Met dit systeem bestaande uit de regelaar, stuurventiel en
hoofdklep is het mogelijk om gekoelde producten te
bewaren bij een temperatuurvariatie van minder dan ±0.5°C.
Hoge luchtvochtigheid
Als de verdampingstemperatuur constant wordt aangepast
aan de koelvraag en altijd zo hoog mogelijk wordt gehouden
met een zo klein mogelijke temperatuuructuatie zal de
relative vochtigheid in de ruimte maximaal blijven.
Uitdroging van de producten zal op deze manier tot een
minimum beperkt blijven.
De benodigde temperatuur wordt snel verkregen
Met de ingebouwde PID regeling en de keuzemogelijkheid
uit drie inkoelprocedures is het mogelijk de regelaar aan te
passen aan de voor die koelinstallatie specifiek benodigde
optimale regeling.
• Zo snel mogelijk inkoelen
• Inkoelen met zo min mogelijk variatie in temperatuur
• Inkoelen waarbij variatie in de temperatuur ongewenst is.
Klep
De klep is een verdamperdruklep welke verkrijgbaar is in diverse
capaciteiten
De klep is gemonteerd op een stappenmotor die pulsen ontvangt
van de regelaar.
De regelaar werkt adaptief hetgeen betekend dat er zeer weinig
instellingen zijn voor de klep.
In geval van spanningsuitval, zal de openingsgraad van de klep
gehandhaafd blijven. Als de klep in deze situatie juiste helemaal
open moet, kan een batterij op de regelaar worden aangesloten.
Normaliter wordt de geregelde temperatuur weergegeven (Sair)u01 Air temp
De gemeten temperatuur van de ontdooisensor kan worden weergegeven door de
onderste druktoets in te drukken (1s).
Referentie
Setpoint
Regeling is gebaseerd op de ingestelde waarde zonder extern signaal invloed (o10).
(Druk beide toetsen gelijktijdig in voor het instellen van het "setpoint").
Temperatuureenheid
Weergave van de temperatuureenheid in °C of in °F.
Als weergave in Fahrenheit is geselecteerd, zullen ook andere instellingen veranderen naar Fahrenheit, of als absolute waarde of als ‘delta’ waarde.
Externe invloed op het setpoint
Deze instelling bepaalt hoeveel het setpoint wordt gewijzigd bij maximaal ingangssignaal (10 V).
Correctie van Sair signaal
(Compensatiemogelijkheid voor lange sensorkabel).
Correctie van Sdef signaal
(Compensatiemogelijkheid voor lange sensorkabel).
Parameter by bediening via datacommunicatie
u09 Sdef temp.
-TempSetpoint
r05Temp unit
°C=0, °F=1
(In AKM wordt alleen °C weergegeven ongeacht de instelling).
r06ExtRefOset
r09Adjust SAir
r11Adjust SDef
Start/stop van koeling
Het handmatig starten en stoppen van de installatie kan met behulp van een externe schakelaar of via dit menu.
Zie ook appendix 1
Alarm
De regelaar geeft alarm in verschillende situaties. In geval van alarm gaan de LED's
op het frontpaneel knipperen en het alarmcontact wordt gemaakt.
Hoge temperatuur alarmgrens
Hier wordt het alarm voor een te hoge "Sair" temperatuur ingesteld. De waarde
wordt ingesteld in Kelvin. Het alarm wordt actief zondra de temperatuur de ingestelde referentie + A01 overschrijdt. (De ingestelde referentie (SP + r06) kan orden
uitgelezen met parameter u02).
Lage temperatuur alarmgrens
Hier wordt het alarm voor een t lage "Sair" temperatuur ingesteld. De waarde wordt
ingesteld in Kelvin. Het alarm wordt actief zodra de temperatuur onder de ingestelde referentie, verminderd met A02, gedaald is.
Alarmvertraging
Als éen van de twee grenswaarden wordt overschreden tredt er een tijdfunctie in
werking. Het alarm wordt niet geactiveerd voordat de ingestelde tijdvertraging is
verstreken. De tijdvertraging wordt ingesteld in minuten.
