde richting draait, kan dat leiden tot schade aan de apparatuur. Controleer de draairichting van de motor voordat u de frequentiere­gelaar opstart. Dat doet u door de motor kort te laten draaien. De motor draait kortstondig met 5 Hz of met de minimumfrequentie die is ingesteld in parameter 4-12 Motorsnelh. lage begr. [Hz].
1. Druk op [Hand On].
2. Gebruik de pijltjestoets-links om de cursor naar de linkerzijde van het decimaalteken te verplaatsen, en voer een tpm-waarde in waarbij de motor langzaam draait.
LET OP
NEGATIEVE TERUGKOPPELING
Als de terugkoppeling negatief is, dan is de encoderaan­sluiting incorrect. Gebruik parameter 5-71 Klem 32/33
encoderrichting of parameter 17-60 Richting terugkop­peling om de richting om te keren, of verwissel de
encoderkabels. Parameter 17-60 Richting terugkoppeling is alleen beschikbaar bij gebruik van de VLT® Encoder
Input MCB 102-optie.
7.4 Systeem opstarten
WAARSCHUWING
MOTOR START
Wanneer u niet controleert of de motor, het systeem en alle aangesloten apparatuur startklaar zijn, kan dit leiden tot lichamelijk letsel of schade aan de apparatuur. Voor het starten:
Verzeker u ervan dat de apparatuur onder alle
omstandigheden veilig kan werken.
Verzeker u ervan dat de motor, het systeem en
alle aangesloten apparatuur startklaar zijn.
Voor de procedure in deze sectie is het noodzakelijk dat de bedrading en de toepassingsspecieke programmering door de gebruiker zijn voltooid. We adviseren om de volgende procedure uit te voeren nadat de toepas­singssetup is voltooid.
74 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 79
Inbedrijfstelling Bedieningshandleiding
1. Druk op [Auto On].
2. Schakel een extern startcommando in. Voorbeelden van een extern startcommando zijn een schakelaar, toets of programmeerbare logische besturing (PLC).
3. Pas de snelheidsreferentie aan voor het volledige toerentalbereik.
4. Controleer het geluids- en trillingsniveau van de motor om u ervan te verzekeren dat het systeem naar behoren werkt.
5. Schakel het externe startcommando uit.
Raadpleeg hoofdstuk 9.5 Lijst met waarschuwingen en alarmen als er waarschuwingen of alarmen worden gegenereerd.
7.5 Parameterinstelling
LET OP
REGIONALE INSTELLINGEN
Sommige parameters hebben afwijkende standaardin­stellingen voor Internationaal of Noord-Amerika. Zie
hoofdstuk 11.2 Standaard parameterinstellingen voor Internationaal/Noord-Amerika voor een overzicht van de
verschillende standaardwaarden.
Om een toepassing goed te programmeren, moeten er functies worden ingesteld in diverse parameters. Zie de programmeerhandleiding voor meer informatie over de parameters.
Parameterinstellingen worden opgeslagen in de frequentie­regelaar, wat de volgende voordelen biedt:
Parameterinstellingen kunnen worden geüpload
naar het LCP-geheugen en bij wijze van backup worden opgeslagen.
U kunt meerdere eenheden snel programmeren
door het LCP aan te sluiten op de betreende eenheden en de opgeslagen instellingen vervolgens te downloaden.
Instellingen die in het LCP zijn opgeslagen,
worden niet gewijzigd als de fabrieksinstellingen worden hersteld.
Wijzigingen ten opzichte van de standaardinstel-
lingen en geprogrammeerde waarden in andere parameters worden opgeslagen en kunnen worden bekeken via het snelmenu. Zie hoofdstuk 3.8 LCP-menu's.
7.5.1 Parameterinstellingen uploaden en downloaden
De frequentieregelaar werkt op basis van parameters die zijn opgeslagen op de stuurkaart die zich in de frequentie­regelaar bevindt. Via de upload- en downloadfuncties worden de parameters overgezet van de stuurkaart naar het LCP en omgekeerd.
1. Druk op
2. Ga naar parameter 0-50 LCP kopiëren en druk op [OK].
3. Selecteer 1 van de volgende opties:
4. Druk op [OK]. Een voortgangsbalkje geeft het verloop van het upload- of downloadproces weer.
5. Druk op [Hand On] of [Auto On].
[O].
3a Selecteer [1] Alles naar LCP om gegevens
van de stuurkaart naar het LCP te uploaden.
3b Selecteer [2] Alles vanaf LCP om
gegevens van het LCP naar de stuurkaart te downloaden.
7.5.2 Fabrieksinstellingen herstellen
LET OP
VERLIES VAN GEGEVENS
Bij het herstellen van de standaardinstellingen gaan de programmering, motorgegevens, lokalisatie en bewakingsgegevens verloren. Creëer voordat u een initialisatie uitvoert een backup door de gegevens naar het LCP te uploaden. Zie hoofdstuk 7.5.1 Parameterinstel- lingen uploaden en downloaden.
Herstel de standaardinstellingen door de eenheid te initia­liseren. De initialisatie kan via parameter 14-22 Bedrijfsmodus of handmatig worden uitgevoerd.
Bij gebruik van Parameter 14-22 Bedrijfsmodus worden de volgende instellingen niet gereset:
Aantal draaiuren
Seriële-communicatieopties
Instellingen Persoonlijk menu
Foutlog, alarmlog en andere bewakingsfuncties
Aanbevolen initialisatie
1. Druk twee keer op [Main Menu] om toegang te krijgen tot de parameters.
2. Ga naar parameter 14-22 Bedrijfsmodus en druk op [OK].
3. Ga naar Initialisatie en druk op [OK].
7 7
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 75
Page 80
Inbedrijfstelling
4. Onderbreek de voeding naar de eenheid en wacht tot het display is uitgeschakeld.
5. Schakel de spanning naar de eenheid in. Tijdens het opstarten worden de standaard parameterin­stellingen hersteld. Hierdoor kan het opstarten iets langer duren dan gewoonlijk.
6. Druk op [Reset] nadat alarm 80, Omv. geïnitial. wordt weergegeven.
Handmatige initialisatie
Bij een handmatige initialisatie worden alle fabrieksinstel­lingen hersteld, behalve:
Parameter 15-00 Bedrijfsuren.
Parameter 15-03 Inschakelingen.
Parameter 15-04 x Overtemp..
Parameter 15-05 x Overspann..
77
Om een handmatige initialisatie uit te voeren:
1. Onderbreek de voeding naar de eenheid en wacht tot het display is uitgeschakeld.
2. Houd [Status], [Main Menu] en [OK] gelijktijdig ingedrukt terwijl u de spanning naar de eenheid inschakelt (ongeveer 5 s of totdat u een klikgeluid hoort en de ventilator start). Hierdoor kan het opstarten iets langer duren dan gewoonlijk.
VLT® AutomationDrive FC 302
76 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 81
130BT865.10
Encoder
Mechanical brake
Motor
Gearbox
Load
Transmission
Brake resistor
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
+10 V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
50
53
54
55
42
39
130BB929.10
Voorbeelden toepassingssetu... Bedieningshandleiding
8 Voorbeelden toepassingssetup
De voorbeelden in deze sectie zijn bedoeld als een snelle referentie voor veelgebruikte toepassingen.
De parameterinstellingen zijn gebaseerd op de
standaard regionale instelling (geselecteerd in parameter 0-03 Regional Settings).
De parameters die betrekking hebben op de
klemmen en bijbehorende instellingen, worden naast de tekeningen weergegeven.
Waar nodig worden de schakelinstellingen voor
de analoge klemmen A53 of A54 weergegeven.
Voor STO kan een jumperkabel vereist zijn tussen
klem 12 en klem 37 wanneer de standaard fabrieksinstellingen worden gebruikt.
8.1 Een frequentieregelaar in een regeling met terugkoppeling programmeren
Een frequentieregelaarsysteem met terugkoppeling bestaat gewoonlijk uit het volgende:
Motor
Frequentieregelaar
Encoder als terugkoppelingssysteem
Mechanische rem
Remweerstand voor dynamisch remmen
Overbrenging
Tandwielkast
Belasting
Bij toepassingen waarbij mechanische rembesturing vereist is, is gewoonlijk een remweerstand nodig.
Afbeelding 8.1 Basisinstellingen voor een FC 302 met een snelheidsregeling met terugkoppeling
Bedradingsconguraties voor
8.2 Automatische aanpassing motorgegevens (AMA)
Parameters
Functie Instelling
Parameter 1-29
Autom.
aanpassing
motorgeg. (AMA)
Parameter 5-12
Klem 27 digitale
ingang
* = standaardwaarde
Opmerkingen: Stel parame- tergroep 1-2* Motordata in op
basis van het motortypeplaatje.
[1] Volledige
AMA insch.
[2]* Vrijloop
geïnv.
