De AK-PC 710 zijn regelaars voor de capaciteitsregeling van compressoren en de condensors in koelinstallaties.
Naast de capaciteitsregeling, kan de regelaar bij compressorproblemen een signaal naar andere regelaars sturen voor het stoppen
van de vrijgave van de elektronische expansieventielen, alarmsignalen en alarmberichten.
De hoofdfunctie van de regelaar is het regelen van de compressoren en de condensorventilatoren, zodat de koelinstallaties altijd
werkt onder de meest energetische condities. Zowel de zuig- als
de persdruk worden geregeld aan de hand van signalen van
drukopnemers.
De capaciteitsregeling kan worden uitgevoerd op basis van de Po
zuigdruk.
Onderstaand in het kort de verschillende functies:
- Capaciteitsregeling tot 6 compressoren (incl. hoofdstap en cap.
kleppen)
- Frequentieregeling van één compressor
- 1 beveiligingsingang per compressor
- Optie voor capaciteitsbegrenzing voor het minimaliseren van
belastingpieken
- Als alle compressoren stoppen kan de regelaar een signaal sturen naar andere regelaars voor het sluiten van de elektronische
expansieventielen (signalen via datacommunicatie)
- Bewaking van hoge druk / lage druk / persgastemperatuur
- Capaciteitsregeling tot 6 ventilatoren
- Stappenregeling, frequentieregeling of een combinatie
- Vlottende condensordrukregeling met behulp van buitentemperatuur
- Bewaking van ventilatoren
- LED’s op de voorplaat geven de status weer van de in- en uitgangen
- Alarmen kunnen zowel direct van de regelaar of via de datacommunicatie worden uitgelezen
- Alarmen worden weergegeven in tekstvorm zodat deze eenvoudig te begrijpen zijn.
- Plus een aantal functies die volledig los zijn van de regeling, – zoals het bewaken van het vloeistofpeil en de kamertemperatuur.
Functieoverzicht
AK-PC 710
Toepassing
Regelen van een compressorgroepx
Zowel compressorgroep als condesorgroepx
Regelen compressorcapaciteit
RegelsensorP0
PI-regelingx
Max. aantal capaciteitskleppen 6
Gelijke compressorcapaciteitenx
Compressoren van verschillende groottex
Sequentiële regeling (rst in / last out)x
Compressor 1 frequentie geregeldx
Draaitijdegalisatiex
Anti-pendel tijdx
Minimale uittijdx
Zuigdrukreferentie
Verschuiven referentie door zuigdrukoptimalisatiex
Verschuiven referentie door nachtverlagingx
Regelen condensorcapaciteit
Regelsensorx
Stapregelingx
Max. aantal stappen6
Frequentieregelingx
Stappen- en snelheidsregelingx
Condensorreferentiedruk
Vlottende condensordrukx
Veiligheidsfuncties
Minimale zuigdrukx
Maximale zuigdrukx
Maximale condensordrukx
Maximale persgastemperatuurx
Minimale/maximale oververhittingx
Beveiligingscircuit compressorenx
Gezamenlijke hoge druk bewaking van compressorenx
Gezamenlijke lagedrukbewaking van compressorenx
Beveiligingscircuit condensorventilatorenx
Bewaking van kamertemperatuurx
Bewaking van vloeistofpeilx
Beveiliging of frequentieregelaar (VSD)x
Overig
Inject ON functie via datacommunicatiex
Optie voor aansluiting van display2
Optie voor aansluiting van grasch display1
Het grote voordeel van deze serie regelaars is dat ze bij uitbreiding van de koelinstallatie eveneens kunnen worden uitgebreid.
Het is ontworpen om koelinstallaties te regelen, maar niet voor
één specieke toepassing - variatie wordt bereikt door de verschillende software en uitbreiding met maximaal 3 modules.
Voor iedere regeling wordt hetzelfde type modules gebruikt, maar
de compositie kan indien gewenst worden veranderd. Met deze
modules (bouwstenen) is het mogelijk om 40 verscheidenheid aan
regelingen te creëren, maar het is de taak van de installateur om
de regeling aan de gestelde wensen aan te passen. Deze instructies zijn gemaakt om de weg te vinden door alle open vragen
zodat de regeling gedenieerd kan worden en de aansluitingen
gemaakt.
Regelaar
Bovenste deel
Voordelen
• De regelaar kan met de installatie ‘meegroeien’
• De software kan voor één of meer regelingen worden ingesteld
• Verscheidene regelingen met dezelfde componenten
• ‘Uitbreidingsvriendelijk’ als de systeemeisen veranderd moeten
worden
• Flexibel concept
- Regelaars hebben dezelfde constructie
- Één principe - veel regelmogelijkheden
- Modules worden geselecteerd naar behoefte
- Dezelfde modules zijn overal toepasbaar
Uitbreidingsmodule
Onderste deel
De regelaarmodule is de ‘hoeksteen’ van de regeling. De module heeft in- en
uitgangen die kleine systemen kunnen regelen.
• Het onderste deel, en dus de klemmen, zijn hetzelfde voor alle regelaartypes
• Het bovenste deel is de intelligentie met software. Dit deel zal variëren voor ieder
regelaartype, maar wordt altijd met het onderste deel meegeleverd.
• Op het bovenste deel zit ook de aansluiting voor de datacommunicatie en de
adresschakelaars.
Voorbeelden
Regeling met weinig aansluitingen kan
plaatsvinden met de regelaarmodule alleen
Als het systeem groeit en meer functies nodig zijn, kan de regeling worden
uitgebreid.
Met extra modules kunnen meer signalen worden ontvangen en/of meer relais
geschakeld worden. Hoeveel en welke modules wordt bepaald door de toepassing.
Als er veel aansluitingen nodig zijn, moeten er
meer modules geplaatst worden
Instelling en bediening van een AK regelaar gebeurd via de ‘AKService Tool’ software.
Het programma wordt geïnstalleerd op een PC en de instelling
en bediening van de diverse functies worden uitgevoerd via de
menuschermen van de regelaar.
Menuschermen
De menuschermen zijn dynamisch d.w.z. dat een instelling in het
ene menu resulteert in andere instelmogelijkheden in een ander
menu.
Een simpele koeltoepassing met weinig aansluitingen resulteert in
een set-up met weinig instellingen, terwijl een zelfde toepassing
met veel aansluitingen resulteert in een set-up met veel instellingen.
Vanuit het ‘overzichtscherm’ is toegang te krijgen tot de menu’s
voor de compressor- en condensorregeling.
Aan de onderkant van het scherm is toegang te krijgen tot een
aantal algemene functies zoals, ‘tijdschema’, ‘handbediening’,
‘registraties’, ‘alarmen’ en ‘service’ (conguratie).
Netwerk
De regelaar kan opgenomen worden in een netwerk samen met
andere regelaars van het ADAP-KOOL® systeem. Na de conguratie kan de bediening op afstand gedaan worden met de Danfoss
AKM software.
Gebruikers
De regelaar bevat standaard een aantal talen welke door een
gebruiker geselecteerd en gebruikt kunnen worden. Als er meer
gebruikers zijn, kunnen zij ieder indien nodig een eigen taal
selecteren. Aan iedere gebruiker moet een gebruikersproel
worden toegewezen welke of volledige of beperkte toegang tot
de bediening geeft.
Externe display
Een externe display kan worden aangesloten voor het uitlezen
van de zuig- en persdruk.
De set-up kan worden uitgevoerd op een display met bedieningsknoppen. De diverse functies zijn te selecteren via een menusysteem.
Als weergave van operationele compressoren, ventilatoren en
functies is vereist, kan een display van het type EKA 166 worden
gemonteerd.
Set-up en metingen kunnen worden uitgevoerd met de grasche
display AK-MMI.
Een aantal LED’s maakt het mogelijk om de signalen te volgen die
verstuurd en ontvangen worden door de regelaar.
Registratie
Met de registratiefunctie kan de meting geselecteerd worden die
getoond moet worden.
De verzamelde waarden kunnen uitgeprint of geëxporteerd worden. Geëxporteerde bestanden kunnen in Excel weer ge-opend
en gelezen worden.
In een service- of probleemsituatie kunnen de metingen getoond
worden door middel van de trendfunctie. De metingen kunnen
rechtstreeks gemaakt en bekeken worden.
■ Power
■ Comm
■ DO1 ■ Status
■ DO2 ■ Service Tool
■ DO3 ■ LON
■ DO4
■ DO5 ■ Alarm
■ DO6
■ DO7
■ DO8 ■ Service Pin
Knippert langzaam = OK
Knippert snel = antwoord van gateway
Continue aan = fout
Continue uit = fout
Knippert = actief alarm / niet opgeheven
Continue aan = actief alarm/ opgeheven
Alarm
Het alarmscherm geeft een overzicht van alle actieve alarmen. Om
te bevestigen dat het alarm is gezien kan het vakje bij het desbetreende alarm worden aangevinkt.
Door op het bewuste alarm te klikken, zal een nieuw scherm verschijnen met gedetailleerde informatie over het alarm.
Een zelfde scherm is beschikbaar waar de alarmhistorie bekeken
kan worden.
• Regelaarmodule - in staat om een ‘standaard’ installatie te
regelen.
• Uitbreidingsmodules - zodra de installatie complexer wordt en er
extra in- en uitgangen nodig zijn, kunnen uitbreidingsmodules
op de regelaar worden aangesloten. Een schuifverbinding aan
de zijkant van de regelaar zorgt voor de voeding en voor datacommunicatie tussen de modules.
• Bovenste deel
Het bovenste deel van de regelaar bevat de ‘intelligentie’. Dit
is het deel waar de regeling is gedenieerd en waarop de
datacommunicatie is aangesloten.
Uitbreidingsmodule met
extra analoge ingangen
Externe display voor
uitlezing van bijv.
zuigdruk
• In- en uitgangen
Er zijn verschillende typen in- en uitgangen. Een type kan,
bijvoorbeeld, signalen ontvangen van sensoren en contacten,
een ander ontvangt bijvoorbeeld een spanningssignaal terwijl
een derde mogelijk uitgangen met relais zijn. Alle verschillende
typen staan in het overzicht op de volgende pagina.
• Aansluitingen
Als een installatie wordt ontworpen, ontstaat behoefte aan een
bepaald aantal aansluitingen. De aansluiting moet worden
gemaakt volgens onderstaande schema's.
Uitbreidingsmodule met extra
relaisuitgangen en extra analoge
ingangen.
Regelaar met analoge ingangen
en relaisuitgangen
Bovenste deel
Uitbreidingsmodule met
analoog uitgangssignaal.
De module met extra relaisuitgangen is
ook verkrijgbaar met schakelaartjes
waarmee de relais handmatig geschakeld
kunnen worden.
Solid state uitgangenGebruikt voor regeling van compressor-
OmgevingstemperatuurTijdens transport-40 tot 70°C
AC-1 (ohms)4 A
AC-15 (inductief)3 A
UMin. 24 V
relais
Tijdens bedrijf-20 tot 55°C ,
Resolutie: 1 mV
Nauwkeurigheid: +/- 10 mV
Max. 5 drukopnemers op één module
Uit op R > 2K ohm
(goudgecoate contacten niet nodig)
Uit: U < 2 V
Aan: U > 10 V
Uit: U < 24 V
Aan: U > 80 V
Max. 230 V
Lage en hoge spanning mogen niet op dezelfde groep
uitgangen worden aangesloten.
Max. 240 V a.c. , Min. 48 V a.c.
Max. 0,5 A
Lekstroom < 1 mA
0 tot 95% RH (geen condensvorming)
Geen schokken /vibraties
BehuizingMateriaalPC / ABS
DichtheidIP10 , VBG 4
MontagePanel-wand- of DIN-rail montage
Gewicht inclusief klemmenModules 100 / 200 / regelaar serie200 g / 500 g / 600 g
GoedkeuringenEU laagspanningseisen en EMC eisen
komen overeen met
UL 873,
Bovenstaande data geldt voor alle AK modules.
Specieke data wordt vermeld bij de desbetreende module.
Capacitieve belasting
De relais kunnen niet worden gebruikt voor de directe aansluiting van
capacitieve belastingen zoals leds en de aan/uit-regeling van EC-motoren.
Alle belastingen met een schakelende voeding moeten verbonden zijn
met een geschikte contactor of dergelijke.
LVD getest volgens EN 60730
EMC getest
Immuniteit volgens EN 61000-6-2
Emissie volgens EN 61000-6-3
UL le number: E166834 for XM
UL le number: E31024 for PC
Er zijn verschillende regelaars in de 'AK-PC' serie. De functionaliteit
wordt bepaald door de geprogrammeerde software. Qua
uiterlijk zijn alle regelaars identiek - ze hebben allemaal dezelfde
aansluitmogelijkheden:
11 analoge ingangen voor sensoren, drukopnemers,
spanningssignalen en contactsignalen.
8 digitale uitgangen, t.w. 4 solid state uitgangen en 4 relais
uitgangen.
Voedingsspanning
24 V a.c. of d.c. aan te sluiten op de regelaar.
De 24 V mag niet doorgelust worden naar andere regelaars,
omdat de voeding niet galvanisch is gescheiden van in- en
uitgangen. Met andere woorden, voor iedere regelaar moet een
aparte transformator worden gebruikt. Klasse 2 is vereist. De aarde
mag niet worden aangesloten.
De voedingsspanning voor de uitbreidingsmodules wordt
doorgegeven door de schuifverbinding aan de rechterkant van de
regelaar.
De grootte van de transformator wordt bepaald door het
vermogen van het totaal aantal modules.
PIN
De voedingsspanning voor een drukopnemer kan komen van de
5 V uitgang of van de 12 V uitgang.
Datacommunicatie
Als de regelaar deel uitmaakt van een netwerk, vindt de
communicatie plaats via de LON aansluiting, welke volgens de
specicaties moet worden aangesloten.
Adres instellen
Wanneer de regelaar is aangesloten op een gateway type 245,
kunnen de adressen 1 tot en met 119 worden ingesteld. Als het
een systemmanager is, dan 1-999.
Service PIN
Wanneer de regelaar is verbonden met een gateway via de
datacommunicatie, moet de gateway weten dat de regelaar in het
netwerk is opgenomen. Dit wordt gedaan door de ‘PIN’ toets in te
drukken. De LED ‘Status’ zal gaan knipperen zodra de gateway de
regelaar accepteert.
Bediening
De conguratie van de regelaar wordt gedaan vanuit het software
programma ‘Service Tool’. Het programma moet geïnstalleerd
worden op een PC en de PC wordt op het netwerk aangesloten
door middel van de netwerkplug aan de voorkant van de regelaar.
