De regelaar wordt gebruikt voor capaciteitsregeling van
compressoren en condensorventilatoren in koel-systemen.
4 compressoren en 4 condensorventilatoren kunnen op de acht
uitgangen worden aangesloten.
Voordelen
• Energie besparing gedurende:
- Zuigdrukoptimalisatie (Po)
- Variabele condensatiedruk. (Pc)
• Gepatenteerde neutrale zone regeling
• Groot aantal combinatiemogelijkheden compressoren
• Sequentiële of cyclische werking
• Zuigdrukoptimalisatie mogelijk via datacommunicatie
Data ..................................................................................................................... 19
De regeling vindt plaats op basis van de signalen van een
druktransmitter voor de compressoren, een druktransmitter voor
de condensorventilatoren plus een voor de condensor geplaatste
sensor voor de buitenluchttemperatuur.
Een of beide druktransmitters kunnen worden vervangen door
temperatuursensors indien sprake is van een vloeistofkoelinstallatie.
Eigenschappen
• Relais voor schakelen compressoren en condensorventilatoren
• Uitgang 0-10V= voor condensorventilatoren
• Statusingangen. Een onderbroken ingang signaleert dat het
beveiligingscircuit is geactiveerd
• Contactingangen voor alarmmeldingen
• Contactingang voor setpointverschuiving of voor alarmmeldingen
• Alarmrelais
• Externe start/stop van de regelaar
• Datacommunicatiekaart optioneel
Bediening
De bediening vindt plaats via een display, EKA 164/ EKA 165, of
via datacommunicatie met AKM software.
Combinaties
De regelaar heeft 10 relaisuitgangen waarvan er twee zijn
gereserveerd voor de alarmfunctie en voor de “AKD start/stop”
functie.
Alle relais kunnen worden gebruikt voor het schakelen van
compressorstappen DO1, DO2, etc.
Het volgende relais en die daarna zijn voor ventilatoren
(max. 4 ventilatoren).
Een andere mogelijkheid is dat de ventilatoren toerengeregeld
worden via de analoge uitgang en een frequentieomvormer.
Compressoren en
capaciteitskleppen
kunnen op verschillende
manieren worden
gecombineerd. Zie pagina 11.
Het in- en uitschakelen vindt plaats op basis van het signaal van
de aangesloten druktransmitter / temperatuursensor en het
ingestelde setpoint.
Rondom het setpoint is de neutrale zone in te stellen:
in deze zone wordt niet in- of uitgeschakeld.
Als de druk buiten de neutrale zone (in de +zone en -zone) komt,
wordt capaciteit in- of uitgeschakeld. Schakelen vindt dan plaats
als de ingestelde tijdvertragingen zijn verlopen.
Als de druk echter de neutrale zone weer benaderd vindt er geen
wijziging van de ingeschakelde capaciteit plaats.
Zodra de druk buiten de gearceerde gebieden komt (in de ++zone
en de - -zone) vindt versneld in- of uitschakelen plaats.
Denitie is mogelijk voor sequentieel, cyclisch en binair schakelen.
Sequentieel (rst in - last out)
De relais worden in volgorde ingeschakeld - eerst relais 1, dan 2,
enz.
Uitschakeling vindt plaats in de omgekeerde volgorde,
m.a.w. het laatst ingeschakelde wordt eerst uitgeschakeld.
Cyclisch (rst in - rst out)
Bij deze keuze zal de bedrijfstijd van de compressorrelais
worden geëgaliseerd. Bij elke inschakeling controleert de
regelaar alle bedrijfsurentellers en schakelt het relais met
het minste aantal uren in. Bij elke uitschakeling vindt
hetzelfde plaats en wordt het relais met het meeste aantal
uren uitgeschakeld.
