Danfoss AK-PC 520 User guide [nl]

User Guide

Compressor - Condensorregelaar

AK-PC 520

ADAP-KOOL® Refrigeration control systems

Inhoud

 

 

 

 

Data......................................................................................................................19

Introductie........................................................................................................... 2

Functie.................................................................................................................. 3

Bestellen.............................................................................................................19

Functieoverzicht................................................................................................ 4

Montage.............................................................................................................19

Bediening...........................................................................................................13

Beveiligingsfuncties.......................................................................................20

Menuoverzicht AK-PC 520...........................................................................14

Override functies (Master control)............................................................21

Aansluitingen...................................................................................................18

Appendix............................................................................................................22

Introductie

 

 

 

 

 

 

 

Toepassing

 

 

 

 

 

 

 

De regelaar wordt gebruikt voor capaciteitsregeling van

 

 

 

 

 

compressoren en condensorventilatoren in koel-systemen.

 

 

 

 

 

4 compressoren en 4 condensorventilatoren kunnen op de acht

 

 

 

 

uitgangen worden aangesloten.

 

 

 

 

 

 

 

Voordelen

 

 

 

 

 

 

 

• Energie besparing gedurende:

 

 

 

 

 

 

 

- Zuigdrukoptimalisatie (Po)

 

 

 

 

 

 

 

- Variabele condensatiedruk. (Pc)

 

 

 

 

 

 

 

• Gepatenteerde neutrale zone regeling

 

 

 

 

 

 

• Groot aantal combinatiemogelijkheden compressoren

 

 

 

 

 

• Sequentiële of cyclische werking

 

 

 

 

 

 

 

• Zuigdrukoptimalisatie mogelijk via datacommunicatie

 

 

 

 

 

Werking

 

 

 

 

 

 

 

De regeling vindt plaats op basis van de signalen van een

 

 

 

 

 

druktransmitter voor de compressoren, een druktransmitter voor

 

 

 

 

de condensorventilatoren plus een voor de condensor geplaatste

 

 

 

 

sensor voor de buitenluchttemperatuur.

 

 

 

 

 

 

Een of beide druktransmitters kunnen worden vervangen door

 

 

 

 

temperatuursensors indien sprake is van een vloeistofkoelinstal-

 

 

 

 

latie.

 

 

 

 

 

 

 

Eigenschappen

 

 

 

 

 

 

 

• Relais voor schakelen compressoren en condensorventilatoren

 

 

 

 

• Uitgang 0-10V= voor condensorventilatoren

 

 

 

 

 

 

• Statusingangen. Een onderbroken ingang signaleert dat het

 

 

 

 

 

beveiligingscircuit is geactiveerd

 

 

 

 

 

 

 

• Contactingangen voor alarmmeldingen

 

 

 

 

 

 

• Contactingang voor setpointverschuiving of voor alarm-

 

 

 

 

 

meldingen

 

 

 

 

 

 

 

• Alarmrelais

 

 

 

 

 

 

 

• Externe start/stop van de regelaar

 

 

 

 

 

 

• Datacommunicatiekaart optioneel

 

 

 

 

 

 

Bediening

 

 

 

 

 

 

 

De bediening vindt plaats via een display, EKA 164/ EKA 165, of

 

 

 

 

via datacommunicatie met AKM software.

 

 

 

 

 

 

Combinaties

 

 

 

 

 

 

 

De regelaar heeft 10 relaisuitgangen waarvan er twee zijn

 

 

 

 

 

gereserveerd voor de alarmfunctie en voor de “AKD start/stop”

 

 

 

 

functie.

 

 

 

 

 

 

 

Alle relais kunnen worden gebruikt voor het schakelen van

 

 

 

 

Compressoren en

compressorstappen DO1, DO2, etc.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

capaciteitskleppen

Het volgende relais en die daarna zijn voor ventilatoren

 

 

 

 

 

 

 

 

kunnen op verschillende

(max. 4 ventilatoren).

 

 

 

 

 

 

manieren worden

Een andere mogelijkheid is dat de ventilatoren toerengeregeld

 

 

 

gecombineerd. Zie pagina 11.

worden via de analoge uitgang en een frequentieomvormer.

