Danfoss FC 302 Operating guide [nl]

MAKING MODERN LIVING POSSIBLE
Bedieningshandleiding
VLT® AutomationDrive FC 302
12-Pulse
vlt-drives.danfoss.com
Inhoud Bedieningshandleiding
1 Inleiding
1.1 Doel van de handleiding
1.2 Aanvullende informatiebronnen
1.3 Document- en softwareversie
1.4 Goedkeuringen en certiceringen
1.5 Verwijdering
1.6 Afkortingen en conventies
2 Veiligheidsvoorschriften
2.1 Veiligheidssymbolen
2.2 Gekwaliceerd personeel
2.3 Veiligheidsvoorschriften
3 Installeren
3.1 Vóór de installatie
3.1.1 De installatielocatie plannen 9
3.1.1.1 Inspectie bij ontvangst 9
3.1.2 Vervoeren en uitpakken 9
4
4
4
4
4
5
5
7
7
7
7
9
9
3.1.3 Hijswerktuig 9
3.1.4 Mechanische afmetingen 12
3.2 Mechanische installatie
3.2.1 Voorbereiding voor installatie 18
3.2.2 Benodigd gereedschap 18
3.2.3 Algemene overwegingen 18
3.2.4 Klemposities, F8-F15 20
3.2.4.1 Omvormer en gelijkrichter, behuizingsgrootte F8 en F9 20
3.2.4.2 Omvormer, behuizingsgrootte F10 en F11 21
3.2.4.3 Omvormer, behuizingsgrootte F12 en F13 22
3.2.4.4 Omvormer, behuizingsgrootte F14 en F15 23
3.2.4.5 Gelijkrichter, behuizingsgrootte F10, F11, F12 en F13 24
3.2.4.6 Gelijkrichter, behuizingsgrootte F14 en F15 25
3.2.4.7 Optiekast, behuizingsgrootte F9 26
3.2.4.8 Optiekast, behuizingsgrootte F11 en F13 27
3.2.4.9 Optiekast, behuizingsgrootte F15 28
3.2.5 Koeling en luchtcirculatie 29
18
3.3 Installatie van de paneelopties
3.3.1 Paneelopties 34
3.4 Elektrische installatie
3.4.1 Transformator selecteren 36
3.4.2 Voedingsaansluitingen 36
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 1
34
35
Inhoud
VLT® AutomationDrive FC 302
3.4.3 Aarding 45
3.4.4 Extra beveiliging (RCD) 45
3.4.5 RFI-schakelaar 45
3.4.6 Aanhaalmoment 45
3.4.7 Afgeschermde kabels 46
3.4.8 Motorkabel 46
3.4.9 Remkabel voor frequentieregelaars met in de fabriek geïnstalleerde remchop­peroptie 47
3.4.10 Afscherming tegen elektrische ruis 47
3.4.11 Aansluiting op de netvoeding 48
3.4.12 Voeding externe ventilator 48
3.4.13 Zekeringen 48
3.4.14 Extra zekeringen 50
3.4.15 Motorisolatie 51
3.4.16 Motorlagerstromen 51
3.4.17 Temperatuurschakelaar remweerstand 52
3.4.18 Stuurkabelroute 52
3.4.19 Toegang tot stuurklemmen 52
3.4.20 Bedrading naar stuurklemmen 52
3.4.21 Elektrische installatie, stuurkabels 54
3.4.22 Schakelaar S201, S202 en S801 57
3.5 Aansluitvoorbeelden
3.5.1 Start/Stop 57
3.5.2 Pulsstart/stop 57
3.6 Uiteindelijke setup en test
3.7 Extra aansluitingen
3.7.1 Mechanische rembesturing 60
3.7.2 Parallelle aansluiting van motoren 60
3.7.3 Thermische motorbeveiliging 61
4 Programmeren
4.1 Grasch LCP
4.1.1 Inbedrijfstelling 63
57
59
60
62
62
4.2 Snelle setup
4.3 Opbouw parametermenu
5 Algemene specicaties
5.1 Netvoeding
5.2 Uitgangsvermogen van de motor en motorgegevens
5.3 Omgevingscondities
5.4 Kabelspecicaties
2 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
64
67
73
73
73
73
74
Inhoud Bedieningshandleiding
5.5 Stuuringang/-uitgang en stuurgegevens
5.6 Elektrische gegevens
6 Waarschuwingen en alarmen
6.1 Waarschuwings- en alarmtypen
6.2 Denities waarschuwingen en alarmen
Trefwoordenregister
74
78
85
85
85
96
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 3
Inleiding
VLT® AutomationDrive FC 302
11
1 Inleiding
1.1 Doel van de handleiding
De frequentieregelaar is ontworpen voor hoge asprestaties voor elektromotoren. Lees deze bedieningshandleiding aandachtig door voor een juist gebruik. Een onjuist gebruik van de frequentieregelaar kan leiden tot een onjuiste werking van de frequentieregelaar of gerelateerde apparatuur, de levensduur bekorten of andere problemen veroorzaken.
Deze bedieningshandleiding bevat informatie over:
Opstarten
Installatie
Programmeren
Problemen verhelpen
Hoofdstuk 1 Inleiding bevat een inleiding op de
handleiding en geeft informatie over goedkeu­ringen en over de symbolen en afkortingen die in dit document worden gebruikt.
Hoofdstuk 2 Veiligheidsvoorschriften geeft aanwij-
zingen over een veilig gebruik van de frequentieregelaar.
Hoofdstuk 3 Installeren doorloopt de mechanische
en technische installatie.
Hoofdstuk 4 Programmeren geeft aanwijzingen
voor het bedienen en programmeren van de frequentieregelaar via het LCP.
Hoofdstuk 5 Algemene
technische gegevens voor de frequentieregelaar.
Hoofdstuk 6 Waarschuwingen en alarmen helpt u
bij het oplossen van problemen die kunnen optreden tijdens het gebruik van de frequentiere­gelaar.
VLT® is een gedeponeerd handelsmerk. DeviceNet is een handelsmerk van ODVA, Inc.
specicaties bevat
PROFIBUS-veldbusoptie en het verhelpen van problemen bij het gebruik van deze optie.
De VLT® PROFIBUS DP MCA 101 Programming
Guide bevat de informatie die nodig is voor het regelen, bewaken en programmeren van de frequentieregelaar via een PROFIBUS-veldbus.
®
De VLT
bevat informatie over de installatie van de DeviceNet®-veldbusoptie en het verhelpen van
problemen bij het gebruik van deze optie.
De LT
bevat de informatie die nodig is voor het regelen, bewaken en programmeren van de frequentiere-
gelaar via een DeviceNet®-veldbus.
Technische publicaties van Danfoss zijn ook online beschikbaar via http://drives.danfoss.com/knowledge-center/
technical-documentation/.
DeviceNet MCA 104 Installation Guide
®
DeviceNet MCA 104 Programming Guide
1.3 Document- en softwareversie
Deze handleiding wordt regelmatig herzien en bijgewerkt. Alle suggesties voor verbetering zijn welkom. Tabel 1.1 toont de documentversie en de bijbehorende software­versie.
Versie Opmerkingen Software-
versie
MG34Q4xx Behuizingsgrootte F14 en F15
toegevoegd.
Nieuwe softwareversie.
Tabel 1.1 Document- en softwareversie
Goedkeuringen en certiceringen
1.4
7.4x
1.4.1 Goedkeuringen
Aanvullende informatiebronnen
1.2
De VLT® AutomationDrive FC 301/FC 302 Design
Guide bevat alle technische informatie over de frequentieregelaar en over klantspecieke instal­laties en toepassingen.
De Programmeerhandleiding VLT® AutomationDrive
FC 301/FC 302 geeft informatie over het programmeren en bevat een uitgebreide beschrijving van de parameters.
De VLT® PROFIBUS DP MCA 101 Installation Guide
bevat informatie over de installatie van de
4 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
De frequentieregelaar voldoet aan de eisen van UL 508C ten aanzien van het behoud van het thermische geheugen. Zie de sectie Thermische motorbeveiliging in de productspe­cieke design guide voor meer informatie.
Inleiding Bedieningshandleiding
LET OP
Opgelegde beperkingen ten aanzien van de uitgangsfrequentie (vanwege ociële export­beperkingen):
Vanaf softwareversie 6.72 is de uitgangsfrequentie van de frequentieregelaar begrensd op 590 Hz. De software­versies 6.xx begrenzen ook de maximale uitgangsfrequentie op 590 Hz, maar bij deze versies is ashen niet mogelijk, dat wil zeggen dat downgraden of upgraden niet mogelijk is.
De 1400-2000 kW (1875-2680 pk) 690 V-frequentieregelaars zijn alleen goedgekeurd voor CE.
1.5 Verwijdering
Apparatuur die elektrische componenten bevat, mag niet als huishoudelijk afval worden afgevoerd. Voer dergelijke apparatuur apart af volgens de geldende lokale voorschriften.
1.6 Afkortingen en conventies
60° AVM 60° asynchrone vectormodulatie A Ampère AC Wisselstroom AD Luchtontlading AEO Automatische energieoptimalisatie AI Analoge ingang AIC Ampere interrupting current – onderbrekings-
stroom AMA Automatische aanpassing motorgegevens AWG American Wire Gauge °C CB Circuitbreaker CD Constante ontlading CDM Complete Drive Module: frequentieregelaar,
CE Europese conformiteit (Europese veiligheids-
CM Common mode CT Constant koppel DC Gelijkstroom DI Digitale ingang DM Dierentiële modus D-TYPE Afhankelijk van de frequentieregelaar EMC Elektromagnetische compatibiliteit EMK Elektromotorische kracht ETR Elektronisch thermisch relais f
JOG
Graden Celsius
voedende eenheid en ondersteunende apparatuur
normen)
De motorfrequentie wanneer de jogfunctie is
geactiveerd
f
M
f
MAX
f
MIN
f
M,N
FC Frequentieregelaar
Hiperface®Hiperface® is een gedeponeerd handelsmerk van
HO Hoge overbelasting pk Paardenkracht HTL HTL-encoder (10-30 V) pulsen – hoogspannings-
Hz Hertz I
INV
I
LIM
I
M,N
I
VLT,MAX
I
VLT,N
kHz Kilohertz LCP Lokaal bedieningspaneel lsb Minst signicante bit m Meter mA Milliampère MCM Mille Circular Mil MCT Motion Control Tool mH Inductantie in millihenry mm Millimeter ms Milliseconde msb Meest signicante bit
η
VLT
nF Capaciteit in nanofarad NLCP Numeriek lokaal bedieningspaneel Nm Newtonmeter NO Normale overbelasting n
s
Online-/
offlinepara-
meters
P
br,cont.
PCB Printed Circuit Board – printkaart PCD Procesdata PDS Elektrische aandrijving: een CDM en een motor PELV Protective Extra Low Voltage P
m
P
M,N
PM-motor Permanentmagneetmotor
Motorfrequentie Maximale uitgangsfrequentie die de frequentiere­gelaar op zijn uitgang schakelt Minimale motorfrequentie van de frequentiere­gelaar Nominale motorfrequentie
Stegmann
transistorlogica
Nominale uitgangsstroom van de omvormer Stroomgrens Nominale motorstroom Maximale uitgangsstroom Nominale uitgangsstroom die door de frequentie­regelaar wordt geleverd
Het rendement van de frequentieregelaar gede- nieerd als de verhouding tussen uitgangsvermogen en ingangsvermogen
Synchroonmotortoerental Wijzigingen van onlineparameters worden meteen na het wijzigen van de gegevenswaarde geactiveerd Nominaal vermogen van de remweerstand (gemiddeld vermogen tijdens continu remmen)
Het nominale uitgangsvermogen van de frequen­tieregelaar als hoge overbelasting (HO) Nominaal motorvermogen
1 1
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 5
Inleiding
VLT® AutomationDrive FC 302
11
Proces-PID PID-regelaar (proportioneel-integrerend-dieren-
tiërend) die het toerental, de druk, de
temperatuur enzovoort handhaaft R
br,nom
RCD Reststroomapparaat Regen Regeneratieve klemmen R
min
RMS Root Mean Square tpm Toeren per minuut R
rec
s Seconde SCCR Nominale kortsluitstroom SFAVM Stator Flux Asynchrone Vectormodulatie STW Statuswoord SMPS Schakelende voeding THD Totale harmonische vervorming T
LIM
TTL TTL-encoder (5 V) pulsen – transistor-transistor-
U
M,N
UL Underwriters Laboratories (instantie voor veilig-
V Volt VT Variabel koppel
VVC+
Nominale weerstandswaarde die zorgt voor een
remvermogen op de motoras van 150/160%
gedurende 1 minuut
Door de frequentieregelaar toegestane minimale
remweerstand
Aanbevolen weerstand van Danfoss-remweer-
standen
Koppelbegrenzing
logica
Nominale motorspanning
heidscerticering in de VS)
Voltage Vector Control plus
Tabel 1.2 Afkortingen
Conventies
Genummerde lijsten geven procedures aan. Lijsten met opsommingstekens geven andere informatie en beschrijvingen van afbeeldingen aan. Cursieve tekst geeft een van de volgende zaken aan:
Kruisverwijzing
Koppeling
Voetnoot
Parameternaam, naam parametergroep, parame-
teroptie.
Alle afmetingen op tekeningen zijn in mm (inch). * Geeft de standaardinstelling van een parameter aan.
6 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Veiligheidsvoorschriften Bedieningshandleiding
2 Veiligheidsvoorschriften
2.1 Veiligheidssymbolen
In dit document worden de volgende symbolen gebruikt:
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot licht of matig letsel. Kan tevens worden gebruikt om te waarschuwen tegen onveilige werkprak­tijken.
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op elk moment starten. Een onbedoelde start tijdens programmeer-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan apparatuur of eigendommen. De motor kan worden gestart door een externe schakelaar, een veldbus­commando, een ingangsreferentiesignaal vanaf het LCP of LOP, via externe bediening met MCT 10 setupsoftware of door het opheen van een foutconditie.
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
LET OP
Geeft belangrijke informatie aan, waaronder situaties die kunnen leiden tot schade aan apparatuur of eigendommen.
2.2 Gekwaliceerd personeel
Een probleemloze en veilige werking van de frequentiere­gelaar is alleen mogelijk als de frequentieregelaar op correcte en betrouwbare wijze wordt vervoerd, opgeslagen, geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden. Deze apparatuur mag uitsluitend worden geïnstalleerd en bediend door
gekwaliceerd personeel.
Gekwaliceerd personeel is gedenieerd als opgeleide
medewerkers die bevoegd zijn om apparatuur, systemen en circuits te installeren, in bedrijf te stellen en te onderhouden overeenkomstig relevante wetten en voorschriften. Het personeel moet tevens bekend zijn met de instructies en veiligheidsmaatregelen die in deze handleiding staan beschreven.
Veiligheidsvoorschriften
2.3
ONTLADINGSTIJD
De frequentieregelaar bevat DC-tussenkringconden­satoren waarop spanning kan blijven staan, ook wanneer de frequentieregelaar niet van spanning wordt voorzien. Er kan hoge spanning aanwezig zijn, zelfs wanneer de waarschuwingsleds uit zijn. Als u de aangegeven wachttijd na afschakeling niet in acht neemt voordat u onderhouds- of reparatiewerkzaamheden uitvoert, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op netvoeding, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwali­ceerd personeel.
WAARSCHUWING
Druk op [O/Reset] op het LCP voordat u
parameters gaat programmeren.
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
regelaar.
Zorg dat de frequentieregelaar, motor en
eventuele door de motor aangedreven apparatuur volledig bedraad en gemonteerd zijn voordat u de frequentieregelaar aansluit op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing.
WAARSCHUWING
Stop de motor.
Schakel de netvoeding en externe DC-tussen-
kringvoedingen af, inclusief backupvoedingen, UPS-eenheden en DC-tussenkringaansluitingen naar andere frequentieregelaars.
Schakel de PM-motor af of blokkeer deze.
Wacht tot de condensatoren volledig ontladen
zijn. De vereiste minimale wachttijd staat vermeld in Tabel 2.1.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
paraat of de condensatoren volledig ontladen zijn voordat u service- of reparatiewerk­zaamheden gaat uitvoeren.
2 2
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 7
Veiligheidsvoorschriften
VLT® AutomationDrive FC 302
Spanning
[V]
380–500 250–1000 (350–1350) 30
22
525–690 355–2000 (475–2700) 40
Tabel 2.1 Ontladingstijd
Vermogensbereik
[kW (pk)]
Minimale wachttijd
[minuten]
Om de STO-functie te kunnen gebruiken, is aanvullende bedrading voor de frequentieregelaar vereist. Zie VLT
Frequency Converters - Safe Torque O Operating Instructions
voor meer informatie.
®
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
De aardlekstroom bedraagt meer dan 3,5 mA. Een onjuiste aarding van de frequentieregelaar kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Zorg dat de apparatuur correct is geaard door
een erkende elektrisch installateur.
WAARSCHUWING
GEVAARLIJKE APPARATUUR
Het aanraken van draaiende assen en elektrische apparatuur kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door hiervoor opgeleid en gekwaliceerd personeel.
Zorg dat alle elektrische werkzaamheden
worden uitgevoerd overeenkomstig de nationale en lokale elektriciteitsvoorschriften.
Volg de procedures in deze handleiding.
WAARSCHUWING
ONBEDOELD DRAAIEN VAN DE MOTOR WINDMILLING
Het onbedoeld draaien van permanentmagneetmotoren wekt spanning op waardoor de eenheid kan worden geladen; dit kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of schade aan apparatuur.
Zorg dat permanentmagneetmotoren zijn
geblokkeerd om onbedoeld draaien te voorkomen.
VOORZICHTIG
GEVAAR BIJ INTERNE FOUT
Een interne fout in de frequentieregelaar kan leiden tot ernstig letsel als de frequentieregelaar niet goed is gesloten.
Controleer voordat u de spanning inschakelt of
alle veiligheidsafdekkingen op hun plaats zitten en stevig zijn vastgezet.
8 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
130BB753.11
Installeren Bedieningshandleiding
3 Installeren
3.1 Vóór de installatie
3.1.1 De installatielocatie plannen
LET OP
Maak een plan voor de installatie van de frequentiere­gelaar voordat u met de daadwerkelijke installatie begint. Als u de installatie niet goed plant, kan dit tijdens en na de installatie extra werk met zich mee brengen.
Selecteer de beste werklocatie op basis van onderstaande punten (zie details op de volgende pagina's en in de relevante design guides):
Omgevingstemperatuur tijdens bedrijf.
Installatiemethode.
Koeling van de eenheid.
Plaatsing van de frequentieregelaar.
Bekabeling.
Ga na of de voedingsbron de juiste spanning en
de benodigde stroom kan leveren.
Ga na of de nominale motorstroom lager is dan
de maximale stroom vanuit de frequentieregelaar.
Als de frequentieregelaar niet is uitgerust met
ingebouwde zekeringen moet u ervoor zorgen dat de externe zekeringen de juiste nominale waarde hebben.
3.1.3 Hijswerktuig
Hijs de frequentieregelaar altijd op met behulp van de aanwezige hijsogen.
3 3
3.1.1.1 Inspectie bij ontvangst
Controleer na ontvangst van de levering onmiddellijk of de geleverde onderdelen overeenkomen met de vrachtbrief. Danfoss aanvaardt geen claims voor gebreken die pas later worden gemeld.
Meld een klacht onmiddellijk:
bij de vervoerder in geval van zichtbare vervoers-
schade;
bij de verantwoordelijke vertegenwoordiger van
Danfoss in geval van zichtbare defecten of een onvolledige levering.
3.1.2 Vervoeren en uitpakken
Plaats de frequentieregelaar zo dicht mogelijk bij de uitein­delijke installatielocatie voordat u de frequentieregelaar uitpakt. Verwijder de doos en laat de frequentieregelaar zo lang mogelijk op de pallet staan.
Afbeelding 3.1 Aanbevolen hijsmethode, behuizingsgrootte F8.
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 9
130BB688.11
130BB689.11
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
33
Afbeelding 3.2 Aanbevolen hijsmethode, behuizingsgrootte F9/F10.
Afbeelding 3.3 Aanbevolen hijsmethode, behuizingsgrootte F11/F12/F13/F14.
10 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
130BE141.10
Installeren Bedieningshandleiding
3 3
Afbeelding 3.4 Aanbevolen hijsmethode, behuizingsgrootte F15
LET OP
De sokkel is samen met de frequentieregelaar verpakt, maar is tijdens het vervoer niet bevestigd. De sokkel is nodig om te zorgen voor voldoende luchtstroming naar de frequentieregelaar om die te koelen. Plaats de frequentieregelaar op de uiteindelijke installatielocatie boven op de sokkel. De hoek tussen de bovenzijde van de frequentieregelaar en de hijskabel moet > 60° bedragen. In plaats van de getoonde methoden in Afbeelding 3.1 tot Afbeelding 3.3 kan er ook een hijsjuk worden gebruikt om de frequentieregelaar te hijsen.
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 11
130BB754.11
800 (31.50)
607 (23.90)
IP/21
NEMA 1
IP/54
NEMA 12
1400 m
3
/h
(824 cfm)
1050 m
3
/h
(618 cfm)
1970 m
3
/h
(1160 cfm)
2280 (89.76)
2205 (86.81)
1497 (58.94)
130BB568.11
1400 (55.12)
607 (23.90)
IP/21
NEMA 1
IP/54
NEMA 12
2100 m
3
/h
(1236 cfm)
1575 m
3
/h
(927 cfm)
1970 m
3
/h
(1160 cfm)
2280 (89.76)
2205 (86.81)
1497 (58.94)
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
3.1.4 Mechanische afmetingen
33
F8 IP 21/54 – NEMA 1/12 F9 IP 21/54 – NEMA 1/12
Tabel 3.1 Mechanische afmetingen, behuizingsgrootte F8 en F9
Afmetingen in mm (inch)
12 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
130BB569.11
1600 (62.99)
607 (23.90)
IP/21
NEMA 1
IP/54
NEMA 12
2800 m
3
/h
(1648 cfm)
2100 m
3
/h
(1236 cfm)
3940 m3/h
(2320 cfm)
2280 (89.76)
2205 (86.81)
1497 (58.94)
130BB570.11
2400 (94.49)
607 (23.90)
IP/21
NEMA 1
IP/54
NEMA 12
4200 m
3
/h
(2472 cfm)
3150 m
3
/h
(1854 cfm)
3940 m3/h (2320 cfm)
2280 (89.76)
2205 (86.81)
1497 (58.94)
Installeren Bedieningshandleiding
3 3
F10 IP 21/54 – NEMA 1/12 F11 IP 21/54 – NEMA 1/12
Afmetingen in mm (inch)
Tabel 3.2 Mechanische afmetingen, behuizingsgrootte F10 en F11
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 13
130BB571.11
2000 (78.74)
607 (23.90)
IP/21
NEMA 1
IP/54
NEMA 12
2800 m
3
/h
(2472 cfm)
3150 m
3
/h
(1854 cfm)
4925 m3/h (2900 cfm)
2280 (89.76)
2205 (86.81)
1497 (58.94)
130BB572.11
2800 (110,24)
607 (23.90)
IP/21
NEMA 1
IP/54
NEMA 12
4200 m
3
/h
(2472cfm)
3150 m
3
/h
(1854 cfm)
4925 m3/h
(2900 cfm)
2280 (89.76)
2205 (86.81)
1497 (58.94)
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
33
F12 IP 21/54 – NEMA 1/12 F13 IP 21/54 – NEMA 1/12
Tabel 3.3 Mechanische afmetingen, behuizingsgrootte F12 en F13
Afmetingen in mm (inch)
14 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
130BC150.12
800
[31.5]
800
[31.5]
2400
[94.5]
2280
[89.8]
2205
[86.8]
1497
[58.9]
7883 m
3
/h
(4680 cfm)
IP/21
NEMA 1
2800 m
3
/h
(2472 cfm)
IP/54
NEMA 12
3150 m
3
/h
(1854 cfm)
Installeren Bedieningshandleiding
3 3
F14 IP 21/54 – NEMA 1/12
Tabel 3.4 Mechanische afmetingen, behuizingsgrootte F14
Afmetingen in mm (inch)
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 15
800
(31.5)
IP21/NEMA1
2800 m3/Hr
2472 CFM
IP21/NEMA12
3150 m3/Hr
1854 CFM
7883
m3/Hr
4640
CFM
800
(31.5)
800
(31.5)
3600
(141.7)
600
(23.6)
600
(23.6)
130BE181.10
2280 (89.9)
2205 (86.8)
1497 (58.9)
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
33
F15 IP 21/54 – NEMA 1/12
Tabel 3.5 Mechanische afmetingen, behuizingsgrootte F15
16 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Afmetingen in mm (inch)
130BE142.10
130BE144.10
130BE145.10
130BE146.10
Installeren Bedieningshandleiding
Behuizings­grootte
Nominaal vermogen bij hoge overbe­lasting – 150% overbelasting­skoppel IP NEMA Afmetingen voor verzending [mm (inch)]
Hoogte 2324 (91,5) 2324 (91,5) 2324 (91,5) 2324 (91,5) Breedte 970 (38,2) 1568 (61,7) 1760 (69,3) 2559 (100,7) Diepte 1130 (44,5) 1130 (44,5) 1130 (44,5) 1130 (44,5)
Afmetingen frequentieregelaar [mm (inch)]
Hoogte Breedte 800 (31,5) 1400 (55,1) 1600 (63,0) 2400 (94,5) Diepte 606 (23,9) 606 (23,9) 606 (23,9) 606 (23,9) Max. gewicht [kg (lb)]
250-400 kW (380-500 V) 355-560 kW (525-690 V)
F8 F9 F10 F11
250-400 kW (380-500 V)
355-56 kW (525-690 V)
21, 54
12
2204 (86,8) 2204 (86,8) 2204 (86,8) 2204 (86,8)
440 (970) 656 (1446) 880 (1940) 1096 (2416)
21, 54
12
450-630 kW (380-500 V) 630-800 kW (525-690 V)
21, 54
12
710-800 kW (380-500 V)
900-1200 kW (525-690 V)
21, 54
12
3 3
Tabel 3.6 Mechanische afmetingen, behuizingsgrootte F8-F11
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 17
130BE147.10
130BE148.10
130BE149.11
130BE150.10
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
Behuizings­grootte
F12 F13 F14 F15
33
Nominaal vermogen bij hoge overbe­lasting – 150% overbelasting­skoppel IP NEMA Afmetingen voor verzending [mm (inch)]
Hoogte 2324 (91,5) 2324 (91,5) 2324 (91,5) 2324 (91,5) Breedte 2160 (85,0) 2960 (116,5) 2578 (101,5) 3778 (148,7) Diepte 1130 (44,5) 1130 (44,5) 1130 (44,5) 1130 (44,5)
Afmetingen frequentieregelaar [mm (inch)]
Hoogte Breedte 2000 (78,7) 2800 (110,2) 2400 (94,5) 3600 (141,7) Diepte 606 (23,9) 606 (23,9) 606 (23,9) 606 (23,9) Max. gewicht [kg (lb)]
450-630 kW (380-500 V) 630-800 kW (525-690 V)
21, 54
12
2204 (86,8) 2204 (86,8) 2204 (86,8) 2204 (86,8)
1022 (2253) 1238 (2729) 1410 (3108) 1626 (3585)
710-800 kW (380-500 V)
900-1200 kW (525-690 V)
21, 54
12
1400-1800 kW (525-690 V) 1400-1800 kW (525-690 V)
21, 54
12
21, 54
12
Tabel 3.7 Mechanische afmetingen, behuizingsgrootte F12-F15
Mechanische installatie
3.2
3.2.1 Voorbereiding voor installatie
Bereid de volgende zaken voor om een betrouwbare en eectieve installatie van de frequentieregelaar te waarborgen:
Zorg voor een geschikte montageopstelling. De
montageopstelling hangt af van het ontwerp, gewicht en koppel van de frequentieregelaar.
Raadpleeg de mechanische tekeningen om te
zorgen dat er wordt voldaan aan de ruimtever­eisten.
Zorg dat alle bedrading wordt uitgevoerd
overeenkomstig de nationale voorschriften.
3.2.2 Benodigd gereedschap
Boor met 10 mm- of 12 mm-boortje
Rolmaat
Dopsleutel met de benodigde metrische doppen
(7-17 mm)
Verlengstukken voor dopsleutel
Metaalpons voor leidingbuizen of kabelwartels in
IP 21/NEMA 1- en IP 54-eenheden
Hijsbalk om de eenheid op te hijsen (stang of
buis met een diameter van 25 mm (1 inch) met een draagvermogen van minimaal 400 kg (880 lb)
Kraan of ander hijsmiddel om de frequentiere-
gelaar op zijn plaats te zetten
3.2.3 Algemene overwegingen
Ruimte
Zorg voor voldoende ruimte boven en onder de frequen­tieregelaar in verband met luchtcirculatie en toegang tot de kabels. Bovendien moet er ruimte aan de voorzijde van de eenheid zijn om deuren van de panelen te kunnen openen; zie Afbeelding 3.5 tot Afbeelding 3.12.
18 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
776
(30.6)
130BB531.10
130BB003.13
776 (30.6)
578 (22.8)
776
(30.6)
776
(30.6)
130BB574.10
130BB575.10
776 (30.6) (2x)
130BB576.10
776 (30.6)
624 (24.6)
579 (22.8)
130BB577.10
776 (30.6)
776 (30.6)
624 (24.6)
579 (22.8)
130BB575.10
776 (30.6) (2x)
578 (22.8)
130BE151.10
776 (30.6)
Installeren Bedieningshandleiding
Afbeelding 3.5 Ruimte aan voorzijde van behuizingsgrootte F8
Afbeelding 3.6 Ruimte aan voorzijde van behuizingsgrootte F9
3 3
Afbeelding 3.10 Ruimte aan voorzijde van behuizingsgrootte F13
Afbeelding 3.11 Ruimte aan voorzijde van behuizingsgrootte F14
Afbeelding 3.7 Ruimte aan voorzijde van behuizingsgrootte F10
Afbeelding 3.8 Ruimte aan voorzijde van behuizingsgrootte F11
Afbeelding 3.9 Ruimte aan voorzijde van behuizingsgrootte F12
Afbeelding 3.12 Ruimte aan voorzijde van behuizingsgrootte F15
Toegang tot bedrading
Zorg voor een goede toegang tot de bedrading, inclusief de benodigde ruimte om de bedrading te kunnen buigen.
LET OP
Alle kabelklemmen/-schoenen moeten binnen de breedte van de stroomrail worden gemonteerd.
LET OP
Omdat er een hoogfrequente elektrische stroom door de motorkabels loopt, is het belangrijk om de netkabels, motorkabels en stuurkabels in afzonderlijke leidingen te plaatsen. Gebruik metalen kabelgoten of afzonderlijk afgeschermde kabels. Als u de netkabels, motorkabels en stuurkabels niet isoleert, kan dit leiden tot wederzijdse signaalkoppeling, met ongewenste uitschakeling (trip) als gevolg.
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 19
4
3
239.6 [ 9.43 ]
0.0 [ 0.00 ]
0.0 [ 0.00 ]
160.0 [ 6.30 ]
56.6 [ 2.23 ]
39.8 [ 1.57 ]
91.8 [ 3.61 ]
174.1 [ 6.85 ]
226.1 [ 8.90 ]
130BB534.11
R2/L12
R1/L11
91-1
91
S2/L22
S1/L21
92-1
T2/L32 93-1
92
T1/L3193
U/T1 96 V/T2 97 W/T3 98
0.0 [ 0.00 ]
57.6 [ 2.27 ]
74.0 [ 2.91 ]
100.4 [ 3.95 ]
139.4 [ 5.49 ]
172.6 [ 6.80 ]
189.0 [ 7.44 ]
199.4 [ 7.85 ]
287.6 [ 11.32 ]
304.0 [ 11.97 ]
407.3 [ 16.04 ]
464.4 [ 18.28 ]
522.3 [ 20.56 ]
524.4 [ 20.65 ]
629.7 [ 24.79 ]
637.3 [ 25.09 ]
1 2
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
3.2.4 Klemposities, F8-F15
De F-behuizing is beschikbaar in 8 maten. De F8 bestaat uit een gelijkrichtermodule en omvormermodule in 1 kast. De F10, F12 en F14 bestaan uit een gelijkrichterkast links en een omvormerkast rechts. De F9, F11, F13 en F15 worden gevormd door toevoeging van de optiekast aan respectievelijk de F8, F10, F12 en F14.
33
3.2.4.1 Omvormer en gelijkrichter, behuizingsgrootte F8 en F9
1 Zijaanzicht links 2 Vooraanzicht 3 Zijaanzicht rechts 4 Aardingsstrip
Afbeelding 3.13 Klemposities omvormer en gelijkrichter, behuizingsgrootte F8 en F9. De doorvoerplaat bevindt zich op 42 mm (1,65 inch) onder niveau 0,0.
20 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
130BA849.13
.0 [.0]
54.4[2.1]
169.4 [6.7]
284.4 [11.2]
407.3 [16.0]
522.3 [20.6]
637.3 [25.1]
287.4 [11.3]
253.1 [10.0]
.0 [.0]
.0 [.0]
339.4 [13.4]
287.4 [11.3]
.0 [.0]
339.4 [13.4]
308.3 [12.1]
465.6 [18.3]
465.6 [18.3]
198.1[7.8]
234.1 [9.2]
282.1 [11.1]
318.1 [12.5]
551.0 [21.7]
587.0 [23.1]
635.0 [25.0]
671.0 [26.4]
44.40 [1.75]
244.40 [9.62]
204.1 [8.0]
497.1
[19.6]
572.1
[22.5]
180.3 [7.1]
129.1 [5.1]
1
2
3
Installeren Bedieningshandleiding
3.2.4.2 Omvormer, behuizingsgrootte F10 en F11
3 3
1 Aardingsstrip 2 Motorklemmen 3 Remklemmen
Afbeelding 3.14 Klemposities –zijaanzicht links, vooraanzicht en zijaanzicht rechts. De doorvoerplaat bevindt zich op 42 mm (1,65 inch) onder niveau 0,0.