8 8
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 77
Tabel 8.1 Bedradingsconguratie voor AMA als klem 27 is aangesloten
Page 82
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
+10 V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
50
53
54
55
42
39
130BB930.10
+10
V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
50
53
54
55
42
39
A53
U - I
0 – 10 V
+
-
e30bb926.11
FC
+10
V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
50
53
54
55
42
39
+
-
FC
e30bb927.11
A53
U - I
4 - 20mA
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
+10
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
50
53
54
55
42
39
130BB802.10
Voorbeelden toepassingssetu...
VLT® AutomationDrive FC 302
Parameters
Functie Instelling
Parameter 1-29
Autom.
[1] Volledige
AMA insch.
aanpassing
motorgeg. (AMA)
Parameter 5-12
Klem 27 digitale
[0] Niet in
bedrijf
ingang
* = standaardwaarde
Opmerkingen: Stel parame- tergroep 1-2* Motordata in op
basis van het motortypeplaatje.
Parameters
Functie Instelling
Parameter 6-12
4 mA*
Terminal 53 Low
Current
Parameter 6-13
20 mA*
Terminal 53
High Current
Parameter 6-14
0 tpm
Terminal 53 Low
Ref./Feedb.
Value
Parameter 6-15
1500 tpm
Terminal 53
High Ref./Feedb.
Value
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
88
Tabel 8.2 Bedradingsconguratie voor AMA zonder dat
Tabel 8.4 Bedradingsconguratie voor een analoge snelheidsreferentie (stroom)
klem 27 is aangesloten
Bedradingsconguraties voor start/stop
8.4
Bedradingsconguraties voor een
8.3 analoge snelheidsreferentie
Parameters
Functie Instelling
Parameter 6-10
Terminal 53 Low
Voltage
Parameter 6-11
Terminal 53
High Voltage
Parameter 6-14
Terminal 53 Low
Ref./Feedb.
Value
Parameter 6-15
Terminal 53
Tabel 8.3 Bedradingsconguratie voor een analoge snelheidsreferentie (spanning)
78 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
High Ref./Feedb.
Value
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
0,07 V*
10 V*
0 tpm
1500 tpm
Tabel 8.5 Bedradingsconguratie voor start-/stopcommando met Safe Torque O
Parameters
Functie Instelling
Parameter 5-10
[8] Start*
Terminal 18
Digital Input
Parameter 5-12
Terminal 27
[0] Niet in
bedrijf
Digital Input
Parameter 5-19
Klem 37 Veilige
[1] Alarm
Veilige stop
stop
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
Als parameter 5-12 Terminal 27 Digital Input is ingesteld op [0] Niet in bedrijf, is geen
jumperkabel naar klem 27 nodig.
Page 83
130BB805.12
Speed
Start/Stop (18)
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
+10 V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
50
53
54
55
42
39
130BB803.10
Speed
130BB806.10
Latched Start (18)
Stop Inverse (27)
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
+10 V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
12
13
18
19
20
27
29
32
33
50
53
54
55
42
39
130BB934.11
Voorbeelden toepassingssetu... Bedieningshandleiding
Afbeelding 8.2 Start/stop met STO-functie
Parameters
Functie Instelling
Parameter 5-10
Terminal 18
Digital Input
Parameter 5-12
Terminal 27
Digital Input
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
Als parameter 5-12 Terminal 27 Digital Input is ingesteld op [0] Niet in bedrijf, is geen
jumperkabel naar klem 27 nodig.
[9] Pulsstart
[6] Stop
geïnverteerd
Parameters
Functie Instelling
Parameter 5-10
[8] Start
Terminal 18
Digital Input
Parameter 5-11
[10] Omkeren*
Klem 19
digitale ingang
Parameter 5-12
Terminal 27
[0] Niet in
bedrijf
Digital Input
Parameter 5-14
Klem 32
[16] Ingest. ref.
bit 0
digitale ingang
Parameter 5-15
Klem 33
[17] Ingest. ref.
bit 1
digitale ingang
Parameter 3-10
Ingestelde ref.
Ingest. ref. 0 Ingest. ref. 1 Ingest. ref. 2 Ingest. ref. 3
25% 50% 75% 100%
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
8 8
Tabel 8.7 Bedradingsconguratie voor Start/stop met omkeren en 4 vooraf ingestelde toerentallen
Tabel 8.6 Bedradingsconguratie voor pulsstart/stop
Afbeelding 8.3 Pulsstart/Stop geïnverteerd
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 79
Page 84
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
+10
V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
50
53
54
55
42
39
130BB928.11
+10
V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
50
53
54
55
42
39
A53
U - I
≈ 5kΩ
e30bb683.11
FC
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
e30bb804.12
Voorbeelden toepassingssetu...
VLT® AutomationDrive FC 302
8.5 Bedradingsconguratie voor een externe reset na alarm
Parameters
Functie Instelling
Parameter E-02
Terminal 19
Digital Input
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
[1] Reset
Bedradingsconguratie voor een
8.6 snelheidsreferentie via een handmatige potentiometer
Parameters
Functie Instelling
Parameter 6-10
Terminal 53
Low Voltage
Parameter 6-11
0,07 V*
10 V*
Terminal 53
High Voltage
Parameter 6-14
0 tpm
Terminal 53
Low Ref./Feedb.
Value
Parameter 6-15
1500 tpm
Terminal 53
High Ref./Feedb.
Value
88
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
Tabel 8.9 Bedradingsconguratie voor een snelheidsreferentie (via een handmatige potentiometer)
Bedradingsconguratie voor snelheid
Tabel 8.8 Bedradingsconguratie voor een externe reset na alarm
8.7 omhoog/omlaag
Parameters
Functie Instelling
Parameter 5-10
[8] Start*
Terminal 18
Digital Input
Parameter 5-12
Terminal 27
Tabel 8.10 Bedradingsconguratie voor snelheid omhoog/omlaag
Digital Input
Parameter 5-13
Klem 29 digitale
ingang
Parameter 5-14
Klem 32 digitale
ingang
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
[19] Ref.
vasthouden
[21] Snelh.
omh.
[22] Snelh.
omlaag
80 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 85
130BB840.12
Speed
Reference
Start (18)
Freeze ref (27)
Speed up (29)
Speed down (32)
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
+10
V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
R1R2
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
50
53
54
55
42
39
01
02
03
04
05
06
-
61 68 69
RS-485
+
130BB685.10
130BB686.12
VLT
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
+10 V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
12
13
18
19
20
27
29
32
33
50
53
54
55
42
39
A53
U - I
D IN
37
Voorbeelden toepassingssetu... Bedieningshandleiding
8.9
LET OP
Thermistors moeten zijn voorzien van versterking of dubbele isolatie om te voldoen aan de PELV-isolatiever­eisten.
Afbeelding 8.4 Snelheid omhoog/omlaag
8.8 Bedradingsconguratie voor RS485­netwerkaansluiting
Parameters
Functie Instelling
Parameter 8-30
Protocol
Parameter 8-31
Address
Parameter 8-32
Baud Rate
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
Selecteer protocol, adres en baudsnelheid in de parameters.
FC*
1*
9600*
Bedradingsconguratie voor een motorthermistor
Parameters
Functie Instelling
Parameter 1-90
Motor Thermal
Protection
Parameter 1-93
Thermistor
Source
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
stel parameter 1-90 Motor Thermal Protection in op [1] Thermistorwaarsch. als alleen
een waarschuwing gewenst is.
[2] Thermisto-
ruitsch
[1] Anal.
ingang 53
8 8
Tabel 8.12 Bedradingsconguratie voor een motorthermistor
Tabel 8.11 Bedradingsconguratie voor RS485­netwerkaansluiting
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 81
Page 86
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
+10 V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
R1R2
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
50
53
54
55
42
39
01
02
03
04
05
06
130BB839.10
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
+10 V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
R1R2
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
50
53
54
55
42
39
01
02
03
04
05
06
130BB841.10
Voorbeelden toepassingssetu...
VLT® AutomationDrive FC 302
8.10 Bedradingsconguratie voor een
relaissetup met Smart Logic Control
Parameters Functie Instelling
Opmerkingen:
Parameters
Functie Instelling
Parameter 4-30
Motorterugkop-
[1]
Waarschuwing
pelingsverliesfun
ctie
Parameter 4-31
100 tpm
Motorterugkop-
pelingssnelh.
fout
Parameter 4-32
5 s
Motorterugkop-
pelingsverliestim
e-out
Parameter 7-00
[2] MCB 102
Terugk.bron
snelheids-PID
Parameter 17-11
88
Resolutie (PPO)
Parameter 13-00
1024*
[1] Aan
SL Controller
Mode
Parameter 13-01
Gebeurt. starten
Parameter 13-02
Gebeurt. stoppen
Parameter 13-10
Comparator-
operand
Parameter 13-11
[19]
Waarschuwing
[44] Toets
Reset
[21]
Waarsch.num
mer
[1] ≈ (gelijk)*
Comparator-
operator
Parameter 13-12
90
Comparator
Value
Parameter 13-51
SL Controller
[22]
Comparator 0
Event
Parameter 13-52
SL-controlleractie
Parameter 5-40
Functierelais
[32] Dig.
uitgang A laag
[80] SL dig.
uitgang A
* = standaardwaarde
Als de limiet van de terugkoppelingsbewaking wordt overschreden, wordt waarschuwing 90, Terugk.bewak gegenereerd. De SLC bewaakt waarschuwing 90, Terugk.bewak en spreekt relais 1 aan wanneer de waarschuwing true wordt. Mogelijk heeft externe apparatuur onderhoud nodig. Als de terugkoppelingsfout binnen 5 s weer tot onder de limiet daalt, blijft de frequentieregelaar werken en verdwijnt de waarschuwing. Reset relais 1 door op [Reset] op het LCP te drukken.
