De regelaar wordt toegepast voor capaciteitsregeling van compressoren of condensors in kleinere koelsystemen.
Voordelen
• Gepatenteerde neutrale zone regeling
• Sequentieel of cyclisch schakelen van capaciteitsstappen
Functies
• Regeling
Regelmogelijkheid tot maximaal vier relaisuitgangen. Regeling
vindt plaats aan de hand van het ingestelde setpoint dat wordt
vergeleken met een signaal afkomstig van een druktransmitter.
• Relaismodule
Het is mogelijk de regelaar als een relaismodule te gebruiken
waarbij de stappen geschakeld worden d.m.v. een extern signaal (0-10 volt).
• Alarmfunctie
Een relais schakelt in zodra een ingestelde alarmgrens wordt
overschreden.
• Digitale ingang
De digitale ingang kan worden gebruikt voor:
- Nachtstand waarbij de zuigdruk wordt verhoogd
- Warmteterugwinning waarbij de condensatiedruk wordt
verhoogd
- Externe start/stop van de regeling
Functie
Capaciteitsregeling
De ingeschakelde capaciteit wordt geregeld aan de hand van een
signaal van een druktransmitter en het setpoint.
Rondom het setpoint is een instelbare neutrale zone waarin geen
capaciteit wordt in- of uitgeschakeld.
Rondom de neutrale zone (het gearceerde gedeelte genaamd
+zone en -zone) wordt capaciteit bij of afgeschakeld als de regeling een drukverandering registreert welke zich verwijderd van de
neutrale zone. In- en uitschakelen vindt plaats met de ingestelde
tijdvertragingen.
Als de druk zich echter weer richting neutrale zone begeeft zal de
regelaar geen capaciteit meer bij- of afschakelen.
De grootte van de +zone en -zone is identiek en is constant 0.7
maal de ingestelde waarde van de neutrale zone.
Als de druk buiten het gearceerde gedeelte komt (genaamd
++zone en --zone), wordt de inschakeltijd voor de capaciteit
versnelt door de ingestelde tijdvertragingen te reduceren met een
factor 0.3.
Het inschakelen van de capaciteitsstappen kan naar wens sequentieel of cyclisch verlopen.
Relaismodule
De regelaar kan ook gebruikt worden als relaismodule waarbij de
relaisuitgangen worden geregeld via een extern spanningssignaal.
Afhankelijk van hoe het signaal gedefi nieerd wordt en het aantal
relais dat benodigd is, worden de relaisuitgangen gelijkmatig "verdeeld" over het signaal.
Een hysterese rond ieder in- en uitschakelpunt voorkomt dat een
relais wordt in- of uitgeschakeld wanneer dit niet zou moeten.
Standaard wordt het signaal van de druktransmitter weergegeven. Als de regelaar
gebruikt wordt als relaismodule wordt uin weergegeven in het display.
DrukregelingReference
Setpoint
Regeling wordt gebaseerd op de ingestelde waarde
(Druk beide toetsen gelijktijdig in om het menu in te stellen.)
Neutral zone
Rond het ingestelde setpoint is een neutrale zone. Zie ook pagina 2.
Verschuiving van het setpoint
Het ingestelde etpoint kan gewijzigd worden met een vaste waarde met behulp van
een signaal op de DI ingang. De regeling wordt dan gebaseerd op het ingestelde
setpoint plus de onder "r13" ingestelde waarde.
Het resultaat wordt zichtbaar als u de onderste toets op het frontpaneel indrukt. (Zie
ook Defi nitie van DI ingang).
Begrenzing setpoint instellen
Het instelbreik van het setpoint kan begrenst worden om te vookomen dat er per
ongeluk een te hoge of te lage waarde wordt ingesteld wat tot schade van het
systeem kan leiden. Door deze instelling kan het setpoint alleen tussen deze twee
waarden worden ingesteld.
Max. toegestane setpointr02Max. set point
Min. toegestane setpointr03Min. set point
Drukeenheid
Hier kunt u instellen of de regelaar de druk in bar of in psig moet weergeven.