 

 

 

 

 

2

Handleiding 

RS8FK210 

© 

Danfoss 

12-2009

AK-PC 520

Danfoss AK-PC 520 User guide

Functie

Capaciteitsregeling

Het inen uitschakelen vindt plaats op basis van het signaal van de aangesloten druktransmitter / temperatuursensor en het ingestelde setpoint.

Rondom het setpoint is de neutrale zone in te stellen: in deze zone wordt niet inof uitgeschakeld.

Als de druk buiten de neutrale zone (in de +zone en -zone) komt, wordt capaciteit inof uitgeschakeld. Schakelen vindt dan plaats als de ingestelde tijdvertragingen zijn verlopen.

Als de druk echter de neutrale zone weer benaderd vindt er geen wijziging van de ingeschakelde capaciteit plaats.

Zodra de druk buiten de gearceerde gebieden komt (in de ++zone en de - -zone) vindt versneld inof uitschakelen plaats.

Definitie is mogelijk voor sequentieel, cyclisch en binair schakelen.

Sequentieel (first in - last out)

De relais worden in volgorde ingeschakeld - eerst relais 1, dan 2, enz.

Uitschakeling vindt plaats in de omgekeerde volgorde, m.a.w. het laatst ingeschakelde wordt eerst uitgeschakeld.

Cyclisch (first in - first out)

Bij deze keuze zal de bedrijfstijd van de compressorrelais worden geëgaliseerd. Bij elke inschakeling controleert de regelaar alle bedrijfsurentellers en schakelt het relais met het minste aantal uren in. Bij elke uitschakeling vindt hetzelfde plaats en wordt het relais met het meeste aantal uren uitgeschakeld.

Rx = relais

h = bedrijfsuren

Als capaciteitsregeling plaats vindt met twee compressoren elk met één capaciteitsregelklep kan de volgende functie worden gebruikt: Relais 1 en 3 voor het schakelen van de compressormotoren. Relais 2 en 4 voor het schakelen van de capaciteitsregelkleppen. Relais 1 en 3 zullen zodanig inen uitschakelen dat bedrijfstijden worden geëgaliseerd.

C = compressor, L = capaciteitsregelklep

AK-PC 520

Handleiding  RS8FK210  ©  Danfoss  12-2009

3

Functieoverzicht

Het totale functieoverzicht is hier te zien. Let op, niet alle parameters zijn op hetzelfde moment beschikbaar. Parameter o61 bepaald welke functies beschikbaar zijn. Parameter o61 moet daarom altijd als eerste worden ingesteld.

Het overzicht op pagina 14 laat alle functies en instellingen zien.

Functie

Para-

Parameter bij bediening via data-

 

meter

communicatie

Weergave display

 

 

Als er twee displays zijn gemonteerd:

 

P0 °C of P0 b

Po wordt getoond op de EKA 164 of EKA 165 (met bedieningstoetsen)

 

Pc °C of Pc b

Pc wordt getoond op de EKA 163. Beide uitlezingen zijn in °C of Bar.

 

 

Referentie compressorregeling

 

Compressor control

P0 setpoint

r23

P0Set Point °C / P0Set Point b

Regeling is gebaseerd op de ingestelde waarde plus eventueel een verschuiving. De

 

 

verschuiving kan worden gecreëerd via de “Nachtverschuiving” r13 en/of de override-

 

 

functie van de gateway.

 

 

Offset

r13

Night offset

Het setpoint kan worden verschoven met de hier ingestelde waarde als er een signaal

 

 

wordt ontvangen via de DI4 ingang of van de functie “Nachtverschuiving” (r27). De

 

 

DI4 ingang moet worden gedefinieerd onder o22.

 

 

Nachtverschuiving (verschuiving van P0)

r27

NightSetBack

OFF: Geen verschuiving van het setpoint

 

 

ON: Wel verschuiving van het setpoint

 

 

Referentie

r24

P0 ref. °C / P0 ref. b

Het al dan niet verschoven setpoint wordt hier getoond

 

 

Setpoint begrenzing

 

 

De instelmogelijkheden voor het setpoint kunnen worden begrensd.

