• De regelaar wordt gebruikt voor temperatuurregeling van koelobjecten in bijvoorbeeld supermarkten.
• Door de vele geprogrammeerde toepassingen biedt één
regelaar veel opties. De regelaar biedt een grote fl exibiliteit
voor zowel nieuwe installaties als voor servicedoeleinden aan
bestaande installaties.
Principe
De regelaar bevat een temperatuurregeling waarbij het signaal
ontvangen kan worden van één of twee temperatuursensoren.
De temperatuursensoren worden of geplaatst in de koude luchtstroom na de verdamper of in de warme luchtstroom voor de verdamper, of in beide. Een instelling bepaald hoe groot de invloed is
van beide sensoren op de regeling.
Een meting van de ontdooisensor kan direct verkregen worden
door gebruik van een S5 sensor of indirect door gebruik van de S4
meting. Vier relais zullen de vereiste functies in- en uitschakelen de toepassing bepaald welke. De opties zijn als volgt:
• Koeling
• Ventilator
• Ontdooiing
• Randverwarming
• Alarm
• Licht
De verschillende toepassingen worden beschreven op pagina 6.
Voordelen
• Veel toepassingen met één regelaar
• De regelaar bevat geïntegreerde koeltechnische functies, zodat
de regelaar traditionele thermostaten en timers kan vervangen.
• Bedieningstoetsen en afdichtring geïntegreerd in voorpaneel.
(EKC 202)
• Eenvoudige montage datacommunicatie
• Vaste MODBUS-datacommunicatie op het DIN-model, maar
inbouw van LON RS485 is mogelijk
Twee thermostaatsensoren kunnen op de regelaar worden
aangesloten. De gekozen toepassing bepaald hoe.
Een sensor in de luchtaanzuig voor de verdamper:
Deze mogelijkheid wordt voornamelijk gebruikt voor cellen.
Een sensor in de luchtuitblaas achter de verdamper:
Deze mogelijkheid wordt voornamelijk gebruikt bij meubelen.
Een sensor voor en achter de verdamper:
Deze aansluiting biedt de mogelijkheid om de thermostaat,
de alarmthermostaat en de displayuitlezing aan te passen aan
de betreff ende toepassing. Het signaal naar de thermostaat,
alarmthermostaat en het display wordt ingesteld als een gewogen
waarde van beide sensoren. Met een instelling van 50% hebben
beide sensoren dezelfde invloed.
De gewogen waarde voor de thermostaat, alarmthermostaat en
de display kunnen onafhankelijk van elkaar worden ingesteld.
Ontdooisensor
Het beste signaal aangaande de verdampertemperatuur wordt
verkregen door een ontdooisensor direct op de verdamper te
plaatsen. Dit signaal kan gebruikt worden door de ontdooifunctie
zodat een zo kort en energiezuinig mogelijk ontdooiing kan
plaatsvinden.
Als een ontdooisensor niet vereist is, kan de ontdooiing ook op
basis van tijd of S4 gestopt worden.
Veranderen temperatuurreferentie
Voor gebruik op bijvoorbeeld actiemeubelen waar regelmatig
andere producten in liggen. De temperatuurreferentie kan
eenvoudig veranderd worden door een puls op de digitale ingang
te geven. Dit signaal verschuift de normale thermostaatwaarde
met een vooringestelde waarde. Tegelijkertijd worden ook de
alarmgrenzen met dezelfde waarde verschoven.
Er zijn twee digitale ingangen welke beiden voor de volgende
functies gebruikt kunnen worden:
- Schoonmaakfunctie
- Uitschakeling apparaat
- Deurfunctie met alarmering
- Ontdooistart
- Gecoördineerde ontdooiing
- Schakelen tussen twee temperatuurreferenties
- Statusmelding contact via datacommunicatie
Schoonmaakfunctie
Deze functie maakt het eenvoudig om op een koelobject een
schoonmaakactie uit te voeren. Door middel van in totaal drie
pulsen op de digitale ingang kan van fase naar fase worden
geschakeld.
De eerste puls stopt de koeling; de ventilatoren draaien door.
De tweede puls stopt de ventilatoren.
De derde puls herstart de koeling en ventilatoren weer.
De verschillende fasen worden op de display weergegeven.
Op het netwerk wordt een schoonmaakalarm naar de systeemunit
gestuurd zodat later altijd kan worden aangetoond dat een
schoonmaakactie is uitgevoerd.
Uitschakeling apparaat (EKC 302D)
De functie sluit het AKV-ventiel en alle uitgangen zijn
uitgeschakeld.
Het koelingsapparaat wordt uitgeschakeld samen met de
hoofdschakelaar, maar dit gebeurt zonder een "A45 stand-by
alarm".
De functie kan worden ingeschakeld door middel van
een schakelaar op de DI-ingang of een instelling via
datacommunicatie.
-++°C
1÷+Fan
2÷÷Off
3++°C
Deurfunctie
Voor koel- en vriescellen kan de deurschakelaar bij een open deur
het licht schakelen, de koeling stoppen en een alarm genereren
als de deur te lang open blijft. Zodra een alarm wordt gegenereerd zal ook de koeling worden hervat.
Ontdooiing
Afhankelijk van de toepassing kan voor de volgende ontdooimethoden worden gekozen:
Natuurlijk: Ventilatoren draaien door tijdens ontdooiing
Elektrisch: Verwarmingselement wordt geschakeld
Brine: Klep blijft open zodat de brine door de verdamper
kan stromen.
Ontdooistart
Een ontdooiing kan op de volgende wijzen worden gestart:
Interval: Een ontdooiing wordt op vaste intervallen gestart,
bijvoorbeeld iedere acht uur.
Koeltijd: Een ontdooiing wordt na een vaste koeltijd (ther-
Schema: Een ontdooiing kan op maximaal 6 vaste tijden
worden uitgevoerd (RTC)
Contact: Een ontdooiing kan worden gestart door een puls
op de digitale ingang
Netwerk: het ontdooicommando wordt ontvangen van de
systeemunit via de datacommunicatie.
S5 temp In 1:1 systemen kan de effi ciency van de
Handmatig: Een extra ontdooiing kan worden geactiveerd door
mostaat) gestart, met andere woorden, een lage
belasting zal een volgende ontdooiing dus ‘uitstellen’
verdamper worden gevolgd. IJsopbouw zal een
ontdooiing starten.
onderste toets op de regelaar in te drukken.
Alle genoemde methoden kunnen willekeurig worden toegepast
- als één methode wordt geactiveerd zal een ontdooiing worden
Er zijn twee manieren waarop gecoördineerde ontdooiing kan
worden uitgevoerd:
Of door bedrading tussen de regelaars of via de datacommunicatie.
Bedrading
Eén van de regelaars wordt benoemd als ‘master’. Zodra een
ontdooiing wordt gestart, zullen ook de aangesloten regelaars
gaan ontdooien. Na de ontdooiing zullen de individuele regelaars
in een wachttijd gaan. Pas wanneer alle regelaars gereed zijn met
ontdooien, zal de koeling worden herstart. (Als één regelaar in de
groep gaat ontdooien, zal de rest volgen).
Datacommunicatie
Alle regelaars kunnen worden uitgerust met datacommunicatie
(Mod-bus, Lon-bus) en via de master control functie van de
systeemunit kan de ontdooiing gecoördineerd worden.
Ontdooien
1 Op basis van koeltijd
Als de opgetelde koeltijd een ingestelde tijd overschrijdt, zal
een ontdooiing worden gestart.
