Deze bedieningshandleiding biedt informatie voor veilige
installatie en inbedrijfstelling van de VLT® Midi Drive FC
280 frequentieregelaar.
De bedieningshandleiding is bedoeld voor gebruik door
gekwaliceerd personeel.
Lees de bedieningshandleiding en volg de aanwijzingen op
om de frequentieregelaar op veilige en professionele wijze
te gebruiken. Let met name op de veiligheidsvoorschriften
en algemene waarschuwingen. Bewaar deze bedieningshandleiding altijd in de buurt van de frequentieregelaar.
VLT® is een gedeponeerd handelsmerk.
Productoverzicht
1.4
1.4.1 Beoogd gebruik
De frequentieregelaar is een elektronische motorregelaar
voor:
Het regelen van het motortoerental op basis van
•
terugkoppeling van het systeem of externe
commando's vanaf externe regelaars. Een
elektrische aandrijving bestaat uit de frequentieregelaar, de motor en het door de motor
aangedreven werktuig.
Bewaking van systeem- en motorstatus.
•
De frequentieregelaar kan ook worden gebruikt voor
bescherming tegen overbelasting van de motor.
1.2 Aanvullende informatiebronnen
Er zijn informatiebronnen beschikbaar om inzicht te krijgen
in geavanceerde functies, programmering en onderhoud
van de frequentieregelaar.
Afhankelijk van de conguratie kan de frequentieregelaar
worden gebruikt in zelfstandige toepassingen of deel
uitmaken van een omvangrijkere toepassing of installatie.
De VLT® Midi Drive FC 280 Design Guide bevat
•
gedetailleerde informatie over ontwerp en
toepassingen van de frequentieregelaar.
De VLT® Midi Drive FC 280 Programmeerhand-
•
leiding geeft informatie over het programmeren
en bevat een uitgebreide beschrijving van de
parameters.
Aanvullende documentatie en handleidingen zijn
beschikbaar bij Danfoss. Zie drives.danfoss.com/knowledge-center/technical-documentation/ voor een overzicht.
Document- en softwareversie
1.3
Deze handleiding wordt regelmatig herzien en bijgewerkt.
Alle suggesties voor verbetering zijn welkom. Tabel 1.1
toont de documentversie en de bijbehorende softwareversie.
VersieOpmerkingenSoftwareversie
MG07A5
Software-update en ondersteuning
geheugenmodule.
Tabel 1.1 Document- en softwareversie
1,5
De frequentieregelaar mag worden gebruikt in residentiële,
industriële en commerciële omgevingen in overeenstemming met lokale wetten en normen.
LET OP
In een woonomgeving kan dit product radiostoring
veroorzaken. In dat geval kan het nodig zijn om
aanvullende corrigerende maatregelen te treen.
Te voorzien onjuist gebruik
Gebruik de frequentieregelaar niet in toepassingen die niet
voldoen aan de gespeciceerde bedrijfsomstandigheden
en -omgevingen. Zorg dat wordt voldaan aan de in
hoofdstuk 9 Specicaties gespeciceerde voorwaarden.
Afbeelding 1.1 is een blokschema van de interne
componenten van de frequentieregelaar.
GebiedOnderdeelFuncties
Netvoeding naar de frequen-
1Netingang
2Gelijkrichter
3DC-bus
4DC-spoelen
5Condensatorbatterij
•
tieregelaar.
De gelijkrichterbrug zet de
•
inkomende AC-spanning om
naar DC-spanning die in de
omvormer kan worden
gebruikt.
De DC-tussenkring verwerkt
•
de DC-stroom.
Filteren de DC-tussenkring-
•
stroom.
Bieden beveiliging tegen
•
nettransiënten.
Beperken de RMS-stroom
•
(Root Mean Square –
eectieve waarde).
Verhogen de arbeidsfactor
•
•
•
•
naar het voedende net.
Beperken de harmonischen op
de AC-ingang.
Slaat de DC-spanning op.
Biedt tijdelijke bescherming
bij kortstondige netonderbreking.
GebiedOnderdeelFuncties
Zet het DC-signaal om naar
•
een geregelde pulsbreedtege-
6Omvormer
7Uitgang naar motor
8Stuurcircuits
9PFC
10Remchopper
Afbeelding 1.1 Voorbeeld van een blokschema voor een
frequentieregelaar
moduleerde AC-golfvorm voor
een regelbaar variabel
uitgangssignaal naar de
motor.
Geregeld 3-fase-uitgangs-
•
vermogen naar de motor.
Ingangsvermogen, interne
•
verwerking, uitgang en
motorstroom worden bewaakt
voor een eciënte werking en
regeling.
De gebruikersinterface en
•
externe commando's worden
bewaakt en uitgevoerd.
Biedt mogelijkheden voor
•
statusuitgang en -regeling.
Arbeidsfactorcorrectie
•
verandert de golfvorm van de
door de frequentieregelaar
opgenomen stroom en dient
om de arbeidsfactor te
verbeteren.
De remchopper wordt
•
gebruikt in de DC-tussenkring
om de DC-spanning te
regelen wanneer de belasting
energie terugvoert.
1.4.3 Behuizingsgroottes en
vermogensklassen
Zie hoofdstuk 9.9 Behuizingsgrootte, vermogensklasse enafmetingen voor behuizingsgroottes en vermogensklassen
van de frequentieregelaars.