 

 

(Dit is ook van toepassing bij regeling met nachtverschuiving en zuigdrukoptimalisa-

 

 

tie)

 

 

Bovengrensinstelling.

r25

P0RefMax °C / P0RefMax b

Ondergrensinstelling

r26

P0RefMin °C / P0RefMin b

Neutrale zone

r01

Neutral zone

De neutrale zone rondom het setpoint. Zie ook pagina 3

 

 

Correctie van de druk / temperatuur sensor

r04

AdjustSensor

Het signaal van de druktransmitter /temperatuursensor kan worden gecorrigeerd

 

 

Eenheden

r05

 

Hier kan worden geselecteerd in welke eenheid de display drukken en SI eenheid of

 

(AKM geeft alleen SI)

US eenheid

 

°C=0

0: SI (°C/bar)

 

 

1: US (°F/psig)

 

 

Start / stop regeling

r12

Main Switch

Via deze instelling kan de regeling worden gestart en gestopt. Start / stop van de

 

 

regeling kan ook worden uitgevoerd met een extern potentiaal vrij contact aangeslo-

 

 

ten op de ingang “ON input”.

 

 

Referentie condensorregeling

 

Condenser control

Pc setpoint

r28

PcSet Point °C / PcSet Point b

Regeling is gebaseerd op de ingestelde waarde plus eventueel een verschuiving. De

 

 

verschuiving kan worden gecreëerd via de functie r34 en/of de overridefunctie van

 

 

de gateway.

 

 

Offset

r34

PcRefOffset

Het setpoint kan worden verschoven met de hier ingestelde waarde als er een sig-

 

 

naal wordt ontvangen via de DI5 ingang (definitie via o37).

 

 

Pc setpoint variatie Zie voor uitleg pagina 22

r33

Pc mode

Regeling met instelling 1 (of 2 als er vlottende condensordrukregeling wordt toege-

 

 

past) geeft het beste resultaat bij een stabiele in balans zijnde installatie. Als er veel

 

 

condensorstappen worden inen uitgeschakeld en als de compressorcapaciteit regel-

 

 

matig laag wordt, is het noodzakelijk om instelling 3 (of 4 voor vlottende condensor-

 

 

drukregeling) toe te passen.

 

 

1:Geen verandering van het setpoint. Verschuiving met offset met de DI5 functie is toegestaan.

2:Vlottende condensordrukregeling. De buitentemperatuur wordt gemeten met Sc3. Als de buitentemperatuur 1 °C daalt zal het setpoint met 1 °C worden verlaagd. Gebruik van de DI5 functie is hier niet toegestaan. Bij een signaal op DI5 zal de referentie gelijk worden aan het setpoint.

Bij instelling 1 en 2 wordt gewerkt met PI regeling doch bij instabiele regeling wordt de I functie uitgeschakeld en zal de regeling als P regelaar gaan werken.

3:Als 1, echter alleen P regeling (xp-band)

4:Als 2, echter alleen P regeling (xp-band)

Condensorreferentie

r29 Pc ref. °C / Pc ref. b

Het al dan niet verschoven setpoint wordt hier getoond

 

4

Handleiding  RS8FK210  ©  Danfoss  12-2009

AK-PC 520

Setpoint begrenzing

 

 

 

De instelmogelijkheden voor het setpoint kunnen worden begrensd.

 

 

(Dit is ook van toepassing bij regeling waarbij de Xp band buiten de referentie komt

 

 

en bij vlottende condensatiedrukregeling).

 

 

Bovengrensinstelling

 

r30

PcRefMax °C / PcRefMax b

Ondergrensinstelling

 

r31

PcRefMin °C / PcRefMin b

Correctie van de druk / temperatuur sensor

r32

AdjustSensor

Het signaal van de druktransmitter / temperatuursensor kan worden gecorrigeerd

 

 

Dimensioneringtemperatuur Dim tm

r35

Dim tm K

De gemiddelde temperatuur over de condensor bij maximale belasting (tm differentie

 

 

bij max. belasting). Dit is het verschil tussen de buitentemperatuur en de condensatie-

 

 

temperatuur.