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 21
287.4 [11.32]
0.0 [0.00]
339.4 [13.36]
253.1 [9.96]
0.0 [0.00]
287.4 [11.32]
0.0 [0.00]
339.4 [13.36]
465.6 [18.33]
465.6 [18.33]
308.3 [12.14]
180.3 [7.10]
210.1 [8.27]
0.0 [0.00]
66.4 [2.61]
181.4 [7.14]
296.4 [11.67]
431.0 [16.97]
546.0 [21.50]
661.0 [26.03]
795.7 [31.33]
910.7 [35.85]
1025.7 [40.38]
246.1 [9.69]
294.1 [11.58]
330.1 [13.00]
574.7 [22.63]
610.7 [24.04]
658.7 [25.93]
694.7 [27.35]
939.4 [36.98]
975.4 [38.40]
1023.4 [40.29]
1059.4 [41.71]
144.3
[5.68]
219.3
[8.63]
512.3
[20.17]
587.3
[23.12]
880.3
[34.66]
955.3
[37.61]
1
130BA850.12
FASTENER TORQUE: MIO 19 Nm (14 FT -LB)
U/T1 96 V/T2 97 W/T3 98
FASTENER TORQUE: MIO 19 Nm (14 FT -LB)
U/T1 96 V/T2 97 W/T3 98
FASTENER TORQUE: MIO 19 Nm (14 FT -LB)
U/T1 96 V/T2 97 W/T3 98
2
3
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
3.2.4.3 Omvormer, behuizingsgrootte F12 en F13
33
1 Aardingsstrip 2 Motorklemmen 3 Remklemmen
Afbeelding 3.15 Klemposities –zijaanzicht links, vooraanzicht en zijaanzicht rechts. De doorvoerplaat bevindt zich op 42 mm (1,65 inch) onder niveau 0,0.
22 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
54.4
[2.1]
.0
[.0]
169.4
[6.7]
284.4
[11.2]
407.3
[16.0]
522.3
[20.6]
637.3
[25.1]
854.4
[33.6]
969.4
[38.2]
1084.4
[42.7]
1207.3
[47.5]
1322.3
[52.1]
1437.3
[56.6]
MOTOR
198.1
[7.8]
234.1
[9.2]
282.1
[11.1]
318.1
[12.5]
551.0
[21.7]
587.0
[23.1]
635.0
[25.0]
671.0
[26.4]
998.1
[39.3]
1034.1
[40.7]
1082.1
[42.6]
1118.1
[44.0]
1351.0
[53.2]
1387.0
[54.6]
1435.0
[56.5]
1471.0
[57.9]
BRAKE
172.6
[6.8]
.0
[.0]
253.1 [10.0]
.0 [.0]
224.6
[8.8]
EARTH GROUND 308.7
[12.2]
BRAKE 46.4
[1.8]
EARTH GROUND 180.3 [7.1]
BRAKE 308.3 [12.1]
100.4
[4.0]
139.4
[5.5]
199.4
[7.9]
464.4
[18.3]
524.4
[20.6]
629.7
[24.8]
900.4
[35.4]
939.4
[37.0]
999.4
[39.3]
1264.4
[49.8]
1324.4
[52.1]
1429.7
[56.3]
EARTH GROUND
130BC147.11
Installeren Bedieningshandleiding
3.2.4.4 Omvormer, behuizingsgrootte F14 en F15
3 3
Afbeelding 3.16 Klemposities –zijaanzicht links, vooraanzicht en zijaanzicht rechts. De doorvoerplaat bevindt zich op 42 mm (1,65 inch) onder niveau 0,0.
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 23
4
3
239.6 [ 9.43 ]
0.0 [ 0.00 ]
0.0 [ 0.00 ]
160.0 [ 6.30 ]
56.6 [ 2.23 ]
39.8 [ 1.57 ]
91.8 [ 3.61 ]
174.1 [ 6.85 ]
226.1 [ 8.90 ]
130BB534.11
R2/L12
R1/L11
91-1
91
S2/L22
S1/L21
92-1
T2/L32 93-1
92
T1/L3193
U/T1 96 V/T2 97 W/T3 98
0.0 [ 0.00 ]
57.6 [ 2.27 ]
74.0 [ 2.91 ]
100.4 [ 3.95 ]
139.4 [ 5.49 ]
172.6 [ 6.80 ]
189.0 [ 7.44 ]
199.4 [ 7.85 ]
287.6 [ 11.32 ]
304.0 [ 11.97 ]
407.3 [ 16.04 ]
464.4 [ 18.28 ]
522.3 [ 20.56 ]
524.4 [ 20.65 ]
629.7 [ 24.79 ]
637.3 [ 25.09 ]
1 2
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
3.2.4.5 Gelijkrichter, behuizingsgrootte F10, F11, F12 en F13
33
1 Zijaanzicht links 2 Vooraanzicht 3 Zijaanzicht rechts 4 Aardingsstrip
Afbeelding 3.17 Klemposities –zijaanzicht links, vooraanzicht en zijaanzicht rechts. De doorvoerplaat bevindt zich op 42 mm (1,65 inch) onder niveau 0,0.
24 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
53.0
[2.1]
203.1 [8.0]
226.6
[8.9]
.0 [.0]
.0
[.0]
.0
[.0]
122.6
[4.8]
168.0
[6.6]
237.6
[9.4]
283.0
[11.1]
352.6
[13.9]
405.9
[16.0]
475.5
[18.7]
520.9
[20.5]
590.5
[23.2]
635.9
[25.0]
705.5
[27.8]
MAINS
103.0
[4.1]
153.0
[6.0]
205.0
[8.1]
253.1 [10.0]
273.1 [10.8]
253.1 [10.0]
172.6
[6.8]
.0 [.0]
.0
[.0]
224.6
[8.8]
BRAKE 46.4
[1.8]
308.3 [12.1]
100.4
[4.0]
139.4
[5.5]
199.4
[7.9]
464.4
[18.3]
524.4
[20.6]
629.7
[24.8]
EARTH GROUND
EARTH GROUND 56.6 [2.2]
[7.1]
EARTH GROUND 308.7
[12.2]
EARTH GROUND 308.7
[12.2]
MOTOR SIDE
MAINS SIDE
130BC146.10
Installeren Bedieningshandleiding
3.2.4.6 Gelijkrichter, behuizingsgrootte F14 en F15
3 3
Afbeelding 3.18 Klemposities –zijaanzicht links, vooraanzicht en zijaanzicht rechts. De doorvoerplaat bevindt zich op 42 mm (1,65 inch) onder niveau 0,0.
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 25
336.4
291.2
142.0
92.0
.0
.0
73.0
128.5
129.3
184.0
218.3
249.0
314.0
307.3
369.5
448.0
493.0
425.0
244.4
151.3
386.7
443.8
628.8
830.3
887.4
.0
130BB756.11
1
2
3
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
3.2.4.7 Optiekast, behuizingsgrootte F9
33
1 Zijaanzicht links 2 Vooraanzicht 3 Zijaanzicht rechts
Afbeelding 3.19 Klemposities optiekast, behuizingsgrootte F9
26 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
4
316.4
179.2
135.2
80.4
36.4
.0
244.4
.0
151.3
440.4
547.8
.0
73.0
88.1
112.0
138.9
172.0
180.7
232.0
231.5
273.3
324.1
338.9
387.8
437.0
438.6
480.4
497.0
531.2
557.0
573.0
602.3
625.8
130BB757.11
1
2
3
Installeren Bedieningshandleiding
3.2.4.8 Optiekast, behuizingsgrootte F11 en F13
3 3
1 Zijaanzicht links 2 Vooraanzicht 3 Zijaanzicht rechts 4 Aardingsstrip
Afbeelding 3.20 Klemposities optiekast, behuizingsgrootte F11 en F13
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 27
539.1
432.2
151.3
0.0
244.4
336.4
171.0
119.0
98.3
46.3
0.0
0.0
97.9
128.5
185.7
212.9
249.0
300.7
327.9
369.5
415.7
600.0
697.9
728.5
785.7
812.9
849.0
900.7
927.9
969.5
1015.7
130BE180.10
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
3.2.4.9 Optiekast, behuizingsgrootte F15
33
Afbeelding 3.21 Klemposities –zijaanzicht links, vooraanzicht en zijaanzicht rechts
28 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
(%)
Reductie omvormer
0 25 50 75 100 125 150 175 225
130BB190.10
200
Drukverandering
130BB073.10
Installeren Bedieningshandleiding
Externe kanalen
3.2.5 Koeling en luchtcirculatie
Als aan de buitenzijde van de Rittal-kast meer luchtkanalen worden toegevoegd, moet u de drukval in het kanaal
Koeling
Koeling kan worden gerealiseerd op diverse manieren:
via de koelkanalen aan de boven- en onderzijde
berekenen. Zie Afbeelding 3.22 als u de frequentieregelaar wilt reduceren op basis van de drukval.
van de eenheid;
door lucht aan de achterzijde van de eenheid aan
en af te voeren;
door een combinatie van de koelmethoden.
Kanaalkoeling
Voor een optimale installatie van een frequentieregelaar in een Rittal TS8-kast is een speciale optie ontworpen die gebruikmaakt van de ventilator van de frequentieregelaar om te voorzien in geforceerde koeling van het backchannel. De lucht vanuit de bovenzijde van de behuizing kan naar buiten worden geleid, zodat warmte­verliezen uit het backchannel niet in de regelkamer worden afgevoerd. Door de lucht vanuit de installatie naar buiten te leiden, is er uiteindelijk minder airconditioning nodig.
Koeling achterzijde
3.2.6 Doorvoer kabelwartel/kabelgoot – IP
De lucht van het backchannel kan ook via de achterzijde van een Rittal TS8-kast worden aan- en afgevoerd. Het backchannel laat lucht van buiten de installatie naar binnen en voert warme lucht naar buiten af, zodat er minder airconditioning nodig is.
Luchtstroom
Zorg voor voldoende luchtstroom over het koellichaam. De luchtstroomsnelheid wordt aangegeven in Tabel 3.8.
Kabels moeten vanaf de onderzijde door de doorvoerplaat worden gevoerd en worden aangesloten. Verwijder de plaat en bekijk waar de doorvoer voor de kabelwartels of kabelgoten moet komen. Breng de gaten aan in de gearceerde gebieden op de tekeningen in Afbeelding 3.24 tot Afbeelding 3.31.
3 3
Afbeelding 3.22 Reductie eenheidgrootte F t.o.v. drukveran­dering (Pa) Luchtstroming omvormer: 985 m³/h (580 cfm)
21 (NEMA 1) en IP 54 (NEMA 12)
Beschermings­klasse behuizing
IP 21/NEMA 1
IP 54/NEMA 12
Tabel 3.8 Luchtstroom over koellichaam
1) Luchtstroom per ventilator. Eenheidgrootte F bevat meerdere
ventilatoren.
Luchtstroom bij deurventilator/ ventilator aan bovenzijde
700 m³/h (412 cfm)1)985 m³/h (580 cfm)
525 m³/h (309 cfm)1)985 m³/h (580 cfm)
De ventilator kan om de volgende redenen werken:
AMA
DC-houd
Voormagnetisering
DC-rem
60% van nominale stroom is overschreden
Specieke temperatuur koellichaam overschreden
(afhankelijk van vermogensklasse)
De ventilator is minimaal 10 minuten actief.
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 29
Ventilatoren koellichaam
LET OP
Bevestig de wartelplaat aan de frequentieregelaar om te voldoen aan de aangegeven beschermingsklasse en om
1)
1)
te zorgen voor voldoende koeling van de eenheid. Als de wartelplaat niet is gemonteerd, kan de frequentiere­gelaar worden uitgeschakeld (trip) bij alarm 69, Temp.
voed.krt.
Afbeelding 3.23 Voorbeeld van juiste installatie van de doorvoerplaat
733.0 (28.86)
258.5 (10.18)
99.5 (7.85)
593.0 (23.33)
70.0 (2.76)
535.0 (21.06)
35.5 (1.40)
36.5 (1.44)
130BB533.12
37.2 (1.47)
36.5 (1.44)
673.0 (26.50)
593.0 (23.35)
37.2 (1.47)
535.0 (21.06)
533.0 (20.98)
603.0 (23.74)
1336.0 (52.60)
258.5 (10.18)
199.5 (7.85)
460.0
(18.11)
130BB698.11
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
33
Afbeelding 3.24 F8, kabeldoorvoer gezien vanaf de onderzijde van de frequentieregelaar
Afbeelding 3.25 F9, kabeldoorvoer gezien vanaf de onderzijde van de frequentieregelaar
30 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
70.0 (2.76)
535.0 (21.06)
37.2 (1.47)
36.5 (1.44)
733.0 (28.86)
800.0 (31.50)
1533.0 (60.36)
258.5 (10.18)
199.5 (7.86)
593.0 (23.35)
130BB694.11
130BB695.11
70.0 (2.76)
535.0 (21.06)
37.2 (1.47)
36.5 (1.44)
733.0 (28.86)
800.0 (31.50)
258.5 (10.18)
199.5 (7.85)
870.7 (34.25)
593.0 (23.35)
593.0 (23.35)
593.0 (23.35)
1670.0 (65.75)
1533.0 (60.36)
1600.0 (62.99)
2333.0 (91.85)
Installeren Bedieningshandleiding
Afbeelding 3.26 F10, kabeldoorvoer gezien vanaf de onderzijde van de frequentieregelaar
3 3
Afbeelding 3.27 F11, kabeldoorvoer gezien vanaf de onderzijde van de frequentieregelaar
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 31
130BB696.11
70.0 (2.76)
535.0 (21.06)
37.2 (1.47)
36.5 (1.44)
733.0 (28.86)
800.0 (31.50)
1933.0 (76.10)
258.5 (10.18)
199.5 (7.85)
994.3 (39.15)
857.7 (33.77)
593.0 (23.35)
130BB697.10
70.0 (2.76)
535.0 (21.06)
37.2 (1.47)
36.5 (1.44)
733.0 (28.86)
800.0 (31.50)
258.5 (10.18)
199.5 (7.85)
994.3 (39.15)
870.7 (34.25)
593.0 (23.35)
593.0 (23.35)
1657.7 (65.26)
1533.0 (60.35)
1600.0 (62.99)
2733.0 (107.60)
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
33
Afbeelding 3.28 F12, kabeldoorvoer gezien vanaf de onderzijde van de frequentieregelaar
Afbeelding 3.29 F13, kabeldoorvoer gezien vanaf de onderzijde van de frequentieregelaar
32 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
130BC151.11
593.0 (23.35)
593.0 (23.35)
1670.0 (65.75)
870.0 (34.25)
593.0 (23.35)
70.0 (2.76)
2333.0 (91.85)
1533.0 (60.35)
800.0 (31.50)
733.0 (28.86)
36.5 (1.44)
37.2 (1.47)
17.5 (0.69)
199.5 (7.85)
535.0 (21.06)
285.5 (10.18)
130BE179.10
1282.8 (50.50)
50.1 (1.97)
525.6
(20.69)
220.7 (8.69)
276.6 (10.89)
62.8 (2.47)
760.6 (29.95)
800.0 (31.50)
3498.9 (137.75)
62.8 (2.47)
460.0 (18.11) 593.0 (23.35) 206.0 (8.11)
84.8 (3.34)
62.8 (2.47)
149.5 (5.89)
49.5 (1.95)
199.5 (7.85)
75.1(2.96)
200 (7.87)
176.2 (6.94)
82.8 (3.26)
226.8 (8.93)
635.1 (25.00)
435.0 (17.13)
1201.0 (47.28)
18.2 (0.72)
600.0 (23.62)
560.6 (22.07)
Installeren Bedieningshandleiding
Afbeelding 3.30 F14, kabeldoorvoer gezien vanaf de onderzijde van de frequentieregelaar
3 3
Afbeelding 3.31 F15, kabeldoorvoer gezien vanaf de onderzijde van de frequentieregelaar
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 33
Installeren
3.3 Installatie van de paneelopties
3.3.1 Paneelopties
VLT® AutomationDrive FC 302
Kastverwarming en thermostaat
Er zijn verwarmingselementen gemonteerd in de kast van
33
frequentieregelaars met behuizingsgrootte F10-F15. Ze worden geregeld via een automatische thermostaat en gaan de vochtigheid in de behuizing tegen. Dit verlengt de levensduur van frequentieregelaarcomponenten in vochtige omgevingen. Bij gebruik van de standaardinstel­lingen van de thermostaat worden de verwarmingselementen ingeschakeld bij 10 °C (50 °F) en uitgeschakeld bij 15,6 °C (60 °F).
Kastverlichting met stopcontact
Verlichting in de kast van frequentieregelaars met behuizingsgrootte F10-F15 biedt beter zicht tijdens service en onderhoud.
De behuizingsverlichting is tevens voorzien van een stopcontact voor een tijdelijke stroomvoorziening voor gereedschap of andere apparatuur, leverbaar voor 2 spanningen:
230 V, 50 Hz, 2,5 A, CE/ENEC
120 V, 60 Hz, 5 A, UL/cUL
Setup transformatoraftakking
Als kastverlichting met stopcontact en/of verwarmingsele­menten met thermostaat zijn geïnstalleerd, moeten de aftakkingen van transformator T1 worden ingesteld op de juiste ingangsspanning. Een 380-480/500 V-eenheid wordt in eerste instantie ingesteld op de 525 V-aftakking, terwijl een 525-690 V-eenheid wordt ingesteld op de 690 V­aftakking. Deze begininstelling zorgt ervoor dat er bij secundaire apparatuur geen overspanning optreedt als de aftakking niet wordt gewijzigd voordat er spanning op wordt geschakeld. Zie Tabel 3.9 voor het maken van de juiste aftakking bij klem T1 in de gelijkrichterkast. Zie de afbeelding van de gelijkrichter in Afbeelding 3.32 voor de juiste locatie in de frequentieregelaar.
Bereik ingangsspanning [V] Te selecteren aftakking [V]
380–440 400 441–490 460 491–550 525 551–625 575 626–660 660 661–690 690
Tabel 3.9 Instelling transformatoraftakking
NAMUR-klemmen
NAMUR is een internationale organisatie van gebruikers van automatiseringstechniek in de procesindustrie, met name de chemische en farmaceutische industrie, in Duitsland. Het selecteren van deze optie maakt het mogelijk om de klemmen in te delen en te markeren volgens de in- en uitgangsklemmen van frequentieregelaars. Hiervoor
specicaties van de NAMUR-standaard voor de
is een VLT Extended Relay Card MCB 113 nodig.
RCD (reststroomapparaat)
Gebruikt de kernbalansmethode om aardfoutstromen te bewaken in geaarde systemen en geaarde systemen met een hoge weerstand (TN- en TT-systemen in IEC­terminologie). Er is een waarschuwingssetpoint (50% van alarmsetpoint) en een alarmsetpoint. Bij elk setpoint hoort een SPDT-alarmrelais voor extern gebruik. Hiervoor is een externe stroomtransformator van het venstertype nodig (niet meegeleverd).
IRM (isolatieweerstandsmonitor)
Bewaakt de isolatieweerstand in ongeaarde systemen (IT­systemen in IEC-terminologie) tussen de fasegeleiders van het systeem en aarde. Er is een ohms waarschuwings­setpoint en een alarmsetpoint voor het isolatieniveau. Bij elk setpoint hoort een SPDT-alarmrelais voor extern gebruik.
LET OP
Op elk ongeaard (IT-) systeem kan slechts 1 isolatieweer­standsmonitor worden aangesloten.
Handmatige motorstarters
Zorgen voor driefasespanning voor elektrische ventilatoren die vaak vereist zijn voor grotere motoren. De spanning voor de starters wordt geleverd via de belastingzijde van een aanwezige contactor, lastscheider of netschakelaar. De spanning is beveiligd met een zekering vóór elke motorstarter en is uitgeschakeld wanneer de spanning naar de frequentieregelaar is uitgeschakeld. Maximaal 2 starters zijn toegestaan (slechts 1 als een op 30 A afgezekerd circuit is besteld).
®
PTC Thermistor Card MCB 112 en een VLT
Geïntegreerd in het veiligestopcircuit van de
frequentieregelaar
IEC 60755 Type B apparaatbewaking AC,
pulserende DC-, en zuivere DC-aardsluitstromen
Niveau-indicatie van aardsluitstroom door middel
van ledbalkje (10-100% van het setpoint)
Foutgeheugen
TEST/RESET-toets
Geïntegreerd in het veiligestopcircuit van de
frequentieregelaar
Lcd-scherm voor de ohmse waarde van de
isolatieweerstand
Foutgeheugen
De toetsen [Info], [Test] en [Reset]
®
34 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Installeren Bedieningshandleiding
De handmatige motorstarter is geïntegreerd in de STO van de frequentieregelaar en omvat de volgende functies:
Bedieningsschakelaar (aan/uit)
Kortsluit- en overbelastingsbeveiliging met
testfunctie
Handmatige resetfunctie
Op 30 A afgezekerde klemmen
3-fasespanning die overeenkomt met de
inkomende netspanning voor het aansluiten van ondersteunende apparatuur van de klant
Niet beschikbaar als 2 handmatige motorstarters
zijn geselecteerd
De klemmen zijn uitgeschakeld wanneer de
spanning naar de frequentieregelaar is uitgeschakeld
Spanning voor de klemmen met zekering wordt
geleverd via de belastingzijde van een aanwezige circuitbreaker of lastscheider.
24 V DC-voeding
5 A, 120 W, 24 V DC
Beveiligd tegen overstroom aan de uitgang,
overbelasting, kortsluiting en overtemperatuur
Voor het leveren van spanning voor
ondersteunende apparatuur van derden, zoals PLC I/O, contactors, temperatuurvoelers, indicatie­lampjes en/of andere elektronische hardware
Diagnostiek door middel van onder meer een
droog DC OK-contact, een groene DC OK-led en een rode overbelastingsled
Externe temperatuurbewaking
Bedoeld voor het bewaken van de temperatuur van externe systeemcomponenten, zoals de motorwikkelingen en/of lagers. Inclusief 8 universele ingangsmodules plus 2 specieke thermistoringangsmodules. Alle 10 modules zijn geïntegreerd in het STO-circuit van de frequentieregelaar en kunnen worden bewaakt via een veldbusnetwerk (hiervoor is een afzonderlijke module/buskoppeling nodig).
Universele ingangen (8) – signaaltypen
RTD-ingangen (inclusief Pt100), 3-draads of 4-
draads
Thermokoppel
Analoge stroom of analoge spanning
Extra functies:
1 universele uitgang, te congureren voor
analoge spanning of analoge stroom
2 uitgangsrelais (NO)
Dubbellijns LC-display en leddiagnostiek
Detectie van gebroken sensordraden, kortsluiting
en onjuiste polariteit
Interfacesetupsoftware
Specieke thermistoringangen (2) – functies
LET OP
Als de frequentieregelaar op een thermistor is aangesloten, moet de stuurkabels voor de thermistor versterkt/dubbel geïsoleerd zijn in verband met PELV. Het gebruik van een 24 V DC-voeding voor de thermistor wordt aanbevolen.
Elke module kan maximaal 6 thermistoren in serie
bewaken
Foutdiagnostiek voor draadbreuk of kortsluiting
van de sensordraden
ATEX/UL/CSA-certicering
Zo nodig kan in een derde thermistoruitgang
worden voorzien door middel van de VLT® PTC Thermistor Card MCB 112
3.4 Elektrische installatie
Zie hoofdstuk 2 Veiligheidsvoorschriften voor algemene veiligheidsinstructies.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op netvoeding, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwali­ceerd personeel.
WAARSCHUWING
GEÏNDUCEERDE SPANNING
Geïnduceerde spanning uit motoruitgangskabels van meerdere frequentieregelaars die bij elkaar zijn geplaatst, kan de condensatoren van de apparatuur opladen, ook wanneer die apparatuur is afgeschakeld en vergrendeld (lockout). Wanneer u de motorkabels niet van elkaar gescheiden houdt en ook geen afgeschermde kabels gebruikt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Houd uitgaande motorkabels van elkaar
gescheiden of
Gebruik afgeschermde kabels
Vergrendel alle frequentieregelaars tegelijk
(lockout)
3 3
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 35
6 Phase
power
input
130BB693.10
91-1 (L1-1)
92-1 (L2-1)
93-1 (L3-1)
91-2
92-2
93-2
95 PE
(L2-2)
(L1-2)
(L3-2)
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOKKEN
De frequentieregelaar kan een DC-stroom veroorzaken in de beschermende geleider en daarmee leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
33
Het niet opvolgen van de aanbeveling kan ertoe leiden dat de RCD niet de beoogde beveiliging biedt.
Overstroombeveiliging
Draadtype en
Zie hoofdstuk 5.6 Elektrische gegevens voor de aanbevolen draaddiktes en -typen.
Bij gebruik van een reststroomapparaat (RCD)
als beveiliging tegen elektrische schokken mag aan de voedingszijde van dit product uitsluitend een RCD van type B worden gebruikt.
Aanvullende beschermende apparatuur, zoals
kortsluitbeveiliging of thermische motorbevei­liging tussen de frequentieregelaar en de motor, is vereist voor toepassingen met meerdere motoren.
Ingangszekeringen zijn vereist om te voorzien in
kortsluitbeveiliging en overstroombeveiliging. Als deze zekeringen niet in de fabriek zijn aangebracht, moet de installateur ze plaatsen. Zie hoofdstuk 3.4.13 Zekeringen voor de maximale zekeringgrootte.
-specicaties
De volledige bedrading moet voldoen aan de
nationale en lokale voorschriften ten aanzien van dwarsdoorsneden en omgevingstemperatuur.
Aanbeveling voor voedingsdraden: koperdraad
dat bestand is tegen minimaal 75 °C (167 °F).
3.4.2 Voedingsaansluitingen
Bekabeling en zekeringen
LET OP
Alle bekabeling moet voldoen aan de nationale en lokale voorschriften ten aanzien van kabeldoorsneden en omgevingstemperatuur. Voor UL-toepassingen zijn 75 °C koperen geleiders vereist. Voor frequentieregelaars in niet-UL-toepassingen kunnen 75 °C (167 °F) en 90 °C (194 °F) koperen geleiders worden gebruikt.
De voedingskabels moeten worden aangesloten zoals aangegeven in Afbeelding 3.32. De dwarsdoorsnede van de kabels moet worden gekozen in overeenstemming met de nominale stroom en lokale voorschriften. Zie hoofdstuk 5.1 Netvoeding voor meer informatie.
Om de frequentieregelaar te beschermen, moeten de aanbevolen zekeringen worden gebruikt of moet de eenheid zijn uitgerust met ingebouwde zekeringen. De aanbevolen zekeringen zijn te vinden in hoofdstuk 3.4.13 Zekeringen. Zorg er altijd voor dat de juiste zekeringen worden gebruikt in overeenstemming met lokale voorschriften.
Als er een netschakelaar aanwezig is, wordt de netvoeding hierop aangesloten.
VOORZICHTIG
SCHADE AAN EIGENDOMMEN!
Beveiliging tegen overbelasting van de motor maakt geen deel uit van de standaardinstellingen. Om deze functie toe te voegen, stelt u parameter 1-90 Therm.
motorbeveiliging in op de waarde ETR-uitsch. of ETR­waarsch. Voor de Noord-Amerikaanse markt: de ETR-
functie biedt bescherming volgens klasse 20 tegen overbelasting van de motor volgens NEC. Als u
parameter 1-90 Therm. motorbeveiliging niet op ETR­uitsch. of ETR-waarsch. instelt, betekent dit dat de motor
niet wordt beschermd tegen overbelasting en dat er schade aan eigendommen kan ontstaan als de motor oververhit raakt.
3.4.1 Transformator selecteren
Gebruik de frequentieregelaar in combinatie met een 12­pulsscheidingstransformator.
36 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Afbeelding 3.32 Aansluitingen voedingskabels
91-1
92-1
93-1
91-2
92-2
93-2
S1 T1
R1
S2 T2
R2
95
Rectier 1
Rectier 2
Inverter1
F8/F9
Inverter2
F10/F11
Inverter3
F12/F13
130BC036.11
91-1
92-1
93-1
91-2
92-2
93-2
S1 T1
R1
S2 T2
R2
95
Rectier 1
Rectier 2
Inverter1
F8/F9
Inverter2
F10/F11
Inverter3
F12/F13
A
B
Inverter4
F14/F15
Inverter4
F14/F15
Installeren Bedieningshandleiding
LET OP
Bij gebruik van niet-afgeschermde/niet-gewapende motorkabels wordt niet voldaan aan bepaalde EMC-vereisten. Gebruik een afgeschermde/gewapende motorkabel om te voldoen aan de EMC-emissienormen. Zie EMC-specicaties in de relevante design guide voor meer informatie.
Zie hoofdstuk 5.1 Netvoeding voor de juiste dwarsdoorsnede en lengte van de motorkabel.
LET OP
Gebruik uitsluitend de dwarsdoorsnede waarvoor de veldbedradingsklemmen zijn ontworpen. De klemmen zijn niet geschikt voor draad dat 1 maat groter is.
3 3
Afbeelding 3.33 A) Tijdelijke 6-pulsaansluiting B) 12-pulsaansluiting
1)
Opmerkingen
1) Als 1 van de gelijkrichters niet meer werkt, kunt u de nog werkende gelijkrichtermodule gebruiken om de frequentiere­gelaar te laten werken bij een lagere belasting. Neem contact op met Danfoss voor informatie over het opnieuw aansluiten.
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 37
U
1
V
1
W
1
175ZA114.11
96 97 98
96 97 98
FC
FC
Motor
Motor
U
2
V
2
W
2
U
1
V
1
W
1
U
2
V
2
W
2
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
Afscherming van kabels
Vermijd montage met een afscherming met gedraaide uiteinden (pigtails). Dit kan het afschermende eect bij hogere frequenties verstoren. Als het noodzakelijk is de afscherming te onderbreken om een motorisolator of motorrelais te installeren, moet de afscherming worden
33
voortgezet met de laagst mogelijke HF-impedantie.
Sluit de afscherming van de motorkabel aan op de ontkop­pelingsplaat van de frequentieregelaar en de metalen behuizing van de motor.
Gebruik voor aansluitingen op de afscherming een zo groot mogelijk oppervlak (kabelklem). Gebruik hiervoor de
Afbeelding 3.34 Ster- en driehoekaansluitingen
bijgeleverde installatiemiddelen in de frequentieregelaar.
Kabellengte en dwarsdoorsnede
De frequentieregelaar is getest met een bepaalde kabellengte overeenkomstig de EMC-normen. Houd de motorkabel zo kort mogelijk om interferentie en lekstromen te beperken.
Schakelfrequentie
Wanneer frequentieregelaars in combinatie met sinuslters worden gebruikt om de akoestische ruis van een motor te beperken, moet de schakelfrequentie worden ingesteld volgens de instructies voor sinuslters in parameter 14-01 Schakelfrequentie.
Klemnr.
96 97 98 99
U V W
1)
Motorspanning 0-100% van
PE
netspanning. 3 draden uit motor
U1 V1 W1
W2 U2 V2 6 draden uit motor
U1 V1 W1
Driehoekschakeling
1)
PE
1)
Steraansluiting U2, V2, W2
PE
U2, V2 en W2 moeten afzonderlijk onderling worden verbonden.
Tabel 3.10 Klemaansluitingen
1) Aardverbinding
LET OP
Bij motoren zonder fase-isolatiemateriaal of andere versterkte isolatie die geschikt is voor gebruik met een frequentieregelaar, moet een sinuslter worden aangebracht op de uitgang van de frequentieregelaar
38 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
130BB532.12
2
3
6
7
89
10
11
1
5
4
130BB755.13
1
2
3
4
5
6
7
Installeren Bedieningshandleiding
3 3
1 Temperatuurschakelaar remweerstand 2 Hulprelais (01, 02, 03, 04, 05, 06) 3 SCR in-/uitschakelen 4 Hulpventilator (100, 101, 102, 103) 5 Omvormermodule 6 Remaansluitingen 81 (-R), 82 (+R) 7 Motoraansluitingen T1 (U), T2 (V), T3 (W) 8 Net L2-1 (R2), L2-2 (S2), L3-2 (T2) 9 Net L1-1 (R1), L2-1 (S1), L3-1 (T1)
1 DC-busaansluitingen voor gemeenschappelijke DC-bus
(DC+, DC-)
2 DC-busaansluitingen voor gemeenschappelijke DC-bus
(DC+, DC-) 3 Hulpventilator (100, 101, 102, 103) 4 Netzekeringen F10/F12 (6 stuks) 5 Net L1-2 (R2), L2-2 (S2), L3-2 (T2)
10 Aardingsklemmen (PE) 11 12-pulsgelijkrichtermodule
6 Net L1-1 (R1), L2-1 (S1), L3-1 (T1) 7 12-pulsgelijkrichtermodule
Afbeelding 3.35 Gelijkrichter- en omvormerkast, behuizings­grootte F8 en F9
Afbeelding 3.36 Gelijkrichterkast, behuizingsgrootte F10 en F12
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 39
130BA861.13
4
6
5
7, 8, 9
3
2
1
130BC148.11
R1 R2
1
2
3
45
6
7
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
33
1 NAMUR-zekering. Zie Tabel 3.25 voor onderdeel-
nummers. 2 NAMUR-klemmen (optioneel) 3 Externe temperatuurbewaking 4 Hulprelais (01, 02, 03, 04, 05, 06) 5 Motoraansluiting, 1 per module T1 (U), T2 (V), T3 (W) 6 Rem 81 (-R), 82 (+R) 7 Hulpventilator (100, 101, 102, 103) 8 Ventilatorzekeringen. Zie Tabel 3.22 voor onderdeel-
nummers. 9 SMPS-zekeringen. Zie Tabel 3.21 voor onderdeel-
nummers.