1.4.4 Safe Torque O (STO)
De VLT® Midi Drive FC 280 frequentieregelaar ondersteunt
Safe Torque O (STO). Zie hoofdstuk 6 Safe Torque O (STO)
voor meer informatie over installatie, inbedrijfstelling,
onderhoud en technische gegevens van STO.
Zie het hoofdstuk ADN-conforme installatie in de VLT® Midi
Drive FC 280 Design Guide voor conformiteit met het
Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van
gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN).
De frequentieregelaar voldoet aan de eisen van UL 508C
ten aanzien van het behoud van het thermische geheugen.
Zie het hoofdstuk Thermische motorbeveiliging in de VLTMidi Drive FC 280 Design Guide voor meer informatie.
Toegepaste normen en conformiteit voor STO
Voor het gebruik van de STO-functie op klem 37 en 38 is
het noodzakelijk dat er wordt voldaan aan alle veiligheidsbepalingen, waaronder relevante wetten, voorschriften en
richtlijnen. De geïntegreerde STO-functie voldoet aan de
volgende normen:
IEC-EN 61508:2010, SIL2
•
IEC-EN 61800-5-2:2007, SIL2
•
IEC-EN 62061:2015, SILCL van SIL2
•
EN-ISO 13849-1:2015, categorie 3 PL d
•
®
Verwijdering
1.6
Apparatuur die elektrische componenten
bevat, mag niet als huishoudelijk afval
worden afgevoerd.
Voer dergelijke apparatuur apart af
volgens de geldende lokale voorschriften.
De volgende symbolen worden gebruikt in dit document:
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan
leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan
leiden tot licht of matig letsel. Kan tevens worden
gebruikt om te waarschuwen tegen onveilige werkpraktijken.
LET OP
Geeft belangrijke informatie aan, waaronder situaties die
kunnen leiden tot schade aan apparatuur of
eigendommen.
2.2 Gekwaliceerd personeel
Een probleemloze en veilige werking van de frequentieregelaar is alleen mogelijk als de frequentieregelaar op
correcte en betrouwbare wijze wordt vervoerd, opgeslagen,
geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden. Deze apparatuur
mag uitsluitend worden geïnstalleerd of bediend door
gekwaliceerd personeel.
Gekwaliceerd personeel is gedenieerd als opgeleide
medewerkers die bevoegd zijn om apparatuur, systemen
en circuits te installeren, in bedrijf te stellen en te
onderhouden volgens relevante wetten en voorschriften.
Het personeel moet tevens bekend zijn met de instructies
en veiligheidsmaatregelen die in deze handleiding staan
beschreven.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze
zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of
loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet
worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan
dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
•
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
•
paraat of er geen spanning meer op de
frequentieregelaar staat voordat u service- of
reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren.
WAARSCHUWING
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de
netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op
elk moment starten. Een onbedoelde start tijdens
programmeer-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden
kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan
apparatuur of eigendommen. De motor kan worden
gestart door een externe schakelaar, een veldbuscommando, een ingangsreferentiesignaal vanaf het LCP,
via externe bediening met behulp van MCT 10
setupsoftware of door het opheen van een foutconditie.
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
•
regelaar.
Druk op [O/Reset] op het LCP voordat u
•
parameters gaat programmeren.
Zorg dat de frequentieregelaar, motor en
•
eventuele door de motor aangedreven
werktuigen volledig bedraad en gemonteerd
zijn voordat u de frequentieregelaar aansluit op
de netvoeding, DC-voeding of loadsharing.
De frequentieregelaar bevat DC-tussenkringcondensatoren waarop spanning kan blijven staan, ook wanneer
de frequentieregelaar niet van spanning wordt voorzien.
Er kan hoge spanning aanwezig zijn, ook wanneer de
waarschuwingsleds uit zijn. Als u de aangegeven
wachttijd na afschakeling niet in acht neemt voordat u
onderhouds- of reparatiewerkzaamheden uitvoert, kan
dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Stop de motor.
•
Schakel de netvoeding en externe DC-tussen-
•
kringvoedingen af, inclusief backupvoedingen,
UPS-eenheden en DC-tussenkringaansluitingen
naar andere frequentieregelaars.
Schakel de PM-motor af of blokkeer deze.
•
Wacht tot de condensatoren volledig ontladen
•
zijn. De minimale wachttijd staat vermeld in
Tabel 2.1.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
•
paraat of de condensatoren volledig ontladen
zijn voordat u service- of reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren.
WAARSCHUWING
GEVAARLIJKE APPARATUUR
Het aanraken van draaiende assen en elektrische
apparatuur kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
•
uitsluitend worden uitgevoerd door hiervoor
opgeleid en gekwaliceerd personeel.
Zorg dat alle elektrische werkzaamheden
•
worden uitgevoerd volgens de nationale en
lokale elektriciteitsvoorschriften.
Volg de procedures in deze handleiding.
•
VOORZICHTIG
GEVAAR BIJ INTERNE FOUT
Een interne fout in de frequentieregelaar kan leiden tot
ernstig letsel als de frequentieregelaar niet goed is
gesloten.
Controleer voordat u de spanning inschakelt of
•
alle veiligheidsafdekkingen op hun plaats zitten
en stevig zijn vastgezet.