Rx = relais
h = bedrijfsuren
Als capaciteitsregeling plaats vindt met twee compressoren elk
met één capaciteitsregelklep kan de volgende functie worden
gebruikt: Relais 1 en 3 voor het schakelen van de compressormotoren. Relais 2 en 4 voor het schakelen van de capaciteitsregelkleppen. Relais 1 en 3 zullen zodanig in- en uitschakelen dat
bedrijfstijden worden geëgaliseerd.
Het totale functieoverzicht is hier te zien. Let op, niet alle parameters zijn op hetzelfde moment beschikbaar. Parameter o61
bepaald welke functies beschikbaar zijn. Parameter o61 moet daarom altijd als eerste worden ingesteld.
Het overzicht op pagina 14 laat alle functies en instellingen zien.
FunctiePara-
meter
Weergave display
Als er twee displays zijn gemonteerd:
Po wordt getoond op de EKA 164 of EKA 165 (met bedieningstoetsen)
Pc wordt getoond op de EKA 163. Beide uitlezingen zijn in °C of Bar.
Referentie compressorregelingCompressor control
P0 setpoint
Regeling is gebaseerd op de ingestelde waarde plus eventueel een verschuiving. De
verschuiving kan worden gecreëerd via de “Nachtverschuiving” r13 en/of de overridefunctie van de gateway.
Oset
Het setpoint kan worden verschoven met de hier ingestelde waarde als er een signaal
wordt ontvangen via de DI4 ingang of van de functie “Nachtverschuiving” (r27). De
DI4 ingang moet worden gedenieerd onder o22.
Nachtverschuiving (verschuiving van P0)
OFF: Geen verschuiving van het setpoint
ON: Wel verschuiving van het setpoint
Referentie
Het al dan niet verschoven setpoint wordt hier getoond
Setpoint begrenzing
De instelmogelijkheden voor het setpoint kunnen worden begrensd.
(Dit is ook van toepassing bij regeling met nachtverschuiving en zuigdrukoptimalisatie)
Bovengrensinstelling.r25P0RefMax °C / P0RefMax b
Ondergrensinstellingr26P0RefMin °C / P0RefMin b
Neutrale zone
De neutrale zone rondom het setpoint. Zie ook pagina 3
Correctie van de druk / temperatuur sensor
Het signaal van de druktransmitter /temperatuursensor kan worden gecorrigeerd
Eenheden
Hier kan worden geselecteerd in welke eenheid de display drukken en SI eenheid of
US eenheid
0: SI (°C/bar)
1: US (°F/psig)
Start / stop regeling
Via deze instelling kan de regeling worden gestart en gestopt. Start / stop van de
regeling kan ook worden uitgevoerd met een extern potentiaal vrij contact aangesloten op de ingang “ON input”.
Referentie condensorregelingCondenser control
Pc setpoint
Regeling is gebaseerd op de ingestelde waarde plus eventueel een verschuiving. De
verschuiving kan worden gecreëerd via de functie r34 en/of de overridefunctie van
de gateway.
Oset
Het setpoint kan worden verschoven met de hier ingestelde waarde als er een signaal wordt ontvangen via de DI5 ingang (denitie via o37).
Pc setpoint variatie Zie voor uitleg pagina 22
Regeling met instelling 1 (of 2 als er vlottende condensordrukregeling wordt toegepast) geeft het beste resultaat bij een stabiele in balans zijnde installatie. Als er veel
condensorstappen worden in- en uitgeschakeld en als de compressorcapaciteit regelmatig laag wordt, is het noodzakelijk om instelling 3 (of 4 voor vlottende condensordrukregeling) toe te passen.
1: Geen verandering van het setpoint. Verschuiving met oset met de DI5 functie is
toegestaan.
2: Vlottende condensordrukregeling. De buitentemperatuur wordt gemeten met Sc3.
Als de buitentemperatuur 1 °C daalt zal het setpoint met 1 °C worden verlaagd.
Gebruik van de DI5 functie is hier niet toegestaan. Bij een signaal op DI5 zal de referentie gelijk worden aan het setpoint.