2 Op basis van temperatuur
De regelaar volgt continue de S5 temperatuur. Tussen twee
ontdooiingen zal de S5 temperatuur steeds lager worden als
zich meer ijs op de verdamper vormt (de compressor draait
langer en zal de S5 temperatuur naar beneden trekken). Zodra
de temperatuur een in te stellen diff erentie overschrijdt, zal een
ontdooiing worden gestart.
Deze functie kan alleen in 1:1 systemen werken.
Max. 10.
Extra module
• De regelaar kan naderhand worden uitgerust met een insteekkaart als de toepassing hierom vraagt.
De regelaar is uitgerust met een plug zodat de kaart makkelijk
gemonteerd kan worden.
EKC 202D:
- Batterij module
Deze module garandeert voeding voor de regelaar als de voedingsspanning voor een aantal uur wegvalt. De klokfunctie kan
op deze manier worden beschermd tegen spanningsval.
- Datacommunicatie (Lon)
Met deze module kan de regelaar worden uitgerust met Lon
communicatie.
EKC 302D:
- Geïnstalleerd met MODBUS-datacommunicatie, maar het is
mogelijk een module met LON RS485 of een extra MODBUS te
monteren.
Externe display
• Er kan één display van het type EKA 163A of 164A worden aangesloten.
• Als er een extern display op de regelaar wordt aangesloten,
kan er ook datacommunicatie worden aangesloten. Dit vereist
evenwel de installatie van een afzonderlijke datacommunicatiemodule.
Zie ook pagina 23.
Hieronder volgt een overzicht van alle verschillende toepassingen.
Een instelling bepaald hoe de relais gedefi nieerd worden.
Op deze bladzijde zien we de aansluitingen voor EKC 202D.
Dezelfde toepassingen worden op de volgende pagina getoond,
behalve de aansluitingen die van toepassing zijn op het DINmodel (EKC 302D).
Op pagina 18 zijn de relevante instellingen te zien voor de te
kiezen elektrisch schema (toepassing).
S3 en S4 zijn temperatuursensoren. De toepassing bepaald
of één of beiden sensoren worden gebruikt. S3 moet worden
geplaatst in de luchtaanzuig voor de verdamper en de S4 in de
luchtuitblaas na de verdamper. Een instelling in % bepaald op
welke sensor wordt geregeld.
S5 is de ontdooisensor en moet op de verdamper worden
geplaatst. DI1 en DI2 zijn potentiaal vrij digitale ingangen welke
voor één van de volgende functies kunnen worden gebruikt:
deurfunctie, alarmfunctie, ontdooistart, start/stop regeling, dag/
nacht functie, thermostaatreferentie, schoonmaakfunctie, geforceerd koelen of gecoördineerde ontdooiing. Zie voor de functies
parameters o02 en o37.
Koelregeling met geïntegreerde compressor
Deze functies zijn aangepast voor koelsystemen met een geïntegreerde compressor.
Drie relais besturen de koeling, ontdooiing en ventilatoren en
het vierde relais kan gebruikt worden voor de alarmfunctie,
lichtregeling of randverwarming.
• De alarmfunctie kan gekoppeld worden aan de deurfunctie
(DI). Als de deur langer open is dan een ingestelde tijd, zal een
alarm actief worden.
• De lichtregeling kan ook gekoppeld worden aan de deurfunctie (DI). Een open deur zal dan het licht aanschakelen en het
licht blijft nog twee minuten branden nadat de deur weer is
gesloten.
• De randverwarming kan worden gebruikt voor koel- en vriesmeubelen of voor de deurverwarming van vriescellen
De ventilatoren kunnen tijdens de ontdooiing worden gestopt
en kunnen ook de deurfunctie volgen.
Er zijn diverse andere functies voor de alarmfunctie, lichtregeling, randverwarming en ventilatoren. Zie hiervoor de respectievelijke instellingen.
Normaal zal de temperatuurwaarde van de een van de thermostaatsensors S3 of S4 of
een weging hiervan worden weergegeven.
In o17 wordt de weging bepaald.
ThermostaatThermostat control
Setpoint
De regeling wordt gebaseerd op de ingestelde waarde plus een verschuiving indien
van toepassing. Deze waarde wordt ingesteld via een druk op de middelste toets.
Het bereik van deze instelling kan worden begrensd door middel van parameters r02
en r03.
De referentietemperatuur kan ten alle tijden worden uitgelezen in parameter u28.
Diff erentie
Wanneer de temperatuur hoger is dan het setpoint plus de diff erentie, zal het koelcontact worden ingeschakeld. Het wordt uitgeschakeld wanneer de temperatuur
onder het setpoint komt.
Ref. Dif.
Setpoint begrenzing
De instelmogelijkheden voor het setpoint kunnen worden begrensd, waardoor ontoelaatbare instellingen onmogelijk zijn.
Maximale temperatuurinstellingr02Max cutout °C
Minimale temperatuurinstellingr03Min cutout °C
Correctie temperatuuruitlezing display
Als de temperatuur in het koelobject en de temperatuuruitlezing op de display niet
gelijk zijn, kan de uitlezing op de display worden gecorrigeerd
Temperatuurweergave
Instelling voor weergave van de temperatuureenheid in °C of in °F
Correctie van het S4 luchtuittredesignaal
(compensatie mogelijk voor lange kabellengten)
Correctie van het S3 luchtintredesignaal
(compensatie mogelijk voor lange kabellengten)
Start / stop van regeling
Met deze instelling kan de regeling gestart (1) en gestopt (0) worden en wordt handbediening van de uitgangen toegestaan (-1).
Dit kan ook door middel van een externe schakelaar aangesloten op de DI ingang.
Een gestopte regeling zal een ‘Standby alarm’ genereren.
Nachtverschuiving
Het setpoint van de thermostaat kan worden verhoogd met deze waarde bij omschakeling van dag naar nacht. (Selecteer een negatieve waarde bij koude-accumulatie.)
Selectie van de thermostaatsensor
Hier kunt u de sensor kiezen die de thermostaat moet gebruiken, S3, S4 of een weging van beide sensors. Met de instelling 0% wordt alleen S3 (luchtintrede) gebruikt.
Bij 100% alleen S4 (uittrede)
Parameter bij bediening via datacommunicatie
Display air (u56)
Cutout °C
r01Diff erential
r04Disp. Adj. K
r05Temp. unit
°C=0. / °F=1
(AKM geeft alleen °C)
r09Adjust S4
r10Adjust S3
r12Main Switch
1: Start
0: Stop
-1: Handbediening uitgangen toegestaan
r13Night off set
r15Ther. S4 %
Verschuiving referentie
Wanneer deze functie op ON wordt gezet, zal de thermostaatreferentie verschoven
worden met de in r40 ingestelde waarde. Deze functie kan ook geactiveerd worden
via ingangen DI1 en DI2 (defi nitie in o02 of o37)
De thermostaatreferentie en alarmwaarden worden verschoven met deze waarde
wanneer de functie wordt geactiveerd. Geactiveerd worden via r39 of DI ingang
AlarmAlarm settings
De regelaar kan in verschillende situaties een alarm genereren. Als er een alarm is,
zullen alle LED’s in de display knipperen en zal het alarmrelais schakelen.
Tijdvertraging van een temperatuuralarm (korte vertraging)
Als één van de twee alarmgrenzen A13 of A14 worden overschreden zal een timerfunctie worden gestart. Het alarm wordt actief als de ingestelde tijd is verstreken. De
tijdsinstelling is in minuten.
