Display.
Aanraaktoets 1.
Aanraaktoets 2.
Knop hoger/lager
Knop links/rechts.
Pictogram voor systeemalarm.
Pictogram voor communicatie met hoofdregelaar.
Pictogram voor omschakeling naar 230 V-voeding.
Pictogram voor laag batterijniveau.
1.2 Achterzijde (fig. 2)
Achterplaat/dockingstation.
Batterijvak.
Schroefgat voor wandmontage.
Schroef en muurplug.
Transformator/voedingsstekker.
NB De CF-RC afstandsbediening heeft een zelfverklarende menustructuur. Alle instellingen
zijn eenvoudig uit te voeren via de knoppen hoger/lager en links/rechts, in combinatie
met de aanraaktoetsen.
Wanneer de achtergrondverlichting uit is, heeft het eerste aanraken van een toets als
enige effect dat dit licht wordt geactiveerd.
• Installeer de afstandsbediening nadat u alle kamerthermostaten hebt geïnstalleerd.
• Verwijder de beschermstrip om de bijgeleverde batterijen aan te sluiten.
• Wijs de afstandsbediening toe aan de hoofdregelaar, binnen een afstand van 1,5 m.
• Wanneer de achtergrondverlichting uit is, heeft het eerste aanraken van een toets als
enige effect dat dit licht wordt geactiveerd.
2.2 De installatiemodus op de hoofdregelaar activeren (fig. 3)
• Gebruik de menukiezer om de Installatiemodus te selecteren. De installatieled
knippert.
• Activeer de installatiemodus door op Ok te drukken. De installatieled gaat AAN.
2.3 De installatiemodus op de afstandsbediening activeren (fig. 1)
• Wanneer de batterijen zijn aangesloten, volgt u de installatiehandleiding, te beginnen
met het instellen van de taal.
• Na het installatieproces stelt u de tijd en de datum in met de knop hoger/lager en
de knop links/rechts . Bevestig de instellingen met Ok.
• Aan het einde van het installatieproces hebt u de mogelijkheid om de ruimtes waarin
de kamerthermostaten zijn geplaatst, een naam te geven. Dit maakt het systeem heel
makkelijk toegankelijk en eenvoudig te gebruiken.
• Ga naar menu Naam ruimtes en activeer Wijzigen met aanraaktoets 2 om de standaardnamen van de ruimtes te wijzigen (bv. van “MC1 Output 1.2” naar “Woonkamer”).
Bevestig vervolgens met Ok. U kunt ook het menu Spellen gebruiken om andere
namen aan te maken.
• Wanneer de installatie is voltooid, zal op het display een startscherm met de werkelijke
tijd en datum worden weergegeven. Het scherm toont ook de werkelijke temperatuur
in de eerste ruimte van de lijst met ruimtes (om een andere ruimte voor het startscherm te kiezen, gaat u naar hoofdstuk 5.1.2).
NB Als u de knop tijdens het instellen ingedrukt houdt, zal de waarde sneller wijzigen.
3.1 Een verbindingstest op de afstandsbediening starten
Menu Instellingen Verbindingstest: selecteer Verbindingstest in het startscherm om
een test van de draadloze verbinding tussen de hoofdregelaar en de afstandsbediening
te starten. Het resultaat van de verbindingstest zal onmiddellijk na het uitvoeren van de
test worden weergegeven.
Als de verbindingstest mislukt:
• Probeer om de afstandsbediening op een andere locatie in de ruimte te houden.
• Of installeer een versterkereenheid (CF-RU) en plaats die tussen de hoofdregelaar en de
afstandsbediening.
NB De verbindingstest kan enkele minuten duren, afhankelijk van de grootte van het systeem.