LED’s
Er zijn twee rijen met LED’s, deze betekenen het volgende:
Linker rij:
• Spanning op de regelaar
• Communicatie actief met onderste PC board (rood = fout)
• Status van uitgangen DO1 tot DO8
Rechter rij:
• Software status (knippert langzaam = OK)
• Communicatie met Service Tool
• Communicatie via LON
• Alarm als LED knippert
- 3 LED’s niet gebruikt
• ‘Service Pin’ is geactiveerd
Adres
Houdt een veilige
afstand!
Lage en hoge
voltage mogen niet
op dezelfde groep
uitgangen worden
aangesloten
■ Power
■ Comm
■ DO1 ■ Status
■ DO2 ■ Service Tool
■ DO3 ■ LON
■ DO4
■ DO5 ■ Alarm
■ DO6
■ DO7
■ DO8 ■ Service Pin
Knippert langzaam = OK
Knippert snel = antwoord van gateway
Continue aan = fout
Continue uit = fout
Knippert = actief alarm / niet
opgeheven
Continue aan = actief alarm/
opgeheven
Een kleine module (option board) kan worden geplaatst op de
‘bodem’ van de regelaar. Deze module wordt later in dit document
beschreven.
De voedingsspanning naar de module wordt doorgegeven door
de vorige regelaar uit de rij.
AK-XM 204B alleen
Handbediening van relais
8 schakelaars maken het mogelijk om de diverse uitgangen
handmatig te bedienen naar de positie ‘OFF’ en ‘ON’.
In de stand ‘Auto’ zal de regelaar de regeling voor zijn rekening
nemen.
LED’s
Er zijn twee rijen met LED’s. Deze geven het volgende aan:
Linker rij:
• Spanning op de regelaar
• Communicatie actief met onderste PC board (rood = fout)
• Status van uitgangen DO1 tot en met DO8
Rechter rij:
• Handbediening van relais
ON = handbediening
OFF = geen handbediening
AK-XM 204A AK-XM 204B
Zekeringen
Onder het bovenste deel van de module bevindt zich een
zekering voor iedere uitgang.
Max. 230 V
AC-1: max. 4 A (ohms)
AC-15: max. 3 A (Inductief)
AK-XM 204B
Handbediening van relais
Houdt een veilige
afstand!
Lage en hoge voltage
mogen niet op dezelfde
groep uitgangen worden
aangesloten
De module is een klok module met batterij back-up.
De module kan worden gebruikt voor regelaars welke niet zijn
opgenomen in een datacommunicatiesysteem samen met andere
regelaars. De module wordt gebruikt als de regelaar een batterij
back-up nodig heeft voor:
• Klokfunctie
• Vaste tijden voor dag/nachtregeling
• Vasthouden van alarmregistratie in geval van spanningsuitval
• Vasthouden van temperatuurregistratie in geval van
spanningsuitval
Plaatsing
De module wordt geleverd met plugconnectie
Punt
De module wordt geplaatst op het PC board in het bovenste deel.
Levensduur batterij
De levensduur van de batterij is enige jaren, ook als er regelmatig
spanningsuitval is. Zodra de batterij vervangen moet worden, zal
een alarm gegenereerd worden.
Na dit alarm kan de batterij nog een aantal maanden werken.
Uitlezing van belangrijke metingen van de regelaar, bijvoorbeeld,
de zuigdruk of de condensatiedruk.
Voor het instellen van de diverse functies wordt gebruik gemaakt
van de display met knoppen.
Aansluiting
De displays worden op de regelaar aangesloten door middel van
een kabel met plugaansluitingen. Voor iedere display is een kabel
nodig, welke in 2 m of in 6 m lengte verkrijgbaar is.
Beide displays (met of zonder knoppen) kunnen op beide
aansluitingen op de regelaar (A of B) worden aangesloten.
A = P0 zuigdruk in °C
B = Pc. condensatiedruk in °C
EKA 166 is tevens voorzien van een aantal leds om afzonderlijke
functies te kunnen volgen.
Wanneer de regelaar wordt opgestart, toont de display welke
uitgang is aangesloten. - - 1 = uitgang A, - - 2 = uitgang B enz.
EKA 163B EKA 164B
Plaatsing
De display kan tot een afstand van maximaal 15 m van de regelaar
worden geplaatst.
Punt
Voor de display hoeft geen punt te worden gedenieerd - het
hoeft alleen te worden aangesloten.
Grasche display AK-MMI
Functie
Instelling en weergave van waarden in de regelaar.
Aansluiting
De display wordt via een kabel met stekkerverbindingen op de
regelaar aangesloten. Gebruik de RJ45-stekker voor aansluiting op
de regelaar; dezelfde stekker wordt ook gebruikt voor servicetool
AK-ST 500.
Voedingsspanning
24 V a.c. / d.c. 1.5 VA.
EKA 166
Module
Punt--
Type--
1
Plaatsing
De display kan tot een afstand van maximaal 3 m van de regelaar
worden geplaatst.
Punt
Voor de display hoeft geen punt te worden gedenieerd - het
hoeft alleen te worden aangesloten.
De klokfunctie en de overgang tussen zomer- en wintertijd
worden door de regelaar geregeld, maar zodra de regelaar
spanningsloos wordt, zal de klok op ‘nul’ gaan.
Als de regelaar is opgenomen in een netwerk met een gateway,
een systeem manager of als er ‘klokmodule’ is geplaatst, zal de
tijdsinstelling in de regelaar gehandhaafd blijven.
Start / stop regeling
De regeling kan softwarematig gestart en gestopt worden of via
een ingang op de regelaarmodule
.
Toepassing
Hiernaast worden 40 toepassingsvoorbeelden gegeven. Selecteer
degene die bij uw systeem past.
De bedrading moet worden uitgevoerd zoals aangegeven en
de regelaar moet worden ingesteld op deze toepassing.
Snelheidsregeling
Een optiekaart heeft 2 uitgangen:
Nr. 1 is speciek bedoeld voor de compressor
Nr. 2 is speciek bedoeld voor de condensorventilatoren
Als u geen gebruik maakt van een snelheidsregeling kunt u de
getoonde 0-10 V uitgangen negeren.
In alle voorbeelden wordt alleen de compressoraansluiting getoond, maar uitgang 2 kan naar behoefte worden gebruikt voor
condensorventilatoren.
Wanneer voor de snelheidsregeling een start-/stopsignaal nodig
is, moet deze worden aangesloten via uitgang 'Compressor 1' of
'Ventilator 1'.
Geforceerde regeling
De software bevat een optie voor geforceerde regeling. Als een
uitbreidingsmodule met relaisuitgangen wordt gebruikt, kan deze
uitgevoerd worden met handschakelaars welke de individuele
relais kunnen schakelen.
Datacommunicatie
De regelaar heeft een aansluiting voor LON datacommunicatie.
De specicaties voor de aansluiting hiervan is beschreven in een
apart document.
Druk gelijktijdig op de platen aan de linkerkant bij de LED’s en
aan de rechterkant bij de adresschakelaars.
Verwijder nu het bovendeel van de basismodule
2. Plaats de uitbreidingsmodule op de basismodule
De analoge uitbreidingsmodule stuurt een signaal naar de frequentieregelaar
Verwijder het beschermkapje van de aansluitplug aan de rechterkant van de basismodule.
Plaats het kapje op de aansluitplug aan de rechterkant van de
I/O module welke aan de rechterkant van de AK samenstelling
wordt geplaatst.
2. Plaats de uitbreidingsmodule rechts aan de basis-
module
De basismodule moet spanningsloos zijn.
Als de twee rode sluitingen voor de DIN-rail montage open zijn, kan de
module op de DIN-rail worden geplaatst. De twee sluitingen kunnen
hierna gesloten worden.
Demonteren moet dus worden gedaan met de sluitingen in de 'open'
positie.
De volgorde wordt bepaald door het getoonde elektrisch schema
Bepaal tijdens de planning welke functie op welke plaats moet
worden aangesloten.
1. Aansluiting in- en uitgangen
Zie het eerder geselecteerde elektrisch schema:
2. Aansluiting LON communicatienetwerk
De installatie van de datacommunicatie moet voldoen met de
eisen die worden gesteld in document RC.8A.C…
3. Aansluiting voedingsspanning
24 V, de voeding mag niet voor andere regelaars of apparaten
worden gebruikt. De klemmen mogen niet worden geaard.
4. Volg LED’s
Zodra voeding op de regelaar wordt aangesloten zal de
regelaar een interne controle uitvoeren. Dit regelaar zal na
ongeveer 1 minuut klaar zijn zodra de LED ‘Status’ langzaam
knippert.
5. Als er een netwerk is
Stel het adres is en activeer de Service Pin
6. De regelaar kan nu gecongureerd worden
Voorbeeld
Interne communicatie
tussen de modules:
Knippert snel = fout
Continue aan = fout
■ Power
■ Comm
■ DO1 ■ Status
■ DO2 ■ Service Tool
■ DO3 ■ LON
■ DO4
■ DO5 ■ Alarm
■ DO6
■ DO7
■ DO8 ■ Service Pin
Status uitgangen 1-8
De afscherming van de drukopnemerkabels mogen alleen aan de kant van de
regelaar worden aangesloten.
Knippert langzaam = OK
Knippert snel = antwoord van gateway
in 10 minuten na netwerk installatie
Continue aan = fout
Continue uit = fout
Externe communicatie
Knippert = Actief alarm / niet opgeheven
Continue aan = Actief alarm / opgeheven
Netwerkinstallatie
Waarschuwing
Houdt signaalkabels gescheiden van
hoog voltage kabels.
We hebben besloten om te werken op basis van toepassing 16,
d.w.z een compressorregeling met 5 compressoren en een condensorregeling met 6 ventilatoren. .
Het voorbeeld is op de volgende pagina nog een keer te zien.
De beschrijving van het instellen van de regelaar wordt gedaan
aan de hand van onderstaand voorbeeld van een koelinstallatie.
Het voorbeeld is identiek aan dat voor 'Toepassing 16', d.w.z. dat
de regelaar een AK-PC 710 is met 3 uitbreidingsmodules.
• 4 compressoren zonder cap.regeling (15 kW) met draaitijdegalisatie
• Beveiligingscircuit voor iedere compressor
• Gemeenschappelijke hoge druk bewaking
• Gemeenschappelijke laag druk bewaking
• Po instelling -15 °C, nachtverschuiving 5K
Condensor:
• 6 ventilatoren, stappenregeling
• Pc regelt op basis van buitentemperatuur Sc3
Vloeistofvat:
• Bewaking van vloeistofpeil in vloeistofvat
Machinekamer:
• Temperatuurbewaking in machinekamer
Beveiligingsfuncties:
• Bewaking van Po, Pc, Sd en oververhitting in zuigleiding
• Po max = -5°C, Po min = -35°C
• Pc max = 50 °C
• Sd max = 120°C
• SH min = 5 °C, SH max = 35 °C
Let op!
De capaciteit van de frequentie geregelde compressor moet groter zijn
dan die van de volgende compressoren.
Dit garandeert dat er geen gaten ontstaan in de capaciteitsregeling.
Zie hoofdstuk 5 voor verdere uitleg hierover.
Overig:
Er is ook een interne hoofdschakelaar (instelling).
• Alarmuitgang gebruikt
• Externe hoofdschakelaar gebruikt
• Bewaking van frequentieregelaar (VSD)
Data uit dit voorbeeld is gebruikt op de volgende pagina.
Het resultaat is dat de onderstaande modules moeten worden
gebruikt:
PC met het ‘Service Tool’ programma wordt aan de regelaar
aangesloten.
Voor bediening van de Service Tool software, zie de desbetreffende handleiding.
De regelaar moet ‘aan’ zijn en het ‘Status’ LED moet knipperen
voordat het ‘Service Tool’ programma wordt gestart.
Start Service Tool programma
Inloggen met gebruikersnaam SUPV
Selecteer de naam SUPV en voer het bijbehorende wachtwoord in
De eerste keer dat Service Tool wordt aangesloten op een ‘nieuwe’ regelaarversie, zal de opstart van Service Tool langer duren dan normaal.
De voortgang kan worden gevolgd in de balk onderin het scherm.
Als de regelaar nieuw is, is het wachtwoord 123
Na het inloggen zal altijd als eerst het overzichtscherm worden getoond.
In dit geval is het overzicht leeg, omdat de regelaar nog niet ingesteld
en gecongureerd is.
De rode alarmbel in de rechter onderhoek betekent dat er een actief
alarm in de regelaar aanwezig is. In dit geval komt dit omdat de regelaar
nog niet is ingesteld.
Druk op de oranje knop met de sleutel aan de onderkant van
het scherm.
2. Selecteer ‘Authorization’
3. Verander instellingen voor gebruiker ‘SUPV’.
Wanneer de regelaar wordt geleverd is deze ingesteld met een standaard
autorisatie voor verschillende gebruikersgroepen. Deze autorisaties kunnen nu of later worden aangepast aan de installatie.
Deze knop wordt altijd gebruikt om in dit scherm te komen.
Op het scherm links zijn nog niet alle functies te zien. Naarmate we
verder in de conguratie komen, zal er meer in dit scherm verschijnen.
Druk op de regel ‘Authorisation’ om naar de gebruikersinstellingen te
gaan.
4. Selecteer gebruikersnaam en wachtwoord
5. Log opnieuw in met de gebruikersnaam en het
nieuwe wachtwoord
Selecteer de regel met gebruikersnaam SUPV.
Druk op ‘Change’.
Hier kan de ‘supervisor’ voor het specieke systeem worden geselecteerd en een corresponderend wachtwoord voor deze persoon.
In oudere versies van Service Tool AK-ST 500 was het mogelijk om in dit
menu de taal te selecteren.
In de nieuwste versie van Service Tool zal de taalselectie van de regelaar automatisch gebeuren met de conguratie van Service Tool.
De regelaar zal dezelfde taal gebruiken als is geselecteerd in Service
Tool, maar alleen als deze taal in de regelaar aanwezig is. Indien de taal
niet in de regelaar aanwezig is, zal automatisch de Engelse taal worden
getoond.
.
Om de gemaakte instellingen te activeren, moet er opnieuw worden
ingelogd met gebruikersnaam.
Om het ‘log-in’ scherm te bereiken, druk op het ‘slotje’ in de linker
bovenhoek van het scherm.
Alle systeeminstellingen kunnen worden gewijzigd door op het desbetreende blauwe veld te drukken en dan de gewenste waarde in te
vullen.
In het eerste veld kunt u de naam van de regelaar wijzigen.
De regelaar kan de klok van de PC overnemen.
Als de regelaar onderdeel is van een ADAP-KOOL netwerk, worden datum en tijd automatisch ingesteld door de gateway. Dit geldt ook voor
de overgang van zomer- naar wintertijd.
Als de regelaar in een netwerk wordt geïnstalleerd, moet 'Automatische
bevestiging van alarmen' worden ingesteld op 'Uitgeschakeld'. In dat
geval wordt het alarm naar de installatie-eenheid doorgestuurd voor
afhandeling en bevestiging.