Bij instelling 1 en 2 wordt gewerkt met PI regeling doch bij instabiele regeling wordt
de I functie uitgeschakeld en zal de regeling als P regelaar gaan werken.
3: Als 1, echter alleen P regeling (xp-band)
4: Als 2, echter alleen P regeling (xp-band)
Condensorreferentie
Het al dan niet verschoven setpoint wordt hier getoond
De instelmogelijkheden voor het setpoint kunnen worden begrensd.
(Dit is ook van toepassing bij regeling waarbij de Xp band buiten de referentie komt
en bij vlottende condensatiedrukregeling).
Bovengrensinstelling
Ondergrensinstelling
Correctie van de druk / temperatuur sensor
Het signaal van de druktransmitter / temperatuursensor kan worden gecorrigeerd
Dimensioneringtemperatuur Dim tm
De gemiddelde temperatuur over de condensor bij maximale belasting (tm dierentie
bij max. belasting). Dit is het verschil tussen de buitentemperatuur en de condensatietemperatuur.
Dimensioneringtemperatuur Min tm
De gemiddelde temperatuur over de condensor bij de laagst mogelijke compressorcapaciteit (tm dierentie bij min. belasting). Dit is het verschil tussen de buitentemperatuur.
Uitlezing Po
Hier kan de huidige zuigdruk worden uitgelezen gemeten met de drukopnemer.
Deze waarde is onderdeel van de regeling als het regelsignaal voor de capaciteitsregeling van de drukopnemer komt.
Deze waarde is onderdeel van de vorstbeveiliging als het regelsignaal voor de capaciteitsregeling van een temperatuursensor komt.
Uitlezing T0
Hier kan het regelsignaal voor de capaciteitsregeling worden uitgelezen. Het signaal
wordt gedenieerd in parameter o81. De waarde is altijd in °C.
Om veelvuldig schakelen van compressoren te voorkomen dienen timers te worden
gecongureerd.
Minimum AAN-tijd voor de relais
(Deze tijd is niet in gebruik bij het schakelen van capaciteitsregelkleppen)
Minimum tijd tussen twee inschakelingen van het relais.
(Deze tijd is niet in gebruik bij het schakelen van capaciteitsregelkleppen).
Instellingen voor de neutrale zone regeling
Bandbreedte boven de neutrale zonec10
Tijdvertraging tussen inschakelingen in de regelband boven de neutrale zonec11
Tijdvertraging tussen inschakelingen in de regelband boven de “+Zone band”.c12
Bandbreedte onder de neutrale zonec13
Tijdvertraging tussen inschakelingen in de regelband onder de neutrale zonec14- Zone m
Tijdvertraging tussen inschakelingen in de regelband onder de “-Zone band”c15- - Zone m
Pump down limiet
De standaardwaarde voor deze functie is UIT.
Activeer deze functie door het instellen van een waarde onder de – zone en boven de
Po min. limiet. De functie houdt de laatste capaciteitsstap draaiend totdat de druk de
pump down limiet bereikt. Op dat moment wordt ook de laatste stap afgeschakeld.
Er wordt pas weer capaciteit bijgeschakeld als de druk boven de neutrale zone komt.
Compressor conguratie
Hier kunt u het aantal compressoren en eventuele capaciteitsregelkleppen deniëren.
1 = Eén compressor, 2 = twee compressoren, 3 = drie, 4 = vier, 5 = Eén compres-
sor met 1 cap. regelklep, 6 = Eén compressor met 2 cap. regelkleppen. Voor 7-8 zie
pagina 11.
Selectie voor het in- en uitschakelen van compressoren
1: Sequentieel: Inschakelen: eerst relais 1, dan 2, enz. Uitschakelen in omgekeerde
volgorde (First in, last out).
2: Cyclisch: Automatische draaitijdegalisatie; alle compressormotoren hebben dezelfde draaitijd.