Spanning [V]
200–2400,37-3,7 (0,5-5)4
380–480
Tabel 2.1 Ontladingstijd
Vermogensbereik
[kW (pk)]
0,37-7,5 (0,5-10)4
11–22 (15–30)15
Minimale wachttijd
(minuten)
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
De aardlekstroom bedraagt meer dan 3,5 mA. Een
onjuiste aarding van de frequentieregelaar kan leiden tot
ernstig of dodelijk letsel.
See manual for special condition/mains fuse
Voir manual de conditions speciales/fusibles
Enclosure: See manual
5AF3 E358502 IND.CONT.EQ.
Stored charge, wait 4 min.
Charge r
é
siduelle, attendez 4 min.
21
1
2
4
3
5
11
20
19
18
16
15
14
13
10
8
9
6
17
R
US LISTED
www.tuv.com
ID 0600000000
Danfoss A/S, 6430 Nordborg, Denmark
12
7
Mechanische installatieBedieningshandleiding
3 Mechanische installatie
3.1 Uitpakken
3.1.1 Geleverde artikelen
Welke artikelen precies worden geleverd, hangt af van de
productconguratie.
Controleer of de geleverde artikelen en de
•
informatie op het typeplaatje overeenkomen met
de orderbevestiging.
Controleer de verpakking en frequentieregelaar
•
op zichtbare schade die is veroorzaakt door een
onjuiste behandeling tijdens het vervoer. Dien
eventuele schadeclaims in bij de vervoerder.
Bewaar beschadigde onderdelen om de claim te
onderbouwen.
Verwijder het typeplaatje niet van de frequentieregelaar
(verlies van garantie).
Zie het hoofdstuk Typecode in de VLT® Midi Drive FC 280
Design Guide voor meer informatie.
130BE615.12
Mechanische installatie
VLT® Midi Drive FC 280
3.1.2 Opslag
Zorg dat aan de vereisten voor opslag wordt voldaan. Zie
hoofdstuk 9.4 Omgevingscondities voor meer informatie.
3.2 Installatieomgeving
33
LET OP
In omgevingen met vloeistofnevel, deeltjes of corrosieve
gassen moet u ervoor zorgen dat de IP/Type-klasse
overeenkomt met de installatieomgeving. Als niet aan de
omgevingsvereisten wordt voldaan, kan de levensduur
van de frequentieregelaar worden bekort. Zorg dat
wordt voldaan aan de vereisten ten aanzien van
luchtvochtigheid, temperatuur en hoogte.
Trillingen en schokken
De frequentieregelaar voldoet aan de vereisten die gelden
wanneer de eenheid is gemonteerd aan de wand of op de
vloer van een productiehal of in panelen die met bouten
aan de wand of de vloer zijn bevestigd.
Zie hoofdstuk 9.4 Omgevingscondities voor gedetailleerde
omgevingsspecicaties.
Montage
3.3
Montage
Als aanpassingen nodig zijn in verband met de bevestigingsgaten van de VLT® Midi Drive FC 280, kunt u contact
opnemen met een Danfoss-leverancier in uw regio om een
aparte achterwand te bestellen.
De frequentieregelaar monteren:
1.Verzeker u ervan dat de installatielocatie het
gewicht van de eenheid kan dragen. De frequentieregelaar is geschikt voor installatie naast elkaar.
2.Plaats de eenheid zo dicht mogelijk bij de motor.
Houd de motorkabels zo kort mogelijk.
3.Monteer de eenheid verticaal op een stevige,
vlakke ondergrond of op de optionele
achterwand, om te zorgen voor de benodigde
luchtkoeling.
4.Maak bij wandmontage gebruik van de
sleufvormige bevestigingsgaten, indien aanwezig.
LET OP
Zie hoofdstuk 9.9 Behuizingsgrootte, vermogensklasse en
afmetingen voor de afmetingen van bevestigingsgaten.
3.3.1 Installatie naast elkaar
LET OP
Een onjuiste montage kan leiden tot oververhitting en
lagere prestaties.
Koeling
Zorg voor een vrije ruimte van 100 mm (3,9 in)
•
boven en onder de eenheid in verband met
luchtkoeling.
Hijsen
Om een veilige hijsmethode te bepalen, moet u
•
het gewicht van de eenheid controleren; zie
hoofdstuk 9.9 Behuizingsgrootte, vermogensklasse
en afmetingen.
Verzeker u ervan dat het hijstoestel geschikt is
•
voor de taak.
Regel zo nodig een takel, kraan of vorkheftruck
•
met de juiste hefcapaciteit om de eenheid te
verplaatsen.
Maak bij het hijsen gebruik van de hijsogen op
•
de eenheid, indien aanwezig.
Installatie naast elkaar
Alle VLT® Midi Drive FC 280-eenheden kunnen naast elkaar
worden geïnstalleerd in horizontale of verticale positie. De
eenheden hebben geen extra ventilatieruimte aan de
zijkanten nodig.
KANS OP OVERVERHITTING
Bij gebruik van de IP 21-conversieset kan het naast
elkaar installeren van de eenheden leiden tot oververhitting van en schade aan de eenheid.
Tussen de randen van de bovenafdekking van
•
IP 21-conversiesets is een vrije ruimte van
minimaal 30 mm (1,2 in) vereist.