Tijdvertraging voor deuralarm
De tijdvertraging is in minuten.
De functie wordt gedefi nieerd in o02 of o37.
Opstarttijdvertraging hoog temperatuuralarm (lange vertraging)
Deze tijdvertraging wordt gebruikt na opstart, tijdens ontdooiing en direct na een
ontdooiing.
Er vindt overschakeling plaats naar de normale vertraging (A03) als de temperatuur
onder de ingestelde hoge temperatuur alarmgrens komt.
Tijdsinstelling is in minuten.
Hoge temperatuur alarmgrens
Hier wordt de temperatuur ingesteld waarbij een alarm moet worden gegenereerd na
de tijdvertraging (A3 of A12). Instelling in °C. De ingestelde waarde wordt bij nachtverhoging met dezelfde instelling verhoogd (r13). Verlaging van de alarmgrens vindt
bij negatieve instelling van r13 niet plaats.
De alarmgrens wordt ook verschoven in connectie met de referentieverschuiving
(r39).
Lage temperatuur alarmgrens
Hier wordt de temperatuur ingesteld waarbij een alarm moet worden gegenereerd na
de tijdvertraging (A3). Instelling in °C.
De alarmgrens wordt ook verschoven in connectie met de referentieverschuiving
(r39).
Vertraging voor DI1 alarm
Een schakeling van de ingang resulteert in een alarm wanneer de tijdvertraging is
verstreken. Deze functie van DI1 wordt gedefi nieerd in o02.
Vertraging voor DI2 alarm
Een schakeling van de ingang resulteert in een alarm wanneer de tijdvertraging is
verstreken. Deze functie van DI1 wordt gedefi nieerd in o37
Temperatuursignaal voor alarmering (alarmsensor)
Hier moet de weging van de sensoren gedefi nieerd worden die de alarmthermostaat
moet gebruiken. S3, S4 of een combinatie van beiden.
Met een instelling van 0% wordt S3 gebruikt en bij 100% wordt S4 gebruikt.
CompressorCompressor control
Het compressorrelais volgt de thermostaat. Als de thermostaat koeling vraagt wordt
het compressorrelais ingeschakeld.
Minimum AAN en UIT tijden
Om teveel compressorschakelingen te voorkomen kunnen minimum AAN en UIT
tijden worden ingesteld.
Deze tijden worden genegeerd als bijvoorbeeld een ontdooiing wordt gestart.
Minimale AAN-tijd in minutenc01Min. On time
Minimale UIT-tijd in minutenc02Min. Off time
Omgekeerde functie relais DO1
0: Normale functie waarbij het relais inschakelt bij koelvraag.
1: Omgekeerde functie waarbij het relais uitschakelt bij koelvraag (deze regeling
zorgt ervoor dat er koeling is als de regelaar wegvalt).
r40Th. off set K
Night setbck
(start van nachtsignaal)
Forced cool.
(Start van geforceerde koeling)
Met datacommunicatie kan de prioriteit van de verschillende alarmen
gedefi nieerd worden. De instelling
wordt uitgevoerd in het menu ‘Alarm
destinations’.
c70Ext. Relay
Hier is het mogelijk om de bouwen in relais geforceerd te laten aansluiten op de
nuldoorgang van de spanning.. De levensduur van de relais wordt hierdoor verlengd,
of de belasting kan hierdoor worden verhoogd.
De functie moet niet worden geactiveerd als er contactoren verbonden zijn met een
of meer van de relais van de regelaar. Dit zal leiden tot een verminderde levensduur
van de contactoren.
0: De belasting wordt rechtstreeks aangesloten op de relais van de regelaar (nuldoor-
gang geactiveerd)
Het relaiscontact en de voeding van de regelaar moeten dezelfde fase gebruiken.
1: Het relais van de regelaar moet een extern
contactor aanspreken (nuldoorgang
buiten werking gesteld)
De LED op de display geeft aan wanneer er koelvraag is.Comp Relay
Uitlezing koelrelais, of handbediening
van dit relais.
OntdooienDefrost control
De regelaar bevat een timerfunctie welke na iedere ontdooistart gereset wordt. De
timerfunctie zal een ontdooiing starten als/zodra de tijdinterval verstreken is.
De timerfunctie start zodra voeding wordt gezet op de regelaar, maar wordt de eerste
keer verschoven met de instelling in d05.
Bij spanningsval zal de waarde van de timer worden opgeslagen en op dat punt
verder gaan zodra de spanning op de regelaar terugkomt. Deze timerfunctie kan gebruikt worden als een eenvoudige manier om een ontdooiing te starten, maar zal ook
altijd als back-up werken als een erop volgende ontdooistarts niet wordt ontvangen.
De regelaar bevat ook een real time klok. Als deze klok en de vereiste ontdooitijden
worden ingesteld, kan de ontdooiing op vaste tijden worden uitgevoerd. Als een
risico bestaat dat de spanning meer dan vier uur wegvalt, moet een batterij back-up
module worden geplaatst. (alleen mogelijk bij EKC 202D).
De ontdooiing kan ook worden gestart via de datacommunicatie, een digitale ingang
of handbediening. Alle startmethoden functioneren in de regelaar. De verschillende
functies moeten zo worden ingesteld zodat ontdooiingen niet vlak achter elkaar kunnen komen.
De ontdooiing kan op de volgende manieren worden uitgevoerd: elektrisch, heetgas
of brine.
De ontdooiing kan worden gestopt op basis van tijd of op basis van temperatuur.
Ontdooimethode
Hier wordt ingesteld hoe de ontdooiing moet worden uitgevoerd: elektrisch, heetgas,
brine of ‘geen’.
Tijdens een ontdooiing zal het ontdooirelais geschakeld zijn.
( *) koel rele actieve tijdens ontdooiing)
Ontdooistoptemperatuur
d01Def. method
0 = geen
1 = Elektrisch
2 = Gas *)
3 = Brine *)
d02Def. Stop Temp
Als een ontdooisensor is gemonteerd zal het ontdooien worden gestopt bij de
ingestelde temperatuur. De ontdooisensor wordt gedefi nieerd in parameter d10.
Hier wordt de temperatuur ingesteld.
Interval tussen ontdooistarts
Na iedere ontdooiing wordt de timer gestart en zal zodra deze tijd is verstreken een
d03Def Interval
(0=off )
ontdooiing starten.
Deze functie wordt gebruikt als een eenvoudige ontdooistart, maar kan ook worden
gebruikt als beveiliging voor het geval een ander ontdooisignaal niet ontvangen
wordt.
Als een ontdooistart via de datacommunicatie niet wordt ontvangen, wordt deze
tijdsinterval gebruikt als maximale tijd tussen ontdooiingen. Wanneer de ontdooiing
wordt uitgevoerd met de klokfunctie of datacommunicatie, moet de tijdsinterval op
een langere periode worden ingesteld dan de geplande ontdooiing, anders zal op
deze tijdsinterval een ontdooiing worden gestart die even later wordt gevolgd door
een geplande ontdooiing.
Bij spanningsval zal de tijdsinterval gehandhaafd blijven en verder tellen zodra de
spanning op de regelaar terug komt.
De tijdsinterval is niet actief wanneer deze op 0 wordt ingesteld.
