1.3 Totale afmetingen ..............................................................................................................................................3
2.3 Installeren van de unit ......................................................................................................................................4
Gebruikershandleiding | Optyma™ control AK-RC 111 enkelfasig
1.0 Inleiding
1.1 Algemeen
Beschrijving:
De AK-RC 111 is een nieuw bedieningspaneel voor koelruimtes met een enkelfasige compressor tot 2
pk, speciaal ontworpen voor veiligheid, bescherming, regeling en installatiegemak voor de gebruiker.
Hiermee kan de gebruiker alle componenten van een koelsysteem regelen: compressor,
verdamperventilatoren, ontdooiingselementen, verlichting en ontwasemingsinrichting van de
thermostaathouder.
Toepassingen:
• Volledig beheer van enkelfasige koelsystemen
tot 2 pk, statisch of met ventilatie, met
ontdooiing buiten de cyclus of elektrische
ontdooiing en met directe of pump-downstop
• Controle van de enkelfasige verdamperunit
met uitsluitend vrijgavesignaal
koudemiddelen-solenoïde of vrijgavesignaal
koelgroep op afstand.
van de compressor.
Belangrijkste kenmerken:
• Temperatuur koelruimte wordt getoond en kan
worden geregeld met een decimaalteken.
• Weergave van de verdampertemperatuur van
de parameter met decimaalteken.
• Activering/deactivering installatieregeling.
• Signalering installatiealarmen (sensorfouten,
alarm minimum- en maximumtemperatuur,
compressorbeveiliging, deuralarm).
• Led-indicatoren en groot display geven de
systeemstatus weer.
• Gebruiksvriendelijk toetsenbord.
• Beheer verdamperventilatoren.
• Handmatige en automatische ontdooiing
(statisch, met verwarmingselementen,
met verwarmingselementen met
temperatuurregeling, met omkering cyclus).
• Direct of pump-downbeheer en regeling van
de koelgroep tot 2 pk.
• Activering verlichting van de koelruimte
deurschakelaar.
• Directe regeling van compressor,
ontdooiingselementen,
verdamperventilatoren, verlichting met
uitgangen die direct kunnen worden
aangesloten op de diverse units.
• Luchtcirculatiebeheer.
• 2 hulprelais met geconfigureerde parameter.
• Geïntegreerde RS 485-Modbusverbinding
voor de Danfoss System Manager of standaard
Modbus-RTU-netwerk
• Noodbediening in het geval van een defecte
sensor.
• Kan worden geconfigureerd voor hete of
koude toepassingen.
• Configureerbare digitale ingangen.
door middel van toets op het paneel of
1.2 ID-codes producten
1.3 Totale afmetingen
1.4 Identification data
Regelt en beheert compressor, ontdooiingselementen, verdamperventilatoren en verlichting. 2
configureerbare Aux-relais
Differentiële magnetothermische stroomonderbreker 16 A Id=300 mA (Id=30 mA op aanvraag)
180 mm
96 mm
263 mm
Op de zijkant van de in deze handleiding beschreven unit is een ID-plaatje aangebracht waarop alle
relevante identificatiegegevens te vinden zijn:
Gebruikershandleiding | Optyma™ control AK-RC 111 enkelfasig
2.0 Installatie
2.1 Belangrijke informatie
voor de installateur
2.2 Standaard montagepakket
2.3 Installeren van de unit
1. Installeer het apparaat op plaatsen waar
wordt voldaan aan de beschermingsklasse
en probeer de kast niet te beschadigen
bij het boren van gaten voor bedrading/
pijpfittingen.
2. Gebruik geen meerpolige kabels met
draden die verbonden zijn met inductieve/
stroombelastingen of signaaldraden (bv.
sensoren en digitale ingangen).
3. Plaats geen stroomkabels en signaalkabels
(sensoren en digitale ingangen) in dezelfde
kabelgoten of buizen.
4. Beperk de lengte van de connectorkabels tot
een minimum, zodat de bedrading niet in een
spiraalvorm draait, aangezien dit negatieve
gevolgen kan hebben voor de elektronica.