Als de regelaar niet in een netwerk wordt geïnstalleerd, moet 'automatische bevestiging van alarmen' worden ingesteld op 'ingeschakeld'. In
dat geval bevestigt de regelaar de alarmen zelf.
Na conguratie van deze functie zal de regelaar opnieuw
opstarten. Na de opstart zal een groot aantal instellingen
gemaakt zijn, inclusief de aansluitpunten. Ga verder met de
instellingen en controleer alle waarden.
Alle instellingen kunnen gewoon gewijzigd worden.
Het conguratiemenu in Service Tool ziet
er nu anders uit. Het geeft de mogelijke
instellingen weer voor het geselecteerde
type installatie.
Voor ons voorbeeld selecteren we:
- Zuigdruk setpoint = -15°C
- Nacht oset waarde = 5K
De instellingen kunt u links zien.
Er zijn meerdere pagina's.
De zwarte balk laat zien welk van de
pagina's nu is weergegeven.
Beweeg tussen de pagina's door de +
en – toetsen te gebruiken.
Voor ons voorbeeld selecteren we:
- Koudemiddel R134a
- Schakelmethode 'Best passend'
- Waarden voor frequentieregeling
Frequentieregeling is alleen mogelijk op
compressor 1
De instellingen zijn links te zien.
Niet alle compressoren kunnen frequentie
geregeld worden. Neem bij twijfel contact op
met uw leverancier.
Hieronder vindt meer informatie over de verschillende
instellingen.
Het nummer refereert aan het nummer en de afbeelding in de linkerkolom.
Het scherm toont alleen de instellingen en uitlezingen
die van toepassing zijn voor het voorbeeld
3 – Referentiemode
Referentie = setpoint + nachtverschuiving + verschuiving van Po optimalisatie
Setpoint (-80 to +30°C)
Setpoint van gewenste zuigdruk in °C
Nachtverschuiving (-25 tot +25 K)
Verschuiving van de zuigdruk bij een actief nachtsignaal (K)
Omschakeling naar nachtbedrijf is mogelijk door
middel van een signaal via de datacommunicatie,
een signaal op de 'nacht'-ingang of op basis van een
weekschema in de regelaar.
Max. referentie (-50 tot +80 °C)
Maximale toelaatbare referentie voor de zuigdruk
Min. referentie (-50 tot +80 °C)
Minimale toelaatbare referentie voor de zuigdruk
4 – Compressorapplicaties
Po koudemiddeltype
Selecteer het gebruikte koudemiddel
Po koudemiddelfactor K1, K2, K3
Wordt alleen gebruikt als het koudemiddeltype op
'Gebruiker gedenieerd' staat
Op en af stap mode
Selecteer schakelpatroon voor compressoren
Sequentieel: compressoren schakelen op en af op
basis van compressornummer
Cyclisch: Draaitijdegalisatie tussen compressoren
(compressoren van dezelfde grootte)
Best passend: Compressoren worden zodanig in en
uitgeschakeld, dat de capaciteit het best met de belasting overeen komt (compressoren van ongelijke
grootte)
Pump-down
Selecteer of een pump-down limiet benodigd is voor
de laatste compressor.
Pump-down limiet Po
Instellen pump-down limiet voor de laatste compressor
Freq.reg. min. snelh. (0 – 60 Hz)
Mimimum toegestane snelheid voordat de frequentieregelaar wordt gestopt
Freq.reg. startsnelh. (20 – 60 Hz)
Minimum snelheid voor start van frequentieregelaar
(Moet hoger worden ingesteld dan 'Freq. reg. min.
snelheid')
Freq.reg. max. snelh. (40 – 120 Hz)
Maximale toegestane snelheid voor de compressor
Limieten load shedding
Selecteer hoeveel ingangen benodigd zijn voor load
shedding
Override limiet Po
Iedere belasting onder deze waarde is toegestaan.
Als de Po deze waarde overschrijdt, wordt een tijdvertraging gestart. Als deze tijdvertraging verstrijkt,
zal de 'load shedding limiet' worden opgeheven.
Override vertraging
Override vertraging voor load shed limiet 1. Als de
zuigdruk de 'Override limiet Po' overschrijdt gedurende load shedding en de hier ingestelde vertraging
is vertreken, zal 'load shedding limiet 1' niet meer
actief zijn.
Kp Po (0,1 – 10,0)
Versterkingsfactor voor zuigdrukregeling
Uitgebr. reg.instel.
Selecteer of de uitgebreide regelinstellingen zichtbaar moeten zijn
Min. capaciteitswijz. (0 – 100%)
Minimale wijziging van de gewenste capaciteit die
welke resulteert in een compressorschakeling. Alleen
voor enkele compressoren (zonder cap.reg.) en 'op en
- frequentiegeregelde compressor van 30 kW (compressor 1)
- 4 compressoren van 25 kW
De instellingen worden getoond
in de afbeelding.
(Bij een cyclische werking hebben alle compressoren met één
stap dezelfde grootte. Daarom is
er maar één instelling, maar deze
geldt voor alle vier compressoren.)
Voor ons voorbeeld selecteren we:
- Maximale persgastemperatuur
= 120°C
- Maximale condensordruk = 50°C
- Minimale zuigdruk = -35°C
- Alarmlimiet voor maximale
zuigdruk = -5°C
- Alarmlimiet voor minimale en
maximale oververhitting = 5 en
35 K
af stap mode' volgens de 'Best passend' methode.
Minimaliseer schakelen
Instellen versterking van dynamische vergroting van neutrale
zone bij compressorschakelingen (zie pagina 75)
Vertr. uitgangen opstart (15 – 900 s)
Na opstart zal gedurende deze tijd alleen de eerste compressorstap actief zijn.
5 – Compressoren
In dit scherm wordt de capaciteitverdeling tussen de compressoren verdeeld.
De in te stellen capaciteiten zijn afhankelijk van de geselecteerde compressorapplicatie en de 'op en af stap mode'.
Nominale capaciteit ( 0,0 – 99,9 kW)
Stel de nominale capaciteit van de betreende compressor in.
Voor frequentie geregelde compressoren moet de nominale
capaciteit worden ingesteld bij 50Hz.
6 – Beveiliging
Vertragingstijd voor vloeistofpeilalarm
Stel de vertragingstijd (vanaf het moment dat het signaal
wegvalt op de ingang tot het moment dat het alarm wordt
verstuurd) in.
Temperatuuralarmlimiet
Stel de vertragingstijd in.
Temperature alarm limit
Stel de drempelwaarde voor het temperatuuralarm in.
Vertragingstijd voor het temperatuuralarm
Stel de vertragingstijd in.
Noodcapaciteit dag
De gewenste ingeschakelde capaciteit in een 'dag' situatie in
geval van noodregeling als resultaat van een probleem met de
regelsensor voor de zuigdruk.
Noodcapaciteit nacht
De gewenste ingeschakelde capaciteit in een 'nacht' situatie
in geval van een noodregeling als resultaat van een probleem
met de regelsensor voor de zuigdruk.
Max. persgastemp.
Maximale waarde voor de persgastemperatuur
10 K onder deze waarde, wordt de compressorcapaciteit gereduceerd en de volledige condensorcapaciteit ingeschakeld.
Indien deze waarde wordt overschreden, wordt alle compressorcapaciteit afgeschakeld.
Max. cond. druk
Maximale waarde voor de condensatiedruk in °C
3 K onder deze waarde, wordt de compressorcapaciteit gereduceerd en de volledige condensorcapaciteit ingeschakeld.
Indien deze waarde wordt overschreden, wordt alle compressorcapaciteit afgeschakeld.
Max. cond. druk vertr.
Tijdvertraging voor het maximale condensatie druk alarm
Min. zuigdruk
Minimale waarde voor de zuigdruk in °C
Als deze waarde wordt overschreden, wordt alle compressorcapaciteit afgeschakeld.
Po max. alarm
Alarmlimiet voor te hoge zuigdruk
Po max. vertr.
Vertragingstijd voor alarm voor te hoge zuigdruk Po
Herstarttijd
Algehele tijdvertraging voor herstart van compressor.
(van toepassing op functies: 'Max. persgastemp.', 'Max. cond.
druk', en 'Min. zuigdruk'.
SH min. alarm
Alarmlimiet voor minimale oververhitting in de zuigleiding
SH max. alarm
Alarmlimiet voor maximale oververhitting in de zuigleiding
SH alarmvertr.
Tijdvertraging voor alarm voor minimale of maximale oververhitting in de zuigleiding
In ons voorbeeld wordt de condensordruk geregeld op basis van
de buitentemperatuur (vlottende
referentie)
De instellingen zijn in de guur
links te zien.
3 – Pc referentie
Referentiemode
Selectie van type referentie
Setpoint: er wordt geregeld met een vast setpoint
Vlottend: de regeling is gebaseerd op de Sc3 buitentemperatuur, de ingestelde 'Min. tm'/'Delta T condensor' en de
ingeschakelde compressorcapaciteit.
Setpoint
Instelling van het gewenste setpoint in °C
Deze parameter moet ook worden ingesteld bij gebruik van
variabele referenties. De waarde wordt als referentie gebruikt
wanneer de Sc3-sensor defect raakt.
Min.tm
Minimum gemiddelde temperatuurverschil tussen de Sc3
buitentemperatuur en de Pc condensatietemperatuur bij
minimale compressorcapaciteit.
Delta T condensor
Gemiddeld temperatuurverschil tussen Sc3 buitentemperatuur en de Pc condensatietemperatuur bij maximale compressorcapaciteit (normaal 8-15 K)
Min. referentie
Minimum toegestane referentie voor condensatietemperatuur
Max. referentie
Maximaal toegestane referentie voor condensatietemperatuur
Druk op de ‘+’ knop om naar de
volgende pagina te gaan.
4. Instellingen voor capaciteitsregeling
In ons voorbeeld hebben we 6
stap-geregelde ventilatoren.
De instellingen zijn in de guur
links te zien.
4 – Capaciteitsregeling
Mode capaciteitsregel.
Selecteer mode voor capaciteitsregeling
Stap: ventilatoren worden in stappen geschakeld door de
relaisuitgangen
Stap/Freq.reg: de ventilatorcapaciteit wordt geregeld via een
combinatie van frequentie- en stappenregeling (alle ventilatoren zitten achter de frequentieregelaar)
Freq.reg.: de ventilatorcapaciteit wordt volledig via de frequentieregelaar geregeld
Type regeling
Keuze van regelstrategie
P-band: de ventilatorcapaciteit wordt geregeld via een Pband. De P-band wordt ingesteld bij 'Proportionele band Xp'
PI-regeling: de ventilatorcapaciteit wordt geregeld door de
PI-regeling
Capaciteitscurve
Keuze van type capaciteitscurve (zie pagina 86 voor meer
uitleg)
Lineair: dezelfde versterking over het hele gebied (voor condensordrukregeling met klep, bijv. watercondensors)
Non-lineair: geeft een grotere versterking bij een hogere
belasting (voor luchtcondensors)
Freq.reg. startsnelh.
Minimum snelheid voor start van frequentie regeling (moet
hoger zijn dan 'Freq.reg. min. snelh.')
Freq.reg. min. snelh.
Minimum frequentie waarbij de frequentie regeling wordt
uitgeschakeld (lage belasting)
De uitgangen zijn ingeschakeld als de waarde Aan is (relais
geactiveerd)
!!! Het alarm is geïnverteerd, zodat we een alarm hebben als de
voeding van de regelaar valt.
Stel voor elke ingang in of de functie actief moet zijn wanneer de
ingang in de positie Gesloten of Open staat.
Er is 'Open' geselecteerd voor alle beveiligingscircuits. Dit betekend
dat onder normale omstandigheden het contact is gesloten en er
pas een alarm optreedt als het contact verbroken wordt.
Veel functies hebben een bijbehorend alarm.
Aan alle gemaakte selecties en instellingen worden, indien aanwezig,
aan een alarm gekoppeld. Dit is te zien in de schermen links.
Aan alle alarmen kan een bepaalde prioriteit worden gegeven:
- 'Hoog' is de hoogste prioriteit
- 'Alleen reg.' is de laagste prioriteit
- 'Uit' geeft geen alarmactie
De relatie tussen prioriteit en actie is te zien in de onderstaande tabel.
Instelling
HoogXXX1
MediumXX2
LaagXX3
Alleen reg.X4
Uit.
Voor ons voorbeeld selecteren we de instellingen zoals in het scherm is
weergegeven.
Reg.Alarm relaisNet-
werk
AKM best.
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
4. Instellen alarmprioriteiten voor Condensor
Voor ons voorbeeld selecteren we de instellingen zoals in het scherm
is weergegeven.
Druk op de +knop om naar de volgende pagina te gaan.
De conguratie van de regelaar is nu vergrendeld. Voordat er dus
nu veranderingen kunnen worden gedaan in de conguratie van de
regelaar, zal de conguratie eerst ontgrendeld moeten worden.
De regelaar zal nu de geselecteerde functies en de gedenieerde in-en uitgangen met elkaar vergelijken. Het resultaat
is te zien in de volgende sectie waar de conguratie wordt
gecontroleerd.
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
Voordat de regeling wordt gestart moeten eerste alle in- en uitgangen
worden gecontroleerd op de juiste aansluiting.
Voor deze controle moet de conguratie vergrendeld zijn
Door iedere uitgang handmatig te bedienen kan gecontroleerd worden
of de uitgang correct is aangesloten.
AUTODe uitgang wordt geregeld door de regelaar
HAND UITDe uitgang is geforceerd UIT
HAND AANDe uitgang is geforceerd AAN (handbediening)
4. Controleer digitale ingangen
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
Verbreek het beveiligingscircuit van compressor 1.
Controleer dat LED DI1 op uitbreidingsmodule uit gaat.
Controleer dat de waarde voor het beveiligingscircuit van compressor 1
veranderd naar AAN.
De overige digitale ingangen moet op dezelfde manier worden gecontroleerd.
Voordat de regeling wordt gestart, moet gecontroleerd worden of alle
instellingen correct.
Het overzichtsscherm toont nu 1 regel voor iedere algemene functie.
Door op het icoon te klikken wordt een aantal schermen getoond met
verschillende instellingen. Het zijn deze instellingen die gecontroleerd
moeten worden.
3. Doorloop alle schermen van de zuiggroep
Doorloop de schermen met de +- toetsen. Denk ook aan de
instellingen onderaan de pagina's die alleen door middel van
de 'scroll bar' te zien zijn.
4. Beveiligingsfuncties
5. Ga terug naar het overzicht
De laatste pagina bevat de beveiligingsfuncties en herstarttijd.
Ter informatie
Deze instelling is niet nodig in het voorbeeld. Het signaal komt binnen
via DI8.
In gevallen waar de regelaar in een netwerk is geïnstalleerd met een
systeemunit, kan deze instelling ook in de systeemunit worden gedaan
welke het dag/nachtsignaal vervolgens naar de regelaar stuurt.