1 Toegang DC-stroomrail 2 Toegang DC-stroomrail 3 Netzekeringen (6 stuks) 4 Net L1-2 (R2), L2-2 (S2), L3-2 (T2) 5 Net L1-1 (R1), L2-1 (S1), L3-1 (T1) 6 12-pulsgelijkrichtermodules 7 DC-smoorspoel
Afbeelding 3.37 Omvormerkast, behuizingsgrootte F10 en F11
Afbeelding 3.38 Gelijkrichterkast, behuizingsgrootte F14 en F15
40 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
2
7
U/T1 96
FASTENER TORQUE: M10 19 Nm (14 FT-LB)
V/T2 97 W/T3 98 U/T1 96
FASTENER TORQUE: M10 19 Nm (14 FT-LB)
V/T2 97 W/T3 98 U/T1 96
FASTENER TORQUE: M10 19 Nm (14 FT-LB)
V/T2 97 W/T3 98
6
8, 9
4
3
1
5
130BA862.12
Installeren Bedieningshandleiding
3 3
1 NAMUR-zekering. Zie Tabel 3.25 voor onderdeelnummers. 2 NAMUR-klemmen (optioneel) 3 Externe temperatuurbewaking 4 Hulprelais (01, 02, 03, 04, 05, 06) 5 Hulpventilator (100, 101, 102, 103) 6 Motoraansluiting, 1 per module T1 (U), T2 (V ), T3 (W) 7 Rem 81 (-R), 82 (+R) 8 Ventilatorzekeringen. Zie Tabel 3.22 voor onderdeelnummers. 9 SMPS-zekeringen. Zie Tabel 3.21 voor onderdeelnummers.
Afbeelding 3.39 Omvormerkast, behuizingsgrootte F12 en F13
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 41
130BC250.10
2, 3, 4
5
6
I3 I4I2
I1
1
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
33
1 Hulprelais (01, 02, 03, 04, 05, 06) 2 Hulpventilator (100, 101, 102, 103) 3 Ventilatorzekeringen. Zie Tabel 3.22 voor onderdeelnummers. 4 SMPS-zekeringen. Zie Tabel 3.21 voor onderdeelnummers. 5 Rem 81 (-R), 82 (+R) 6 Motoraansluiting, 1 per module T1 (U), T2 (V), T3 (W)
Afbeelding 3.40 Omvormerkast, behuizingsgrootte F14 en F15
42 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
130BB699.11
R/L1 91 S/L2 92 T/L3 93
R/L1 91 S/L2 92 T/L3 93
CFD30J3
6
5
4
3
2
1
7
130BB700.11
4
2
5
6
3
1
7
Installeren Bedieningshandleiding
3 3
1 Veiligheidsrelaisspoelzekering met Pilz-relais
Zie hoofdstuk 3.4.14 Zekeringtabellen voor onderdeel-
nummers. 2 Pilz-relaisklem 3 RCD of IRM-klem 4 Netzekeringen (6 stuks)
Zie hoofdstuk 3.4.14 Zekeringtabellen voor onderdeel-
nummers. 5 Werkschakelaar, 2 x 3-fase 6 Net L1-2 (R2), L2-2 (S2), L3-2 (T2) 7 Net L1-1 (R1), L2-1 (S1), L3-1 (T1)
1 Veiligheidsrelaisspoelzekering met Pilz-relais
Zie hoofdstuk 3.4.14 Zekeringtabellen voor onderdeel-
nummers. 2 Pilz-relaisklem 3 Netzekeringen
Zie hoofdstuk 3.4.14 Zekeringtabellen voor onderdeel-
nummers. 4 Net L1-2 (R2), L2-2 (S2), L3-2 (T2) 5 Net L1-1 (R1), L2-1 (S1), L3-1 (T1) 6 Werkschakelaar, 2 x 3-fase 7 RCD of IRM-klem
Afbeelding 3.41 Optiekast, behuizingsgrootte F9
Afbeelding 3.42 Optiekast, behuizingsgrootte F11 en F13
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 43
130BE182.10
1
2
3
4
5
6
7
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
33
1 Veiligheidsrelaisspoelzekering met Pilz-relais
Zie hoofdstuk 3.4.14 Zekeringtabellen voor onderdeelnummers. 2 Pilz-relaisklem 3 RCD of IRM-klem 4 Netzekeringen (6 stuks)
Zie hoofdstuk 3.4.14 Zekeringtabellen voor onderdeelnummers. 5 Net L1-2 (R2), L2-2 (S2), L3-2 (T2) 6 Net L1-1 (R1), L2-1 (S1), L3-1 (T1) 7 Werkschakelaar, 2 x 3-fase
Afbeelding 3.43 Optiekast, behuizingsgrootte F15
44 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Installeren Bedieningshandleiding
3.4.3 Aarding
Om elektromagnetische compatibiliteit (EMC) te realiseren, moeten bij het installeren van een frequentieregelaar de volgende basisprincipes worden gevolgd.
Veiligheidsaarding: de frequentieregelaar heeft
een hoge lekstroom (> 3,5 mA) en moet om veiligheidsredenen op de juiste wijze worden geaard. Volg de lokale veiligheidsvoorschriften op.
Aarding van hoogfrequente spanning: houd de
aarddraadverbindingen zo kort mogelijk.
Sluit de verschillende aardingssystemen aan met de laagst mogelijke geleiderweerstand. Dit doet u door de geleider zo kort mogelijk te houden en een zo groot mogelijk oppervlak te gebruiken. De metalen kasten van de diverse apparaten zijn met de laagst mogelijke impedantie voor hoogfrequente spanning gemonteerd op de achterwand van de kast. Hiermee worden verschillende hoogfrequente spanningen op de afzonderlijke systemen vermeden en wordt het risico van interferentie in de verbindingskabels tussen de apparaten voorkomen. Zo wordt radiostoring beperkt. Voor een zo laag mogelijke impedantie voor hoogfre­quente spanning gebruikt u de bevestigingsbouten van het systeem als aansluitpunt voor hoogfrequente spanning op de achterwand. Verwijder isolerende verf en dergelijke van de bevestigingspunten.
3.4.4 Extra beveiliging (RCD)
EN-IEC 61800-5-1 (productnorm voor regelbare elektrische aandrijfsystemen) vereist speciale voorzorgsmaatregelen wanneer de lekstroom meer bedraagt dan 3,5 mA. Versterk de aarding op een van de volgende manieren:
Aarddraad met een doorsnede van minimaal 10
mm² (7 AWG).
Sluit 2 afzonderlijke aarddraden aan die beide
voldoen aan de regels ten aanzien van maatvoering. Zie EN 60364-5-54 § 543,7 voor meer informatie.
Als extra beveiliging kunnen aardlekschakelaars of meervoudige veiligheidsaarding worden toegepast, op voorwaarde dat de installatie voldoet aan de lokale veilig­heidsvoorschriften.
Zie ook Speciale omstandigheden in de relevante design guide.
3.4.5 RFI-schakelaar
Netvoeding geïsoleerd van aarde
Schakel de RFI-schakelaar uit (Uit)1) via parameter 14-50 RFI- lter op de frequentieregelaar en parameter 14-50 RFI-lter
op het lter als:
de frequentieregelaar wordt gevoed via een
geïsoleerde netbron (IT-net, zwevende driehoe­kaansluiting of driehoekaansluiting met één zijde geaard);
de frequentieregelaar wordt gevoed via TT/TN-S
met één zijde geaard.
1)
Niet beschikbaar voor 525-600/690 V-frequentieregelaars.
Zie IEC 364-3 voor meer informatie. Stel parameter 14-50 RFI-lter in op [1] Aan als:
optimale EMC-prestaties vereist zijn;
motoren parallel zijn aangesloten;
de motorkabels langer zijn dan 25 m (82 ft).
Als de paramater op Uit is ingesteld, worden de interne RFI-capaciteiten DC-tussenkring uitgeschakeld om beschadiging van de tussenkring te voorkomen en de aardcapaciteitsstromen te reduceren (overeenkomstig IEC 61800-3). Zie ook de toepassingsnotitie VLT on IT mains. Het is belangrijk om isolatiebewaking toe te passen die samen met vermogenselektronica kan worden gebruikt (IEC 61557-8).
(ltercondensatoren) tussen het chassis en
3.4.6 Aanhaalmoment
Bij het vastdraaien van alle aansluiting op de netvoeding is het belangrijk om dit te doen met het juiste aanhaal­moment. Een te laag of te hoog aanhaalmoment zal resulteren in een slechte aansluiting op de netvoeding. Gebruik een momentsleutel om te zorgen voor het juiste aanhaalmoment.
3 3
Een aardfout kan in de ontladingsstroom een gelijkstroom­component veroorzaken.
Zorg dat u bij gebruik van aardlekschakelaars de lokale voorschriften volgt. De relais moeten geschikt zijn om 3­faseapparatuur met een bruggelijkrichter en een korte ontladingsstroom bij het inschakelen te beschermen.
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 45
176FA247.12
Nm/in-lbs
-DC 88
+DC 89
R/L1 91
S/L2 92
T/L3 93
U/T1 96
V/T2 97
W/T3
175HA036.11
U
1
V
1
W
1
96 97 98
FC
Motor
U
2
V
2
W
2
U
1
V
1
W
1
96 97 98
FC
Motor
U
2
V
2
W
2
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
3.4.8 Motorkabel
Sluit de motor aan op de klemmen U/T1/96, V/T2/97, W/ T3/98. Aarden op klem 99. Alle typen 3-fasige asynchrone standaardmotoren kunnen met een frequentieregelaar
33
Afbeelding 3.44 Aanhaalmomenten
worden gebruikt. De draairichting is rechtsom op basis van de fabrieksinstelling. Hierbij is de uitgang van de frequen­tieregelaar als volgt aangesloten:
Klemnummer Functie
96, 97, 98 Netvoeding U/T1, V/T2, W/T3 99 Aarde
Tabel 3.12 Motoraansluitklemmen
Klem U/T1/96 aangesloten op U-fase.
Klem V/T2/97 aangesloten op V-fase.
Klem W/T3/98 aangesloten op W-fase.
Behuizings­grootte
F8–F15 Net
Tabel 3.11 Aanhaalmomenten
3.4.7 Afgeschermde kabels
LET OP
Danfoss adviseert om afgeschermde kabels te gebruiken tussen het LCL-lter en de frequentieregelaar. Tussen de transformator en de ingangszijde van het LCL-lter kunnen niet-afgeschermde kabels worden gebruikt.
Zorg dat u afgeschermde en gewapende kabels op de juiste wijze aansluit om te zorgen voor een hoge EMC­immuniteit en een lage emissie.
De aansluitingen kunnen worden gemaakt met behulp van kabelwartels of -klemmen.
Klem Aanhaal-
Boutmaat
moment
Motor
Rem Regen
EMC-kabelwartels: voor een optimale EMC-
19-40 Nm (168-354 in-lb)
8,5-20,5 Nm (75-181 in-lb)
M10
M8
aansluiting kunnen beschikbare kabelwartels worden gebruikt.
EMC-kabelklemmen: de frequentieregelaar wordt
geleverd inclusief kabelklemmen voor eenvoudige aansluiting.
Afbeelding 3.45 Bedrading voor rechtsom en linksom draaien van de motor
U kunt de draairichting wijzigen door 2 fasen van de motorkabel te verwisselen of door de instelling in parameter 4-10 Draairichting motor te wijzigen.
46 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Installeren Bedieningshandleiding
De draairichting van de motor kan worden gecontroleerd via parameter 1-28 Controle draair. motor en het volgen van de stappen die op het display worden weergegeven.
Vereisten Vereisten behuizingsgrootte F8/F9: de kabels tussen de
klemmen van de omvormermodule en het eerste gemeen­schappelijke punt van een fase moeten even lang zijn, met een tolerantie van 10%. De motorklemmen zijn het aanbevolen gemeenschappelijke punt.
Vereisten voor behuizingsgrootte F10/F11: gebruik altijd 2, 4, 6 of 8 motorfasekabels (een veelvoud van 2; 1 kabel is niet toegestaan) om te zorgen voor een gelijk aantal aangesloten draden op beide klemmen van de omvormer­module. De kabels tussen de klemmen van de omvormermodule en het eerste gemeenschappelijke punt van een fase moeten even lang zijn, met een tolerantie van 10%. De motorklemmen zijn het aanbevolen gemeen­schappelijke punt.
Vereisten voor behuizingsgrootte F12/F13: gebruik altijd 3, 6, 9 of 12 motorfasekabels (een veelvoud van 3; 1 of 2 kabels is niet toegestaan) om te zorgen voor een gelijk aantal aangesloten draden op alle klemmen van de omvormermodule. De draden tussen de klemmen van de omvormermodule en het eerste gemeenschappelijke punt van een fase moeten even lang zijn, met een tolerantie van 10%. De motorklemmen zijn het aanbevolen gemeen­schappelijke punt.
Vereisten voor behuizingsgrootte F14/15: gebruik altijd 4, 8, 12 of 16 motorfasekabels (een veelvoud van 4; 1, 2 of 3 kabels is niet toegestaan) om te zorgen voor een gelijk aantal aangesloten draden op alle klemmen van de omvormermodule. De draden tussen de klemmen van de omvormermodule en het eerste gemeenschappelijke punt van een fase moeten even lang zijn, met een tolerantie van 10%. De motorklemmen zijn het aanbevolen gemeen­schappelijke punt.
Vereisten aansluitkast voor uitgangen: de lengte, minimaal 2500 mm (98,4 inch), en het aantal kabels vanaf elke omvormermodule naar de gemeenschappelijke klem in de aansluitkast moet gelijk zijn.
LET OP
Als voor een gemodiceerde toepassing een ongelijk aantal draden per fase vereist is, moet u contact opnemen met Danfoss over de vereisten en documentatie, of gebruikmaken van de kastoptie met doorvoer aan de boven-/onderzijde.
3.4.9 Remkabel voor frequentieregelaars met in de fabriek geïnstalleerde remchopperoptie
(Alleen standaard wanneer de letter B op positie 18 van de producttypecode staat.)
3 3
Gebruik een afgeschermde aansluitkabel naar de remweerstand. De maximale kabellengte van de frequen­tieregelaar naar de DC-rail bedraagt 25 m (82 ft).
Klemnummer Functie
81, 82 Remweerstandklemmen
Tabel 3.13 Remweerstandklemmen
De aansluitkabel naar de remweerstand moet zijn afgeschermd. Sluit de afscherming met behulp van kabelklemmen aan op de geleidende achterplaat van de frequentieregelaar en op de metalen behuizing van de remweerstand. Stem de doorsnede van de remweerstandbekabeling af op het remkoppel. Zie ook de instructies Brake Resistor en Brake Resistors for Horizontal Applications voor meer informatie over een veilige installatie.
LET OP
Afhankelijk van de voedingsspanning kunnen er spanningen tot 1099 V DC op de klemmen komen te staan.
Vereisten voor behuizing F
Sluit de remweerstand aan op de remklemmen in elke omvormermodule.
3.4.10 Afscherming tegen elektrische ruis
Voor de beste EMC-prestaties moet u de metalen EMC­afdekking monteren voordat u de netkabel bevestigt.
LET OP
De metalen EMC-afdekking wordt alleen geleverd bij frequentieregelaars met een RFI-lter.
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 47
175ZT975.10
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
3.4.12 Voeding externe ventilator
Er kan gebruik worden gemaakt van een externe voeding in gevallen waarbij de DC-voeding wordt gebruikt voor de frequentieregelaar of wanneer de ventilator onafhankelijk
33
Afbeelding 3.46 Montage van EMC-afscherming
3.4.11 Aansluiting op de netvoeding
van de voeding moet kunnen werken. De externe voeding wordt aangesloten op de voedingskaart.
Klemnummer Functie
100, 101 Extra voeding S, T 102, 103 Interne voeding S, T
Tabel 3.15 Voedingsklemmen externe ventilator
De wartel op de voedingskaart is bedoeld om de koelven­tilatoren op de netvoeding aan te sluiten. De ventilatoren worden af fabriek geleverd met een aansluiting voor voeding vanaf een gemeenschappelijke AC-lijn (jumpers tussen 100-102 en 101-103). Als een externe voeding nodig is, moet u de jumpers verwijderen en moet u de voeding aansluiten op klem 100 en 101. Gebruik een zekering van 5 A als beveiliging. In UL-toepassingen moet een Littelfuse KLK-5 of een vergelijkbare zekering worden gebruikt.
Netvoeding en aarde moeten zijn aangesloten zoals aangegeven in Tabel 3.14.
Klemnummer Functie
91-1, 92-1, 93-1 Netvoeding R1/L1-1, S1/L2-1, T1/
L3-1
91-2, 92-2, 93-2 Netvoeding R2/L1-2, S2/L2-2, T2/
L3-2
94 Aarde
Tabel 3.14 Aansluitklemmen voor netvoeding en aarde
LET OP
Controleer het typeplaatje om u ervan te verzekeren dat de voedingsspanning van de frequentieregelaar overeenkomt met de voedingsspanning van de installatie.
Verzeker u ervan dat de voeding de benodigde stroom kan leveren aan de frequentieregelaar.
Als de frequentieregelaar niet is uitgerust met ingebouwde zekeringen, moet u ervoor zorgen dat de externe zekeringen de juiste nominale waarde hebben. Zie hoofdstuk 3.4.13 Zekeringen.
3.4.13 Zekeringen
WAARSCHUWING
KORTSLUITING EN OVERSTROOM Alle frequentieregelaars moeten zijn voorzien van netzekeringen om bescherming te bieden tegen kortsluiting en overstroom. Als de frequentieregelaar niet is uitgerust met netzekeringen, moeten die tijdens de installatie van de frequentieregelaar worden geïnstalleerd. Gebruik van de frequentieregelaar zonder netzekeringen kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Als de frequentieregelaar niet is uitgerust met
netzekeringen om te voorzien in kortsluit- en overstroombeveiliging, moet u de netzeke­ringen tijdens de installatie van de frequentieregelaar installeren.
Aftakcircuitbeveiliging
Om de installatie tegen elektrische gevaren en brand te beveiligen, moeten alle aftakcircuits in een installatie en in schakelaars, machines en dergelijke zijn voorzien van een beveiliging tegen kortsluiting en overstroom volgens de nationale/internationale voorschriften.
48 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Installeren Bedieningshandleiding
Kortsluitbeveiliging
Om elektrische gevaren of brand te voorkomen, moet u de frequentieregelaar tegen kortsluiting beveiligen. Danfoss raadt het gebruik van de in Tabel 3.16 tot Tabel 3.27 vermelde zekeringen aan om onderhoudspersoneel en apparatuur te beschermen in geval van een interne storing in de frequentieregelaar. De frequentieregelaar biedt een algehele beveiliging tegen kortsluiting in de motoruitgang.
Overstroombeveiliging
Zorg voor een overbelastingsbeveiliging om brand door oververhitting van de kabels in de installatie te voorkomen. De frequentieregelaar is voorzien van een interne overstroombeveiliging die kan worden gebruikt voor bovenstroomse overbe­lastingsbeveiliging (met uitzondering van UL-toepassingen). Zie parameter 4-18 Stroombegr.. Bovendien kunnen zekeringen of circuitbreakers worden toegepast als overstroombeveiliging in de installatie. Overstroombeveiliging moet altijd worden uitgevoerd overeenkomstig de nationale voorschriften.
UL-conformiteit
De in Tabel 3.16 tot Tabel 3.27 vermelde zekeringen zijn geschikt voor gebruik in een circuit dat maximaal 100.000 A
rms
(symmetrisch) en 240 V (waar van toepassing), 480 V, 500 V of 600 V kan leveren, afhankelijk van de nominale spanning van de frequentieregelaar. Met de juiste zekeringen bedraagt de nominale kortsluitstroom (SCCR – Short Circuit Current Rating) van de frequentieregelaar 100.000 A
rms
.
Als de frequentieregelaar inclusief de circuitbreaker wordt geleverd, wordt de SCCR bepaald door de nominale onderbre­kingsstroom (AIC) van de circuitbreaker, die gewoonlijk lager is dan 100.000 A
rms
.
3 3
Vermogen Behuizing Nominale waarde Bussmann
FC 302 Type [V] (UL) [A] P/N P/N 400 V 460 V
P250T5 F8/F9 700 700 170M4017 176F8591 25 19 P315T5 F8/F9 700 700 170M4017 176F8591 30 22 P355T5 F8/F9 700 700 170M4017 176F8591 38 29 P400T5 F8/F9 700 700 170M4017 176F8591 3500 2800 P450T5 F10/F11 700 900 170M6013 176F8592 3940 4925 P500T5 F10/F11 700 900 170M6013 176F8592 2625 2100 P560T5 F10/F11 700 900 170M6013 176F8592 3940 4925 P630T5 F10/F11 700 1500 170M6018 176F8592 45 34 P710T5 F12/F13 700 1500 170M6018 176F9181 60 45 P800T5 F12/F13 700 1500 170M6018 176F9181 83 63
Tabel 3.16 Netzekeringen, 380-500 V
Vermogen Behuizing Nominale waarde Bussmann
FC 302 Type [V] (UL) [A] P/N P/N 600 V 690 V
P355T7 F8/F9 700 630 170M4016 176F8335 13 10 P400T7 F8/F9 700 630 170M4016 176F8335 17 13 P500T7 F8/F9 700 630 170M4016 176F8335 22 16 P560T7 F8/F9 700 630 170M4016 176F8335 24 18 P630T7 F10/F11 700 900 170M6013 176F8592 26 20 P710T7 F10/F11 700 900 170M6013 176F8592 35 27 P800T7 F10/F11 700 900 170M6013 176F8592 44 33
P900T7 F12/F13 700 1500 170M6018 176F9181 26 20 P1M0T7 F12/F13 700 1500 170M6018 176F9181 37 28 P1M2T7 F12/F13 700 1500 170M6018 176F9181 47 36 P1M4T7 F14/F15 700 2000 170M7082 176F8769 25 25 P1M6T7 F14/F15 700 2000 170M7082 176F8769 25 29 P1M8T7 F14/F15 700 2000 170M7082 176F8769 25 29
Reserve
Bussmann
Reserve
Bussmann
Geschat vermogensverlies
zekering [W]
Geschat vermogensverlies
zekering [W]
Tabel 3.17 Netzekeringen, 525-690 V
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 49
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
Grootte/type
P450 170M8611 1100 A, 1000 V 20 781 32.1000 P500 170M8611 1100 A, 1000 V 20 781 32.1000 P560 170M6467 1400 A, 700 V 20 681 32.1400 P630 170M6467 1400 A, 700 V 20 681 32.1400
33
P710 170M8611 1100 A, 1000 V 20 781 32.1000 P800 170M6467 1400 A, 700 V 20 681 32.1400
Tabel 3.18 Zekeringen DC-tussenkring omvormermodule, 380-500 V
Grootte/type
P630-P1M8 170M8611 1100 A, 1000 V 20 781 32. 1000
Tabel 3.19 Zekeringen DC-tussenkring omvormermodule, 525-690 V
1) De aangegeven 170M-zekeringen van Bussmann maken gebruik van de visuele indicatie -/80, -TN/80 Type T, -/110 of TN/110. Voor extern
gebruik mogen deze zekeringen worden vervangen door vergelijkbare zekeringen met indicatoren van het type T.
Bussmann PN
Bussmann PN
1)
1)
Nominale waarde SIBA
Nominale waarde SIBA
3.4.14 Extra zekeringen
Grootte/type Bussmann PN Nominale waarde Alternatieve zekeringen
Zekering, 2,5-4,0 A P450-P800, 380-500 V LPJ-6 SP of SPI 6 A, 600 V Elke vermelde klasse J met
dubbel element, tijdsver-
traging, 6 A
P630-P1M8, 525-690 V LPJ-10 SP of SPI 10 A, 600 V Elke vermelde klasse J met
dubbel element, tijdsver-
traging, 10 A
Zekering, 4,0-6,3 A P450-P800, 380-500 V LPJ-10 SP of SPI 10 A, 600 V Elke vermelde klasse J met
dubbel element, tijdsver-
traging, 10 A
P630-P1M8, 525-690 V LPJ-15 SP of SPI 15 A, 600 V Elke vermelde klasse J met
dubbel element, tijdsver-
traging, 15 A
Zekering, 6,3-10 A P450-P800, 380-500 V LPJ-15 SP of SPI 15 A, 600 V Elke vermelde klasse J met
dubbel element, tijdsver-
traging, 15 A
P630-P1M8, 525-690 V LPJ-20 SP of SPI 20 A, 600 V Elke vermelde klasse J met
dubbel element, tijdsver-
traging, 20 A
Zekering, 10-16 A P450-P800, 380-500 V LPJ-25 SP of SPI 25 A, 600 V Elke vermelde klasse J met
dubbel element, tijdsver-
traging, 25 A
P630-P1M8, 525-690 V LPJ-20 SP of SPI 20 A, 600 V Elke vermelde klasse J met
dubbel element, tijdsver-
traging, 20 A
Tabel 3.20 Zekeringen handmatige motorregelaar
Behuizings-
grootte
F8–F15 KTK-4 4 A, 600 V
Tabel 3.21 SMPS-zekering
50 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Bussmann PN Nominale waarde
Grootte/
type
P315–P800, 380-500 V P500-P1M8, 525-690 V
Tabel 3.22 Ventilatorzekeringen
Bussmann PN Littelfuse
KLK-15 15 A, 600 V
KLK-15 15 A, 600 V
Nominale
waarde
Installeren Bedieningshandleiding
Behuizings-
grootte
F8–F15 LPJ-30 SP of
Tabel 3.23 Op 30 A afgezekerde voedingsklemmen
Behuizings-
grootte
F8–F15 LPJ-6 SP of SPI 6 A, 600 V Elke vermelde
Tabel 3.24 Zekering stuurtransformator
Behuizings-
grootte
F8–F15 GMC-800MA 800 mA, 250 V
Tabel 3.25 NAMUR-zekering
Behuizings-
grootte
F8–F15 LP-CC-6 6 A, 600 V Elke vermelde
Bussmann PN
SPI
Bussmann PN
Bussmann PN Nominale waarde
Bussmann PN
Nominale
waarde
30 A, 600 V Elke vermelde
Nominale
waarde
Nominale
waarde
Alternatieve
zekeringen
klasse J met
dubbel
element,
tijdsvertraging,
30 A
Alternatieve
zekeringen
klasse J met
dubbel
element,
tijdsvertraging,
6 A
Alternatieve
zekeringen
klasse CC, 6 A
3.4.15 Motorisolatie
Voor motorkabellengtes de maximale kabellengte zoals vermeld in hoofdstuk 5.4 Kabelspecicaties worden de in Tabel 3.28 vermelde motorisolatieklassen aanbevolen. De piekspanning kan twee keer zo hoog worden als de DC­tussenkringspanning of 2,8 keer zo hoog als de netspanning, vanwege transmissielijneecten in de motorkabel. Gebruik een dU/dt- of sinuslter als de motor een lagere isolatiewaarde heeft.
Nominale netspanning [V] Motorisolatie [V]
UN 420 420 < UN ≤ 500 Versterkt U 500 < UN ≤ 600 Versterkt U 600 <U N ≤ 690 Versterkt U
Tabel 3.28 Motorisolatiewaarden
Standaard U
LL
= 1600
LL
= 1800
LL
= 2000
LL
= 1300
3.4.16 Motorlagerstromen
Alle motoren die worden geïnstalleerd met een VLT AutomationDrive FC 302-frequentieregelaar met een vermogen van 250 kW of hoger moeten zijn uitgerust met NDE-geïsoleerde (Non-Drive End) lagers om circulerende lagerstromen te voorkomen. Om de DE-lager- en asstromen (Drive End) tot een minimum te beperken, moet u ervoor zorgen dat de frequentieregelaar, motor, aangedreven machine en motor voor de aangedreven machine correct geaard zijn.
®
3 3
Tabel 3.26 Veiligheidsrelaisspoelzekering met Pilz-relais
Behuizings-
grootte
380-500 V
F9 P250 ABB OETL-NF600A F9 P315 ABB OETL-NF600A F9 P355 ABB OETL-NF600A
F9 P400 ABB OETL-NF600A F11 P450 ABB OETL-NF800A F11 P500 ABB OETL-NF800A F11 P560 ABB OETL-NF800A F11 P630 ABB OT800U21 F13 P710 Merlin Gerin NPJF36000S12AAYP F13 P800 Merlin Gerin NPJF36000S12AAYP
525-690 V
F9 P355-P560 ABB OT400U12-121 F11 P630-P710 ABB OETL-NF600A F11 P800 ABB OT800U21 F13 P900 ABB OT800U21 F13 P1M0-P1M2 Merlin Gerin NPJF36000S12AAYP F15 P1M4-P1M8 Merlin Gerin NPJF362000S20AAYP
Tabel 3.27 Netschakelaars
Vermogen Type
Standaard beperkingsstrategieën:
1. Gebruik een geïsoleerd lager.
2. Hanteer zeer strikte installatieprocedures.
2a Zorg dat de motor en de motorbelasting
correct zijn uitgelijnd.
2b Volg de EMC-installatierichtlijnen strikt
op.
2c Versterk de PE zodat de hoogfrequen-
timpedantie in de PE lager is dan in de ingangvoedingskabels.
2d Zorg voor een goede hoogfrequente
aansluiting tussen de motor en de frequentieregelaar, bijvoorbeeld door middel van een afgeschermde kabel met een 360°-aansluiting in de motor en de frequentieregelaar.
2e Zorg ervoor dat de impedantie van de
frequentieregelaar naar de gebouwaarde lager is dan de aardingsimpedantie van de machine.
2f Leg een directe aardverbinding aan
tussen de motor en de motorbelasting.
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 51
175ZA877.10
106 NC
104 C
105 NO
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
3. Verlaag de IGBT-schakelfrequentie.
4.
Pas de golfvorm van de omvormer aan: 60° AVM vs. SFAVM.
5. Installeer een aardingssysteem voor de as of gebruik een isolerende koppeling.
33
6. Breng een geleidend smeermiddel aan.
7. Gebruik waar mogelijk minimale toerentalinstel­lingen.
8. Zorg dat de netspanning naar aarde is gebalanceerd.
9. Gebruik een dU/dt- of sinuslter.
3.4.17 Temperatuurschakelaar remweerstand
Aanhaalmoment: 0,5-0,6 Nm (5 in-lb)
Schroefmaat: M3
Deze ingang kan worden gebruikt om de temperatuur van een extern aangesloten remweerstand te bewaken. Als de ingang tussen 104 en 106 doorverbonden is, zal de frequentieregelaar uitschakelen (trip) en waarschuwing/ alarm 27 Rem IGBT genereren. Als de verbinding tussen 104 en 105 gesloten is, zal de frequentieregelaar uitschakelen (trip) en waarschuwing/alarm 27 Rem IGBT genereren. Installeer een Klixon-schakelaar (verbreekcontact). Als deze functie niet wordt gebruikt, moeten 106 en 104 doorver­bonden worden.
3.4.18 Stuurkabelroute
Bind alle stuurkabels vast aan de speciale stuurkabelroute. Vergeet niet om de afscherming op de juiste wijze aan te sluiten om te zorgen voor optimale elektrische immuniteit.
Aansluiting veldbus
Er moeten aansluitingen worden gemaakt naar alle relevante opties op de stuurkaart. Zie de relevante veldbu­sinstructies voor meer informatie. Plaats de kabel in het beschikbare pad in de frequentieregelaar en bind hem samen met de andere stuurkabels vast.
Installatie externe 24 V DC-voeding
Aanhaalmoment: 0,5-0,6 Nm (5 in-lb)
Schroefmaat: M3
Klemnummer Functie
35 (-), 36 (+) Externe 24 V DC-voeding
Tabel 3.30 Klemmen voor externe 24 V DC-voeding
De externe 24 V DC-voeding kan worden gebruikt als laagspanningsvoeding voor de stuurkaart en eventuele geïnstalleerde optiekaarten. Hierdoor kan het LCP (incl. parameterinstellingen) volledig functioneren zonder aansluiting op het net. Wanneer 24 V DC is aangesloten, wordt er een waarschuwing voor lage spanning gegenereerd; er vindt echter geen uitschakeling (trip) plaats.
LET OP
Verbreekcontact (NC): 104-106 (in de fabriek
geïnstalleerde jumper)
Maakcontact (NO): 104-105
Klemnummer Functie
106, 104, 105 Temperatuurschakelaar remweerstand.
Gebruik een 24 V DC-voeding van het type PELV om te zorgen voor een juiste galvanische scheiding (type PELV) op de stuurklemmen van de frequentieregelaar.
3.4.19 Toegang tot stuurklemmen
Tabel 3.29 Klemmen temperatuurschakelaar remweerstand
VOORZICHTIG
Alle klemmen naar de stuurkabels bevinden zich onder het LCP. Ze kunnen worden bereikt door de deur te openen van de IP 21/54-eenheid of door de afdekkingen te verwijderen van de IP 00-eenheid.
VRIJLOOP MOTOR
Als de temperatuur van de remweerstand te hoog wordt en de thermische schakelaar uitvalt, stopt de frequentie­regelaar met remmen en gaat de motor vrijlopen.
Afbeelding 3.47 Temperatuurschakelaar remweerstand
52 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
3.4.20 Bedrading naar stuurklemmen
Stuurklemwartels kunnen uit de frequentieregelaar worden getrokken. Dit vereenvoudigt het installeren, zoals te zien is in Afbeelding 3.48.