Batterij alarm
Hier wordt ingesteld of de regelaar het voltage van de batterij in de gaten moet
houden. Als het voltage te laag wordt, zal een alarm worden gegenereerd.
r12Main switch
A01Upper oset
A02Lower oset
A03TempAlrmDel.
A34 Batt. alarm
Met datacommunicatie kan de
prioriteit van jeder alarm worden
gedefinieerd. De instelling ge-
schiedt via het "Alarmbestemmingen" menu. Zie ook pagina 11.
Een ontdooiing kan op drie manieren worden geactiveerd:
- via de datacommunicatie met een ontdooischema
- via kortsluiten van de Sdef sensor (pulssignaal van 2 sec.)
- via Real Time klok (uitbreidingsmodule)
De ontdooiing stopt als de gemeten waarde aan de ontdooisensor de ingestelde
waarde heeft bereikt of wanneer de ingestelde max ontdooitijd is verstreken.
Temperatuuralarmen zijn niet actief gedurende een ontdooioperiode.
Ontdooimethode
Instelling voor ontdooimethode; elektrisch of heetgas ontdooien. Gedurende een
ontdooiperiode is het ontdooirelais bekrachtigd en het koelrelais afgeschakeld. Bij
ELEKTRISCH ontdooien blijft de klep open gedurende een ontdooiing terwijl bij een
HEETGAS ontdooiing de klep gesloten is tijdens een ontdooing.
Ontdooibeêindigingstemperatuur
Inveoermojelijkheid voor een ontdooibeëindingingstemperatuur.
Indien er geen ontdooisensor is aangesloten wordt de ontdooiing beêndigd op tijd.
(Zie verderop.)
Max. ontdooitijd
De hier ingestelde ontdooitijd dient als beveiliging bij ontdooibeëindiging op temperatuur. Indien de ontdooiperiode binnen de hier ingstelde tijd niet gestopt is op
temperatuur schakelt de regelaar alsnog uit op tijd.
Als er geen ontdooisensor is aangesloten geldt de hier ingestelde waarde als ont-
dooitijd.
Uitlektijd
Tijd tusen het beëindigen van een ontdooiing en het weer opstarten van de koeling
waarbi de verdamper kan uitlekken.
Vertragde ventilatorstart na een ondooiperiode
Tijd tussen het starten van de koeling na een ontdooiperiode en het starten van de
verdamperventilator).
Ventilatorstarttemperatuur
Temperatuur waarbij de ventilator start na een ontdooiperiode. De ventilator maj
ook eerder gestart worden dan na de hierboven vermelde vertragingstijd als de
ontdooisensor een acceptabele waarde meet.
d01Defrost mode
o = 0
El (elektrisch) = 1
Gas = 2
d02Def. Stop Temp
d04Max Def.time
d06DripOtime
d07FanStartDel.
d08FanStartTemp
Ventilatorschakeling tijdens ontdooiperiode
Ventilator is aan of uit gedurende een ontdooiperiode.
Vertraagd temperatuuralarm na ontdooiperiode
Tijdens en gelijk na een ontdoiiperiode i de temperatuur te hoog. Het "hoge temperatuur alarm" kan onderdrukt worden na een ontdooiperiode.
In dit menu kunt u de tijd ingeven hoe lang het alarm onderdrukt dient te worden
na een ontdooiing. De tijd gaat in na het starten van de koeling.
Voor het handmatig strten van een ontdooiing houdt u de onderste druktoets
zeven seconden ingedrukt.
Om een ontdooiing handmatig te onderbreken houdt u, tijdens een ondiioperiode,
eveneens de onderste druktoets voor zeven seconden ingedrukt. De uitlektijd en de
ventilatorvertraging blijven wel gewoon van kracht.
Voor het uitlezen van de gemeten temperatuur aan de ontdooisensor houdt u de
onderste druktoets ongeveer één seconde ingedrukt.
Denitie van de in het systeem gebruikte thermische motor:
1: KVS 15 - 22
2: KVS 38 - 35
3: KVS 42 - 54
4: Speciaal (gegevens kunnen via het AKM programma worden ingesteld in het
menu ‘For Danfoss Only’).