3. Stel het schema in
De instelling kan alleen worden gebruikt als de regelaar als zelfstandige
eenheid werkt en is uitgerust met een klokmodule.
Selecteer een weekdag en stel de tijd in voor de 'dag' periode.
Doe dit voor alle dagen.
Het complete schema voor de hele week wordt in het scherm getoond.
Draai de rechter adresschakelaar zo dat de pijl naar de 3 wijst.
De overige 2 adresschakelaar moeten beide naar de 0 wijzen.
2. Druk op de Service Pin
Druk op de 'Service Pin' en houdt deze ingedrukt tot de 'Service
Pin' LED gaat branden.
De regelaar moet communiceren met een netwerk. In dit netwerk kennen we adres 3 toe aan deze regelaar.
Dit adres mag maar door 1 regelaar binnen het netwerk worden
gebruikt.
Eisen aan de systeemunit
De systeemunit moet een gateway van het type AKA 245 zijn met softwareversie 6.14 of hoger of een AK-SM systeem manager.
3. Wacht op antwoord van de systeemunit
Afhankelijk van de grootte van het netwerk kan het tot 1 minuut duren tot de regelaar een antwoord krijgt of de regelaar is
geïnstalleerd in het netwerk.
Wanneer de regelaar in het netwerk is geïnstalleerd, zal de
Status LED sneller gaan knipperen (twee maal per seconde). Dit
zal 10 minuten duren
4. Log opnieuw in met Service Tool
Als Service Tool met de regelaar was verbonden terwijl deze
werd geïnstalleerd in het netwerk, moet er opnieuw worden
ingelogd.
Als er geen antwoord komt van de systeemunit
Als de Status LED niet sneller gaat knipperen dan normaal, is de
regelaar niet in het netwerk geïnstalleerd. Dit kan komen door het
volgende:
Het ingestelde adres is buiten het juiste bereik ingesteld
Adres 0 kan niet worden gebruikt.
Als de systeemunit een AKA243B is, kunnen alleen adressen 1 tot 10
worden gebruikt.
Het ingestelde adres wordt al door een andere regelaar in het netwerk gebruikt:
Het adres moet worden gewijzigd naar een ander (leeg) adres.
De bedrading is niet correct uitgevoerd
De afsluiting van het netwerk is niet correct uitgevoerd.
De eisen die worden gesteld aan de installatie van de datacommunicatie zijn beschreven in document ' Data communcation connections to
ADAP-KOOL® Refrigeration Controls” RC8AC.
Druk op de blauwe knop met de compressor en condensor
linksonder in het scherm.
2. Ga naar de alarmlijst
Druk op de blauwe knop met de alarmbel onderin het scherm
3. Controleer de actieve alarmen
In ons geval hebben een groot aantal alarmen. Na het 'opschonen' zijn
alleen de relevante alarmen over.
4. Verwijder opgeheven alarmen uit alarmlijst
Druk op het rode kriuis om alle opgeheven alarmen uit de
alarmlijst te verwijderen.
5. Controleer nogmaals de actieve alarmen
In ons geval blijft er 1 actief alarm over, omdat de regeling is gestopt.
Dit alarm zal actief blijven zoalng de regeling niet wordt gestart. We zijn
nu klaar om de regeling te starten.
Let op ! Actieve alarmen worden automatisch opgeheven als de
hoofdschakelaar UIT is.
Als actieve alarmen verschijnen zodra de regeling wordt gestart, moet de
oorzaak hiervan worden gevonden en opgelost.
Druk op de blauwe 'handbediening' toets onderin het scherm
2. Start regeling
Klik op het veld naast 'Hoofdschakelaar'
Selecteer 'AAN'.
Druk 'O K'.
De regelaar zal nu starten met het regelen van de compressoren en
condensorventilatoren
Let op!
De regelaar zal pas starten met regelen als zowel de interne als externe
hoofdschakelaar AAN is.
De functies van de regelaar die via display EKA 164, EKA 166 of
systeemsoftware AKM worden weergegeven, zijn te zien op de
volgende pagina's.
Voor toegang tot de parameters houdt u de bovenste knop ingedrukt.
r25Max reference °CWMax. permissible suction pressure reference-50,0 °C - 80,0 °C80,0 °C
r26Min Reference °CWMin. permissible suction pressure reference-80,0 °C - 25,0 °C-80,0 °C
r27Night setbackRActual status of night setbackON/OFF
r28Pc setpoint °CWSetting of desired condensing pressure in °C-25,0 °C - 90,0 °C35,0 °C
r29Cond. ctrl. Ref. °CRReference for condenser in °C
r30Min Reference °CWMin. permitted condenser pressure reference-25,0 °C - 100,0 °C10,0 °C
r31Max Reference °CWMax. permitted condenser pressure reference-25,0 °C - 100,0 °C50,0 °C
r32Pc sensor adjustWCalibration of Pc sensor-10,0 - 10,0 Bar0,0 bar
r33Pc Reference modeW"Choice of condenser pressure reference
0: Reference = Pc setpoint
1: The reference is changed as a function of Sc3 the external temperature
signal"
r35Dimensioning tm KWDimensioning mean temperature dierential between Sc3 air and Pc
condensing temperature at maximum load (compressor capacity = 100%).
Dimensioning temp dierence at max load, typically 8-15 K).
r56Min tm KWMinimum mean temperature dierence between Sc3 air and Pc conden-
sing temperature at no load (Compressor capacity = 0%)
r57Po °CRSuction pressure in °C. (Measured with the Po pressure transmitter)
Capacity control
c08Step modeW"Select coupling pattern for compressors
0: Sequential: Compressors are cut in/out in strict ac¬cordance with compressor number (FILO)
2: Cyclic: Runtime equalisation between compressors (FIFO)
3: Best t: Compressors are cut in/out in order to make the best possible t
to actual load"
c10+ Zone band KWWidth of “+ Zone” above neutral zone0,1 – 20,0 K4,0 K
c11+ Zone delay sWIntegrationtime in ”+ Zone” 10,0 – 900,0 s300 s
c12++ Zone delay sWIntegrationtime in ”++ Zone” 10,0 – 900,0 s300 s
c13- Zone band KWWidth of “- Zone” below neutral zone0,1 – 20,0 K3,0 K
c14- Zone delay sWIntegrationtime in ”- Zone” 10,0 – 900,0 s150 s
c15-- Zone delay sWIntegrationtime in ”-- Zone” 1,0 – 300,0 s30 s
c16Comp. applicationRReadout compressor combinations0: Single step only
c29No. of fansRRead out number of fans0 - 60
c31Manual capacity %W"Manual setting of compressor capacity
The value is in % of total capacity controlled by the controller"
c32Cap. control modeWSelect whether capacity control is stopped, in manual control or controlled
via PI controller
c33Po pump down limit°CWSet the actual pump down limit for the last compressor-80,0 °C - 30,0 °C-40,0 °C
c35Load shed limit 1WSet max compressor capacity limit for load shed input0 - 100%100%
c36Override limit PoWAny load below the limit value is freely permitted. If the suction pressure
Po exceeds the value, a time delay is started. If the time delay runs out, the
load limit is cancelled
c37Override delay 1 minWMax. time for capacity limit, if Po is too high0 - 240 min10 min
c38Pump downWSelect whether a pump down function is required on the last running
compressor
c39Initial start timeWThe time after start-up where the cut-in capacity is limited to the rst
compressor step.
c40Compressor 1 sizeW"Set the nominal capacity for the compressor in question.
For compressors with variable speed drive the nominal capacity must be
set for the mains frequency (50/60 Hz)
Set the nominal capacity for the compressor in question."
c41Compressor 2 sizeWSet the nominal capacity for the compressor in question.0,0 - 99,9 kW0 kW
c42Compressor 3 sizeWSet the nominal capacity for the compressor in question.0,0 - 99,9 kW0 kW
c43Compressor 4 sizeWSet the nominal capacity for the compressor in question.0,0 - 99,9 kW0 kW
c44Compressor 5 sizeWSet the nominal capacity for the compressor in question.0,0 - 99,9 kW0 kW
c45Compressor 6 sizeWSet the nominal capacity for the compressor in question.0,0 - 99,9 kW0 kW
c46VSD Min speed HzWMin. speed where the compressor must cutout0,5 Hz60,0 Hz
c47VSD Start speed HzWMinimum speed for start of Variable speed drive (Must be set higher than
“VSD Min. Speed Hz”)
c48VSD Max speed HzWHighest permissible speed for the compressor motor40,0 Hz120,0 Hz
c49Emergency cap day%WThe desired cut-in capacity for daily use in the case of emer¬gency operati-
ons resulting from error in the suction pressure sensor/ media temperature
sensor
c50Emergency cap. night%WThe desired cut-in capacity for night operations in the case of emergency
operations resulting from error in the suction pressure sensor/ media
temperature sensor.
Compressor timers
c51Comp. 1 Min. ON-timeWMinimum duration of ON period0 - 60 min0 min
c52Comp. 2 Min. ON-timeWMinimum duration of ON period0 - 60 min0 min
c53Comp. 3 Min. ON-timeWMinimum duration of ON period0 - 60 min0 min
c54Comp. 4 Min. ON-timeWMinimum duration of ON period0 - 60 min0 min
c55Comp. 5 Min. ON-timeWMinimum duration of ON period0 - 60 min0 min
c56Comp. 6 Min. ON-timeWMinimum duration of ON period0 - 60 min0 min
c57Comp. 1 Min. OFF-timeWMinimum duration of OFF periode0 - 30 min0 min
c58Comp. 2 Min. OFF-timeWMinimum duration of OFF periode0 - 30 min0 min
c59Comp. 3 Min. OFF-timeWMinimum duration of OFF periode0 - 30 min0 min
c60Comp. 4 Min. OFF-timeWMinimum duration of OFF periode0 - 30 min0 min
c61Comp. 5 Min. OFF-timeWMinimum duration of OFF periode0 - 30 min0 min
c62Comp. 6 Min. OFF-timeWMinimum duration of OFF periode0 - 30 min0 min
c63Comp. 1 Recycle timeWMinimum period between two succecive compressor starts1 - 60 min6 min
c64Comp. 2 Recycle timeWMinimum period between two succecive compressor starts1 - 60 min6 min
c65Comp. 3 Recycle timeWMinimum period between two succecive compressor starts1 - 60 min6 min
c66Comp. 4 Recycle timeWMinimum period between two succecive compressor starts1 - 60 min6 min
c67Comp. 5 Recycle timeWMinimum period between two succecive compressor starts1 - 60 min6 min
c68Comp. 6 Recycle timeWMinimum period between two succecive compressor starts1 - 60 min6 min
Neutral zone control
n04Xp P-band KWProportional band for condenser P/PI controller0,0 - 100,0 K10,0 K
n05Tn Integr. time sWIntegration time for condenser PI controller30 - 600 sec180 sec
n20K p PoWAmpliication factor for compressor capacity control0,1 - 10,02
n52Control modeW"0: MAN (The condenser capacity will be controlled manually)
1: OFF (The capacity control will be stopped)
2: AUTO (The capacity is controlled by the PI controller)"
n53Manual capacity %WManual setting of condenser capacity0 - 100%0%
n54VSD Start speed %WCondenser minimum speed for start of speed control (Must be congu¬red
higher than "VSD Min. Speed %")
n55VSD Min. speed %WCondenser minimum speed whereby speed control is cut-out (low load).0,0 - 40,0 %10,0%
0: Step: Fans are step-connected via relay outputs
1: Step/speed: The fan capacity is controlled via a combination of speed
control and step coupling
2: Speed: The fan capacity is controlled via speed control (frequency
converter)"
n95Control typeW"Choice of control strategy for condenser
0: P-band: The fan capacity is regulated via P-band control. The P band is
congured as ""Proportional band Xp""
1: PI-Control: The fan capacity is regulated by the PI controller"
Alarm/Safety Settings
A03Saux 1 High alarm delWAlarm delay for high Saux temperature0 - 360 min5 min
A10Po Max alarm °CWAlarm limit for high suction pressure Po-30,0 °C - 100,0 °C100,0 °C
A11Po Min limit °CW"Minimum value for the suction pressure in °C
If the limit is reduced, the entire compressor capacity will be cutout."
A28Low liquid level delayWTime delay for the low liquid level alarm0 - 360 min5 min
A30Pc Max limit °CW"Maximum value for the condenser pressure in °C
3 K below the limit, the entire condenser capacity will be cutin and the
compressor capacity reduced.
If the limit is exceeded, the entire compressor capacity will be cutout."
A35Saux 1 High alarm °CWHigh temp. alarm limit for Saux sensor-80,0 °C - 120,0 °C120,0 °C
A44Po Max delay mWTime delay before alarm for high suction pressure P0.0 - 240 min5 min
A45Pc Max alarm delay mWTime delay for the alarm Pc max0 - 240 min0 min
A58Sd max limit°CW"Max. value for discharge gas temperature
10 K below the limit, the compressor capacity should be reduced and the
entire condenser capacity will be cutin.
If the limit is exceeded, the entire compressor capacity will be cutout"
A59SH min alarm KWAlarm limit for min. superheat in suction line.0,0 - 20,0 K0,0 K
A60SH max alarm KWAlarm limit for max. superheat in suction line.20,0 - 80,0 K80,0 K
A61SH alarm delayWTime delay before alarm for min./max. superheat in suction line.0 - 60 min5 min
A62Safety restart time mW"Common time delay before restarting the compressor.
(Applicable to the functions: ""Sd max. limit"", Pc max. limit"" and ""P0 min.
limit)."
A64VSDcutoutDelWTime delay before VSD alarm0-360 min5 min
Misceallanous
o12Mains frequencyWSelect frequency of the power supply0: 50 Hz
o19No. of compressorsRReadout number of compressors0 - 60
o50Comp. 5 RuntimeWCompressor’s total run time in hours0 - 999999 h0 h
o51Comp. 6 RuntimeWCompressor’s total run time in hours0 - 999999 h0 h
o61Quick setup selectW"Select a predened application.
Gives a choice between a number of prede¬ned applicatons, which at the
same time determine the wiring connection points.