(Als psig wordt geselecteerd moeten de instellingen ook volgens psig worden ingevoerd.)
AlarmAlarm settings
De regelaar kan alarm geven in diverse situaties. In geval van alarm gaan alle LED's op
het frontpaneel van de regelaar, knipperen en het alarmrelais wordt bekrachtigd.
Bovenste alarmgrens
Hier stelt u in bij welke druk het "hoge druk" alarm moet inkomen. Deze waarde is een
absolute waarde.
Zie ook noodprocedure op pagina 5.
Onderste alarmgrens
Hier stelt u in bij welke druk het "lage druk" alarm moet inkomen. Deze waarde is een
absolute waarde.
Zie ook noodprocedure op pagina 5.
Alarmvertaging
Als één van de twee grenswaarden wordt overschreden treedt er een tijdfunctie in
werking. Het alarm wordt pas actief als de hier ingestelde tijdvertraging is verstreken.
De tijdvertraging wordt ingesteld in seconden
Druk de bovenste toets op het frontpaneel kort in om een alarm te bevestigen en de
alarmcode zichtbaar te maken in het display.
Parameter bij bediening via datacommunicatie
Pressure
-Press. set point
r01Neutral zone
r13Pressure off set
Reference
r05Unit
bar=0
psig=1
(I AKM wordt aleen bar gebruikt
ongeacht de instelling)
A10Max. pressure
A11Min. pressure
A03Alarm delay
Reset alarm
Deze functie reset alle allarmen indien
ingesteld in pos. "ON".
Alarm relay
Hier leest u de status af van het alarmrelais.
("ON" geeft aan dat er een alarm is)
Met datacommunicatie kan de
prioriteit van de indivduele alarmen
worden gefefi nieerd. De insteling
wordt gedaan in het "alarmbestemmingen" menu. Zie ook pagina 8.
Om een onregematig schakelgedrag te voorkomen moeten er waarden ingesteld
worden voor de schakelvolgorde en schakeltijden.
Min. aantijd voor relaisc01Min.ON time
Tijdvertraging voor het inschakelen van relaisc05Step delay inc.
Tijdvertraging voor het uitschakelen van relaisc06Step delay dec.
Min. tijd tussen twee inschakelacties van hetzelfde relaisc07Min recycle time
Koppelen
In- en uitschakelen kan op drei manieren plaastvinden:
1. Sequentieel: Relais 1 wordt ingeschakeld, dan relais 2, etc. Het uitschakelen gebeurd in de omgekeerde volgorde.
2. Cyclisch: Met deze instelling wordt een automatische draatijdegalisatie verkregen.
(Het relasis met de minste bedrijfsuren wordt het eerst ingeschakeld.)
3. Cyclisch met capacitieitsstap: Deze functie kan alleen worden toegepast bij twee
compressoren met ieder één capaciteitsstap. De compressoren worden aangesloten
op relaisuitgang 1 en 3. De capaciteitsstappen op relaisuitgangen 2 en 4 (relais 1 en 2
behoren tot compressor 1, relaisuitgang 3 og 4 tot compressor 2). De hierboven vermeldde "Min aantijd voor relais" worden niet gebruikt bij de twee capaciteitsstappen.
De twee capaciteitsstappen worden altijd uitgeschakeld woordat de compressoren
worden uitgeschakeld.
Capaciteitsstappen in- en uitschakelmodus
(Alleen in verband met in- en uitschakelmodus 3. Zie boven)
De relaisuitgangen kunnen ingesteld worden om in te schakelen bij vraag naar meer
capaciteit (instelling = 0), of om juist uit te schakelen bij meer benodigde capaciteit
(instelling = 1)
DiversenMiscellaneous
Extern signaal
Hier stelt u in welk signaal aangesloten wordt op de regelaar.