Kan alleen worden gewijzigd als r12 = o
P: Versterkingsfactor Kp
Een verlaging van de Kp waarde geeft een tragere regeling
I: Integratietijd Tn
Een verhoging van de integratietijd geeft een tragere regleing. De integratietijd kan
worden uitgeschakeld door de instelling op de maximale waarde te zetten (600s).
als deze is ingesteld op 600s, moet paratmeter n07 op “0” worden gezet.
D: Differentiatietijd Td
Deze instelling wordt uitgeschakeld door de minimale waarde (0) in te stellen.
Opstarten
Met deze functie wordt bepaald hoe de koeling wordt opgestart.
0: Standaard regeling
1: Snel inkoelen met een minimale temperatuurschonmmeling
2: Langzaam inkolen zonder temperatuurschommeling
Opstarten na een hetgasontdooiing
De KVS klep moet worden geopend voordat de magneetklep in de vloeistoeiding
mag worden geopend. Hier stelt u de tijd in die de klep nodig heeft om te openen.
De tijd gaat in als de uitlektijd is verstreken.
n03Valve type
n04Kp factor
n05Tn sec.
n06Td sec.
n07Ctrl. mode
n08Open time
Diversen
Ingangssignaal
D.m.v. een extern signaal is het moegelijk het setpoint van de regelaar te verstellen.
Dit signaal moet in dit menu gedenieerd worden
0: Geen signaal
1: 0 - 10 V
2: 2 - 10 V
(0 of 2 V geeft geen verstelling. 10 V geeften een verstelling van het setpoint zoels
ingesteld in menu r06).
Frequentie
Instelling voor de netfrequentie
Datacommunicatie
Is de regelaar voorzien van datacommunicatie en ingebouwd in een netwerk dan
moet de reglaar een adres krijgen.
Deze instellingen kunne alleen plaatsvinden als een datacommunicatiemodule is
geplaatst in de regelaar en de datacommunicatiekabel is aangesloten.
Voor installatie van de datacommunicatiekabel zie document “RC.8A.C”.
Het adres kan worden ingesteld tussen 1 en 60o03-
Het adres wordt automatisch naar de gateway gestuurd zondra dit menu in positie
"ON" wordt gezet.
(Deze instelling keert automatisch terug naar "O" na een paar seconden.)
o10AI type
o1250 / 60 Hz
o04-
(50=0, 60=1)
M.b.v. een datacommunicatiemod-
ule, kan de regelaar opgelijke wijze
behandelt worden als andere rege-
Uitlezing waarde van extern spanningssignaalu07AI Volt
Uitlezing gemeten temperatuur aan de "sdef" sensor (gecalibreerde waarde)u09Sdef temp.
Uitlezing status van ingang DI (start/stop ingang)u10DI status
Uitlezing van de duur van de aan de gang zijnde ontdooiing of van de laatst beïndigde ontlooiing.
Uitlezing openingsgraad van de klep in %u23KVS OD %
u02Air ref.
u11Defrost time
--Alarm relay
Uitlezing status van alarmrelais
AAN is bedrijfsstatus met alarm
--Cooling rel.
Uitlezing status van relaisuitgang
voor magneetklep
--Fan relay
Uitlezing status van relaisuitgang
voor ventilator
--Def. relay
Uitlezing status van relaisuitgang
voor ontdooing
Bedrijfsstatus
Er kunnen zich regelsituaties voordoen waarbij de regalaar staat te wachten voor de
volgende stap in de regeling. Om deze "´waarom gebeurt er niets?" situaties zichtbaar te maken volstaat het om de bovenste druktoets kort (1s) in te druken. Hierdoor wordt de bedienungsstatus weergegeven in het display. Is er echter een alarm
dan wordt de alarmstatus weergegeven in het display i.p.v. de bedieningsstatus).