(see manual for further details)"
o93Conguration lockWThe controller can only be congured when it is unlocked.0: Unlocked
U13Injection ONRStatus of the “Injection ON” function ON/OFF
Alarms
A02Low suction pressure PoMinimum safety limit for suction pressore Po has been violated
A11Refrigerant A not selectedRefrigerant has not been selected
A17High Cond. pressure PcHigh safety limit for condensing pressure Pc has been violated
A19Comp. 1 safety cutoutCompressor no. 1 has been cut out on safety input
A20Comp. 2 safety cutoutCompressor no. 2 has been cut out on safety input
A21Comp. 3 safety cutoutCompressor no. 3 has been cut out on safety input
A22Comp. 4 safety cutoutCompressor no. 4 has been cut out on safety input
A23Comp. 5 safety cutoutCompressor no. 5 has been cut out on safety input
A24Comp. 6 safety cutoutCompressor no. 6 has been cut out on safety input
A28Low liquid levelLow liquid level alarm input has been activated
A31LP common safetyCompressors have been cut out on common LP safety input
A32HP common safetyCompressors have been cut out on common HP safety input
A34Common fan safetyCommon fan safety input has been activated
A35Air room High temp.The temperature measured by Saux 1 sensor is too high
A45Main switchControl has been stopped via the setting ”Main Switch” = OFF or via the
A85High discharge temp. SdSafety limit for discharge temperature has been exceeded
A86High superheat SsSuperheat in suction line too high
A87Low superheat SsSuperheat in suction line too low
A88System Critical exception
#1
A89Manual DI………. An input has been set in manual control mode via the service tool software
A93VSD safety cutoutVSD alarm input has been activated
E02Po sensor errorPressure transmitter signal from Po defective
Ss sensor errorTemperature signal from Ss suction gas temp. defective
Sd sensor errorTemperature signal from Sd discharge gas temp. Sd defective
Pc sensor errorPressure transmitter signal from Pc defective
Sc3 sensor errorTemperature signal from Sc3 air on condenser defective
Saux1 sensor errorSignal from extra temp. sensor Saux1 defective
System alarm exception
#1
Alarm Destination
disabled
Alarm Route failureAlarms can not be send to the alarm receiver – check the communication
Alarm Router fullThe internal buer for alarm has been exceeded. This can happen if the
Device is restartingRestart of controller after a ash update of the software
Common IO AlarmA communication problem has arised between the controller and the
Manual DO………An output has been set in manual control mode via the service tool
- - 1Initiatie. Display is aangesloten op uitgang A. (- - 2 = uitgang B enz.)
external main switch input
A critical system fault has arisen – the controller needs to be exchanged
A minor system fault has arisen – power OFF/ON the controller
When this alarm is active the alarm transmission to the alarm receiver
has been disabled. When the alarm is cancelled the alarm transmission is
enabled
to controller/alarm receiver
alarm transmission to the alarm receiver is interrupted – see above.
extension modules – the problem should be checked immediately
De functie wordt gebruikt voor de zuigdrukreferentie tijdens
nachtbedrijf als een energiebesparende functie.
De ingestelde zuigdruk kan tot 25 K worden versteld in positieve
of negatieve richting. Voor een hogere zuigdruk in de nachtstand
moet de waarde in positieve richting worden versteld.
De nachtstandfunktie kan op drie manieren geactiveerd worden:
- Signaal op een ingang
- Van de ‘master control’ functie in de gateway of Systeem Manager
- Intern tijdschema
De nachtverstelling mag niet worden gebruikt tegelijk met de P0optimalisatie regeling. Deze regeling vind zelf de hoogst toegestane zuigdruk.
Begrenzing van de referentie
Om de installatie te beschermen tegen te hoge of te lage zuigdruk, moet de begrenzing van de verschuiving worden ingesteld.
P0 ref
Max.
Po instelling
De basis zuigdruk wordt ingesteld
P0-optimalisatie
De functie versteld de referentie zodat de installatie niet op
een onnodig lage zuigdruk werkt. De functie werkt samen met
de meubel/celregelaars en de systeem manager. De systeem
manager verkrijgt informatie van de meubel/celregelaars en past
de zuigdruk aan voor een optimale energieprestatie. De functie
wordt beschreven in het handleiding voor systeem manage. Met
deze functie is eenvoudig het meest kritische object te herkennen en kan ook de actuele verschuiving van de zuigdruk worden
uitlezen.
Nachtverstelling
Min.
Handmatig schakelen van de compressorcapaciteit
Het is mogelijk om de compressorcapaciteit handmatig te
schakelen waarbij de normale regeling en de beveiligingsfuncties
genegeerd worden.
Afhankelijk van de geselecteerde manier van handbediening zijn
de veiligheidsfuncties niet actief.
Handbediening via percentage van totale capaciteit
De regeling wordt in handbediening gezet en de gewenste
capaciteit wordt ingesteld als een percentage van het totaal.
Handbediening via softwarematige bediening van de
uitgangen
De individuele uitgangen kunnen in de software handmatig aan
of uit gezet worden. De regeling negeert dit, maar zal een alarm
genereren dat een uitgang handmatig bedient is.
Handbediening via bediening van handschakelaars
Als de handbediening wordt uitgevoerd via de handschakelaars
aan de voorkant van een uitbreidingsmodule, wordt dit niet door
de regeling geregistreerd en wordt geen alarm gegenereerd.
De regelaar blijft werken en zal de overige uitgangen blijven
schakelen.
De AK-PC 710 kan tot 6 compressoren regelen.
Eén van de compressoren kan worden uitgerust met
frequentieregeling.
De berekening van de gewenste capaciteit vindt plaats op basis
van een PI regeling, maar de instelling hiervan is hetzelfde als voor
een neutrale zone regeling welke is verdeeld in 5 zones zoals te
zien is in de onderstaande schets.
Suction pressure P0
De bandbreedte van de zones kan worden ingesteld met de
instellingen “+ Zone K”, “NZ K” en “- Zone K”.
Verder is het mogelijk om vertragingstijden in te stellen welke
gelijk zijn aan de Tn integratietijden voor de PI regeling zodra de
zuigdruk in de bewuste zone komt (zie bovenstaande schets).
In de '+ Zone' en '++ Zone' zal de regelaar normaal gesproken
de gewenste capaciteit verhogen omdat de zuigdruk boven het
setpoint is, maar als de zuigdruk heel snel zakt is het ook mogelijk
dat de gewenste capaciteit daalt in deze zones.
In de '- Zone' en '-- Zone' zal de regelaar normaal gesproken
de gewenste capaciteit verlagen omdat de zuigdruk onder
het setpoint is, maar als de zuigdruk heel snel stijgt is het ook
mogelijk dat de gewenste capaciteit stijgt in deze zones.
Capaciteitsveranderingen
De regelaar schakelt stappen in en uit op basis van de volgende
basisregels:
Capaciteit verhogen:
De capaciteitsregeling zal een extra compressorstap inschakelen
zodra de gewenste capaciteit een dusdanige waarde heeft bereikt
die met het inschakelen van een stap behaald kan worden. Zie
onderstaande tekening – een compressorstap wordt ingeschakeld
zodra er 'ruimte' is voor deze stap onder de curve van de
gewenste capaciteit.
Capaciteit verlagen:
De capaciteitsregeling zal een compressorstap afschakelen zodra
de gewenste capaciteit een dusdanige waarde heeft bereikt
die met het afschakelen van een stap behaald kan worden. Zie
onderstaande tekening – een compressorstap wordt afgeschakeld
zodra er geen 'ruimte' meer is voor deze stap boven de curve van
de gewenste capaciteit.
Voorbeeld:
4 gelijke compressoren – de capaciteitscurve ziet er als volgt uit
Het instellen van een hogere waarde zal de PI regeling langzamer
maken in de bewuste zone en door het instellen van een lagere
waarde zal de regeling in de bewuste zone sneller worden.
De versterkingsfactor Kp is te verstellen in parameter 'KP Po'.
Binnen de neutrale zone mag de regelaar de capaciteit alleen
verhogen of verlagen door middel van frequentieregeling of het
schakelen van capaciteitskleppen.
In alle andere zones mag de regelaar ook de capaciteit verhogen
of verlagen door het in- of uitschakelen van compressoren.
Bedrijfstijd eerste stap
Bij opstart van het systeem zal de PI regeling pas beginnen met
regelen zodra het systeem stabiel is. Om dit te bewerkstelligen is
de capaciteit van het systeem gedurende een bepaalde periode
begrenst tot de eerste capaciteitsstap (parameter 'Runtime rst
step')
Gewenste capaciteit
De uitlezing 'gewenste capaciteit' is een berekening door de
PI regeling en geeft de gewenste capaciteit weer. De mate van
verandering van de gewenste capaciteit wordt bepaald door de
zone waarin de druk zich bevindt en of deze druk stabiel is of
continue veranderd.
Uitschakelen van de laatste compressorstap:
Normaal zal de laatste compressorstap alleen uitschakelen als de
gewenste capaciteit 0% is en de zuigdruk in de – zone of – zone is.
Pump down functie
Om te veel compressorschakelingen te voorkomen bij een lage
belasting is het mogelijk om een pump down functie te denieren
voor de laatste compressor.
Als de pump-down functie wordt gebruikt, zal de laatste compressorstap bij de ingestelde pump-downwaarde worden uitgeschakeld.
Let op! De pump down limiet moet hoger worden ingesteld dan
de ingestelde beveiliging voor minimale zuigdruk.
De 'I' functie van de PI regeling kijkt alleen naar het verschil tussen
setpoint en huidige druk en verhoogt of verlaagt naar aanleiding
daarvan de gewenste capaciteit. De 'P' functie kijkt alleen naar de
drukveranderingen in het systeem.
Alle koelsystemen hebben een dynamische responstijd bij het
starten en stoppen van compressoren. Om te voorkomen dat
compressoren vlak na elkaar starten en/of stoppen, moet de
regelaar extra tijd krijgen na een compressorstart/stop om het
eect van deze capaciteitsverandering in de gaten te houden.
Om dit te bewerkstelligen kan een dynamische vergroting van de
neutrale zone worden toegevoegd.
De zones worden voor een korte periode vergroot na het starten
of stoppen van een compressor. Door het vergroten van de
zones, wordt de PI regeling een korte periode vertraagd na een
verandering in de compressorcapaciteit.
De amplitude van de zonevergroting is afhankelijk van
de draaiende compressorcapaciteit en de grootte van
de compressorstap welke wordt op- of afgeschakeld. De
amplitude van de zonevergroting is hoger bij een lage
draaiende compressorcapaciteit en bij het op- of afschakelen
van grote compressorstappen. De tijdperiode voor de
dynamische zonevergroting is constant, na een vaste tijd na een
compressorschakeling zal de vergroting gereduceerd worden tot
0.
Door middel van de parameter 'Minimaliseer schakelen' kan
bepaald worden hoe hoog de amplitude van de dynamische
zonevergroting zou moeten zijn om het aantal schakelingen te
minimaliseren.
Als de parameter 'Minimaliseer schakelen' op 'No reduction' wordt
ingesteld zal er geen dynamische zonevergroting plaats vinden.
In onderstaande tekening is te zien dat de zones in dat geval dan
alleen worden vergroot met het vaste statische deel.
Door parameter 'Minimaliseer schakelen' in te stellen op 'Low',
'Medium' of 'High', wordt de dynamische zonevergroting
geactiveerd. De amplitude van de zonevergroting zal het hoogst
zijn bij de instelling 'High'. In onderstaande tekening is een
voorbeeld te zien met 6 compressorstappen en een 'Minimaliseer
schakelen' instelling op 'High'. De dynamische zonevergroting is
het grootst bij een lage compressorcapaciteit.
"Minimaliseer schakelen" = "Hoog"
Methoden capaciteitsverdeling (step mode)
De capaciteitsverdeling kan op de volgende 3 manieren werken.
Schakelmethode – Sequentieel
De compressoren worden in- en uitgeschakeld volgens het 'First
in – last out' principe, dus volgens de volgorde die is gedenieerd
bij het instellen van de regelaar.
Eventueel aanwezige frequentie geregelde compressoren worden
gebruikt om de 'gaten' in de capaciteit op te vullen.
Timerbeperkingen
Indien een compressor niet mag starten vanwege een
herstarttimer, zal deze stap niet door een andere compressor
vervangen, maar er zal gewacht worden tot de timer is verlopen.
Veiligheidsuitschakeling
Indien een compressor niet kan starten vanwege een
veiligheidsuitschakeling, wordt deze compressor uitgesloten door
de regeling en onmiddellijk vervangen door de volgende stap in
de regeling.
Schakelmethode - Cyclisch
Dit principe wordt gebruikt als alle compressoren van hetzelfde
type en formaat zijn.
De compressoren worden in- en uitgeschakeld op basis van het
'First in – First out' principe (FIFO) om zodoende de draaitijden tussen de compressoren te egaliseren.
Frequentie geregelde compressoren worden altijd als eerste ingeschakeld en de variabele capaciteit wordt gebruikt om de 'gaten'
tussen de opvolgende stappen op te vullen.
Timerbeperkingen en veiligheidsuitschakeling
Indien een compressor niet mag starten vanwege een herstarttimer of een veiligheidsuitschakeling, zal deze stap vervangen
worden door een andere compressor.
Draaitijdegalisatie
Draaitijdegalisatie wordt alleen uitgevoerd tussen compressoren
van hetzelfde type en dezelfde totale capaciteit.
- Bij het starten van een compressor zal de compressor met het
minste aantal bedrijfsuren als eerste worden gestart.
- Bij het stoppen wordt de compressor met het hoogste aantal
bedrijfsuren als eerste gestopt.
- Bij compressoren met capaciteitskleppen zal de
draaitijdegalisatie alleen worden uitgevoerd tussen de
'hoofdstap' van de compressoren.
Schakelmethode – Best passend methode
Dit principe wordt gebruikt bij compressor van verschillende
grootte.
De regelaar zal de compressoren zodanig in- en uitschakelen dat
altijd de kleinst mogelijke capaciteitsstap wordt gemaakt.
Frequentie geregelde compressoren worden altijd als eerste ingeschakeld en de variabele capaciteit wordt gebruikt om de 'gaten'
tussen de opvolgende stappen op te vullen.
Actuele zone
Als gevolg van de dynamische zonevergroting zal de zuigdruk
hoogstwaarschijnlijk tijdelijk in een andere zone komen zodra
een compressor schakelt. Als de zuigdruk zich bijvoorbeeld in
de + zone bevindt en de regelaar schakelt een compressor in,
zal doordat de zones tijdelijk worden vergroot, de druk zich
gedurende deze tijd in de neutrale zone bevinden.
In de regelaar geeft de parameter 'Actual zone' de actuele
zone weer waarin de PI regeling actief is, dit is inclusief de
zonevergroting.
Timerbeperkingen en veiligheidsuitschakeling
Indien een compressor niet mag starten vanwege een herstarttimer of een veiligheidsuitschakeling, zal deze stap vervangen
worden door een andere compressor.
Minimale capaciteitsverandering
Om te voorkomen dat de regelaar een nieuwe compressorcombinatie selecteerd (in- of uitschakeling van compressoren)
vanwege een kleine verandering in de gewenste capaciteit, is het
mogelijk om een minimale capaciteitsverandering in te stellen in
de gewenste capaciteit voordat de regelaar een compressorstap
schakeld.
