r0Temperature difference compared to main SETPOINT0.2 – 10 °C2 °C
d0Defrost interval (hours)
If d0 = 0 cyclical defrosts Off
d2End-of-defrost setpoint.
Defrost is not executed if the temperature read by the defrost sensor is greater than
d2. (If the sensor is faulty defrosting is timed)
d3Max defrost duration (minutes)1 – 240 min25 min
d7Drip duration (minutes)
At the end of defrost the compressor and fans remain at standstill for time d7, the
defrost LED on the front panel flashes.
F5Fan pause after defrost (minutes)
Allows fans to be kept at standstill for a time F5 after dripping. This time begins at the
end of dripping. If no dripping has been set the fan pause starts directly at the end of
defrost.
A1Minimum temperature alarm
Allows user to define a minimum temperature for the room being refrigerated. Below
value A1 an alarm trips: the alarm LED flashes, displayed temperature flashes and the
buzzer sounds to indicate the problem.
A2Maximum temperature alarm
Allows user to define a maximum temperature for the room being refrigerated. Above
value A2 an alarm trips: the alarm LED flashes, displayed temperature flashes and the
buzzer sounds to indicate the problem.
tEuEvaporator sensor temperature display (displays nothing if dE =1)Evaporator temperatureread only
0 – 24 hours4 hours
-35 – 45 °C15 °C
0 – 10 min0 min
0 – 10 min0 min
-45 – (A2-1) °C-45 °C
(A1+1) – 99 °C99 °C
List of level 2 variables (installer level)
VariablesMeaningValueDefault
F3Fan status with compressor off0 = Fans run continuously
F4Fan pause during defrost0 = Fans run during defrost
F6Evaporator fans activation for air recirculation.
The fans activate for a time defined by F7 if they have not started working for the F6
time. If activation time coincides with the defrosting time, end of defrosting is awaited.
F7Evaporator fans duration for air recirculation.
Fans working time for F6
dE Sensor presence
If the evaporator sensor is disabled defrosts are carried out cyclically with period d0:
defrosting ends when an external device trips and closes the remote defrost contact or
when time d3 expires.
d1 Defrost type, cycle inversion (hot gas) or with heater elements0 = heating element
dPoDefrost at Power On0 = disabled
dSESmart defrost0 = disabled
dStSmart defrost Setpoint (if dSE=1)
The counting of the time between the defrost is incremented only if the compressor is
ON and the evaporator temperature is less than dSt.
1 = Fans only run when compressor is working
2 = Fans disabled
1 = Fans do not run during defrost
0 – 240 min
0 = (function not activated)
0 – 240 sec10 sec
0 = evaporator sensor present
1 = no evaporator sensor
AldMinimum and maximum temperature signalling and alarm display delay0 – 240 min120 min
C1Minimum time between shutdown and subsequent switching on of the compressor 0 – 15 min0 min
CALCold room sensor value correction-10 – 10 °C0 °C
CE1Duration of compressor ON time in the case of faulty ambient probe
(emergency mode).
If CE1=0 the emergency mode in the presence of error E0 remains disabled, the
compressor remains off and defrosting is prevented in order to conserve the
remaining cold.
CE2Duration of compressor OFF time in the case of faulty ambient probe
(emergency mode).
doCCompressor safety time for door switch: when the door is opened the evaporator
fans shut down and the compressor will continue working for time doC, after which it
will shut down.
tdoCompressor restart time after door opening. When the door is opened and after tdo
time, it’s setted back the normal functioning giving door open alarm (Ed)
If the door switch is closed and the light stays on for a longer time than tdo light cell
alarm is signaled (E9).
With tdo=0 the parameter is disabled.
FstFAN shutdown TEMPERATURE
The fans will stop if the temperature value read by the evaporator sensor is higher
than this value.
FdFst differential1 – 10 °C2 °C
LSEMinimum value attributable to setpoint.-45 – (HSE-1) °C-45 °C
HSEMaximum value attributable to setpoint.(LSE+1) – 99°C99 °C
AU1Auxiliary/alarm relay 1 control-6 (NC) = relay de-energised during stand-by.