De individuelle statuscodes hebben de volgende betekenis:
S4: Ontdooivolgorde. De verdamper lekt uit en wacht tot de ingestelde uitlektijd is
verstreken
S10: Koeling is gestopt door een intern of extern signaal10
S12: Koeling is gestopt vanwege lage "Sair" temperatur (geen koelvraag)12
S13: Ontdooivolgorde. De KVS klep sluit.13
S14: Ontdooivolgorde. Er is een ontdooing aan de gang14
S15: Ontdooivolgorde. De ventilator wacht op het verlopen van de tijdvertraging15
De waarden worden weergegeven met drie cijfers en
afhankelijk van de instelling in °C of in °F.
Licht-emitterende diodes (LED) op frontpaneel
Op het frontpaneel bevinden zich LED’s die oplichten
wanneer het bijbehorende relais bekrachtigd is.
Alle drie de LED’s gaan knipperen als er een fout in de
regeling is opgetreden.
In deze situatie kan de foutcode opgevraagd worden in het
display en het alarm wordt bevestigd door kort de bovenste
druktoets in te drukken.
De regellar kan de volgende berichten weergeven:
E1
E6Vervang batterij in timer. Stel timer in.
E7Sensor Sair onderbroken
Foutmelding
E8Sonde Sair kortgesloten
E12Analoog iingangssignaal buiten regelbereik
A1
A2Laag--temperatuur alarm
Alarmbericht
A43Controleer voedingsspanning voor stappenmotor
A44Batterij alarm (geen of laag voltage)
Druktoetsen
Het veranderen van een instelling geschiedt met behulp van
de twee druktoetsen. De bovenste toets zorgt voor een
hogere waarde en de onderste toets voor een lagere waarde
van de betreende instelling. Voordat een waarde veranderd
kan worden moet er echter eerst toegang worden verschafd
tot het menu. Houdt voor toegang tot het menu de bovenste
druktoets een aantal seconden ingedrukt totdat de eerste
parametercode zichtbaar wordt. Zoek de parameter die u wilt
wijzigen en druk gelijktijdig beide druktoetsen in. De
wijziging van de betreende parameter wordt opgeslagen
door nogmaals beide toetsen gelijktijdig in te drukken.
Geeft toegang tot het menu (of schakelt een alarm uit)
Geeft toegang tot wijzigingen
Slaat wijziging op
Voorbeelden
Instellen van setpoint
1. Druk de twee toetsen gelijktijdig in
2. Selecteer met één van de toetsen de gewenste nieuwe waarde
3. Druk beide toetsen gelijktijdig in om de instelling te bewaren
Instellen van een parameter
1. Houdt de bovenste toets ingedrukt totdat een parameter zicht-
baar wordt
2. “Blader” met behulp van de twee toetsen door het menu totdat
de gewenste parameter verschijnt
3. Houdt beide toetsen ingedrukt totdat de parameterwaarde
zichtbaar wordt
4. Wijzig de waarde met behulp van de twee toetsen
5. Druk beide toetsen gelijktijdig in om de instelling te bewaren
Fout in de reglaar
Hoog-temperatuur alarm
Menuoverzicht
FunctiePara-
Normaal display
Geeft de temperatuur weer van de ruimtesensor-°C
Druk op de onderste toets voor wergave van de
temperatuur aan de onddooisensor
Referentie
Instelling setpoint--70°C 160°C 10
Temperatuureenheid
Invloed van exern signaal op setpointr06-50 K 50 K0
Correctie van Sair signaalr09-10,0 K 10,0 K 0
Correctie van Sdef signaalr11-10,0 K 10,0 K 0
Start/stop van koeling
Alarm
Bovengrens (boven de temperatuurereferentie)A01 050 K5
Ondergrens (onder de temperatuurereferentie)A02 050 K5
Tijdvertraging voor temperatuuralarmA03 0180 min 30
Bewaking van batterijA34 OOnO
Ontdooien
Ontdooimethode /ELECTRISCH/GAS)d01 OGASO