Maximum ontdooitijd
d04Max Def. time
Deze instelling dient als beveiliging voor het geval dat de ingestelde ontdooitemperatuur niet wordt bereikt.
Bij selectie ontdooistop op tijd dan is dit de tijdsduur van het ontdooien.
Tijdverschuiving van ontdooistarts gedurende de opstartfase
d05Time Stagg.
Deze functie is alleen van belang als ontdooistarts van de diverse koelobjecten niet
gelijktijdig mogen plaatsvinden en bovendien gekozen is voor ontdooiing middels
de interne intervalfunctie (d03).
Met deze functie wordt de tijdsinterval, met het ingestelde aantal minuten vertraagd.
Hier kan de afdruiptijd worden ingesteld. In deze tijd druipt het water na een ontdooiing van de verdamper.
d06DripOff time
Ventilatorstartvertraging na ontdooien
Instelling van de tijdvertraging voor het starten van de ventilator(en) na ontdooistop
en na afdruiptijd. (Tijdens deze vertraging zal het water aan de verdamper vastvriezen)
Ventilator starttemperatuur
De ventilatoren kunnen ook op de, hier in te stellen, temperatuur (S5) inschakelen.
Als de ingestelde temperatuur niet wordt bereikt binnen de tijd van d07 zal op tijd
worden geschakeld.
Ventilator(en) ingeschakeld tijdens ontdooien
Keuze ventilator(en) AAN of UIT gedurende ontdooien.
0: Uit (ventilatoren draaien tijdens ‘pump down’)
1: Aan gedurende de hele ontdooien. Ook tijdens "D07"
2: Aan gedurende ‘pump down’ en ontdooiing. Daarna uit.
Ontdooisensor
Keuze ontdooisensor S4 of S5.
0: Geen ontdooisensor. Ontdooistop gebaseerd op tijd.
1: S5
2: S4
Pumpdownvertraging
Stel de tijd in waarin de verdamper wordt ‘afgepompt’ voor de ontdooiing.
Ontdooien – op basis van koeltijd
Stel hier de maximale toegestane koeltijd zonder ontdooiing in. Zodra deze tijd
wordt overschreden, zal een ontdooiing worden gestart.
Met een instelling van 0 is deze functie niet actief.
Ontdooien – op basis van S5 temperatuur
De regelaar zal de eff ectiviteit van de verdamper volgen en zal, via interne berekeningen en metingen van de S5 temperatuur, een ontdooiing starten als de variatie van
de S5 temperatuur te groot wordt.
Stel hier in hoe groot het ‘verval’ van de S5 temperatuur mag zijn. Zodra deze waarde
wordt overschreden, zal een ontdooiing worden gestart.
De functie kan alleen worden gebruikt bij 1:1 systemen waar de verdampingstemperatuur lager wordt om te garanderen dat de luchttemperatuur stabiel blijft. In
centrale systemen moet deze functie uit staan.
Met een instelling van 20 is deze functie niet actief.
Druk op de onderste toets om de ontdooiing temperatuur in de display uit te lezen.Defrost temp.
Houdt de onderste toets vier seconden ingedrukt om een extra ontdooiing uit te
voeren.
Op deze manier kan ook een actieve ontdooiing worden gestopt.
De LED op de display geeft wanneer een ontdooiing actief is.Defrost Relay
VentilatorregelingFan control
Ventilator stop bij thermostaatuitschakeling
Selecteer hier of de ventilatoren moeten stoppen bij uitgeschakelde thermostaat.
d07FanStartDel
d08FanStartTemp
d09FanDuringDef
d10DefStopSens.
d16Pump dwn del.
d18MaxTherRunT
d19CutoutS5Dif.
Def Start
Start handontdooiing
Lees hier de status van het ontdooirelais of bedien het relais handmatig.
Hold After Def
Toont ON als de regelaar in werking is
met gecoördineerde ontdooistart.
Defrost State
Ontdooistatus
1 = pump down / ontdooiing
F01Fan stop CO
(Yes = Ventilator stopt)
Vertraagde ventilator stop bij thermostaatuitschakeling
Als gekozen is voor ventilator stop bij thermostaatuitschakeling kan hier worden
ingesteld hoe lang de ventilatoren nog moeten doordraaien.
Ventilator stop op temperatuur
Deze functie stopt de ventilatoren als de hier ingestelde temperatuur aan de ontdooisensor wordt bereikt. (Om extra opwarming van bijvoorbeeld een vriescel te
voorkomen).
Herstart vindt plaats bij 2K onder de instelling.
Deze functie is niet actief gedurende het ontdooiproces of opstart na ontdooien.
Bij instelling op +50°C is de functie inactief.
De LED op de display geeft wanneer een ontdooiing actief is.Fan Relay
Status van het ventilatorrelais of bedien het relais handmatig
Real Time Klok
(Wordt niet gebruikt als er een extern ontdooiingsschema wordt toegepast via datacommunicatie)
Per 24 uur kunnen zes individuele ontdooistarts worden gedefi nieerd
Ontdooistart, instelling uurt01-t06
Ontdooistart, instelling minuten (t01 en t11 horen bij elkaar, etc.)
Wanneer t01 tot en met t16 op 0 worden ingesteld, zal de klok geen ontdooiingen
starten.
Real-time klok
Het is alleen nodig om de klok in te stellen wanneer er geen datacommunicatie
plaatsvindt.Als de stroom niet langer dan vier uur wordt onderbroken, blijft de klokfunctie bewaard. Bij het bevestigen van een batterij module kan klok langer functie
behouden. (alleen EKC 202)
Klok: instelling uurt07
Klok: instelling minutent08
Klok: instelling datumt45
Klok: instelling maandt46
Klok: instelling jaart47
Diverse functiesMiscellaneous
Vertraging uitgangen na spanningsval
Bij terugkeer van de voeding na spanningsval kunnen de uitgangen vertraagd ingeschakeld worden om overbelasting van het netwerk te voorkomen. Deze tijdvertraging is hier in te stellen.
Digitale ingang – DI1
De digitale ingang DI1 van de regelaar kan worden gebruikt voor één van de volgende functies:
Off : ingang wordt niet gebruikt
1) Statusuitlezing van een contactfunctie
2) Deurfunctie. Als de DI wordt verbroken, zal de regelaar de koeling en ventilatoren
stoppen. Een ‘deuralarm’ zal gegenereerd worden als de ingestelde tijdvertraging is
verstreken (A04). De koeling zal na deze tijdsvertraging hervatten.
3) Deuralarm. Onderbroken deurschakelaar wordt geregistreerd en deuralarm wordt
geactiveerd na vertragingstijd (A04)
4) Ontdooistart. D.m.v. een puls signaal kan een ontdooiing worden gestart. Als meer
regelaars op deze wijze gelijktijdig moeten starten is het belangrijk dat alle aansluitingen op dezelfde wijze worden aangesloten (DI naar DI en GND naar GND)
5) Regeling AAN/UIT. Regeling vindt plaats bij kortgesloten ingang en stopt bij ge-
opende ingang.
6) Nachtschakeling. Bij kortgesloten ingang staat de regelaar in de nachtstand. Ver-
schuiving met r13
7) Referentieverschuiving als de ingang is kortgesloten. Verschuiving met parameter
r40.
8) Alarmfunctie. Alarm wordt gegenereerd wanneer de ingang is kortgesloten.