5. Monteer een algemene zekering
stroomopwaarts van de elektronische
regelaar.
6. Alle bedrading moet een doorsnede hebben
die geschikt is voor de desbetreffende
vermogensniveaus.
7. Als een sensor moet worden verlengd,
moeten de kabels een doorsnede van
ten minste 1 mm² hebben. De verlenging
of verkorting van sensoren kan de
fabriekskalibratie veranderen; controleer en
kalibreer daarom de sensoren aan de hand
van een externe thermometer.
Met het oog op montage en gebruik wordt de elektronische enkelfasige regelunit AK-RC 111 geleverd
inclusief:
• 3 afdichtingen, die tussen de bevestigingsschroeven en het achterpaneel van de kast moeten
worden geplaatst;
• 1 gebruikershandleiding.
Fig. 1. Til de transparante beschermkap van de magnetothermische beveiligingsschakelaar op en verwijder de
schroefafdekking aan de rechterzijde.
Fig. 2. Verwijder de 4 bevestigingsschroeven aan de voorzijde van de kast.
Fig. 3. Sluit de transparante beschermingskap van de
magnetothermische stroomonderbreker.
Fig. 4. Open het frontpaneel van de kast en schuif de twee
scharnieren zo ver mogelijk naar buiten.
Gebruikershandleiding | Optyma™ control AK-RC 111 enkelfasig
Fig. 5. Druk op de zijkanten van de scharnieren, zodat ze
loskomen van de zitting, en verwijder het frontpaneel
volledig.
Fig. 7. Haak het frontpaneel terug in het onderste deel
van de kast door de twee scharnieren weer in de zittingen
te steken en het paneel met een draaiende beweging
180° omlaag te scharnieren om toegang te krijgen tot de
elektronische printplaat.
Fig. 6. Gebruik de drie bestaande gaten om het
achterpaneel van de kast aan de wand te bevestigen:
gebruik drie schroeven die voldoende lang zijn voor de
dikte van de wand waaraan u het paneel gaat bevestigen.
Plaats een rubberen sluitring (meegeleverd) tussen elke
schroef en het achterpaneel van de kast.
Opmerking: Voer alle elektrische aansluitingen uit volgens het schema voor het betreffende model
(zie de desbetreffende tabel in de bijlagen). Gebruik de juiste kabelwartels en pijppersen om een
goede afdichting te verkrijgen en zo een betrouwbare elektrische aansluiting en handhaving van de
beschermingsklasse te waarborgen. Er wordt aanbevolen de geleiders zo ver mogelijk in het paneel te
laten lopen, met name om de voedingskabels weg te houden van de kabels van het signaal. Gebruik
klemmen om de draden op hun plaats te houden.
Fig. 8. Sluit het frontpaneel en zorg ervoor dat alle
bedrading zich in de kast bevindt en dat de afdichting van
de kast goed in de zitting zit. Draai het frontpaneel vast
met gebruik van de 4 schroeven.
Schakel het paneel in en doorloop de programmering van
alle parameters grondig.
Opmerking: Zorg ervoor dat u de bevestigingsschroeven niet te vast aandraait. De kast kan daardoor
vervormd raken, wat de werking van het folietoetsenbord kan aantasten. Installeer kortsluit- en
overbelastingsbeveiligingen op alle voedingskabels die op de AK-RC 111 zijn aangesloten, om
schade aan het apparaat te voorkomen. Werkzaamheden en/of onderhoud mogen UITSLUITEND
worden uitgevoerd nadat het paneel is losgekoppeld van de voeding en eventuele inductieve/
stroombelastingen: op die manier kan de monteur de werkzaamheden veilig uitvoeren.
