De regelaar is speciaal bedoeld voor toepassingen waarbij strenge eisen ten aanzien van
een nauwkeurige temperatuurhandhaving
gelden met betrekking tot het koelen.
Bijv.:
• Gekoelde ruimten voor fruit of andere
voedselproducten
• Koel- en vriessystemen
• Verwerkingsruimten in de voedselindustrie
• Proceskoeling van vloeistoen
Voordelen• De temperatuur wordt binnen een tolerantie
van ±0.25°C gehouden.
• De verdampingstemperatuur wordt zo hoog
mogelijk gehouden voor een zo hoog
mogelijke luchtvochtigheid en dus zo min
mogelijk productverlies.
• D.m.v. de adaptieve functie kan op drie
manieren geregeld worden:
- Snel inregelen waarbij variaties rond de
ingestelde grens zijn toegestaan
- Langzaam inregelen waarbij kleine variaties
rond de ingestelde grens zijn toegestaan
- Inregelen waarbij geen variaties rond de
ingestelde grens zijn toegestaan
ICS/PM
De ISC/PM met CVQ is een door een stuurventiel geregelde
drukafhankelijke klep voor het regelen van een temperatuur of
verdamperdruk.
De ICS of PM moet worden uitgerust met een CVQ stuurventiel
om de ICS en PM te regelen. Het CVQ stuurventiel wordt geregeld
door de EKC 361.
In geval van spanningsval blijft de klep geheel open staan. Indien
de ICS/PM klep bij spanningsval moet sluiten, moet er naast de
CVQ ook nog een magneetventiel type EVM-NC worden geplaatst.
Als de digitale ingang AAN is, krijgt de ICS/PM een vrijgave om te
regelen. Als de digitale ingang UIT is, wordt de regeling van de
ICS/PM gestopt, maar zal de EKC361 een minimale temperatuur in
de CVQ handhaven (parameter n02).
Zie voor literatuur voor ICS/PM:
ICS : DKRCI.PD.HS0.APM : DKRCI.PD.HL0.A-
ICM
De ICM is een directwerkende en drukonafhankelijke klep voor
het regelen van een temperatuur of verdamperdruk. Als een ICM
is geselecteerd, wordt de ICM direct door de analoge uitgang (0/420mA) van de EKC 361 aangestuurd.
Als de digitale ingang AAN is, wordt de ICM voor regeling vrijgegeven. Als de digitale ingang UIT is, wordt de ICM geforceerd
gesloten.
De openingsgraad OD 0-100% kan begrenst worden door parameters n32 en n33.
Zie voor literatuur voor ICM:
ICM : DKRCI.PD.HT0.A-
Algemeen voor ICS/PM en ICM
In de vloeistoeiding kan ook een magneetventiel gemonteerd
worden welke geschakeld kan worden door de regelaar (klem
9-10). Deze uitgang volgt de status van de digitale ingang, behalve
als een laag temperatuur alarm wordt gegenereerd (alarm A2) zal
de klep in de vloeistoeiding sluiten.
De EKC 361 kan ook een ventilator aansturen (klem 8-10). Deze
uitgang volgt de status van de digitale ingang.
Parameter r12 (hoofdschakelaar) moet AAN zijn om de regeling te
starten. Als parameter r12 UIT is zal de regelaar net zo regelen als
met een UIT staande digitale ingang.
Sensor Sair wordt gebruikt voor meten van de regeltemperatuur. Let op: Sair kan ook gebruikt worden voor het regelen van
vloeistof. Als optie kan een extra sensor Saux alleen voor een
meting worden aangesloten. Sair en Saux kunnen beiden op de
display worden weergegeven (parameter o17). De geselecteerde
sensor zal ook via de analoge uitgang worden verzonden als een
0/4-20 mA signaal. De verschaling voor dit signaal wordt ingesteld
met parameter o27 en o28. Let op: bij gebruik van een ICM is de
analoge uitgang niet beschikbaar voor het versturen van temperatuursignalen (Sair en Saux).
Het wordt aanbevolen, bij een luchtkoeler, om de Sair aan luchtintrede te plaatsen.
Extra opties
• PC bediening
De regelaar kan worden voorzien van datacommunicatie zodat
de regelaar aangesloten kan worden op een netwerk met andere
producten van de ADAP-KOOL® lijn. Bediening, bewaking en
dataopslag kan nu worden uitgevoerd via de PC welke lokaal is
opgesteld bij de installatie of op afstand bij een servicebedrijf.
Met dit systeem bestaande uit de regelaar, stuurventiel en
hoofdklep is het mogelijk om gekoelde producten te bewaren bij
een temperatuurvariatie van minder dan ±0.25°C.
Hoge luchtvochtigheid
Als de verdampingstemperatuur constant wordt aangepast aan
de koelvraag en altijd zo hoog mogelijk wordt gehouden met een
zo klein mogelijke temperatuuructuatie zal de relatieve vochtigheid in de ruimte maximaal blijven.
Uitdroging van de producten zal op deze manier tot een minimum beperkt blijven.
De benodigde temperatuur wordt snel verkregen
Met de ingebouwde PID regeling en de keuzemogelijkheid
uit drie inkoelprocedures is het mogelijk de regelaar aan te
passen aan de voor die koelinstallatie speciek benodigde
optimale regeling. Zie parameter n07.