Capaciteitsregelkleppen in- of uitschakelen
De relais voor de regelkleppen kunnen bij meer capaciteit worden ingeschakeld of
worden uitgeschakeld.
0 = meer capaciteit = inschakelen, 1 = meer capaciteit = uitschakelen
Handbediening compressorcapaciteit
Hier kan de compressorcapaciteit worden ingesteld wanneer de handbediening is
geactiveerd.
(c01 en c07 zijn nog steeds van toepassing)
Handbediening
Handbediening van de compressorcapaciteit wordt hier ingeschakeld.
Als deze instelling op ON wordt gezet, zal de capaciteit van parameter ‘c31’ worden
ingeschakeld.
r30PcRefMax °C / PcRefMax b
r31PcRefMin °C / PcRefMin b
r32AdjustSensor
-- - - Comp. Cap %
Uitlezing ingeschakelde comp. cap.
Actuele zone status:
0=uit. 1=--zone. 2=-zone. 3=neutrale
zone. 4=+zone. 5=++zone
Condensorcapaciteit
Denitie van condensorventilatoren
Hier in te stellen het aantal ventilatoren (max. 4)
1-4: Alle ventilatoren worden met relais in- en uitgeschakeld. Het eerste vrije relais
behoort bij ventilator 1, het volgende bij 2, enz.
5-8: Niet gebruikt
9: Alle ventilatoren worden toerengeregeld via de analoge uitgang, DO9 en een
frequentieomvormer.
10: Niet gebruikt
11-14: Totaal aantal ventilatoren (als 1-4), maar nu zal de startvolgorde worden
aangepast nadat alle ventilatoren zijn gestopt (draaitijdegalisatie)
Uitlezing temperatuur aan sensor Sc3u44Sc3 temp
Uitlezing temperatuur aan sensor Sc4 (sensor alleen in gebruik voor meting)u45Sc4 temp
Parameters voor de condensordrukregeling
P: Proportionele band Xp (P = 100/Xp)
Als de Xp waarde wordt verhoogd wordt de regeling stabieler
I: Integratie tijd Tn
Als de Tn waarde wordt verhoogd wordt de regeling stabieler
Handbediening condensorcapaciteit
Hier kan de condensorcapaciteit worden ingesteld wanneer de handbediening is
geactiveerd.
Handbediening
Handbediening van de condensorcapaciteit wordt hier ingeschakeld.
Als deze instelling op ON wordt gezet, zal de capaciteit van parameter ‘n52’ worden
ingeschakeld.
Startwaarde frequentieregeling
De frequentieregeling zal pas geactiveerd worden als de capaciteitsvraag deze
waarde passeert.
Stopwaarde frequentieregeling
De frequentieregeling zal worden gestopt als de capaciteitsvraag onder deze waarde
komt.
AlarminstellingenAlarm settings
De regelaar kan een alarm weergeven in verschillende situaties. Bij een alarm gaan
alle LED’s knipperen op de display EKA 164/EKA165, en het alarmrelais schakelt.
Po min. (Alarm en beveiligingsfunctie, zie ook pagina 20).
Instelling van de minimum zuigdruk.
Alarm vertraging P0
Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op maximumwaarde betekent geen alarm.
Pc max. (Alarm en beveiligingsfunctie, zie ook pagina 20).
Instelling van de maximum persdruk.
Alarm vertraging Pc
Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op maximumwaarde betekent geen alarm.
Alarm vertraging DI1 (een onderbroken ingang geeft alarmmelding)
Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op -1 betekent geen alarm.
Alarm vertraging DI2 (een onderbroken ingang geeft alarmmelding)
Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op -1 betekent geen alarm.
Alarm vertraging DI3 (een onderbroken ingang geeft alarmmelding)
Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op -1 betekent geen alarm.
Alarmgrens voor te hoge temperatuur aan sensor “Saux1” .