Tabel 8.13 Bedradingsconguratie voor een relaissetup met Smart Logic Control
8.11 Bedradingsconguratie voor mechanische rembesturing
Parameters
Functie Instelling
Parameter 5-40
Functierelais
Parameter 5-10
Terminal 18
Digital Input
Parameter 5-11
Klem 19 digitale
ingang
Parameter 1-71
Startvertraging
Parameter 1-72
Startfunctie
Parameter 1-76
Startstroom
Parameter 2-20
Stroom bij
vrijgave rem
Parameter 2-21
Snelheid
remactivering
[TPM]
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
Tabel 8.14 Bedradingsconguratie voor mechanische rembesturing
[32] Mech.
rembesturing
[8] Start*
[11] Start
omgekeerd
0,2
[5] VVC+/Flux
rechtsom
Im,n
Afhankelijk van de toepassing
De helft van de nominale slip van de motor
82 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 87
Start ( 18)
Start
reversing (19)
Relay output
Speed
Time
Current
1-71
1-71
2-21
2-21
1-76
Open
Closed
130BB842.10
130BA090.12
+24 V DC
A
B
GND
1312 18 37322719 29 33 20
24 V of 10–30 V-encoder
Voorbeelden toepassingssetu... Bedieningshandleiding
Afbeelding 8.5 Mechanische rembesturing
8.12 Bedradingsconguratie voor de encoder
De encoderrichting, te zien door in het asuiteinde te kijken, wordt bepaald door de volgorde waarin de pulsen de frequentieregelaar binnenkomen. Zie Afbeelding 8.6.
Rechtsom (CW – clockwise) houdt in dat kanaal A
90 elektrische graden eerder is dan kanaal B.
Linksom (CCW – counterclockwise) houdt in dat
kanaal B 90 elektrische graden eerder is dan kanaal A.
Afbeelding 8.6 Encoderrichting bepalen
LET OP
Maximale kabellengte 5 m (16 ft).
8 8
Afbeelding 8.7 Bedradingsconguratie voor de encoder
Bedradingsconguratie voor
8.13 koppelbegrenzing en stop
In toepassingen met een externe elektromechanische rem, zoals hijstoepassingen, is het mogelijk om de frequentiere­gelaar te stoppen via een standaard stopcommando en gelijktijdig de externe elektromechanische rem te activeren. Afbeelding 8.8 toont de programmering van deze frequen­tieregelaaraansluitingen.
Als een stopcommando actief is via klem 18 en de frequentieregelaar de waarde van de koppelbegrenzing niet heeft bereikt, zal de motor uitlopen tot 0 Hz. Als de frequentieregelaar de waarde van de koppelbe­grenzing heeft bereikt en er een stopcommando wordt geactiveerd, activeert het systeem de uitgang van klem 29 (ingesteld op [27] Koppelbegr. & stop). Het signaal naar klem 27 verandert van logische 1 naar logische 0 en de motor gaat vrijlopen. Dit proces zorgt ervoor dat het hijswerktuig stopt, ook als de frequentieregelaar zelf het vereiste koppel niet kan verwerken, bijvoorbeeld vanwege extreme overbe­lasting.
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 83
Page 88
12 13 18 37322719 29 33 20
+24 V
P 5-10 [8]
P 5-12 [2]
P 5-02 [1]
P 5-31 [27]
GND
P 5-40 [0] [32]
Relay 1
01 02 03
-
+
130BA194.11
Start
Externe 24 VDC
I
max
0.1 Amp
Aansluiting mechanische rem
Voorbeelden toepassingssetu...
VLT® AutomationDrive FC 302
Om de stop en koppelbegrenzing te programmeren, moet u de volgende klemaansluitingen maken:
Start/stop via klem 18
(Parameter 5-10 Klem 18 digitale ingang = [8] Start)
Snelle stop via klem 27
(Parameter 5-12 Klem 27 digitale ingang [2] Vrijloop geïnv.)
Klem 29 uitgang
(Parameter 5-02 Klem 29 modus [1] Uitgang en parameter 5-31 Klem 29 dig. uitgang [27] Koppelbegr. & stop)
Relaisuitgang [0] (Relais 1)
(Parameter 5-40 Functierelais = [32] Mech. rembesturing)
88
Afbeelding 8.8 Bedradingsconguratie voor koppelbegrenzing en stop
84 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 89
130BD430.10
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
9 Onderhoud, diagnose en problemen verhelpen
Dit hoofdstuk bevat het volgende:
Richtlijnen voor onderhoud en service
Statusmeldingen
Waarschuwingen en alarmen
Eenvoudige problemen verhelpen
9.1 Onderhoud en service
Bij normale bedrijfscondities en frequentieregelaar onderhoudsvrij gedurende zijn volledige levensduur. Om uitval, gevaar en schade te voorkomen, moet u de frequentieregelaars regelmatig inspecteren; de frequentie hiervan is afhankelijk van de bedrijfscondities. Vervang versleten of beschadigde onderdelen door originele reserveonderdelen of standaard onderdelen. Ga voor service en ondersteuning naar www.danfoss.com/en/
contact-us/contacts-list/?lter=type%3Adanfoss-sales-service­center%2Csegments%3ADDS.
belastingproelen is de
WAARSCHUWING
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op elk moment starten. Een onbedoelde start tijdens programmeer-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan apparatuur of eigendommen. De motor kan worden gestart door een externe schakelaar, een veldbus­commando, een ingangsreferentiesignaal vanaf het LCP of LOP, via externe bediening met MCT 10 setupsoftware of door het opheen van een foutconditie.
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
Druk op [O/Reset] op het LCP voordat u
parameters gaat programmeren.
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
regelaar.
Zorg dat de frequentieregelaar, motor en
eventuele door de motor aangedreven werktuigen volledig bedraad en gemonteerd zijn voordat u de frequentieregelaar aansluit op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing.
9.2 Toegangspaneel koellichaam
9.2.1 Toegangspaneel koellichaam verwijderen
De frequentieregelaar kan worden besteld met een optioneel toegangspaneel achter in de eenheid. Dit paneel biedt toegang tot het koellichaam en maakt het mogelijk om eventueel afgezet stof te verwijderen.
9 9
Afbeelding 9.1 Toegangspaneel koellichaam
LET OP
SCHADE AAN KOELLICHAAM
Gebruik geen bevestigingen die langer zijn dan de oorspronkelijke bevestigingen die bij het koellichaam zijn geleverd, om schade aan de koelribben van het koellichaam te voorkomen.
1. Onderbreek de voeding naar de frequentiere­gelaar en wacht 20 minuten totdat de condensatoren volledig zijn ontladen. Zie hoofdstuk 2 Veiligheid.
2. Plaats de frequentieregelaar zo dat de achterzijde van de frequentieregelaar toegankelijk is.
3. Verwijder de schroeven (inbus 3 mm [0,12 in]) waarmee het toegangspaneel aan de achterzijde van de behuizing is bevestigd. Er zijn 5 of 9 schroeven, afhankelijk van de maat van de frequentieregelaar.
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 85
Page 90
Status
799RPM 7.83A 36.4kW
0.000
53.2%
1(1)
Auto Hand O
Remote Local
Ramping Stop Running Jogging . . . Stand-by
130BB037.11
1
2
3
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® AutomationDrive FC 302
4. Controleer het koellichaam op schade en stofaf­zetting.
5. Verwijder stof en vuil met een stofzuiger.
6. Plaats het paneel terug en zet het aan de achterzijde van de behuizing vast met de eerder
Hand Met de navigatietoetsen op het LCP kunt u de
frequentieregelaar bedienen. De lokale bediening wordt onderdrukt door stopcom­mando's, reset, omkering, DC-rem en andere signalen die op de stuurklemmen worden toegepast.
verwijderde schroeven. Haal de schroeven aan volgens hoofdstuk 10.8 Aanhaalmomenten voor
Tabel 9.1 Bedieningsmodus
bevestigingen.
9.3 Statusmeldingen
Wanneer de frequentieregelaar in de statusmodus staat, worden er automatisch statusmeldingen op de onderste regel van het LCP-display weergegeven. Zie Afbeelding 9.2. In Tabel 9.1Tabel 9.3 vindt u een overzicht van de status­meldingen.