 

 

 

Dimensioneringtemperatuur Min tm

r56

Min tm K

De gemiddelde temperatuur over de condensor bij de laagst mogelijke compressorca-

 

 

paciteit (tm differentie bij min. belasting). Dit is het verschil tussen de buiten-

 

 

temperatuur.

 

 

 

Uitlezing Po

 

r57

P0°C / P0 b

Hier kan de huidige zuigdruk worden uitgelezen gemeten met de drukopnemer.

 

 

Deze waarde is onderdeel van de regeling als het regelsignaal voor de capaciteitsre-

 

 

geling van de drukopnemer komt.

 

 

Deze waarde is onderdeel van de vorstbeveiliging als het regelsignaal voor de capaci-

 

 

teitsregeling van een temperatuursensor komt.

 

 

Uitlezing T0

 

r58

Cmp.CtrlSens

Hier kan het regelsignaal voor de capaciteitsregeling worden uitgelezen. Het signaal

 

 

wordt gedefinieerd in parameter o81. De waarde is altijd in °C.

 

 

Configuratie compressoren

 

 

Compressor pack config.

Bedrijfstijd

 

 

 

Om veelvuldig schakelen van compressoren te voorkomen dienen timers te worden

 

 

geconfigureerd.

 

 

 

Minimum AAN-tijd voor de relais

 

c01

Min.ON time

(Deze tijd is niet in gebruik bij het schakelen van capaciteitsregelkleppen)

 

 

Minimum tijd tussen twee inschakelingen van het relais.

c07

MinRecyTime

(Deze tijd is niet in gebruik bij het schakelen van capaciteitsregelkleppen).

 

 

Instellingen voor de neutrale zone regeling

 

 

Bandbreedte boven de neutrale zone

c10

+ Zone k / + Zone b

Tijdvertraging tussen inschakelingen in de regelband boven de neutrale zone

c11

+ Zone m

Tijdvertraging tussen inschakelingen in de regelband boven de “+Zone band”.

c12

+ + Zone m

Bandbreedte onder de neutrale zone

c13

- Zone k / - Zone b

 

 

 

Tijdvertraging tussen inschakelingen in de regelband onder de neutrale zone

c14

- Zone m

Tijdvertraging tussen inschakelingen in de regelband onder de “-Zone band”

c15

- - Zone m

Pump down limiet

 

c33

PumpDownLim.

De standaardwaarde voor deze functie is UIT.

 

 

Activeer deze functie door het instellen van een waarde onder de – zone en boven de

 

 

Po min. limiet. De functie houdt de laatste capaciteitsstap draaiend totdat de druk de

 

 

pump down limiet bereikt. Op dat moment wordt ook de laatste stap afgeschakeld.

 

 

Er wordt pas weer capaciteit bijgeschakeld als de druk boven de neutrale zone komt.

 

 

Compressor configuratie

 

c16

Compr mode

Hier kunt u het aantal compressoren en eventuele capaciteitsregelkleppen definiëren.

 

 

1 = Eén compressor, 2 = twee compressoren, 3 = drie, 4 = vier, 5 = Eén compres-

 

 

sor met 1 cap. regelklep, 6 = Eén compressor met 2 cap. regelkleppen. Voor 7-8 zie

 

 

pagina 11.

 

 

 

 

 

 

Selectie voor het inen uitschakelen van compressoren

c08

Step mode

1: Sequentieel: Inschakelen: eerst relais 1, dan 2, enz. Uitschakelen in omgekeerde

 

 

volgorde (First in, last out).

 

 

 

2: Cyclisch: Automatische draaitijdegalisatie; alle compressormotoren hebben de-

 

 

zelfde draaitijd.

 

 

 

Capaciteitsregelkleppen inof uitschakelen

c09

Unloader

De relais voor de regelkleppen kunnen bij meer capaciteit worden ingeschakeld of

 

(switch on = 0)

worden uitgeschakeld.

 

 

(switch off = 1)

0 = meer capaciteit = inschakelen, 1 = meer capaciteit = uitschakelen

 

 

Handbediening compressorcapaciteit

c31

CmpManCap%

Hier kan de compressorcapaciteit worden ingesteld wanneer de handbediening is

 

 

geactiveerd.