• Zo snel mogelijk inkoelen
• Inkoelen met zo min mogelijk variatie in temperatuur
• Inkoelen waarbij variatie in de temperatuur ongewenst is.
Regeling ICS/PM met CVQ
De regelaar ontvangt een signaal van temperatuursensor “Sair”.
Deze temperatuursensor moet geplaatst zijn in de luchtuitblaasstroom van de verdamper voor een zo optimaal mogelijke
regeling. De regelaar zorgt ervoor dat de gewenste uitblaastemperatuur gehandhaafd blijft. Ingebouwd tussen de regelaar en de
thermische motor zit een z.g.n. interne regelkring welke constant
de temperatuur (druk) in het drukvat van de thermische motor
controleert. Op deze manier wordt een zeer stabiel regelsysteem
verkregen. Als een afwijking tussen de gewenste temperatuur en
de gemeten temperatuur wordt geconstateerd zal de regelaar
onmiddelijk meer of minder pulzen naar de thermische motor
sturen om dit verschil op te heen. Een verandering in het aantal
pulzen resulteert in een andere temperatuur en dus druk in het
drukvat. De druk in het drukvat en de verdamperdruk volgen
elkaar waarbij een verandering van druk in het drukvat tot gevolg
heeft dat de openingsgraad van de klep ook veranderd. Het ICS/
PM met CVQ systeem houdt de druk in de verdamper constant
ongeacht de drukvariaties aan de zuigzijde van de ICS/PM klep.
Verdamperdrukbegrenzing (p0 begrenzing)
De hierboven al genoemde inwendige regelkring zorgt er ook
voor dat de verdamperdruk binnen een vast gebied begrenst
blijft. Hierdoor is het systeem beveiligd tegen een te lage luchttemperatuur.
Dit geeft de volgende voordelen:
- Hoge temperatuur systemen kunnen aangeloten worden op lage
temperatuur compressoren
- Beveiliging tegen ijsvorming op de verdamper
- Vorstbeveiliging bij vloeistofkoelers
De toegestane temperatuur in de thermische motor bepaalt de verdampingsdruk
Temperatuur van
thermische motor
Regeling met ICM
Wanneer een ICM gebruikt wordt, wordt de klep zo geregeld dat
deze de Sair op het gewenste setpoint brengt.
De ICM maakt geen gebruik van een terugkoppeling zoals de CVQ.
Het is een directwerkende drukonafhankelijke klep voor het regelen van een temperatuur of verdamperdruk.
Normaliter wordt de temperatuurwaarde gemeten door Sair weergegeven. Als de onderste knop
wordt ingedrukt, zal voor 5 seconden de Saux temperatuur worden weergegeven.
Als (o17=Au) wordt Saux temperatuur weergegeven op de display. Als de onderste knop wordt
ingedrukt, zal voor 5 seconden de Sair temperatuur worden weergegeven.
Als ICM is geselecteerd (n03=6):
Als (o17=Air) wordt Sair temperatuur weergegeven op de display. Als de onderste knop wordt
ingedrukt, zal voor 5 seconden de OD (u24) worden weergegeven.
Als (o17=Au) wordt de OD (u24) weergegeven op de display. Als de onderste knop wordt
ingedrukt, zal voor 5 seconden de Sair temperatuur worden weergegeven.
Referentie
Setpoint
Regeling op basis van ingestelde waarde zonder externe invloed (o10).
(Druk beide toetsen gelijktijdig in om het setpoint in te stellen).
Temperatuureenheid
Weergave van de temperatuureenheid in °C of °F. Als weergave in °F wordt geselecteerd, zullen
ook alle andere temperatuurinstellingen veranderen naar Fahrenheit, of als absolute waarde of
als deltawaarde.
Externe invloed op het setpoint
Deze instelling bepaalt hoe groot de invloed (in °C/°F) is op het setpoint bij maximaal ingangssignaal (20 mA).
Correctie van Sair signaal
(Compensatie mogelijk voor lange sensorkabel).
Correctie van Saux signaal
(Compensatie mogelijk voor lange sensorkabel).
Start/stop van koeling
Met deze instelling is het mogelijk de koeling te starten of the stoppen. Start/stop van de koeling
kan ook via een externe schakelaar. Zie ook appendix 1.
Alarm
De regelaar geeft alarm in verschillende situaties. In geval van alarm gaan de LED's op het frontpaneel knipperen en het alarmcontact wordt gemaakt.
Hoge temperatuur alarmgrens
Hier wordt het alarm voor een te hoge "Sair" temperatuur ingesteld. De waarde wordt ingesteld
in Kelvin. Het alarm wordt actief zodra de temperatuur de ingestelde referentie + A01 overschrijdt. (De ingestelde referentie (SP + r06) kan worden uitgelezen met parameter u02).
Lage temperatuur alarmgrens
Hier wordt het alarm voor een te lage "Sair" temperatuur ingesteld. De waarde wordt ingesteld
in Kelvin. Het alarm wordt actief zodra de temperatuur onder de ingestelde referentie, verminderd met A02, gedaald is. Als een laag temperatuuralarm wordt gedetecteerd (alarm A2) wordt
de vloeistofklep gesloten (klem 9-10).