1
4
3
2
130BB921.12
130BD546.11
2
1
10 mm
[0.4 inches]
12 13 18 19 27 29 32 33
Installeren Bedieningshandleiding
Afbeelding 3.48 Stuurklemmen loshalen
3 3
Afbeelding 3.49 Stuurkabels aansluiten
LET OP
Houd stuurkabels zo kort mogelijk en gescheiden van hoogvermogenkabels om interferentie te minimaliseren.
1. Open het contact door een kleine schroeven­draaier in de sleuf boven het contact te steken en de schroevendraaier iets omhoog te drukken.
2. Steek de gestripte stuurkabel in het contact.
3. Verwijder de schroevendraaier om de stuurkabel vast te zetten in het contact.
4. Verzeker u ervan dat de kabel stevig in het contact is geklemd. Loszittende stuurkabels kunnen storingen in de apparatuur of een verminderde werking tot gevolg hebben.
Zie hoofdstuk 5.4 Kabelspecicaties voor de draaddiktes voor stuurklemmen en hoofdstuk 3.5 Aansluitvoorbeelden voor typische stuurbedradingsaansluitingen.
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 53
Switch Mode Power Supply
10Vdc 15mA
24Vdc 130/200mA
Analog Output 0/4-20 mA
50 (+10 V OUT)
S201
S202
ON/I=0-20mA
OFF/U=0-10V
+10 Vdc
-10 Vdc +10 Vdc
0/4-20 mA
-10 Vdc +10 Vdc 0/4-20 mA
53 (A IN)
54 (A IN )
55 (COM A IN )
(COM A OUT) 39
(A OUT) 42
12 (+24V OUT )
13 (+24V OUT )
18 (D IN)
19 (D IN )
20 (COM D IN)
27 (D IN/OUT )
24 V
24 V
OV
OV
29 (D IN/OUT )
32 (D IN )
33 (D IN )
37 (D IN )
5 6 7 8 5 6 7 8
11
CI45 MODULE
CI45 MODULE
CI45 MODULE
CI45 MODULE
CI45 MODULE
12 13 14 11 12 13 14 11 12 13 14 11 12 13 14 11 12 13 14
15 16 17 1815 16 17 1815 16 17 1815 16 17 1815 16 17 18
5 6 7 8 5 6 7 8 5 6 7 8
1 12 23 34 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4
P 5-00
24V (NPN)
0V (PNP)
24V (NPN)
0V (PNP)
24V (NPN)
0V (PNP)
24V (NPN)
0V (PNP)
24V (NPN)
0V (PNP)
24V (NPN)
0V (PNP)
ON=Terminated OFF=Open
(PNP) = Source (NPN) = Sink
RS-485
(COM RS-485) 61
(P RS-485) 68
(N RS-485) 69
RS - 485 Interface
S801
S801
5V
ON
ON
ON
1
1
1
2
2
2
CONTROL CARD CONNCECTION
130BB759.10
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
3.4.21 Elektrische installatie, stuurkabels
33
Afbeelding 3.50 Bedradingsschema
A = analoog, D = digitaal
54 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
EXTERNAL BRAKE
FUSE
A2
W
W
U
U
V
V
W
U
V
C14
C13
117118
+ -
EXTERNAL BRAKE
EXTERNAL BRAKE
EXTERNAL BRAKE
CONTROL CARD PIN 20 (TERMINAL JUMPERED TOGETHER)
CUSTOMER SUPPLIED (TERMINAL JUMPERED TOGETHER)
MCB 113 PIN X46/1
MCB 113 PIN X46/3
MCB 113 PIN X46/5
MCB 113 PIN X46/7
MCB 113 PIN X46/9
MCB 113 PIN X46/11
MCB 113 PIN X46/13
MCB 113 PIN X47/1
MCB 113 PIN X47/3
MCB 113 PIN X47/2
MCB 113 PIN X47/4
MCB 113 PIN X47/6
MCB 113 PIN X47/5
MCB 113 PIN X47/7
MCB 113 PIN X47/9
MCB 113 PIN X47/8
MCB 113 PIN X45/1
MCB 113 PIN X45/2
MCB 113 PIN X45/3
MCB 113 PIN X45/4
AUX FAN AUX FAN
TB3 INVERTER 2
TB3 INVERTER 2
R-
R-
R+
R+
TB3 INVERTER 1
TB3 INVERTER 1
PILZ
TERMINALS
REGEN
TERMINALS
MCB 113 PIN 12
MCB 112 PIN 1
MCB 112 PIN 2
CONTROL CARD PIN 37
CONTROL CARD PIN 53
CONTROL CARD PIN 55
TB08 PIN 01
TB08 PIN 02
TB08 PIN 04
TB08 PIN 05
1
1
1
1
2
2
3
3
4
5
5
3
3
10
12
13
14
15
16
17
18
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
50
51
60
61
62
63
90
91
11
TB7
L1 L1
L2 L2
100 101 102
81
81
2
1
3
96
96
96
97
97
97
98
98
TB4
TB8
98
82
82
103
CUSTOMER
SUPPLIED 24V RET.
CUSTOMER
SUPPLIED 24V
130BB760.11
NAMUR Terminal Denition
2
81
82
EXTERNAL BRAKE
EXTERNAL BRAKE
W
U
V
4
96
97
98
81
82
R-
R+ R+
R-
Installeren Bedieningshandleiding
*Klem 37 (optioneel) wordt gebruikt voor Safe Torque O. Installatie-instructies voor de STO-functie vindt u in VLT Frequency Converters - Safe Torque O Operating Instructions.
Afbeelding 3.51 Schema met alle elektrische klemmen met NAMUR-optie
®
3 3
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 55
12 13 18 19 27 29 32 33 20 37
+24 V DC
0 V DC
130BT106.10
PNP (source)
Bedrading digitale ingang
NPN (sink) Bedrading digitale ingang
12 13 18 19 27 29 32 33 20 37
+24 V DC
0 V DC
130BT107.11
130BT340.11
1
2
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
Bij lange stuurkabels en analoge signalen kunnen, in uitzonderlijke gevallen en afhankelijk van de installatie, aardlussen van 50/60 Hz ontstaan als gevolg van ruis uit de netvoedingskabels.
33
afscherming te doorbreken of een condensator van 100 nF tussen de afscherming en het chassis te plaatsen.
Sluit de digitale en analoge in- en uitgangen afzonderlijk aan op de gemeenschappelijke ingangen (klem 20, 55, 39) van de frequentieregelaar, om te voorkomen dat aardstromen van deze groepen andere groepen beïnvloeden. Het inschakelen van de digitale ingang kan bijvoorbeeld het analoge ingangssignaal verstoren.
Ingangspolariteit van stuurklemmen
Als er aardlussen optreden, kan het nodig zijn om de
Afbeelding 3.53 NPN (sink)
LET OP
Stuurkabels moeten zijn afgeschermd/gewapend.
Afbeelding 3.52 PNP (source)
1 Afschermingsklemmen 2 Verwijderde afscherming
Afbeelding 3.54 Aarding van afgeschermde/gewapende stuurkabels
56 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
130BT310.11
Installeren Bedieningshandleiding
Vergeet niet om de afscherming op de juiste wijze aan te sluiten om te zorgen voor optimale elektrische immuniteit.
3.4.22 Schakelaar S201, S202 en S801
Gebruik de schakelaars S201 (A53) en S202 (A54) om de analoge-ingangsklemmen 53 en 54 te congureren voor stroom (0-20 mA) of voor spanning (-10 tot +10 V).
Schakelaar S801 (BUS TER.) kan worden gebruikt om de RS485-poort (klem 68 en 69) af te sluiten.
Zie Afbeelding 3.50.
Standaardinstelling:
S201 (A53) = UIT (spanningsingang)
S202 (A54) = UIT (spanningsingang)
S801 (busafsluiting) = UIT
LET OP
Zorg er bij het wijzigen van de functie van S201, S202 of S801 voor dat u hierbij niet te veel kracht gebruikt. Verwijder de LCP-bevestiging (frame) wanneer u de schakelaars wilt bedienen. Bedien de schakelaars niet terwijl er spanning staat op de frequentieregelaar.
Aansluitvoorbeelden
3.5
3.5.1 Start/Stop
Klem 18 = Parameter 5-10 Klem 18 digitale ingang, [8] Start Klem 27 = Parameter 5-12 Klem 27 digitale ingang, [0] Niet in bedrijf (standaard Vrijloop geïnv.) Klem 37 = STO
Afbeelding 3.56 Bedrading Start/stop
3 3
Afbeelding 3.55 Schakelaarpositie
3.5.2 Pulsstart/stop
Klem 18 = Parameter 5-10 Klem 18 digitale ingang, [9]
Pulsstart Klem 27= Parameter 5-12 Klem 27 digitale ingang, [6] Stop geïnverteerd
Klem 37 = STO
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 57
12
18
27
29
32
37
+24V
Par. 5-10
Par. 5-12
Par. 5-13
Par. 5-14
130BA021.12
Snelheid TPM P 6-15
Ref. spanning P 6-11 10 V
+10 V/30 mA
130BA154.11
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
33
Afbeelding 3.58 Snelheid omhoog/omlaag
Afbeelding 3.57 Bedrading Pulsstart/stop
3.5.3 Snelheid omhoog/omlaag
Klem 29/32 = Snelh. omh./omlaag
Klem 18 = Parameter 5-10 Klem 18 digitale ingang, [9] Start (standaard).
Klem 27 = Parameter 5-12 Klem 27 digitale ingang, [19] Ref. vasthouden.
Klem 29 = Parameter 5-13 Klem 29 digitale ingang, [21] Snelh. omh.
Klem 32 = Parameter 5-14 Klem 32 digitale ingang [22] Snelh. omlaag.
LET OP
Klem 29 is alleen beschikbaar in FC x02 (x = serieaan­duiding).
3.5.4 Potentiometerreferentie
Spanningsreferentie via een potentiometer
Referentiebron 1 = [1] Anal. ingang 53 (standaard).
Klem 53, lage spanning = 0 V.
Klem 53, hoge spanning = 10 V.
Klem 53, lage referentie/terugkoppeling = 0 tpm.
Klem 53, hoge referentie/terugkoppeling = 1500 tpm.
Schakelaar S201 = UIT (U)
58 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Afbeelding 3.59 Potentiometerreferentie
THREE PHASE INDUCTION MOTOR
kW
400
MOD
MCV 315E
Nr.
135189 12 04
PRIMARY
SECONDARY
V
690
A V A V A
V A
410.6 CONN Y CONN CONN
CONN ENCLOSURE
CAUTION
COS f
ALT RISE
m
SF
1.15
0.85
AMB
40
1000
80
°C
°C
IP23
40
IL/IN
6.5
HP
536
mm
1481 Hz DESIGN
50
N DUTY INSUL WEIGHT 1.83 ton
EFFICIENCY %
95.8% 95.8% 75%100%
S1 I
130BA767.10
Installeren Bedieningshandleiding
3.6 Uiteindelijke setup en test
Volg onderstaande stappen om de setup te testen en te controleren of de frequentieregelaar operationeel is.
Stap 1. Kijk waar het motortypeplaatje zich bevindt.
LET OP
De motor kan op twee manieren zijn aangesloten: ster (Y) of driehoek (Δ). Deze informatie is te vinden op het motortypeplaatje.
Afbeelding 3.60 Typeplaatje
Stap 2. Voer de gegevens van het motortypeplaatje in op deze parameterlijst.
Om toegang te krijgen tot deze lijst drukt u eerst op de toets [Quick Menu] en selecteert u vervolgens Q2 Snelle setup.
1. Parameter 1-20 Motorverm. [kW]
Parameter 1-21 Motorverm. [PK]
2. Parameter 1-22 Motorspanning
3. Parameter 1-23 Motorfrequentie
4. Parameter 1-24 Motorstroom
5. Parameter 1-25 Nom. motorsnelheid
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 59
Stap 3. Voer een Automatische aanpassing motorge­gevens (AMA) uit.
Het uitvoeren van een AMA zorgt voor optimale prestaties. De AMA meet de waarden van het schema dat hoort bij het type motor.
1. Sluit klem 37 aan op de klem 12 (als klem 37 beschikbaar is).
2. Sluit klem 27 aan op klem 12 of stel
parameter 5-12 Klem 27 digitale ingang in op [0] Niet in bedrijf.
3. Activeer de AMA via parameter 1-29 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA).
4. U hebt de keuze tussen een volledige AMA en een beperkte AMA. Voer enkel een beperkte AMA uit als er een sinuslter is aangesloten, of verwijder het sinuslter voordat u een volledige AMA uitvoert.
5. Druk op [OK]. Op het display verschijnt Druk op [Hand On] om AMA te starten.
6. Druk op [Hand On]. Een balkje geeft de voortgang van de AMA aan.
AMA onderbreken tijdens de procedure
1. Druk op [O]. De frequentieregelaar komt in de alarmmodus terecht en op het display wordt aangegeven dat de AMA is beëindigd door de gebruiker.
AMA voltooid
1. Het display toont de melding Druk op [OK] om AMA te voltooien.
2. Druk op [OK] om de AMA-procedure te verlaten.
AMA mislukt
1. De frequentieregelaar komt terecht in de alarmmodus. Een beschrijving van het alarm is te vinden in hoofdstuk 6 Waarschuwingen en alarmen.
2. Rapportwaarde in de [Alarm Log] toont de laatste meting die door de AMA is uitgevoerd voordat de frequentieregelaar in de alarmmodus terechtkwam. Aan de hand van dit nummer en de beschrijving van het alarm kunt u het probleem verhelpen. Vermeld het nummer en de beschrijving van het alarm wanneer u contact opneemt met de serviceafdeling van Danfoss.
3 3
Installeren
VLT® AutomationDrive FC 302
LET OP
Het mislukken van een AMA wordt vaak veroorzaakt doordat de gegevens van het motortypeplaatje niet goed worden overgenomen of omdat er een te groot verschil bestaat tussen het motorvermogen en het vermogen van de frequentieregelaar.
3.7.2 Parallelle aansluiting van motoren
De frequentieregelaar kan een aantal parallel aangesloten motoren besturen. Het totale stroomverbruik van de motoren mag niet groter zijn dan de nominale uitgangs­stroom I
van de frequentieregelaar.
M,N
33
Stap 4. Stel de snelheidsbegrenzing en de aan/uitlooptijd in.
Parameter 3-02 Minimumreferentie
Parameter 3-03 Max. referentie
Stap 5. Stel de gewenste begrenzingen voor het toerental en de aan- en uitlooptijd in:
Parameter 4-11 Motorsnelh. lage begr. [RPM] of
parameter 4-12 Motorsnelh. lage begr. [Hz]
Parameter 4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM] of
parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz]
Parameter 3-41 Ramp 1 aanlooptijd
Parameter 3-42 Ramp 1 uitlooptijd
3.7 Extra aansluitingen
3.7.1 Mechanische rembesturing
Bij hijs-/dalingtoepassingen moet een elektromechanische rem kunnen worden bestuurd.
De rem wordt bediend met behulp van een
relaisuitgang of een digitale uitgang (klem 27 en
29).
De uitgang moet gesloten blijven (spanningsvrij)
gedurende de periode dat de frequentieregelaar de motor niet kan 'ondersteunen', bijvoorbeeld wanneer de belasting te groot is.
Selecteer [32] Mech. rembesturing in parame-
tergroep 5-4* Relais voor toepassingen met een elektromechanische rem.
De rem wordt vrijgegeven als de motorstroom
hoger is dan de in parameter 2-20 Stroom bij vrijgave rem ingestelde waarde.
De rem wordt ingeschakeld wanneer de uitgangs-
frequentie lager wordt dan de ingestelde waarde in parameter 2-21 Snelheid remactivering [ TPM] of parameter 2-22 Snelheid activering rem [Hz], en alleen als de frequentieregelaar een stopcommando uitvoert.
Als de frequentieregelaar zich in de alarmmodus of een overspanningssituatie bevindt, wordt de mechanische rem onmiddellijk ingeschakeld.
LET OP
Een installatie waarbij kabels worden aangesloten op een gezamenlijke verbinding zoals aangegeven in Afbeelding 3.61, wordt alleen aanbevolen bij korte kabels.
LET OP
Als motoren parallel zijn aangesloten, kan parameter 1-29 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA) niet worden gebruikt.
LET OP
In systemen met parallel aangesloten motoren kan het thermische relais (ETR) van de frequentieregelaar niet worden gebruikt als motorbeveiliging voor de afzonderlijke motoren. Daarom zijn er extra motorbevei­ligingen nodig, zoals thermistoren in elke motor of aparte thermische relais (circuitbreakers zijn niet geschikt als beveiliging).
Als de motorvermogens sterk verschillen, kunnen er bij de start en bij lage toerentallen problemen optreden. Dit komt omdat de relatief hoge ohmse weerstand in de stator van kleine motoren een hogere spanning vereist bij de start en bij lage toerentallen.
60 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Installeren Bedieningshandleiding
3.7.3 Thermische motorbeveiliging
Het elektronische thermische relais (ETR) voorziet in overbelastingsbeveiliging. Wanneer de stroom hoog is, activeert de ETR de uitschakelfunctie. De responstijd voor de uitschakeling (trip) is omgekeerd evenredig aan de stroomsterkte. De overbelastingsbeveiliging biedt een motorbeveiliging volgens klasse 20.
De thermo-elektronische overbelastingsbeveiliging in de frequentieregelaar heeft UL-goedkeuring voor enkelvoudige motorbeveiliging wanneer
parameter 1-90 Therm. motorbeveiliging is ingesteld op [4] ETR-uitsch. en parameter 1-24 Motorstroom is ingesteld op
de nominale motorstroom (zie motortypeplaatje). Thermische motorbeveiliging kan ook worden gerealiseerd
met behulp van de optionele VLT® PTC Thermistor Card MCB 112. Deze kaart is ATEX-gecerticeerd voor het beveiligen van motoren in explosiegevaarlijke omgevingen, Zone 1/21 en Zone 2/22. Wanneer parameter 1-90 Therm. motorbeveiliging is ingesteld op [20] ATEX ETR en er tevens gebruik wordt gemaakt van MCB 112, is het mogelijk om een Ex-e-motor te besturen in explosiegevaarlijke omgevingen. Raadpleeg de programmeerhandleiding voor meer informatie over het instellen van de frequentiere­gelaar voor een veilige werking van Ex-e-motoren.
3 3
Afbeelding 3.61 Parallelle motoraansluiting
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 61
Auto
on
Reset
Hand
on
O
Status
Quick Menu
Main
Menu
Alarm
Log
Back
Cancel
Info
OK
Status
1(0)
1234rpm 10,4A 43,5Hz
Run OK
43,5Hz
On
Alarm
Warn.
130BA018.13
1
2
3
4
b
a
c
Programmeren
VLT® AutomationDrive FC 302
4 Programmeren
4.1 Grasch LCP
De functies van het LCP zijn onderverdeeld in 4 groepen:
1. Grasch display met statusregels.
44
2. Menutoetsen en indicatielampjes – parameters wijzigen en schakelen tussen displayfuncties.
3. Navigatietoetsen en indicatielampjes
4. Bedieningstoetsen en indicatielampjes
Het LCP-display kan tot 5 bedieningsvariabelen tonen wanneer Status wordt weergegeven.
Displayregels:
a. Statusregel: statusmeldingen met pictogrammen
en afbeeldingen.
b. Regel 1-2: regels met bedieningsgegevens die
zijn gedenieerd of geselecteerd. Voeg maximaal 1 extra regel toe door op [Status] te drukken.
c. Statusregel: statusmeldingen met tekst.
LET OP
Als het opstarten wordt vertraagd, toont het LCP de melding INITIALISATIE totdat het opstarten is voltooid. Het toevoegen of verwijderen van opties kan het opstarten vertragen.
Afbeelding 4.1 LCP
62 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Quick Menu
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
Programmeren Bedieningshandleiding
4.1.1 Inbedrijfstelling
De eenvoudigste manier om de regelaar in bedrijf te stellen, is door te drukken op [Quick Menu] en vervolgens de procedure voor een snelle setup via het LCP 102 te volgen (lees Tabel 4.1 van links naar rechts). Het voorbeeld geldt voor toepassingen zonder terugkoppeling.
Druk op
Parameter 0-01 TaalParameter 0-01 Taa
l
Parameter 1-20 Motorverm. [kW]
Parameter 1-22 Motorspanning
Parameter 1-23 Motorfrequentie
Parameter 1-24 Motorstroom
Parameter 1-25 Nom. motorsnelheid
Parameter 5-12 Klem 27 digitale
ingang
Parameter 1-29 Autom. aanpassing
motorgeg. (AMA)
Q2 Snelle setup.
Stel de taal in.
Stel het vermogen in volgens de gegevens op het motorty­peplaatje.
Stel de spanning in volgens de gegevens op het typeplaatje.
Stel de frequentie in volgens de gegevens op het typeplaatje.
Stel de stroom in volgens de gegevens op het typeplaatje.
Stel het toerental in tpm in volgens de gegevens op het typeplaatje. Als de klem standaard is ingesteld op [2] Vrijloop geïnv., is het mogelijk om deze instelling te wijzigen in [0] Niet in bedrijf. In dat geval is er geen verbinding met klem 27 nodig om een AMA uit te kunnen voeren. Stel de gewenste AMA-functie in De instelling Volledige AMA insch. wordt aanbevolen.
4 4
Parameter 3-02 Minimumreferentie
Parameter 3-03 Max. referentie
Parameter 3-41 Ramp 1 aanlooptijd
Parameter 3-42 Ramp 1 uitlooptijd
Parameter 3-13 Referentieplaats
Stel het minimale toerental van de motoras in
Stel het maximale toerental van de motoras in
Stel de aanlooptijd in voor het synchrone motortoerental, ns.
Stel de uitlooptijd in voor het synchrone motortoerental, ns.
Stel de gewenste referentie­plaats in.
Tabel 4.1 Procedure voor een snelle setup
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 63
Programmeren
VLT® AutomationDrive FC 302
Een andere eenvoudige manier om de frequentieregelaar in bedrijf te stellen, is via de Smart Application Setup (SAS); deze is ook te vinden door te drukken op [Quick Menu]. Volg de instructies op de opeenvolgende schermen om de vermelde toepassingen in te stellen.
Gebruik de [Info]-toets om tijdens de SAS helpinformatie weer te geven over diverse keuzemogelijkheden, instel­lingen en meldingen. De volgende 3 toepassingen zijn
44
beschikbaar:
Mechanische rem
Transportband
Pomp/ventilator
De volgende 4 veldbussen kunnen geselecteerd worden:
PROFIBUS
PROFINET
DeviceNet
Ethernet/IP
LET OP
De frequentieregelaar negeert de startvoorwaarden wanneer SAS actief is.
LET OP
De Smart Setup start automatisch op bij de eerste inschakeling van de frequentieregelaar of na herstel van de fabrieksinstellingen. Als er niets wordt gedaan, verdwijnt het SAS-scherm na 10 minuten automatisch.
0-01 Taal
Option: Functie:
[20] Suomi Opgenomen in taalpakket 1.
[22] English US Opgenomen in taalpakket 4
[27] Greek Opgenomen in taalpakket 4
[28] Bras.port Opgenomen in taalpakket 4
[36] Slovenian Opgenomen in taalpakket 3
[39] Korean Opgenomen in taalpakket 2
[40] Japanese Opgenomen in taalpakket 2
[41] Turkish Opgenomen in taalpakket 4
[42] Trad.Chinese Opgenomen in taalpakket 2
[43] Bulgarian Opgenomen in taalpakket 3
[44] Srpski Opgenomen in taalpakket 3
[45] Romanian Opgenomen in taalpakket 3
[46] Magyar Opgenomen in taalpakket 3
[47] Czech Opgenomen in taalpakket 3
[48] Polski Opgenomen in taalpakket 4
[49] Russian Opgenomen in taalpakket 3
[50] Thai Opgenomen in taalpakket 2
[51] Bahasa
Indonesia
[52] Hrvatski Opgenomen in taalpakket 3
Opgenomen in taalpakket 2
4.2 Snelle setup
1-20 Motorverm. [kW]
0-01 Taal
Option: Functie:
Bepaalt de taal op het display. De frequentieregelaar wordt geleverd met 4 verschillende taalpakketten. Engels en Duits zijn opgenomen in alle pakketten. Engels kan niet worden gewist of gewijzigd.
[0] * English Opgenomen in taalpakket 1-4
[1] Deutsch Opgenomen in taalpakket 1-4
[2] Francais Opgenomen in taalpakket 1.
[3] Dansk Opgenomen in taalpakket 1.
Range: Functie:
Size related*
[ 0.09 -
3000.00 kW]
LET OP
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
Stel het nominale motorvermogen in kW in overeenkomstig de gegevens van het motortypeplaatje. De standaardwaarde komt overeen met het nominale vermogen van de frequentieregelaar. Deze parameter is zichtbaar op het LCP als parameter 0-03 Regionale instellingen is ingesteld op [0] Internationaal.
[4] Spanish Opgenomen in taalpakket 1.
[5] Italiano Opgenomen in taalpakket 1.
[6] Svenska Opgenomen in taalpakket 1.
[7] Nederlands Opgenomen in taalpakket 1.
[10] Chinese Opgenomen in taalpakket 2
64 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
1-22 Motorspanning
Range: Functie:
Size related*
[ 10 ­1000 V]
Stel de nominale motorspanning in overeenkomstig de gegevens van het motortypeplaatje. De standaardwaarde komt overeen met het nominale vermogen van de frequentieregelaar.
Programmeren Bedieningshandleiding
1-23 Motorfrequentie
Range: Functie:
Size related*
[20 ­1000 Hz]
LET OP
Vanaf softwareversie 6.72 is de uitgangs­frequentie van de frequentieregelaar begrensd op 590 Hz.
Stel de motorfrequentie in overeenkomstig de gegevens van het motortypeplaatje. Als er een andere waarde dan 50 Hz of 60 Hz is ingesteld, moet u de belastingonafhankelijke instellingen in parameter 1-50 Motormagnetisering bij
nulsnelheid tot parameter 1-53 Model versch.frequentie wijzigen. Voor 87 Hz-bedrijf
met 230/400 V-motoren stelt u de gegevens van het typeplaatje in voor 230 V/50 Hz. Pas
parameter 4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM] en parameter 3-03 Max. referentie aan om op 87
Hz te werken.
1-24 Motorstroom
Range: Functie:
Size related*
[ 0.10 -
10000.00 A]
LET OP
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
Stel de nominale motorstroom in overeenkomstig de gegevens van het motortypeplaatje. De gegevens worden gebruikt voor het berekenen van het motorkoppel, de thermische motorbe­veiliging en dergelijke.
1-25 Nom. motorsnelheid
Range: Functie:
Size related*
[100 ­60000 RPM]
LET OP
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
Voer het nominale motortoerental in overeenkomstig de gegevens van het motortypeplaatje. De gegevens worden gebruikt voor de berekening van motorcompensaties.
1-29 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA)
Option: Functie:
LET OP
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
De AMA-functie optimaliseert de dynamische motorprestaties door een automatische optima­lisatie van de geavanceerde motorparameters (parameter 1-30 Statorweerstand (Rs) tot
1-29 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA)
Option: Functie:
parameter 1-35 Hoofdreactantie (Xh)) terwijl de motor stilstaat. Activeer de AMA-functie door de [Hand On]­toets in te drukken nadat u [1] Volledige AMA insch. of [2[ Beperkte AMA insch. hebt geselecteerd. Zie ook hoofdstuk 3.6.1 Uitein- delijke setup en test. Na een normale procedure toont het display: Druk op [OK] om AMA te voltooien. Nadat u op [OK] hebt gedrukt, is de frequentieregelaar gereed voor bedrijf.
[0]*Uit
[1] Volledige
AMA insch.
[2] Beperkte
AMA insch.
Hiermee wordt een AMA uitgevoerd voor de statorweerstand Rs, de rotorweerstand Rr, de statorlekreactantie X1, de rotorlekreactantie X en de hoofdreactantie Xh. Hiermee wordt een beperkte AMA uitgevoerd waarbij alleen de statorweerstand Rs in het systeem wordt bepaald. Selecteer deze optie als een LC-lter wordt gebruikt tussen de frequen­tieregelaar en de motor.
LET OP
Voor een optimale aanpassing van de frequen-
tieregelaar wordt aanbevolen om een AMA uit te voeren op een koude motor.
Een AMA kan niet worden uitgevoerd terwijl de
motor loopt.
Een AMA kan niet worden uitgevoerd bij
permanentmagneetmotoren.
LET OP
Het is belangrijk om de motorparameters in parame­tergroep 1-2* Motordata correct in te stellen, aangezien deze deel uitmaken van het AMA-algoritme. Een AMA moet worden uitgevoerd om te zorgen voor optimale dynamische motorprestaties. Dit kan tot 10 minuten duren, afhankelijk van het vermogen van de motor.
LET OP
Voorkom dat er tijdens de AMA een extern koppel wordt gegenereerd.
LET OP
Als 1 van de instellingen in parametergroep 1-2* Motordata wordt gewijzigd, worden parameter 1-30 Statorweerstand (Rs) tot parameter 1-39 Motorpolen teruggezet op de standaard-
instelling.
4 4
2
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 65
Programmeren
VLT® AutomationDrive FC 302
3-02 Minimumreferentie
Range: Functie:
Size related*
44
[ -999999.999 ­par. 3-03 ReferenceFeed­backUnit]
Stel de minimumreferentie in. De minimumreferentie is de laagste waarde die wordt bepaald door de som van alle referenties. De minimumreferentie is alleen actief als parameter 3-00 Referentiebereik is ingesteld op [0] Min - Max.
De minimumreferentie komt overeen met:
de conguratie van
parameter 1-00 Congura­tiemodus: voor [1] Snelh. zndr
terugk., tpm; voor [2] Koppel, Nm;
de eenheid die is
geselecteerd in
parameter 3-01 Referentie/ terugk.eenheid.
Als optie [10] Synchronisation (Synchronisatie) is geselecteerd in parameter 1-00 Conguratiemodus,
bepaalt deze parameter de maximale toerentalafwijking bij het uitvoeren van de positieoset die is gede- nieerd in parameter 3-26 Master Oset.
3-03 Max. referentie
Range: Functie:
Size related*
[ par. 3-02 -
999999.999 ReferenceFeed­backUnit]
Stel de maximumreferentie in. De maximumreferentie is de hoogste waarde die wordt bepaald door de som van alle referenties.
De eenheid van de maximumrefe­rentie komt overeen met:
De in
parameter 1-00 Congura­tiemodus geselecteerde
conguratie: voor [1] Snelh. zndr terugk., tpm; voor [2] Koppel, Nm;
de eenheid die is
geselecteerd in
parameter 3-00 Referentie­bereik.
Als [9] Positioning (Positionering) is geselecteerd in parameter 1-00 Conguratiemodus, bepaalt deze parameter het standaard toerental voor positio­nering.
3-41 Ramp 1 aanlooptijd
Range: Functie:
Size related*
[ 0.01
- 3600 s]
Voer de aanlooptijd in, d.w.z. de tijd die nodig is om te versnellen van 0 tpm tot het synchrone motortoerental ns. Selecteer een aanlooptijd die voorkomt dat de uitgangs­stroom tijdens het aanlopen de in parameter 4-18 Stroombegr. ingestelde stroomgrens overschrijdt. De waarde 0,00 komt overeen met 0,01 s in snelheidsmodus. Zie uitlooptijd in parameter 3-42 Ramp 1 uitlooptijd.
Par. . 3 41 = 
3-42 Ramp 1 uitlooptijd
Range: Functie:
Size related*
[ 0.01
- 3600 s]
Voer de uitlooptijd in, d.w.z. de tijd die nodig is om te vertragen van het synchrone motortoerental ns naar 0 tpm. Stel de uitlooptijd zo in dat er in de omvormer geen overspanning ontstaat als gevolg van de generatorwerking van de motor en de opgewekte stroom de ingestelde stroomgrens in parameter 4-18 Stroombegr. niet overschrijdt. De waarde 0,00 komt overeen met 0,01 s in snelheidsmodus. Zie aanlooptijd in parameter 3-41 Ramp 1 aanlooptijd.
Par. . 3 42 = 
5-12 Klem 27 digitale ingang
Option: Functie:
Selecteer een functie uit de beschikbare lijst voor de digitale ingang.
Niet in bedrijf [0] Reset [1] Vrijloop geïnv. [2] Vrijloop & reset inv [3] Snelle stop geïnv. [4] DC-rem geïnv. [5] Stop geïnverteerd [6] Start [8] Pulsstart [9] Omkeren [10] Start omgekeerd [11] Start vooruit insch. [12] Start omgek. insch. [13] Jog [14] Ingest. ref. bit 0 [16] Ingest. ref. bit 1 [17] Ingest. ref. bit 2 [18] Ref. vasthouden [19] Uitgang vasth. [20]
t
s xns tpm
acc
ref tpm
t
s xns tpm
dec
ref tpm
66 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Programmeren Bedieningshandleiding
5-12 Klem 27 digitale ingang
Option: Functie:
Snelh. omh. [21] Snelh. omlaag [22] Setupselectie bit 0 [23] Setupselectie bit 1 [24] Versnell. [28] Vertragen [29] Pulsingang [32] Ramp bit 0 [34] Ramp bit 1 [35] Netstoring geïnv. [36] DigiPot verhogen [55] DigiPot verlagen [56] DigiPot wissen [57] Reset Teller A [62] Reset Teller B [65]
4.3 Opbouw parametermenu
4 4
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 67
Programmeren
Einde
44
3-76 Ramp 4 S-ramp ratio bij versn. Einde
3-77 Ramp 4 S-ramp ratio bij vertr. Start
3-78 Ramp 4 S-ramp ratio bij vertr. Einde
3-8* Andere Ramps
3-80 Jog ramp-tijd
3-81 Snelle stop ramp-tijd
3-83 Snelle stop S-rampverh. bij decel. Start
3-82 Snelle stop aan/uitloop
3-84 Snelle stop S-rampverh. bij decel.