4. Montage
4.1 De afstandsbediening is geïnstalleerd (fig. 2)
Wanneer de afstandsbediening is geïnstalleerd op de hoofdregelaar (zie hoofdstuk 2),
kan deze op de wand worden gemonteerd met behulp van de achterplaat/het dockingstation . Hierdoor wordt het mogelijk om de afstandsbediening op een 230 V-voeding
aan te sluiten via de bijgeleverde transformator/voedingsstekker . Wanneer de
afstandsbediening niet in het dockingstation is geplaatst, wordt ze gevoed door twee AA
alkalinebatterijen van 1,5 V.
• Voordat u de achterplaat/het dockingstation aan de wand bevestigt, moet u de transmissie vanaf de gewenste locatie naar de hoofdregelaar controleren door een verbindingstest uit te voeren (zie hoofdstuk 3).
• Bevestig de achterplaat/het dockingstation aan de wand met de schroeven en muurpluggen .
• Sluit het dockingstation aan op een 230 V-stopcontact door middel van de transformator/voedingsstekker .
• Plaats de afstandsbediening in het dockingstation .
NB Om het transmissiebereik van het CF2+-systeem te vergroten, kunnen tot drie versterker-
eenheden in een keten worden geplaatst (zie fig. 4).
Menu Ruimtes:Activeer het menu Ruimtes om een lijst van alle ruimtes in het systeem
te openen.
5.1.1 Selecteer ruimte
Menu Ruimtes Selecteer ruimte: in het menu Ruimtes selecteert u de gewenste ruimte.
Het scherm geeft informatie over de instellingen en de werkelijke temperaturen weer:
Geeft aan dat deze ruimte is opgenomen in een actief tijdprogramma (zie hoofdstuk 5.2).
Geeft aan dat de batterij van de kamerthermostaat bijna leeg is.
Geeft aan dat de waarde die op de kamerthermostaat werd ingesteld, buiten de max./
min.-begrenzing ligt die via de afstandsbediening zijn bepaald.
Geeft aan dat de ingestelde temperatuur hoger is dan de werkelijke temperatuur.
Geeft aan dat de ingestelde temperatuur lager is dan de werkelijke temperatuur.
5.1.2 Opties
Menu Ruimtes Opties: in het menu Ruimtes selecteert u Opties om toegang te krijgen tot de volgende ruimteopties:
• Stel temperatuur in: stel de insteltemperatuur voor de kamerthermostaat in en vergrendel deze instelling. Het vergrendelen voorkomt dat de ingestelde temperatuur op
de kamerthermostaat kan worden gewijzigd.
• Instelling Min/Max: stel de minimum- en maximumtemperatuur voor de kamerthermostaat in en vergrendel deze instelling. Het vergrendelen voorkomt dat de temperatuur die op de kamerthermostaat wordt ingesteld, buiten deze limieten valt.
• Verander naam ruimte: wijzig de naam van de ruimtes aan de hand van een lijst met
mogelijke ruimtenamen of gebruik het menu Spellen om andere namen in te voeren.
• Inst. Min/Max vloertemp.: stel de minimale en maximale temperatuur van het vloeroppervlak in en vergrendel deze instelling (optie alleen beschikbaar bij CF-RF kamerther-mostaat met infraroodvloersensor).
• Nachtverlaging: de volgende of huidige energiebesparingsperiode negeren (optie al-
leen beschikbaar als het klokprogramma is geactiveerd; zie hoofdstuk 5.2.2).
• Koeling: schakel de koelfunctie voor de ruimte uit (optie alleen beschikbaar wanneer de
hoofdregelaar in de koelmodus staat).
• Verwarming/koeling Modus instellen: stel de verwarmings-/koelmodus in op Auto,
Verwarming of Koeling (optie alleen beschikbaar wanneer verwarmen/koelen met 3 of 4
buizen is ingeschakeld).
• Verwarming/koeling Instelling geblokkeerd: stel de verwarmings-/koelmodus in op
Geblokkeerd of Vrijgegeven (optie alleen beschikbaar wanneer verwarmen/koelen met 3
of 4 buizen is ingeschakeld).