Alarmvertraging
Als één van de twee grenswaarden wordt overschreden treedt er een tijdfunctie in werking. Het
alarm wordt niet geactiveerd voordat de ingestelde tijdvertraging is verstreken. De tijdvertraging
wordt ingesteld in minuten.
Regelparameters
Thermische motor max. temperatuur
Stel de temperatuur (°C)in die de thermische motor moet hebben aan de grens van het gewenste regelbereik. Deze instelling voorkomt dat de thermische motor te warm wordt en buiten het
regelbereik terecht komt. Vanwege toleranties in the thermische motor moet de hier ingestelde
waarde 10 K hoger worden ingesteld dan weergegeven in de graeken op pagina 11.
Thermische motor min. temperatuur
Stel de temperatuur (°C)in die de thermische motor moet hebben aan de grens van het gewenste regelbereik. Deze instelling voorkomt dat de thermische motor te koud wordt en buiten het
regelbereik terecht komt. Vanwege toleranties in the thermische motor moet de hier ingestelde
waarde 10 K lager worden ingesteld dan weergegeven in de graeken op pagina 11.
Air temp.
-SP Temp.
r05Temp unit
°C=0,
°F=1
(In AKM wordt alleen °C weergegeven
ongeacht de instelling)
r06Ext. Ref.o set (°C/°F)
r09Adjust SAir (°C/°F)
r10Adjust SAux (°C/°F)
r12Main Switch
A01Upper deviation
A02Lower deviation
A03Temp alarm delay
Met datacommunicatie kan de belang-rijkheid van ieder alarm worden gedenieerd.
De instelling geschiedt via het "Alarmbestemmingen" menu. Zie ook pagina 10.
Denitie van de in het systeem gebruikte thermische motor:
1: CVQ -1-5 bar
2: CVQ 0-6 bar
3: CVQ 1.7-8 bar
4: CVMQ
5: KVQ
6: ICM
P: Versterkingsfactor Kp
Een verlaging van de Kp waarde geeft een tragere regeling.
I: Integratietijd Tn
Een verhoging van de integratietijd geeft een tragere regeling. De integratietijd kan worden
uitgeschakeld door de instelling op de maximale waarde te zetten (600s). Als deze is ingesteld op
600s, moet parameter n07 op “0” worden gezet.
D: Dierentiatietijd Td
Deze instelling wordt uitgeschakeld door de minimale waarde (0) in te stellen.
Opstarten
Met deze functie wordt bepaald hoe de koeling wordt opgestart (zie pagina 4)
0: Standaard regeling
1: Snel inkoelen met een minimale temperatuurschommeling
2: Langzaam inkoelen zonder temperatuurschommeling
n03
n04
n05
n06
n07
Valve type
Kp factor
Tn sec.
Td sec.
Q-ctrl. mode
Maximale openingsgraad ICM
Als voor een ICM is gekozen (n03=6) kan hier de maximale openingsgraad worden ingesteld. De
openingsgraad wordt nooit hoger dan deze waarde (Als n32=n33, is de ICM geforceerd op deze
waarde)
Minimale openingsgraad ICM
Als voor een ICM is gekozen (n03=6) kan hier de minimale openingsgraad worden ingesteld. De
openingsgraad wordt nooit lager dan deze waarde (Als n32=n33, is de ICM geforceerd op deze
waarde)
Diversen
Uitgangssignaal
De regelaar kan via de analoge uitgang een signaal versturen (klem 2-5). Het bereik van dit
signaal kan hier worden ingesteld:
Als (o17=Air) zal Sair uitgestuurd worden naar de analoge uitgang
Als (o17=Au) zal Saux uitgestuurd worden naar de analoge uitgang
Sair/Saux minimale signaalwaarde (0 of 4 mA) correspondeert met instelling "o27"
Sair/Saux maximale signaalwaarde (20 mA) correspondeert met instelling "o28"
Als ICM is geselecteerd (n03=6) zal de openingsgraad (u24) uitgestuurd worden naar de analoge
uitgang
Parameters o27 en 028 zijn nu niet actief.
Bereik voor stroomsignaal:
0: Geen signaal
1: 4-20 mA
2: 0-20 mA
Ingangssignaal
D.m.v. een extern signaal is het mogelijk het setpoint van de regelaar te verstellen. Dit signaal
moet in dit menu gedenieerd worden.
0: Geen signaal
1: 4-20 mA
2: 0-20 mA
(4 of 0 mA geeft geen verstelling. 20 mA geeft een verstelling vanhet setpoint zoals ingesteld in
menu r06).
Datacommunicatie
Is de regelaar voorzien van datacommunicatie en ingebouwd in een netwerk dan moet de regelaar een adres krijgen.
Deze instellingen kunnen alleen plaatsvinden als een datacommunicatiemodule is geplaatst in
de regelaar en de datacommunicatiekabel is aangesloten.
Voor installatie van de datacommunicatiekabel zie document “RC8AC”.
Het adres kan worden ingesteld tussen 1 en 119
Het adres wordt automatisch naar de gateway gestuurd zodra dit menu in positie "ON" wordt
gezet.