Ontdooiing(Relais 30 A AC1)16A 250 V~ (AC1)
Ventilatoren(Relais 16 A AC1)2.7 A 250 V~ (AC3)
Verlichting(Relais 16 A AC1)16 A 250 V~ (AC1)
Aux 1 (vrij spanningscontact) (Relais 5 A AC1)5(3) A 250 V~
Aux 2 (vrij spanningscontact) (Relais 5 A AC1)5(3) A 250 V~
Algemene elektrische beveiliging
Kenmerken afmetingen
Afmetingen18,0 x 9,6 x 26,3 cm (H x B x L)
Isolatie en mechanische kenmerken
Beschermingsklasse kastIP 65
Materiaal kastZelfdovend ABS
Type isolatieKlasse II
16 A
10 A 250 V~ (AC3) (2HP)
(100000 cicli)
Differentiële magnetothermische stroomonderbreker 16
A Id=300 mA
(Id = 30 mA op aanvraag)
Uitschakelstroom 4,5 kA
De som van de huidige
opnames van deze
uitgangen mag 16 A niet
overschrijden
Gebruikershandleiding | Optyma™ control AK-RC 111 enkelfasig
4.4 Algemeen
4.5 Uitleg symbolen
4.6 Instelling en weergave van
setpoints
4.7 Programmering niveau 1
(gebruikersniveau)
Om de veiligheid te verhogen en het werk van de monteur te vereenvoudigen, heeft de AK-RC 111
twee programmeerniveaus: het eerste niveau (niveau 1) dient om de veelvuldig te wijzigen SETPOINTparameters te configureren. Het tweede niveau (niveau 2) dient voor het programmeren van
algemene parameters in diverse bedrijfsmodi van de regelaar.
Het is niet mogelijk om direct vanuit programmeerniveau 1 naar programmeerniveau 2 te gaan; u
moet eerst de huidige programmeermodus verlaten.
Om praktische redenen worden de volgende symbolen gebruikt:
() de toets OMHOOG dient om waarden te verhogen en het alarm te dempen.
() de toets OMLAAG dient om waarden te verlagen en om geforceerde ontdooiing toe te
passen.
1. Druk op de INSTEL-toets om het huidige SETPOINT (temperatuur) weer te geven.
2. Houd de INSTEL-toets ingedrukt en druk op de toets () of () om het SETPOINT te wijzigen.
Laat de INSTEL-toets los om terug te keren naar de weergave van de temperatuur in de koelruimte:
de nieuwe instelling wordt automatisch opgeslagen.
Volg onderstaande stappen om toegang te krijgen tot het configuratiemenu op niveau 1:
1. Druk tegelijkertijd op de toetsen () en () en houdt deze een paar seconden ingedrukt totdat de
eerste programmeringsparameter op het display verschijnt.
2. Laat de toetsen () en () los.
3. Selecteer de aan te passen parameter met behulp van de toets () of ().
4. Nadat u de parameter hebt geselecteerd, kunt u:
• de huidige instelling weergeven door op de INSTEL-toets te drukken;
• de instelling wijzigen door de toets SET ingedrukt te houden terwijl u op () of () drukt.
Wanneer u de configuratiewaarden hebt aangepast, kunt u het menu sluiten door de toetsen ()
en () gelijktijdig enkele seconden ingedrukt te houden totdat de temperatuur van de koelruimte
weer wordt weergegeven.
5. De nieuwe instellingen worden automatisch opgeslagen zodra u het configuratiemenu verlaat.
4.8 Parameterlijst niveau 1
(gebruikersniveau)
Parameters BetekenisWaardeStandaard
r0Temperatuurverschil ten opzichte van belangrijkste SETPOINT0,2 – 10 °C2 °C
d0Ontdooiingsinterval (uur)
Als d0 = 0 is de cyclische ontdooiing Uitgeschakeld
d2Setpoint voor einde ontdooiing
De ontdooiing wordt niet uitgevoerd als de temperatuur die door
de ontdooiingssensor wordt afgelezen hoger is dan d2.
(Als de sensor defect is, wordt de ontdooiing gestopt op de tijd die
voor de d3-parameter is ingesteld)
d3Maximale ontdooitijd (minuten)1 – 240 min25 min
d7Afdruiptijd (minuten)
Aan het eind van de ontdooiing blijven de compressor en
ventilatoren inactief gedurende tijd d7, terwijl de ontdooi-led op
het frontpaneel knippert.