0: Geen signaal/regeling gestopt (display laat "OFF" zien)
1: 4-20 mA van druktransmitter voor compressorregeling
2: 4-20 mA van druktransmitter voor condensorregeling
3: Druktransmitter type AKS 32R voor compressoregeling
4: Druktransmitter type AKS 32R voor condensorregeling
5: 0 - 10 V van externe regeling
6: 0 - 5 V van externe regeling
7: 5 - 10 V van externe regeling
Aantal relais
Er kunne maximal vier relais worden gebruikt, afhankelijk van de toepassing. Dit aantal moet worden ingesteld in de regelaar. (De relaisuitgangen worden altijd gebruikt
in nummervolgorde).
Werkgebied van druktransmitter
Het werkgebied van de gebruikte druktransmitter moet worden ingesteld in de regelaar (bijv.: -1 tot 12 bar)
Min. waardeo20Min. trans. press
Max. waardeo21Max trans. press
Gebruik van DI ingang
De digitale ingang kan verbonden worden aan een contact met één van de volgende
functies:
Instelling / functies:
0: DI ingang wordt niet gebruikt
1: Setpoint wijzigt als contact is ingeschakeld
2: Regeling wordt gestart en gestopt bij respectivelijk in- en uitschakelen van het
contact.
Bedrijfsuren
Het aantal bedrijfsuren van de vier relais kunnen worden uitgelezen in de volgende
menu's. De uitgelezen waarde wordt vermenigvuldigd met factor 10 om het aantal
uren te verkrijgen. Bij 999 uren stopt de teller en moet de urenteller op nul worden
gezet. Et wordt géén alarm of foutmelding gegeven als de teller 999 heeft bereikt.
Bedrijfstijd relais nummer 1o23DO 1 run hour
Bedrijfstijd relais nummer 2o24DO 2 run hour
Bedrijfstijd relais nummer 3o25DO 3 run hour
Bedrijfstijd relais nummer 4o26DO 4 run hour
c08Step mode
c09Unloader
(Cutin = 0)
(cutout = 1)
o10Application mode
o19Number of steps
o22Di input control
(In de AKM software is deze waarde
niet vermenigvuldigd)
o18Manual control
Vanuit dit menu kunnen de relaisuitgangen handmatig in- en uitgeschaleld worden.
In de stand "OFF" schakeld een ingevoerd nummer van 1 tot 4 het bijbehorende
relais. Bij handmatig bediening laat het display "- - x" zien waarbij is 0 - 4.
Taal
o11
Deze instelling is alleen van toepassing als de regelaar is aangesloten op een netwerk.
Instelling: 0=Engels, 3=Deens.
Als de regelaar bediend wordt via datacommunicatie worden de teksten in de rechterkolom weergegeven in de geselecteerde taal.
Wordt de geselecteerde taal gewijzigd moet eerst menu o04 geactiveerd worden
voordat de "nieuwe" taal zichtbaar wordt in het AKM programma.
Frequentie
o12Main freq
Instelling voor de netfrequentie
Datacommunicatie
Is de regelaar voorzien van datacommunicatie en ingebouwd in een netwerk dan
moet de regelaar een adres krijgen.
Deze instellingen kunnen alleen plaatswinden als een datacommunicatiemodule is
geplaatst in de regelaar en de datacommunicatiekabel is aangesloten.
Voor installatie van de datacommunicatiekabel zie document "RC.8A.C"
Het adres kan worden ingesteld tussen 1 en 60o03
Het adres wordt automatisch naar de gateway gestuurd zodra dit menu in positie
o04
"ON" wordt gezet.
(Deze instelling keert automatisch terug naar "OFF" is de regelaar niet beveiligd.
Toegangscode
o05
De instellingen in de regelaar kunne beveiligd worden met een numerieke code (voer
een getal in tussen 0 en 100). In de stand "OFF" is de regelaar niet beveiligd.
Alleen indien "Manual control" in pos.
ON staat kunnen de relais individueel
geschakeld worden.
DO relais 1
DO relais 2
DO relais 3
DO relais 4
Alarmrelais
Bij gebruik van deze functie kunnen
de druktoetsen op het frontpaneel van
de regelaar niet gebruikt worden
Language
(50=0, 60=1)
m.b.v een datacommunicatie module,
kan de regelaar op gelijke wijze behandelt worden als andere regelaars
in de ADAP-KOOL
®
groep.