5.2 Programma
Menu Programma: in het startscherm activeert u het menu Programma om de tijd-
programmeringsopties te bekijken.
5.2.1 Vakantie prog.
Menu Programma Vakantie prog. Maak programma: in het menu Programma
selecteert u Vakantie prog. Maak programma om de ruimtetemperatuur in te stellen
voor alle kamerthermostaten, bijvoorbeeld voor een vakantieperiode. Gebruik de knoppen hoger/lager en links/rechts (fig. 1 /) om de begin- en einddatum en de temperatuur voor het programma in te stellen. Bevestig elke instelling met OK. Het gecreëerde
programma wordt weergegeven. Druk op Ja om het programma te activeren.
Maak programma
Begin datum: 23. Dec
Eind datum: 1. Jan
Temperatuur: 15,0 °C
Inschakelen?
JaNee
5.2.2 Klokprogramma
Menu Programma Klokprogramma Instelling klokprogramma: in het menu Programma selecteert u het programma Klokprogramma Instelling klokprogramma om
de ruimtes onder te verdelen in (maximaal) zes zones met tot drie verschillende programma’s voor een lagere ruimtetemperatuur op verschillende momenten van de dag.
Ruimtes aan een zone toevoegen: selecteer een zone om de ruimtes te zien die tot de
zone behoren.
Selecteer Opties Voeg ruimte toe om nieuwe ruimtes aan de zone toe te voegen (standaard zijn alle ruimtes toegewezen aan zone 1).
Om een ruimte naar een andere zone te verplaatsen, hoeft u deze enkel aan de gewenste
zone toe te wijzen.
Voorbeeld: Keuken is verplaatst van zone 1 naar zone 3.
Keuken (1)
Badkamer (1)
Woonkamer (2)
Zone 3 - Voeg ruimte toe
JaNee
Programma’s voor een zone aanmaken: selecteer Opties Programma 1/2/3 om een
klokprogramma te creëren. Bevestig met Ok om de weekkalender te activeren.
Programma 1
Selecteer dagen
+M D W
-ZDVZ
OkAnnulren
∧
∨
Gebruik de knoppen hoger/lager en links/rechts (fig. 1- /) om de dagen voor dit programma te selecteren door ze boven de horizontale lijn te plaatsen. Bevestig met Ok om
het tijdstip voor het klokprogramma te selecteren.
Programma 1
Selecteer tijd
0006121824
<06:00>
OkAnnulren
Stel de tijden voor het klokprogramma in door de periodes met een normale ruimtetemperatuur te programmeren. Deze worden aangegeven door de zwarte balkjes boven de
tijdlijn (de periodes buiten de zwarte balkjes zijn de energiebesparingsperiodes met een
lagere ruimtetemperatuur).
Stel de begin- en eindtijden in met behulp van de knop links/rechts en schakel heen en
weer met behulp van de knop hoger/lager (fig. 1- /).
NB Een periode met de normale ruimtetemperatuur wordt verwijderd door voor de begin- en
eindtijd dezelfde tijd in te stellen. U kunt de periode opnieuw instellen met behulp van de
knoppen hoger/lager en links/rechts.
Bevestig met Ok om een overzicht van het gecreëerde programma te activeren (de dagen
die in het programma zijn geselecteerd zijn, wordt vet weergegeven).
Programma 1
M D W
Z
0006121824
Inschakelen?
OkAnnulren
D VZ
Activeer het programma met Ok.
Annuleer programma
Een gecreëerd programma kan worden verwijderd via het menu Annuleer programma,
waarmee u naar het hierboven getoonde overzicht gaat.
NB In het menu Opties worden de gecreëerde programma’s (1-3) aangegeven met duidelijker
zichtbare hoofdletters.
Het is mogelijk om een energiebesparingsperiode in een ruimte te onderdrukken. Dit
kunt u voor elke ruimte doen via de functie Nachtverlaging uit in het menu Opties (zie
hoofdstuk 5.1.1).