F5Ventilatorpauze na ontdooiing (minuten)
Maakt het mogelijk om de ventilatoren na de afdruiptijd
inactief te houden gedurende tijd F5. De tijd start aan het eind
van de afdruiptijd. Als er geen afdruiptijd is ingesteld, start de
ventilatorpauze direct na het ontdooien.
A1Alarm wegens minimumtemperatuur
Stelt de gebruiker in staat om een minimumtemperatuur voor de
te koelen ruimte in te stellen. Bij een waarde lager dan A1 wordt
er een alarm gegenereerd: de alarmled knippert, de weergegeven
temperatuur knippert en de zoemer klinkt om het probleem aan
te geven.
A2Alarm wegens maximumtemperatuur
Stelt de gebruiker in staat om een maximumtemperatuur voor de
te koelen ruimte in te stellen. Bij een waarde hoger dan A2 wordt
er een alarm gegenereerd: de alarmled knippert, de weergegeven
temperatuur knippert en de zoemer klinkt om het probleem aan
te geven.
Gebruikershandleiding | Optyma™ control AK-RC 111 enkelfasig
4.9 Programmering niveau 2
(installateursniveau)
4.10 Parameterlijst niveau 2
(installateursniveau)
Om toegang te krijgen tot het tweede programmeerniveau: druk de toetsen OMHOOG (), OMLAAG
() en VERLICHTING gelijktijdig in en houd ze enkele seconden ingedrukt.
Zodra de eerste parameter wordt weergegeven, gaat het systeem automatisch naar de
standbymodus.
1. Gebruik de toetsen OMHOOG () en OMLAAG () om de parameter te selecteren die u wilt
wijzigen. Nadat u de parameter hebt geselecteerd, kunt u:
2. De instelling weergeven door op de INSTEL-toets te drukken.
3. De instelling wijzigen door de INSTEL-toets ingedrukt te houden terwijl u op () of () drukt.
4. Wanneer u de instellingen hebt aangepast, kunt u het menu sluiten door de toetsen () en ()
gelijktijdig enkele seconden ingedrukt te houden totdat de ruimtetemperatuur weer wordt
weergegeven.
5. Wijzigingen worden automatisch opgeslagen zodra u het configuratiemenu verlaat.
6. Druk op de toets STAND-BY om de elektronische regeling in te schakelen.
Parame-
ters
F3Ventilatorstatus als compressor is uitgeschakeld0 = Ventilatoren werken continu
F4Ventilatorpauze tijdens ontdooiing0 = Ventilatoren werken tijdens
F6Activering verdamperventilatoren voor
hercirculatie van lucht.
De ventilatoren worden geactiveerd gedurende
de tijd die voor F7 is ingesteld als zij nog niet zijn
ingeschakeld voor de F6-tijd. Als de activering
samenvalt met de ontdooiingstijd, wordt op het
einde van de ontdooiing gewacht.
F7Duur verdamperventilatoren voor hercirculatie van
lucht.
Werktijd ventilatoren voor F6
dE Aanwezigheid sensor
Als de verdampersensor is uitgeschakeld, wordt de
ontdooiing cyclisch uitgevoerd op basis van periode
d0: de ontdooiing eindigt wanneer een extern
signaal het externe ontdooiingscontact sluit of
wanneer tijd d3 is verstreken.
d1 Type ontdooiing, omgekeerde cyclus (heetgas) of
Gebruikershandleiding | Optyma™ control AK-RC 111 enkelfasig
AldMinimum- en maximumtemperatuur
vertraging van signalering en alarmdisplay
C1Minimumtijd tussen uitschakeling en
daaropvolgende inschakeling van de compressor.
CAL
Correctie sensorwaarde koelruimte-10 – 10 °C0 °C
CE1Duur van de AAN-tijd van de compressor in het
geval van een defecte omgevingssensor
(noodmodus).
Als CE1=0 blijft de noodmodus uitgeschakeld
wanneer fout E0 zich voordoet, blijft de compressor
uit en wordt ontdooiing voorkomen om de
resterende kou te behouden.