Ontdooistoptemperatuurd02 025°C6
Max. ontdooiduur
Uitlektijdd06 020 min 0
Tijdvertraging voor ventilatorstartd07 020 min 0
Ventilstorstarttemperatuurd08 -15°C 0°C-5
Ventilator aan tijdens ontooiien (ja/nee)d09 noyesno
Tijdvertraging voor temperatuur alarm na ont-
dooiien
Regelparameters
Type thermische motor: 1=KVS15, 2=KVS28/35,
3=KVS42-54
4=Deniëren via AKM / For Danfoss Only
Kan alleen worden gewijzigd als r12 = o
P: Versterkingsfactor Kpn04 1504
I: IntegratietijdTn (600 = o)n05 60 s600 s120
D: Dierentiatietijd Td (0 = o )n06 0 s60 s0
Opstartpatroon
0: Gewone koeling
1: Minimale variatie
2: Geen varatie
Opstarttijd na heetgasontdooiingn08 0 min 20 min 1
Diversen
Regelaaradreso03* 1600
AAN/UIT schakelaar (service-pin bericht)o04* --O
Definitie ingangssignaal van analoge ingang
0: geen signaal
1: 0 - 10 V
2: 2 - 10 V
24 V a.c. +/-15% 50/60 Hz, 10 VA
(De voedingsspanning is galvanisch gescheiden van de in- en uitgangssignalen)
Regelaar
KVS stappenmotor
Spanningssignaal *0-10 V or 2-10 V
Digitale ingang voor externe contactfunctie
Kortsluiten (pulssignaal) van klemmen 18-20
zal een ontdooiing starten
Pulserend 100mA
Aansluitmogelijkheid voor een datacommunicatiemodule
Tijdens bedrijf
Tijdens transport
2
EU Low Voltage Directive en EMC eisen in overensstemming met CE-markering.
LVD-getest volgens EN 60730-1 en EN 60730-
2-9
EMC-getest volgens EN50081-1 en EN 50082-2
5 VA
1,3 VA
AC-1: 4 A (ohms)
AC-15: 3 A (inductief)
-10 - 55°C
-40 - 70°C
Bestellen
TypeFunctieCode No.
EKC 368Verdamperdrukregelaar084B7079
EKA 172Real time klok084B7069
EKA 174
AKA 211Filter
Datacommunicatiesmodule
(accesories), (RS 485 module)
galvanisch gescheiden
4 x 10 mH
084B7124
084B2238
Als batterij back-up wordt gebruikt:
Eisen aan batterij:
18 V d.c. min. 100 mAh
Aansluitingen
Noodzakelijkeaansluitingen
Klemmen:
25-26 Voedingsspanning 24 V a.c.
18-19 Pt 1000 sensor aan luchtuitblaaszijde van verdamper
21-24 Voeding naar stappenmotor
1-2 Schakelfunctie voor het starten en stoppen van de
regeling. Als er geen schakelaar is aangesloten moeten
klemmen 1 en 2 worden kortgesloten.
5-6 Batterij (batterij zal de KVS openen bij het wegvallen van
de voeding op de regelaar)
Applicatie afhankelijkeaansluitingen
Klemmen:
12-13 Alarmrelais
Er is een verbinding tussen klemmen 12 en 13 in alarm
situaties en bij voedingsspanningsuitval
8-9 Relaisschakeling voor start/stop van ontdooiing
8-10 Relaisschakeling voor start/stop van ventilator
8-11 Relaisschakelaar voor start/stop van koeling
16-17 Spanningssignaal van andere regeling (Ext. ref.). Als een
spanningssignaal wordt ontvangen van bijvoorbeeld een
PLC, moet een galvanisch gescheiden communicatiekaart
worden gebruikt voor de datacommunicatie.
18-20 Pt 1000 sensor voor ontdooifunctie.
Door kortsluiten van de klemmen voor 2 seconden (puls
signaal) zal een ontdooiing starten.
3-4 Datacommunicatie
Alleen beschikbaar indien een communicatiekaart is geïn
stalleerd.
Het is belangrijk dat de installatie van de datacommuni
catiekabel correct wordt uitgevoerd. Zie hiervoor handlei-
Als alle bedrading is aangesloten dienen onderstaande
punten doorlopen te worden voordat begonnen wordt met
regelen:
1. Schakel de externe AAN/UIT schakelaar op “UIT” .
2. Volg het menuoverzicht op pagina 7 en stel de diverse
parameters in op de gewenste waarden.