Nachtverlaging temperatuur
In het Klokprogramma (zie hoofdstuk 5.2.2) activeert u het menu Nachtverlaging
temperatuur om de ruimtetemperatuur tijdens de energiebesparingsperiode 1 tot 10 °C
lager in te stellen.
5.3 Instellingen
Menu Instellingen: activeer in het startscherm het menu Instellingen om toegang te
krijgen tot diverse gegevens en instelmogelijkheden voor de afstandsbediening en voor
het complete CF2+-systeem. Omdat bepaalde instelmogelijkheden in het menu Instel-lingen van invloed kunnen zijn op de configuratie van het CF2+-systeem en dus ook op de
werking van de volledige toepassing in het algemeen, moet hier voorzichtig mee worden
omgesprongen.
• Taal: hier kunt u een andere taal selecteren dan de taal die tijdens het installatieproces
werd geselecteerd (zie hoofdstuk 2).
• Datum en tijd: hier kunnen de datum en tijd worden ingesteld. Bovendien bevat dit
menu de instellingen voor het programmeren en activeren van het zomertijd. Hiermee
kunt u instellen op welke dag en in welke week en maand de zomertijd begint en eindigt.
• Alarm: zet de zoemer van de CF-MC hoofdregelaar aan/uit. De zoemer weerklinkt alleen bij een alarm, dat tevens wordt aangegeven door de rode alarmled op de hoofdregelaar (zie fig. 3- ). De Alarmlog geeft specifieke informatie over de fout die het alarm
heeft veroorzaakt, en het tijdstip waarop de fout door het systeem werd geregistreerd.
In de Alarmlog worden de recentste alarmen opgeslagen, zodat ze later kunnen worden bekeken en systeemfouten gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd.
• Opstartvenster: selecteer welke ruimtetemperatuur u in het startscherm wilt laten
weergeven.
• Service: configureer alle uitgangen van de hoofdregelaar voor een vloer- of radiatorverwarmingssysteem (regeling volgens het PWM-principe (Pulse Width Modulation)). U
kunt een gemengd systeem met vloer- of radiatorverwarming in afzonderlijke ruimtes
instellen door de uitgangen van de hoofdregelaar voor elke ruimte individueel in te
stellen op vloer- of radiatorverwarming (zie hoofdstuk 6).
• Contrast: pas het contrast van het display op de afstandsbediening aan.
• Verbindingstest: activeer een test van de draadloze verbinding tussen de hoofdregelaar
en de afstandsbediening (zie hoofdstuk 3).
• Identificeer regelaar: identificeer een specifieke hoofdregelaar in een systeem met
maximaal drie hoofdregelaars. Wanneer deze functie is geactiveerd, zal de hoofdregelaar die u wilt identificeren, alle uitgangsleds diverse keren laten knipperen, van 1 tot
10 en weer terug, zodat u deze gemakkelijk kunt herkennen (optie alleen beschikbaar op systemen met meerdere hoofdregelaars).
5.4 Alarm
Wanneer in het CF2+-systeem een alarm optreedt, wordt dit door de hoofdregelaar aangegeven en rechtstreeks op het display van de afstandsbediening getoond.
Er is een fout opgetreden.
Druk een toets om te bevestigen.
Wanneer het alarm wordt bevestigd met Ok zal de zoemer van de hoofdregelaar uitschakelen (indien ingesteld op Geluid Aan; zie hoofdstuk 5.3) en zal het CF2+-systeem
omschakelen naar de Alarmstatus, zoals aangegeven op het startscherm.:
16:14Di 26 Juli 05
Keuken
20,0 °C
Status
Alarm
Menu
Deze Alarm-indicatie op de afstandsbediening en de indicatie op de hoofdregelaar zullen
actief blijven tot de fout die het alarm heeft veroorzaakt, is verholpen.