9) Alarmfunctie. Alarm wordt actief wanneer de ingang is geopend. (Voor 8 en 9
wordt de tijdvertraging ingesteld in A27)
10) Schoonmaakfunctie. Deze functie wordt gestart door een puls signaal. (zie pagina
4)
11) Geforceerde koeling bij kortgesloten ingang.
12) wordt niet gebruikt
13) Apparaat uitschakelen (EKC 302D)
Datacommunicatie
Als de regelaar in een datacommunicatienetwerk is opgenomen moet een adres
worden ingesteld en dit adres moet worden doorgegeven aan de master-gateway.
Installeren van de datacommunicatie is vermeld in brochure “RC8AC..”
t11-t16
o01DelayOfOutp.
o02DI 1 Confi g.
Defi nitie vind plaats met de hier links
getoonde waarden.
DI state
(Meting)
De status van de DI wordt hier aangegeven met ON of OFF.
Na installatie van datacommunicatie
kan de regelaar op dezelfde manier
bediend worden als alle andere ADAPKOOL regelaars.
Het adres in te stellen van 1 t/m 240.o03
Het adres wordt naar de System Manager gestuurd wanneer menu o04 is ingesteld
op "ON" of wanneer de scanfunctie in de System Manager is geactiveerd.
BELANGRIJK: u MOET o61 instellen voordat u o04 instelt of de scanfunctie wordt
geactiveerd. Anders stuurt u het onjuiste bestand (o04 wordt alleen gebruikt als de
datacommunicatie LON is.)
Toegangscode 1 (toegang tot alle instellingen)
Als de menu-instellingen van de regelaar beschermd moeten worden met een toegangscode, kan hier een waarde tussen 0 en 100 ingesteld worden. Met een waarde
van 0 is de functie niet actief. (99 geeft altijd toegang)
Normaal worden Pt 1000 sensors met grote nauwkeurigheid toegepast. Er kunnen
echter ook PTC 1000 of NTC sensors (5000 Ohm bij 25°C) worden toegepast.
Alle aangesloten sensoren moeten van hetzelfde type zijn.
EKC 302D: Lokale uitlezing van softwareversieo08SW version
Nauwkeurigheid display
Yes: geeft stappen van 0,5 °C
No: geeft stappen van 0,1 °C
Maximum “standby” tijd na gecoördineerde ontdooiing
Als een regelaar zijn ontdooiing heeft beëindigd zal deze op een signaal wachten
alvorens weer te gaan inspuiten. Als het signaal onverhoopt wegblijft zal de regelaar
zichzelf weer opstarten als deze standby tijd is verstreken.
Selecteer sensorsignaal voor het display
Via een % waarde kunt u de uitlezing op de display vastleggen; de temperatuur van
S3, die van S4 of een mix van beide.
Met de instelling 0% wordt alleen S3 getoond. Met de instelling 100% wordt alleen S4
getoond.
Digitale ingang – DI2
De digitale ingang DI2 van de regelaar kan worden gebruikt voor één van de volgende functies
Off : ingang wordt niet gebruikt
1) Statusuitlezing van een contactfunctie
2) Deurfunctie. Als de DI wordt verbroken, zal de regelaar de koeling en ventilatoren
stoppen. Een ‘deuralarm’ zal actief worden als de ingestelde tijdvertraging is verstreken (A04). De koeling zal na deze tijdsvertraging hervatten.
3) Deuralarm. Onderbroken deurschakelaar wordt geregistreerd en deuralarm wordt
geactiveerd na vertragingstijd (A04)
4) Ontdooistart. D.m.v. een puls signaal kan een ontdooiing worden gestart. Als meer
regelaars op deze wijze gelijktijdig moeten starten is het belangrijk dat alle aansluitingen op dezelfde wijze worden aangesloten (DI naar DI en GND naar GND)
5) Regeling AAN/UIT. Regeling vindt plaats bij kortgesloten ingang en stopt bij geopende ingang.
6) Nachtschakeling. Bij kortgesloten ingang staat de regelaar in de nachtstand. Verschuiving met r13.
7) Referentieverschuiving als de ingang is kortgesloten. Verschuiving met parameter
r40.
8) Alarmfunctie. Alarm wordt gegenereerd wanneer de ingang is kortgesloten.
9) Alarmfunctie. Alarm wordt actief wanneer de ingang is geopend.
10) Schoonmaakfunctie. Deze functie wordt gestart door een puls signaal. (zie pagina
4)
11) Geforceerde koeling bij kortgesloten ingang.
12) De ingang wordt gebruikt voor gecoördineerde ontdooiing samen met andere
regelaars van hetzelfde type.
13) Apparaat uitschakelen (EKC 302D)
Confi guratie van lichtfunctie (relais 4 in toepassing 2)
1) Relais schakelt met dag conditie
2) Relais wordt geregeld via datacommunicatie
3) Relais wordt geregeld door de deurschakeling gedefi nieerd in o02 of 037 waar de
instelling 2 is 3. Zodra de deur wordt geopend, zal het lichtrelais schakelen. Wanneer
de deur weer gesloten wordt, zal het licht nog twee minuten aan blijven om insluiting te voorkomen.
Activering van lichtrelais
Het lichtrelais kan hier geactiveerd worden, maar alleen als o38 op 2 ingesteld is.
Randverwarming gedurende dagconditie
De AAN-tijd wordt ingesteld als percentage van de periodetijd
Randverwarming gedurende nachtconditie
De AAN-tijd wordt ingesteld als percentage van de periodetijd
Randverwarming periode
Tijdperiode (AAN + UIT periode voor relais)
Schoonmaakfunctie
De status van de functie kan hier worden gevolgd of de functie kan handmatig worden gestart.
0 = Normale regeling (geen schoonmaak)
1 = koeling uit, ventilatoren aan. Alle andere uitgangen zijn uit.
2 = alle uitgangen uit.
Als de functie wordt geregeld door ene signaal op DI1 of DI2, kan de relevante status
hier worden uitgelezen.
Selectie van toepassing
De regelaar kan worden aangepast aan een aantal verschillende toepassingen. Hier
kan worden gedefi nieerd welk van de 3 toepassingen is gewenst. Op pagina 6 is een
overzicht van deze toepassingen te zien.
Deze parameter kan alleen worden ingesteld wanneer de regeling is gestopt, bijv. r12 op 0.
Deze code geeft toegang tot het aanpassen van waarden, maar niet tot confi guratieinstellingen. Als de menu-instellingen van de regelaar beschermd moeten worden
met een toegangscode, kan hier een waarde tussen 0 en 100 ingesteld worden. Met
een waarde van 0 is de functie niet actief. Als deze functie wordt gebruikt, moet toegangscode 1 (o05) ook worden gebruikt.
Kopiëren van huidige instellingen regelaar (alleen EKC 202D)
Met deze functie kunnen de instellingen van de regelaar gekopieerd worden naar
een kopieersleutel. De sleutel kan 25 verschillende instellingen bevatten. Selecteer
hier een nummer. Alle instellingen, behalve die voor ‘Toepassing’ (o61) en ‘Adres’
(o03), worden gekopieerd. Als het kopiëren is gestart zal op de display weer o65
verschijnen. Na twee seconden kan aan de status in parameter o65 worden gezien of
het kopiëren is gelukt.
Zie hoofdstuk ‘Foutmeldingen’ voor de betekenis van de statusmeldingen.
Kopiëren van kopieersleutel (alleen EKC 202D)
Deze functie kopieert een eerder opgeslagen set instellingen naar de regelaar.