3-89 Laagdoorlaatltertijd:
3-9* Dig. pot.meter
3-90 Stapgrootte
3-91 Ramptijd
3-92 Spann.herstel
3-93 Max. begrenzing
3-94 Min. begrenzing
VLT® AutomationDrive FC 302
4-17 Koppelbegrenzing generatormodus
4-16 Koppelbegrenzing motormodus
4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM]
3-95 Aan/uitloopvertr.
4-** Begr./waarsch.
4-1* Motorbegr.
4-10 Draairichting motor
4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz]
4-11 Motorsnelh. lage begr. [RPM]
4-12 Motorsnelh. lage begr. [Hz]
4-18 Stroombegr.
4-19 Max. uitgangsfreq.
4-2* Begr.factoren
4-24 Brake Check Limit Factor
4-23 Bron snelheidsbegr.factor
4-21 Bron snelheidsbegr.factor
4-20 Bron koppelbegrenzingsfactor
4-3* Bew. motorterugk.
4-30 Motorterugkoppelingsverliesfunctie
4-31 Motorterugkoppelingssnelh. fout
4-32 Motorterugkoppelingsverliestime-out
4-34 Volgfoutfunctie
4-35 Volgfout
4-36 Volgfouttime-out
4-37 Volgfout aan/uitloop
4-38 Volgfout time-out aan/uitloop
4-44 Motor Speed Monitor Max
4-43 Draairichting motor
4-39 Volgfout na time-out aan/uitloop
4-4* Minimumtoerental
4-45 Motor Speed Monitor Timeout
4-5* Aanp. Waarschuwingen
4-50 Waarschuwing stroom laag
4-51 Waarschuwing stroom hoog
4-52 Waarschuwing snelheid laag
4-53 Waarschuwing snelheid hoog
4-54 Waarsch: referentie laag
4-55 Waarsch: referentie hoog
4-56 Waarsch: terugk. laag
4-57 Waarsch: terugk. hoog
4-58 Motorfasefunctie ontbreekt
4-59 Motor Check At Start
3-0* Ref. begrenz.
1-73 Vlieg. start
1-10 Motorconstructie
3-00 Referentiebereik
3-01 Referentie/terugk.eenheid
1-74 Startsnelh. [TPM]
1-75 Startsnelh. [Hz]
1-11 Motor Model
1-14 Verst. demping
3-02 Minimumreferentie
1-76 Startstroom
1-15 Filtertijdconstante lage snelh.
3-05 On Reference Window
3-06 Minimum Position
1-81 Min. snelh. functie bij stop [RPM]
1-82 Min. snelh. voor functie bij stop [Hz]
1-18 Min. stroom bij lage snelh.
1-2* Motordata
3-08 Tijd in Target Window
3-07 Maximum Position
1-83 Precisiestopfunctie
1-84 Prec. stoptellerwaarde
1-20 Motorverm. [kW]
1-21 Motorverm. [PK]
3-03 Max. referentie
3-04 Referentiefunctie
1-8* Stopaanpassingen
1-80 Functie bij stop
1-17 Filtertijdconstante spanning
1-16 Filtertijdconstante hoge snelh.
3-09 On Target Time
3-1* Referenties
3-10 Ingestelde ref.
3-11 Jog-snelh. [Hz]
1-85 Precisiestop snelh.comp. vertr.
1-9* Motortemperatuur
1-90 Thermische motorbeveiliging
1-91 Ext. motor-ventilator
1-22 Motorspanning
1-23 Motorfrequentie
1-24 Motorstroom
1-25 Nom. motorsnelheid
3-12 Versnell.-/vertrag.-waarde
3-13 Referentieplaats
1-93 Thermistorbron
1-94 ATEX ETR cur.lim. speed reduction
1-29 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA)
1-26 Cont. nom. motorkoppel
3-14 Ingestelde relatieve ref.
1-95 KTY-sensortype
1-3* Geav. Motordata
3-15 Referentiebron 1
1-96 KTY-thermistorbron
1-30 Statorweerstand (Rs)
3-19 Jog-snelh. [TPM]
3-16 Referentiebron 2
3-17 Referentiebron 3
3-18 Rel. schaling van referentiebron
3-2* References II
3-20 Preset Target
3-21 Touch Target
3-22 Master Scale Numerator
3-23 Master Scale Denominator
3-24 Laagdoorlaatltertijd:
3-25 Master Bus Resolution
3-26 Master Oset
3-4* Ramp 1
3-40 Ramp 1 type
3-41 Ramp 1 aanlooptijd
3-42 Ramp 1 uitlooptijd
3-45 Ramp 1 S-ramp ratio bij versn. Start
3-46 Ramp 1 S-ramp ratio bij versn. Einde
3-47 Ramp 1 S-ramp ratio bij vertr. Start
3-48 Ramp 1 S-ramp ratio bij vertr. Einde
3-5* Ramp 2
3-50 Ramp 2 type
3-51 Ramp 2 aanlooptijd
3-52 Ramp 2 uitlooptijd
3-55 Ramp 2 S-ramp ratio bij versn. Start
3-56 Ramp 2 S-ramp ratio bij versn. Einde
3-57 Ramp 2 S-ramp ratio bij vertr. Start
3-58 Ramp 2 S-ramp ratio bij vertr. Einde
3-6* Ramp 3
3-60 Ramp 3 type
3-61 Ramp 3 aanlooptijd
3-62 Ramp 3 uitlooptijd
3-65 Ramp 3 S-ramp ratio bij versn. Start
3-66 Ramp 3 S-ramp ratio bij versn. Einde
3-67 Ramp 3 S-ramp ratio bij vertr. Start
3-68 Ramp 3 S-ramp ratio bij vertr. Einde
3-7* Ramp 4
3-70 Ramp 4 type
3-71 Ramp 4 aanlooptijd
3-72 Ramp 4 uitlooptijd
3-75 Ramp 4 S-ramp ratio bij versn. Start
versterking
2-19 Overspann.verst.
2-07 Parkeertijd
2-05 Max. referentie
1-97 KTY-drempelwaarde
1-98 ATEX ETR interpol. points freq.
1-99 ATEX ETR interpol points current
2-** Remmen
2-0* DC-rem
2-00 DC-houdstroom
2-01 DC-remstroom
2-02 DC-remtijd
1-38 q-axis Inductance (Lq)
1-39 Motorpolen
1-36 IJzerverliesweerstand (Rfe)
1-37 Inductantie d-as (Ld)
1-35 Hoofdreactantie (Xh)
1-34 Rotorlekreactantie (X2)
1-33 Statorlekreactantie (X1)
1-31 Rotorweerstand (Rr)
2-04 Inschakelsnelh. DC-rem [Hz]
2-03 Inschakelsnelh. DC-rem [tpm]
1-41 Oset motorhoek
1-40 Tegen-EMK bij 1000 TPM
2-06 Parkeerstroom
2-1* Remenergie-functie
1-46 Verst. positiedetectie
1-47 Koppelkalibratie bij lage snelh.
1-45 q-axis Inductance Sat. (LqSat)
1-44 Inductantie d-as verz. (LdSat)
2-10 Remfunctie
1-48 Inductantieverz. punt
2-11 Remweerstand (ohm)
1-5* Bel. onafh. inst.
2-13 Bewaking remvermogen
2-12 Begrenzing remvermogen (kW)
1-50 Motormagnetisering bij nulsnelheid
1-51 Min. snelh. norm. magnetisering [ TPM]
2-17 Overspanningsreg.
2-15 Remtest
2-16 AC-rem max. stroom
1-53 Model versch.frequentie
1-52 Min. snelh. norm. magnetisering [Hz]
1-54 Voltage reduction in eldweakening
2-18 Voorwaarde remtest
1-55 U/f-karakteristiek - U
2-23 Vertraging remactivering
2-24 Stopvertr.
2-21 Snelheid remactivering [ TPM]
2-22 Snelheid activering rem [Hz]
2-20 Stroom bij vrijgave rem
2-2* Mechanische rem
1-59 Freq. testpulsen vlieg.start
1-60 Belast. comp. bij lage snelheid
1-6* Bel. afhank. inst.
1-61 Belastingcomp. bij hoge snelheid
1-57 Torque Estimation Time Constant
1-58 Stroom testpulsen vlieg.start
1-56 U/f-karakteristiek - F
2-28 Verst.boostfactor
2-26 Koppelref.
2-27 Ramp-tijd koppel
2-25 Tijd vrijgave rem
1-63 Slipcompensatie tijdconstante
1-64 Resonantiedemping
1-65 Resonantiedemping tijdconstante
1-62 Slipcompensatie
2-29 Uitlooptijd van het koppel
2-3* Geav. Mech. rem laag
1-67 Belastingstype
1-66 Min. stroom bij lage snelh.
2-31 Snelheids-PID, proportionele
2-30 Position P Start Proportional Gain
1-68 Min. traagheid
1-69 Max. traagheid
1-7* Startaanpassingen
2-33 Snelheids-PID, laagdoorl.ltertijd
2-32 Snelheids-PID, integratietijd
3-** Ref./Ramp.
1-70 Startmodus PM
1-71 Startvertraging
1-72 Startfunctie
Parameters
0-25 Persoonlijk menu
0-24 Displayregel 3 groot
0-** Bediening/display
0-0* Basisinstellingen
0-01 Taal
0-02 Eenh. motortoerental
0-03 Regionale instellingen
0-04 Bedieningsstatus bij insch. (handm.)
0-09 Prestatiebewaking
0-1* Setupafhandeling
0-10 Actieve setup
0-11 Setup wijzigen
0-12 Setup gekoppeld aan
0-14 Uitlez.: Wijzig setups/kanaal
0-13 Uitlez.: Gekopp. setups
0-15 Uitlez.: actual setup
0-2* LCP-display
0-20 Displayregel 1.1 klein
0-21 Displayregel 1.2 klein
0-22 Displayregel 1.3 klein
0-23 Displayregel 2 groot
0-3* Std uitlezing LCP
0-33 Eenheid voor uitlezing gebr.
0-37 Displaytekst 1
0-38 Displaytekst 2
0-32 Max. waarde uitlezing klant
0-30 Eenheid voor uitlezing gebr.
0-31 Min. waarde uitlezing klant
0-39 Displaytekst 3
0-4* LCP-toetsenbord
0-40 [Hand On]-toets op LCP
0-44 [O/Reset]-toets LCP
0-43 [Reset]-toets op LCP
0-41 [O]-toets op LCP
0-42 [Auto On]-toets op LCP
0-45 [Drive Bypass]-toets LCP
0-5* Kopiëren/Opsl.
0-50 LCP kopiëren
0-51 Kopie setup
0-6* Wachtw.
0-60 Wachtw. hoofdmenu
0-61 Toegang hoofdmenu zonder wachtw.
0-65 Wachtw persoonlijk menu
0-66 Toegang pers. menu zonder wachtw.
0-67 Wachtwoord bus
0-68 Safety Parameters Password
0-69 Password Protection of Safety
1-** Belasting & motor
1-0* Alg. instellingen
1-00 Conguratiemodus
1-01 Motorbesturingsprincipe
1-02 Flux motorterugk.bron
1-06 Richting rechtsom
1-03 Koppelkarakteristiek
1-07 Motor Angle Oset Adjust
1-04 Overspanningsmodus
1-05 Conguratie lokale modus
1-1* Motorselectie
68 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Programmeren Bedieningshandleiding
nummer drive-unit)
8-57 Prodrive OFF2 Select
8-58 Prodrive OFF3 Select
8-8* FC-poortdiagnostiek
8-80 Bus Berichtenteller
8-81 Bus Foutenteller
8-83 Slavefoutenteller
8-82 Slaveberichten ontv.
8-9* Bus-jog
8-90 Snelheid bus-jog 1
8-91 Snelheid bus-jog 2
9-** PROFIdrive
9-00 Setpoint
9-07 Act. waarde
9-15 PCD-schrijfcong.
9-16 PCD-leescong.
9-18 Node-adres
9-19 Drive Unit System Number (Systeem-
9-22 Telegramkeuze
9-23 Signaalparameters
9-27 Param. wijzigen
9-28 Procesregeling
Denominator
Master
9-52 Teller foutsituaties
9-45 Foutcode
9-47 Foutnummer
9-53 Probus waarsch.-wrd
9-44 Teller foutmeldingen
9-63 Huid. baudsnelh.
9-64 Toestelidenticatie
9-65 Proelnummer
9-67 Stuurwoord 1
9-70 Setup wijzigen
9-68 Statuswoord 1
9-71 Datawaarden Probus opslaan
9-83 Ingestelde par. (4)
9-72 ProbusOmvReset
9-82 Ingestelde par. (3)
9-81 Ingestelde par. (2)
9-75 DO-identicatie
9-80 Ingestelde par. (1)
9-84 Ingestelde par. (5)
10-** CAN-veldbus
10-0* Alg. instellingen
10-00 CAN-protocol
10-01 Gesel. baudsnelh.
10-07 Uitlez. bus-uit-teller
10-02 MAC ID
10-05 Uitlez. zend-foutenteller
10-06 Uitlez. ontvangst-foutenteller
10-1* DeviceNet
10-11 Procesdata cong. schrijven
10-10 Procesdata typeselectie
9-99 Probus revisieteller
9-94 Gewijzigde par. (5)
9-93 Gewijzigde par. (4)
9-92 Gewijzigde par. (3)
9-91 Gewijzigde par. (2)
9-90 Gewijzigde par. (1)
9-85 Ingestelde par. (6)
4 4
7-51 Proces-PID voorwaarts verst.
7-52 Proces-PID voorwaarts aanloop
6-64 Klem X30/8 uitgang time-outinstelling
6-7* Anal. uitgang 3
5-68 Max. freq. pulsuitgang X30/6
5-7* 24 V encoder-ing.
7-53 Proces-PID voorwaarts uitloop
7-56 Proces-PID ref. ltertijd
6-71 Klem X45/1 min. schaling
6-70 Klem X45/1 uitgang
5-71 Klem 32/33 encoderrichting
5-70 Klem 32/33 pulsen per omwenteling
7-57 Proces-PID tk ltertijd
7-9* Positie-PID-reg.
7-90 Terugk.bron snelheids-PID
6-73 Klem X45/1 busbesturing
6-74 Klem X45/1 uitgang time-outinstelling
6-72 Klem X45/1 max. schaling
5-72 Klem 32/33 encoderrichting
5-8* I/O-opties
5-80 AHF Cap Reconnect Delay
7-95 Position PI Feebback Scale
7-93 PID integratietijd
7-94 Position PI Feedback Scale Numerator
7-92 Position P Start Proportional Gain
6-83 Klem X45/3 busbesturing
6-82 Klem X45/3 max. schaling
6-81 Klem X45/3 min. schaling
6-8* Anal. uitgang 4
6-80 Klem X45/3 uitgang
5-95 Pulsuitgang 29 busbesturing
5-94 Pulsuitgang 27 time-outinstelling
5-9* Via busbesturing
5-90 Digitale & relaisbesturing bus
5-93 Pulsuitgang 27 busbesturing
7-97 Position PI Maximum Speed Above
6-84 Klem X45/3 uitgang time-outinstelling
7-** Regelaars
5-96 Pulsuitgang 29 time-outinstelling
5-97 Pulsuitgang X30/6 busbest.
7-98 PID voorw. kopp.factor
7-99 Position PI Minimum Ramp Time
8-** Comm. en opties
8-0* Alg. instellingen
7-0* Snelh.-PID-reg.
7-00 Terugk.bron snelheids-PID
7-01 Snelheid PID
7-02 Snelheids-PID, prop. versterking
5-98 Pulsuitgang X30/6 time-outinst.
6-** Analoog In/Uit
6-0* Anal. I/O-modus
6-00 Live zero time-out-tijd
8-01 Stuurplaats
8-02 Stuurwoordbron
8-03 Time-out-tijd stuurwoord
8-04 Time-out-functie stuurwoord
7-04 Snelheids-PID, dierentiatietijd
7-06 Snelheids-PID, laagdoorl.ltertijd
7-03 Snelheids-PID, integratietijd
7-05 Snelheids-PID, di. verst.limiet
6-01 Live zero time-out-functie
6-1* Anal. ingang 1
6-10 Klem 53 lage spanning
6-11 Klem 53 hoge spanning
8-05 Einde-time-out-functie
7-07 Snelheids-PID, terugk overbr.verh.
6-12 Klem 53 lage stroom
8-06 Stuurwoordtime-out reset
7-08 Snelheids-PID, voorw. kopp.factor
6-13 Klem 53 hoge stroom
8-07 Diagnose-trigger
7-09 Speed PID Error Correction w/ Ramp
6-14 Klem 53 lage ref./terugkopp. waarde
8-08 Uitlezing lteren
7-1* Koppel-PI-reg.
6-15 Klem 53 hoge ref./terugkopp. waarde
8-1* Gecontr. Stuurwoordinst.
7-10 Terugk.bron snelheids-PID
6-16 Klem 53 lter tijdconstante
8-10 Stuurwoordproel
8-13 Instelbaar statuswoord STW
8-14 Instelbaar stuurwoord CTW
8-17 Congurable Alarm and Warningword
8-19 Product Code
8-3* FC-poortinst.
stroombegr.reg.)
7-13 Koppel-PI, integratietijd
7-16 Snelheid PI laagdoorlaatlter, tijd
7-18 Torque PI Feed Forward Factor
6-20 Klem 54 lage spanning
6-21 Klem 54 hoge spanning
6-22 Klem 54 lage stroom
7-19 Current Lim Ctrl, Filter Time (Filtertijd
6-23 Klem 54 hoge stroom
6-24 Klem 54 lage ref./terugkopp. waarde
7-12 Koppel-PI, prop. versterking
6-2* Anal. ingang 2
8-30 Protocol
8-31 Adres
7-2* Procesreg. Terugk.
7-20 Proces-CL Terugk. 1 Bron
6-26 Klem 54 lter tijdconstante
6-25 Klem 54 hoge ref./terugkopp. waarde
8-32 FC-poort baudsnelh.
8-33 Par./stopbits
8-34 Geschatte cyclustijd
8-35 Min. responsvertr.
7-22 Proces-CL Terugk. 2 Bron
7-3* Process PID II.
7-30 Proces-PID normaal/omgekeerd
7-31 Anti-windup proces-PID
6-34 Klem X30/11 lage ref./terugk. waarde
6-31 Klem X30/11 hoge spanning
6-3* Anal. ingang 3
6-30 Klem X30/11 lage spanning
8-36 Max. responsvertr.
8-37 Max. tss.-tekenvertr.
8-4* FC MC-protocolinst.
8-40 Telegramkeuze
8-41 Signaalparameters
7-35 Dierentiatietijd proces-PID
7-34 Integratietijd proces-PID
7-33 Prop. versterking proces-PID
7-32 Proces-PID startsnelheid
6-35 Klem X30/11 hoge ref./terugk. waarde
7-36 Proces-PID di. verst.limiet
6-36 Klem X30/11 ltertijdconstante
6-41 Klem X30/12 hoge spanning
6-4* Anal. ingang 4
6-40 Klem X30/12 lage spanning
8-42 PCD-schrijfcong.
8-43 PCD-leescong.
7-39 Bandbreedte op referentie
7-38 Voorwaartswerkingsfactor proces-PID
6-45 Klem X30/12 hoge ref./terugk. waarde
6-44 Klem X30/12 lage ref./terugk. waarde
8-48 BTM Maximum Errors
8-45 BTM transactiecommando
8-46 BTM transactiestatus
8-47 BTM time-out
7-41 Proces-PID uitgang neg. vasth.
7-40 Proces-PID I-deel reset
7-42 Proces-PID uitgang pos. vasth.
7-4* Geav. Process PID I
6-46 Klem X30/12 ltertijdconstante
6-5* Anal. uitgang 1
6-50 Klem 42 uitgang
6-51 Klem 42 uitgang min. schaal
8-49 BTM Error Log
8-5* Digitaal/Bus
7-44 Proces-PID verst.schaal bij max. ref.
7-43 Proces-PID verst.schaal bij min. ref.
6-53 Klem 42 uitgang busbesturing
6-52 Klem 42 uitgang max. schaal
8-50 Vrijloopselectie
8-51 Select. snelle stop
8-52 DC-remselectie
Gecontr.
7-45 Proces-PID voorwaarts bron
7-46 Proces-PID voorwaarts norm/inv
6-55 Klem 42 uitgangslter
6-54 Klem 42 uitgang time-outinstelling
6-6* Anal. uitgang 2
8-54 Omkeerselectie
8-55 Setupselectie
8-53 Startselectie
7-48 PCD Feed Forward
7-49 Proces-PID uitgang norm/inv Gecontr.
7-5* Geav. Process PID II
6-62 Klem X30/8 max. schaling
6-61 Klem X30/8 min.schaling
6-60 Klem X30/8 uitgang
8-56 Select. ingestelde ref.
7-50 Proces-PID uitgebr PID
6-63 Klem X30/8 busbesturing
4-6* Snelh.-bypass
4-60 Bypass-snelh. vanaf [RPM]
4-62 Bypass-snelh. naar [RPM]
4-63 Bypass-snelh. tot [Hz]
4-61 Bypass-snelh. vanaf [Hz]
4-72 Positiefout
4-70 Positiefout
4-71 Positiefout
4-73 Positielimiet
5-** Digitaal In/Uit
5-0* Dig. I/O-modus
5-00 Dig. I/O-modus
5-01 Klem 27 modus
5-02 Klem 29 modus
4-7* Position Monitor
5-1* Digitale ingangen
5-10 Klem 18 digitale ingang
5-11 Klem 19 digitale ingang
5-12 Klem 27 digitale ingang
5-14 Klem 32 digitale ingang
5-13 Klem 29 digitale ingang
5-16 Klem X30/2 digitale ingang
5-15 Klem 33 digitale ingang
5-3* Digitale uitgangen
5-30 Klem 27 dig. uitgang
5-31 Klem 29 dig. uitgang
5-32 Klem X30/6 dig. uitgang (MCB 101)
5-33 Klem X30/7 dig. uitgang (MCB 101)
5-4* Relais
5-40 Functierelais
5-41 Aan-vertr., relais
5-42 Uit-vertr., relais
5-5* Pulsingang
5-50 Klem 29 lage freq.
5-19 Klem 37 Veilige stop
5-17 Klem X30/3 digitale ingang
5-18 Klem X30/4 digitale ingang
5-54 Pulslter tijdconstante nr. 29
5-53 Klem 29 hoge ref./terugk. waarde
5-52 Klem 29 lage ref./terugk. waarde
5-51 Klem 29 hoge freq.
5-55 Klem 33 lage freq.
5-59 Pulslter tijdconstante nr. 33
5-58 Klem 33 hoge ref./terugk. waarde
5-57 Klem 33 lage ref./terugk. waarde
5-56 Klem 33 hoge freq.
5-6* Pulsuitgang
5-62 Max. freq. pulsuitgang 27
5-60 Klem 27 pulsuitgangsvariabele
5-65 Max. freq. pulsuitgang 29
5-63 Klem 29 pulsuitgangsvariabele
5-66 Klem X30/6 pulsuitgangsvariabele
5-26 Klem X46/13 digitale ingang
5-25 Klem X46/11 digitale ingang
5-24 Klem X46/9 digitale ingang
5-23 Klem X46/7 digitale ingang
5-22 Klem X46/5 digitale ingang
5-21 Klem X46/3 digitale ingang
5-20 Klem X46/1 digitale ingang
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 69
Programmeren
VLT® AutomationDrive FC 302
44
16-02 Referentie %
16-03 Statuswoord
16-05 Vrnste huid. waarde [%]
15-07 Draaiurenteller reset
15-05 x Overspann.
15-06 kWh-teller reset
16-06 Huidige positie
16-07 Target Position
15-1* Instellingen datalog
15-10 Logbron
16-08 Positiefout
15-11 Loginterval
16-09 Standaard uitlez.
16-1* Motorstatus
15-13 Logmodus
15-12 Triggergebeurt.
16-10 Verm. [kW]
15-14 Steekproeven voor trigger
16-11 Verm. [pk]
15-2* Hist. log
16-12 Motorspanning
16-13 Frequentie
16-14 Motorstroom
16-15 Frequentie [%]
15-20 Hist. log: event
15-21 Hist. log: waarde
15-22 Hist. log: Tijd
15-3* Foutlog
16-16 Koppel [Nm]
15-30 Foutlog: foutcode
16-24 Calibrated Stator Resistance
16-25 Koppel [Nm] hoog
16-22 Koppel [%]
16-18 Motor therm.
15-32 Foutlog: Tijd
16-19 KTY-sensortemperatuur
16-20 Motorhoek
15-4* ID omvormer
15-40 FC-type
16-21 Torque [%] High Res.
15-41 Vermogenssectie
15-42 Spanning
15-43 Softwareversie
15-44 Bestelde Typecode
15-45 Huidige typecodereeks
16-3* Status omvormer
16-30 DC-aansluitsp.
15-47 Bestelnr. voedingskaart
15-46 Bestelnr. freq.-omvormer
16-17 Snelh. [TPM]
15-31 Foutlog: waarde
16-34 Temp. koellich.
16-35 Inverter therm.
16-33 Remenergie/2 min.
15-50 SW-id voedingskaart
15-51 Serienr. freq.-omvormer
15-53 Serienr. voedingskaar t
16-36 Inv. nom. Stroom
15-54 Cong File Name
16-31 System Temp.
16-32 Remenergie/s
15-48 LCP ID-nr.
15-49 SW-id stuurkaart
16-23 Motor Shaft Power [kW]
16-37 Inv. max. stroom
16-38 SL-controllerstatus
16-39 Temp. stuurkaart
15-59 CSIV-bestand
15-6* Optie-ident.
15-60 Optie gemonteerd
16-40 Logbuer vol
15-61 SW-versie optie
16-41 LCP onderste statusreg
15-62 Bestelnummer optie
16-44 Snelh. [TPM]
15-63 Serienummer optie
16-48 Speed Ref. After Ramp [RPM]
16-49 Stroomfoutbron
16-47 Motor Phase W Current
16-46 Motor Phase V Current
16-45 Motor Phase U Current
15-70 Optie slot A
15-71 SW-versie optie slot A
16-5* Ref. & terugk.
16-50 Externe referentie
16-51 Pulsreferentie
16-52 Terugk. [Eenh]
16-53 Digi Pot referentie
16-57 Feedback [RPM]
16-6* In- & uitgangen
15-72 Optie slot B
15-74 Optie in sleuf C0/E0
15-75 SW-versie optie sleuf C0/E0
15-76 Optie in sleuf C1/E1
15-73 SW-versie optie slot B
15-77 SW-versie optie sleuf C1/E1
15-8* Bedrijfsgegevens II
15-89 Conguration Change Counter
15-81 Ingest. draaiuren ventilator
15-80 Draaiuren ventilator
16-60 Digitale ingang
16-61 Klem 53 schakelinstell.
15-9* Parameterinfo
15-92 Ingest. parameters
16-62 Anal. ingang 53
15-93 Gewijzigde param.
16-63 Klem 54 schakelinstell.
16-64 Anal. ingang 54
15-99 Parameter metadata
15-98 ID omvormer
16-68 Freq. ing. nr. 33 [Hz]
16-67 Freq. ing. nr. 29 [Hz]
16-65 Anal. uitgang 42 [mA]
16-66 Dig. uitgang [bin]
16-** Data-uitlezingen
16-0* Alg. status
16-00 Stuurwoord
16-01 Referentie [Eenh.]
14-00 Schakelpatroon
12-41 Slaveberichtenteller
10-12 Procesdata cong. lezen
14-01 Schakelfrequentie
14-03 Overmodulatie
12-42 Uitzond.berichtenteller slave
12-5* EtherCAT
10-13 Waarschuwingspar.
10-14 Netreferentie
14-04 Akoestische-ruiswaarden
14-06 Dead Time Compensation
14-1* Netstoring
12-59 EtherCAT Status
12-50 Congured Station Alias
12-51 Congured Station Address
10-15 Netcontrole
10-2* COS-lters
10-20 COS-lter 1
14-10 Netstoring
14-11 Mains Fault Voltage Level
12-6* Ethernet PowerLink
12-60 Node ID
10-21 COS-lter 2
10-22 COS-lter 3
14-14 Kin. Back-up Time-out
14-12 Response to Mains Imbalance
12-63 Basic Ethernet Timeout
12-62 SDO Timeout
10-23 COS-lter 4
10-3* Toegang parameters
14-16 Kin. Back-up Gain
14-15 Kin. Backup Trip Recovery Level
12-66 Threshold
12-67 Threshold Counters
10-31 Datawaarden opsl.
10-30 Array-index
14-2* Uitsch. reset
14-20 Resetmodus
12-69 Ethernet PowerLink Status
12-68 Cumulative Counters
10-32 Revisie DeviceNet
10-33 Altijd opslaan
14-21 Tijd tot autom. herstart
14-22 Bedrijfsmodus
12-8* Ov Ethern.diensten
12-80 FTP-server
10-34 Productcode DeviceNet
10-39 DeviceNet F parameters
14-26 Uitschakelvertraging bij inverterfout
14-24 Uitsch.vertr. bij stroombegr.
14-25 Uitsch.vertr. bij Koppelbegr.
12-81 HTTP-server
12-82 SMTP-service
12-83 SNMP Agent
10-5* CANopen
10-50 Schrijfcong. PCD
10-51 Leescong. PCD
14-28 Productie-instell.
14-29 Servicecode
12-85 ACD Last Conict
12-84 Address Conict Detection
12-** Ethernet
12-0* IP-instell
14-30 Stroombegr.reg., proport. versterk.
14-31 Stroombegr. reg., integratietijd
14-3* Stroombegr. reg.
12-89 Transparant kanaalaansluitpunt
12-9* Geav Ethernetdiensten
12-90 Kabeldiagnostiek
12-01 IP-adres
12-02 Subnetmasker
12-00 Toewijzing IP-adres
14-32 Stroombegr.reg., ltertijd
14-35 Afslagbeveiliging
12-91 Auto-kruising
12-92 IGMP-snooping
12-03 Std gateway
12-04 DHCP-server
14-37 Fieldweakening Speed
14-36 Field-weakening Function
12-93 Foute kabellengte
12-94 Broadcaststormbeveiliging
12-05 Lease eindigt
12-06 Naamservers
14-42 Min. AEO-frequentie
14-41 Min. magnetisering AEO
14-4* Energieoptimalis.
14-40 VT-niveau
12-95 Inactiviteit time-out
12-96 Poortcong
12-97 QoS Priority
12-98 Interfacetellers
12-07 Domeinnaam
12-08 Hostnaam
12-09 Fysiek adres
12-1* Ethernetverb.par.
14-43 Cosphi motor
14-5* Omgeving
12-99 Mediatellers
13-** Smart Logic
12-10 Verb.status
12-11 Verb.tijd
14-50 RFI-lter
14-51 DC-linkcompensatie
14-52 Ventilatorreg.
13-0* SLC-instellingen
13-00 SL-controllermodus
13-01 Gebeurt. starten
12-13 Verb.snelh
12-14 Duplex-verb.
12-12 Auto-onderhand.
14-55 Uitgangslter
14-53 Ventilatorbew.
14-56 Capaciteit uitgangslter
14-57 Inductantie uitgangslter
13-02 Gebeurt. stoppen
13-03 SLC resetten
13-1* Comparatoren
13-10 Comparator-operand
12-18 Supervisor MAC
12-19 Supervisor IP Addr.
12-2* Procesdata
12-20 Controleobject
14-59 Huidig aantal inverters
13-11 Comparator-operator
12-21 Procesdata cong. schrijven
14-7* Compatibiliteit
13-12 Comparatorwaarde
12-22 Procesdata cong. lezen
14-72 VLT alarmwoord
14-73 VLT waarsch.wrd
14-74 VLT Uitgebr. Statuswoord
14-8* Opties
13-16 RS-FF Operand R
13-1* RS-ipops
13-15 RS-FF Operand S
13-2* Timers
12-27 Master Address
12-28 Datawaarden opsl.
12-24 Process Data Cong Read Size
12-23 Process Data Cong Write Size
14-88 Option Data Storage
14-80 Optie gevoed door externe 24 V DC
13-20 Timer SL-controller
13-4* Log. regels
12-29 Altijd opslaan
12-3* Ethernet/IP
14-89 Option Detection (Optiedetectie)
13-40 Logische regel Boolean 1
12-30 Waarschuwingspar.
14-9* Foutinstell
14-90 Foutniveau
15-** Geg. omvormer
15-0* Bedrijfsgegevens
15-00 Bedrijfsuren
15-01 Aantal draaiuren
15-02 kWh-teller
15-03 Inschakelingen
15-04 x Overtemp.
13-44 Logische regel Boolean 3
13-43 Logische regel operator 2
13-42 Logische regel Boolean 2
13-41 Logische regel operator 1
12-32 Netcontrole
12-33 CIP-revisie
12-31 Netreferentie
12-34 CIP-productcode
13-5* Standen
13-51 SL Controller Event
12-35 EDS-parameter
12-37 COS-blokk.timer
13-52 SL-controlleractie
14-** Speciale functies
14-0* Inverterschakeling
12-38 COS-lter
12-4* Modbus TCP
12-40 Statusparameter
70 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Programmeren Bedieningshandleiding
33-44 Pos. softwaremat. eindbegr. actief
33-43 Neg. softwaremat. eindbegr. actief
33-42 Pos. softwaremat. eindbegr.
32-67 Max. toegestane positiefout
32-66 Versn. voorwaartse koppeling
32-65 Snelheid voorwaartse koppeling
33-47 Grootte Target Window
33-45 Tijd in Target Window
33-46 Grenswaarde Target Window
32-70 Scantijd voor proelgenerator
32-69 Samplingtijd voor PID-regeling
32-68 Omgekeerd gedrag voor slave
33-53 Klem X57/4 digitale ingang
33-52 Klem X57/3 digitale ingang
33-51 Klem X57/2 digitale ingang
33-5* I/O-conguratie
33-50 Klem X57/1 digitale ingang
32-73 Filtertijd integr.limiet
32-74 Filtertijd positiefout
32-72 Grootte van Control Window (uitsch.)