(Deze instelling keert automatisch terug naar "O" na een paar seconden).
Taal
Deze instelling is alleen van toepassing als de regelaar is aangesloten op een netwerk.
Instelling: 0=Engels, 1=Duits, 2=Frans, 3=Deens, 4=Spaans en 6=Zweeds
Als de regelaar bediend wordt via datacommunicatie worden de teksten in de rechterkolom
weergegeven in de geselecteerde taal.
Wordt de geselecteerde taal gewijzigd moet eerst menu o04 geactiveerd worden voordat de
"nieuwe" taal zichtbaar wordt in het AKM programma.
Frequentie
Instelling voor de netfrequentie.
ICM OD Max.
n32
ICM OD Min
n33
AO type
o09
AI type
o10
M.b.v. een datacommunicatiemodule, kan
de regelaar op gelikje wijze benaderd worden als andere regelaars in de ADAP-KOOL®
groep.
Als (o17=Air) zal Sair op de display worden weergegeven. Als de onderste knop wordt
ingedrukt, zal voor 5 seconden de Saux temperatuur worden weergegeven.
Sair zal worden uitgestuurd naar de analoge uitgang. Zie ook parameters o09, o27 en o28.
Als (o17=Au) zal Saux op de display worden weergegeven. Als de onderste knop wordt
ingedrukt, zal voor 5 seconden de Sair temperatuur worden weergegeven.
Saux zal worden uitgestuurd naar de analoge uitgang. Zie ook parameters o09, o27 en o28.
Als ICM is geselecteerd (n03=6):
Als (o17=Air) wordt Sair temperatuur weergegeven op de display. Als de onderste knop
wordt
ingedrukt, zal voor 5 seconden de OD (u24) worden weergegeven.
Als (o17=Au) wordt de OD (u24) weergegeven op de display. Als de onderste knop wordt
ingedrukt, zal voor 5 seconden de Sair temperatuur worden weergegeven.
(Instelling voor functie o09)
Stel de temperatuurwaarde in waarbij het uitgangsignaal minimaal moet zijn
(0 of 4 mA)
(Instelling voor functie o09)
Stel de temperatuurwaarde in waarbij het uitgangsignaal maximaal moet zijn (20 mA). (Met een
temperatuurbereik van 50°C (dierentie tussen instelling o27 en o28) is de resolutie beter dan
0.1 °C. Bij een bereik van 100°C is de resolutie beter dan 0.2°C.)
Service
Een aantal regelwaarden kunnen worden uitgeprint voor gebruik tijdens service
Uitlezing van de temperatuur gemeten aan de Sair sensor (gecalibreerde waarde)u01Air temp.
Uitlezing van setpoint
(Setpoint + eventuele bijdrage door externe referentie)
Uitlezing van de temperatuur gemeten aan de Saux sensor (gecalibreerde waarde)u03Aux. temp.
Uitlezing van thermische motortemperatuuru04Actuator temp.
Display Aux/Air
o17
Aux =0
Air = 1
o27Temp. at AO min.
o28Temp. at AO max.
u02Air reference
Uitlezing van thermische motortemperatuurreferentieu05Actuator Ref.
Uitlezing van waarde van het extern signaalu06AI mA
Uitlezing van de waarde van het uitgezonden signaalu08AO mA
Uitlezing van status DI ingang (start/stop ingang)u10DI
Openingsgraad ICM
Alleen actief als n03=6
Bedieningsstatus
Er kunnen zich situaties voordoen waarbij de regelaar staat te wachten op de volgende stap in
de regeling. Om deze "waarom gebeurt er niets?" situaties zichtbaar te maken volstaat het om
de bovenste druktoets kort (1s) in te drukken. Hierdoor wordt de bedieningsstatus weergegeven
in het display. Is er echter een alarm dan wordt de alarmstatus weergegeven in het display i.p.v.
de bedieningsstatus).
De individuele statuscodes hebben de volgende betekenis:
S10: Koeling is gestopt door een intern of extern signaal10
S12: Koeling is gestopt vanwege lage "Sair" temperatuur (geen koelvraag)12
u24OD%
--DO1 Alarm
Uitlezing status van alarmrelais
--DO2 Cooling
Uitlezing status van relaisuitgang voor
magneetklep(pen)
--DO3 Fan
Uitlezing status van relaisuitgang voor
ventilator
De waarden worden weergegeven met drie cijfers en
afhankelijk van de instelling in °C of in °F.
Licht-emitterende diodes (LED) op frontpaneel
Op het frontpaneel bevinden zich LED’s die oplichten
wanneer het bijbehorende relais bekrachtigd is.
Alle drie de LED’s gaan knipperen als er een fout in de
regeling is opgetreden.
In deze situatie kan de foutcode opgevraagd worden in het
display en het alarm wordt bevestigd door kort de bovenste
druktoets in te drukken.
De regelaar kan de volgende berichten weergeven:
E1
E7Onderbroken Sair
E8Kortgesloten Sair
Foutmelding
E11
E12
A1
Alarmmelding
A2Lage-temperatuur alarm
Druktoetsen
Het veranderen van een instelling geschiedt met behulp van
de twee druktoetsen. De bovenste toets zorgt voor een hogere
waarde en de onderste toets voor een lagere waarde van de
betreende instelling. Voordat een waarde veranderd kan worden
moet er echter eerst toegang worden verschafd tot het menu.