 

 

 

(c01 en c07 zijn nog steeds van toepassing)

 

 

Handbediening

 

c32

CmpManCap

Handbediening van de compressorcapaciteit wordt hier ingeschakeld.

 

 

Als deze instelling op ON wordt gezet, zal de capaciteit van parameter ‘c31’ worden

 

 

ingeschakeld.

 

 

 

 

 

 

 

AK-PC 520

Handleiding  RS8FK210  ©  Danfoss  12-2009

 

5

 

 

-

- - - Comp. Cap %

 

 

 

 

Uitlezing ingeschakelde comp. cap.

 

 

 

 

Actuele zone status:

 

 

 

 

0=uit. 1=--zone. 2=-zone. 3=neutrale

 

 

 

 

zone. 4=+zone. 5=++zone

 

Condensorcapaciteit

 

 

 

 

 

 

 

 

Definitie van condensorventilatoren

c29

Fan mode

 

Hier in te stellen het aantal ventilatoren (max. 4)

 

 

 

1-4: Alle ventilatoren worden met relais inen uitgeschakeld. Het eerste vrije relais

 

 

 

behoort bij ventilator 1, het volgende bij 2, enz.

 

 

 

5-8: Niet gebruikt

 

 

 

 

9: Alle ventilatoren worden toerengeregeld via de analoge uitgang, DO9 en een

 

 

 

frequentieomvormer.

 

 

 

 

10: Niet gebruikt

 

 

 

 

11-14: Totaal aantal ventilatoren (als 1-4), maar nu zal de startvolgorde worden

 

 

 

aangepast nadat alle ventilatoren zijn gestopt (draaitijdegalisatie)

 

 

 

Uitlezing temperatuur aan sensor Sc3

u44

Sc3 temp

 

Uitlezing temperatuur aan sensor Sc4 (sensor alleen in gebruik voor meting)

u45

Sc4 temp

 

 

 

-

- - - Fan Cap %

 

 

 

 

Uitlezing ingeschakelde cond. cap.

 

Parameters voor de condensordrukregeling

 

 

 

P: Proportionele band Xp (P = 100/Xp)

n04

Xp K

 

Als de Xp waarde wordt verhoogd wordt de regeling stabieler

 

 

 

I: Integratie tijd Tn

 

n05

Tn s

 

Als de Tn waarde wordt verhoogd wordt de regeling stabieler

 

 

 

Handbediening condensorcapaciteit

n52

FanManCap%

 

Hier kan de condensorcapaciteit worden ingesteld wanneer de handbediening is

 

 

 

geactiveerd.

 

 

 

 

Handbediening

 

n53

FanManCap

 

Handbediening van de condensorcapaciteit wordt hier ingeschakeld.

 

 

 

Als deze instelling op ON wordt gezet, zal de capaciteit van parameter ‘n52’ worden

 

 

 

ingeschakeld.

 

 

 

 

Startwaarde frequentieregeling

n54

StartSpeed

 

De frequentieregeling zal pas geactiveerd worden als de capaciteitsvraag deze

 

 

 

waarde passeert.

 

 

 

 

Stopwaarde frequentieregeling

 

n55

MinSpeed

 

De frequentieregeling zal worden gestopt als de capaciteitsvraag onder deze waarde

 

 

 

komt.

 

 

 

 

Alarminstellingen

 

 

Alarm settings

 

De regelaar kan een alarm weergeven in verschillende situaties. Bij een alarm gaan

 

 

 

alle LED’s knipperen op de display EKA 164/EKA165, en het alarmrelais schakelt.

 

 

 

Po min. (Alarm en beveiligingsfunctie, zie ook pagina 20).

A11

Min. P0. b

 

Instelling van de minimum zuigdruk.

 

 

 

Alarm vertraging P0

 

A44

P0AlrmDelay

 

Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op maximumwaarde betekent geen alarm.

 

 

 

Pc max. (Alarm en beveiligingsfunctie, zie ook pagina 20).

A30

Max. Pc. b

 

Instelling van de maximum persdruk.

 

 

 

Alarm vertraging Pc

 

A45

PcAlrmDelay

 

Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op maximumwaarde betekent geen alarm.