3. Zet de externe AAN/UIT schakelaar op “AAN”, en de regeling
start.
Als de temperatuur fluctueert
Bij koelsystemen welke ontworpen zijn voor een gelijkmatige
belasting zullen de fabrieksinstellingen van de regelaar in
de meeste gevallen voldoende zijn voor een stabiele en
snelle regeling.
Echter als het systeem oscilleert, is het noodzakelijk de
oscillatieperioden vast te stellen en die te vergelijken met de
ingestelde integratietijd Tn, en correctie aan te brengen in de
aangegeven parameters.
Als de oscillatietijd langer is dan de integratietijd:
(Tp > Tn , (Tn is, bijv., 4 minuten))
1. Verhoog Tn tot 1.2 maal T
2. Wacht tot het systeem weer in balans is
3. Als er nog steeds oscillatie,is reduceer Kp met, bijv., 20%
4. Wacht tot het systeem weer in balans is
5. Herhaal stap 3 en 4 totdat het systeem stabiel is
Als de oscillatietijd korter is dan de integratietijd:
(Tp < Tn , (Tn is, bijv., 4 minuten))
1. Reduceer Kp met, bijv., 20% van de schaaluitlezing
2. Wacht tot het systeem weer in balans is
3. Herhaal stap 1 en 2 totdat het systeem stabiel is
p
4. Bij systemen met een thermostatisch expansieventiel moet dit
ventiel ingesteld worden op het minimum stabiel signaal (MSS)
5. Volg het verloop van de de actuele ruimtetemperatuur op het
display. (Dit kan ook met het AKM-programma)
Optimaliserren van regeling
Wanneer een systeem enige tijd in werking is, is het misschien
nodig de regeling bij te stellen en te optimaliseren. Onderstaand
is een overzicht van welke instellingen invloed hebben op de
snelheid en nauwkeurigheid van de regeling.
Methode voor afstellen van Kp, Tn en Td
Onderstaande beschrijving is een methode (Ziegler-Nichols)
voor het instellen van Kp, Tn en Td.
1. Het systeem is ontworpen om de temperatuur te regelen op de
gewenste referentie met bijbehorende belasting. Het is belang-
rijk dat het ventiel blijft regelen en niet volledig open staat.
2. De regelaar worst ingesteld zodat deze regelt als een P-regeling.
(Td is ingesteld op 0, Tn in pos. OFF (600), en Q-Ctrl.mode (n07)
is ingesteld op 0).
3. De stabiliteit van het systeem wordt gecontroleerd door het
systeem te stoppen gedurende ongeveer één minuut (gebruik
hiervoor de interne of een externe schakelaar). Controleer nu
hoe het temperatuurverloop zich ontwikkeld. Als de temperatuurstijging vermindert verhoog dan waarde Kp een beetje en
herhaal de hele start/stop procedure net zolang totdat er een
temperatuurstijging verkregen wordt die constant blijft lopen.
4. Kp is in dit geval de kritische versterking (Kp
opbouwtijd voor de continue oscillatie is de kritische
opbouwtijd (T
5. Op basis van deze waarden kunnen de regelparameters worden
critical
).
berekend en ingesteld:
• Als PID regeling wordt vereist:
Kp < 0,6x Kp
Tn > 0,5x T
Td < 0,12x T
• Als PI regeling wordt vereist:
Kp < 0,45x Kp
Tn > 0,85x T
Deze pagina geeft een omschrijving van enkele mogelijkheden
van een regelaar voorzien van datacommunicatiemodule.
Voorbeelden
Iedere regelaar is voorzien
van een plug-in module, type
EKA 173.
De regelaars worden met
elkaar verbonden via een
twee-aderige kabel.
Er kunnen maximaal 60
regelaars worden verbonden
met één kabel.
Deze kabel is ook verbonden
met een gateway, type AKA
243.
De gateway regelt de communicatie van en naar de
regelaars.
Tevens worden temperatuurwaarden verzameld en alarmen ontvangen. In geval van
alarm wordt een alarmrelais
gedurende twee minuten
geactiveerd two minutes.