De busontkoppelingsset zorgt voor mechanische xatie en
elektrische afscherming van kabels voor de volgende
stuurcassette-uitvoeringen:
Stuurcassette met PROFIBUS.
•
Stuurcassette met PROFINET.
•
Stuurcassette met CANopen.
•
Stuurcassette met Ethernet.
•
Stuurcassette met POWERLINK.
•
Elke busontkoppelingsset bevat 1 horizontale ontkoppelingsplaat en 1 verticale ontkoppelingsplaat. Bevestiging
van de verticale ontkoppelingsplaat is optioneel. De
verticale ontkoppelingsplaat biedt betere mechanische
ondersteuning voor PROFINET-, Ethernet- en POWERLINKconnectoren en -kabels.
3.3.4 Montage
De busontkoppelingsset monteren:
1.Plaats de horizontale ontkoppelingsplaat op de
stuurcassette die op de frequentieregelaar is
gemonteerd, en zet de plaat met 2 schroeven
vast, zoals aangegeven in Afbeelding 3.5. Het
aanhaalmoment bedraagt 0,7-1,0 Nm (6,2-8,9 inlb).
2.Optioneel: bevestig de verticale ontkoppelingsplaat als volgt:
2aVerwijder de 2 veren en de 2 metalen
klemmen van de horizontale plaat.
2bMonteer de veren en de metalen
klemmen op de verticale plaat.
2cZet de plaat met 2 schroeven vast, zoals
aangegeven in Afbeelding 3.6. Het
aanhaalmoment bedraagt 0,7-1,0 Nm
(6,2-8,9 in-lb).
LET OP
Monteer de verticale ontkoppelingsplaat niet als de IP
21-bovenafdekking wordt gebruikt, omdat de hoogte
van de ontkoppelingsplaat de juiste installatie van de IP
21-bovenafdekking belemmert.
Afbeelding 3.5 De horizontale ontkoppelingsplaat bevestigen
met schroeven
1Verticale ontkoppelingsplaat
2Schroeven
Afbeelding 3.6 De verticale ontkoppelingsplaat bevestigen
met schroeven
Zowel Afbeelding 3.5 als Afbeelding 3.6 toont op Ethernet
gebaseerde connectoren (RJ45). Het werkelijke connectortype hangt af van de veldbusvariant die voor de
frequentieregelaar is geselecteerd.
3.Zorg voor een correcte bedrading van de
veldbuskabels (PROFIBUS/CANopen) of druk de
kabelconnectoren (RJ45 voor PROFINET/
POWERLINK/EtherNet/IP) in de aansluitbussen in
de stuurcassette.
4.4aPlaats de PROFIBUS-/CANopen-kabels
tussen de metalen veerklemmen om
mechanische
xatie en elektrisch
contact tussen de kabelafscherming en
de klemmen tot stand te brengen.
4bPlaats de PROFINET-/POWERLINK-/
EtherNet/IP-kabels tussen de metalen
veerklemmen om mechanische xatie
tussen de kabels en de klemmen tot
stand te brengen.
Zie hoofdstuk 2 Veiligheid voor algemene veiligheidsinstructies.
WAARSCHUWING
GEÏNDUCEERDE SPANNING
Geïnduceerde spanning uit motoruitgangskabels van
meerdere frequentieregelaars die bij elkaar zijn
geplaatst, kan de condensatoren van de apparatuur
opladen, ook wanneer die apparatuur is afgeschakeld en
vergrendeld (lockout). Wanneer u de motorkabels niet
van elkaar gescheiden houdt en ook geen afgeschermde
kabels gebruikt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk
letsel.
Houd motorkabels van elkaar gescheiden.
•
Gebruik afgeschermde kabels.
•
Vergrendel alle frequentieregelaars tegelijk
•
(lockout).
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOKKEN
De frequentieregelaar kan een DC-stroom veroorzaken in
de beschermende geleider en daarmee leiden tot ernstig
of dodelijk letsel.
Bij gebruik van een reststroomapparaat (RCD)
•
als beveiliging tegen elektrische schokken mag
aan de voedingszijde van dit product
uitsluitend een RCD van type B worden
gebruikt.
Het niet opvolgen van de aanbeveling kan ertoe leiden
dat de RCD niet de beoogde beveiliging biedt.
Overstroombeveiliging
Aanvullende beschermende apparatuur, zoals
•
kortsluitbeveiliging of thermische motorbeveiliging tussen de frequentieregelaar en de motor,
is vereist voor toepassingen met meerdere
motoren.
Ingangszekeringen zijn vereist om te voorzien in
•
beveiliging tegen kortsluiting en overstroom. Als
deze zekeringen niet in de fabriek zijn
aangebracht, moet de installateur ze plaatsen. Zie
hoofdstuk 9.8 Zekeringen en circuitbreakers voor de
maximale zekeringgrootte.
Draadtype en -specicaties
De volledige bedrading moet voldoen aan de
•
nationale en lokale voorschriften ten aanzien van
dwarsdoorsneden en omgevingstemperatuur.
Aanbeveling voor voedingsdraden: koperdraad
•
dat bestand is tegen minimaal 75 °C (167 °F).
Zie hoofdstuk 9.5 Kabelspecicaties voor de aanbevolen
draaddiktes en -typen.