99
1 Waar het start-/stopcommando zijn oorsprong vindt. Zie
Tabel 9.1.
2 Waar de snelheidsregeling haar oorsprong vindt. Zie
Tabel 9.2.
3 Geeft de status van de frequentieregelaar weer. Zie
Tabel 9.3.
Afbeelding 9.2 Statusdisplay
LET OP
In de auto-/externe modus heeft de frequentieregelaar externe commando's nodig om functies te kunnen uitvoeren.
Tabel 9.1 tot en met Tabel 9.3 geven aan wat de betekenis van de statusmeldingen op het display is.
Uit De frequentieregelaar reageert niet op
Auto De start-/stopcommando's worden verstuurd
stuursignalen totdat op [Auto On] of [Hand On] wordt gedrukt.
via de stuurklemmen en/of seriële communicatie.
Extern De snelheidsreferentie is afkomstig uit:
Externe signalen.
Seriële communicatie.
Intern ingestelde referenties.
Lokaal De frequentieregelaar gebruikt de referentie-
waarden uit het LCP.
Tabel 9.2 Referentieplaats
AC-rem AC-rem is geselecteerd in
parameter 2-10 Remfunctie. De AC-rem zorgt voor overmagnetisering van de motor om zo een gecontroleerde vertraging te realiseren.
AMA klaar OK De automatische aanpassing van de motorge-
gevens (AMA) is voltooid.
AMA gereed AMA is klaar om te starten. Druk op [Hand
On] om te starten. AMA actief Het AMA-proces is bezig. Remmen De remchopper is actief. De remweerstand
absorbeert de generatieve energie. Max. remmen De remchopper is actief. De in
parameter 2-12 Begrenzing remvermogen (kW)
ingestelde vermogensbegrenzing voor de
remweerstand is bereikt. Vrijloop
Gecontr. uitloop [1] Gecontr. uitloop is geselecteerd in
Stroom hoog De uitgangsstroom van de frequentieregelaar
[2] Vrijloop geïnv. is geselecteerd als functie
voor een digitale ingang (parametergroep 5-1* Digitale ingangen). De bijbehorende
klem is niet aangesloten.
Vrijloop is geactiveerd via seriële
communicatie.
parameter 14-10 Netstoring.
De netspanning is lager dan de
waarde die voor een netfout is ingesteld in
parameter 14-11 Netspanning bij netfout.
De frequentieregelaar laat de motor
uitlopen door middel van gecontroleerd terugregelen.
is hoger dan de begrenzing die is ingesteld in
parameter 4-51 Waarschuwing stroom hoog.
86 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 91
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
Stroom laag De uitgangsstroom van de frequentieregelaar
is lager dan de begrenzing die is ingesteld in parameter 4-52 Waarschuwing snelheid laag.
DC-houd DC-houd is geselecteerd in
parameter 1-80 Functie bij stop en er is een stopcommando actief. De motor wordt gehouden door een DC-stroom zoals gede- nieerd in parameter 2-00 DC-houdstroom.
DC-stop De motor wordt gehouden door een DC-
stroom (parameter 2-01 DC-remstroom) gedurende een bepaalde tijd (parameter 2-02 DC-remtijd).
DC-rem is geactiveerd in
parameter 2-03 Inschakelsnelh. DC-rem [tpm]
en er is een stopcommando actief.
DC-rem geïnv. is geselecteerd als functie
voor een digitale ingang (parametergroep 5-1* Digitale ingangen). De bijbehorende
klem is niet actief.
De DC-rem is geactiveerd via seriële
communicatie.
Terugk. hoog De som van alle actieve terugkoppelingen is
hoger dan de in parameter 4-57 Waarsch: terugk. hoog ingestelde terugkoppelingsbe­grenzing.
Terugk. laag De som van alle actieve terugkoppelingen is
lager dan de in parameter 4-56 Waarsch: terugk. laag ingestelde terugkoppelingsbe­grenzing.
Uitgang vasth. De externe referentie die het huidige toerental
vasthoudt, is actief.
[20] Uitgang vasth. is geselecteerd als
functie voor een digitale ingang (parame­tergroep 5-1* Digitale ingangen). De
bijbehorende klem is actief. Het regelen van het toerental is enkel mogelijk via de klemfuncties Snelh. omh. en Snelh. omlaag.
Ramp vasthouden is geactiveerd via seriële
communicatie.
Verzoek vasth. Er is een commando gegeven om de uitgang
vast te houden, maar de motor zal niet starten voordat er een startvoorwaardesignaal is ontvangen.
Ref. vasth. [19] Ref. vasthouden is geselecteerd als functie
voor een digitale ingang (parametergroep 5-1* Digitale ingangen). De bijbehorende klem is actief. De frequentieregelaar slaat de actuele referentie op. Het wijzigen van de referentie is nu uitsluitend mogelijk via de klemfuncties Snelh. omh. en Snelh. omlaag.
Jog-verzoek Er is een jogcommando gegeven, maar de
motor blijft gestopt totdat er via een digitale ingang een startvoorwaardesignaal wordt ontvangen.
Jogging De motor loopt zoals is ingesteld in
parameter 3-19 Jog-snelh. [TPM].
[14] Jog is geselecteerd als functie voor
een digitale ingang (parametergroep 5-1* Digitale ingangen). De bijbehorende klem
(bijvoorbeeld klem 29) is actief.
De jogfunctie is geactiveerd via seriële
communicatie.
De jogfunctie is geselecteerd als reactie
voor een bewakingsfunctie (bijvoorbeeld Geen signaal). De bewakingsfunctie is actief.
Motorcontrole parameter 1-80 Functie bij stop is ingesteld op
[2] Motorcontrole. Er is een stopcommando
actief. Om na te gaan of er een motor op de
frequentieregelaar is aangesloten, wordt de
motor voorzien van een permanente
teststroom. OVC-besturing Overspanningsreg. is geactiveerd via
parameter 2-17 Overspanningsreg., [2] Ingesch.
De aangesloten motor voorziet de frequentie-
regelaar van genererende energie. De
overspanningsbeveiliging past de V-Hz-
verhouding aan om de motor gecontroleerd te
laten lopen en om uitschakeling (trip) van de
frequentieregelaar te voorkomen. Vermog. Uit (Geldt enkel voor frequentieregelaars met een
externe 24 V DC-voeding.) De netvoeding naar
de frequentieregelaar is onderbroken, maar de
stuurkaart wordt nog gevoed via de externe
24 V DC-voeding. Besch.modus Beschermingsmodus is actief. De eenheid
heeft een kritieke situatie gedetecteerd
(overstroom of overspanning).
Om een uitschakeling (trip) te voorkomen,
wordt de schakelfrequentie verlaagd naar 1500 kHz als parameter 14-55 Uitgangslter is ingesteld op [2] Sinuslter vast. In andere gevallen wordt de schakelfrequentie verlaagd naar 1000 Hz.
Waar mogelijk wordt de bescher-
mingsmodus na circa 10 seconden beëindigd.
De beschermingsmodus kan worden
beperkt via parameter 14-26 Uitschakelver­traging bij inverterfout.
Qstop De motor decelereert op basis van
parameter 3-81 Snelle stop ramp-tijd.
[4] Snelle stop geïnv. is geselecteerd als
functie voor een digitale ingang (parame­tergroep 5-1* Digitale ingangen). De
bijbehorende klem is niet actief.
De snellestopfunctie is geactiveerd via
seriële communicatie.
9 9
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 87
Page 92
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® AutomationDrive FC 302
Aan-/uitlopen De motor accelereert/decelereert op basis van
de actieve aan-/uitloop. De referentie, begren­zingswaarde of stilstand is nog niet bereikt.
Ref. hoog De som van alle actieve referenties is hoger
dan de in parameter 4-55 Waarsch: referentie hoog ingestelde referentiebegrenzing.
Ref. laag De som van alle actieve referenties is lager
dan de in parameter 4-54 Waarsch: referentie laag ingestelde referentiebegrenzing.
Op referentie De frequentieregelaar werkt binnen het
ingestelde referentiebereik. De terugkoppe­lingswaarde komt overeen met de setpointwaarde.
Startverzoek Er is een startcommando gegeven, maar de
motor blijft stopgezet totdat er via een digitale ingang een startvoorwaardesignaal
wordt ontvangen. Actief De frequentieregelaar drijft de motor aan. Slaapstand De energiebesparingsfunctie is ingeschakeld.
Dat betekent dat de motor is gestopt, maar zo
nodig automatisch weer zal opstarten. Snelh. hoog Het motortoerental is hoger dan de waarde
die is ingesteld in
parameter 4-53 Waarschuwing snelheid hoog.