Type compressorsets – compressorcombinaties
De regelaar kan tot 6 compressoren aansturen van verschillende
types:
- Een frequentie geregelde compressor
- Compressoren zonder capaciteitskleppen
Het onderstande overzicht geeft aan welke compressorcombinaties de regelaar kan aansturen. Het overzicht geeft ook aan welke
schakelmethode kan worden toegepast voor de diverse compressorcombinaties.
CombinatieOmschrijvingSchakel-
methode
Sequentieel
Enkele compressoren. *1xxx21-40
Cyclisch
toepassing
Best passend
*1) Voor een cyclisch schakelpatroon moeten de enkele compressoren van dezelfde
grootte zijn.
*2) Frequentie geregelde compressoren mogen een andere grootte zijn dan de
opvolgende compressoren.
Een frequentie geregelde
compressor gecombineerd
met enkele compressoren.
*1 en *3
xxx1-20
In appendix A is een meer gedetailleerde omschrijving van de
schakelmethoden te vinden voor de verschillende compressortoepassingen met voorbeelden.
De volgende sectie beschrijft een aantal algemene regels aangaande frequentie geregelde compressoren.
De regelaar kan een frequentieregelaar aansturen op de eerste
compressor in verschillende compressorcombinaties. Het
variabele deel van de frequentie geregelde compressor wordt
gebruikt om de capaciteitsgaten van de volgende compressoren
op te vullen.
Algemene regeling:
Één van de compressoren kan worden aangesloten op een frequentieregelaar van bijvoorbeeld het type VLT.
Een uitgang van de AK-PC is verbonden met de AAN/UIT ingang
van de frequentieregelaar (vrijgave) en de analoge uitgang (AO)
van de AK-PC is verbonden met de analoge ingang van de frequentieregelaar.
Het AAN/UIT signaal zal de frequentieregelaar starten (vrijgeven)
en het analoge signaal bepaald de frequentie.
De frequentie geregelde stap bestaat uit een vaste en een variabele capaciteit. De vaste capaciteit is de capaciteit die wordt
ingeschakeld op het moment dat de frequentieregelaar start
en de variabele capaciteit ligt tussen de minimale en maximale
frequentie. Om de beste regeling te verkrijgen, moet de variabele
capaciteit groter zijn dan de daarop volgende stappen. Als er veel
(korte) variaties zijn in de benodigde capaciteit van een installatie
zal de ‘vraag’ naar variabele capaciteit groot zijn.
Zo wordt de stap geschakeld:
Regeling – capaciteit opschakelen
Als de gewenste capaciteit groter wordt dan de maximale
frequentie van de frequentie geregelde compressor, zal een
volgende compressorstap worden geschakeld. Op datzelfde
moment wordt de frequentie zo verlaagd dat de gemaakte
capaciteitsstap zo klein mogelijk is. Op deze manier wordt een
'traploze' overgang verkregen zonder capaciteitsgaten (zie
schets).
Regeling – capaciteit afschakelen
Als de gewenste capaciteit lager wordt dan de minimale
frequentie, zal een eventueel erop volgende compressorstap
worden afgeschakeld. Op datzelfde moment wordt de frequentie
van de eerste compressor verhoogd zodat de gemaakte
capaciteitsstap zo klein mogelijk is.
Uitschakelen
De frequentie geregelde compressor zal worden uitgeschakeld
zodra de minimale frequentie is bereikt en de gewenste capaciteit
is gedaald tot 1%.
Anti-pendeltimer voor frequentie geregelde compressor
Als de frequentie geregelde compressor niet mag starten
vanwege een anti-pendeltimer, zal geen andere compressor
worden gestart. De frequentie geregelde compressor zal starten
zodra de anti-pendeltimer is verlopen.
Opschakelen
De frequentie geregelde compressor zal altijd als eerste starten
en als laatste stoppen. De frequentieregelaar zal gestart worden
zodra de gewenste capaciteit overeenkomt met de startsnelheid
(frequentie) van de frequentie geregelde compressor (de
relaisuitgang op de regelaar wordt geschakeld en de analoge
uitgang zal een voltage gaan uitsturen).
Na het schakelen van deze stap zal de regelaar bepalen of nog
meer capaciteit gewenst is.
De startsnelheid (Start speed) moet zo worden ingesteld dat bij
opstart een snelle smering van de compressor wordt verkregen.
Deze waarde moet hoger zijn dan de minimale snelheid
(frequentie).
Veiligheidsuitschakeling voor frequentie geregelde compressor
Als de frequentie geregelde compressor is uitgeschakeld vanwege
een veiligheidsuitschakeling (ingang), mogen de erop volgende
compressoren starten. Zodra de frequentie geregelde compressor
weer mag starten, zal deze bij de eerstvolgende capaciteitsstap
worden ingeschakeld.
Zoals gezegd moet het variabele deel van de frequentie
geregelde compressor groter zijn dan de capaciteit van de erop
volgende compressoren, zodat er geen capaciteitsgaten ontstaan.
Om te laten zien hoe de regeling reageert bij verschillende
compressorcombinaties, zijn hieronder een aantal voorbeelden
weergegeven:
a) Variabel deel groter dan de erop volgende
compressorstappen:
Wanneer de capaciteit van het variabele deel van de frequentie
geregelde compressor groter is dan die van de erop volgende
compressoren, zijn er geen 'gaten' in de capaciteitscurve.
Voorbeeld:
1 frequentie geregelde compressor met een nominale capaciteit
Aangezien het variabele deel van de frequentie geregelde
compressor groter is dan de erop volgende compressoren, heeft
de capaciteitscurve geen gaten.
1) De frequentie geregelde compressor zal gestart worden zodra
de gewenste capaciteit de startcapaciteit (frequentie) heeft
bereikt.
2) De frequentie geregelde compressor zal de snelheid verhogen
tot de maximale snelheid wordt bereikt bij 18 kW.
3) De niet geregelde compressor C2 van 10 kW wordt geschakeld
en de snelheid van C1 wordt verlaagd zodat de capaciteit
overeenkomt met 8 kW (40Hz).
4) De frequentie geregelde compressor C1 zal de snelheid
verhogen tot de totale capaciteit van 28 kW bereikt wordt
5) De niet geregelde compressor C3 van 10 kW wordt geschakeld
en de snelheid van C1 wordt verlaagd zodat de capaciteit
overeenkomt met 8 kW (40Hz).
6) De frequentie geregelde compressor C1 zal de snelheid
verhogen tot de totale capaciteit van 38 kW bereikt wordt.
7) Bij het verlagen van de capaciteit zullen de niet geregelde
compressoren afschakelen zodra compressor C1 de minimale
snelheid heeft bereikt.
b) Variabel deel kleiner dan de erop volgende
compressorstappen:
Wanneer de capaciteit van het variabele deel van de frequentie
geregelde compressor kleiner is dan die van de erop volgende
compressoren, vallen er 'gaten' in de capaciteitscurve.
Voorbeeld:
1 frequentie geregelde compressor met een nominale capaciteit
van 20kW bij 50Hz – bereik frequentie: 25 – 50 Hz
2 niet geregelde compressoren van 20kW
Aangezien het variabele deel van de frequentie geregelde
compressor kleiner is dan de erop volgende compressoren, vallen
er gaten in de capaciteitscurve.
1) De frequentie geregelde compressor zal gestart worden zodra
de gewenste capaciteit de startcapaciteit (frequentie) heeft
bereikt.
2) De frequentie geregelde compressor zal de snelheid verhogen
tot de maximale snelheid wordt bereikt bij 20 kW.
3) De frequentie geregelde compressor zal op maximale snelheid
blijven draaien tot de gewenste capaciteit 30 kW heeft bereikt.
4) De niet geregelde compressor C2 van 20 kW wordt geschakeld
en de snelheid van C1 wordt verlaagd zodat de capaciteit
overeenkomt met 10 kW (25Hz). Totale capaciteit = 30 kW.
5) De frequentie geregelde compressor zal de snelheid verhogen
tot de totale capaciteit van 40 kW bereikt wordt.
6) De frequentie geregelde compressor zal op maximale snelheid
blijven draaien tot de gewenste capaciteit 50 kW heeft bereikt.
7) De niet geregelde compressor C3 van 20 kW wordt geschakeld
en de snelheid van C1 wordt verlaagd zodat de capaciteit
overeenkomt met 10 kW (25Hz). Totale capaciteit = 50 kW.
8) De frequentie geregelde compressor zal de snelheid verhogen
tot de totale capaciteit van 60 kW bereikt wordt.
9) Bij het verlagen van de capaciteit zullen de niet geregelde
compressoren afschakelen zodra compressor C1 de minimale
snelheid heeft bereikt.
Compressor timers
Tijdvertragingen voor in- en uitschakelen
Om de compressor te beschermen tegen te veel starten en stoppen kunnen er drie tijdvertragingen ingesteld worden.
- Een minimale tijd die verstreken moet zijn tussen twee compres-
sorstarts (antipendel).
- Een minimale aan-tijd van de compressor, voordat deze weer
uitgeschakeld mag worden.
- Een minimale UIT tijd, voordat deze weer ingeschakeld mag
worden.
Deze tijdvertragingen worden niet gebruikt bij in- en afschakelen
van capaciteitskleppen.
Urenteller
De bedrijfsuren van de compressoren worden geregistreerd, de
volgende waarden kunnen worden uitgelezen;
- Bedrijfsuren van voorlaatste 24 uur
- Totaal aantal bedrijfsuren van de compressor
Teller voor het inschakelingen
Het aantal inschakelingen van de uitgangen wordt geregistreerd,
de volgende waarden kunnen worden uitgelezen;
In sommige gevallen kan het wenselijk zijn om de ingeschakelde compressorcapaciteit gedurende een bepaalde periode te
begrenzen om zodoende het opgenomen elektrisch vermogen te
beperken.
Hiervoor kunnen desgewenst 1 digitale ingangen worden gebruikt.
Aan iedere digitale ingang kan een grenswaarde worden gekoppeld zodat het begrenzen van de maximaal in te schakelen
compressorcapaciteit.
Zodra een ingang wordt geactiveerd, wordt de compressorcapaciteit begrensd tot de ingestelde limiet. Als op dat moment de
ingeschakelde compressorcapaciteit hoger is dan deze waarde, zal
zoveel capaciteit worden afgeschakeld totdat de ingeschakelde
capaciteit gelijk aan of onder de ingestelde limiet is.
Opheen load shedding
Om te voorkomen dat de load shedding leid tot temperatuurproblemen, kan de load shedding worden opgeheven.
Voor het opheen van de load sheddingfunctie moet een grenswaarde voor de zuigdruk worden ingesteld en een vertragingstijd
voor een digitale ingangen.
Injection ON – vrijgave ventielen
Vrijgave ventielen
Elektronische ventielen moeten gesloten worden indien alle
compressoren zijn gestopt en in storing staan en dus niet
meer kunnen starten. Dit om te voorkomen dat de verdampers
vollopen met vloeistof, wat vloeistofslag bij het opstarten van de
compressoren tot gevolg kan hebben.
De functie kan worden geactiveerd via datacommunicatie.
De functie wordt hieronder omschreven:
T1) De 'laatste' compressor schakelt uit
T2) De zuigdruk stijgt tot een waarde die overeenkomt met Po
Ref + NZ + '+ Zone K', maar er mag geen compressor starten
vanwege een anti-pendeltimer of een veiligheidsuitschakeling.
T3) De tijdvertraging 'Injection OFF delay' verstrijkt en alle
inspuitventielen worden geforceerd gesloten via een
netwerksignaal.
T4) De 'eerste' compressor is klaar om te starten. Het 'geforceerd
sluiten' signaal via het netwerk wordt nu opgeheven.
T5) De tijdvertraging 'Comp. Start delay' verstijkt en het starten
van de 'eerste' compressor.
Het opheen van het 'geforceerd sluiten' signaal via het
netwerk vindt eerder plaatst dan via de relaisuitgang, omdat het
verspreiden van dit signaal via het netwerk wat meer tijd kost.
Als de zuigdruk tijdens de load shedding boven de ingestelde
limiet komt en de vertragingstijden verstrijken, zal de load sheddingfunctie worden opgeheven en zal de compressorcapaciteit
toenemen zodat de zuigdruk weer op de normale referentie komt.
De load sheddingfunctie kan dan weer geactiveerd worden.
Alarm:
Zodra een ingang voor de load shedding wordt geactiveerd, is de
normale regeling niet meer actief en zal een alarm worden gegenereerd. Dit alarm kan desgewenst worden onderdrukt.
De regelaar bewaakt het beveiligingscircuit van compressor. Het
signaal van het beveiligingscircuit wordt aangesloten op een
ingang.
(Het beveiligingscircuit moet de compressor uitschakelen zonder
tussenkomst van de regelaar)
Als het beveiligingscircuit wordt onderbroken, zal de regelaar alle
uitgangen van de betreende compressor uitschakelen en een
alarm geven. De andere compressoren blijven normaal in bedrijf.
Bewaking van de minimale zuigdruk (Po)
Deze functie schakelt onmiddellijk alle compressorstappen uit in
het geval de zuigdruk onder de alarmgrens komt. De alarmgrens
kan worden ingesteld in een bereik van -120 tot 30°C.
De zuigdruk wordt gemeten via een drukopnemer.
Bij uitschakeling van de compressoren wordt de alarmfunctie
geactiveerd:
Als aan onderstaande voorwaarden is voldaan wordt een normale
compressorregeling weer toegestaan:
- De zuigdruk is boven de uitschakelgrens
- De tijdvertraging is verstreken (zie verder)
Bewaking van de maximale condensatiedruk (Pc)
Deze functie schakelt alle condensorstappen in, terwijl de
compressorstappen geleidelijk uitgeschakeld worden, zodra
de condensordruk een bepaalde alarmgrens overschrijdt. De
alarmgrens kan worden ingesteld in een bereik van -30 en 100°C.
De condensordruk wordt gemeten met een drukopnemer.
De functie start bij een condensordruk die 3K lager ligt dan
de ingestelde alarmgrens. Op dat moment wordt de gehele
condensorcapaciteit ingeschakeld en tegelijkertijd 33%
compressorcapaciteit uitgeschakeld (minimaal 1 stap). Deze
procedure wordt iedere 30 seconden herhaald en een alarm
wordt gegenereerd.
Tijdvertraging met veiligheidsuitschakeling:
In combinatie met de veiligheidsuitschakeling van een
compressor kunnen twee tijdvertragingen worden gedenieerd:
- Uitschakelvertraging: vertragingstijd van alarmsignaal van de
veiligheidsuitschakeling totdat de compressor uitschakeld (LET
OP, deze tijd is van toepassing op alle ingangen).
- Herstarttijd: de minimale tijd dat een compressor storingsvrij
moet zijn voordat deze weer gestart mag worden.
Bewaking van de oververhitting
Dit is een bewakingsfunctie gebaseerd op de metingen van de
zuigdruk Po en de zuiggastemperatuur Ss. Als de oververhitting
lager of hoger is dan de ingestelde alarmgrenzen, wordt er na een
bepaalde tijd een alarm gegeven.