4.2 EMC-correcte installatie
Om een EMC-correcte installatie uit te voeren, volgt u de
instructies die staan vermeld in hoofdstuk 4.3 Aarding,
hoofdstuk 4.4 Bedradingsschema, hoofdstuk 4.6 Motoraansluiting en hoofdstuk 4.8 Stuurkabels.
4.3 Aarding
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
De aardlekstroom bedraagt meer dan 3,5 mA. Een
onjuiste aarding van de frequentieregelaar kan leiden tot
ernstig of dodelijk letsel.
Zorg dat de apparatuur correct is geaard door
•
een erkende elektrisch installateur.
Voor elektrische veiligheid
Aard de frequentieregelaar volgens de relevante
•
normen en richtlijnen.
Gebruik een afzonderlijke aarddraad voor de
•
voedende bekabeling, de motorbekabeling en de
stuurkabels.
Aard de ene frequentieregelaar niet op de
•
andere, zoals in een ringnetwerk (zie
Afbeelding 4.1).
scherming en de behuizing van de
frequentieregelaar met behulp van metalen
kabelwartels of de klemmen die op de
apparatuur aanwezig zijn (zie
hoofdstuk 4.6 Motoraansluiting).
Gebruik sterk gevlochten draad (litzedraad, high-
•
strand wire) om snelle elektrische transiënten te
beperken.
Gebruik geen pigtails.
•
LET OP
POTENTIAALVEREFFENING
Risico op snelle elektrische transiënten wanneer de
aardpotentiaal van de frequentieregelaar niet
overeenkomt met de aardpotentiaal van het
regelsysteem. Installeer vereeningskabels tussen de
systeemcomponenten. Aanbevolen kabeldoorsnede:
16 mm² (6 AWG).
1PLC10Netkabel (niet-afgeschermd)
2Vereeningskabel van minimaal 16 mm² (6 AWG)11Uitgangscontactor, en meer.
3Stuurkabels12Kabelisolatie gestript
4Minimaal 200 mm (7,87 in) tussen stuurkabels, motorkabels
en netkabels.
5Netvoeding14Remweerstand
6Blank (ongelakt) oppervlak15Metalen aansluitdoos
7Tandveerringen16Aansluiting naar motor
8Remkabel (afgeschermd)17Motor
9Motorkabel (afgeschermd)18EMC-kabelwartel
Afbeelding 4.3 Typische elektrische aansluiting
13Gemeenschappelijk aardingsrail. Volg de nationale en lokale
Geïnduceerde spanning uit motorkabels die bij elkaar
zijn geplaatst, kan de condensatoren van de apparatuur
opladen, ook wanneer die apparatuur is afgeschakeld en
vergrendeld (lockout). Wanneer u de motorkabels niet
van elkaar gescheiden houdt en ook geen afgeschermde
kabels gebruikt, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk
letsel.
Procedure
1.Verwijder een deel van de buitenste kabelisolatie.
2.Plaats de gestripte kabel onder de kabelklem om
een mechanische bevestiging en elektrisch
contact tussen de kabelafscherming en aarde te
verkrijgen.
3.Sluit de aardkabel aan op de dichtstbijzijnde
aardklem volgens de aardingsinstructies in
hoofdstuk 4.3 Aarding. Zie Afbeelding 4.5.
4.Sluit de 3-fasige motorkabel aan op klem 96 (U),
97 (V) en 98 (W), zoals aangegeven in
Afbeelding 4.5.
5.Haal de klemmen aan volgens de informatie in
hoofdstuk 9.7 Aanhaalmomenten voor aansluitingen.
44
Houd motorkabels van elkaar gescheiden.
•
Gebruik afgeschermde kabels.
•
Volg de nationale en lokale voorschriften ten
•
aanzien van kabelgroottes op. Zie
hoofdstuk 9.1 Elektrische gegevens voor de
maximale kabelgroottes.
Volg de bedradingsvereisten van de motorfa-
•
brikant op.
Onderaan eenheden van het type IP 21/Type 1
•
zijn uitbreekpoorten of toegangspanelen
aangebracht voor het aansluiten van de motorbedrading.
Sluit geen starter of poolomschakelingsapparaat
•
(bijvoorbeeld voor een Dahlandermotor of
sleepringmotor) aan tussen de frequentieregelaar
en de motor.
Afbeelding 4.5 Motoraansluiting
De aansluitingen voor netvoeding, motor en aarde voor 1fase- en 3-fasefrequentieregelaars worden weergegeven in
respectievelijk Afbeelding 4.6, Afbeelding 4.7 en
Afbeelding 4.8. De werkelijke conguratie hangt af van het
type eenheid en de aanwezigheid van optionele
apparatuur.
Afbeelding 4.6 Aansluiting netvoeding, motor en aarde
voor 1-fase-eenheden
Afbeelding 4.7 Aansluiting netvoeding, motor en aarde
voor 3-fase-eenheden (K1, K2, K3)
Afbeelding 4.8 Aansluiting netvoeding, motor en aarde
voor 3-fase-eenheden (K4, K5)
Aansluiting netvoeding
4.7
Bepaal de juiste draaddikte op basis van de
•
ingangsstroom van de frequentieregelaar. Zie
hoofdstuk 9.1 Elektrische gegevens voor de
maximale draaddiktes.