CE2Duur van de UIT-tijd van de compressor in
het geval van een defecte omgevingssensor
(noodmodus)
doCCompressorveiligheidstijd voor deurschakelaar:
wanneer de deur wordt geopend, schakelen
de verdamperventilatoren uit. De compressor
blijft gedurende tijd doC werken en zal daarna
uitschakelen.
tdoHerstarttijd compressor na openen deur. wanneer
de deur is geopend en nadat tijd tdo is verstreken,
wordt de normale werking weer ingesteld die
het alarm open deur (Ed) heeft afgegeven Als de
deurschakelaar gesloten is en het licht langer aan
blijft dan tdo, wordt een alarm lichtcel gesignaleerd
(E9). Bij tdo=0 is de parameter uitgeschakeld.
FstUitschakeltemperatuur VENTILATOR
De ventilatoren schakelen uit zodra de door de
verdampersensor gemeten temperatuur deze
waarde overschrijdt.
Gebruikershandleiding | Optyma™ control AK-RC 111 enkelfasig
nSCCorrectiefactor voor de INSTEL-toets tijdens
nachtbedrijf (energiebesparing)
(met In1 of In2 = 8 of -8)
Tijdens nachtbedrijf is de ingestelde regeling:
ingestelde regeling = Set + nSC
In de nachtmodus knippert het decimaalteken.
4.14 Ontdooiing met
verwarmingselement en
temperatuurregeling
4.15 Heetgasontdooiing
Nadat u de elektronische regelaar correct hebt bedraad, start u de regelaar op met 230 V AC; het
displaypaneel genereert dan meteen een pieptoon en alle leds lichten enkele seconden op.
In de koelmodus (mOd=0) activeert de AK-RC 111-regelaar de compressor wanneer de temperatuur
in de koelruimte hoger wordt dan de instelling + differentieel (r0); de compressor wordt gedeactiveerd
wanneer de temperatuur in de koelruimte lager is dan de ingestelde waarde.
Zie hoofdstuk 4.16 voor de condities voor activering/deactivering van de compressor als de pumpdownfunctie is geselecteerd (parameter AU1/AU2 = 4/-4).
In de verwarmingsmodus (mOd=1) activeert de AK-RC 111-regelaar de warmteuitgang (COMPRuitgang) wanneer de temperatuur in de koelruimte lager wordt dan de instelling-differentieel (r0);
de warmteuitgang (COMPR-uitgang) wordt gedeactiveerd wanneer de temperatuur in de koelruimte
hoger is dan de ingestelde waarde.
Voor ontdooiing drukt u de daarvoor bestemde toets (zie hoofdstuk 5.2) in om het relais van de
elementen te activeren. Ontdooiing vindt niet plaats als de instelling voor einde ontdooiing (d2) lager
is dan de temperatuur die wordt gemeten door de verdampersensor. De ontdooiing wordt beëindigd
wanneer de eindtemperatuur voor de ontdooiing (d2) of de maximale duur van ontdooiing (d3) is
bereikt of wanneer de ontdooiing handmatig wordt gestopt (knop beëindigen ontdooiing of digitale
ingang).
Stel de parameter d1 in op '2' om de ontdooiing met de verwarmer op tijd te beheren met
temperatuurcontrole. Tijdens de ontdooiing wordt de uitgang geactiveerd wanneer de temperatuur
van de verdamper lager is dan d2. De ontdooiing stopt na d3 minuten. Zo worden energiebesparing
en een beter ontdooiingsproces mogelijk gemaakt.
Stel parameter d1 in op '1' om te ontdooien via een omgekeerde cyclus.
De compressor- en ontdooirelais worden geactiveerd gedurende de ontdooifase.
Om een juiste regeling van het systeem te garanderen, moet de installateur de ontdooi-uitgang
gebruiken: het moet mogelijk zijn om het magneetventiel voor de omgekeerde cyclus te openen en
om het magneetventiel voor vloeistof te sluiten.
Voor capillaire systemen (zonder thermostatisch ventiel) hoeft het magneetventiel voor de
omgekeerde cyclus slechts te worden geregeld via het ontdooirelais.