99
Snelh. laag Het motortoerental is lager dan de waarde die
is ingesteld in parameter 4-52 Waarschuwing
snelheid laag. Stand-by In de automodus start de frequentieregelaar
de motor door middel van een startsignaal
vanaf een digitale ingang of via seriële
communicatie. Startvertraging In parameter 1-71 Startvertraging is een
startvertragingstijd ingesteld. Er is een
startcommando gegeven en de motor start
nadat de startvertragingstijd is verstreken. Strt vr/acht. [12] Start vooruit insch. en [13] Start omgek.
insch. zijn geselecteerd als functies voor 2
verschillende digitale ingangen (parame-
tergroep 5-1* Digitale ingangen). De motor start
in voorwaartse of achterwaartse richting,
afhankelijk van de klem die is geactiveerd. Stop De frequentieregelaar heeft een
stopcommando ontvangen uit 1 van de
volgende bronnen:
LCP
Digitale ingang.
Seriële communicatie.
Uitschakeling (trip)
Uitschakeling met blokkering
Tabel 9.3 Bedrijfsstatus
Er is een alarm opgetreden en de motor is gestopt. Nadat de oorzaak van het alarm is weggenomen, moet de frequentieregelaar op 1 van de volgende manieren worden gereset:
Door te drukken op [Reset].
Extern, via stuurklemmen.
Via seriële communicatie.
Door op [Reset] te drukken of extern, via stuurklemmen, of via seriële communicatie. Er is een alarm opgetreden en de motor is gestopt. Nadat de oorzaak van het alarm is weggenomen, moet u de spanning naar de frequentieregelaar af- en weer inschakelen. Reset de frequentieregelaar handmatig op 1 van de volgende manieren:
Door te drukken op [Reset].
Extern, via stuurklemmen.
Via seriële communicatie.
9.4 Waarschuwings- en alarmtypen
De software van de frequentieregelaar genereert waarschu­wingen en alarmen om te helpen bij het verhelpen van problemen. Het waarschuwings- of alarmnummer wordt op het LCP weergegeven.
Waarschuwing
Een waarschuwing geeft aan dat er in de frequentiere­gelaar een abnormale bedrijfsconditie is opgetreden die tot een alarm leidt. Een waarschuwing verdwijnt wanneer de abnormale conditie is verdwenen of verholpen.
Alarm
Een alarm geeft een fout aan die onmiddellijk aandacht vereist. De fout veroorzaakt altijd een uitschakeling (trip) of een uitschakeling met blokkering. Reset de frequentiere­gelaar na een alarm. Reset de frequentieregelaar op een van de volgende 4 manieren:
Druk op
Resetcommando via een digitale ingang.
Resetcommando via seriële communicatie.
Automatische reset.
[Reset]/[O/Reset].
Uitschakeling (trip)
Bij een uitschakeling (trip) schort de frequentieregelaar de werking op om schade aan de frequentieregelaar en andere apparatuur te voorkomen. Na een uitschakeling (trip) loopt de motor vrij uit tot stop. De logica van de frequentieregelaar blijft werken en blijft de status van de frequentieregelaar bewaken. Nadat de foutconditie is opgeheven, kan de frequentieregelaar worden gereset.
88 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 93
130BP086.12
Status
0.0Hz 0.000kW 0.00A
0.0Hz 0
Earth Fault [A14]
Auto Remote Trip
1(1)
Back
Cancel
Info
OK
On
Alarm
Warn.
130BB467.11
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
Uitschakeling met blokkering
Bij een uitschakeling met blokkering schort de frequentie­regelaar de werking op om schade aan de frequentieregelaar en andere apparatuur te voorkomen. Na een uitschakeling met blokkering loopt de motor vrij uit tot stop. De logica van de frequentieregelaar blijft werken en blijft de status van de frequentieregelaar bewaken. Een uitschakeling met blokkering vindt alleen plaats bij ernstige storingen die schade kunnen toebrengen aan de frequentieregelaar of andere apparatuur. Nadat de fouten zijn opgeheven, moet u spanning af- en weer inschakelen voordat u de frequentieregelaar kunt resetten.
Waarschuwings- en alarmdisplays
Op het LCP wordt een waarschuwing
weergegeven met een waarschuwingsnummer.
Er knippert een alarm met een alarmnummer.
Afbeelding 9.3 Voorbeeld van alarm
Naast de tekst en de alarmcode op het LCP zijn er 3 statusindicatielampjes.
Waarschuwingsindica-
tielampje
Waarschuwin g Alarm Uit Aan (knippert) Uitschakeling met blokkering
Afbeelding 9.4 Statusindicatielampjes
Aan Uit
Aan Aan (knippert)
Alarmindicatielampje
9.5 Lijst met waarschuwingen en alarmen
Onderstaande informatie over waarschuwingen en alarmen beschrijft alle waarschuwings- en alarmcondities, geeft de mogelijke oorzaak aan en biedt een oplossing of foutop­sporingsprocedure.
WAARSCHUWING 1, 10 V laag
De spanning van de stuurkaart is minder dan 10 V vanaf klem 50. Verminder de belasting van klem 50, aangezien de 10 V­voeding overbelast is. Maximaal 15 mA of minimaal 590 Ω.
Deze conditie kan worden veroorzaakt door een kortsluiting in een aangesloten potentiometer of een onjuiste bedrading van de potentiometer.
Probleem verhelpen
Verwijder de bedrading vanaf klem 50. Als de
waarschuwing verdwijnt, ligt het probleem bij de bedrading. Vervang de stuurkaart als de waarschuwing niet verdwijnt.
WAARSCHUWING/ALARM 2, Live zero-fout
Deze waarschuwing of dit alarm verschijnt alleen als dit is ingesteld in parameter 6-01 Live Zero Timeout Function. Het signaal op 1 van de analoge ingangen is minder dan 50% van de minimumwaarde die voor die ingang is geprogrammeerd. Deze conditie kan worden veroorzaakt door draadbreuk of door een signaal van een defect apparaat.
Probleem verhelpen
Controleer de aansluitingen op alle analoge
netklemmen.
- Stuurklem 53 en 54 voor signalen, klem 55 gemeenschappelijk.
-
VLT® General Purpose I/O MCB 101­klemmen 11 en 12 voor signalen, klem 10 gemeenschappelijk.
-
VLT® Analog I/O MCB 109-klemmen 1, 3 en 5 voor signalen, klem 2, 4 en 6 gemeenschappelijk.
Controleer of de programmering van de frequen-
tieregelaar en de schakelinstellingen overeenkomen met het type analoge signaal.
Voer een ingangsklemsignaaltest uit.
WAARSCHUWING/ALARM 3, Geen motor
Er is geen motor aangesloten op de uitgang van de frequentieregelaar. Deze waarschuwing of dit alarm verschijnt alleen als dat is ingesteld in parameter 1-80 Function at Stop.
Problemen verhelpen
Controleer de aansluiting tussen de frequentiere-
gelaar en de motor.
9 9
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 89
Page 94
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® AutomationDrive FC 302
WAARSCHUWING/ALARM 4, Voedingsfaseverlies
Aan de voedingszijde ontbreekt een fase of de onbalans van de netspanning is te hoog. Deze melding verschijnt ook als er een fout optreedt in de ingangsgelijkrichter. De opties zijn te programmeren via parameter 14-12 Function at Mains Imbalance.
Problemen verhelpen
Controleer de netspanning en de voedings-
stromen naar de frequentieregelaar.
WAARSCHUWING 5, DC-tussenkringspanning hoog
De DC-tussenkringspanning is hoger dan de waarschu­wingslimiet voor hoge spanning. De limiet hangt af van de nominale spanning van de frequentieregelaar. De eenheid is nog steeds actief.
WAARSCHUWING 6, DC-tussenkringspanning laag
De DC-tussenkringspanning is lager dan de waarschu­wingslimiet voor lage spanning. De limiet hangt af van de nominale spanning van de frequentieregelaar. De eenheid is nog steeds actief.
WAARSCHUWING/ALARM 7, DC-overspanning
Als de DC-tussenkringspanning hoger is dan de begrenzing, wordt de frequentieregelaar na een bepaalde tijd uitgeschakeld.
99
Problemen verhelpen
Sluit een remweerstand aan.
Verleng de ramptijd.
Wijzig het type ramp.
Activeer de functies in parameter 2-10 Brake
Function.
Verhoog parameter 14-26 Trip Delay at Inverter
Fault.
Als het alarm/de waarschuwing tijdens een
spanningsdip optreedt, moet u gebruikmaken van kinetische backup (parameter 14-10 Netstoring).
WAARSCHUWING/ALARM 8, DC-onderspanning
Als de DC-tussenkringspanning onder de onderspannings­limiet komt, controleert de frequentieregelaar of er een 24 V DC-backupvoeding is aangesloten. Als geen 24 V DC­backupvoeding is aangesloten, wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld na een vaste tijdsvertraging. Deze tijdsver­traging hangt af van de eenheidgrootte.
Probleem verhelpen
Controleer of de voedingsspanning overeenkomt
met de spanning van de frequentieregelaar.
Voer een ingangsspanningstest uit.
Voer een soft-chargecircuittest uit.