32-71 Grootte van Control Window (insch.)
32-8* Snelh. & versn.
33-55 Klem X57/6 digitale ingang
33-54 Klem X57/5 digitale ingang
32-80 Max. snelheid (encoder)
32-81 Kortste ramp
33-57 Klem X57/8 digitale ingang
33-56 Klem X57/7 digitale ingang
32-83 Snelheidsresolutie
32-82 Type ramp
33-60 Modus klem X59/1 en X59/2
33-59 Klem X57/10 digitale ingang
33-58 Klem X57/9 digitale ingang
32-86 Aanl. bep. schok omh.
32-85 Standaard versn.
32-84 Standaard snelheid
33-62 Klem X59/2 digitale ingang
33-61 Klem X59/1 digitale ingang
32-88 Uitl. bep. schok omh.
32-87 Aanl. bep. schok omlaag
33-64 Klem X59/2 digitale uitgang
33-63 Klem X59/1 digitale ingang
32-89 Uitl. bep. schok omlaag
32-9* Ontwikkeling
33-65 Klem X59/3 digitale uitgang
33-66 Klem X59/4 digitale uitgang
32-90 Debugbron
33-** MCO geav Instellingen
33-67 Klem X59/5 digitale uitgang
33-0* Naar startpos.
33-68 Klem X59/6 digitale uitgang
33-00 Startpos. forceren
33-69 Klem X59/7 digitale uitgang
33-01 Oset nulpunt vanaf startpos.
33-70 Klem X59/8 digitale uitgang
33-02 Ramp voor bew. naar startpos.
33-8* Alg parameters
33-80 Geact. programmanummer
33-81 Opstartstatus
33-82 Bewaking omv.status
33-04 Gedrag bij bew. naar star tpos.
33-03 Snelh. voor bew. naar startpos.
33-1* Synchronisatie
33-10 Synchronisatiefactor master (M: S)
33-83 Gedrag na fout
33-11 Synchronisatiefactor slave (M: S)
33-85 MCO gevoed door externe 24VDC
33-84 Gedrag na Esc.
33-12 Positie-oset voor synchronisatie
33-13 Nauwk.bereik voor positiesynchr.
33-88 Statuswoord bij alarm
33-87 Klemstatus bij alarm
33-86 Klem bij alarm
33-9* MCO-poortinst.
33-17 Marker.afstand master
33-16 Marker.nummer voor slave
33-15 Marker.nummer voor master
33-14 Snelheidsbegr. relatieve slave
33-90 X62 MCO node-ID CAN
33-18 Marker.afstand slave
33-91 X62 MCO baudsn. CAN
33-19 Marker.type master
33-94 X60 MCO afsluiting RS-485
33-20 Marker.type slave
33-95 X60 MCO baudsn. RS-485
33-21 Marker.tolerantiebereik master
34-02 PCD 2 Schrijf naar MCO
34-** MCO data-uitlez
34-0* PCD-schrijfpar.
34-01 PCD 1 Schrijf naar MCO
33-25 Marker.nummer voor gereed
33-22 Marker.tolerantiebereik slave
33-23 Startgedrag voor marker.synchr.
33-24 Marker.nummer voor fout
34-07 PCD 7 Schrijf naar MCO
34-06 PCD 6 Schrijf naar MCO
34-04 PCD 4 Schrijf naar MCO
34-05 PCD 5 Schrijf naar MCO
34-03 PCD 3 Schrijf naar MCO
33-26 Snelheidslter
33-27 Oset ltertijd
33-28 Conguratie marker.lter
33-29 Filtertijd voor marker.lter
33-30 Max. markeringscorrectie
34-08 PCD 8 Schrijf naar MCO
34-09 PCD 9 Schrijf naar MCO
34-10 PCD 10 Schrijf naar MCO
34-21 PCD 1 Lees van MCO
34-2* PCD-leespar.
33-32 Aanp. snelheid voorw. koppeling
33-31 Synchronisatietype
33-33 Snelheidsltervenster
33-34 Filtertijd marker. slave
33-4* Gebruik limieten
34-22 PCD 2 Lees van MCO
34-23 PCD 3 Lees van MCO
33-41 Neg. softwaremat. eindbegr.
33-40 Gedrag bij schak. eindbegr.
4 4
30-26 Stroom belasting
30-27 Light Load Speed [%]
30-5* Unit Conguration
17-82 Home Position
17-83 Homing Speed
17-84 Koppelbegrenz.
16-71 Relaisuitgang [bin]
16-70 Pulsuitg. nr. 29 [Hz]
16-69 Pulsuitg. nr. 27 [Hz]
30-81 Remweerstand (ohm)
30-80 Inductantie d-as (Ld)
30-50 Ventilator koellichaam
30-8* Compatibiliteit (I)
17-85 Homing Timout
17-9* Position Cong
17-90 Absolute Position
17-91 Relative Position Mode
16-72 Teller A
16-73 Teller B
16-74 Prec. stopteller
16-75 Anal. ingang X30/11
30-83 Snelheids-PID, prop. versterking
30-84 Prop. versterking proces-PID
17-92 Position Control Selection
18-** Info & uitlez.
16-77 Anal. uitgang X30/8 [mA]
16-76 Anal. ingang X30/12
31-** Bypass-optie
31-00 Bypassmodus
31-01 Bypass-starttijdvertr.
18-37 Temp. ing. X48/4
18-3* In- & uitgangen
18-36 Anal. ingang X48/2 [mA]
16-78 Anal. uitgang X45/1 [mA]
16-79 Anal. uitgang X45/3 [mA]
16-8* Veldbus & FC-poort
31-03 Inschak. testmodus
31-02 Bypass-uitschak.vertr.
18-38 Temp. ing. X48/7
18-39 Temp. ing. X48/10
16-82 Veldbus REF 1
16-80 Veldbus CTW 1
31-10 Bypass statuswoord
31-11 Bypass draaiuren
31-19 Inschak. externe bypass
32-** MCO basisinstell
18-44 Anal. uitgang X49/9
18-45 Anal uitgang X49/11
18-4* MCO data-uitlez
18-43 Anal. uitgang X49/7
16-86 FC-poort REF 1
16-84 Comm. optie STW
16-85 FC-poort CTW 1
16-83 Veldbus REF 2
32-0* Encoder 2
32-00 Incrementeel signaaltype
18-5* Active Alarms/Warnings
18-55 Active Alarm Numbers
16-89 Congurable Alarm/Warning Word
16-87 Bus Readout Alarm/Warning
32-02 Absoluut protocol
32-03 Absolute resolutie
32-01 Incrementele resolutie
18-56 Active Warning Numbers
18-6* In- & uitgangen 2
18-60 Digital Input 2
16-91 Alarmwoord 2
16-9* Diagnose-uitlez.
16-90 Alarmwoord
32-05 Datalengte absolute encoder
32-06 Klokfrequentie absolute encoder
32-04 Baudsn. absolute encoder X55
18-7* Rectier Status
18-70 Netspanning
18-71 Netfrequentie
16-94 Uitgebr. Statuswoord
16-92 Waarsch.-wrd
16-93 Waarsch.woord 2
32-07 Klokgeneratie absolute encoder
32-08 Kabellengte absolute encoder
32-09 Encoderbewaking
18-72 Onbalans net
18-75 Rectier DC Volt.
18-9* PID-uitlezingen
17-** Position Feedback
17-1* Incr. enc. interface
17-10 Signaaltype
32-10 Draairichting
18-90 Proces-PID fout
17-11 Resolutie (PPO)
32-11 Deler eenheid gebr.
18-91 Proces-PID uitgang
17-2* Abs. enc. interface
32-14 Node-ID enc. 2
32-15 CAN-bew. enc. 2
32-12 Noemer eenheid gebr.
32-13 Reg. enc. 2
18-92 Proces-PID uitgang na vasth.
18-93 Proces-PID uitgang na verst.schal.
22-** Toep. Functies
22-0* Diversen
17-22 Meerdere windingen
17-24 SSI-datalengte
17-20 Protocolkeuze
17-21 Omwenteling (Posities/Omgek)
32-32 Absoluut protocol
32-31 Incrementele resolutie
32-3* Encoder 1
32-30 Incrementeel signaaltype
22-00 Ext. vergrendel.vertr.
30-** Speciale functies
30-0* Wobbler
30-00 Wobbelmodus
17-34 Baudsnelh. HIPERFACE
17-25 Kloksnelheid
17-26 SSI-dataformaat
17-5* Resolverinterface
32-37 Klokgeneratie absolute encoder
32-38 Kabellengte absolute encoder
32-36 Klokfrequentie absolute encoder
32-33 Absolute resolutie
32-35 Datalengte absolute encoder
30-05 Wobbel freq. overslaan [%]
30-04 Wobbel freq. overslaan [Hz]
30-01 Wobbel deltafrequentie [Hz]
30-02 Wobbel deltafrequentie [%]
30-03 Wobbel deltafreq. schalingsbron
17-50 Polen
17-56 Encoder Sim. Resolutie
17-51 Ingangsspanning
17-52 Ingangsfrequentie
17-53 Transformatieverhouding
32-43 Reg. enc. 1
32-39 Encoderbewaking
32-40 Encoderafsluiting
30-06 Wobbel tijd overslaan
30-07 Wobbel cyclustijd
30-08 Wobbel aan/uitlooptijd
17-59 Resolverinterface
17-60 Richting terugkoppeling
17-6* Monitoring en toep.
32-44 Node-ID enc. 1
30-09 Wobbel verh. willekeurig
17-61 Bewaking terugkoppelingssignaal
32-45 CAN-bew. enc. 1
32-5* Terugk.bron
30-10 Wobbel verh.
30-11 Wobbel verh. willekeurig max
17-7* Position Scaling
17-70 Position Unit
32-50 Bron slave
32-51 MCO 302 slotactie
30-19 Wobbel deltafreq. geschaald
30-12 Wobbel verh. willekeurig min.
17-72 Noemer eenheid gebr.
17-71 Position Unit Scale
32-52 Bron master
30-2* Geav. star taanp.
17-73 Deler eenheid gebr.
32-6* PID-regelaar
30-20 High Starting Torque Time [s]
17-74 Absolute Position Oset
32-61 Aeidingsfactor
32-60 Proportionele factor
32-62 Integrale factor
32-63 Grenswaarde voor integr. som
30-24 Detectietijd geblokk. rotor [s]
30-23 Locked Rotor Detection Time [s]
30-22 Locked Rotor Protection
30-21 High Starting Torque Current [%]
17-75 Position Recovery at Power-up
17-76 Position Axis Mode
17-8* Position Homing
17-80 Homing Function
32-64 PID-bandbreedte
30-25 Light Load Delay [s]
17-81 Terugkeer naar startpositie
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 71
Programmeren
VLT® AutomationDrive FC 302
44
42-53 Startramp
42-54 Uitlooptijd
42-52 Veiligheidsreactie
42-50 Uitschakeltoerental
42-51 Snelheidsbegrenzing
35-46 Klem X48/2 ltertijdconstante
36-** Programmeerbare I/O-optie
36-0* I/O-modus
36-03 Terminal X49/7 Mode
36-04 Terminal X49/9 Mode
42-6* Safe Fieldbus
36-05 Terminal X49/11 Mode
42-60 Telegramkeuze
42-61 Doeladres
36-4* Uitgang X49/7
36-40 Terminal X49/7 Analogue Output
42-8* Status
36-42 Terminal X49/7 Min. Scale
42-80 Status veilige optie
36-43 Terminal X49/7 Max. Scale
42-81 Status 2 veilige optie
36-44 Terminal X49/7 Bus Control
42-82 Veilig stuurwoord
36-45 Terminal X49/7 Timeout Preset
42-85 Actieve veilige functie
42-83 Veilig statuswoord
36-5* Uitgang X49/9
36-50 Terminal X49/9 Analogue Output
42-86 Info veilige optie
36-52 Terminal X49/9 Min. Scale
42-87 Tijd tot handmatige test
36-53 Terminal X49/9 Max. Scale
bestand
42-89 Versie aanpassingsbestand
42-88 Ondersteunde versie aanpassings-
42-9* Speciale
42-90 Veilige optie herstarten
36-55 Terminal X49/9 Timeout Preset
36-54 Terminal X49/9 Bus Control
36-6* Uitgang X49/11
36-60 Terminal X49/11 Analogue Output
36-62 Terminal X49/11 Min. Scale
43-00 Component Temp.
43-** Unit Readouts
43-0* Component Status
36-65 Terminal X49/11 Timeout Preset
36-63 Terminal X49/11 Max. Scale
36-64 Terminal X49/11 Bus Control
43-01 PC Auxiliary Temp
42-** activeert veiligheidsfuncties;
43-1* Voedingskaart
42-1* Speed Monitoring
43-10 HS Temp. ph.U
42-10 Bron gemeten toerental
43-11 HS Temp. ph.V
43-12 HS Temp. ph.W
42-11 Encoderresolutie
42-12 Encoderrichting
43-13 PC Fan A Speed
42-13 Tandwielverhouding
43-20 FPC Fan A Speed
43-14 PC Fan B Speed
43-15 PC Fan C Speed
43-2* Fan Pow.Card Status
42-14 Type terugkoppeling
42-15 Terugkoppelingslter
42-17 Tolerantiefout
42-18 Nultoerentimer
43-21 FPC Fan B Speed
43-22 FPC Fan C Speed
42-19 Nultoerenbegrenzing
42-2* Veilige ingang
43-23 FPC Fan D Speed
43-24 FPC Fan E Speed
42-20 Veilige functie
42-21 Type
43-25 FPC Fan F Speed
600-** PROFIsafe
42-22 Discrepantietijd
42-23 Tijd stabiel signaal
600-52 Teller foutsituaties
600-47 Foutnummer
600-22 PROFIdrive/safe Tel. geselecteerd
600-44 Teller foutmeldingen
42-24 Herstartgedrag
42-31 Resetbron
42-3* Algemeen
42-30 Reactie externe fout
601-** PROFIdrive 2
42-33 Naam parameterset
601-22 PROFIdrive Safety Channel Tel. Nr.
42-36 Wachtwoord niveau 1
42-35 S-CRC-waarde
42-4* SS1
42-40 Type
42-41 Rampproel
42-42 Vertragingstijd
42-43 Delta T
42-44 Vertragingswaarde
42-45 Delta V
42-46 Nultoerental
42-47 Ramptijd
42-48 Ramp 4 S-ramp ratio bij vertr. Start
42-49 Ramp 4 S-ramp ratio bij vertr. Einde
42-5* SLS
35-06 Alarmfunctie temperatuursensor
34-60 Synchronisatiestatus
34-61 Asstatus
34-62 Programmastatus
34-64 MCO 302 statusw
34-65 MCO 302 stuurw
34-55 Curvepositie
34-56 Spoorfout
34-57 Synchronisatiefout
34-58 Huidige snelheid
34-26 PCD 6 Lees van MCO
34-27 PCD 7 Lees van MCO
34-28 PCD 8 Lees van MCO
34-29 PCD 9 Lees van MCO
34-24 PCD 4 Lees van MCO
34-25 PCD 5 Lees van MCO
34-30 PCD 10 Lees van MCO
34-4* In- & uitgangen
34-40 Digitale ingangen
34-41 Digitale uitgangen
34-5* Procesdata
34-50 Huidige positie
34-52 Huidige positie master
34-51 Aangegeven positie
34-53 Indexpositie slave
34-54 Indexpositie master
34-59 Huidige snelheid master
34-66 SPI Error Counter
34-7* Diagnose-uitlez.
34-70 MCO alarmwoord 1
34-71 MCO alarmwoord 2
35-01 Klem X48/4 ing.type
35-** Sensoringangoptie
35-0* Temp. ing.modus
35-00 Klem X48/4 temp. eenh.
35-03 Klem X48/7 ing.type
35-02 Klem X48/7 temp. eenh.
35-04 Klem X48/10 temp. eenh.
35-05 Klem X48/10 ing.type
35-1* Temp. ing. X48/4
35-17 Klem X48/4 hoge temp. begr.
35-14 Klem X48/4 ltertijdconstante
35-15 Klem X48/4 temp. bew.
35-16 Klem X48/4 lage temp. begr.
35-2* Temp. ing. X48/7
35-24 Klem X48/7 ltertijdconstante
35-42 Klem X48/2 lage stroom
35-43 Klem X48/2 hoge stroom
35-45 Klem X48/2 hoge ref./terugk. waarde
35-44 Klem X48/2 lage ref./terugk. waarde
35-27 Klem X48/7 hoge temp. begr.
35-25 Klem X48/7 temp. bew.
35-26 Klem X48/7 lage temp. begr.
35-3* Temp. ing. X48/10
35-37 Klem X48/10 hoge temp. begr.
35-34 Klem X48/10 ltertijdconstante
35-35 Klem X48/10 temp. bew.
35-36 Klem X48/10 lage temp. begr.
35-4* Anal. ingang X48/2
72 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Algemene specicaties Bedieningshandleiding
5 Algemene specicaties
5.1 Netvoeding
Netvoeding (L1-1, L2-1, L3-1, L1-2, L2-2, L3-2) Voedingsspanning 380-500 V ± 10% Voedingsspanning 525-690 V ± 10%
Lage netspanning/uitval van de netvoeding: Bij een lage netspanning of uitval van de netvoeding blijft de frequentieregelaar in bedrijf totdat de DC-tussenkringspanning daalt tot onder het minimale stopniveau. Dit ligt gewoonlijk 15% onder de minimale nominale netspanning. Bij een netspanning van meer dan 10% onder de minimale nominale netspanning zijn inschakeling en een volledig koppel waarschijnlijk niet mogelijk.
Voedingsfrequentie 50/60 Hz ± 5% Maximale tijdelijke onbalans tussen netfasen 3,0% van de nominale netspanning Werkelijke arbeidsfactor (λ) ≥ 0,9 nominaal bij nominale belasting Verschuivingsfactor (cos φ) dicht bij 1 (> 0,98) Schakelen aan netingang L1-1, L2-1, L3-1, L1-2, L2-2, L3-2 (inschakelingen) maximaal 1 keer/2 min Omgeving volgens EN 60664-1 overspanningscategorie III/verontreinigingsgraad 2
De eenheid is geschikt voor gebruik in een circuit dat maximaal 100.000 A
symmetrisch en 500/600/690 V kan leveren.
rms
5 5
5.2 Uitgangsvermogen van de motor en motorgegevens
Motoraansluiting (U, V, W) Uitgangsspanning 0-100% van de voedingsspanning Uitgangsfrequentie 0-590 Hz Schakelen in de uitgang onbeperkt Aan- en uitlooptijden 0,001-3600 s Koppelkarakteristiek Startkoppel (constant koppel) maximaal 150% gedurende 60 s1), 1 keer/10 min Start-/overbelastingskoppel (variabel koppel) maximaal 110% gedurende 0,5 s1), 1 keer/10 min Stijgtijd van het koppel in Flux (voor 5 kHz fsw) 1 ms Stijgtijd van het koppel in VVC+ (onafhankelijk van fsw) 10 ms
1) Het percentage heeft betrekking op het nominale koppel.
2) De responstijd van het koppel is afhankelijk van de toepassing en de belasting, maar gewoonlijk is de koppelstap van 0 naar de referentiewaarde 4-5 keer de koppelstijgtijd.
5.3 Omgevingscondities
Omgeving Behuizing IP 21/Type 1, IP 54/Type 12 Triltest 0,7 g Max. relatieve vochtigheid 5-95% (IEC 721-3-3; klasse 3K3 (niet-condenserend)) tijdens bedrijf Agressieve omgeving (IEC 60068-2-43) klasse H25 Omgevingstemperatuur (bij SFAVM-schakelmodus)
- met reductie Maximaal 55 °C (131 °F)
- bij volledige constante uitgangsstroom van de frequentieregelaar Maximaal 45 °C (113 °F)
1)
1)
1) Zie Speciale omstandigheden in de VLT® AutomationDrive FC 301/FC 302 Design Guide voor meer informatie over reductie.
Minimale omgevingstemperatuur bij volledig bedrijf 0 °C (32 °F) Minimale omgevingstemperatuur bij gereduceerd uitgangsvermogen -10 °C (14 °F) Temperatuur tijdens opslag/vervoer -25 tot +65/70 °C (8,6 tot 149/158 °F)
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 73
Algemene specicaties
Maximumhoogte boven zeeniveau zonder reductie 1000 m (3281 ft)
Reductie wegens grote hoogte; zie Speciale omstandigheden in de VLT® AutomationDrive FC 301/FC 302 Design Guide.
EMC-normen, emissie EN 61800-3, EN 61000-6-3/4, EN 55011
EMC-normen, immuniteit
Zie Speciale omstandigheden in de VLT® AutomationDrive FC 301/FC 302 Design Guide.
VLT® AutomationDrive FC 302
EN 61800-3, EN 61000-6-1/2,
EN 61000-4-2, EN 61000-4-3, EN 61000-4-4, EN 61000-4-5, EN 61000-4-6
5.4 Kabelspecicaties
Kabellengten en dwarsdoorsneden Maximale lengte motorkabel, afgeschermd/gewapend 150 m (492 ft)
55
Maximale lengte motorkabel, niet-afgeschermd/niet-gewapend 300 m (984 ft) Maximale kabeldoorsnede voor stuurklemmen, buigzame draad/draad met massieve kern zonder kabelmoen 1,5 mm²/16 AWG Maximale kabeldoorsnede voor stuurklemmen, buigzame draad met kabelmoen 1 mm²/18 AWG Maximale kabeldoorsnede voor stuurklemmen, buigzame draad met kabelmoen met kraag 0,5 mm²/20 AWG Minimale kabeldoorsnede naar stuurklemmen 0,25 mm²/24 AWG
5.5 Stuuringang/-uitgang en stuurgegevens
Digitale ingangen Programmeerbare digitale ingangen 4 (6) Klemnummer 18, 19, 271), 29, 32, 33 Logica PNP of NPN Spanningsniveau 0-24 V DC Spanningsniveau, logische 0 PNP < 5 V DC Spanningsniveau, logische 1 PNP > 10 V DC Spanningsniveau, logische 0 NPN Spanningsniveau, logische 1 NPN Maximale spanning op ingang 28 V DC Pulsfrequentiebereik 0-110 kHz Minimale pulsbreedte (belastingscyclus) 4,5 ms Ingangsweerstand, R
Safe Torque O, klem 373) (klem 37 is vaste PNP-logica) Spanningsniveau 0-24 V DC Spanningsniveau, logische 0 PNP < 4 V DC Spanningsniveau, logische 1 PNP > 20 V DC Nominale ingangsstroom bij 24 V 50 mA rms Nominale ingangsstroom bij 20 V 60 mA rms Ingangscapaciteit 400 nF
Alle digitale ingangen zijn galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
1) Klem 27 en 29 kunnen ook worden geprogrammeerd als uitgang.
2) Met uitzondering van de ingang voor de STO-functie, klem 37.
3) Zie hoofdstuk 2.3.1 Safe Torque O (STO) voor meer informatie over klem 37 en de STO-functie.
i
2)
2)
> 19 V DC < 14 V DC
ongeveer 4 kΩ
Analoge ingangen Aantal analoge ingangen 2 Klemnummer 53, 54 Modi Spanning of stroom Modusselectie Schakelaar S201 en schakelaar S202 Spanning Schakelaar S201/schakelaar S202 = UIT (U) Spanningsniveau -10 V tot +10 V (schaalbaar) Ingangsweerstand, R Maximale spanning ± 20 V Stroommodus Schakelaar S201/schakelaar S202 = AAN (I)
74 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
i
ongeveer 10 kΩ
Algemene specicaties Bedieningshandleiding
Stroomniveau 0/4 tot 20 mA (schaalbaar) Ingangsweerstand, R
i
ongeveer 200 Ω Maximale stroom 30 mA Resolutie voor analoge ingangen 10 bit (+ teken) Nauwkeurigheid van analoge ingangen Maximale fout 0,5% van volledige schaal Bandbreedte 100 Hz
De analoge ingangen zijn galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
Afbeelding 5.1 Galvanische scheiding (PELV)
5 5
Puls-/encoderingangen Programmeerbare puls-/encoderingangen 2/1 Klemnummer puls/encoder 291), 332)/323), 33 Maximale frequentie op klem 29, 32, 33 110 kHz (push-pull) Maximale frequentie op klem 29, 32, 33 5 kHz (open collector) Minimale frequentie op klem 29, 32, 33 4 Hz Spanningsniveau Zie sectie 5-1* Digitale ingangen in de programmeerhandleiding. Maximale spanning op ingang 28 V DC Ingangsweerstand, R
i
ongeveer 4 kΩ Nauwkeurigheid van pulsingang (0,1-1 kHz) Maximale fout: 0,1% van volledige schaal Nauwkeurigheid van encoderingang (1-11 kHz) Maximale fout: 0,05% van volledige schaal
De puls- en encoderingangen (klem 29, 32, 33) zijn galvanisch gescheiden van de voedingspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
1) Alleen FC 302.
2) De pulsingangen zijn 29 en 33.
3) Encoderingangen: 32 = A, 33 = B.
Digitale uitgang Programmeerbare digitale/pulsuitgangen 2 Klemnummer 27, 29 Spanningsniveau bij digitale/frequentie-uitgang 0-24 V Maximale uitgangsstroom (sink of source) 40 mA Maximale belasting bij frequentie-uitgang 1 kΩ Maximale capacitieve belasting bij frequentie-uitgang 10 nF Minimale uitgangsfrequentie bij frequentie-uitgang 0 Hz Maximale uitgangsfrequentie bij frequentie-uitgang 32 kHz Nauwkeurigheid van frequentie-uitgang Maximale fout: 0,1% van volledige schaal Resolutie van frequentie-uitgangen 12 bit
1) Klem 27 en 29 kunnen ook worden geprogrammeerd als ingang. De digitale uitgang is galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
3)
1)
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 75
Algemene specicaties
Analoge uitgang Aantal programmeerbare analoge uitgangen 1 Klemnummer 42 Stroombereik bij analoge uitgang 0/4-20 mA Maximale belasting GND – analoge uitgang lager dan 500 Ω Nauwkeurigheid van analoge uitgang Maximale fout: 0,5% van volledige schaal Resolutie op analoge uitgang 12 bit
De analoge uitgang is galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
Stuurkaart, 24 V DC-uitgang Klemnummer 12, 13
55
Uitgangsspanning 24 V +1, -3 V Maximale belasting 200 mA
De 24 V DC-voeding is galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV), maar heeft dezelfde potentiaal als de analoge en digitale in- en uitgangen.
Stuurkaart, 10 V DC-uitgang Klemnummer ±50 Uitgangsspanning 10,5 V ± 0,5 V Maximale belasting 15 mA
De 10 V DC-voeding is galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
VLT® AutomationDrive FC 302
Stuurkaart, RS485 seriële communicatie Klemnummer 68 (P, TX+, RX+), 69 (N, TX-, RX-) Klemnummer 61 Gemeenschappelijk voor klem 68 en 69
Het RS485 seriële-communicatiecircuit is functioneel gescheiden van andere centrale circuits en galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV).
Stuurkaart, seriële communicatie via USB USB-standaard 1,1 (volle snelheid) USB-stekker USB type B 'apparaat'-stekker
Aansluiting op de pc vindt plaats via een standaard USB-host/apparaatkabel. De USB-aansluiting is galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning. De USB-aardverbinding is niet galvanisch gescheiden van de aardverbinding (PE). Sluit alleen geïsoleerde laptops aan op de USB­connector van de frequentieregelaar.
Relaisuitgangen Programmeerbare relaisuitgangen 2 Relais 01 klemnummer 1-3 (verbreek), 1-2 (maak) Maximale klembelasting (AC-1)1) op 1-3 (NC), 1-2 (NO) (resistieve belasting) 240 V AC, 2 A Maximale klembelasting (AC-15)1) (inductieve belasting bij cos φ 0,4) 240 V AC, 0,2 A Maximale klembelasting (DC-1)1) op 1-2 (NO), 1-3 (NC) (resistieve belasting) 60 V DC, 1 A Maximale klembelasting (DC-13)1) (inductieve belasting) 24 V DC, 0,1 A Relay 02 (alleen FC 302) klemnummer 4-6 (verbreek), 4-5 (maak) Maximale klembelasting (AC-1)1) op 4-5 (NO) (resistieve belasting) 400 V AC, 2 A Maximale klembelasting (AC-15)1) op 4-5 (NO) (inductieve belasting bij cos φ 0,4) 240 V AC, 0,2 A Maximale klembelasting (DC-1)1) op 4-5 (NO) (resistieve belasting) 80 V DC, 2 A Maximale. klembelasting (DC-13)1) op 4-5 (NO) (inductieve belasting) 24 V DC, 0,1 A Maximale klembelasting (AC-1)1) op 4-6 (NC) (resistieve belasting) 240 V AC, 2 A Maximale klembelasting (AC-15)1) op 4-6 (NC) (inductieve belasting bij cos φ 0,4) 240 V AC, 0,2 A Maximale klembelasting (DC-1) Maximale klembelasting (DC-13)1) op 4-6 (NC) (inductieve belasting) 24 V DC, 0,1 A Minimale klembelasting op 1-3 (NC), 1-2 (NO), 4-6 (NC), 4-5 (NO) 24 V DC 10 mA, 24 V AC 20 mA Omgeving volgens EN 60664-1 overspanningscategorie III/verontreinigingsgraad 2
1) IEC 60947 deel 4 en 5.
1)
op 4-6 (NC) (resistieve belasting) 50 V DC, 2 A
76 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Algemene specicaties Bedieningshandleiding
De relaiscontacten zijn galvanisch gescheiden van de rest van het circuit door middel van versterkte isolatie (PELV).
Stuurkaartprestaties Scaninterval 1 ms
Stuurkarakteristieken Resolutie van uitgangsfrequentie bij 0-590 Hz ± 0,003 Hz Herhalingsnauwkeurigheid van precisiestart/-stop (klem 18, 19) ± 0,1 ms Systeemresponstijd (klem 18, 19, 27, 29, 32, 33) 2 ms Bereik snelheidsregeling (zonder terugkoppeling) 1:100 van synchroon toerental Bereik snelheidsregeling (met terugkoppeling) 1:1000 van synchroon toerental Nauwkeurigheid van toerental (zonder terugkoppeling) 30-4000 tpm: fout ± 8 tpm Nauwkeurigheid van toerental (met terugkoppeling), afhankelijk van de resolutie van de terugkoppelingsbron 0-6000 tpm: fout ± 0,15 tpm Nauwkeurigheid koppelregeling (snelheidsterugkoppeling) maximale fout ± 5% van nominaal koppel
Alle stuurkarakteristieken zijn gebaseerd op een 4-polige asynchrone motor.
Bescherming en functies
Thermische motorbeveiliging tegen overbelasting.
Temperatuurbewaking van het koellichaam zorgt ervoor dat de frequentieregelaar wordt uitgeschakeld als een
gedenieerde temperatuur wordt bereikt. Een temperatuuroverbelasting kan pas worden gereset als de
vooraf temperatuur van het koellichaam onder de waarden in de tabellen in hoofdstuk 5.6 Elektrische gegevens is gezakt (dit is slechts een indicatie – deze temperatuur kan variëren op basis van vermogensklasse, behuizingsgrootte, type behuizing enz.).
De frequentieregelaar is beveiligd tegen kortsluiting op de motorklemmen U, V, W.
Als er een netfase ontbreekt, wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld of genereert hij een waarschuwing
(afhankelijk van de belasting).
Bewaking van de DC-tussenkringspanning zorgt ervoor dat de frequentieregelaar wordt uitgeschakeld als de DC-
tussenkringspanning te laag of te hoog is.
De frequentieregelaar controleert continu op kritische niveaus van interne temperatuur, belastingsstroom, hoge
spanning op de DC-tussenkring en lage motortoerentallen. Als reactie op een kritisch niveau kan de frequentiere­gelaar de schakelfrequentie aanpassen en/of het schakelpatroon wijzigen om een goede werking van de frequentieregelaar te garanderen.
