Danfoss A/S is niet aansprakelijk en niet gebonden aan de
garantie als deze instructies niet worden gevolgd tijdens
installatie of onderhoud.
De oorspronkelijke instructies zijn geschreven in het Engels.
Andere talen zijn een vertaling van de oorspronkelijke instructies.
(Richtlijn 2006/42/EG)
Elementen moeten altijd worden aangesloten
door een erkend elektricien, door middel van een
vaste aansluiting.
Onderbreek alle stroomkringen, voordat wordt
▪
begonnen met installatie en onderhoud.
De aansluiting op de voedingsbron mag niet
▪
rechtstreeks toegankelijk zijn voor de eindgebruiker.
De afscherming van elke verwarmingskabel
▪
moet worden geaard conform de plaatselijke
U mag het verwarmingselement nooit doorsnijden of inkorten
Als het verwarmingselement wordt doorgesne-
▪
den, vervalt de garantie.
Uitlopers kunnen alleen worden doorgesneden
▪
of ingekort om aan de eisen te voldoen.
elektriciteitsvoorschriften en worden aangesloten op een aardlekschakelaar (RCD).
Het aanbevolen RCD-uitschakelvermogen is 30
▪
mA, maar een waarde tot 300 mA is mogelijk in
gevallen waarbij capacitieve lekstromen kunnen
leiden tot hinderlijke uitschakeling.
Verwarmingselementen moeten worden aange-
▪
sloten via een schakelaar met meerpolige onderbreking.
Het element moet worden voorzien van de juis-
▪
te maat zekering of stroomonderbreker, bv.
10/13 A voor een 1,5 mm2 uitloper en 16/20 A
voor een 2,5 mm2 uitloper.
Elementen moeten altijd worden geïnstalleerd
conform de plaatselijke bouw- en bedradingsvoorschriften, en de richtlijnen in deze installatiehandleiding
Installatie op enige andere wijze kan de functio-
▪
naliteit van de elementen aantasten of een veiligheidsrisico vormen, waardoor de garantie
vervalt.
Zorg ervoor dat elementen, uitlopers, aansluit-
▪
dozen en andere elektrische componenten tijdens of na de installatie niet in contact komen
met chemicaliën of ontvlambare stoffen.
brengen van waarschuwingstekens of -markeringen bij de aansluitfittingen en/of duidelijk
zichtbaar zijn op regelmatige afstanden langs
de stroomleiding.
na installatie worden vermeld in alle documen-
▪
ten met elektrische gegevens.
Overschrijd nooit de maximale warmtedichtheid
(W/m)2voor de betreffende toepassing.
ECflexEFSICEFTPC
Mechanische klasse (IEC 60800)M2C (IEC60800: 1992)
Vloerverwarming in dunne onderlaag (<3 cm)DD
Vloerverwarming in balkenvloerconstructies-P
Vloerverwarming met EFCI DRY-P
Vloerverwarming in betonvloeren (>3 cm)DP
Het sneeuw- en ijsvrij houden van grondoppervlakkenDA
Vorstbescherming voor leidingsystemenAP
M2, C Voor gebruik in toepassingen met een gro-
ter risico op mechanische schade.
PBij uitstek geschikt voor deze toepassing.
DOntworpen en goedgekeurd voor deze toe-
Voor oppervlakken op daken, terreinen en velden is
de HoH-afstand de afstand in centimeters vanaf het
midden van de ene kabel tot het midden van de volgende.
HoH [cm] =
Oppervlak [m2]
Kabellengte [m]
of
Houd bij het verwarmen van leidingen rekening met
het aantal kabels per meter – zie hoofdstuk 5.2.
bekend is, is het een stuk eenvoudiger om problemen te verhelpen en defecte elementen te
herstellen.
2.4Het installatieoppervlak voorbereiden
Houd rekening met het volgende:
Volg alle richtlijnen in hoofdstuk 1.1 op.
▪
Neem de juiste HoH-afstand in acht (alleen ver-
▪
warmingskabels) – zie hoofdstuk 2.2.
Neem de vereiste installatiediepte en mogelijke
▪
mechanische bescherming van uitlopers in acht.
Wanneer u meer dan één element installeert,
▪
mag u de elementen nooit in serie bekabelen.
Alle uitlopers moeten parallel op de aansluitdoos worden aangesloten.
In dezelfde kamer kunnen twee of meer
▪
elementen geïnstalleerd worden, maar
één enkel element mag niet over twee of
meer kamers worden geïnstalleerd.
Alle verwarmingselementen in dezelfde
▪
kamer moeten dezelfde warmtedichtheid
(W/m2) hebben, tenzij ze verbonden zijn
met een afzonderlijke vloersensor en thermostaat.
Voor enkele stroomkabels moeten beide uitlo-
▪
pers op de aansluitdoos worden aangesloten.
Verwijder alle sporen van oude installaties, in-
▪
dien van toepassing.