WAARSCHUWING/ALARM 9, Omvormer overbelast
De frequentieregelaar werd gedurende een te lange tijd voor meer dan 100% overbelast en staat op het punt van uitschakelen. De teller voor de thermo-elektronische omvormerbeveiliging genereert een waarschuwing bij 98% en schakelt de frequentieregelaar uit bij 100%, waarbij een alarm wordt gegenereerd. De frequentieregelaar kan niet worden gereset totdat de teller onder de 90% is gezakt.
Probleem verhelpen
Vergelijk de op het LCP aangegeven uitgangs-
stroom met de nominale stroom van de frequentieregelaar.
Vergelijk de op het LCP aangegeven uitgangs-
stroom met de gemeten motorstroom.
Laat de thermische belasting van de frequentiere-
gelaar weergeven op het LCP en houd de waarde in het oog. Wanneer de stroom hoger is dan de nominale continustroom van de frequentiere­gelaar, gaat de teller omhoog. Wanneer de stroom lager is dan de nominale continustroom van de frequentieregelaar, gaat de teller omlaag.
WAARSCHUWING/ALARM 10, Overtemperatuur motor­ETR
De elektronische thermische beveiliging (ETR) geeft aan dat de motor te warm is.
Selecteer 1 van deze opties:
De frequentieregelaar genereert een
waarschuwing of een alarm wanneer de teller > 90% wordt en parameter 1-90 Motor Thermal Protection is ingesteld op waarschuwingsopties.
De frequentieregelaar wordt uitgeschakeld (trip)
wanneer de teller 100% bereikt en parameter 1-90 Motor Thermal Protection is ingesteld op uitschakelingsopties.
De fout treedt op wanneer de motor gedurende een te lange tijd voor meer dan 100% wordt overbelast.
Problemen verhelpen
Controleer op oververhitting van de motor.
Controleer of de motor mechanisch overbelast is.
Controleer of de in parameter 1-24 Motorstroom
ingestelde motorstroom correct is.
Controleer of de motorgegevens in parameter
1-20 tot 1-25 correct zijn ingesteld.
Controleer bij gebruik van een externe ventilator
of die ook is geselecteerd in parameter 1-91 Motor External Fan.
Door het uitvoeren van een AMA via
parameter 1-29 Automatic Motor Adaptation (AMA)
wordt de frequentieregelaar nauwkeuriger afgestemd op de motor en wordt de thermische belasting beperkt.
90 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 95
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
WAARSCHUWING/ALARM 11, Overtemperatuur motort­hermistor
Controleer of de thermistor is losgekoppeld. In parameter 1-90 Motor Thermal Protection kunt u instellen of de frequentieregelaar een waarschuwing of een alarm moet genereren.
Problemen verhelpen
Controleer op oververhitting van de motor.
Controleer of de motor mechanisch overbelast is.
Controleer bij gebruik van klem 53 of 54 of de
thermistor correct is aangesloten tussen klem 53 of 54 (analoge spanningsingang) en klem 50 (+10 V-voeding). Controleer ook of de klemschakelaar voor 53 of 54 is ingesteld voor spanning. Controleer of parameter 1-93 Thermistorbron is ingesteld op klem 53 of 54.
Controleer bij gebruik van klem 18, 19, 31, 32 of
33 (digitale ingangen) of de thermistor correct is aangesloten tussen de gebruikte digitale ingangsklem (digitale ingang, alleen PNP) en klem 50. Selecteer de te gebruiken klem in parameter 1-93 Thermistorbron.
WAARSCHUWING/ALARM 12, Koppelbegrenzing
Het koppel is hoger dan de waarde in
parameter 4-16 Torque Limit Motor Mode of parameter 4-17 Torque Limit Generator Mode. Parameter 14-25 Trip Delay at Torque Limit kan worden
gebruikt om voor deze conditie een waarschuwing gevolgd door een alarm in te stellen in plaats van enkel een waarschuwing.
Problemen verhelpen
Als tijdens het aanlopen de motorkoppelbe-
grenzing wordt overschreden, moet u de aanlooptijd verlengen.
Als tijdens het uitlopen de generatorkoppelbe-
grenzing wordt overschreden, moet u de uitlooptijd verlengen.
Als tijdens bedrijf de koppelbegrenzing wordt
overschreden, moet u de koppelbegrenzing verhogen. Verzeker u ervan dat het systeem veilig kan werken bij een hoger koppel.
Controleer de toepassing om te bepalen of de
motor overmatig veel stroom trekt.
WAARSCHUWING/ALARM 13, Overstroom
De piekstroombegrenzing van de frequentieregelaar (ongeveer 200% van de nominale stroom) is overschreden. De waarschuwing houdt ongeveer 1,5 s aan, waarna de frequentieregelaar wordt uitgeschakeld en een alarm genereert. Deze fout kan worden veroorzaakt door een schokbelasting of een snelle acceleratie bij belastingen met een hoge massatraagheid. In geval van een snelle acceleratie bij het aanlopen kan de fout ook optreden na een kinetische backup.
Als uitgebreide mechanische rembesturing is geselecteerd, kan een uitschakeling (trip) extern worden gereset.
Problemen verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar.
Controleer of de motoras kan worden gedraaid.
Controleer of het vermogen van de motor
overeenkomt met dat van de frequentieregelaar.
Controleer of de motorgegevens in de parameters
1-20 tot 1-25 correct zijn ingesteld.
Controleer bij parallelle aandrijvingen op
eventuele onbalans in de uitgangskabels ten aanzien van grootte en lengte, tussen de fasen en tussen de frequentieregelaarmodules.
ALARM 14, Aardfout
Er loopt een stroom van de uitgangsfase naar aarde, door de kabel tussen de frequentieregelaar en de motor of in de motor zelf. De stroomtransductoren detecteren de aardfout door de uitgangsstroom van de frequentieregelaar en de ingangsstroom vanaf de motor naar de frequentiere­gelaar te meten. De aardfout wordt gegenereerd als het verschil tussen de 2 stromen te groot is. De uitgangs­stroom vanuit de frequentieregelaar moet gelijk zijn aan de ingangsstroom.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en hef de aardfout op.
Controleer op aardfouten in de motor door de
weerstand van de motorkabels en de motor naar aarde te meten met behulp van een isolatiemeter (megger).
Reset eventuele afzonderlijke osets voor elk van
de 3 stroomtransductoren in de frequentiere­gelaar. Voer een handmatige initialisatie of een volledige AMA uit. Deze methode is vooral relevant na het verwisselen van de voedingskaart.
ALARM 15, Incompatibele hardware
Een gemonteerde optie kan niet werken met de huidige stuurkaarthardware of -software.
Noteer de waarde van onderstaande parameters en neem contact op met Danfoss.
Parameter 15-40 FC-type.
Parameter 15-41 Vermogensectie.
Parameter 15-42 Spanning.
Parameter 15-43 Softwareversie.
Parameter 15-45 Huidige typecodereeks.
Parameter 15-49 SW-id stuurkaart.
Parameter 15-50 SW-id voedingskaart.
Parameter 15-60 Optie gemonteerd.
Parameter 15-61 SW-versie optie (voor elke
optiesleuf).
9 9
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 91
Page 96
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® AutomationDrive FC 302
ALARM 16, Kortsluiting
Er is kortsluiting in de motor of de motorkabels.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Problemen verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en verhelp de kortsluiting.
Ga na of de frequentieregelaar de juiste stroom-
schalingskaart en het juiste aantal stroomschalingskaarten voor het systeem bevat.
WAARSCHUWING/ALARM 17, Stuurwoordtime-out
Er is geen communicatie met de frequentieregelaar. Deze waarschuwing is alleen actief wanneer parameter 8-04 Time-out-functie stuurwoord NIET is ingesteld op [0] Uit. Als parameter 8-04 Time-out-functie stuurwoord is ingesteld
99
op [5] Stop en uitsch., wordt er een waarschuwing gegeven. De frequentieregelaar wordt uitgeschakeld (trip) na de uitloop, waarna een alarm wordt gegenereerd.
Problemen verhelpen
Controleer de aansluitingen op de kabel voor
seriële communicatie.
Verhoog parameter 8-03 Time-out-tijd stuurwoord.
Controleer de werking van de communicatieappa-
ratuur.
Controleer of een correcte EMC-installatie is
uitgevoerd.
WAARSCHUWING/ALARM 20, Temp. ing. fout
De temperatuursensor is niet aangesloten.
WAARSCHUWING/ALARM 21, Parameterfout
De ingestelde waarde van de parameter valt buiten het bereik. Het parameternummer wordt weergegeven op het display.
Probleem verhelpen
betreende parameter in op een geldige
Stel de
waarde.
WAARSCHUWING/ALARM 22, Mechanische rem bij hijstoepassingen
De waarde van deze waarschuwing/dit alarm geeft de oorzaak aan: 0 = de koppelreferentie werd niet bereikt binnen de ingestelde tijd (parameter 2-27 Ramp-tijd koppel). 1 = verwachte remterugkoppeling niet ontvangen binnen de ingestelde tijd (parameter 2-23 Vertraging remactivering, parameter 2-25 Tijd vrijgave rem).