4.16 Pump-downfunctie
4.17 Wachtwoordfunctie
5.0 Modbusverbinding
5.1 Netconfiguratie met
Modbus-RTU-protocol
De pump-downfunctie is geactiveerd wanneer parameter AU1/AU2 = 4/-4.
Sluit de pump-downpressostaat aan op digitale ingang die is geconfigureerd als pump-down
(In1 of In2 = 4/-4). De compressor wordt nu direct geregeld door de pressostaat. Sluit het
verdampermagneetventiel aan op het AUX1- (of AUX2-)relais. Het magneetventiel wordt nu direct
geregeld door de thermostaat.
Wanneer de parameter PA wordt ingesteld op een andere waarde dan 0, wordt de beveiligingsfunctie
geactiveerd. Zie parameter P1 voor de verschillende beveiligingstypen.
Wanneer PA wordt ingesteld, start de bescherming na twee minuten inactiviteit. Op het display
verschijnt 000. Gebruik de toetsen omhoog/omlaag om het getal te wijzigen en gebruik de insteltoets
om te bevestigen.
Gebruik het universele nummer 100 als u het wachtwoord niet meer weet.
Volg het onderstaande schema voor RS-485-aansluitingen met Modbus-RTU-protocol.
Gebruikershandleiding | Optyma™ control AK-RC 111 enkelfasig
6.0 Problemen oplossenBij eventuele afwijkingen van de AK-RC 111 waarschuwt het de monteur door alarmcodes op het
display weer te geven en geeft een zoemer in het bedieningspaneel een hoorbaar signaal af. De
EL- en EH-temperatuuralarmen blijven ook na terugkeer zichtbaar (icoonlampjes alarm aan) totdat
zij worden bevestigd (door de toets in te drukken). Als zich een alarm voordoet, wordt een van de
volgende berichten op het display weergegeven:
AlarmcodeMogelijke oorzaakOplossing
E0Ruimtetemperatuursensor werk niet goed• Controleer of de
E1Ontdooisensor werkt niet goed
E2EEPROM-alarm
E8Persoon-in-koelruimte-alarm• Reset de alarmingang in de
EcCompressorbeveiliging ingeschakeld
EdOpen-deur-alarm.
E9Cellicht-alarm.
EHAlarm wegens maximumtemperatuur.
ELAlarm wegens minimumtemperatuur.
(in het voorbeeld duurt de ontdooiing tijd d3)
Er is een EEPROM-geheugenalarm gedetecteerd
(alle uitgangen behalve de alarmuitgang zijn
uitgeschakeld)
(bv. thermische beveiliging of max. drukschakelaar)
(alle uitgangen behalve de alarmuitgang – waar van
toepassing – zijn uitgeschakeld)
Wanneer de deur is geopend en na de tijd tdo, wordt deze
teruggezet in de normale werking die het open-deuralarm heeft opgeleverd (Ed).
Het licht van de cel is langer aan dan tdo.
De temperatuur in de koelruimte heeft de ingestelde
maximumtemperatuur overschreden (zie parameter A2,
gebruikersniveau)
De temperatuur in de koelruimte heeft de ingestelde
minimumtemperatuur overschreden (zie parameter A1,
gebruikersniveau)
ruimtetemperatuursensor goed
werkt
• Vervang de sensor als het probleem
zich blijft voordoen
• Controleer of de ontdooisensor
goed werkt
• Vervang de sensor als de
problemen zich blijven voordoen
• Schakel de unit uit en vervolgens
weer in
koelruimte
• Controleer of de compressor goed
werkt
• Controleer de stroomopname van
de compressor
• Als het probleem zich blijft
voordoen, neem dan contact op
met technische hulpservice
• Controleer de status van de
deurschakelaar
• Controleer de verbindingen van de
deurschakelaar
• Als het probleem zich blijft
voordoen, neem dan contact op
met technische hulpservice
• Schakel het licht uit
• Controleer of de compressor goed
werkt.
• De sensor leest de temperatuur niet
goed af of de start/stop-regeling
van de compressor werkt niet
• Controleer of de compressor goed
werkt.
• De sensor leest de temperatuur niet
goed af of de start/stop-regeling
van de compressor werkt niet.