Bedieningstatus
Er kunnen zicht regelsituaties voordoen waarbij de regelaar staat te wachten voor de
volgende stap in de regeling. Om deze "waarom gebeurt er niets?" situaties zichtbaar
EKC state
(0 = regeling)
te maken volstaat het om de bovenste druktoets kort (1s) in te drukken. Hierdoor
wordt de bedieningsstatus weergegeven in het display. Is er echter een alarm dan
wordt de alarmstatus weergegeven in het display i.p.v. de bedieningsstatus.) De
indivduele statuscodes hebben de volgende betekenis:
S2: Als een relais ingeschakeld is moet het ingeschakeld blijven voor minimaal "x"
2
minuten
S5: Een relais mag niet opnieuw inschakelen binnen een "x" aantal minuten 5
S8: Het volgende relais mag niet inschakelen voordat er "x" minuten zijn verstreken8
S9: Het volgende relais mag niet uitschakelen voordat er "x" minuten zijn verstreken9
Noodprocedure
Als de regelaar onregelmatigheden ontdekt in de geregistreerde signalen wordt er een noodprocedure opgestart:
Compressorregeling:
- Als het signaal van de druktransmitter kleiner wordt dan gezien de regeling nodig is, zal de regelaar overgaan op een regeling uitgaande van een gemiddelde van de in de laatste 60 minuten gehanteerde capaciteit. De ingeschakelde capaciteit zal op deze manier
langzaam aan steeds minder worden met het verstrijken van de tijd.
- Als het signaal voor de zuigdruk kleiner wordt dan de ingestelde waarde van A11, wordt de capaciteit onmiddelijk
uitgeschakeld.
Condensorregeling:
- Als het signaal van de druktransmitter kleiner wordt dan gezien de regeling nodig is, of de condensatiedruk wordt hoger dan ingesteld
in menu A10, zal de gehele capaciteit onmiddelijk worden ingeschakeld.
De waarden worden weergegeven met drie cijfers en afhankelijk
van de instelling in bar of in psig.
Licht-emitterende diodes (LED) op frontpaneel
Op het frontpaneel bevinden zich LED’s die oplichten wanneer het
bijbehorende relais bekrachtigd is.
Alle drie de LED’s gaan knipperen als er een fout in de regeling is
opgetreden.
In deze situatie kan de foutcode opgevraagd worden in het display en het alarm wordt bevestigd door kort de bovenste druktoets in te drukken.
De regelaar kan de volgende berichten weergeven:
E1
Foutmelding
E2
A1
Alarbericht
A2Lage druk alarm
Fouten in de regelaar
Regeling buiten het ingestelde bereik of er is
geen regelsignaal
Hoge druk alarm
Druktoetsen
Het veranderen van een instelling geschiedt met behulp van
de twee druktoetsen. De bovenste toets zorgt voor een hogere
waarde en de onderste toets voor een lagere waarde van de
betreff ende instelling. Voordat een waarde veranderd kan worden
moet er echter eerst toegang worden verschaft tot het menu.
Houdt voor toegang tot het menu de bovenste druktoets een aantal seconden ingedrukt totdat de eerste parametercode zichtbaar
wordt. Zoek de parameter die u wilt wijzigen en druk gelijktijdig
beide druktoetsen in. De wijziging van de betreff ende parameter
wordt opgeslagen door nogmaals beide toetsen gelijktijdig in te
drukken.