Selecteer het relevante nummer. Alle instellingen, behalve die voor ‘Toepassing’ (o61)
en ‘Adres’ (o03), worden gekopieerd. Als het kopiëren is gestart zal op de display
weer o66 verschijnen. Na twee seconden kan aan de status in parameter o65 worden
gezien of het kopiëren is gelukt.
Zie hoofdstuk ‘Foutmeldingen’ voor de betekenis van de statusmeldingen.
Opslaan als fabrieksinstelling
Met deze instelling worden de huidige instellingen van de regelaar opgeslagen als
‘nieuwe’ basisinstelling (de originele fabrieksinstellingen worden overschreven).
ServiceService
Temperatuur van de S5 sensoru09S5 temp.
Status DI1 ingang. ON/1=geslotenu10DI1 status
Temperatuur van de S3 sensoru12S3 air temp
Status van dag / nacht. 1=geslotenu13Night Cond.
Temperatuur van de S4 sensoru16S4 air temp
Temperatuur overeenkomstig die waarmee de thermostaatfunctie regeltu17Ther. air
Uitlezing temperatuurreferentieu28Temp. ref.
Status DI2 ingang. ON/1=gesloten
Displaytemperatuuru56Display air
Uitlezing van (gewogen) S3/S4 temperatuur voor alarmeringu57Alarm air
** Status koelrelais (compressor 1)u58Comp1/LLSV
** Status ventilatorrelaisu59Fan relay
** Status ontdooirelaisu60Def. relay
** Status randverwarmingsrelaisu61Railh. relay
** Status alarmrelaisu62Alarm relay
** Status lichtrelaisu63Light relay
*) Niet alles wordt getoond. Alleen de functie behorende bij de geselecteerde toepas-
In geval van een foutmelding zullen de LED’s op de display knipperen en de alarmuitgang worden geactiveerd. Bij drukken op de bovenste toets volgt in het display de
foutmelding.
Er zijn twee soorten meldingen - een melding ontstaan tijdens het dagelijks gebruik,
of er is een defect in de installatie.
A-meldingen worden niet zichtbaar voordat de vertraging verstreken is.
E-meldingen zullen direct zichtbaar worden.
(Een A-melding wordt niet zichtbaar zo lang een E-melding actief is).
De volgende meldingen kunnen verschijnen:1 = alarm
A1: Alarm te hoge temperatuurHigh t. alarm
A2: Alarm te lage temperatuurLow t. alarm
A4: DeuralarmDoor Alarm
A5: De “o16” timer is vertrekenMax Hold Time
A15: Alarm. Signaal van DI1.DI1 alarm
A16: Alarm. Signaal van DI2.DI2 alarm
A45: Koeling gestopt door ‘Hoofdschakelaar’ (Main Switch)Standby mode
A59: Schoonmaakfunctie. Signaal van DI1 of DI2.Case cleaning
Max. def time
E1: Fout in regelaarEKC error
E6:
EKC 202D: Fout in real-time klok. Controleer batterij / stel klok opnieuw in.
EKC 302D: stel klok opnieuw in.
E25: Fout S3 sensorS3 error
E26: Fout S4 sensorS4 error
E27: Fout S5 sensorS5 error
-
Bij het kopiëren van instellingen van en naar een kopieersleutel met functies o65 of
o66, kan de volgende status verschijnen:
0: Kopiëren gedaan en OK
4: Kopieersleutel onjuist geplaatst
5: Kopiëren mislukt. Probeer opnieuw.
6: kopiëren naar EKC mislukt. Probeer opnieuw.
7: Kopiëren naar kopieersleutel mislukt. Probeer opnieuw.
8: Kopiëren niet mogelijk. Codenummer en SW versie komen niet overeen.
9: Communicatiefout
10: Kopiëren nog gaande
(Deze informatie kan worden uitgelezen in o65 of o66 een paar seconden na het
starten van een kopieercommando).
Alarm destinations
De prioriteit van individuele alarmen
Kan met een instelling worden gedefi nieerd
(0, 1, 2 of 3)
Er kunnen zich regelsituaties voordoen waarbij de regelaar staat te wachten voor de
volgende stap in de regeling. Om deze “waarom gebeurt er niets?” situaties zichtbaar
EKC State:
(Zichtbaar in alle menu’s
te maken volstaat het om de bovenste druktoets kort (1sec) in te drukken. Hierdoor
wordt de status weergegeven in het display. De individuele statuscodes hebben de
volgende betekenis:
S0: Regelen0
S1: Wacht op einde gecoördineerde ontdooiing1
S2: Compressor draait door op basis van de min. AAN tijd2
S3: Compressor blijft gestopt op basis van de min. UIT tijd3
S4: De regeling wacht op basis van de afdruiptijd4
S10: Koeling is gestopt door een intern of extern signaal (r12 of DI)10
S11: Koeling is gestopt door de thermostaat11
S14: Ontdooiproces: ontdooiing is gaande14
S15: Ontdooiproces: ventilatorstart wacht op verstrijken startvertraging15
S17: Deur is open. DI ingang is open17
S20: Noodkoeling actief door sensorfout *)20
S25: Handmatige bediening van de uitgangen actief25
S29: Schoonmaakactie actief29
S30: Geforceerde koeling30
S32: Vertraging van uitgangen tijdens opstart32
S45: Apparaat uitschakelen (EKC 302D)45
Andere uitlezingen:
non: Ontdooitemperatuur kan niet worden uitgelezen. Ontdooiing wordt gestopt op
tijd.
-d-: Ontdooiing is gaande/ Opstart na ontdooiing
PS: Toegangscode vereist. Vul toegangscode in.
*) Noodkoeling zal plaatsvinden wanneer het signaal van een gedefi nieerde S3 of S4 voeler wegvalt. De regeling zal verder gaan met de geregistreerde
gemiddelde inschakelduur. Hier zijn twee waarden voor - 1 voor de nachtregeling en 1 voor de dagregeling.
Waarschuwing ! Directe start van compressoren *
Ter voorkoming van compressorschade moeten parameters c01 en c02 worden ingesteld volgens de specifi caties van de fabrikant. Of in
het algemeen:
- Hermetische compressoren: c02 = 5 minuten
- Semi-hermetische compressoren: c02 = 8 minuten en c01 = 2 tot 5 minuten (motor 5 tot 15 kW)
*) Bij een directe aansturing van de magneetklep behoeven parameters c01 en c02 niet te worden ingesteld.
De waarden worden getoond met drie karakters. De temperatuur
kan in °C of °F worden weergegeven.
LED’s op voorpaneel
De LED’s op het voorpaneel van de regelaar zullen oplichten als
het bijbehorende relais is geactiveerd.
= Koeling
= Ontdooiing
= Ventilator
In alarmsituaties zullen alle LED’s knipperen. De alarmmelding kan
getoond en opgeheven worden door de bovenste druktoets kort
in te drukken.
Ontdooiing
Tijdens de ontdooiing wordt een '-d-' getoond in de display. Dit
blijft zo tot 15 minuten nadat de koeling weer is hervat.
Het kan zijn dat de '-d-' al eerder verdwijnt als:
- de temperatuur binnen 15 minuten weer laag is
- de regeling is gestopt door de 'hoofdschakelaar'
Als er meerdere alarmen ‘achter elkaar’ staan, kunnen deze met
de bovenste en onderste toets worden uitgelezen.
Instellen setpoint
1. Druk op de middelste toets tot het setpoint zichtbaar wordt
2. Verander het setpoint met de bovenste of onderste toets.
3. Druk nogmaals op de middelste toets om de instelling op te
slaan.