Zorg ervoor dat het installatieoppervlak water-
▪
pas, stabiel, glad, droog en schoon is.
Indien nodig, moet u gaten rondom leidin-
▪
gen, afvoerpijpen of muren opvullen of afdekken met folie
Er mogen geen scherpe randen, bladeren, vuil
▪
of vreemde voorwerpen aanwezig zijn.
3Elementen installeren
Het wordt afgeraden elementen te installeren bij
temperaturen onder de -5 °C.
Danfoss Heating SolutionsVIAMJ210
Bij lage temperaturen kunnen de verwarmingskabels
stijf worden. Nadat u het element uitgerold hebt, sluit
u het kort aan op de netvoeding om de kabel zachter
te maken alvorens hem vast te zetten.
maal 5 mm drukverdeelbord.
Let op de isolatiewaarde boven het drukver-
▪
deelbord.
▪
R < 0,10 m2K/W overeenkomend met 1
Tog of een dun tapijt.
Maak een gat voor de warm/koud kabelaansluiting en
de doorvoerbuis van de vloersensor en vijl eventuele
scherpe randen bij. Bevestig de doorvoerbuis aan de
ondervloer met lijm of schroeven.
Zie de installatiehandleiding voor het EFCI product
voor nadere inlichtingen.
Benodigd gereedschap
Schrobzaag.
▪
Vijl.
▪
Lijmpistool.
▪
Aluminium tape.
▪
Installeer de ECflex verwarmingskabel. Zorg dat de
kabel, het uiteinde en de warm/koud kabelaansluiting steeds contact maken met de aluminium plaat
of aluminium tape.
Grondoppervlakken zoals hellingen en parkeerterreinen
Grondoppervlakken zoals opritten, voetpaden
en bestrating
1. Bovenlaag van betonplaat of asfaltbeton.
2. Zandbed of beton.
3. ECflex verwarmingskabel.
4. Danfoss CLIP bevestigingsaccessoire of netwapening.
5. Draaglaag van steenslag/beton/gebruikt asfalt.
6. Isolatie (optioneel, zorg ervoor dat de draaglaag
geschikt is).
7. Aarde.
1. Bovenlaag van bestratingsblokken of betonplaat
2. Zandbed
3. ECflex verwarmingskabel
4. Danfoss CLIP bevestigingsaccessoire of netwapening
5. Draaglaag van steenslag
6. Isolatie (optioneel, zorg ervoor dat de draaglaag
geschikt is).
7. Aarde
Bodemthermostaat is verplicht
▪
In zandbed: matvermogen vanaf 250 W/m2 en
kabelvermogen vanaf 25 W/m.
In betonbed: kabelvermogen vanaf 30 W/m met
▪
een warmtedichtheid van > 500 W/m2 (HoH < 6
Installeer geen kabels in alleen zand
De verwarmingskabels moeten worden be-
▪
schermd door een harde toplaag.
Neem voor andere toepassingen contact op
▪
met een verkoopkantoor bij u in de buurt.
cm).
Beperkt vermogen
Verklein het te verwarmen oppervlak, bijv. al-
▪
leen de bandensporen verwarmen in plaats van
de hele oprit.
Verdeel en prioriteer het oppervlak in twee zo-
▪
nes met behulp van ECtemp 850 .
Installeer minder W/m² dan aanbevolen. De
▪
prestaties voor het sneeuwvrij houden zullen afnemen. Installeer niet minder W/m2 dan aanbevolen in waterafvoergebieden, bijv. vóór verwarmde trappen.
men dat het element verschuift.
Vermijd overmatig gebruik van harken,
▪
spaden, trilstampers en walsen.
Bereid het installatieoppervlak voor
met Danfoss CLIP bevestigingsaccessoires en/of netwapening. Bevestig de leiding voor de sensorkabel en de sensorbuis/-dummy voor
de ECtemp 850 sensor, indien aanwezig.
Verleng de uitlopers met krimpkousen en leg de aansluitingen op
een droge plaats. Dicht alle doorvoeringen door muren of vergelijkbare constructies af. Breng waarschuwingslint aan boven de uitlopers.
5.2Vorstbescherming voor leidingen
Leidingverwarming
Het verwarmingselement moet volledig bedekt
▪
zijn met een laag van minstens 5 mm dik.
Houd rekening met een droogtijd van ongeveer
▪
30 dagen voor beton en 7 dagen voor gietmortel.
Nadat u blokken hebt gelegd of
beton/asfalt hebt gegoten, installeert u de externe sensor(en) en
verlengt u de sensorkabel(s) overeenkomstig de instructies in de
sensorhandleiding.
Kabels gewikkeld rond leidingen moeten, zoals afgebeeld, om de 20-30 cm
met aluminium tape worden bevestigd. Rechte kabels moeten, zoals afge-
Breng aluminium tape aan onder (verplicht voor kunststof leidingen) en op de leiding over
de volle lengte van de kabel.
beeld, op 5 of 7 uur worden bevestigd.