Bovenaan in de Menu-lijst die vanuit het startscherm is geactiveerd, zal een Alarm-menu
beschikbaar zijn:
Alarm
Ruimtes
Programma
Instellingen
Ok
Menu
Terug
Activeer het Alarm-menu te met Ok om toegang te krijgen tot een Alarmstatus met een
beschrijving van de fout die het alarm heeft veroorzaakt. Selecteer de Alarmlog om specifieke informatie te krijgen over de fout die het alarm heeft veroorzaakt, en het tijdstip
waarop de fout door het systeem werd geregistreerd.
In de Alarmlog worden de recentste alarmen opgeslagen, zodat ze later kunnen worden bekeken en systeemfouten gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd. Wanneer
er geen fouten zijn die een alarm veroorzaken, dan kunt u de Alarmlog openen via het
menu Instellingen (zie hoofdstuk 5.3).
Menu Instellingen Service: Activeer Instellingen Service om een lijst van serviceopties te openen.
Uitgang conguratie
Standby temperatuur
Prognose
Low Energy Optimizer
Verwarming/koeling
Relaisconguratie
Voeding vochtsensor
OkTerug
6.1.1 Uitgang configuratie
Menu Instellingen Service Uitgang configuratie: activeer Uitgang configuratie om
de uitgangen te configureren voor:
• Vloer: het systeem wordt automatisch ingesteld op PWM-regeling.
• Radiator: het systeem wordt automatisch ingesteld op PWM-regeling.
• Gemengd: de vloer- en radiatorverwarming kan individueel worden geselecteerd voor
afzonderlijke ruimtes. Activeer Ruimtemodus om een lijst van de ruimtes weer te geven
en selecteer de modus voor elke ruimte.
6.1.2 Standby temperatuur
Menu Instellingen Service Standby temperatuur: activeer de functie Standby
temperatuur om voor alle kamerthermostaten een vaste ruimtetemperatuur (5-35 °C) in
te stellen wanneer de algemene stand-byingang op de hoofdregelaar wordt geactiveerd
(zie handleiding voor CF-MC hoofdregelaar voor details over de installatie).
Service
6.1.3 Prognose
Menu Instellingen Service Prognose: activeer Prognose om naar de Prognosemodus
te gaan. Druk op Wijzigen om de modus in te stellen op:
• Ingesch. (alle): alle kamerthermostaten in het systeem worden ingesteld op de Prognosemodus.
• Uitgesch. (alle): alle kamerthermostaten in het systeem worden uit de Prognosemodus
gehaald.
• Gemengd: de Prognosemodus kan voor elke ruimte afzonderlijk worden geactiveerd.
Menu Instellingen Service Low Energy Optimizer: activeer Low Energy Optimizer
om naar de modus Low Energy Optimizer te gaan. Druk op Wijzigen om de modus in of
uit te schakelen. Bevestig de instelling met Ja.
Low Energy OptimizerAan
Min. uittijd warmtepomp20
Low Energy Optimizer
WijzigenTerug
6.1.4.1 Min. uittijd warmtepomp
Menu Instellingen Service Low Energy Optimizer Min. uittijd warmtepomp: activeer Min. uittijd warmtepomp om de minimumduur te configureren vanaf het stoppen
van de warmtepomp (signaal “Geen warmte nodig” naar de pomp) tot het weer opstarten
van de pomp (signaal “Warmte nodig” naar de pomp).
• Min. uittijd warmtepomp kan worden ingesteld op een waarde van 5 tot 20 min. (standaardinstelling is 5 min.)
6.1.5 Verwarming/koeling
Menu Instellingen Service Verwarming/koeling: activeer Verwarming/koeling om
de automatische verwarmings-/koelmodus te configureren. Selecteer Wijzigen om de
volgende configuratieopties weer te geven:
• Niet gebruikt: standaardinstelling.