Uitlezen temperatuur ontdooisensor
• Druk kort op de onderste toets
Handmatige ontdooistart / stop
• Houdt de onderste toets gedurende vier seconden ingedrukt
Een goed begin
Door de volgende procedure te volgen kan de regelaar snel worden opgestart:
1 Open parameter r12 en stop de regeling (in een nieuwe regelaar
zal r12 al op 0 staan)
De bedieningstoetsen
Wanneer een instelling gewijzigd moet worden, zullen de bovenste en onderste toetsen een hogere of lagere waarde geven.
Voordat een waarde veranderd kan worden moet eerst het menu
geopend worden door de bovenste toets een aantal seconden
ingedrukt te houden. Zoek nu de te wijzigen parameter en druk
de middelste toets in om de huidige waarde te zien. Wanneer de
waarde is gewijzigd kan deze worden opgeslagen door nogmaals
de middelste toets in te drukken.
Voorbeelden
Wijzigen instelling
1. Houdt de bovenste toets ingedrukt tot parameter r01 zichtbaar
is.
2. Zoek de te wijzigen parameter met de bovenste of onderste
toets.
3. Druk op de middelste toets om de instelling uit te lezen
4. Verander de waarde met de bovenste of onderste toets.
5. Druk op de middelste toets om de nieuwe waarde op te slaan.
2 Selecteer de toepassing gebaseerd op de tekeningen op pagina
6 of 7
3 Open parameter o61 en stel de toepassing in
4 Open parameter r12 en start de regeling
5 Doorloop de fabrieksinstellingen en maak indien nodig wijzigin-
gen. De waarden in de grijze velden zijn afhankelijk van andere
ingevoerde instellingen.
6 Voor netwerk. Stel het adres in o03 en start de scanfunctie in de
Diff erentie***r010.0 K20.0K2.0 K
Maximale temperatuurinstelling***r02-49.0°C50°C50.0°C
Minimale temperatuurinstelling***r03-50.0°C49.0°C-50.0°C
Correctie temperatuuruitlezing displayr04-20.0 K20.0 K0.0 K
Temperatuureenheid (°C/°F)r05°C°F°C
Correctie signaal sensor S4r09-10.0 K+10.0 K0.0 K
Correctie signaal sensor S3r10-10.0 K+10.0 K0.0 K
Handbediening, start/stop regeling (-1, 0, 1)r12-110
Nachtverschuivingr13-10.0 K10.0 K0.0 K
Defi nitie thermostaatsensor S4% (100%=S4, 0%=S3)r150%100%100%
Verschuiving referentie r40r39OFFONOFF
Waarde voor verschuiving referentie (activeer via r39 of DI)r40-50.0 K50.0 K0.0 K
Alarm
Vertraging temperatuuralarmA030 min240 min30 min
Vertraging deuralarm***A040 min240 min60 min
Vertraging temperatuuralarm na ontdooiingA120 min240 min90 min
Hoge temperatuur alarmgrens***A13-50.0°C50.0°C8.0°C
Lage temperatuur alarmgrens***A14-50.0°C50.0°C-30.0°C
Vertraging DI1 alarmA270 min240 min30 min
Vertraging DI2 alarmA280 min240 min30 min
Defi nitie alarmsensor. (100%=S4, 0%=S3)A360%100%100%
Compressor
Minimum AAN-tijdc010 min30 min0 min
Minimum UIT-tijdc020 min30 min0 min
Omgekeerde functie DO1 relais (NC)c300
Extern relais (nuldoorgangsregeling – alleen bij EKC 302D)
Moet "ON" zijn bij aansluiting op externe relais
Ontdooien
Ontdooimethode (geen/EL/GAS/BRINE)d01nobriEL
Ontdooistoptemperatuurd020.0°C25.0°C6.0°C
Interval tussen ontdooistartsd030 hours48 hours8 hours
Maximum ontdooitijdd040 min180 min45 min
Tijdverschuiving ontdooistartd050 min240 min0 min
Afdruiptijdd060 min60 min0 min
Ventilatorvertragingd070 min60 min0 min
Ventilator starttemperatuurd08-15.0°C0.0°C-5.0°C
Ventilator tijdens ontdooien
0: Uit
1: Aan
2: Aan tijdens pump down en ontdooiing
Ontdooisensor (0=tijd, 1=S5, 2=S4)d10020
Pumpdownvertragingd160 min60 min0 min
Ontdooien op maximale koeltijdd180 hours48 hours0 hours
Ontdooien op maximale variatie S5. Kies 20 (uit) voor centrale installatiesd190.0 K20.0 k20.0 K
Ventilator
Ventilatorstop bij thermostaatuitschakelingF01noyesno
Vertraging ventilatorstopF020 min30 min0 min
Ventilatorstoptemperatuur (S5)F04-50.0°C50.0°C50.0°C
Aan/uit schakelaar (service-pin melding)
BELANGRIJK! o61 moet ingesteld zijn.
Toegangscode 1 (alle instellingen)o0501000
Sensortype (Pt/PTC/NTC)o06PtntcPt
Uitlezing van softwareversie (EKC 302D)
Nauwkeurigheid display (normaal 0,1 bij Pt sensor)o15noyesno
Max. stand-by tijd na gecoördineerde ontdooiingo160 min60 min20
Defi nitie displaysensor. (100%=S4, 0%=S3)o170%100%100%
Ingangssignaal DI2. Functies:
0=niet gebruikt. 1=status DI2. 2=deurfunctie met deur open alarm. 3=deuralarm. 4=ontdooistart (puls).
5=externe start/stop. 6=nachtfunctie. 7=verschuiven referentie (activering
van r40). 8=alarmfunctie als gesloten. 9=alarmfunctie als open. 10=schoonmaakfunctie (puls). 11=geforceerde koeling. 12=gecoördineerde ontdooiing.
13=Apparaat uitschakelen
Confi guratie van lichtfunctie (relais 4)
1=AAN gedurende dagconditie. 2=AAN/UIT via datacommunicatie. 3=AAN
volgt de DI functie als deze is geselecteerd als deurfunctie of deuralarm
Activering van lichtrelais (alleen als o38=2)o39OFFONOFF
AAN-tijd randverwarming gedurende dagconditieo410%100%100
AAN-tijd randverwarming gedurende nachtconditieo420%100%100
Periodetijd randverwarming (AAN+UIT tijd)o436 min60 min10 min
Schoonmaakfunctie. 0=geen schoonmaak. 1=alleen ventilatoren draaien.
2=alle uitgangen uit
Selecteer toepassing (elek. schema). Zie pagina 6 of 7*o61123131
Toegangscode 2 (gedeeltelijke toegang)***o6401000
Alleen EKC 202D. Kopiëren van instellingen naar kopieersleutel. Selecteer een
nummer.