5 5
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 77
Algemene specicaties
VLT® AutomationDrive FC 302
5.6 Elektrische gegevens
Netvoeding 6 x 380-500 V AC FC 302 P250 P315 P355 P400
Hoge/normale belastingA) HO/NO Typisch asvermogen bij 400 V [kW] 250 315 315 355 355 400 400 450
HO NO HO NO HO NO HO NO
Typisch asvermogen bij 460 V [pk] Typisch asvermogen bij 500 V [kW] 315 355 355 400 400 500 500 530 Beschermingsklasse behuizing IP 21 F8/F9 F8/F9 F8/F9 F8/F9 Beschermingsklasse behuizing IP 54 F8/F9 F8/F9 F8/F9 F8/F9
Uitgangsstroom
55
Continu (bij 400 V) [A] Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 400 V) [A] Continu (bij 460/500 V) [A] Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 460/500 V) [A] Continu kVA (bij 400 V) [kVA] Continu kVA (bij 460 V) [kVA] Continu kVA (bij 500 V) [kVA]
Maximale ingangsstroom
Continu (bij 400 V) [A] Continu (bij 460/500 V) [A] Maximale kabelgrootte, net [mm² (AWG2))] Maximale kabelgrootte, motor [mm² (AWG2))] Maximale kabelgrootte, rem [mm² (AWG2))]
Max. externe netzekeringen [A] Geschat vermogensverlies bij 400 V [W] Geschat vermogensverlies bij 460 V [W] Gewicht, beschermingsklasse behuizing IP 21, IP 54, [kg (lb)]
Rendement Uitgangsfrequentie 0-590 Hz Uitschakeling wegens overtemperatuur koellichaam Uitschakeling wegens omgevingstempe­ratuur voedingskaart A) Hoge overbelasting = koppel van 150% gedurende 60 s, normale overbelasting = koppel van 110% gedurende 60 s
4)
4)
1)
350 450 450 500 500 600 550 600
480 600 600 658 658 745 695 800
720 660 900 724 987 820 1043 880
443 540 540 590 590 678 678 730
665 594 810 649 885 746 1017 803
333 416 416 456 456 516 482 554
353 430 430 470 470 540 540 582
384 468 468 511 511 587 587 632
472 590 590 647 647 733 684 787
436 531 531 580 580 667 667 718
4 x 90 (3/0) 4 x 90 (3/0) 4 x 240 (500 mcm) 4 x 240 (500 mcm)
4 x 240
(4 x 500 mcm)
2 x 185
(2 x 350 mcm)
5164 6790 6960 7701 7691 8879 8178 9670
4822 6082 6345 6953 6944 8089 8085 8803
4 x 240
(4 x 500 mcm)
2 x 185
(2 x 350 mcm)
440/656 (970/1446)
95 °C (203 °F)
75 °C (167 °F)
700
0,98
4 x 240
(4 x 500 mcm)
2 x 185
(2 x 350 mcm)
4 x 240
(4 x 500 mcm)
2 x 185
(2 x 350 mcm)
Tabel 5.1 Netvoeding 6 x 380-500 V AC
78 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Algemene specicaties Bedieningshandleiding
Netvoeding 6 x 380-500 V AC FC 302 P450 P500 P560 P630 P710 P800
Hoge/normale belastingA) HO/NO Typisch asvermogen bij 400 V [kW] 450 500 500 560 560 630 630 710 710 800 800 1000 Typisch asvermogen bij 460 V [pk] 600 650 650 750 750 900 900 1000 1000 1200 1200 1350 Typisch asvermogen bij 500 V [kW] 530 560 560 630 630 710 710 800 800 1000 1000 1100 Behuizing met beschermingsklasse IP 21, 54 zonder/met optiekast
Uitgangsstroom
Continu (bij 400 V) [A] Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 400 V) [A] Continu (bij 460/500 V) [A] Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 460/500 V) [A] Continu kVA (bij 400 V) [kVA] Continu kVA (bij 460 V) [kVA] Continu kVA (bij 500 V) [kVA]
Maximale ingangsstroom
Continu (bij 400 V) [A] Continu (bij 460/500 V) [A] 711 759 759 867 867 1022 1022 1129 1129 1344 1344 1490 Maximale kabelgrootte, motor [mm² (AWG2))] Maximale kabelgrootte, net [mm² (AWG2))] Maximale kabelgrootte, rem [mm² (AWG2))]
Max. externe netzekeringen [A] Geschat vermogensverlies bij 400 V [W] Geschat vermogensverlies bij 460 V [W] Maximale extra verliezen van A1 RFI, circuitbreaker of hoofdschakelaar & contactor, F9/F11/F13 Maximale verliezen van paneelopties [W] 400 Gewicht, beschermingsklasse behuizing IP 21, IP 54, [kg (lb)] Gewicht gelijkrichtermodule [kg (lb)] 102 (225) 102 (225) 102 (225) 102 (225) 136 (300) 136 (300) Gewicht omvormermodule [kg (lb)] 102 (225) 102 (225) 102 (225) 136 (300) 102 (225) 102 (225)
Rendement Uitgangsfrequentie 0-590 Hz Uitschakeling wegens overtemperatuur koellichaam Uitschakeling wegens omgevingstempe­ratuur voedingskaart A) Hoge overbelasting = koppel van 150% gedurende 60 s, normale overbelasting = koppel van 110% gedurende 60 s
4)
4)
1)
HO NO HO NO HO NO HO NO HO NO HO NO
F10/F11 F10/F11 F10/F11 F10/F11 F12/F13 F12/F13
800 880 880 990 990 1120 1120 1260 1260 1460 1460 1720
1200 968 1320 1089 1485 1232 1680 1386 1890 1606 2190 1892
730 780 780 890 890 1050 1050 1160 1160 1380 1380 1530
1095 858 1170 979 1335 1155 1575 1276 1740 1518 2070 1683
554 610 610 686 686 776 776 873 873 1012 1012 1192
582 621 621 709 709 837 837 924 924 1100 1100 1219
632 675 675 771 771 909 909 1005 1005 1195 1195 1325
779 857 857 964 964 1090 1090 1227 1227 1422 1422 1675
8 x 150
(8 x 300 mcm)
6 x 120
(6 x 250 mcm)
4 x 185
(4 x 350 mcm)
900 1500
9492 10647 10631 12338 11263 13201 13172 15436 14967 18084 16392 20358
8730 9414 9398 11006 10063 12353 12332 14041 13819 17137 15577 17752
893 963 951 1054 978 1093 1092 1230 2067 2280 2236 2541
1004/1299
(2213/2864)
1004/1299
(2213/2864)
1004/1299
(2213/2864)
95 °C (203 °F)
75 °C (167 °F)
1004/1299
(2213/2864)
0,98
1246/1541
(2747/3397)
12 x 150
(12 x 300 mcm)
6 x 185
(6 x 350 mcm)
1246/1541
(2747/3397)
5 5
Tabel 5.2 Netvoeding 6 x 380-500 V AC
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 79
Algemene specicaties
Netvoeding 6 x 525-690 V AC FC 302 P355 P400 P500 P560
Hoge/normale belastingA) HO/NO Typisch asvermogen bij 550 V [kW] 315 355 315 400 400 450 450 500 Typisch asvermogen bij 575 V [pk] 400 450 400 500 500 600 600 650 Typisch asvermogen bij 690 V [kW] 355 450 400 500 500 560 560 630 Beschermingsklasse behuizing IP 21 F8/F9 F8/F9 F8/F9 F8/F9 Beschermingsklasse behuizing IP 54 F8/F9 F8/F9 F8/F9 F8/F9
Uitgangsstroom
Continu (bij 550 V) [A]
55
Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 550 V) [A] Continu (bij 575/690 V) [A] Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 575/690 V) [A] Continu kVA (bij 550 V) [kVA] Continu kVA (bij 575 V) [kVA] Continu kVA (bij 690 V) [kVA]
Maximale ingangsstroom
Continu (bij 550 V) [A] Continu (bij 575 V) [A] Continu (bij 690 V) [A] Maximale kabelgrootte, net [mm² (AWG)] 4 x 85 (3/0) Maximale kabelgrootte, motor [mm² (AWG)] Maximale kabelgrootte, rem [mm² (AWG)]
Max. externe netzekeringen [A] Geschat vermogensverlies bij 600 V [W] Geschat vermogensverlies bij 690 V [W] Gewicht, beschermingsklasse behuizing IP 21, IP 54, [kg (lb)]
Rendement Uitgangsfrequentie 0-590 Hz Uitschakeling wegens overtemperatuur koellichaam Uitschakeling wegens omgevingstempe­ratuur voedingskaart A) Hoge overbelasting = koppel van 150% gedurende 60 s, normale overbelasting = koppel van 110% gedurende 60 s
4)
4)
4)
1)
VLT® AutomationDrive FC 302
HO NO HO NO HO NO HO NO
395 470 429 523 523 596 596 630
593 517 644 575 785 656 894 693
380 450 410 500 500 570 570 630
570 495 615 550 750 627 855 693
376 448 409 498 498 568 568 600
378 448 408 498 498 568 568 627
454 538 490 598 598 681 681 753
381 453 413 504 504 574 574 607
366 434 395 482 482 549 549 607
366 434 395 482 482 549 549 607
4 x 250 (500 mcm)
2 x 185
(2 x 350 mcm)
5107 6132 5538 6903 7336 8343 8331 9244
5383 6449 5818 7249 7671 8727 8715 9673
2 x 185
(2 x 350 mcm)
440/656 (970/1446)
85 °C (185 °F)
75 °C (167 °F)
630
0,98
2 x 185
(2 x 350 mcm)
2 x 185
(2 x 350 mcm)
Tabel 5.3 Netvoeding 6 x 525-690 V AC
80 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Algemene specicaties Bedieningshandleiding
Netvoeding 6 x 525-690 V AC FC 302 P630 P710 P800
Hoge/normale belastingA) HO/NO Typisch asvermogen bij 550 V [kW] 500 560 560 670 670 750 Typisch asvermogen bij 575 V [pk] 650 750 750 950 950 1050 Typisch asvermogen bij 690 V [kW] 630 710 710 800 800 900 Behuizing met beschermingsklasse IP 21, IP 54 zonder/met optiekast
Uitgangsstroom
Continu (bij 550 V) [A] Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 550 V) [A] Continu (bij 575/690 V) [A] 630 730 730 850 850 945 Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 575/690 V) [A] Continu kVA (bij 550 V) [kVA] Continu kVA (bij 575 V) [kVA] Continu kVA (bij 690 V) [kVA]
Maximale ingangsstroom
Continu (bij 550 V) [A] 642 743 743 866 866 962 Continu (bij 575 V) [A] 613 711 711 828 828 920 Continu (bij 690 V) [A] 613 711 711 828 828 920 Maximale kabelgrootte, motor [mm² (AWG2))] Maximale kabelgrootte, net [mm² (AWG2))] Maximale kabelgrootte, rem [mm² (AWG2))]
Max. externe netzekeringen [A] Geschat vermogensverlies bij 600 V [W] Geschat vermogensverlies bij 690 V [W] Maximale extra verliezen van circuit­breaker of hoofdschakelaar & contactor, F3/F4 Maximale verliezen van paneelopties [W] 400 Gewicht, beschermingsklasse behuizing IP 21, IP 54, [kg (lb)] Gewicht, gelijkrichtermodule [kg (lb)] 102 (225) 102 (225) 102 (225) Gewicht, omvormermodule [kg (lb)] 102 (225) 102 (225) 136 (300)
Rendement Uitgangsfrequentie 0-590 Hz Uitschakeling wegens overtemperatuur koellichaam Uitschakeling wegens omgevingstempe­ratuur voedingskaart A) Hoge overbelasting = koppel van 150% gedurende 60 s, normale overbelasting = koppel van 110% gedurende 60 s
4)
4)
4)
1)
HO NO HO NO HO NO
F10/F11 F10/F11 F10/F11
659 763 763 889 889 988
989 839 1145 978 1334 1087
945 803 1095 935 1275 1040
628 727 727 847 847 941
627 727 727 847 847 941
753 872 872 1016 1016 1129
8 x 150
(8 x 300 mcm)
6 x 120
(6 x 250 mcm)
4 x 185
(4 x 350 mcm)
900
9201 10771 10416 12272 12260 13835
9674 11315 10965 12903 12890 14533
342 427 419 532 519 615
1004/1299 (2213/2864) 1004/1299 (2213/2864) 1004/1299 (2213/2864)
0,98
85 °C (185 °F)
75 °C (167 °F)
5 5
Tabel 5.4 Netvoeding 6 x 525-690 V AC
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 81
Algemene specicaties
Netvoeding 6 x 525-690 V AC FC 302 P900 P1M0 P1M2
Hoge/normale belastingA) HO/NO Typisch asvermogen bij 550 V [kW] 750 850 850 1000 1000 1100 Typisch asvermogen bij 575 V [pk] 1050 1150 1150 1350 1350 1550 Typisch asvermogen bij 690 V [kW] 900 1000 1000 1200 1200 1400 Behuizing met beschermingsklasse IP 21, IP 54 zonder/met optiekast
Uitgangsstroom
Continu (bij 550 V) [A]
55
Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 550 V) [A] Continu (bij 575/690 V) [A] Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 575/690 V) [A] Continu kVA (bij 550 V) [kVA] Continu kVA (bij 575 V) [kVA] Continu kVA (bij 690 V) [kVA]
Maximale ingangsstroom
Continu (bij 550 V) [A] Continu (bij 575 V) [A] Continu (bij 690 V) [A]
Maximale kabelgrootte, motor [mm² (AWG2))]
Maximale kabelgrootte, net F12 [mm² (AWG2))]
Maximale kabelgrootte, net F13 [mm² (AWG2))]
Maximale kabelgrootte, rem [mm² (AWG2))]
Max. externe netzekeringen [A]
Geschat vermogensverlies bij 600 V [W]
Geschat vermogensverlies bij 690 V [W] Maximale extra verliezen van circuitbreaker of hoofdschakelaar & contactor, F3/F4 Maximale verliezen van paneelopties [W] 400 Gewicht, beschermingsklasse behuizing IP 21, IP 54, [kg (lb)] Gewicht, gelijkrichtermodule [kg (lb)] 136 (300) Gewicht, omvormermodule [kg (lb)] 102 (225) 136 (300)
Rendement Uitgangsfrequentie 0-590 Hz Uitschakeling wegens overtemperatuur koellichaam Uitschakeling wegens omgevingstemperatuur voedingskaart A) Hoge overbelasting = koppel van 150% gedurende 60 s, normale overbelasting = koppel van 110% gedurende 60 s
4)
1)
4)
4)
VLT® AutomationDrive FC 302
HO NO HO NO HO NO
F12/F13 F12/F13 F12/F13
988 1108 1108 1317 1317 1479
1482 1219 1662 1449 1976 1627
945 1060 1060 1260 1260 1415
1418 1166 1590 1386 1890 1557
941 1056 1056 1255 1255 1409
941 1056 1056 1255 1255 1409
1129 1267 1267 1506 1506 1691
962 1079 1079 1282 1282 1440
920 1032 1032 1227 1227 1378
920 1032 1032 1227 1227 1378
12 x 150
(12 x 300 mcm)
8 x 240
(8 x 500 mcm)
8 x 400
(8 x 900 mcm)
6 x 185
(6 x 350 mcm)
1600 2000 2500
13755 15592 15107 18281 18181 20825
14457 16375 15899 19207 19105 21857
556 665 634 863 861 1044
1246/1541 (2747/3397) 1246/1541 (2747/3397) 1280/1575 (2822/3472)
0,98
85 °C (185 °F)
75 °C (167 °F)
Tabel 5.5 Netvoeding 6 x 525-690 V AC
82 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Algemene specicaties Bedieningshandleiding
Netvoeding 6 x 525-690 V AC FC 302 P1M4 P1M6 P1M8
Hoge/normale belastingA) HO/NO Typisch asvermogen bij 550 V [kW] 1100 1250 1250 1350 1350 1500 Typisch asvermogen bij 575 V [pk] 1550 1700 1700 1900 1900 2050 Typisch asvermogen bij 690 V [kW] 1400 1600 1600 1800 1800 2000 Behuizing met beschermingsklasse IP 21, IP 54 zonder/met optiekast
Uitgangsstroom
Continu (bij 550 V) [A] Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 550 V) [A] Continu (bij 575/690 V) [A] Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 575/690 V) [A] Continu kVA (bij 550 V) [kVA] Continu kVA (bij 575 V) [kVA] Continu kVA (bij 690 V) [kVA]
Maximale ingangsstroom
Continu (bij 550 V) [A] Continu (bij 575 V) [A] Continu (bij 690 V) [A]
Maximale kabelgrootte, motor [mm² (AWG2))]
Maximale kabelgrootte, net F14 [mm² (AWG2))]
Maximale kabelgrootte, net F15 [mm² (AWG2))]
Maximale kabelgrootte, rem [mm² (AWG2))]
Max. externe netzekeringen [A]
Geschat vermogensverlies bij 600 V [W]
Geschat vermogensverlies bij 690 V [W] Maximale extra verliezen van circuitbreaker of hoofdschakelaar & contactor, F3/F4 Maximale verliezen van paneelopties [W] 400 Gewicht, beschermingsklasse behuizing IP 21, IP 54, [kg (lb)] Gewicht, gelijkrichtermodule [kg (lb)] 136 (300) 150 (331) Gewicht, omvormermodule [kg (lb)] 136 (300)
Rendement Uitgangsfrequentie 0-590 Hz Uitschakeling wegens overtemperatuur koellichaam Uitschakeling wegens omgevingstemperatuur voedingskaart A) Hoge overbelasting = koppel van 150% gedurende 60 s, normale overbelasting = koppel van 110% gedurende 60 s
4)
1)
4)
4)
HO NO HO NO HO NO
F14/F15
1479 1652 1652 1830 1830 2002
2219 1817 2478 2013 2745 2202
1415 1580 1580 1750 1750 1915
2122 1738 2370 1925 2625 2107
1409 1574 1574 1743 1743 1907
1409 1574 1574 1743 1743 1907
1691 1888 1888 2091 2091 2289
1440 1608 1608 1783 1783 1951
1378 1538 1538 1705 1705 1866
1378 1538 1538 1705 1705 1866
12 x 150
(12 x 300 mcm)
8 x 240
(8 x 500 mcm)
8 x 400
(8 x 900 mcm)
6 x 185
(6 x 350 mcm)
2500
18843 21464 21464 24147 24147 26830
19191 21831 21831 24560 24560 27289
1016 1267 1277 1570 1570 1880
635/756 (1399/1666) 640/762 (1411/1680) 640/762 (1411/1680)
0,98
85 °C (185 °F)
75 °C (167 °F)
5 5
Tabel 5.6 Netvoeding 6 x 525-690 V AC
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 83
Algemene specicaties
1) Zie hoofdstuk 3.4.13 Zekeringen voor het type zekering.
2) American Wire Gauge.
3) Gemeten met een afgeschermde motorkabel van 50 m (16,4 ft) bij een nominale belasting en een nominale frequentie.
4) Het typische vermogensverlies treedt op bij nominale belastingscondities en ligt gewoonlijk binnen ± 15% (tolerantie hangt af van variaties in spanning en kabelcondities). De waarden zijn gebaseerd op een typisch motorrendement. Motoren met lager rendement dragen ook bij aan het vermogensverlies in de frequentieregelaar en omgekeerd. Als de schakelfrequentie wordt verhoogd ten opzichte van de standaardinstelling, kunnen de vermogensverliezen aanzienlijk toenemen. Hierbij is rekening gehouden met het typische energieverbruik van de stuurkaart en het LCP. Extra opties en de belasting
55
van de installatie kunnen een verdere bijdrage van 30 W aan de verliezen leveren. Typisch bedraagt dit echter slechts 4 W extra voor een volledig belaste stuurkaart of voor elk van de opties voor sleuf A of B. Hoewel de metingen zijn uitgevoerd met moderne apparatuur, moet rekening worden gehouden met enige onnauwkeu­righeid in de meting (± 5%).
VLT® AutomationDrive FC 302
84 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
130BP086.11
Status
0.0Hz 0.000kW 0.00A
0.0Hz 0
Earth Fault [A14]
Auto Remote Trip
1(1)
Back
Cancel
Info
OK
On
Alarm
Warn.
130BB467.11
Waarschuwingen en alarmen Bedieningshandleiding
6 Waarschuwingen en alarmen
6.1 Waarschuwings- en alarmtypen
Waarschuwingen
Een waarschuwing wordt gegenereerd wanneer een alarmconditie dreigt of wanneer er sprake is van abnormale bedrijfscondities. De frequentieregelaar zal in sommige gevallen een alarm genereren. Een waarschuwing verdwijnt automatisch wanneer de abnormale conditie is opgeheven.
Alarmen Uitschakeling (trip)
Er wordt een alarm gegenereerd wanneer de frequentiere­gelaar wordt uitgeschakeld (trip), wat betekent dat de frequentieregelaar de werking opschort om schade aan de frequentieregelaar of het systeem te voorkomen. De motor loopt vrij uit tot stop. De logica van de frequentieregelaar blijft werken en blijft de status van de frequentieregelaar bewaken. Nadat de foutconditie is opgeheven, kan de frequentieregelaar worden gereset. Daarna is de hij weer bedrijfsklaar.
De frequentieregelaar resetten na een uitschakeling (trip)/uitschakeling met blokkering
Een uitschakeling (trip) kan op 4 manieren worden gereset:
Door te drukken op [Reset] op het LCP
Via een resetcommando vanaf een digitale
ingang
Via een resetcommando via seriële communicatie
Via een automatische reset
Uitschakeling met blokkering
De ingangsspanning wordt af- en weer ingeschakeld. De motor loopt vrij uit tot stop. De frequentieregelaar blijft de status van de frequentieregelaar bewaken. Onderbreek de ingangsspanning naar de frequentieregelaar, neem de oorzaak van de fout weg en reset de frequentieregelaar.
Waarschuwings- en alarmdisplays
Op het LCP wordt een waarschuwing
weergegeven, samen met het waarschuwings­nummer.
Er knippert een alarm, samen met het
alarmnummer.
Behalve de tekst en de alarmcode op het LCP zijn er 3 statusindicatielampjes (leds).
6.2 Denities waarschuwingen en alarmen
Onderstaande informatie over waarschuwingen/alarmen beschrijft alle waarschuwings- en alarmcondities, geeft de mogelijke oorzaak aan en biedt een oplossing of foutop­sporingsprocedure.
Afbeelding 6.1 Voorbeeld van alarmdisplay
Waarschuwingsled Alarmled
Waarschuwing Aan Uit Alarm Uit Aan (knippert) Uitschakeling met blokkering
Afbeelding 6.2 Statusindicatielampjes (leds)
Aan Aan (knippert)
6
6
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 85
Waarschuwingen en alarmen
VLT® AutomationDrive FC 302
6
WAARSCHUWING
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op elk moment starten. Een onbedoelde start tijdens programmeer-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan apparatuur of eigendommen. De motor kan worden gestart door een externe schakelaar, een veldbus­commando, een ingangsreferentiesignaal vanaf het LCP of LOP, via externe bediening met MCT 10 setupsoftware of door het opheen van een foutconditie.
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
Druk op [O/Reset] op het LCP voordat u
parameters gaat programmeren.
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
regelaar.
Zorg dat de frequentieregelaar, motor en
eventuele door de motor aangedreven apparatuur volledig bedraad en gemonteerd zijn voordat u de frequentieregelaar aansluit op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing.
WAARSCHUWING 1, 10 V laag
De spanning van de stuurkaart is minder dan 10 V vanaf klem 50. Verminder de belasting van klem 50, aangezien de 10 V­voeding overbelast is. Maximaal 15 mA of minimaal 590 Ω.
Deze conditie kan worden veroorzaakt door een kortsluiting in een aangesloten potentiometer of een onjuiste bedrading van de potentiometer.
Probleem verhelpen
Verwijder de bedrading vanaf klem 50. Wanneer
de waarschuwing verdwijnt, zit het probleem in de bedrading. Vervang de stuurkaart als de waarschuwing niet verdwijnt.
WAARSCHUWING/ALARM 2, Live zero-fout
Deze waarschuwing of dit alarm verschijnt alleen als dit is ingesteld in parameter 6-01 Live zero time-out-functie. Het signaal op 1 van de analoge ingangen is minder dan 50% van de minimumwaarde die voor die ingang is geprogrammeerd. Deze conditie kan worden veroorzaakt door draadbreuk of door een signaal van een defect apparaat.
Probleem verhelpen
Controleer de aansluitingen op alle analoge
netklemmen.
- Stuurklem 53 en 54 voor signalen, klem 55 gemeenschappelijk.
-
VLT® General Purpose I/O MCB 101­klemmen 11 en 12 voor signalen, klem 10 gemeenschappelijk.
-
VLT® Analog I/O Option MCB 109­klemmen 1, 3 en 5 voor signalen, klemmen 2, 4 en 6 gemeenschappelijk.
Controleer of de programmering van de frequen-
tieregelaar en de schakelinstellingen overeenkomen met het type analoge signaal.
Voer een ingangsklemsignaaltest uit.
WAARSCHUWING/ALARM 3, Geen motor
Er is geen motor aangesloten op de uitgang van de frequentieregelaar.
WAARSCHUWING/ALARM 4, Voedingsfaseverlies
Aan de voedingszijde ontbreekt een fase of de onbalans van de netspanning is te hoog. Deze melding verschijnt ook als er een fout optreedt in de ingangsgelijkrichter. De opties worden geprogrammeerd via parameter 14-12 Functie bij onbalans netsp..
Probleem verhelpen
Controleer de voedingsspanning en voedings-
stromen naar de frequentieregelaar.
WAARSCHUWING 5, DC-tussenkringspanning hoog
De DC-tussenkringspanning is hoger dan de waarschu­wingslimiet voor hoge spanning. De limiet hangt af van de nominale spanning van de frequentieregelaar. De eenheid is nog steeds actief.
WAARSCHUWING 6, DC-tussenkringspanning laag
De DC-tussenkringspanning is lager dan de waarschu­wingslimiet voor lage spanning. De limiet hangt af van de nominale spanning van de frequentieregelaar. De eenheid is nog steeds actief.
WAARSCHUWING/ALARM 7, DC-overspanning
Als de DC-tussenkringspanning hoger is dan de begrenzing, wordt de frequentieregelaar na een bepaalde tijd uitgeschakeld.
Probleem verhelpen
Sluit een remweerstand aan.
Verleng de ramptijd.
Wijzig het type ramp.
Activeer de functies in parameter 2-10 Remfunctie.
Verhoog parameter 14-26 Uitschakelvertraging bij
inverterfout.
Als het alarm/de waarschuwing tijdens een
spanningsdip optreedt, moet u gebruikmaken van kinetische backup (parameter 14-10 Netstoring).
86 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Waarschuwingen en alarmen Bedieningshandleiding
WAARSCHUWING/ALARM 8, DC-onderspanning
Als de DC-tussenkringspanning onder de onderspannings­limiet komt, controleert de frequentieregelaar of er een 24 V DC-backupvoeding is aangesloten. Als geen 24 V DC­backupvoeding is aangesloten, wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld na een vaste tijdsvertraging. Deze tijdsver­traging hangt af van de eenheidgrootte.
Probleem verhelpen
Controleer of de voedingsspanning overeenkomt
met de spanning van de frequentieregelaar.
Voer een ingangsspanningstest uit.
Voer een soft-chargecircuittest uit.
WAARSCHUWING/ALARM 9, Omvormer overbelast
De frequentieregelaar werd gedurende een te lange tijd voor meer dan 100% overbelast en staat op het punt van uitschakelen. De teller voor de thermo-elektronische omvormerbeveiliging genereert een waarschuwing bij 98% en schakelt de frequentieregelaar uit bij 100%, waarbij een alarm wordt gegenereerd. De frequentieregelaar kan niet worden gereset totdat de teller onder de 90% is gezakt.
Probleem verhelpen
Vergelijk de aangegeven uitgangsstroom op het
LCP met de nominale stroom van de frequentie­regelaar.
Vergelijk de op het LCP aangegeven uitgangs-
stroom met de gemeten motorstroom.
Laat de thermische belasting van de frequentiere-
gelaar weergeven op het LCP en houd de waarde in de gaten. Wanneer de stroom hoger is dan de nominale continustroom van de frequentiere­gelaar, gaat de teller omhoog. Wanneer de stroom lager is dan de nominale continustroom van de frequentieregelaar, gaat de teller omlaag.
WAARSCHUWING/ALARM 10, Overtemperatuur motor­ETR
De elektronische thermische beveiliging (ETR) geeft aan dat de motor te warm is. Selecteer of de frequentieregelaar een waarschuwing of een alarm moet genereren wanneer de teller > 90% is als parameter 1-90 Therm. motorbevei- liging is ingesteld op waarschuwingsopties, of dat de frequentieregelaar moet worden uitgeschakeld wanneer de teller 100% bereikt als parameter 1-90 Therm. motorbevei- liging is ingesteld op uitschakelingsopties. De fout treedt op wanneer de motor gedurende een te lange tijd voor meer dan 100% wordt overbelast.
Probleem verhelpen
Controleer op oververhitting van de motor.
Controleer of de motor mechanisch overbelast is.
Controleer of de ingestelde motorstroom in
parameter 1-24 Motorstroom correct is.
Controleer of de motorparameters 1-20 tot 1-25
correct zijn ingesteld.
Controleer bij gebruik van een externe ventilator
of deze ook is geselecteerd in parameter 1-91 Ext. motor-ventilator.
Door het uitvoeren van een AMA via
parameter 1-29 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA) wordt de frequentieregelaar nauwkeuriger
afgestemd op de motor en wordt de thermische belasting beperkt.
WAARSCHUWING/ALARM 11, Overtemperatuur motort­hermistor
De thermistor is mogelijk losgekoppeld. In parameter 1-90 Therm. motorbeveiliging kunt u instellen of de frequentieregelaar een waarschuwing of een alarm moet genereren.
Probleem verhelpen
Controleer op oververhitting van de motor.
Controleer of de motor mechanisch overbelast is.
Controleer of de thermistor correct is aangesloten
tussen klem 53 of 54 (analoge spanningsingang) en klem 50 (+10 V-voeding). Controleer ook of de klemschakelaar voor 53 of 54 is ingesteld voor spanning. Controleer of parameter 1-93 Thermis- torbron is ingesteld op klem 53 of 54.
Controleer bij gebruik van digitale ingang 18 of
19 of de thermistor correct is aangesloten tussen klem 18 of 19 (digitale ingang, alleen PNP) en klem 50.
Controleer bij gebruik van een KTY-sensor op een
correcte aansluiting tussen klem 54 en 55.
Controleer bij gebruik van een thermische
schakelaar of thermistor of de instelling van parameter 1-93 Thermistorbron overeenkomt met de sensorbedrading.
Controleer bij gebruik van een KTY-sensor of de
instellingen van parameter 1-95 KTY-sensortype, parameter 1-96 KTY-thermistorbron en parameter 1-97 KTY-drempelwaarde overeenkomen
met de sensorbedrading.
WAARSCHUWING/ALARM 12, Koppelbegrenzing
Het koppel is hoger dan de waarde in
parameter 4-16 Koppelbegrenzing motormodus of parameter 4-17 Koppelbegrenzing generatormodus. Parameter 14-25 Uitsch.vertr. bij Koppelbegr. kan worden
gebruikt om voor deze conditie een waarschuwing gevolgd door een alarm in te stellen in plaats van enkel een waarschuwing.
Probleem verhelpen
Wanneer in de motormodus de koppelbegrenzing
tijdens het aanlopen wordt overschreden, moet u de aanlooptijd verlengen.
Wanneer de koppelbegrenzing tijdens het
uitlopen wordt overschreden, moet u de uitlooptijd verlengen.
6
6
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 87
Waarschuwingen en alarmen
VLT® AutomationDrive FC 302
6
Wanneer de koppelbegrenzing tijdens bedrijf
wordt overschreden, moet u de koppelbegrenzing verhogen. Verzeker u ervan dat het systeem veilig kan werken bij een hoger koppel.
Controleer de toepassing om te bepalen of de
motor overmatig veel stroom trekt.
WAARSCHUWING/ALARM 13, Overstroom
De piekstroombegrenzing van de omvormer (ongeveer 200% van de nominale stroom) is overschreden. De waarschuwing houdt ongeveer 1,5 s aan, waarna de frequentieregelaar wordt uitgeschakeld en een alarm genereert. Deze fout kan worden veroorzaakt door een schokbelasting of een snelle acceleratie bij belastingen met een hoge massatraagheid. In geval van een snelle acceleratie bij het aanlopen kan de fout ook optreden na een kinetische backup. Als uitgebreide mechanische rembesturing is geselecteerd, kan een uitschakeling (trip) extern worden gereset.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding en controleer of de
motoras kan worden gedraaid.
Controleer of het vermogen van de motor
overeenkomt met dat van de frequentieregelaar.
Controleer of de motorparameters 1-20 tot 1-25
correct zijn ingesteld.
Alarm 14, Aardfout
Er loopt een stroom van de uitgangsfasen naar aarde, door de kabel tussen de frequentieregelaar en de motor of in de motor zelf.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en hef de aardfout op.
Controleer op aardfouten in de motor door de
weerstand van de motorkabels en de motor naar aarde te meten met behulp van een isolatiemeter.
Voer een stroomsensortest uit.
Alarm 15, Incompatibele hardware
Een gemonteerde optie kan niet werken met de huidige stuurkaarthardware of -software.
Noteer de waarde van onderstaande parameters en neem contact op met Danfoss:
Parameter 15-40 FC-type.
Parameter 15-41 Vermogensectie.
Parameter 15-42 Spanning.
Parameter 15-43 Softwareversie.
Parameter 15-45 Huidige typecodereeks.
Parameter 15-49 SW-id stuurkaart.
Parameter 15-50 SW-id voedingskaart.
Parameter 15-60 Optie gemonteerd.
Parameter 15-61 SW-versie optie (voor elke
optiesleuf).
Alarm 16, Kortsluiting
Er is kortsluiting in de motor of de motorkabels.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en hef de kortsluiting op.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op netvoeding, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Onderbreek de voeding voordat u verdergaat.
WAARSCHUWING/ALARM 17, Stuurwoordtime-out
Er is geen communicatie met de frequentieregelaar. Deze waarschuwing is alleen actief wanneer parameter 8-04 Time-out-functie stuurwoord niet is ingesteld op [0] Uit. Als parameter 8-04 Time-out-functie stuurwoord is ingesteld op [2] Stop en [26] Trip, wordt er een waarschuwing gegeven. De frequentieregelaar schakelt uit (trip) na de uitloop en genereert vervolgens een alarm.
Probleem verhelpen
Controleer de aansluitingen op de kabel voor
seriële communicatie.
Verhoog parameter 8-03 Time-out-tijd stuurwoord.
Controleer de werking van de communicatieappa-
ratuur.
Controleer of de installatie is uitgevoerd overeen-
komstig de EMC-vereisten.
WAARSCHUWING/ALARM 22, Mechanische rem bij hijstoepassingen
De waarde van deze waarschuwing/dit alarm geeft het type waarschuwing/alarm aan. 0 = de koppelreferentie werd niet bereikt binnen de ingestelde tijd (parameter 2-27 Ramp-tijd koppel). 1 = verwachte remterugkoppeling niet ontvangen binnen de ingestelde tijd (parameter 2-23 Vertraging remactivering, parameter 2-25 Tijd vrijgave rem).