AU2Auxiliary/alarm relay 2 control(like AU1 )5
StATemperature setting for auxiliary relay-45 – 99 °C0 °C
nSCCorrection factor for the SET button during night operation (energy saving)
(with In1 or In2 = 8 or -8)
During night operation the control set is: Set Control = Set + nSC
In night mode decimal point flashes.
1 = temperature at the start of the defrost
2 = “DEF”
r0Temperatuur differentie vergeleken met het SETPOINT 0.2 – 10 °C2 °C
d0Ontdooi interval (Uur)
indien d0 = 0 cyclische ontdooiing Uit
d2Ontdooiing setpoint
Ontdooiing wordt niet uitgevoerd als de waarde van de temperatuur hoger is dan "d2".
(Als de sensor defect is wordt de ontdooiing op tijd uitgevoerd)
d3Maximale ontdooitijd (minuten)1 – 240 min25 min
d7Duur druptijd (minuten)
Na een ontdooibeëindiging blijven de compressor en ventilator gedurende tijd d7
stilstaan, De ontdooi LED op het frontpaneel knippert.
F5Ventilatorpauze na ontdooiing (minuten)
De ventilator blijft na de druptijd stilstaan gedurende tijd F5. Deze tijd begint na het
einde van de druptijd. Als er geen druptijd is ingesteld start de ventilatorpauze direct
na het einde van de ontdooiing.
A1Minimum temperatuuralarm
Maakt het mogelijk voor de gebruiker om een minimum ruimtetemperatuur in te
stellen. Beneden waarde A1 schakelt het alarmcontact: het alarm LED knippert,
weergave temperatuur knippert en de zoemer gaat aan om het probleem te melden.
A2Maximum temperatuuralarm
Maakt het mogelijk voor de gebruiker om een maximum ruimtetemperatuur in te
stellen. Boven waarde A2 schakelt het alarmcontact: het alarm LED knippert, weergave
temperatuur knippert en de zoemer gaat aan om het probleem te melden.
tEuVerdampersensor temperatuurweergaveGeeft verdampertemperatuur weer
0 – 24 uur4 uur
-35 – 45 °C15°C
0 – 10 min0 min
0 – 10 min0 min
-45 – (A2-1) °C-45 °C
(A1+1) – 99 °C45 °C
Alleen lezen
(geeft niets weer als dE =1)
Lijst met niveau 2 variabelen (installateursniveau)
F4Ventilator pauze tijdens ontdooiing0 = ventilatoren draaien tijdens ontd.
F6Verdamperventilatoren activeren voor luchtrecirculatie.
De ventilatoren worden gedurende een door F7 gedefinieerde tijd geactiveerd als ze
niet voor de F6-tijd zijn begonnen te werken. Als de activeringstijd samenvalt met de
ontdooitijd, wacht u het einde van het ontdooien.
F7Verdamper ventilatieduur voor luchtrecirculatie.
Fans werktijd voor F6
dE Sensor aanwezigheid
Als de verdampersensor Is aangesloten worden ontdooiingen uitgevoerd volgens
cyclusperiode d0: ontdooiing eindigt als een externe sensor aanspreekt en het remote
ontdooicontact schakelt en sluit of als tijd d3 afloopt.
d1 Type ontdooicyclus, omkeersysteem (heet gas) of met ontdooi-elementen0 = verwarmingselement
dPoOntdooien bij inschakelen0 = uitgeschakeld
dSESlim ontdooien0 = uitgeschakeld
dStSmart Defrost Setpoint (indien dSE = 1)
Het tellen van de tijd tussen het ontdooien wordt alleen geïncrementeerd als de
compressor AAN staat en de verdampertemperatuur lager is dan dSt.
1 = ventilatoren alleen in bedrijf als compressor
in bedrijf is
2 = Fans uitgeschakeld
1 = ventilatoren staan stil tijdens ontd.
0 – 240 min
0 = (functie niet geactiveerd)
0 – 240 sec10 sec
0 = verdampersensor aanwezig
1 = geen verdampersensor