Kabels in leidingen moeten rechtstreeks met een drukpakking in de leiding worden bevestigd.
6De installatie voltooien
Kabels aansluiten
Sluit alle uitlopers en de sensor aan op de aansluitdoos.
Zie de installatiehandleiding voor de thermo-
▪
staat.
Zie het bedradingsschema en andere belangrij-
▪
ke informatie in hoofdstuk 1.1.
Zie erop toe dat de totale stroomsterkte niet ho-
▪
ger is dan de capaciteit van de thermostaat. Installeer anders een contactgever.
Eindcontrole en documentatie
Zorg dat de warmteverspreider (bv. vloer, lei-
▪
ding) bestand is tegen de warmte van het element. Dit is met name belangrijk als het element wordt aangesloten op een thermostaat
Verleng uitlopers/sluit kabels af,
en leg aansluitingen op een droge
plaats. Monteer de aansluitdoos
op of in de buurt van de leiding en
installeer de thermostaat in de
buurt van de leiding.
waarbij de maximumtemperatuur niet kan worden geconfigureerd. Zie hoofdstuk 4 voor meer
informatie.
Dit is met name belangrijk, als het element
▪
wordt aangesloten op een thermostaat
waarbij de maximumtemperatuur niet kan
worden geconfigureerd.
Documenteer het volgende met tekst, tekenin-
▪
gen of foto's:
kabeltype, afstand, diepte, indeling, cir-
▪
cuit-ID, sensoren.
locatie van aansluitingen tussen uitlopers
▪
en het verwarmingselement.
locatie van eindkappen (alleen bij dubbele
▪
geleiders).
locatie van uitzetvoegen, indien aanwezig.
▪
Vul het garantieformulier in.
▪
Geef de eindgebruiker of de dagelijkse toezicht-
▪
houder instructies over het gebruik en onderhoud van het verwarmingssysteem.
Controleer voorafgaand aan elke periode van
▪
continu gebruik op fouten in het verdeelbord,
de thermostaat en de sensoren.
Als het element wordt aangesloten op een thermostaat, bijvoorbeeld een ECtemp , moet u de basisinstellingen
configureren overeenkomstig onderstaande tabel en de installatiehandleiding van de thermostaat.
Thermo-
staat
ECtemp
Max. be-
algemeen
lasting
16 AKamertemp. 20-22 °C
13x
Vloerverwarming in het
ECtemp
330/610
ECtemp
16/10 AAan < +3 °CAan < +5 °C
15A--
Vloertemp.: zie hoofdstuk
7.1
53x
ECtemp
16A--
550
Danfoss
15A (FT)--
LINK
ECtemp
2 x 15A-Smelten < +3 °C, Stand-
850
Stel indien van toepassing de temperatuurlimiet in
volgens de aanbevelingen van de fabrikant om schade aan bijv. de vloer of de leiding te voorkomen.
7.1Temperatuurinstellingen voor de vloer
Volgens ISO 13732-2 hangt een aangename vloertemperatuur af van de gebruikte vloerbedekking.
Betonvloer (tegels)26 - 28,5 °C
Zachthoud (grenen)22,5 - 28 °C
Hardhout (eiken)24,5 - 28 °C
Textiel (vloerkleden, tapijten)21 - 28 °C
Het sneeuw- en ijsvrij
houden van grondop-
Vorstbescherming voor
leidingsystemen
pervlakken
--
-
by < -3 °C
Voor de meeste houtenvloerproducten is de
▪
temperatuur meestal rond 27 °C.
Alle vloertemperatuurinstellingen moeten een paar
graden hoger zijn om te compenseren voor de thermische weerstand van de vloerbedekking.
0,0215 mm tegelSteen of keramiek26 °C
0,058 mm HDF-laminaat
0,1014 mm beukenparket
0,1322 mm massief eiken
planken
<0,17Max. tapijtdikte geschikt
voor vloerverwarming
0,1822 mm massief grenen
planken
De vloertemperatuur moet tijdens de eerste week
langzaam worden verhoogd, zodat de nieuwe vloer
kan acclimatiseren. Dit wordt ook aanbevolen aan het
begin van een stookseizoen.
Danfoss A/S
Electric Heating Systems
Ulvehavevej 61
7100 Vejle
Denmark
Phone:+45 7488 8500
Fax: +45 7488 8501
Email: EH@danfoss.com
www.EH.danfoss.com
Danfoss kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor mogelijke fouten in catalogi, handboeken en andere documentatie. Danfoss behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving haar
producten te wijzigen. Dit geldt eveneens voor reeds bestelde producten, mits zulke wijzigingen aangebracht kunnen worden zonder dat veranderingen in reeds overeengekomen specificaties noodzakelijk zijn. Alle in deze publicatie genoemde handelsmerken zijn eigendom van de respectievelijke bedrijven. Danfoss Heating Solutions en het Danfoss Heating Solutions logo zijn handelsmerken van Danfoss A/S. Alle rechte voorbehouden.