Bij instelling “O” wordt geen alarm gegenereerd.
Tijdvertraging op alarm “Saux1” (A32)
Als de grenswaarde wordt bereikt zal een tijdvertraging in werking treden. Het alarm
wordt niet actief voordat de ingestelde tijd is gepasseerd. De vertragingstijd is in
minuten.
Bij kortstondig indrukken van de bovenste toets van de EKA 164/EKA 165 verschijnt
de melding in het display en wordt het alarm gereset.
c29Fan mode
-- - - Fan Cap %
Uitlezing ingeschakelde cond. cap.
n04Xp K
n05Tn s
n52FanManCap%
n53FanManCap
n54StartSpeed
n55MinSpeed
A11Min. P0. b
A44P0AlrmDelay
A30Max. Pc. b
A45PcAlrmDelay
A27DI1AlrmDelay
A28DI2AlrmDelay
A29DI3AlrmDelay
A32Saux1 high
A03Alarm delay
Reset alarm
Deze functie herstelt alle alarmmeldingen bij instelling op ON.
Bij datacommunicatie kan de belangrijkheid van elk alarm worden
gedenieerd onder het menu “Alarm
De regelaar kan op verschillende manieren gecongureerd worden. Welke functies
beschikbaar zijn voor de 2 onderstaande toepassingen is op pagina 14 te zien. Deze
parameter moet altijd als eerste worden ingesteld, omdat het andere instellingen
activeert. Met deze parameter kunt u deniëren welke eenheid (°C of Bar) de instellingen en uitlezingen zijn en op welke manier u de compressorset denieert.
1. Temperatuur uitlezingen
2. Druk uitlezingen in Bar
Sensor type (Sc3, Sc4 en "Saux") (zie ook overzicht op pagina 21)
Normaal worden Pt1000 sensors met grote nauwkeurigheid toegepast voor temperatuurmeting en AKS 32R voor drukmeting. Maar ook een PTC sensor mag worden
toegepast (r25 = 1000) . Alle temperatuursensors moeten van hetzelfde type zijn.
Bij chillers kunnen de drukopnemers vervangen worden door temperatuursensoren.
Let op! Als de zuigdruk (Po) door middel van een temperatuursensor moet worden
geregeld (instelling 2,3,6 of 7), wordt de drukopnemer vervangen door een temperatuursensor. Een vorstbeveiliging op druk is dus niet meer mogelijk. Als een vorstbeveiliging wel is gewenst, laat deze parameter dan op ‘0’ staan en gebruik parameter
‘o81'.
De volgende instellingen zijn mogelijk:
0= Pt1000 op sensoren en AKS32R op Po en PC, 1=PTC1000 op sensoren en AKS32R
op Po en PC, 2=Pt1000 op sensoren en So en AKS32R op Pc, 3= PTC1000 op sensoren
en So en AKS32R op Pc, 4= Pt1000 op sensoren en Sc en AKS32R op Po, 5=PTC1000
op sensors en Sc en AKS32R op Po, 6=Pt1000 op sensoren en So en Sc, 7=PTC1000 op
sensors en So en Sc. (Als een temperatuursensor wordt gemonteerd op So en/of Sc
zijn de instellingen in o20, 021, 047 en 048 niet nodig).
Instellingen voor chillerapplicatie
Denitie van signaalingang als de compressoregeling wordt geregeld door een signaal van een temperatuursensor:
0. Temperatuursignaal op aansluitingen 57-58 (P0 ingang)
1. Temperatuursignaal op Saux ingang
2. Temperatuursignaal op Sc4 ingang
Indien de instelling 1 of 2 is zal instelling ‘A11’ functioneren als vorstbeveiliging op de
aangesloten Po drukopnemer.
Indien vorstbeveiliging is gewenst, sluit dan een drukopnemer aan op de Po ingang
en een temperatuursensor op de Saux of Sc4 ingang.