WAARSCHUWING 23, Fout interne ventilator
De ventilatorwaarschuwingsfunctie is een beschermings­functie die controleert of de ventilator actief/gemonteerd is. De ventilatorwaarschuwing kan worden uitgeschakeld via parameter 14-53 Ventilatorbew. ([0] Uitgesch.).
Er is een terugkoppelingssensor in de ventilator gemonteerd. Dit alarm wordt gegenereerd als de ventilator een inschakelcommando krijgt terwijl er geen terugkop­peling van de sensor is. Dit alarm wordt ook weergegeven als er sprake is van een communicatiefout tussen de voedingskaart van de ventilator en de stuurkaart.
Controleer de alarmlog om de rapportwaarde voor de betreende waarschuwing te zien.
Als de rapportwaarde 2 is, is er een hardwareprobleem met 1 van de ventilatoren. Als de rapportwaarde 12 is, is er sprake van een communicatieprobleem tussen de voedingskaart van de ventilator en de stuurkaart.
Ventilatorproblemen verhelpen
Schakel de spanning naar de frequentieregelaar
uit en weer in en controleer of de ventilator heel even actief is tijdens het opstarten.
Controleer of de ventilator correct werkt. Gebruik
parametergroep 43-** Unit Readouts (Uitlezingen eenheid) om het toerental van elke ventilator
weer te geven.
Problemen met ventilatorvoedingskaart verhelpen
Controleer de bedrading tussen de voedingskaart
van de ventilator en de stuurkaart.
De voedingskaart van de ventilator moet mogelijk
worden vervangen.
De stuurkaart moet mogelijk worden vervangen.
WAARSCHUWING 24, Fout externe ventilator
De ventilatorwaarschuwingsfunctie is een beschermings­functie die controleert of de ventilator actief/gemonteerd is. De ventilatorwaarschuwing kan worden uitgeschakeld via parameter 14-53 Ventilatorbew. ([0] Uitgesch.).
Er is een terugkoppelingssensor in de ventilator gemonteerd. Dit alarm wordt gegenereerd als de ventilator een inschakelcommando krijgt terwijl er geen terugkop­peling van de sensor is. Dit alarm wordt ook weergegeven als er sprake is van een communicatiefout tussen de voedingskaart en de stuurkaart.
Controleer de alarmlog om de bij deze waarschuwing behorende rapportwaarde te zien.
Als de rapportwaarde 1 is, is er een hardwareprobleem met 1 van de ventilatoren. Als de rapportwaarde 11 is, is er sprake van een communicatieprobleem tussen de voedingskaart en de stuurkaart.
92 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 97
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
Ventilatorproblemen verhelpen
Schakel de spanning naar de frequentieregelaar
uit en weer in, en controleer of de ventilator heel even actief is tijdens het opstarten.
Controleer of de ventilator correct werkt. Gebruik
parametergroep 43-** Unit Readouts (Uitlezingen eenheid) om het toerental van elke ventilator
weer te geven.
Problemen met voedingskaart verhelpen
Controleer de bedrading tussen de voedingskaart
en de stuurkaart.
De voedingskaart moet mogelijk worden
vervangen.
De stuurkaart moet mogelijk worden vervangen.
WAARSCHUWING 25, Kortsluiting remweerstand
De remweerstand wordt bewaakt tijdens bedrijf. Als er kortsluiting optreedt, wordt de remfunctie uitgeschakeld en wordt de waarschuwing gegenereerd. De frequentiere­gelaar functioneert nog steeds, maar zonder de remfunctie.
Problemen verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en vervang de remweerstand (zie parameter 2-15 Remtest).
Controleer bij parallelle aandrijvingen de
parallelle remaansluitingen.
WAARSCHUWING/ALARM 26, Begrenzing remweerstands­vermogen
Het vermogen dat naar de remweerstand wordt overge­bracht, wordt berekend als een gemiddelde waarde over de laatste 120 s van de bedrijfstijd. De berekening is gebaseerd op de DC-tussenkringspanning en de in parameter 2-16 AC brake Max. Current ingestelde waarde van de remweerstand. De waarschuwing wordt gegenereerd wanneer het afgegeven remvermogen hoger is dan 90% van het vermogen van de remweerstand. Als
[2] Uitsch. is geselecteerd in parameter 2-13 Bewaking remvermogen, wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld
wanneer het afgegeven remvermogen 100% bereikt.
WAARSCHUWING/ALARM 27, Remchopperfout
De remtransistor wordt bewaakt tijdens bedrijf; in geval van kortsluiting wordt de remfunctie uitgeschakeld en wordt er een waarschuwing gegenereerd. De frequentiere­gelaar blijft nog wel actief, maar door de kortsluiting van de remtransistor gaat er veel vermogen naar de remweerstand, ook als die niet actief is.
WAARSCHUWING
KANS OP OVERVERHITTING
Door een stootspanning kan de remweerstand oververhit raken en mogelijk vlam vatten. Als de spanning naar de frequentieregelaar niet wordt onderbroken en de remweerstand niet wordt verwijderd, kan dat leiden tot schade aan apparatuur.
Problemen verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar.
Verwijder de remweerstand.
Hef de kortsluiting op.
WAARSCHUWING/ALARM 28, Remtest mislukt
De remweerstand is niet aangesloten of werkt niet.
Probleem verhelpen
Controleer parameter 2-15 Remtest.
ALARM 29, Temp. koellichaam
De maximumtemperatuur van het koellichaam is overschreden. De temperatuurfout wordt pas gereset wanneer de temperatuur van het koellichaam is gezakt tot onder een vooraf ingestelde waarde. Het punt van uitschakelen (trip) en het punt van resetten zijn afhankelijk van het vermogen van de
Problemen verhelpen
Controleer op de volgende condities:
Te hoge omgevingstemperatuur.
Te lange motorkabel.
Onvoldoende vrije ruimte boven en onder de
frequentieregelaar.
Geen vrije luchtstroming rondom de frequentiere-
gelaar.
Beschadigde ventilator koellichaam.
Vuil koellichaam.
Voor behuizingsgrootte D en E geldt dat dit alarm is gebaseerd op de temperatuur die wordt gemeten door de koellichaamsensor die in de IGBT-modules is gemonteerd.
Problemen verhelpen
Controleer de ventilatorweerstand.
Controleer de soft-chargezekeringen.
Controleer de thermische sensor van de IGBT.
betreende frequentieregelaar.
9 9
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 93
Page 98
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® AutomationDrive FC 302
ALARM 30, Motorfase U ontbreekt
Motorfase U tussen de frequentieregelaar en de motor ontbreekt.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwali­ceerd personeel.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
paraat of er geen spanning meer op de frequentieregelaar staat voordat u service- of reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren.
Problemen verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en controleer motorfase U.
99
ALARM 31, Motorfase V ontbreekt
Motorfase V tussen de frequentieregelaar en de motor ontbreekt.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwali­ceerd personeel.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
paraat of er geen spanning meer op de frequentieregelaar staat voordat u service- of reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren.
Problemen verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en controleer motorfase V.
ALARM 32, Motorfase W ontbreekt
Motorfase W tussen de frequentieregelaar en de motor ontbreekt.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwali­ceerd personeel.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
paraat of er geen spanning meer op de frequentieregelaar staat voordat u service- of reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren.
Problemen verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en controleer motorfase W.
ALARM 33, Inrush-fout
Er zijn te veel inschakelingen geweest gedurende een korte tijd.
Probleem verhelpen
Laat de eenheid afkoelen tot de bedrijfstempe-
ratuur.
Controleer op een mogelijke DC-tussenkringfout
naar aarde.
WAARSCHUWING/ALARM 34, Communicatiefout veldbus
De veldbus op de communicatieoptiekaart werkt niet.
WAARSCHUWING/ALARM 35, Optiefout
Er is een optiealarm gegenereerd. Het alarm is optiespe­ciek. De oorzaak is meestal een fout bij inschakeling of een communicatiefout.
WAARSCHUWING/ALARM 36, Netstoring
Deze waarschuwing/dit alarm is alleen actief als de netspanning naar de frequentieregelaar ontbreekt en
parameter 14-10 Mains Failure niet is ingesteld op [0] Geen functie.
Controleer de zekeringen naar het frequentiere-
gelaarsysteem en de netvoeding naar de eenheid.
Controleer of de netspanning voldoet aan de
productspecicaties.
Verzeker u ervan dat de volgende condities niet
aanwezig zijn:
Alarm 307, Excessive THD(V) (Overmatige THD(V)), alarm 321, voltage imbalance (Onbalans spanning), waarschuwing 417, Mains undervoltage (Onderspanning netvoeding) of waarschuwing 418, Mains overvoltage (Overspanning netvoeding)
94 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Page 99
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
wordt gegenereerd als aan een van de volgende condities wordt voldaan:
- De 3-fasespanningsmagnitude wordt lager dan 25% van de nominale netspanning.