WAARSCHUWING 23, Fout interne ventilator
De ventilatorwaarschuwingsfunctie is een extra beveiliging die controleert of de ventilator actief/gemonteerd is. De ventilatorwaarschuwing kan worden uitgeschakeld via parameter 14-53 Ventilatorbew. ([0]Uitgesch.).
Probleem verhelpen
Controleer de ventilatorweerstand.
Controleer de soft-chargezekeringen.
88 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Waarschuwingen en alarmen Bedieningshandleiding
WAARSCHUWING 24, Fout externe ventilator
De ventilatorwaarschuwingsfunctie is een extra beveiliging die controleert of de ventilator actief/gemonteerd is. De ventilatorwaarschuwing kan worden uitgeschakeld via parameter 14-53 Ventilatorbew. ([0]Uitgesch.).
Probleem verhelpen
Controleer de ventilatorweerstand.
Controleer de soft-chargezekeringen.
WAARSCHUWING 25, Kortsluiting remweerstand
De remweerstand wordt bewaakt tijdens bedrijf. Als er kortsluiting optreedt, wordt de remfunctie uitgeschakeld en wordt de waarschuwing gegenereerd. De frequentiere­gelaar functioneert nog steeds, maar zonder de remfunctie.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en vervang de remweerstand (zie parameter 2-15 Remtest).
WAARSCHUWING/ALARM 26, Begrenzing remweerstands­vermogen
Het vermogen dat naar de remweerstand wordt overge­bracht, wordt berekend als een gemiddelde waarde over de laatste 120 s van de bedrijfstijd. De berekening is gebaseerd op de DC-tussenkringspanning en de in parameter 2-16 AC-rem max. stroom ingestelde waarde van de remweerstand. De waarschuwing wordt gegenereerd wanneer het afgegeven remvermogen hoger is dan 90% van het vermogen van de remweerstand. Als [2] Uitsch. is geselecteerd in parameter 2-13 Bewaking remvermogen, schakelt de frequentieregelaar uit en wordt een alarm gegenereerd wanneer het afgegeven remvermogen 100% bereikt.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING OP DE REMWEERSTAND
Bij kortsluiting van de remtransistor bestaat het risico dat er een aanzienlijke hoeveelheid energie naar de remweerstand wordt overgebracht.
Ga na waarom de vermogenslimiet is
overschreden en hef de fout op.
WAARSCHUWING/ALARM 27, Remchopperfout
De rem-IGBT wordt bewaakt tijdens bedrijf. In geval van kortsluiting wordt de remfunctie uitgeschakeld en wordt een waarschuwing gegenereerd. De frequentieregelaar blijft nog wel actief, maar door de kortsluiting van de rem­IGBT gaat er veel vermogen naar de remweerstand, ook als deze niet actief is. Onderbreek de voeding naar de frequentieregelaar en verwijder de remweerstand.
Deze waarschuwing/dit alarm kan zich ook voordoen bij oververhitting van de remweerstand. Klem 104 en 106 zijn beschikbaar als Klixon-ingangen voor remweerstanden.
De 12-pulsfrequentieregelaar kan deze waarschuwing/dit alarm genereren wanneer een van de lastscheiders of
circuitbreakers wordt geopend terwijl de eenheid is ingeschakeld.
WAARSCHUWING/ALARM 28, Remtest mislukt
De remweerstand is niet aangesloten of werkt niet.
Probleem verhelpen
Controleer parameter 2-15 Remtest.
Alarm 29, Temp. koellichaam
De maximumtemperatuur van het koellichaam is overschreden. De temperatuurfout wordt gereset wanneer de temperatuur van het koellichaam is gezakt tot onder een vooraf ingestelde waarde. Het punt van uitschakelen (trip) en resetten is afhankelijk van de vermogensklasse van de frequentieregelaar.
Probleem verhelpen
Controleer op de volgende condities:
Te hoge omgevingstemperatuur
Te lange motorkabels
Onvoldoende vrije ruimte voor luchtcirculatie
boven en onder de frequentieregelaar
Geblokkeerde luchtstroming rondom de frequen-
tieregelaar
Beschadigde ventilator koellichaam
Vuil koellichaam
Voor behuizing D, E en F geldt dat dit alarm is gebaseerd op de temperatuur die wordt gemeten door de koelli­chaamsensor die in de IGBT-modules is gemonteerd. Voor behuizing F geldt dat dit alarm ook kan worden veroorzaakt door de thermische sensor in de gelijkrichter­module.
Probleem verhelpen
Controleer de ventilatorweerstand.
Controleer de soft-chargezekeringen.
Controleer de thermische sensor van de IGBT.
Alarm 30, Motorfase U ontbreekt
Motorfase U tussen frequentieregelaar en motor ontbreekt.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op netvoeding, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Onderbreek de voeding voordat u verdergaat.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en controleer motorfase U.
Alarm 31, Motorfase V ontbreekt
Motorfase V tussen frequentieregelaar en motor ontbreekt.
6
6
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 89
Waarschuwingen en alarmen
VLT® AutomationDrive FC 302
6
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op netvoeding, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Onderbreek de voeding voordat u verdergaat.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en controleer motorfase V.
Alarm 32, Motorfase W ontbreekt
Motorfase W tussen frequentieregelaar en motor ontbreekt.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op netvoeding, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Onderbreek de voeding voordat u verdergaat.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en controleer motorfase W.
Alarm 33, Inrush-fout
Er zijn te veel inschakelingen geweest gedurende een korte tijd.
Probleem verhelpen
Laat de eenheid afkoelen tot de bedrijfstempe-
ratuur.
WAARSCHUWING/ALARM 34, Communicatiefout veldbus
De veldbus op de communicatieoptiekaart werkt niet.
WAARSCHUWING/ALARM 36, Netstoring
Deze waarschuwing/dit alarm is alleen actief als de voedingsspanning naar de frequentieregelaar ontbreekt en
parameter 14-10 Netstoring niet is ingesteld op [0] Geen functie.
Probleem verhelpen
Controleer de zekeringen naar de frequentiere-
gelaar en de netvoeding naar de eenheid.
Alarm 38, Interne fout
Wanneer er een interne fout optreedt, wordt de foutcode uit Tabel 6.1 weergegeven.
Probleem verhelpen
Schakel de spanning uit en weer in.
Controleer of de optie correct is geïnstalleerd.
Controleer op loszittende of ontbrekende kabels.
Het kan nodig zijn om contact op te nemen met de serviceafdeling van Danfoss of met uw leverancier. Noteer de foutcode in verband met verdere aanwijzingen voor foutopsporing.
Nummer Tekst
0 De seriële poort kan niet worden geïnitialiseerd.
Neem contact op met uw Danfoss-leverancier of de serviceafdeling van Danfoss.
256–258 De EEPROM-gegevens van de voedingskaart zijn
beschadigd of te oud.
512 EEPROM-gegevens van de stuurkaart zijn
beschadigd of te oud.
513 Communicatietime-out tijdens het lezen van de
EEPROM-gegevens.
514 Communicatietime-out tijdens het lezen van de
EEPROM-gegevens.
515 Toepassingsgerelateerde besturing kan de
EEPROM-gegevens niet herkennen.
516 Kan niet schrijven naar EEPROM omdat er al een
schrijfcommando is gegeven. 517 Time-out opgetreden voor het schrijfcommando. 518 Fout in de EEPROM. 519 Ontbrekende of ongeldige barcodegegevens in
EEPROM. 783 Parameterinstelling buiten min./max. begrenzingen.
1024–1279 Een CAN-telegram kon niet worden verzonden.
1281 Time-out voor ashgeheugen van digitale signaal-
verwerker.
1282 Incompatibele softwareversie voor microprocessor
vermogenskaart.
1283 Incompatibele dataversie voor EEPROM van
voedingskaart.
1284 Kan softwareversie voor digitale signaalverwerker
niet lezen.
1299 De optiesoftware in sleuf A is te oud. 1300 De optiesoftware in sleuf B is te oud. 1301 De optiesoftware in sleuf C0 is te oud. 1302 De optiesoftware in sleuf C1 is te oud. 1315 De optiesoftware in sleuf A wordt niet
ondersteund (niet toegestaan).
1316 De optiesoftware in sleuf B wordt niet
ondersteund (niet toegestaan).
1317 De optiesoftware in sleuf C0 wordt niet
ondersteund (niet toegestaan).
1318 De optiesoftware in sleuf C1 wordt niet
ondersteund (niet toegestaan).
1379 Optie A reageerde niet bij het berekenen van de
platformversie.
1380 Optie B reageerde niet bij het berekenen van de
platformversie.
1381 Optie C0 reageerde niet bij het berekenen van de
platformversie.
1382 Optie C1 reageerde niet bij het berekenen van de
platformversie.
90 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Waarschuwingen en alarmen Bedieningshandleiding
Nummer Tekst
1536 Er is een uitzondering opgetreden in de toepas-
singsgerelateerde besturing. De debuginformatie is naar het LCP geschreven.
1792 DSP-watchdog is actief. Debugging van gegevens
vermogensdeel, gegevens motorgerelateerde besturing niet correct overgedragen.
2049 Vermogensgegevens opnieuw gestart. 2064–2072 H081x: optie in sleuf x is opnieuw gestart. 2080–2088 H082x: optie in sleuf x heeft een wacht-met-
opstarten-commando gegeven.
2096–2104 H983x: optie in sleuf x heeft een legaal wacht-met-
opstarten-commando gegeven.
2304 Kan geen gegevens van de EEPROM-voedingskaart
lezen.
2305 Ontbrekende softwareversie in de vermogens-
eenheid.
2314 Ontbrekende vermogenseenheiddata in de
vermogenseenheid.
2315 Ontbrekende softwareversie in de vermogens-
eenheid.
2316 Ontbrekende I/O-statuspagina in de vermogens-
eenheid.
2324 De conguratie van de voedingskaart bleek
incorrect bij het inschakelen.
2325 Een voedingskaart is gestopt met communiceren
terwijl er wel ingangsvermogen aanwezig is.
2326 De conguratie van de voedingskaart is incorrect
gebleken na de vertraging die de voedingskaart nodig heeft om zich aan te melden.
2327 Er zijn momenteel te veel voedingskaartlocaties
aangemeld.
2330 De gegevens over het vermogen van de diverse
voedingskaarten komt niet overeen. 2561 Geen communicatie van DSP naar ATACD. 2562 Geen communicatie van ATACD naar DSP (tijdens
bedrijf). 2816 Stack-overloop stuurkaartmodule. 2817 Langzame taken scheduler. 2818 Snelle taken. 2819 Parameter-thread. 2820 Stack-overloop LCP. 2821 Overloop seriële poort. 2822 Overloop USB-poort. 2836 cfListMempool is te klein.
3072–5122 De parameterwaarde valt buiten het toegestane
bereik. 5123 Optie in sleuf A: hardware incompatibel met
stuurkaarthardware. 5124 Optie in sleuf B: hardware incompatibel met
stuurkaarthardware. 5125 Optie in sleuf C0: hardware incompatibel met
stuurkaarthardware. 5126 Optie in sleuf C1: hardware incompatibel met
stuurkaarthardware.
Nummer Tekst
5376–6231 Onvoldoende geheugen
Tabel 6.1 Foutcodes interne fouten
Alarm 39, Sensor koellichaam
Geen terugkoppeling van de temperatuursensor van het koellichaam.
Het signaal van de thermische sensor van de IGBT is niet beschikbaar op de voedingskaart. Het probleem kan zich bevinden op de voedingskaart, op de gatedriverkaart of in de at-cable tussen de voedingskaart en de gatedri­verkaart.
WAARSCHUWING 40, Overbelasting digitale uitgang klem 27
Controleer de belasting die is aangesloten op klem 27, of verwijder de aansluiting die kortsluiting veroorzaakt. Controleer parameter 5-00 Dig. I/O-modus en parameter 5-01 Klem 27 modus.
WAARSCHUWING 41, Overbelasting digitale uitgang klem 29
Controleer de belasting die is aangesloten op klem 29, of verwijder de aansluiting die kortsluiting veroorzaakt. Controleer ook parameter 5-00 Dig. I/O-modus en parameter 5-02 Klem 29 modus.
WAARSCHUWING 42, Overbelasting digitale uitgang op X30/6 of X30/7
Controleer voor klem X30/6 de belasting die is aangesloten op klem X30/6, of verwijder de aansluiting die kortsluiting veroorzaakt. Controleer ook parameter 5-32 Klem X30/6 dig.
uitgang (MCB 101) (VLT® General Purpose I/O MCB 101).
Controleer voor klem X30/7 de belasting die is aangesloten op klem X30/7, of verwijder de aansluiting die kortsluiting veroorzaakt. Controleer parameter 5-33 Klem X30/7 dig.
uitgang (MCB 101) (VLT® General Purpose I/O MCB 101).
Alarm 45, Aardfout 2
Aardfout.
Probleem verhelpen
Controleer op een juiste aarding en loszittende
aansluitingen.
Controleer op de juiste draaddiktes.
Controleer de motorkabels op kortsluiting of
lekstromen.
Alarm 46, Voeding voedingskaart
De voeding van de voedingskaart valt niet binnen het bereik.
Er zijn 3 voedingen die worden gegenereerd door de schakelende voeding (SMPS – switched mode power supply) op de voedingskaart: 24 V, 5 V en ± 18 V. Bij
gebruik van een 24 V DC-voeding via VLT® 24 V External Supply MCB 107, worden enkel de 24 V- en 5 V-voeding bewaakt. Bij gebruik van 3-fasenetspanning worden alle 3 fasen bewaakt.
6
6
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 91
Waarschuwingen en alarmen
VLT® AutomationDrive FC 302
6
WAARSCHUWING 47, 24 V-voeding laag
De voeding van de voedingskaart valt niet binnen het bereik.
Er zijn 3 voedingen die worden gegenereerd door de schakelende voeding (SMPS – switched mode power supply) op de voedingskaart:
24 V;
5 V;
± 18 V.
Probleem verhelpen
Controleer of de voedingskaart defect is.
WAARSCHUWING 48, 1,8 V-voeding laag
De 1,8 V DC-voeding die op de stuurkaart wordt gebruikt, valt buiten de toegestane begrenzingen. De voeding wordt gemeten op de stuurkaart.
Probleem verhelpen
Controleer of de stuurkaart defect is.
Controleer op overspanning wanneer er een
optiekaart aanwezig is.
WAARSCHUWING 49, Snelheidsbegrenzing
Als het toerental buiten het ingestelde bereik in
parameter 4-11 Motorsnelh. lage begr. [RPM] en parameter 4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM] valt, geeft de
frequentieregelaar een waarschuwing weer. Als het toerental lager is dan de ingestelde begrenzing in parameter 1-86 Uitsch lg snelh [tpm] (met uitzondering van starten en stoppen), wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld.
Alarm 50, AMA kalibratie mislukt
Neem contact op met uw Danfoss-leverancier of de serviceafdeling van Danfoss.
Alarm 51, AMA controleer U
De instellingen voor motorspanning, motorstroom en motorvermogen zijn verkeerd.
Probleem verhelpen
Controleer de instellingen van parameter 1-20 tot
1-25.
Alarm 52, AMA lage I
De motorstroom is te laag.
Probleem verhelpen
Controleer de instellingen in
parameter 1-24 Motorstroom.
Alarm 53, AMA motor te groot
De motor is te groot om een AMA te kunnen uitvoeren.
Alarm 54, AMA motor te klein
De motor is te klein om een AMA te kunnen uitvoeren.
Alarm 55, AMA parameter buiten bereik
Er kan geen AMA worden uitgevoerd, omdat de parameter­instellingen voor de motor buiten het toegestane bereik vallen.
nom
nom
en I
nom
Alarm 56, AMA onderbroken door gebruiker
De AMA is onderbroken door de gebruiker.
Alarm 57, AMA interne fout
Probeer de AMA enkele keren opnieuw te starten, totdat de AMA correct wordt uitgevoerd.
LET OP
Wanneer de procedure verschillende keren kort na elkaar wordt uitgevoerd, kan de motor zo warm worden dat de weerstanden Rs en Rr groter worden. Gewoonlijk is dit gedrag echter niet kritiek.
Alarm 58, AMA interne fout
Neem contact op met de Danfoss-leverancier.
WAARSCHUWING 59, Stroomgrens
De stroom is hoger dan de waarde in parameter 4-18 Stroombegr.. Controleer of de motorpara­meters 1-20 tot 1-25 correct zijn ingesteld. Verhoog zo nodig de stroomgrens. Verzeker u ervan dat het systeem veilig kan werken bij een hogere limiet.
WAARSCHUWING 60, Ext. vergrendeling
De externe vergrendeling is ingeschakeld. Om terug te keren naar normaal bedrijf moet 24 V DC worden geschakeld op de klem die is geprogrammeerd voor externe vergrendeling. Vervolgens moet er een resetsignaal worden verstuurd (via seriële communicatie of digitale I/O, of door op [Reset] te drukken).
WAARSCHUWING/ALARM 61, Terugkoppelingsfout
Het door het terugkoppelingsapparaat gemeten toerental wijkt af van het berekende motortoerental. De functie Waarschuwing/Alarm/Uitschakelen is in te stellen in parameter 4-30 Motorterugkoppelingsverliesfunctie. De maximaal toegestane afwijking (fout) is in te stellen in parameter 4-31 Motorterugkoppelingssnelh. fout en de maximale tijdsduur voor de fout is in te stellen in parameter 4-32 Motorterugkoppelingsverliestime-out. De functie kan nuttig zijn tijdens een inbedrijfstellingspro­cedure.
WAARSCHUWING 62, Uitgangsfrequentie op maximale begrenzing
De uitgangsfrequentie is hoger dan de ingestelde waarde in parameter 4-19 Max. uitgangsfreq..
Alarm 63, Mechanische rem laag
De huidige motorstroom heeft het niveau van de remvrij­gavestroom niet overschreden binnen de ingestelde tijd voor de startvertraging.
WAARSCHUWING 64, Spanningslimiet
De combinatie van belasting en toerental vereist een motorspanning die hoger is dan de feitelijke DC-tussen­kringspanning.
WAARSCHUWING/ALARM 65, Overtemperatuur stuurkaart
De uitschakeltemperatuur voor de stuurkaart is 85 °C (185 °F).
92 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Waarschuwingen en alarmen Bedieningshandleiding
Probleem verhelpen
Controleer of de omgevingstemperatuur binnen
de limieten valt.
Controleer op verstopte lters.
Controleer de werking van de ventilator.
Controleer de stuurkaart.
WAARSCHUWING 66, Temperatuur koellichaam laag
De frequentieregelaar is te koud om te werken. Deze waarschuwing is gebaseerd op de temperatuursensor in de IGBT-module. Verhoog de omgevingstemperatuur van de eenheid. Het is ook mogelijk om telkens wanneer de motor wordt gestopt een minieme hoeveelheid stroom naar de frequentiere­gelaar toe te voeren door parameter 2-00 DC-houd/
voorverw.stroom in te stellen op 5% en parameter 1-80 Functie bij stop.
Probleem verhelpen
Wanneer de gemeten temperatuur van het koellichaam 0 °C (32 °F) is, zou dit kunnen betekenen dat de tempera­tuursensor defect is. Daarom wordt het ventilatortoerental tot het maximum verhoogd. Deze waarschuwing wordt gegenereerd als de sensordraad tussen de IGBT en de gatedriverkaart wordt ontkoppeld. Controleer tevens de thermische sensor van de IGBT.
Alarm 67, Conguratie optiemodule is gewijzigd
Een of meer opties zijn toegevoegd of verwijderd sinds de laatste uitschakeling. Controleer of de conguratiewijziging bewust is aangebracht en reset de eenheid.
Alarm 68, Veilige stop actief
De STO-functie is geactiveerd. Om terug te keren naar normaal bedrijf moet u 24 V DC schakelen op klem 37 en vervolgens een resetsignaal versturen (via bus of digitale I/O, of door op [Reset] te drukken).
Alarm 69, Temperatuur voedingskaart
De temperatuursensor op de voedingskaart is te warm of te koud.
Probleem verhelpen
Controleer de werking van de deurventilatoren.
Controleer of de lters voor de deurventilatoren
niet geblokkeerd zijn.
Controleer of de doorvoerplaat correct is
gemonteerd op IP 21/IP 54 (NEMA 1/12)-frequen­tieregelaars.
Alarm 70, Ongeldige FC-conguratie
De stuurkaart en de voedingskaart zijn incompatibel met elkaar. Neem contact op met uw Danfoss-leverancier. Vermeld hierbij de typecode van de eenheid die op het typeplaatje staat, en de onderdeelnummers van de kaarten, om de compatibiliteit te controleren.
Alarm 71, Veilige stop PTC 1
De STO-functie is ingeschakeld vanaf de VLT® PTC Thermistor Card MCB 112 (motor te warm). Normaal bedrijf kan worden hervat wanneer de MCB 112 24 V DC schakelt
op klem 37 (wanneer de motortemperatuur een aanvaardbaar niveau heeft bereikt) en wanneer de digitale ingang van de MCB 112 wordt uitgeschakeld. Wanneer dit gebeurt, moet er een resetsignaal worden gegeven (via bus of digitale I/O, of door op [Reset] te drukken).
LET OP
Wanneer een automatische herstart is ingeschakeld, kan de motor starten zodra de fout is opgeheven.
Alarm 72, Gevaarlijke storing
STO met blokkering. Onverwachte signaalniveaus op Safe Torque O en digitale ingang vanuit de VLT® PTC
Thermistor Card MCB 112.
WAARSCHUWING 73, Automatische herstart Veilige stop
STO is geactiveerd. Wanneer een automatische herstart is ingeschakeld, kan de motor starten zodra de fout is opgeheven.
WAARSCHUWING 76, Setup vermogenseenheid
Het aantal vereiste vermogenseenheden komt niet overeen met het gedetecteerde aantal actieve vermogenseenheden.
Bij het vervangen van een F-behuizing wordt deze waarschuwing gegenereerd als de gegevens in de voedingskaart van de module niet overeenkomen met die van de rest van de frequentiere­gelaar.
Probleem verhelpen
Controleer of het reserveonderdeel en de
bijbehorende voedingskaart het juiste onderdeel­nummer hebben.
WAARSCHUWING 77, Modus laag vermogen
De frequentieregelaar werkt met lager vermogen (met minder dan het toegestane aantal omvormersecties). Deze waarschuwing wordt gegenereerd bij het uit- en weer inschakelen wanneer de frequentieregelaar is ingesteld om te werken met minder omvormers; de frequentieregelaar blijft werken.
Alarm 79, Ongeldige conguratie vermogensdeel
De schalingskaart heeft een onjuist onderdeelnummer of is niet geïnstalleerd. De MK102-connector op de voedingskaart kon niet worden geïnstalleerd.
Alarm 80, Omvormer ingesteld op standaardwaarde
De parameterinstellingen zijn ingesteld op de standaard­waarden na een handmatige reset. Reset de eenheid om het alarm op te heen.
Alarm 81, CSIV corrupt
Het CSIV-bestand bevat syntaxfouten.
Alarm 82, CSIV-parameterfout
CSIV heeft een parameter niet kunnen initialiseren.
Alarm 85, Gev. fout PB
Fout van PROFIBUS/PROFIsafe.
vermogensspecieke
6
6
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 93
Waarschuwingen en alarmen
VLT® AutomationDrive FC 302
6
WAARSCHUWING/ALARM 104, Mengventilatorfout
De ventilator werkt niet. De ventilatorbewaking controleert of de ventilator draait bij inschakeling of terwijl de mengventilator is ingeschakeld. In parameter 14-53 Ventila- torbew. kunt u instellen of bij het optreden van de mengventilatorfout een waarschuwing of een alarm (uitschakeling) moet worden gegenereerd.
Probleem verhelpen
Schakel de spanning naar de frequentieregelaar
uit en weer in om na te gaan of de waarschuwing/het alarm zich opnieuw voordoet.
Alarm 243, Rem-IGBT
Dit alarm is enkel van toepassing op frequentieregelaars met behuizingsgrootte F. Dit komt overeen met WAARSCHUWING/ALARM 27, Remchopperfout. Het rapport­nummer verwijst niet naar de module met de defecte rem­IGBT. De open Klixon-schakelaar kan worden geïdenticeerd in het rapportnummer.
De rapportwaarde in de alarmlog geeft aan welke vermogensmodule het alarm heeft veroorzaakt:
1 = meest linkse omvormermodule
2 = middelste omvormermodule in behuizings­grootte F12 of F13
2 = rechter omvormermodule in behuizings­grootte F10 of F11
2 = tweede omvormer van linker omvormer­module in behuizingsgrootte F14
3 = rechter omvormermodule in behuizings­grootte F12 of F13
3 = derde omvormer van linker omvormermodule in eenheidgrootte F14 of F15
4 = meest rechtse omvormermodule in behuizingsgrootte F14
5 = gelijkrichtermodule
6 = rechter gelijkrichtermodule in behuizings­grootte F14 of F15
Alarm 244, Temperatuur koellichaam
Dit alarm is enkel van toepassing op frequentieregelaars met behuizingstype F. Dit komt overeen met Alarm 29, Temp. koellichaam.
De rapportwaarde in de alarmlog geeft aan welke vermogensmodule het alarm heeft veroorzaakt:
1 = meest linkse omvormermodule
2 = middelste omvormermodule in behuizings­grootte F12 of F13
2 = rechter omvormermodule in behuizings­grootte F10 of F11
2 = tweede omvormer van linker omvormer­module in behuizingsgrootte F14 of F15
3 = rechter omvormermodule in behuizings­grootte F12 of F13
3 = derde omvormer van linker omvormermodule in eenheidgrootte F14 of F15
4 = meest rechtse omvormermodule in behuizingsgrootte F14 of F15
5 = gelijkrichtermodule
6 = rechter gelijkrichtermodule in behuizings­grootte F14 of F15
Alarm 245, Sensor koellichaam
Dit alarm is enkel van toepassing op frequentieregelaars met behuizingsgrootte F. Dit komt overeen met Alarm 39, Sensor koellichaam.
De rapportwaarde in de alarmlog geeft aan welke vermogensmodule het alarm heeft veroorzaakt:
1 = meest linkse omvormermodule
2 = middelste omvormermodule in behuizings­grootte F12 of F13
2 = rechter omvormermodule in behuizings­grootte F10 of F11
2 = tweede omvormer van linker omvormer­module in behuizingsgrootte F14 of F15
3 = rechter omvormermodule in behuizings­grootte F12 of F13
3 = derde omvormer van linker omvormermodule in eenheidgrootte F14 of F15
4 = meest rechtse omvormermodule in behuizingsgrootte F14 of F15
5 = gelijkrichtermodule
6 = rechter gelijkrichtermodule in behuizings­grootte F14 of F15
De 12-pulsfrequentieregelaar kan deze waarschuwing/dit alarm genereren wanneer 1 van de lastscheiders of circuit­breakers wordt geopend terwijl de eenheid is ingeschakeld.
Alarm 246, Voeding voedingskaart
Dit alarm is enkel van toepassing op frequentieregelaars met behuizingsgrootte F. Dit komt overeen met Alarm 46, Voeding voedingskaart.
De rapportwaarde in de alarmlog geeft aan welke vermogensmodule het alarm heeft veroorzaakt:
1 = meest linkse omvormermodule
2 = middelste omvormermodule in behuizings­grootte F12 of F13
2 = rechter omvormermodule in behuizings­grootte F10 of F11
2 = tweede omvormer van linker omvormer­module in behuizingsgrootte F14 of F15
94 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Waarschuwingen en alarmen Bedieningshandleiding
3 = rechter omvormermodule in behuizings­grootte F12 of F13
3 = derde omvormer van linker omvormermodule in eenheidgrootte F14 of F15
4 = meest rechtse omvormermodule in behuizingsgrootte F14 of F15
5 = gelijkrichtermodule
6 = rechter gelijkrichtermodule in behuizings­grootte F14 of F15
Alarm 247, Temperatuur voedingskaart
Dit alarm is enkel van toepassing op frequentieregelaars met behuizingsgrootte F. Dit komt overeen met Alarm 69, Temperatuur voedingskaart.
De rapportwaarde in de alarmlog geeft aan welke vermogensmodule het alarm heeft veroorzaakt:
1 = meest linkse omvormermodule
2 = middelste omvormermodule in behuizings­grootte F12 of F13
2 = rechter omvormermodule in behuizings­grootte F10 of F11
2 = tweede omvormer van linker omvormer­module in behuizingsgrootte F14 of F15
3 = rechter omvormermodule in behuizings­grootte F12 of F13
3 = derde omvormer van linker omvormermodule in eenheidgrootte F14 of F15
4 = meest rechtse omvormermodule in behuizingsgrootte F14 of F15
5 = gelijkrichtermodule
6 = rechter gelijkrichtermodule in behuizings­grootte F14 of F15
4 = meest rechtse omvormermodule in behuizingsgrootte F14 of F15
5 = gelijkrichtermodule
6 = rechter gelijkrichtermodule in behuizings­grootte F14 of F15
WAARSCHUWING 250, Nieuw reserveonderdeel
De voeding of de schakelende voeding is vervangen. Herstel de typecode voor de frequentieregelaar in het EEPROM. Selecteer de juiste typecode in parameter 14-23 Instelling typecode op basis van het label op de frequentieregelaar. Vergeet niet om tot slot Opsl in EEPROM te selecteren.
WAARSCHUWING 251, Nieuwe typecode
De voedingskaart of andere componenten is/zijn vervangen en de typecode is gewijzigd.
6
6
Alarm 248, Ongeldige conguratie vermogensdeel
Dit alarm is enkel van toepassing op frequentieregelaars met behuizingsgrootte F. Dit komt overeen met Alarm 79, Ongeldige conguratie vermogensdeel.
De rapportwaarde in de alarmlog geeft aan welke vermogensmodule het alarm heeft veroorzaakt:
1 = meest linkse omvormermodule
2 = middelste omvormermodule in behuizings­grootte F12 of F13
2 = rechter omvormermodule in behuizings­grootte F10 of F11
2 = tweede omvormer van linker omvormer­module in behuizingsgrootte F14 of F15
3 = rechter omvormermodule in behuizings­grootte F12 of F13
3 = derde omvormer van linker omvormermodule in behuizingsgrootte F14 of F15
MG34Q410 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. 95
Trefwoordenregister
VLT® AutomationDrive FC 302
Trefwoordenregister
A
Aanhaalmoment
Aanhaalmoment....................................................................... 45, 46
Aansluiting netvoeding..................................................................... 48
Aansluiting veldbus............................................................................. 52
Aarding..................................................................................................... 45
Aardlekschakelaar................................................................................ 45
AEO............................................................................................................... 5
zie ook Automatische energieoptimalisatie
Afgeschermde kabel........................................................................... 46
Afgezekerde klemmen, 30 A............................................................ 35
Afkortingen............................................................................................... 5
Afmetingen, mechanisch..................................................... 12, 17, 18
Afscherming van kabels..................................................................... 38
Aftakcircuitbeveiliging....................................................................... 48
Alarmen.................................................................................................... 85
Algemene overwegingen.................................................................. 18
AMA....................................................................................................... 5, 65
zie ook Automatische aanpassing motorgegevens
AMA
AMA...................................................................................................... 59
Thermische belasting verminderen.......................................... 87
Waarschuwing................................................................................... 92
Analoge ingang..................................................................................... 74
Analoge uitgang................................................................................... 76
Analoog signaal.................................................................................... 86
Automatische aanpassing motorgegevens.................................. 5
zie ook AMA
Automatische energieoptimalisatie................................................. 5
zie ook AEO
B
Bedrading
Stuur-.................................................................................................... 53
Bekabeling.............................................................................................. 36
C
Communicatieoptie............................................................................. 90
Conventies................................................................................................. 6
D
DC-tussenkring...................................................................................... 86
De installatielocatie plannen.............................................................. 9
DeviceNet.................................................................................................. 4
Digitale ingang...................................................................................... 74
Digitale uitgang.................................................................................... 75
Doorvoer kabelbuis, IP 21 (NEMA 1) en IP 54 (NEMA 12)....... 29
Doorvoer kabelwartel, IP 21 (NEMA 1) en IP 54 (NEMA 12)... 29
Draaddiktes............................................................................................. 36
E
Elektrische installatie
Elektrische installatie...................................................................... 35
Stuurkabel.......................................................................................... 54
Veiligheidsvoorschriften............................................................... 35
Elektronisch thermisch relais........................................................... 36
ETR......................................................................................................... 5, 36
Externe temperatuurbewaking....................................................... 35
F
Faseverlies............................................................................................... 86
G
Gekwaliceerd personeel.................................................................... 7
Goedkeuringen........................................................................................ 4
Grasch display..................................................................................... 62
H
Handmatige motorstarter................................................................. 34
Hijsen........................................................................................................... 9
Hoge spanning................................................................................. 7, 35
Hoofdreactantie.................................................................................... 65
I
Ingang
Analoog............................................................................................... 86
Digitale ingang................................................................................. 87
Vermogen........................................................................................... 85
Inspectie bij ontvangst......................................................................... 9
Installatie
Bedrading naar stuurklemmen................................................... 52
Mechanische...................................................................................... 18
Isolatieweerstandsmonitor (IRM).................................................... 34
IT-net......................................................................................................... 45
K
Kabel
Afgeschermd..................................................................................... 46
Motor.................................................................................................... 46
Kabellengte en dwarsdoorsnede............................................. 38, 74
Kanaalkoeling........................................................................................ 29
Kastverwarming en thermostaat.................................................... 34
Klem
Ingang.................................................................................................. 86
Klemmen, afgezekerd, 30 A.............................................................. 35
96 Danfoss A/S © 04/2016 Alle rechten voorbehouden. MG34Q410
Loading...