 

 

 

Alarm vertraging DI1 (een onderbroken ingang geeft alarmmelding)

A27

DI1AlrmDelay

 

Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op -1 betekent geen alarm.

 

 

 

Alarm vertraging DI2 (een onderbroken ingang geeft alarmmelding)

A28

DI2AlrmDelay

 

Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op -1 betekent geen alarm.

 

 

 

Alarm vertraging DI3 (een onderbroken ingang geeft alarmmelding)

A29

DI3AlrmDelay

 

Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op -1 betekent geen alarm.

 

 

 

Alarmgrens voor te hoge temperatuur aan sensor “Saux1” .

A32

Saux1 high

 

Bij instelling “Off” wordt geen alarm gegenereerd.

 

 

 

Tijdvertraging op alarm “Saux1” (A32)

A03

Alarm delay

 

Als de grenswaarde wordt bereikt zal een tijdvertraging in werking treden. Het alarm

 

 

 

wordt niet actief voordat de ingestelde tijd is gepasseerd. De vertragingstijd is in

 

 

 

minuten.

 

 

 

 

Bij kortstondig indrukken van de bovenste toets van de EKA 164/EKA 165 verschijnt

 

Reset alarm

 

de melding in het display en wordt het alarm gereset.

 

Deze functie herstelt alle alarmmeldin-

 

 

 

 

gen bij instelling op ON.

 

 

 

 

Bij datacommunicatie kan de be-

 

 

 

 

langrijkheid van elk alarm worden

 

 

 

 

gedefinieerd onder het menu “Alarm

 

 

 

 

destinations”

 

 

 

 

 

 

6

Handleiding  RS8FK210  ©  Danfoss  12-2009

 

AK-PC 520

Diverse functies

 

Miscellaneous

Keuze toepassing

o61

Deze parameter kan niet via de

De regelaar kan op verschillende manieren geconfigureerd worden. Welke functies

 

datacommunicatie worden ingesteld.

beschikbaar zijn voor de 2 onderstaande toepassingen is op pagina 14 te zien. Deze

 

Dit moet direct in de regelaar worden

parameter moet altijd als eerste worden ingesteld, omdat het andere instellingen

 

gedaan (display).

activeert. Met deze parameter kunt u definiëren welke eenheid (°C of Bar) de instel-

 

 

lingen en uitlezingen zijn en op welke manier u de compressorset definieert.

 

 

1. Temperatuur uitlezingen

 

 

2. Druk uitlezingen in Bar

 

 

Sensor type (Sc3, Sc4 en "Saux") (zie ook overzicht op pagina 21)

o06

Sensor type

Normaal worden Pt1000 sensors met grote nauwkeurigheid toegepast voor tempe-

 

 

ratuurmeting en AKS 32R voor drukmeting. Maar ook een PTC sensor mag worden

 

 

toegepast (r25 = 1000) . Alle temperatuursensors moeten van hetzelfde type zijn.

 

 

Bij chillers kunnen de drukopnemers vervangen worden door temperatuursensoren.

 

 

Let op! Als de zuigdruk (Po) door middel van een temperatuursensor moet worden

 

 

geregeld (instelling 2,3,6 of 7), wordt de drukopnemer vervangen door een tem-

 

 

peratuursensor. Een vorstbeveiliging op druk is dus niet meer mogelijk. Als een vorst-

 

 

beveiliging wel is gewenst, laat deze parameter dan op ‘0’ staan en gebruik parameter

 

 

‘o81'.

 

 

De volgende instellingen zijn mogelijk:

 

 

0= Pt1000 op sensoren en AKS32R op Po en PC, 1=PTC1000 op sensoren en AKS32R

 

 

op Po en PC, 2=Pt1000 op sensoren en So en AKS32R op Pc, 3= PTC1000 op sensoren

 

 

en So en AKS32R op Pc, 4= Pt1000 op sensoren en Sc en AKS32R op Po, 5=PTC1000

 

 

op sensors en Sc en AKS32R op Po, 6=Pt1000 op sensoren en So en Sc, 7=PTC1000 op

 

 

sensors en So en Sc. (Als een temperatuursensor wordt gemonteerd op So en/of Sc

 

 

zijn de instellingen in o20, 021, 047 en 048 niet nodig).