- De spanning van een van de fasen is hoger dan 10% van de nominale netspanning.
- Het percentage van de fase- of magnitu­deonbalans is hoger dan 8%.
- De THD van de spanning is hoger dan 10%.
ALARM 37, Onbalans van de netspanning
Er is sprake van stroomonbalans tussen de vermogens­eenheden.
ALARM 38, Interne fout
Wanneer er een interne fout optreedt, wordt de foutcode uit Tabel 9.4 weergegeven.
Probleem verhelpen
Schakel de spanning uit en weer in.
Controleer of de optie correct is geïnstalleerd.
Controleer op loszittende of ontbrekende kabels.
Het kan nodig zijn om contact op te nemen met de Danfoss-leverancier of de serviceafdeling. Noteer de foutcode in verband met verdere aanwijzingen voor foutopsporing.
Nummer Tekst
0 De seriële poort kan niet worden geïnitialiseerd.
Neem contact op met uw Danfoss-leverancier of
de serviceafdeling van Danfoss. 256-259, 266, 268 512–519 Interne fout. Neem contact op met uw Danfoss-
783 Parameterinstelling buiten min./max. begrenzingen.
1024–1284 Interne fout. Neem contact op met uw Danfoss-
1299 De optiesoftware in sleuf A is te oud. 1300 De optiesoftware in sleuf B is te oud. 1301 De optiesoftware in sleuf C0 is te oud. 1302 De optiesoftware in sleuf C1 is te oud. 1315 De optiesoftware in sleuf A wordt niet
1316 De optiesoftware in sleuf B wordt niet
1317 De optiesoftware in sleuf C0 wordt niet
1318 De optiesoftware in sleuf C1 wordt niet
1360–2819 Interne fout. Neem contact op met uw Danfoss-
De EEPROM-gegevens van de voedingskaart zijn
beschadigd of te oud. Vervang de voedingskaart.
leverancier of de serviceafdeling van Danfoss.
leverancier of de serviceafdeling van Danfoss.
ondersteund (niet toegestaan).
ondersteund (niet toegestaan).
ondersteund (niet toegestaan).
ondersteund (niet toegestaan).
leverancier of de serviceafdeling van Danfoss.
Nummer Tekst
2561 Vervang de stuurkaart. 2820 Stack-overloop LCP. 2821 Overloop seriële poort. 2822 Overloop USB-poort.
3072–5122 De parameterwaarde valt buiten het toegestane
bereik.
5123 Optie in sleuf A: hardware incompatibel met
stuurkaarthardware.
5124 Optie in sleuf B: hardware incompatibel met
stuurkaarthardware.
5125 Optie in sleuf C0: hardware incompatibel met
stuurkaarthardware.
5126 Optie in sleuf C1: hardware incompatibel met
stuurkaarthardware.
5127 Ongeldige optiecombinatie (2 opties van hetzelfde
type gemonteerd, of encoder in E0 en resolver in E1, of iets dergelijks).
5168 Veilige stop/safe torque o is gedetecteerd op een
stuurkaart die niet is uitgerust met veilige stop/ safe torque o.
5376–65535 Interne fout. Neem contact op met uw Danfoss-
leverancier of de serviceafdeling van Danfoss.
Tabel 9.4 Foutcodes interne fouten
ALARM 39, Sensor koellichaam
Geen terugkoppeling van de temperatuursensor van het koellichaam.
Het signaal van de thermische sensor van de IGBT is niet beschikbaar op de voedingskaart.
Problemen verhelpen
Controleer de bandkabel tussen de voedingskaart
en de gatedriverkaart.
Controleer of de voedingskaart defect is.
Controleer of de gatedriverkaart defect is.
WAARSCHUWING 40, Overbelasting digitale uitgang klem 27
Controleer de belasting die is aangesloten op klem 27, of verwijder de aansluiting die kortsluiting veroorzaakt. Controleer parameter 5-00 Digital I/O Mode en parameter 5-01 Klem 27 modus.
WAARSCHUWING 41, Overbelasting digitale uitgang klem 29
Controleer de belasting die is aangesloten op klem 29, of verwijder de aansluiting die kortsluiting veroorzaakt. Controleer ook parameter 5-00 Digital I/O Mode en parameter 5-02 Terminal 29 Mode.
9 9
MG34U510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 95
Page 100
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® AutomationDrive FC 302
WAARSCHUWING 42, Overbelasting digitale uitgang op X30/6 of X30/7
Controleer voor klem X30/6 de belasting die is aangesloten op klem X30/6, of verwijder de aansluiting die kortsluiting veroorzaakt. Controleer ook parameter 5-32 Klem X30/6 dig.
uitgang (MCB 101) (VLT® General Purpose I/O MCB 101).
Controleer voor klem X30/7 de belasting die is aangesloten op klem X30/7, of verwijder de aansluiting die kortsluiting veroorzaakt. Controleer parameter 5-33 Klem X30/7 dig.
uitgang (MCB 101) (VLT® General Purpose I/O MCB 101).
ALARM 43, Ext. voeding
De VLT® Extended Relay Card MCB 113 is gemonteerd zonder externe 24 V DC. Sluit een externe 24 V DC­voeding aan of stel via parameter 14-80 Optie gevoed door externe 24 V DC [0] Nee in dat er geen externe voeding wordt gebruikt. Na een wijziging van parameter 14-80 Optie gevoed door externe 24 V DC moet de frequentieregelaar uit- en weer ingeschakeld worden.
ALARM 45, Aardfout 2
Aardfout.
Probleem verhelpen
Controleer op een juiste aarding en loszittende
99
ALARM 46, Voeding voedingskaart
De voeding van de voedingskaart valt niet binnen het bereik.
Er zijn 4 voedingen die worden gegenereerd door de schakelende voeding op de voedingskaart:
Bij gebruik van een 24 V DC-voeding via VLT® 24 V External Supply MCB 107 worden enkel de 24 V- en 5 V­voeding bewaakt. Bij gebruik van 3-fasenetspanning worden alle 4 voedingen bewaakt.
Problemen verhelpen
aansluitingen.
Controleer op de juiste draaddiktes.
Controleer de motorkabels op kortsluiting of
lekstromen.
48 V.
24 V.
5 V.
± 18 V.
Controleer of de voedingskaart defect is.
Controleer of de stuurkaart defect is.
Controleer of de optiekaart defect is.
Controleer bij gebruik van een 24 V DC-voeding
op een juist voedingsvermogen.
Controleer frequentieregelaar met D-behuizing op
een defecte koellichaamventilator, ventilator bovenzijde of deurventilator.
Controleer frequentieregelaar met E-behuizing op
een defecte mengventilator.
WAARSCHUWING 47, 24 V-voeding laag
De voeding van de voedingskaart valt niet binnen het bereik.
Er zijn 4 voedingen die worden gegenereerd door de schakelende voeding (SMPS – switched mode power supply) op de voedingskaart:
48 V.
24 V.
5 V.
± 18 V.
Problemen verhelpen
Controleer of de voedingskaart defect is.
WAARSCHUWING 48, 1,8 V-voeding laag
De 1,8 V DC-voeding die op de stuurkaart wordt gebruikt, valt buiten de toegestane begrenzingen. De voeding wordt gemeten op de stuurkaart.
Probleem verhelpen
Controleer of de stuurkaart defect is.
Controleer op overspanning wanneer er een
optiekaart aanwezig is.
WAARSCHUWING 49, Snelheidsbegrenzing
Als het toerental buiten het in parameter 4-11 Motor Speed Low Limit [RPM] en parameter 4-13 Motor Speed High Limit [RPM] ingestelde bereik valt, geeft de frequentieregelaar
een waarschuwing weer. Als het toerental lager is dan de in parameter 1-86 Trip Speed Low [RPM] ingestelde begrenzing (behalve tijdens het starten of stoppen), wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld.
ALARM 50, AMA-kalibratie mislukt
Neem contact op met uw Danfoss-leverancier of de serviceafdeling van Danfoss.
ALARM 51, AMA controleer U
De instellingen voor motorspanning, motorstroom en motorvermogen zijn verkeerd.
Probleem verhelpen
Controleer de instellingen van parameter 1-20 tot
1-25.
ALARM 52, AMA lage I
De motorstroom is te laag.
Probleem verhelpen
Controleer de instellingen in
parameter 1-24 Motorstroom.
ALARM 53, AMA motor te groot
De motor is te groot om een AMA te kunnen uitvoeren.
ALARM 54, AMA motor te klein
De motor is te klein om een AMA te kunnen uitvoeren.
ALARM 55, AMA parameter buiten bereik
Er kan geen AMA worden uitgevoerd, omdat de parameter­instellingen voor de motor buiten het toegestane bereik vallen.
nom
nom
en I
nom
96 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG34U510
Loading...