Houdt voor toegang tot het menu de bovenste druktoets een aantal seconden ingedrukt totdat de eerste parametercode zichtbaar
wordt. Zoek de parameter die u wilt wijzigen en druk gelijktijdig
beide druktoetsen in. De wijziging van de betreende parameter
wordt opgeslagen door nogmaals beide toetsen gelijktijdig in te
drukken.
Geeft toegang tot het menu (of schakelt een alarm uit)
Geeft toegang tot wijzigingen
Slaat wijziging op
Voorbeelden
Instellen van setpoint
1. Druk de twee toetsen gelijktijdig in
2. Selecteer met één van de toetsen de gewenste nieuwe waarde
3. Druk beide toetsen gelijktijdig in om de instelling te bewaren
Instellen van een parameter
1. Houdt de bovenste toets ingedrukt totdat een parameter zichtbaar
wordt
2. “Blader” met behulp van de twee toetsen door het menu totdat de
gewenste parameter verschijnt
3. Houdt beide toetsen ingedrukt totdat de parameterwaarde zichtbaar wordt
4. Wijzig de waarde met behulp van de twee toetsen
5. Druk beide toetsen gelijktijdig in om de instelling te bewaren
Temperatuur thermische motor is buiten het
ingestelde bereik
Analoog ingangssignaal i buiten ingestelde
bereik
Hoge-temperatuur alarm
Menuoverzicht
Functie
Normaal display
Geeft de temperatuur van de geselecteerde sensor
weer. At ICM valve OD also can be selected
Referentie
Instelling van gewenste temperatuur (setpoint)--70°C 160°C10°C
Temperatuureenheidr05°C°F°C
Invloed van extern signaal op setpointr06-50°C 50°C0.0
Correctie van Sair signaalr09-10,0°C 10,0°C 0.0
Correctie van Saux signaalr10-10,0°C 10,0°C 0.0
Start/stop van koelingr12OFF/0 On/1On/1
Alarm
Bovengrens (boven de temperatuurinstelling)A01 050 K5.0
Ondergrens (onder de temperatuurinstelling)A02 050 K5.0
Tijdvertraging voor alarmA03 0180 min 30
Regelparameters
Max. temperatuur thermische motorn01 41°C140°C 140
Min. temperatuur thermische motorn02 40°C139°C 40
Type thermische motor (1=CVQ-1 tot 5 bar, 2=CVQ
0 tot 6 bar, 3=CVQ 1.7 tot 8 bar, 4= CVMQ, 5=KVQ,
6= ICM)
P: Versterkingsfactor Kpn04 0,5503
AAN/UIT schakelaar (service-pin bericht)o04* -Denitie uitgangssignaal van analoge uitgang.
0: geen signaal, 1: 4 - 20 mA, 2: 0 - 20 mA
Denitie ingangssignaal van analoge ingang:
0: geen signaal, 1: 4 - 20 mA, 2: 0 - 20 mA
Taal (0=Engels, 1=Duits, 2=Frans, 3=Deens,
4=Spaans en 6=Zweeds) Bij wijziging van taal
moet eerst parameter o04 geactiveerd worden
voordat de "nieuwe taal" zichtbaar wordt in het AKM
programma.
Insteling frequentie voedingsspanningo12
Selectie weergave displayo17 Au/0Air/1Air/1
(Instelling voor functie o09)
Stel de temperatuurwaarde in waarbij het signaal
minimaal moet zijn (0 or 4 mA)
(Instelling voor functie o09)
Stel de temperatuurwaarde in waarbij het uitgangssignaal maximaal moet zijn (20 mA)
Service
Uitlezing temperatuur van sensor Sairu01
Uitlezing van setpointu02
Uitlezing van sensor Sauxu03
Uitlezing actuele temperatuur van thermische
motor
Uitlezing temperatuurreferentie van thermische
motor
Uitlezing van extern signaalu06
Uitlezing van verzonden signaalu08
Uitlezing status van digitale ingangu10
Openingsgraad ICMu24
*) Deze instelling is alleen mogelijk als er een datacommunicatiemodule in de regelaar is geïnstalleerd.
Fabrieksinstelling
Om terug te keren naar de fabrieksinstellingen moet u de volgende stappen volgen:
- Schakel de voedingsspanning uit
- Houdt beide toetsen ingedrukt terwijl de voedingsspanning er weer opgezet
wordt
Parame-
Min.Max.
ter
-
n03 162
n07 022
o09 020
o10 020
011* 060
50
Hz/0
o27 -70°C 160°C-35
o28 -70°C 160°C15
u04
u05
SW =1.5x
Fabr.
instel.