Bewaking van de persgastemperatuur (Sd)
Deze functie schakelt stapsgewijs compressorstappen uit zodra
de persgastemperatuur boven een bepaalde grens komt. De
alarmgrens kan gedenieerd worden in een bereik van 0 tot
150°C.
De functie start als de persgastemperatuur 10 K onder de
ingestelde alarmgrens ligt. Op dat moment wordt de gehele
condensorcapaciteit ingeschakeld en tegelijkertijd wordt 33%
compressorcapaciteit uitgeschakeld (minimaal 1 stap). Deze
procedure wordt iedere 30 seconden herhaald en een alarm
wordt gegeneerd.
Als de persgastemperatuur gelijk is aan de alarmgrens, worden
alle compressoren uitgeschakeld
Als de condensatiedruk gelijk is aan de alarmgrens worden
alle compressoren uitgeschakeld, de condensorcapaciteit blijft
ingeschakeld en de vrijgave van de expansieventielen wordt
gestopt.
Het alarm verdwijnt als de condensatiedruk minimaal één minuut
3K onder de ingestelde alarmgrens is. De compressoren worden
weer ingeschakeld als er voldaan wordt aan het volgende:
- de condensatiedruk moet 3 K onder de alarmgrens zijn
- de tijdvertraging voor herstart is verstreken
Vertraging van PC max. alarmen (max. condensatiedruk)
Het is mogelijk om het 'Hoge condensatiedruk' alarm (Pc max.) te
vertragen.
De regelaar zal wel alle compressoren uitschakelen, maar zal het
alarm pas later versturen.
Tijdvertraging
Voor de eerder genoemde beveiligingen is een gemeenschappelijke tijdvertraging; bewaking van de maximale persgastemperatuur en de bewaking van de minimale zuigdruk.
Alarm voor te hoge zuigdruk
Een alarmgrens kan worden ingesteld welke actief wordt zodra de
zuigdruk te hoog wordt. Een alarm zal worden verstuurd zodra de
bijbehorende tijdvertraging is verstreken. De regeling zal onveranderd doorgaan.
Als aan onderstaande voorwaarden is voldaan wordt een normale
compressorregeling weer toegestaan:
- De Sd temperatuur is 10 K onder de alarmgrens gezakt
- De tijdvertraging is verstreken (zie verder)
Een normale condensorregeling is toegestaan indien de
temperatuur tot 10 K onder de alarmgrens is gedaald.
Condensorregeling vindt plaats via een stappenregeling of toerenregeling van de ventilatoren.
• Stappenregeling
De regelaar kan maximaal 6 condensorstappen regelen die
sequentieel in- en uitgeschakeld worden.
• Toerenregeling
De analoge uitgang van de regelaar is aangesloten op een
toerenregeling. Alle ventilatoren worden toerengeregeld. Het is
mogelijk in combinatie met de toerenregeling ventilatoren aan
en uit te schakelen. De regeling wordt dan gebaseerd op het
volgende;
- Alle ventilatoren hebben hetzelfde toerental
- Alleen het noodzakelijke aantal ventilatoren is actief
Capaciteitsregeling van de condensor
De condensordruk wordt geregeld aan de hand van de actuele
waarde van de condensatiedruk en is afhankelijk of de druk dalende of stijgende is.
De regeling maakt gebruik van een PI-regeling, die eventueel ook
kan veranderd worden in een P-regeling.
PI-regeling
De regelaar schakelt ventilatoren in, zodat het verschil tussen de
actuele condensordruk en de ingestelde waarde zo klein mogelijk
is.
P-regeling
De regelaar schakelt ventilatoren in, afhankelijk van het verschil
tussen de actuele condensordruk en de ingestelde waarde.
De proportionele band Xp geeft de afwijking aan bij 100% condensorcapaciteit.
optimaal is bij zowel hoge als lage capaciteiten.
Op sommige installaties is het bovenstaande 'probleem' al gecompenseerd door middel van een binaire aansluiting van de condensorventilatoren: bij een lage capaciteit worden weinig ventilatoren
ingeschakeld en bij een hoge capaciteit worden veel ventilatoren
ingeschakeld, bijvoorbeeld 1-2-4-8 etc. In dit geval wordt de nonlineaire versterking al gecompenseerd en is het gebruik van een
gebogen capaciteitscurve niet nodig.
Het is daarom ook mogelijk om te selecteren of een gebogen capaciteitscurve (Non-lineair) of een rechte capaciteitscurve (Lineair)
gewenst is voor de condensorregeling.
De capaciteitsregeling regelen op basis van een condensatiedruk
Pc.
Regeling bij sensorfout:
Een sensorfout 100% condensorcapaciteit worden ingeschakeld,
maar de compressorregeling zal normaal blijven.
Referentie van de condensatiedruk
De instelling van de condensatiedruk kan op twee manieren
gedenieerd worden. Als een vaste referentie, of als een vlottende
referentie afhankelijk van de buitentemperatuur.
Vaste referentie
De instelling voor de condensatiedruk wordt ingesteld in °C
Vlottende referentie
Deze functie staat een verschuiving van de condensatiedrukinstelling toe, is afhankelijk van de buitentemperatuur en is
toegestaan binnen een vastgesteld gebied.
Door een vlottende condensorregeling te combineren met
elektronische expansieventielen kan veel energie bespaard
worden. Door middel van elektronische ventielen is het mogelijk
om met een lage condensatiedruk te werken (eventueel
afhankelijk van de buitentemperatuur) en daarmee de
Capaciteitscurve
Bij lucht gekoelde condensors, geeft de eerste capaciteitsstap
altijd relatief gezien meer capaciteit dan de erop volgende capaciteitsstappen. De toename in capaciteit die door iedere extra stap
wordt geproduceerd neemt geleidelijk af naarmate er meer stappen worden ingeschakeld.
Dit betekent dat de capaciteitsregeling meer versterking nodig heeft bij hoge capaciteiten dan bij lage capaciteiten. In dat
geval zal de capaciteitsregeling voor condensorregeling met een
gebogen capaciteitscurve moeten werken, zodat de versterking
energieopname te verlagen aangezien elke graad verlaging een
energiebesparing van 2% oplevert.
PI-regeling
De referentie wordt gebaseerd op:
- de buitentemperatuur gemeten met de Sc3 sensor.
- Het minimum temperatuurverschil tussen de
buitentemperatuur en de condensatietemperatuur bij 0%
compressorcapaciteit
- het maximale temperatuurverschil tussen de buitentemperatuur
en de condensatiedruk (selectie condensor) (Dim tmK)
- de ingeschakelde compressorcapaciteit
Het minimum temperatuurverschil (min tm) bij lage belasting
moet ongeveer op 6K worden ingesteld. Deze instelling
voorkomt het probleem dat alle ventilatoren draaien bij 0%
compressorcapaciteit.
Stel het temperatuurverschil (dim tm) in bij maximale belasting
(bijvoorbeeld 15 K). De regelaar houdt nu een temperatuursverschil aan afhankelijk van de ingeschakelde compressorcapaciteit.
Handmatig regelen van de condensorcapaciteit
Het is mogelijk om de condensorcapaciteit handmatig te regelen
waarbij de normale regeling en de beveiligingsfuncties genegeerd worden.
Handbediening via instellingen. De regeling wordt op handbediening gezet. De capaciteit wordt ingesteld als percentage van
de totale capaciteit.
Handbediening via de handbedieningschakelaars op de voorkant
van de uitbreidingsmodulen. Indien er een handbediening plaats
vindt via de handbedieningsschakelaars, merkt de regelaar dit
op en bij iedere overschrijding van een alarmgrens wordt er een
alarm verstuurd. De regelaar stuurt in deze situatie geen uitgangen aan.
P-regeling
De referentie bij de P-regeling start bij 3 K boven de buitentemperatuur. De proportionele band Xp geeft het verschil weer bij 100%
condensorcapaciteit.
Begrenzing van de referentie
Om de installatie te beschermen tegen een te hoge of een te
lage referentie, moeten de grenzen waarbinnen de referentie kan
verschuiven worden ingesteld
Er wordt sequentieel in- en uitgeschakeld. De laatste bijgeschakelde stap wordt als eerste uitgeschakeld.
Toerenregeling
Er wordt sequentieel in- en uitgeschakeld. De laatste bijgeschakelde stap wordt als eerste uitgeschakeld.
regeling.
Alle ventilatoren worden toerengeregeld. Het is mogelijk om een
combinatie van een stappen- en toerenregeling te maken.
De regelaar kan dan individueel een condensorstap stoppen of
vrijgeven.
In de conguratie van de uitgangen van de regelaar, zal uitgang ‘Vent. 1/Freq reg’ de frequentieregelaar starten en stoppen.
Condensorstappenschakelingen
Toerenregeling met vrijgave signaal
Een analoge uitgang wordt aangesloten op een toerenregeling.
Alle ventilatoren worden tegelijkertijd geregeld. Een aan/uit
signaal van de regelaar geeft de toerenregelaar wel of niet vrij.
Alle ventilatoren worden dan gestopt.
Start
Min.
De regelaar start de frequentieregelaar als de capaciteitsvraag
correspondeert met de startfrequentie. De regelaar stopt de frequentieregelaar als de capaciteitsvraag lager is geworden dan het
minimaal toelaatbare toerental van de ventilatoren.
Combinatie van toeren- en stappenregeling
Tijdvertragingen voor in- en uitschakelen
Er worden geen tijdvertragingen ingesteld voor het in- en uitschakelen van de condensorstappen, behalve de tijdvertragingen die
gelden voor de PI en P regeling.
Urenteller
De bedrijfsuren van de ventilatoren worden geregistreerd, de
volgende waarden kunnen worden uitgelezen:
- Bedrijfsuren van de afgelopen 24 uur
- Totale bedrijfsuren sinds de laatste reset van de timer
Teller voor de inschakelingen
Het aantal inschakelingen van de ventilatoren wordt geregistreerd. De volgende waarden kunnen worden uitgelezen;
- Aantal inschakelingen voorlaatste 24 uur
- Totale aantal inschakelingen sinds de laatste reset van de teller
Ventilatoren bedrijfsklaar houden
De laatste ventilatoren worden in de winter zelden geactiveerd.
Om de ventilatoren bedrijfsklaar te houden, wordt elke 24 uur
een test uitgevoerd om te controleren of alle relais in bedrijf zijn
geweest.
De relais die niet zijn gebruikt, worden nu 30 seconden lang
geactiveerd, maar met een onderbreking van één uur tussen de
verschillende relais.
Er wordt een snelheidsregeling uitgevoerd tot aan de
'Startsnelheid'.
Start
Min.
De analoge uitgang van de regelaar is aangesloten op een toeren-
De regelaar kan signalen over de status ontvangen via een gezamenlijk veiligheidscircuit.
Het signaal is rechtstreeks afkomstig van het veiligheidscircuit en
is aangesloten op ingang DI7.
Als het veiligheidscircuit wordt uitgeschakeld, genereert de regelaar een alarm.
Afzonderlijke bewakingsfuncties
Vloeistofpeilalarm
Een ingang kan worden gebruikt voor het bewaken van een extern
signaal.
Wanneer het signaal wordt onderbroken, wordt er een alarm
gegenereerd. Voor het alarm kan een tijdsvertraging worden
ingesteld.
Kamertemperatuuralarm
De functie kan worden gebruikt voor het bewaken van temperatuuralarmen.
.
Voor hoge temperaturen kunnen alarmlimieten worden ingesteld.
Voor de alarmen kunnen tijdsvertragingen worden ingesteld.
Alarme VSD Safety
Een ingang kan worden gebruikt voor het bewaken van frequentieregelaar
Wanneer het signaal wordt onderbroken, wordt er een alarm
gegenereerd. Voor het alarm kan een tijdsvertraging worden
ingesteld.
De 'Main switch' wordt gebruikt om de regeling te starten en
stoppen.
De volgende instellingen zijn mogelijk:
- Normale regeling (Instelling = ON)
- Stop regeling (Instelling = OFF)
Het is ook mogelijk om een digitale ingang te deniëren als
externe hoofdschakelaar.
Als de interne of externe hoofdschakelaar op OFF staat, zijn alle
regelfuncties inactief en wordt een alarm gegenereerd. Alle
andere alarmeringen zijn niet actief.
Koudemiddelinstelling
Voordat de regeling wordt gestart dient het juiste koudemiddel te
worden ingesteld. Er is keus uit de volgende koudemiddelen.
Het koudemiddel kan alleen worden gewijzigd als de 'Main switch'
op OFF staat.
Let op: Verkeerde selectie kan tot compressorschade leiden.
Sensorstoring
Bij een ontbrekend signaal van een aangesloten temperatuursensor of drukopnemer wordt er een alarm gegenereerd.
• Bij een defecte zuigdruktransmitter (Po) wordt de regeling voortgezet met 50% ingeschakelde capaciteit in de dagstand en 25%
ingeschakelde capaciteit in de nachtstand, minimaal één stap.
• Bij een defecte persdruktransmitter (Pc) wordt 100% condensorcapaciteit ingeschakeld. De compressor-regeling blijft
normaal functioneren.
• Bij een defecte persgassensor (Sd) wordt de bewaking gestopt
van de persgastemperatuur.
• Bij een defecte overhittingssensor (Ss) wordt de bewaking gestopt van de overhitting
• Bij een defecte buitentemperatuursensor Sc3 is er geen regeling
met een variabele referentie van de condensatiedruk mogelijk.
In plaats daarvan gebruikt u de minimumwaarde van de pcreferentie als referentie.
NB: Een 'defecte' sensor moet 10 minuten weer in orde zijn
voordat het alarm wordt opgeheven.
Sensorcorrectie
Het signaal van alle aangesloten sensoren kan worden gecorrigeerd. Een correctie is alleen nodig als de kabel erg lang is en een
te kleine diameter heeft. Alle uitlezingen en functies zullen met de
gecorrigeerde waarde werken.
Klokfunctie
De regelaar heeft een klokfunctie.
De klokfunctie wordt alleen gebruikt voor de dag/nacht
overschakeling.
Jaar, maand, dag, uur en minuten moeten worden ingesteld.
LET OP! Als de regelaar niet is uitgerust met een Real Time Clock
module (AK-OB 101A), moet de klok na iedere spanningsval
opnieuw worden ingesteld.
Als de regelaar is verbonden met een AKA gateway of een AK
system manager, wordt de klok automatisch ingesteld.
Alarmen en meldingen
In combinatie met de regelaarfuncties is er een aantal alarmen
en meldingen die zichtbaar kunnen worden in geval van foute of
verkeerde regeling of bediening.
Alarmhistorie (alleen Service Tool):
De regelaar bevat een alarmhistorie van alle actieve alarmen
en van de laatste 40 alarmen. In de alarmhistorie kan men zien
wanneer een alarm begon en wanneer het werd opgeheven.