Volg de nationale en lokale voorschriften ten
•
aanzien van kabelgroottes op.
Procedure
1.Sluit de netvoedingskabels aan op klem N en L
voor 1-fase-eenheden (zie Afbeelding 4.6) of op
klem L1, L2 en L3 voor 3-fase-eenheden (zie
Afbeelding 4.7).
2.Afhankelijk van de conguratie van de apparatuur
moet het ingangsvermogen worden aangesloten
op de netingangsklemmen of de netschakelaar.
3.Aard de kabel volgens de aardingsinstructies in
hoofdstuk 4.3 Aarding.
4.Als de frequentieregelaar wordt gevoed via een
geïsoleerde netbron (IT-net of zwevende
driehoekschakeling) of TT/TN-S met één zijde
geaard (geaarde driehoekschakeling), moet u
zorgen dat de RFI-lterschroef wordt verwijderd.
Het verwijderen van de RFI-schroef voorkomt
schade aan de DC-tussenkring en beperkt de
aardcapaciteitsstromen volgens IEC 61800-3 (zie
Afbeelding 9.2; de RFI-schroef bevindt zich aan de
kant van de frequentieregelaar).
Afbeelding 4.9 toont de verwijderbare connectoren van de
frequentieregelaar. De functies en standaardinstellingen
van de klemmen worden in het kort besproken in Tabel 4.1
en Tabel 4.2.
Afbeelding 4.9 Stuurklemposities
Afbeelding 4.10 Klemnummers
Zie hoofdstuk 9.6 Stuuringang/-uitgang en stuurgegevens
voor informatie over de nominale waarden van de
klemmen.
KlemParameter
Digitale I/O, puls-I/O, encoder
12, 13–+24 V DC
Parameter 5-10
18
19
Terminal 18
Digital Input
Parameter 5-11
Terminal 19
Digital Input
Standaardin-
stelling
[8] Start
[10] Omkeren
Beschrijving
24 V DC-voedingsspanning De
maximale
uitgangsstroom
bedraagt 100 mA
voor alle 24 Vbelastingen.
Digitale ingangen.
KlemParameter
Parameter 5-01
Terminal 27
Mode
Parameter 5-12
27
29
32
33
37, 38–STO
42
50–+10 V DC
53
54
Terminal 27
Digital Input
Parameter 5-30
Terminal 27
Digital Output
Parameter 5-13
Terminal 29
Digital Input
Parameter 5-14
Terminal 32
Digital Input
Parameter 5-15
Terminal 33
Digital Input
Analoge ingangen/uitgangen
Parameter 6-91
Terminal 42
Analog Output
Parametergroep
6-1* Anal.
ingang 53
Parametergroep
6-2* Anal.
ingang 54
Standaardin-
stelling
DI [2] Vrijloop
geïnv.
DO [0] Niet in
bedrijf
[14] JogDigitale ingang.
[0] Niet in
bedrijf
[0] Niet in
bedrijf
[0] No
operation
(Niet in
bedrijf)
–
–
Beschrijving
In te stellen als
digitale ingang,
digitale uitgang of
pulsuitgang. De
standaardinstelling
is digitale ingang.
Digitale ingang,
24 V-encoder.
Klem 33 kan
worden gebruikt
als pulsingang.
Ingangen voor
functionele
veiligheid.
Programmeerbare
analoge uitgang.
Het analoge
signaal is 0-20 mA
of 4-20 mA bij
maximaal 500 Ω.
Ook te
congureren als
digitale uitgang.
Analoge 10 V DChulpvoedingsspan
ning. Een signaal
van maximaal
15 mA wordt vaak
gebruikt voor een
potentiometer of
thermistor.
Analoge ingang.
Alleen de
spanningsmodus
wordt
ondersteund. Ook
te gebruiken als
digitale ingang.
Analoge ingang. In
te stellen op
spanningsmodus
of stroommodus.
kabelafscherming.
UITSLUITEND voor
het aansluiten van
de afscherming in
geval van EMCproblemen.
RS485-interface. Er
is een stuurkaartschakelaar
aanwezig voor
inschakeling van
de afsluitweerstand.
C-form relaisuitgang. Deze
relais bevinden
zich in diverse
posities,
afhankelijk van de
conguratie en het
vermogen van de
frequentieregelaar.
Te gebruiken voor
AC- en DCspanning en
resistieve of
inductieve
belastingen.
4.8.2 Bedrading naar stuurklemmen
Stuurklemconnectoren kunnen uit de frequentieregelaar
worden getrokken. Dat vereenvoudigt het installeren, zoals
te zien is in Afbeelding 4.9.
Zie hoofdstuk 6 Safe Torque O (STO) voor meer informatie
over STO-bedrading.
LET OP
Houd stuurkabels zo kort mogelijk en gescheiden van
hoogvermogenkabels om interferentie te minimaliseren.
1.Draai de schroeven voor de klemmen los.
2.Steek de stuurkabels inclusief mantel in de
sleuven.
3.Draai de schroeven voor de klemmen vast.
4.Verzeker u ervan dat de kabel stevig in het
contact is geklemd. Loszittende stuurkabels
kunnen storingen in de apparatuur of een
suboptimale werking tot gevolg hebben.