Indien u meer wilt weten over het bedienen van regelaars
via de PC kunt u hiervoor additionele informatie aanvragen.
De gateway kan ook met
een modem worden
verbonden.
Bij een alarm van één van
de regelaars, belt de
gateway, via het modem,
een vooraf te programmeren
nummer (bijv. een service
bedrijf).
Bij het servicebedrijf staat ook
een modem en een PC met
AKM systeemsoftware.
De regelaars kunnen hiermee
op afstand worden ingelezen
en bediend.
Het programma kan bijv. één
maal per dag de, in de
gateway opgeslagen, tempera-
tuurwaarden ophalen.
Voorbeeld van menuweergave
• Metingen worden getoond in
de linker kolom en instellingen in de rechter kolom.
• Het is ook mogelijk de param-
eters te zien van de functies
op pagina 4-7.
• Met een paar eenvoudige
handelingen worden de
waarden weergegeven in
een grafiek.
• Eerdere temperatuur
metingen zijn terug te
vinden in de historie.
Alarmen
Als de regelaar is uitgebreid
met datacommunicatie is het
mogelijk de urgentie van een
door de regelaar verzonden
alarm te deniëren.
De urgentie wordt gedefinieerd door de instelling: 1, 2,
3 of 0. Bij een gegeven alarm
geeft dat de volgende moge-
lijkheden:
1 = Alarm
Alarm op regelaaruitgang +
DANBUSS bericht + uitgang
DO2 op de mastergateway
wordt geactiveerd.
2 = Bericht
Er wordt alleen een DANBUSS
bericht verstuurd.
3 = Alarm
Als bij “1”, echter de DO2
uitgang op de master gateway
wordt niet geactiveerd.
0 = Onderdrukte informatie
Geen alarm en geen DANBUSS
bericht.
Problemen oplossen
Naast de foutmeldingen welke door de regelaar verstuurd worden
kan onderstaande tabel een hulp zijn bij het opsporen en verhelpen van storingen.
SymptoomDefectBevestiging van defect
Verdamper geblokkeerd door
ijs. Ontdooifunctie is in orde.
Ontdooing is niet goed ingesteld
of sensor Sdef is niet goed
geplaatst.
Controleer instelling /controleer sensor locatie
Verdamper beblokkeerd door
ijs. Ontdooifunctie is niet in
orde.
Ontdooiperiode duurt te lang. Ontdooiing is niet goed ingesteldControleer deinstelling van de ontdooibeïndigingstemperatuur (d02)
Ontdooisensor Sdef is onderbro-
ken.
Ontdooisensor Sdef is kort-
gesloten.
Verwarmingselement is niet
ingeschakeld.
Oontdooiing gaat door ook al is
de insgestlde ontdooibeïndings-
temperatuur overschreden.
Controleer sensor en bedrading
Controleer of de ontdooistartfunctie misschien blijft hangen.
Controleer verwarmingselement en het ontdooirelais
Controleer de locatie van ontdooisensor Sdef
Appendix 1
Interactie tussen interne en externe start/stop functie en actieve
functies.
Intern Start/stopUitUitUitAan
Externe Start/stopUitAanUitAan
KoelingOAan
VentilatorrelaisOAan
ExpansieventielrelaisOAan
OntdooirelaisAan/UitAan/Uit
TemperatuubewakingNeeJa
SensorbewakingJaJa
Als de start/stop functie in pos UIT wordt gezet tijdens een ontdooiing wordt de
ontdooiperiode toch gewoon afgemaakt volgens schema.
Aansluiten KVS
Als de afstand tussen de EKC 368 en de KVS klep groter wordt dan
5 meter, moet voor een correcte werking een kabellter worden
geplaats
L < 5 m
5 m < L < 50 m
Danfoss can accept no responsibility for possible errors in catalogues, brochures and other printed material. Danfoss reserves the right to alter its products without notice. This also applies to products
already on order provided that such alternations can be made without subsequential changes being necessary in specications already agreed.
All trademarks in this material are property of the respecitve companies. Danfoss and Danfoss logotype are trademarks of Danfoss A/S. All rights reserved.