Geeft toegang tot het menu
Geeft toegang tot wijzigingen
Slaat wijziging op
(of schakelt een alarm uit)
Voorbeelden
Instellen van het setpoint
1. Druk de twee toetsen gelijktijdig in
2. Selecteer met één van de toetsen de gewenste nieuwe
waarde
3. Druk beide toetsen gelijktijdig in om de instelling te
bewaren
Instellen van een parameter
1. Houdt de bovenste toets ingedrukt totdat een parameter
zichtbaar wordt
2. "Blader" met behulp van de twee toetsen door het menu
totdat de gewenste parameter verschijnt
3. Houdt beide toetsen ingedrukt totdat de parameterwaarde
zichtbaar wordt
4. Wijzig de waarde met behulp van de twee toetsen
5. Druk beide toetsen gelijktijdig in om de instelling te
bewaren
Functie
Standaard weergave
Weergave druktransmittersignaal-bar
Referentie
Instelling setpoint--1 bar 40 bar
Neutrale zoner010,1 bar 5 bar
Begrenzing maximale drukinstellingr02-1 bar 40 bar
Begrenzing minimale drukinstellingr03-1 bar 40 bar
Selecteer eenheid (0=bar / 1=psig)r0501
Setpointverschuiving bij signaal op DI ingangr13-5 bar 5 bar
Alarm
Bovengrens voor alarm (absolute waarde)A10-1 bar 40 bar
Ondergrens voor alarm (absolute waarde)A11-1 bar 40 bar
Tijdvertraging voor activeren van alarmA031 s300 s
Capaciteit
Minimale aantijd voor relaisc010 s900 s
Tijdvertraging voor inschakelen van relaisc055 s900 s
Tijdvertraging voor uitschakelen van relaisc065 s900 s
Min. tijd tussen opeenvolgende schakelactie van relaisc070 s900 s
Defi nitie van regelmehode
1: Sequentieel
2: Cyclisch
3: Cyklisch met capaciteitsstappen
Als regelmethode 3 geselecteerd is kunne de relais voor
de capaciteitsstappen ook worden gedefi nieerd:
0: Inschakelen bij meer capaciteitsvraag
1: Uitschakelen bij meer capacitetisvraag
Diversen
Regelaaradreso03* 160
Aan/uit schakelaar (service-pin bericht)o04* --
Toegangscodeo05off (-1) 100
Defi nitie ingangssignaal en applicatie:
0: geen signaal / regeling gestopt
1: 4 - 20 mA druktransmitter - compressor reg.
2: 4 - 20 mA druktransmitter - condensater reg.
3: AKS 32R druktransmitter - compressor reg.
4: AKS 32R drukransmitter - condensater reg.
5: 0 - 10 V relaismodule
6: 0 - 5 V relaismodule
7: 5 - 10 V relaismodule
Taal (0=Engels, 3=Deens). Bij het veranderen van deze
instelling moet ook paramter o04 geactiveerd worden.
Instelling netspanningfrequentieo1250 Hz 60 Hz
Handmatige bedeining met "x" relaiso1804
Aantal relaisuitgangeno1914
Werkbereik druktransmitter - min. waardeo20-1 bar 0 bar
Werkbereik druktransmitter - max. waardeo211 bar40 bar
Defi nitie DI ingang:
0: niet in gebruik
1: contact verhoogd referentie
2: contact start en stopt de regeling
Bedrijfstijd van relais 1 (waarde maal 10)o230 h999 h
Bedrijfstijd van relais 2 (waarde maal 10)o240 h999 h
Bedrijfstijd van relais 3 (waarde maal 10)o250 h999 h
Bedrijfstijd van relais 4 (waarde maal 10)o260 h999 h
*) Deze instelling is alleen mogelijk indien de regelaar is voorzien van een datacommunicatiemodule.
Fabrieksinstelling
Om terug te keren naar de fabrieksinstellingen moet u de volgende stappen volgen:
- Schakel de voedingsspanning uit
- Houdt beide toetsen ingedrukt terwijl de voedingsspanning er weer opgezet wordt
Als druktransmitter kan of een AKS 3000 of AKS 33 gebruikt
worden (AKS 33 heeft een hogere nauwkeurigheid dan een
AKS 3000).
Het is ook mogelijk een AKS 32R te gebruiken.
Zie catalogus RK.0Y.G...
spanningssignaal(0 - 5 V, 0 - 10 V of 5 - 10 V)
Digitale ingang naar externe contactfunctie
AC-1: 4 A (ohms)
AC-15: 3 A (indutief)
AC-1: 4 A (ohms)
AC-15: 1 A (indutief)
Mogelijkheid voor het aansluiten van een
datacommuncatiemodule
Tijdens bedri t
Tijdens transport
2
EU Low voltage Directive en EMCeisen in overeenstemming met CE-markering.