• 2 buizen: er wordt een alarm gegeven als een configuratie met 2 buizen is geselecteerd
voor een systeem waarin geen Pt1000-sensor is aangesloten op CF-MC-1.
• 3 buizen: om een configuratie met 3 buizen te selecteren, moet minstens één CF-RD
kamerthermostaat zijn aangesloten op het systeem en moet één CF-RD zijn gedefinieerd als hoofdthermostaat.
• 3 buizen: om een configuratie met 4 buizen te selecteren, moet minstens één CF-RD
kamerthermostaat zijn aangesloten op het systeem en moet één CF-RD zijn gedefinieerd als hoofdthermostaat.
NB Als een configuratieoptie niet beschikbaar is voor het huidige systeem, wordt de optie grijs
weergegeven.
De CF-MC hoofdregelaar heeft een ingang die gebruikt kan worden om handmatig te
schakelen tussen verwarmen en koelen. Deze ingang kan alleen worden ingeschakeld in
de configuratiemodus Niet gebruikt.
Menu Instellingen Service Verwarming/koeling 2 buizen: selecteer 2 buizen om
automatische verwarming/koeling voor een systeem met 2 buizen te configureren.
Conguratie2 buizen
Omschakeling laag22 °C
Omschakeling hoog26 °C
WijzigenTerug
Verwarming/koeling
Selecteer Omschakeling laag of Omschakeling hoog om de omschakeltemperaturen in te
stellen. De instellingen moeten een waarde tussen 10 en 50 °C hebben, met een verschil
van minimaal 4 °C.
6.1.5.2 3 buizen (4 buizen)
Menu Instellingen Service Verwarming/koeling 3 buizen (4 buizen: selecteer 3
buizen (4 buizen) om automatische verwarming/koeling voor een systeem met 3 buizen
(4 buizen) te configureren.
Conguratie3 buizen
ModusVerwarming
HoofdruimteWoonkamer
Neutrale zone2K
Aantal uitgangen2
WijzigenTerug
Verwarming/koeling
• Modus: stel de verwarmings-/koelmodus in op Auto, Verwarming of Koeling.
• Hoofdruimte: selecteer welke ruimte de hoofdruimte moet zijn. Alleen ruimtes met een
CF-RD kamerthermostaat worden weergegeven en kunnen worden geselecteerd.
• Neutrale zone: stel de neutralezoneparameter in op 2K of 4K.
• Aantal uitgangen: stel het aantal uitgangen in op 0, 2 of 4 (opties voor 2 en 4 uitgan-
gen zijn alleen selecteerbaar als alle 2/4 uitgangen verbonden zijn met motoren en
nog niet in gebruik zijn).
4 uitgangen op de hoofdregelaar moeten worden geconfigureerd als uitgangen voor
systemen met 3 en 4 buizen (als het systeem meer hoofdregelaars heeft, moeten alle
uitgangen van hoofdregelaar 1 zijn).
NB Als een relais al voor een andere functie is geselecteerd, wordt het grijs weergegeven en
kan het niet worden geselecteerd.
6.1.7 Voeding vochtsensor
Menu Instellingen Service Voeding vochtsensor: activeer Voeding vochtsensor om
een vochtsensor zodanig te configureren, dat deze wordt gevoed via de CF-MC hoofdregelaar (alleen uitgang 5 kan worden gebruikt). De status van uitgang 5 wordt weergegeven:
• Als uitgang 5 wordt gebruikt, geeft de afstandsbediening aan waar deze wordt gebruikt.
• Als op uitgang 5 niets geïnstalleerd is, wordt Sensor niet gedetecteerd weergegeven.
• Als op uitgang 5 een vochtsensor geïnstalleerd is, wordt de voedingsstatus weergegeven als AAN of UIT. Selecteer Wijzigen om de voedingsstatus te wijzigen.
• Bevestig de wijzigingen met Ja of annuleer ze met Nee.