Type display
Hier kan het type display worden gedenieerd dat is aangesloten op de regelaar.
O: EKA 164
On: EKA 165. De uitgebreide display met LED's.
Uitlezing temperatuur aan sensor “Saux1”o49Saux1 temp
Bereik druktransmitters
Afhankelijk van de druk moet de juiste druktransmitter worden geselecteerd. Het
bereik moet worden ingesteld in de regelaar (bijv. -1 tot 12 bar). De waarden moeten
in bar worden ingesteld als het display °C weergeeft en in psig als weergave in °F.
De digitale ingang kan op een contact worden aangesloten en kan dan gebruikt
worden voor de volgende functies:
0: DI ingang wordt niet gebruikt
1: Algemeen ventilator alarm wanneer contact opent. Alarm ‘A34’ wordt gegenereerd.
2: Alarmfunctie als contact verbroken wordt. Alarm “A28” wordt gegenereerd.
Door middel van parameter ‘A27’ wordt de alarmvertraging ingesteld.
Gebruik van de DI4 ingang
De digitale ingang kan op een contact worden aangesloten en kan dan gebruikt
worden voor de volgende functies:
0: DI ingang wordt niet gebruikt
1: Verschuiving van Po setpoint als contact gesloten is.
2: Alarmfunctie als contact verbroken wordt. Alarm “A31” wordt gegenereerd. Er is
geen tijdvertraging.
Gebruik van de DI5 ingang
De digitale ingang kan op een contact worden aangesloten en kan dan gebruikt
worden voor de volgende functies:
0: DI ingang wordt niet gebruikt
1: Verschuiving van Pc setpoint als contact gesloten is.
2: Alarmfunctie als contact verbroken wordt. Alarm “A32” wordt gegenereerd. Er is
geen tijdvertraging.
o61Deze parameter kan niet via de
datacommunicatie worden ingesteld.
Dit moet direct in de regelaar worden
gedaan (display).
o06Sensor type
o81Ctrl.Sensor
o82
Als de waarden ingesteld worden met
het AKM programma dan instelling
in bar.
De bedrijfstijden voor de compressorrelais kunnen in de volgende menu’s worden
(In AKM wordt het werkelijke aantal
uren weergegeven).
uitgelezen en ingesteld. De weergegeven waarden moeten met 1000 worden vermenigvuldigd; Bijv. 2,1 staat voor 2100 uur. Bij het bereiken van de waarde 99,9 stopt de
teller en moet worden gereset naar bijv. 0. Er wordt geen alarm gegenereerd in deze
situatie.
Waarde voor relais 1 - 4o23-
Koudemiddelinstelling
DO1 run hour...
o26
DO4 run hour
o30Refrigerant
Voordat de regeling wordt gestart dient het juiste koudemiddel te worden ingesteld.
Er is keus uit de volgende koudemiddelen.
1=R12. 2=R22. 3=R134a. 4=R502. 5=R717. 6=R13. 7=R13b1. 8=R23. 9=R500.
10=R503. 11=R114. 12=R142b. 13=speciaal. 14=R32. 15=R227. 16=R401A. 17=R507.
18=R402A. 19=R404A. 20=R407C. 21=R407A. 22=R407B. 23=R410A. 24=R170.
25=R290. 26=R600. 27=R600a. 28=R744. 29=R1270. 30=R417A. 31=R422A.
Let op: verkeerde selectie kan tot compressorschade leiden.
Andere koudemiddelen: Selecteer via AKM nr. 13 en daarbij 3 factoren- fac1, fac2 en
fac3
Handmatige bediening van de uitgangen
o18- - In verband met service kunnen de individuele uitgangen handmatig geschakeld worden naar de AAN positie: 0=geen handbediening, 1-10=handbediening, 1 schakelt
relais 1, 2 relais 2, enz. 11-18 geeft spanning op de analoge uitgang waardoor de
externe relais modules EKC 331T kunnen worden getest. Instelling 11 geeft 1,25 V, 2
geeft 2,5 , enz.