Zie hoofdstuk 9.5 Kabelspecicaties voor stuurkabelgroottes
en hoofdstuk 7 Toepassingsvoorbeelden voor typische
stuurkabelaansluitingen.
4.8.3 Motorwerking mogelijk maken (klem
27)
Er is een jumperkabel vereist tussen klem 12 (of 13) en
klem 27 om de frequentieregelaar te laten werken
wanneer de standaard fabrieksinstellingen worden
gebruikt.
Digitale ingangsklem 27 is ontworpen om een
•
extern-vergrendelingscommando van 24 V DC te
ontvangen.
Wanneer geen vergrendelingsapparaat wordt
•
gebruikt, moet u een jumper aansluiten tussen
stuurklem 12 (aanbevolen) of 13 en klem 27. De
jumper zorgt voor een intern 24 V-signaal op
klem 27.
Alleen voor GLCP: Wanneer de statusregel onder
•
aan het LCP de tekst AUTO EXTERN VRIJLOOP
weergeeft, betekent dit dat de eenheid
bedrijfsklaar is, maar dat er een ingangssignaal op
klem 27 ontbreekt.
LET OP
STARTEN NIET MOGELIJK
De frequentieregelaar kan niet werken zonder een
signaal op klem 27, tenzij klem 27 opnieuw is
geprogrammeerd.
De frequentieregelaar is geen beveiliging. Het is de verantwoordelijkheid van de systeemontwerper om beveiligingen
te integreren volgens de relevante nationale voorschriften
voor kranen/hijsinrichtingen.
LET OP
Een USB-bus heeft geen adres dat kan worden ingesteld
en geen busnaam die kan worden gecongureerd. Als
meerdere frequentieregelaars via USB worden
aangesloten, wordt de busnaam in de lijst met netwerkbussen in MCT 10 setupsoftware automatisch verhoogd.
Het aansluiten van meerdere frequentieregelaars via een
USB-kabel veroorzaakt bij computers met Windows XP
vaak een uitzondering en een crash. Daarom adviseren
44
we om slechts 1 frequentieregelaar via USB aan te
sluiten op de pc.
4.8.6 RS485 seriële communicatie
Sluit de RS485-kabel voor seriële communicatie aan op
klem (+)68 en (-)69.
Het gebruik van afgeschermde kabels voor seriële
•
communicatie wordt aanbevolen.
Zie hoofdstuk 4.3 Aarding voor de juiste aarding.
•
Afbeelding 4.12 De mechanische rem aansluiten op de
frequentieregelaar
4.8.5 Datacommunicatie via USB
Afbeelding 4.13 Lijst met netwerkbussen
Wanneer de USB-kabel wordt losgekoppeld, wordt de via
de USB-poort aangesloten frequentieregelaar verwijderd uit
de lijst met netwerkbussen.
Afbeelding 4.14 Bedradingsschema voor seriële
fcommunicatie
Voor een basisconguratie van de seriële communicatie
stelt u de volgende gegevens in:
1.Type protocol in parameter 8-30 Protocol.
2.Adres frequentieregelaar in parameter 8-31 Adres.
3.Baudsnelheid in parameter 8-32 Baudsnelheid.
In de frequentieregelaar zijn twee communicatieprotocollen geïntegreerd. Volg de bedradingsvereisten van de
motorfabrikant op.
Danfoss FC.
•
Modbus RTU
•
De functies kunnen op afstand worden geprogrammeerd
met behulp van de protocolsoftware en de RS485aansluiting of via parametergroep 8-** Comm. en opties.
Door het selecteren van een speciek communicatieprotocol worden diverse standaard parameterinstellingen automatisch
aangepast aan de specicaties voor het betreende protocol. Daarnaast worden extra protocolspecieke parameters toegankelijk gemaakt.
4.9 Installatiechecklist
Voordat u de installatie van de eenheid voltooit, moet u eerst de volledige installatie inspecteren zoals aangegeven in
Tabel 4.3. Vink de items af wanneer ze voltooid zijn.
InspecterenBeschrijving
Hulpapparatuur
Bekabeling
Stuurkabels
Vrije ruimte voor
koeling
Omgevingscondities•Controleer of aan de omgevingscondities wordt voldaan.
Zekeringen en
circuitbreakers
Aarding
Bedrading voor inen
uitgangsvermogen
Binnenzijde paneel
Schakelaars
Trilling
Kijk of er hulpapparatuur, schakelaars, werkschakelaars of ingangszekeringen/circuitbreakers aanwezig zijn
•
aan de voedende zijde van de frequentieregelaar of aan de uitgangszijde naar de motor. Ga na of deze
geschikt zijn om bij vol toerental te worden gebruikt.
Controleer de functie en installatie van sensoren die worden gebruikt voor terugkoppeling naar de
•
frequentieregelaar.
Verwijder eventuele arbeidsfactorcorrigerende condensatoren van de motor(en).
•
Pas eventuele arbeidsfactorcorrigerende condensatoren aan de voedingszijde aan en zorg dat ze worden
•
gedempt.
Zorg dat de motorkabels en de stuurkabels van elkaar zijn gescheiden (afgeschermd) of in 3 afzonderlijke
•
metalen kabelgoten zijn geplaatst om hoogfrequente interferentie tegen te gaan.