°C
60 Hz/1 0
°C
°C
°C
°C
°C
mA
mA
on/o
%
DKRCI.PS.RP0.B2.10 | 8
User Guide | Mediatemperatuurregelaar, EKC 361
Specicaties
Voedingsspanning
Stroomverbruik
Ingangssignaal
Sensoringang2 st. Pt 1000 ohm
UitgangssignaalStroomsignaal
Relaisuitgang2 st. SPST
Alarmrelais1 st. SPST
Thermische motor
Datacommunicatie
Omgevingstemperatuur
OmkastingIP 20
Gewicht300 g
MontageDIN rail
DisplayLED, 3 karakters
Klemmenmax. 2.5 mm
Keurmerken
24 V a.c. +/-15% 50/60 Hz, 80 VA
(De voedingsspanning is galvanisch geschieden van de ingangs- en uitgangssignalen)
Regelaar
Thermische motor
Stroomsignaal4-20 mA of 0-20 mA
Digitale ingang van externe contactfunctie
Ingang
Uitgang
Mogelijkheid voor het aansluiten van een
datacommunicatiemodule
Tijdens bedrif
Tijdens transport
2
EU Low Voltage Directive en EMC eisen in overensstemming met CE-markering.
LVD-getest volgens EN 60730-1 en EN 607302-9
EMC-getest volgens EN50081-1 en EN 50082-2
5 VA
75 VA
4-20 mA of 0-20 mA
Max. belas.: 200 ohm
AC-1: 4 A (ohms)
AC-15: 3 A (inductief)
Temperatuursignaal van
sensor in de thermische
mtor
Pulserend 24 V a.c. naar
termische motor
-10 - 55°C
-40 - 70°C
Capacitieve belasting
De relais kunnen niet worden gebruikt voor de directe aansluiting van
capacitieve belastingen zoals leds en de aan/uit-regeling van EC-motoren.
Alle belastingen met een schakelende voeding moeten verbonden zijn
met een geschikte contactor of dergelijke.
Klemmen:
25-26 Voedingsspanning 24 V a.c.
17-18 Signaal van thermische motor (van NTC)
23-24 Voeding naar thermische motor (naar PTC)
20-21 Pt 1000 sensor aan verdamperuitgang
1-2 Schakelfunctie voor start/stop van regeling. Indien er
geen schakelaar is aangesloten moeten klemmen 1 en 2
doorverbonden worden.
Applicatie-afhankelijke aansluitingen
Klemmen:
12-13 Alarmrelais
Klemmen 12 en 13 zijn doorverbonden in alarmsituaties
en bij spanningsuitval op de regelaar
8-10 Relaisuitgang voor start/stop van verdamperventilator
9-10 Relaisuitgang voor start/stop van magneetventielen
18-19 Stroomsignaal voor andere regeling (Ext.Ref.)
21-22 Pt 1000 sensor voor temperatuurbewaking
2-5 Stroomuitgang voor Sair/Saux of ICAD motor ICM klep
3-4 Datacommunicatie
Alleen beschikbaar indien een communicatiekaart is geïn-
stalleerd.
Het is belangrijk dat de installatie van de datacommuni-
catiekabel correct wordt uitgevoerd. Zie hiervoor handleiding Nr. RC8AC...
Deze pagina geeft een omschrijving van enkele mogelijkheden
van een regelaar voorzien van datacommunicatiemodule.
Voorbeelden
Indien u meer wilt weten over het bedienen van regelaars via de
PC kunt u hiervoor extra informatie aanvragen.
Iedere regelaar is voorzien
van een plug-in module,
type EKA 173.
De regelaars worden met
elkaar verbonden via een
twee-aderige kabel.
Deze kabel is ook verbonden
met een gateway, type AKA
245.
Voorbeeld van menuweergave
De gateway regelt de communicatie van en naar de
regelaars.
Tevens worden temperatuurwaarden verzameld en alarmen ontvangen. In geval van
alarm wordt een alarmrelais
gedurende twee minuten
geactiveerd
De gateway kan ook met een
modem worden verbonden.
Bij een alarm van één van de
regelaars, belt de gateway,
via het modem, een vooraf te
programmeren nummer (bijv.
een service bedrijf ).
Alarmen
Als de regelaar is uitgebreid
met datacommunicatie is het
mogelijk de urgentie van een
door de regelaar verzonden
alarm te deniëren.
De urgentie wordt gedenieerd door de instelling: 1, 2,
3 of 0. Bij een gegeven alarm
geeft dat de volgende mogelijkheden:
1 = Alarm
Alarm op regelaaruitgang +
DANBUSS bericht + uitgang
DO2 op de mastergateway
wordt geactiveerd.
Bij het servicebedrijf staat ook
een modem en een PC met
AKM systeemsoftware.
De regelaars kunnen hiermee
op afstand worden ingelezen
en bediend.
Het programma kan bijv. één
maal per dag de, in de gateway
opgeslagen, temperatuurwaarden ophalen.
3 = Alarm
Als bij “1”, echter de DO2
uitgang op de master gateway
wordt niet geactiveerd.
0 = Onderdrukte informatie
Geen alarm en geen DANBUSS
bericht.
• Metingen worden getoond in
de linker kolom en instellingen in de rechter kolom.
• Met een paar eenvoudige
handelingen worden de
waarden weergegeven in
een graek.
• Eerdere temperatuurmetingen zijn terug te vinden in
de historie.
2 = Bericht
Er wordt alleen een DANBUSS
bericht verstuurd.