Ook is de alarmprioriteit te zien voor ieder alarm en wanneer en
door wie een alarm is aangenomen.
Alarmprioriteit:
Er wordt verschil gemaakt tussen belangrijke en minder
belangrijke informatie. Deze belangrijkheid – of prioriteit – is voor
sommige alarmen een vaste waarde terwijl het andere alarmen
te wijzigen is. Het wijzigen van de prioriteit wordt bewerkstelligd
door middel van het AK-ST Service Tool programma of AKM.
Deze instelling bepaald wat er gebeurd wanneer een alarm
optreedt.
- "Hoog" is de hoogste prioriteit
- "Alleen reg." is de laagste prioriteit
- "Uit" resulteert in geen actie
Alarmrelais
Op de regelaar is een alarmuitgang aanwezig voor een lokale
alarmaanduiding.
De relatie tussen alarmprioriteit en alarmactie is te zien in
onderstaand schema.
InstellingReg.Alarm relais Verst. op
netwerk
HoogXXX1
MediumXX2
LaagXX3
Alleen reg.X4
Uit
AKM-prio.
Master control functies via het netwerk
De regelaar bevat een aantal parameters die door de Master
Control functie van de gateway of Systeem Manager kunnen
worden gebruikt.
De volgende MC functies zijn beschikbaar:
- Dag/nachtregeling
- Geforceerd sluiten van ventielen (Inject ON functie)
- P0 optimalisatie
Aannemen alarm
Als een regelaar is verbonden met een netwerk en een AKA
gateway of een AK system manager als alarmontvangers,
zullen deze ervoor zorgen dat een alarm automatisch wordt
aangenomen bij ontvangst.
Wanneer de regelaar als een zelfstandige eenheid zonder netwerkaansluiting werkt, kan de regelaar de alarmen automatisch
bevestigen. In dat geval wordt een alarm automatisch opgeheven
wanneer de oorzaak van het alarm is weggenomen.
(Stel 'Automatische bevestiging van alarmen' in op 'Ingeschakeld'
/ P40 = 0.)
Alarm LED
De alarm LED aan de voorkant van de regelaar geeft de
alarmstatus van de regelaar weer.
Knippert: Er is een actief of niet-aangenomen alarm
Continue aan: Er is een actief aangenomen alarm
Uit: Er zijn geen actieve en aangenomen alarmen
IO status en handbediening
Deze functie wordt gebruikt bij het inbedrijf stellen, servicen en
zoeken naar eventuele problemen.
Met behulp van deze functie kunnen vrijwel alle functies worden
getest.
Metingen
De status van alle in- en uitgangen kunnen hier uitgelezen en
bediend worden.
Handbediening (alleen Service Tool)
Alle uitgangen kunnen handmatig bediend worden om te
controleren of deze correct zijn aangesloten.
LET OP! Bij handbediening is geen bewaking van de uitgangen
actief.
Registratie van parameters
De regelaar heeft de mogelijk tot het registreren van een aantal
parameters en kan deze in het interne geheugen opslaan.
Met het AK-ST 500 Service Tool programma kan men:
a) Selecteren van maximaal 10 parameters welke de regelaar
continue moet registreren
b) Instellen met welke interval de bewuste parameters
geregistreerd moet worden
Bediening AKM / Service Tool/Display
De conguratie van de regelaar moet gedaan worden met het AKST 500 Service Tool programma, AKM software, grasche display
AK-MMI of met display EKA 164.
LET OP! Het AKM programma geeft geen toegang tot de
conguratie-instellingen van de regelaar. De uitlezingen/
instellingen die beschikbaar zijn via het AKM programma, staan
beschreven in het 'Menubediening via AKM' document.
Authorisatie / Wachtwoorden
De regelaar kan bediend worden met systeemsoftware AKM en
met AK-ST 500 service tool of via een display
All methoden geven toegang tot een bepaald gebruikersniveau.
AKM:
De verschillende gebruikers worden gedenieerd door middel
van een naam en een wachtwoord. Er wordt nu alleen toegang
gegeven voor de functies die deze gebruiker mag bedienen.
De bediening wordt beschreven in de AKM handleiding.
Service Tool:
De bediening wordt beschreven in de 'Fitters on site guide'.
Wanneer een nieuwe gebruiker wordt aangemaakt, moet het
volgende worden ingesteld:
a) Gebruikersnaam
b) Wachtwoord
c) Gebruikersniveau
d) Eenheid – US (bijv. °F en PSI) of Danfoss SI (°C en Bar)
e) Taal
Er kan toegang worden gegeven tot de volgende niveaus.
1) DFLT – Standaard gebruiker – Toegang zonder wachtwoord
Zien van dagelijkse instellingen en uitlezingen.
2) Daily – Dagelijkse gebruiker
Instellen van geselecteerde functies en aannemen van alarmen
3) SERV – Service gebruiker
Alle instellingen behalve aanmaken nieuwe gebruikers
4) SUPV – Supervisor gebruiker
Alle instellingen
Display
In een van de menu's kan een toegangscode worden gedenieerd. Na invoer van deze code hebt u toegang tot alle functies.
Het geheugen van de regelaar is beperkt, maar over het
algemeen kunnen 10 parameters die iedere 10 minuten worden
geregistreerd, 2 dagen worden opgeslagen.
Met het AK-ST 500 programma kan vervolgens alle data in
graekvorm worden gepresenteerd.
De log werkt alleen wanneer de klok is ingesteld.
Maximaal twee displays kunnen door middel van plugverbindingen op de regelaar worden aangesloten. Deze displays kunnen
bijvoorbeeld in de deur van de schakelkast worden gemonteerd.
Als voor een display met knoppen is gekozen, kan naast het
uitlezen van de zuig- en persdruk, de regelaar eenvoudig worden
bediend door middel van een menusysteem. Zie eerder in de
handleiding.
Wanneer een display is aangesloten zal deze de waarde tonen die
is aangegeven in 'Uitlezing'.
Als u de waarden wilt zien die te zien zijn onder 'Functie', moet u
de toetsen als volgt gebruiken:
1. Houdt de bovenste toets ingedrukt tot een parameter wordt
getoond
2. Druk op de onderste of bovenste toets tot de gewenste parameter wordt getoond in de display
3. Druk op de middelste toets zodat de waarde van die parameter
wordt getoond
Na enige tijd zal de display weer automatisch terug gaan naar
'Uitlezing'
LED's op de regelaar
■ Power
■ Comm
■ DO1 ■ Status
■ DO2 ■ Service Tool
■ DO3 ■ LON
■ DO4
■ DO5 ■ Alarm
■ DO6
■ DO7
■ DO8 ■ Service Pin
Interne communicatie
tussen de modules:
Knippert snel = fout
Continue aan = fout
Status uitgang 1-8
Knippert langzaam = OK
Knippert snel = antwoord van gateway
Continue aan = fout
Continue uit = fout
Externe communicatie
Knippert = actief alarm / niet opgeheven
Continue aan = actief alarm/ opgeheven
Netwerkinstallatie
Wanneer voor compressorwerking, ventilatorwerking en diverse
functies led-indicaties gewenst zijn, kan een display van het type
EKA 166 worden gemonteerd.
(De leds voor 'Olie' en 'Warmte' zijn niet actief op deze regelaar.)
Grasch display AK-MMI
De display biedt toegang tot de meeste functies van de regelaar.
Appendix A – Compressorcombinaties en schakelmethoden
Deze sectie bevat een gedetailleerde beschrijving van de
compressorcombinaties en de bijbehorende schakelmethoden.
Sequentiële schakeling is weggelaten aangezien hier de compressoren altijd worden geschakeld op basis van het compressornummer (First in – Last out principe) en de frequentie geregelde
compressor wordt gebruikt en de capaciteitsgaten te vullen.
Compressorapplicatie = enkele compressoren
De capaciteitsregelaar kan 6 enkele compressoren regelen volgens de volgende schakelmethoden:
- Sequentieel
- Cyclisch
- Best passend
Cyclische regeling – voorbeeld
Hier zijn alle compressoren van dezelfde grootte en de compressoren worden in- en uitgeschakeld volgens het First in – First out
(FIFO) principe zodat draaitijdegalisatie wordt verkregen tussen
de compressoren.
- Er is draaitijdegalisatie tussen alle compressoren
- De compressor met het minste aantal draaiuren start als eerste
- De compressor met het meeste aantal draaiuren stopt als eerste
Best passend
Hier zijn tenminste twee compressor van een andere grootte. De
capaciteitsregelaar zal de compressoren zodanig schakelen dat de
best mogelijke capaciteit wordt geproduceerd (kleinste capaciteitsstap).
Compressorapplicatie = 1 frequentie geregelde compressor
en enkele compressoren
De regelaar kan een 1 frequentie geregelde compressor regelen in
combinatie met meerdere enkele compressoren van dezelfde of
verschillende grootte.
Voorwaarden voor gebruik van deze compressorapplicatie:
• De frequentie geregelde compressor kan van een verschillende
grootte zijn dan de opvolgende enkele compressoren
• Tot maximaal 11 enkele compressoren van dezelfde of verschillende capaciteit kan worden geregeld (afhankelijk van schakelmethode)
Deze compressorcombinatie kan op de volgende manieren schakelen:
• Sequentieel
• Cyclisch
• Best passend
Regeling van frequentie geregelde compressor
Voor meer informatie over de algemene regeling van de frequentie geregelde compressor, zie de sectie 'Type compressorsets –
compressorcombinaties' op pagina 77.
Cyclische regeling – voorbeeld
Hier zijn de enkele compressoren van dezelfde grootte.
De frequentie geregelde compressor start altijd als eerste en stopt
als laatste.
De enkele compressoren zullen worden in- en uitgeschakeld volgens het First in – First out (FIFO) principe zodat draaitijdegalisatie
wordt verkregen tussen de compressoren.
De frequentie geregelde compressor wordt gebruikt om de capaciteitsgaten op te vullen tussen de enkele compressoren.
Voorbeeld:
Toenemende capaciteit:
- De frequentie geregelde compressor start zodra de gewenste
- Er is draaitijdegalisatie tussen compressor 1 en 2 (dezelfde
grootte in voorbeeld)
- Er is draaitijdegalisatie tussen compressor 3 en 4 (dezelfde
grootte in voorbeeld)
- De opvolgende enkele compressor met het minste aantal
draaiuren zal starten zodra de frequentie geregelde compressor
op maximale snelheid draait (90Hz)
-Als een enkele compressor inschakelt, zal de frequentie geregelde compressor de snelheid verlagen tot 40Hz, overeenkomstig met de capaciteit van een enkele compressor.
Afnemende capaciteit:
- De opvolgende enkele compressor met het meeste aantal
draaiuren zal uitschakelen wanneer de frequentie geregelde
compressor op minimale snelheid draait (30%)
- Als een enkele compressor uitschakelt, zal de frequentie geregelde compressor de snelheid verhogen tot 80Hz, overeenkomstig met de capaciteit van de enkele compressor.
- De frequentie geregelde compressor wordt als laatste uitgeschakeld als aan alle voorwaarden is voldaan.
Best passend – voorbeeld
Hier moet tenminste twee van de enkele compressor van verschillende grootte zijn.
De frequentie geregelde compressor start altijd als eerste en stopt
als laatste.
De capaciteitsregelaar zal de compressoren zodanig schakelen
dat de best mogelijke capaciteit wordt geproduceerd (kleinste
capaciteitsstap).
De frequentie geregelde compressor wordt gebruikt om de capaciteitsgaten op te vullen tussen de enkele compressoren.
Voorbeeld:
- De frequentie geregelde compressor wordt als laatste uitgeschakeld als aan alle voorwaarden is voldaan.
- Wanneer een enkele compressor wordt uitgeschakeld, zal de
snelheid van de frequentie geregelde compressor worden
verhoogd met capaciteit die overeenkomt met de capaciteit
van de zojuist uitgeschakelde enkele compressor.
Toenemende capaciteit:
- De frequentie geregelde compressor start zodra de gewenste
capaciteit overeenkomt met de startsnelheid
- De kleinste enkele compressor wordt ingeschakeld zodra de
frequentie geregelde compressor op volle snelheid draait
(90Hz)
- Zodra de frequentie geregelde compressor wederom de
maximale snelheid heeft bereikt (90Hz), zal de kleinste enkele
compressor (C2) worden uitgeschakeld en de grote enkele
compressor worden ingeschakeld (C3).
- Zodra de frequentie geregelde compressor wederom de
maximale snelheid heeft bereikt (90Hz), zal de kleinste enkele
compressor (C3) weer worden ingeschakeld.
- Wanneer een enkele compressor wordt ingeschakeld, zal de
snelheid van de frequentie geregelde compressor worden
verlaagd met capaciteit die overeenkomt met de capaciteit van
de zojuist ingeschakelde enkele compressor.
Afnemende capaciteit:
- De kleine enkele compressor wordt uitgeschakeld wanneer de
frequentie geregelde compressor de minimale snelheid heeft
bereikt (30Hz).
- Wanneer de frequentie geregelde compressor wederom de
minimale snelheid heeft bereikt (30Hz), zal de kleinste enkele
compressor (C2) uitschakelen.
- Wanneer de frequentie geregelde compressor wederom de
minimale snelheid heeft bereikt (30Hz), zal de grote enkele
compressor (C3) uitschakelen en de kleine enkele compressor
(C2) weer inschakelen.
- Wanneer de frequentie geregelde compressor wederom de
minimale snelheid heeft bereikt (30Hz), zal de kleine enkele
compressor (C2) weer uitschakelen.
Beschadiging, onjuiste montage of de condities ter plaatse,
kunnen defecten veroorzaken in het regelsysteem en uiteindelijk
leiden tot beschadiging van de installatie.
Iedere mogelijke beveiliging is in onze producten ingebouwd om
dit te voorkomen, maar bijvoorbeeld door verkeerde installatie
kunnen alsnog problemen ontstaan.
Danfoss aanvaardt geen aansprakelijkheid voor producten
of installatiecomponenten, die beschadigd zijn door
bovengenoemde defecten. Het is de verantwoordelijkheid van
de installateur om de installatie grondig te controleren om alle
nodige veiligheden in te passen.
Vooral het “geforceerd sluiten” signaal naar de regelaars in
het geval dat de compressoren stoppen en de montage van
“slokkenvangers” in de zuigleiding verdienen extra aandacht.
Uw lokale Danfoss agent is altijd bereid om advies te geven.
Danfoss can accept no responsibility for possible errors in catalogues, brochures and other printed material. Danfoss reserves the right to alter its products without notice. This also applies to products
already on order provided that such alternations can be made without subsequential changes being necessary in specications already agreed.
All trademarks in this material are property of the respecitve companies. Danfoss and Danfoss logotype are trademarks of Danfoss A/S. All rights reserved.