 

 

Instellingen voor chillerapplicatie

o81

Ctrl.Sensor

Definitie van signaalingang als de compressoregeling wordt geregeld door een sig-

 

 

naal van een temperatuursensor:

 

 

0. Temperatuursignaal op aansluitingen 57-58 (P0 ingang)

 

 

1. Temperatuursignaal op Saux ingang

 

 

2. Temperatuursignaal op Sc4 ingang

 

 

Indien de instelling 1 of 2 is zal instelling ‘A11’ functioneren als vorstbeveiliging op de

 

 

aangesloten Po drukopnemer.

 

 

Indien vorstbeveiliging is gewenst, sluit dan een drukopnemer aan op de Po ingang

 

 

en een temperatuursensor op de Saux of Sc4 ingang.

 

 

Type display

o82

 

Hier kan het type display worden gedefinieerd dat is aangesloten op de regelaar.

 

 

Off: EKA 164

 

 

On: EKA 165. De uitgebreide display met LED's.

 

 

Uitlezing temperatuur aan sensor “Saux1”

o49

Saux1 temp

Bereik druktransmitters

 

 

Afhankelijk van de druk moet de juiste druktransmitter worden geselecteerd. Het

 

Als de waarden ingesteld worden met

bereik moet worden ingesteld in de regelaar (bijv. -1 tot 12 bar). De waarden moeten

 

het AKM programma dan instelling

in bar worden ingesteld als het display °C weergeeft en in psig als weergave in °F.

 

in bar.

Po-Minimum waarde

o20

P0MinTrsPres

Po-Maximum waarde

o21

P0MaxTrsPres

Pc-Minimum waarde

o47

PcMinTrsPres

Pc-Maximum waarde

o48

PcMaxTrsPres

Gebruik van de DI1 ingang

o78

Di1 control

De digitale ingang kan op een contact worden aangesloten en kan dan gebruikt

 

 

worden voor de volgende functies:

 

 

0: DI ingang wordt niet gebruikt

 

 

1: Algemeen ventilator alarm wanneer contact opent. Alarm ‘A34’ wordt gegenereerd.

 

 

2: Alarmfunctie als contact verbroken wordt. Alarm “A28” wordt gegenereerd.

 

 

Door middel van parameter ‘A27’ wordt de alarmvertraging ingesteld.

 

 

Gebruik van de DI4 ingang

o22

Di4 control

De digitale ingang kan op een contact worden aangesloten en kan dan gebruikt

 

 

worden voor de volgende functies:

 

 

0: DI ingang wordt niet gebruikt

 

 

1: Verschuiving van Po setpoint als contact gesloten is.

 

 

2: Alarmfunctie als contact verbroken wordt. Alarm “A31” wordt gegenereerd. Er is

 

 

geen tijdvertraging.

 

 

Gebruik van de DI5 ingang

o37

Di5 control

De digitale ingang kan op een contact worden aangesloten en kan dan gebruikt

 

 

worden voor de volgende functies:

 

 

0: DI ingang wordt niet gebruikt

 

 

1: Verschuiving van Pc setpoint als contact gesloten is.

 

 

2: Alarmfunctie als contact verbroken wordt. Alarm “A32” wordt gegenereerd. Er is

 

 

geen tijdvertraging.

 

 

AK-PC 520

Handleiding  RS8FK210  ©  Danfoss  12-2009

7

Bedrijfstijden

 

 

(In AKM wordt het werkelijke aantal

De bedrijfstijden voor de compressorrelais kunnen in de volgende menu’s worden

 

 

uren weergegeven).

uitgelezen en ingesteld. De weergegeven waarden moeten met 1000 worden verme-

 

 

 

nigvuldigd; Bijv. 2,1 staat voor 2100 uur. Bij het bereiken van de waarde 99,9 stopt de

 

 

 

teller en moet worden gereset naar bijv. 0. Er wordt geen alarm gegenereerd in deze

 

 

 

situatie.

 

 

 

Waarde voor relais 1 - 4

 

o23-

DO1 run hour...