DKRCI.PS.RP0.B2.10 | 10
User Guide | Mediatemperatuurregelaar, EKC 361
Appendix 1
Interactie tussen interne en externe start/stop functies en
actieve functies.
Interne Start/stopUitUitAanAan
Externe Start/stopUitAanUitAan
KoelingUitAan
Thermische motorStand-byRegelen
Thermische motor temperatuur"n02""n02" tot "n01"
VentilatorrelaisUitAan
ExpansieventielrelaisUitAan
TemperatuurbewakingNeeJa
SensorbewakingJaJa
Appendix 3
Verband tussen de verdampingstemperatuur en de temperatuur
van de thermische motor (de waarden zijn bij benadering).
n01: De hoogst te regelen ruimtetemperatuur heeft een bijbehorende to waarde
welke weer een indicatie is voor de waarde van de n01 parameter. I.v.m.
toleranties in de thermische motor moet de ingestelde waarde 10 K hoger
worden ingesteld dan aangegeven in de graek.
n02: De laagst te regelen ruimtetemperatuur heeft een bijbehorende to waarde
welke weer een indicatie is voor de waarde van de n02 parameter. I.v.m
toleranties in de thermische motor moet de ingestelde waarde 10 K lager
worden ingesteld dan aangegeven in de graek.
Appendix 2
Kabellengte voor de CVQ thermische motor
De thermische motor heeft een voedingsspanning van 24 V a.c.
± 10%.
Om verliezen in de kabel naar de thermische motor te vermijden
moet bij langere lengtes een grotere draaddoorsnede gekozen
worden.
Als alle bedrading is aangesloten dienen onderstaande
punten doorlopen te worden voordat begonnen wordt met
regelen:
1. Schakel de externe AAN/UIT schakelaar op “UIT” .
2. Volg het menuoverzicht op pagina 7 en stel de diverse parameters in op de gewenste waarden.
3. Zet de externe AAN/UIT schakelaar op “AAN”, en de regeling
start.
Als de temperatuur uctueert
Bij koelsystemen welke ontworpen zijn voor een gelijkmatige belasting zullen de fabrieksinstellingen van de regelaar in de meeste
gevallen voldoende zijn voor een stabiele en snelle regeling.
Echter als het systeem oscilleert, is het noodzakelijk de oscillatieperioden vast te stellen en die te vergelijken met de ingestelde
integratietijd Tn, en correctie aan te brengen in de aangegeven
parameters.
4. Bij systemen met een thermostatisch expansieventiel moet dit
ventiel ingesteld worden op het minimum stabiel signaal (MSS).
(Als er een specieke To benodigd is voor het instellen van het
expansieventiel kunnen de twee waarden voor de temperatuur
van de thermische motor (n01 en n02) tijdelijk worden
aangepast aan deze benodigde waarden voor het instellen van
het expansieventiel. Vergeet niet na het instellen deze waarden
weer terug te zetten).
5. Volg het verloop van de de actuele ruimtetemperatuur op het
display. (Op klemmen 2 en 5 wordt een signaal verzonden dat
representatief is voor de ruimtetemperatuur. Het is mogelijk op
dit signaal een dataregistratie eenheid aan te sluiten voor het
registreren van de ruimtetemperatuur).
Als de oscillatietijd langer is dan de integratietijd:
(Tp > Tn , (Tn is, bijv, 4 minuten))
1. Verhoog Tn tot 1.2 maal Tp
2. Wacht tot het systeem weer in balans is
3. Als er nog steeds oscillatie,is reduceer Kp met, bijv., 20%
4. Wacht tot het systeem weer in balans is
5. Herhaal stap 3 en 4 totdat het systeem stabiel is
Als de oscillatietijd korter is dan de integratietijd:
(Tp < Tn , (Tn is, bijv, 4 minuten))
1. Reduceer Kp met, bijv., 20% van de schaaluitlezing
2. Wacht tot het systeem weer in balans is
3. Herhaal stap 1 en 2 totdat het systeem stabiel is
Problemen oplossen - ICS/PM met CVQ
Als aanvulling op de foutmeldingen van de regelaar is de
onderstaande tabel een handige hulp bij het opsporen en
verhelpen van fouten.
SymptoomDefectBevestiging van defect
Mediumtemperatuur te laag.
Thermische motor voelt koud
aan.
Mediumtemperatuur te laag.
Thermische motor voelt warm
aan.
Mediumtemperatuur te hoog.
Thermische motor voelt koud
aan.
Mediumtemperatuur te hoog.
Thermische motor voelt warm
ann.
Defecte PTC weerstand (verwarmingselement) in thermische
motor.
Te kleine kabeldiameter naar CVQ. Meet de spanning over klemmen 77 en 78 (min. 18 V a.c.).
Onderbemeten 24 V transformator.
Ladingsverlies in thermische
motor.
Defect in koelsysteem.Onderzoek het koelsysteem op defecten.
Uitgeschakelde NTC weerstand in
thermische motor
Als er minder dan 100 ohm wordt gemeten over klemmen 17 en 18 (neem de kabel
los), is de NTC of de bedrading kortgesloten. Controleer de bedrading.
Indien er meer dan 30 Ohm of 0 Ohm wordt gemeten over klemmen 23 en 24
(neem de kabel los), is de PTC of de bedrading defedt.