Controleer op gebroken of beschadigde draden en loszittende aansluitingen.
•
Controleer of de stuurkabels zijn gescheiden van voedings- en motorkabels om ruisimmuniteit te
•
garanderen.
Controleer de spanningsbron van de signalen, waar nodig.
•
Het gebruik van afgeschermde kabels of kabels met gedraaide paren wordt aanbevolen. Verzeker u ervan dat
de afscherming correct is aangesloten.
Controleer of er boven en onder de eenheid voldoende vrije ruimte is om te zorgen voor de benodigde
•
luchtkoeling; zie hoofdstuk 3.3 Montage.
Controleer op het gebruik van de juiste zekeringen en circuitbreakers.
•
Controleer of alle zekeringen stevig zijn bevestigd en bedrijfsklaar zijn en of alle circuitbreakers openstaan.
•
Controleer of er voldoende aardverbindingen zijn en dat die stevig vastzitten en vrij zijn van oxidatie.
•
Aard niet op een kabelgoot en monteer de achterwand niet op een metalen oppervlak.
•
Controleer op loszittende aansluitingen.
•
Controleer of de motor- en netkabels in aparte kabelgoten zijn geplaatst of afzonderlijk zijn afgeschermd.
•
Controleer of de binnenzijde van de eenheid vrij is van vuil, metaalsplinters, vocht en corrosie.
•
Controleer of de eenheid is gemonteerd op een ongelakt metalen oppervlak.
•
Verzeker u ervan dat alle schakelaars en lastscheiders in de juiste stand staan.
•
Controleer of de eenheid stevig is gemonteerd of dat er trillingsdempers zijn gebruikt, waar nodig.
•
Controleer op ongebruikelijke trillingsniveaus.
•
☑
44
Tabel 4.3 Installatiechecklist
VOORZICHTIG
POTENTIEEL GEVAAR BIJ INTERNE FOUT
Er bestaat een kans op lichamelijk letsel als de frequentieregelaar niet goed is gesloten.
Controleer vóór u de spanning inschakelt of alle veiligheidsafdekkingen op hun plaats zitten en stevig zijn
Zie hoofdstuk 2 Veiligheid voor algemene veiligheidsvoorschriften.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
55
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze
zijn aangesloten op de netvoeding. Als installatie,
opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door
gekwaliceerd personeel, kan dit leiden tot ernstig of
dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
•
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel.
Voordat u de spanning inschakelt:
1.Sluit de afdekking goed.
2.Controleer of alle kabelwartels stevig zijn
vastgezet.
3.Verzeker u ervan dat het ingangsvermogen naar
de eenheid is afgeschakeld en vergrendeld
(lockout). Vertrouw niet op de lastscheiders van
de frequentieregelaar voor isolatie van het
ingangsvermogen.
4.Verzeker u ervan dat er geen spanning staat op
de ingangsklemmen L1 (91), L2 (92) en L3 (93),
fase naar fase en fase naar aarde.
5.Verzeker u ervan dat er geen spanning staat op
de uitgangsklemmen 96 (U), 97 (V) en 98 (W),
fase naar fase en fase naar aarde.
6.Controleer de elektrische geleiding door de
motor door de ohmwaarden te meten op U-V
(96-97), V-W (97-98) en W-U (98-96).
7.Controleer op een juiste aarding van de frequentieregelaar en de motor.
8.Inspecteer de frequentieregelaar op losse
klemaansluitingen.
9.Controleer of de voedingsspanning overeenkomt
met de spanning van de frequentieregelaar en de
motor.
Spanning inschakelen
5.2
Schakel de spanning naar de frequentieregelaar in door de
onderstaande stappen uit te voeren.
1.Verzeker u ervan dat de ingangsspanning is
gebalanceerd binnen een marge van 3%. Als dat
niet het geval is, moet u de onbalans van de
ingangsspanning corrigeren voordat u verdergaat.
Herhaal de procedure na de spanningscorrectie.
2.Zorg dat de bedrading van eventuele optionele
apparatuur geschikt is voor de installatietoepassing.
3.Zorg dat alle bedieningselementen in de UITstand staan. Paneeldeuren moeten zijn gesloten
en afdekkingen moeten stevig zijn vastgezet.
4.Schakel de spanning naar de eenheid in. Start de
frequentieregelaar nog niet. Als de eenheid is
uitgerust met een hoofdschakelaar, moet u die in
de AAN-stand zetten om de spanning naar de
frequentieregelaar in te schakelen.
5.3 Werking lokaal bedieningspaneel
De frequentieregelaar ondersteunt een numeriek lokaal
bedieningspaneel (NLCP), grasch lokaal bedieningspaneel
(GLCP) en een blinde afdekking. In deze sectie wordt de
werking met NLCP en GLCP beschreven.
LET OP
De frequentieregelaar kan met behulp van MCT 10
setupsoftware vanaf een pc worden geprogrammeerd via
een RS485-communicatiepoort of USB-poort. Deze
software is te bestellen onder bestelnummer 130B1000
of te downloaden via de website van Danfoss:
drives.danfoss.com/downloads/pc-tools/#/.
5.3.1 Numeriek lokaal bedieningspaneel
(NLCP)
De functies van het numerieke lokale bedieningspaneel
(NLCP) zijn onderverdeeld in 4 groepen.