 

 

o26

DO4 run hour

Koudemiddelinstelling

 

o30

Refrigerant

Voordat de regeling wordt gestart dient het juiste koudemiddel te worden ingesteld.

 

 

 

Er is keus uit de volgende koudemiddelen.

 

 

 

1=R12. 2=R22. 3=R134a. 4=R502. 5=R717. 6=R13. 7=R13b1. 8=R23. 9=R500.

 

 

 

10=R503. 11=R114. 12=R142b. 13=speciaal. 14=R32. 15=R227. 16=R401A. 17=R507.

 

 

 

18=R402A. 19=R404A. 20=R407C. 21=R407A. 22=R407B. 23=R410A. 24=R170.

 

 

 

25=R290. 26=R600. 27=R600a. 28=R744. 29=R1270. 30=R417A. 31=R422A.

 

 

 

Let op: verkeerde selectie kan tot compressorschade leiden.

 

 

 

Andere koudemiddelen: Selecteer via AKM nr. 13 en daarbij 3 factorenfac1, fac2 en

 

 

 

fac3

 

 

 

Handmatige bediening van de uitgangen

 

o18

- - -

In verband met service kunnen de individuele uitgangen handmatig geschakeld wor-

 

 

 

den naar de AAN positie: 0=geen handbediening, 1-10=handbediening, 1 schakelt

 

 

 

relais 1, 2 relais 2, enz. 11-18 geeft spanning op de analoge uitgang waardoor de

 

 

 

externe relais modules EKC 331T kunnen worden getest. Instelling 11 geeft 1,25 V, 2

 

 

 

geeft 2,5 , enz.

 

 

 

Netfrequentie

 

o12

50 / 60 Hz

Stel hier de netfrequentie in

 

 

(50=0, 60=1)

Adres

 

 

 

Als de regelaar in een datacommunicatienetwerk is opgenomen moet een adres wor-

 

 

 

den ingesteld en dit adres moet dan worden doorgegeven aan de master-gateway.

 

 

 

Deze instellingen kunnen alleen worden gedaan als de communicatiekaart in de

 

 

 

regelaar is gemonteerd en de datacommunicatie naar de gateway in orde is.

 

 

 

Het installeren van de datacommunicatie is vermeld in brochure “RC.8A.C”.

 

 

 

Het adres in te stellen van 1 t/m 240 (afhankelijk van het type gateway)

 

o03

 

Het adres wordt verzonden naar de master-gateway bij instelling op ON

 

o04

 

Toegangscode

 

o05

 

Als de instellingen moeten worden beschermd kan een toegangscode tussen 0 en

 

 

 

100 worden ingevuld. Indien bescherming niet nodig is kan de functie worden uitge-

 

 

 

schakeld door OFF te kiezen.

 

 

 

Speciale instellingen

 

 

Uitgangen DO9 en DO10 worden normaal gebruikt voor de functies “AKD start/stop” en

 

 

“Alarm”. Ze kunnen echter ook gedefinieerd worden voor andere functies.

 

 

DO9 functie:

 

o75

DO9 function

0: AKD Start/stop

 

 

 

1: Inject-on functie (zie tekening onderaan pagina)

 

 

 

2: Boost ready functie (zie tekening onderaan pagina)

 

 

 

3: Niet gebruikt

 

 

 

DO10 functie:

 

o76

DO10 function

0: Alarmrelais

 

 

 

1: Niet gebruikt

 

 

 

Status digitale ingangen

 

 

 

De status van de digitale ingangen kunnen volgens onderstaande parameters wor-

 

 

 

den uitgelezen.

 

 

 

Status DI 1

 

u10

DI 1 Status

Status DI 2

 

u37

DI 2 Status

Status DI 3

 

u87

DI 3 Status

Status DI 4

 

u88

DI 4 Status

Status DI 5

 

u89

DI 5 Status

Instellingen behorend bij de systeemconfiguratie, zoals compressoren ventilatordefinities, schakelkeuze en koudemiddelselectie kunnen alleen worden uitgevoerd als de regeling is gestopt (r12)

8

Handleiding  RS8FK210  ©  Danfoss  12-2009

AK-PC 520

Loading...
+ 16 hidden pages