Controleer de bedrading.
Meet de weerstand in voedingskabel naar CVQ (max. 2 Ohm)
Meet de spanning over de transformatoruitgang (24 V a.c. +10/ -15%) onder alle
werkcondities.
Als de spanning zakt bij bepaalde condities is de transformator onderbemeten.
Vervang de thermische motor.
Als er meer dan 200 kOhm wordt gemeten over klemmen 17 en 18, is de bedrading
onderbroken.
Controleer de bedrading.
DKRCI.PS.RP0.B2.10 | 12
User Guide | Mediatemperatuurregelaar, EKC 361
Optimaliseren van regeling
Wanneer een systeem enige tijd in werking is, is het misschien
nodig de regeling bij te stellen en te optimaliseren. Onderstaand
is een overzicht van welke instellingen invloed hebben op de snelheid en nauwkeurigheid van de regeling.
Instellen van de min. en max. temperatuur van de thermische
motor
Bij de eerste instelling zijn deze waarden 10 K boven of onder
de te verwachten temperatuur ingesteld om toleranties in de
thermische motor te elimineren. Door het instellen van deze twee
waarden tot de waarden waarbij het ventiel in harmonie is met de
regeling zal het ventiel altijd actief zijn in de regeling.
Als de thermische motor vervangen wordt, moet deze procedure
herhaalt worden bij de nieuwe thermische motor.
Min.
Met het instellen van de min. temperatuur van de thermische
motor verkrijgt men een begrenzing voor hoe laag de druk in de
verdamper mag worden (Dit is het punt waar de klep de koudemiddelstroom begint te reduceren).
Het systeem moet in een situatie gebracht worden waar de maximale capaciteit wordt aangesproken (grote koelvraag).
De min. temperatuur moet nu stap voor stap omhoog gebracht
worden terwijl de verdamperdruk wordt afgelezen van een manometer.
Het punt waarop een verandering in de verdamperdruk wordt
waargenomen is het punt waarop de klep in harmonie is met het
systeem. (Als vorstprotectie noodzakelijk is voor het systeem kan
deze waarde verhoogd worden tot de bijbehorende waarde).
Max.
Met het instellen van de max. temperatuur van de thermische
motor verkrijgt men een begrenzing voor hoe hoog de druk in
de verdamper mag oplopen (De koudemiddelstroom is compleet
geblokkeerd).
Het systeem moet in een situatie worden gebracht waarbij er
geen capaciteit wordt gevraagd (geen koudemiddelstroom).
De max. temperatuur wordt nu stap voor stap verlaagd terwijl de
verdamperdruk afgelezen wordt van de manometer.
Het punt waarop een verandering in de verdamperdruk wordt
waargenomen is het punt waarop de klep open gaat.
Corrigeer de instelling iets naar boven zodat de klep weer geheel
gesloten is. (Indien de applicatie een speciale maximum verdamperdruk behoeft mag deze instelling uiteraard lager worden
ingesteld om de druk te begrenzen).
Methode voor afstellen van Kp, Tn en Td
Onderstaande beschrijving is een methode (Ziegler-Nichols)
voor het instellen van Kp, Tn en Td.
1. Het systeem is ontworpen om de temperatuur te regelen op de
gewenste referentie met bijbehorende belasting. Het is belangrijk dat het ventiel blijft regelen en niet volledig open staat.
2. Parameter u05 moet worden uitgelezen. De min. en max. instelling van de thermische motor wordt gecorrigeerd zodat het
gemiddelde van deze twee waarden gelijk is aan de uitgelezen
parameter u05.
3. De regelaar wordt ingesteld zodat deze regelt als een P-regeling. (Td is ingesteld op 0, Tn in pos. OFF (600), en Q-Ctrl.mode is
ingesteld op 0).
4. De stabiliteit van het systeem wordt gecontroleerd door het
systeem te stoppen gedurende ongeveer één minuut (gebruik
hiervoor de interne of een externe schakelaar).
Controleer nu hoe het temperatuurverloop zich ontwikkeld.
Als de temperatuurstijging vermindert verhoog dan waarde Kp
een beetje en herhaal de hele start/stop procedure net zolang
totdat er een temperatuurstijging verkregen wordt die constant
blijft lopen.
5. Kp is in dit geval de kritische versterking (Kp
bouwtijd voor de continue oscillatie is de kritische opbouwtijd
(T
).
critical
6. Op basis van deze waarden kunnen de regelparameters worden
) en de op-
critical
berekend en ingesteld:
• Als PID regeling wordt vereist:
Kp < 0.6x Kp
Tn > 0.5x T
Td < 0.12x T
• Als PI regeling wordt vereist:
Kp < 0.45x Kp
Tn > 0.85x T
7. Reset de waarden voor de min. en max. temperatuur en de Q-
Danfoss can accept no responsibility for possible errors in catalogues, brochures and other printed material. Danfoss reserves the right to alter its products without notice. This also applies to products
already on order provided that such alternations can be made without subsequential changes being necessary in specications already agreed.
All trademarks in this material are property of the respecitve companies. Danfoss and Danfoss logotype are trademarks of Danfoss A/S. All rights reserved.