Alleen EKC 202D. Kopiëren instellingen van kopieersleutel naar regelaar
(eerder opgeslagen via o65)
Huidige instelling opslaan als fabrieksinstellingo67OFFOnOFF
Service
Zie statusmeldingenS0-S33
Ontdooisensor S5***u09
Status DI1 ingang. ON/1=geslotenu10
Luchttemperatuur S3***u12
Status dag/nacht. 1=gesloten***u13
Luchttemperatuur S4***u16
Thermostaat regeltemperatuuru17
Thermostaat regelreferentieu28
Status DI2 ingang. ON/1=geslotenu37
Temperatuur displayu56
Temperatuur voor alarmthermostaatu57
Status koelrelais**u58
Status ventilatorrelais**u59
Status ontdooirelais**u60
Status randverwarminsrelais**u61
Status alarmrelais**u62
Status lichtrelais**u63
o04OFFONOFF
o08
o370130
o38131
***o46020
o650250
o660250
*) Kan alleen worden ingesteld als regeling is gestopt (r12=0)
**) Kan handmatig worden bediend als r12=-1
***)Met toegangscode 2 zal de toegang tot deze instellingen geperkt zijn.
Fabrieksinstelling
Als u naar de fabrieksinstellingen terug wilt, handel als volgt:
- Schakel de voeding van de regelaar uit
- Houdt de bovenste en onderste
knoppen ingedrukt en schakel tegelijkertijd de voeding weer in
S3 en S4 zijn temperatuursensoren
Een instelling bepaald of S3, S4 of beiden worden gebruikt.
S5 is een ontdooisensor en wordt gebruikt als de ontdooiing op
temperatuur moet worden gestopt.
Digitale aan/uit signalen
Een kortgesloten ingang activeert een functie. De mogelijke functies worden beschreven bij o02 en o37.
Externe display
Aansluiting voor display type EKA 163 of EKA 164A. Zie ook de
volgende pagina.
Relais
Het algemene gebruik wordt hier beschreven. Zie ook
pagina 6 en 7 waar de verschillende toepassingen worden
beschreven.
DO1: Koeling. Het relais zal inschakelen als de regelaar koelvraag
heeft
DO2: Ontdooiing. Het relais zal inschakelen tijdens een ontdooiing
DO3: Ventilatoren
Het relais schakelt als de ventilatoren moeten draaien
DO4: Voor alarm, randverwarming of licht
Alarm: Zie diagram. Het relais is geschakeld tijdens nor-
maal bedrijf en schakelt uit tijdens alarmsituaties of wan-
neer de regelaar spanningsloos is.
Randverwarming: Het relais schakelt de randverwarming
moet werken
Licht: Het relais schakelt wanneer het licht aan moet
EKC 302D
LON RS485
Datacommunicatie
EKC 202D: MODBUS of LON RS485 via insteekkaarten.
EKC 302D: Vaste MODBUS of LON RS485/MODBUS via insteekkaart. Zie ook de volgende pagina.
Als datacommunicatie gebruikt wordt, is het van belang dat bekabeling hiervan juist wordt uitgevoerd.
Zie document RC8AC
Elektrisch ‘lawaai’
Kabels voor sensoren, DI ingangen en datacommunicatie moeten
apart gehouden worden van andere elektrische kabels;
- Gebruik aparte kabelgoten (afscheiding)
- Houdt een afstand van tenminste 10 cm
- Lange kabels voor DI ingangen moeten worden vermeden
De volgende regelaars kunnen op deze
manier worden aangesloten:
EKC 202D, EKC 302D, AK-CC 210, AK-CC 250,
AK-CC 350, AK-CC 450, AK-CC 550
(Maar max. 10.)
Koeling wordt hervat wanneer alle regelaars
hun ontdooiing hebben beëindigd.
Extern display op EKC 302D
Alleen voor stand alone.
Extern display plus datacommunicatie
Sluit niets anders dan een display aan op de datacommunicatie.
De afstand naar de display mag niet meer zijn dan 200 meter.
Een adres moet worden ingesteld in parameter o03 (0 kan niet worden gebruikt).
De display vind zelf het adres van de regelaar.
* EKC 202D: DO1 en DO2 zijn max. 16 A relais. De genoemde 8A kan worden ver-
hoogd tot 10 A als de omgevingstemperatuur onder 50 °C wordt gehouden.
DO3 en DO4 zijn max. 8 A relais. Maximale belasting mag niet overschreden
worden.
EKC 302D: DO1 is een 20 A-relais. DO2 en DO3 zijn 16 A-relais. DO4 is een 10 Arelais. De aangegeven max. belasting hierboven mag niet overschreden worden
bij het maken van een aansluiting zonder nuldoorgangsregeling. Bij het maken
van een aansluiting met nuldoorgangsregeling moet de belasting worden
verhoogd met de waarde die wordt aangeduid met 2)
** Goud gecoate contacten garanderen een goed contact
1) Met externe relais(c70=ON) (nuldoorgangsregeling uitgeschakeld)
2) Zonder externe relais (c70=OFF) (nuldoorgangsregeling ingeschakeld)
Het relaiscontact en de voeding van de regelaar moeten dezelfde fase gebruiken en de belasting (compressor) moet fasegecompenseerd zijn tot Cos ϕ = 1.
Pt 1000 of
PTC 1000 of
NTC-M2020 (5000 ohm / 25°C)
Meetbereik
-60 tot +99°C
±1 K onder -35°C
Regelaar
±0,5 K tussen -35 tot +25°C
±1 K boven +25°C
Pt 1000
sensor
±0.3 K bij 0°C
±0.005 K per grad
Signaal van contactfuncties
Eisen aan contacten: goud gecoat
Maximale kabellengte 15 m.
Gebruik hulprelais bij langere kabels
2
Max. 1,5mm
meer aderig
Max. 1 mm2 op sensoren en DI-ingangen
IEC60730
DO18 (6) A & (5 FLA, 30 LRA)
EKC 202D
DO28 (6) A & (5 FLA, 30 LRA)
DO36 (3) A & (3 FLA, 18 LRA)
DO4** 4 (1) A, Min. 100 mA**
10 (6) A & (5 FLA, 30 LRA)1)
16 (8) A & (10 FLA, 60 LRA) 2)
6 (3) A & (3 FLA, 18 LRA)1)
10 (6) A & (5 FLA, 30 LRA)2)
6 (3) A & (3 FLA, 18 LRA)1)
10 (6) A & (5 FLA, 30 LRA)2)
EKC 302D
DO1
DO2
DO3
DO4** 4 (1)A Min. 100 mA**
EKC 202D: Via insteekkaart
EKC 302D: Vaste MODBUS. Kan via insteekkaart worden uitgebreid met LON of MODBUS
0 tot +55°C, tijdens bedrijf
-40 tot +70°C, tijdens transport
20 - 80% Rh, geen condensvorming
Geen schokken of trillingen
EKC 202D: IP 65 voorpaneel
Toetsen en pakking geïntegreerd in front
EKC 302D: IP 20
EU Low Voltage Directive en EMC eisen in
overeenstemming met CE-markering
EKC 202D: UL-approved volgens UL 60730
LVD-getest volgens EN 60730-1 en EN 60730-2-9, A1,
A2
EMC-getest volgens EN 61000-6-3 en EN 61000-6-2
en EN 61000-4-(2-6, 8, 11)
Capacitieve belasting
De relais kunnen niet worden gebruikt voor de directe aansluiting van
capacitieve belastingen zoals leds en de aan/uit-regeling van EC-motoren.
Alle belastingen met een schakelende voeding moeten verbonden zijn
met een geschikte contactor of dergelijke.
Danfoss can accept no responsibility for possible errors in catalogues, brochures and other printed material. Danfoss reserves the right to alter its products without notice. This also applies to products
already on order provided that such alternations can be made without subsequential changes being necessary in specifications already agreed.
All trademarks in this material are property of the respecitve companies. Danfoss and Danfoss logotype are trademarks of Danfoss A/S. All rights reserved.