LVD-getest voglens EN 60730-1 en EN 607302-9
EMC-getest volgens EN50081-1 en EN 50082-2
Klemmen:
25-26 Voedingsspanning 230 V a.c.
3- 10 Relais aansluitingen nr. 1, 2, 3 en 4
12-13 Alarmrelais
Er is een verbinding tussen klemmen 12 en 13 in geval van
een alarm en als de voedingsspanning wegvalt
Regelsignaal (zie ook parameter o10)
klemmen:
14-16 Spanningssignaal van AKS 32R
of
17-18 Stroomsignaal van AKS 3000 of AKS 33
of
15-16 Spanningssignaal van externe regeling.
Externe contactfunctie, indien toegepast
19-20 Contactfunctie voor verhogen van de referentie of start/
stop van de regeling.
Datacommunicatie, indien toegepast
21-22 Alleen beschikbaar indien een communicatiekaart is geïn-
stalleerd.
Het is belangrijk dat de installatie van de datacommunicatiekabel correct wordt uitgevoerd. Zie hiervoor handlei-
Deze pagina geeft een omschrijving van enkele mogelijkheden
van een regelaar voorzien van datacommunicatiemodule.
Voorbeeld
Indien u meer wilt weten over het bedienen van regelaars via de
PC kunt u hiervoor extra informatie aanvragen.
Iedere regelaar is voorzien van
een plug-in module.
De regelaars worden met elkaar
verbonden via een twee-aderige
kabel.
Er kunnen maximaal 60 regelaars worden verbonden met
één kabel.
Example of menu display
Deze kabel is ook verbonden met
een gateway, type AKA 243.
De gateway regelt de communicatie van en naar de regelaars.
Tevens worden drukwaarden verzameld en alarmen ontvangen. In
geval van alarm wordt een alarmrelais gedurende twee minuten
geactiveerd
De gateway kan ook met een
modem worden verbonden.
Bij een alarm van één van de
regelaars, belt de gateway, via het
modem, een vooraf te programmeren nummer (bijv. een service
bedrijf).
Alarmen
Als de regelaar is uitgebreid met
datacommunicatie is het mogelijk
de urgentie van een door de regelaar verzonden alarm te defi niëren.
De urgentie wordt gedefi nieerd
door de instelling: 1, 2, 3 of 0. Bij
een gegeven alarm geeft dat de
volgende mogelijkheden:
1 = Alarm
Alarm op regelaaruitgang + DANBUSS bericht + uitgang DO2 op de
mastergateway wordt geactiveerd.
Bij het servicebedrijf staat ook
een modem en een PC met AKM
systeemsoftware.
De regelaars kunnen hiermee
op afstand worden ingelezen en
bediend.
Het programma kan bijv. één maal
per dag de, in de gateway opgeslagen, drukwaarden ophalen.
3 = Alarm
Als bij “1”, echter de DO2 uitgang
op de mastergateway wordt niet
geactiveerd.
0 = Onderdrukte informatie
Geen alarm en geen DANBUSS
bericht.
2 = Bericht
Er wordt alleen een DANBUSS
bericht verstuurd.
• Metingen worden getoond in de
linker kolom en instellingen in
de rechter kolom.
• Het is ook mogelijk de parameters te zien van de functies op
pagina 3-5.
Danfoss can accept no responsibility for possible errors in catalogues, brochures and other printed material. Danfoss reserves the right to alter its products without notice. This also applies to products
already on order provided that such alternations can be made without subsequential changes being necessary in specifi cations already agreed.
All trademarks in this material are property of the respecitve companies. Danfoss and Danfoss logotype are trademarks of Danfoss A/S. All rights reserved.
• Met een paar eenvoudige handelingen worden de waarden
weergegeven in een grafi ek.
• Eerdere drukmetingen zijn terug
te vinden in de historie.