Netfrequentie
Stel hier de netfrequentie in
o1250 / 60 Hz
(50=0, 60=1)
Adres
Als de regelaar in een datacommunicatienetwerk is opgenomen moet een adres worden ingesteld en dit adres moet dan worden doorgegeven aan de master-gateway.
Deze instellingen kunnen alleen worden gedaan als de communicatiekaart in de
regelaar is gemonteerd en de datacommunicatie naar de gateway in orde is.
Het installeren van de datacommunicatie is vermeld in brochure “RC.8A.C”.
Het adres in te stellen van 1 t/m 240 (afhankelijk van het type gateway)o03
Het adres wordt verzonden naar de master-gateway bij instelling op ONo04
Toegangscode
o05
Als de instellingen moeten worden beschermd kan een toegangscode tussen 0 en
100 worden ingevuld. Indien bescherming niet nodig is kan de functie worden uitgeschakeld door OFF te kiezen.
Speciale instellingen
Uitgangen DO9 en DO10 worden normaal gebruikt voor de functies “AKD start/stop” en
“Alarm”. Ze kunnen echter ook gedenieerd worden voor andere functies.
DO9 functie:
o75DO9 function
0: AKD Start/stop
1: Inject-on functie (zie tekening onderaan pagina)
2: Boost ready functie (zie tekening onderaan pagina)
3: Niet gebruikt
DO10 functie:
o76DO10 function
0: Alarmrelais
1: Niet gebruikt
Status digitale ingangen
De status van de digitale ingangen kunnen volgens onderstaande parameters worden uitgelezen.
Status DI 1u10
Status DI 2u37
Status DI 3u87
Status DI 4u88
Status DI 5u89
Instellingen behorend bij de systeemconguratie, zoals compressor- en ventilatordenities, schakelkeuze en koudemiddelselectie kunnen alleen worden
uitgevoerd als de regeling is gestopt (r12)
Waarschuwing ! Directe start van compressoren *
Ter voorkoming van compressorschade moeten parameters c01 en c07 worden ingesteld volgens de specicaties van de fabrikant. Of in
het algemeen:
- Hermetische compressoren: c07 = 5 minuten
- Semi-hermetische compressoren: c07 = 8 minuten en c01 = 2 tot 5 minuten (motor 5 tot 15 kW)
*) Bij een directe aansturing van de magneetklep behoeven parameters c01 en c07 niet te worden ingesteld.
DO9 functie:
Inject ON functie
DO9 gebruikt voor de “Inject ON” functie. Alle elektronisch geregelde expansieventielen worden gesloten als alle compressoren in
storing staan of als alle compressoren zijn gestopt en Po > +zone.
De bedrading dient als onderstaand te worden uitgevoerd.
Deze functie kan echter ook worden gerealiseerd via de override functie van de master-gateway. De relaisuitgang is dan
voor andere functie in te zetten.
Booster gereed functie
Als twee regelaars worden gebruikt in een booster installatie dan mogen de lagedruk compressoren niet starten als de
hoge druk compressoren niet draaien. Het signaal voor de lagedrukregelaar, aan te sluiten op de ON ingang, kan komen
van de DO9 van de hogedrukregelaar.
Voorbeeld:
Er kunnen zich regelsituaties voordoen waarbij de regelaar staat te wachten voor de
volgende stap in de regeling. Om deze “waarom gebeurt er niets?” situaties zicht-baar
te maken volstaat het om de bovenste druktoets kort (1sec) in te drukken. Hierdoor
wordt de status weergegeven in het display. Is er echter een alarm, dan wordt de
alarmstatus weergegeven. De individuele statuscodes hebben de volgende betekenis:
S0: Regelen0
S2: Een relais blijft in vanwege min. AAN-tijd (c01)2
S5: Hetzelfde relais blijft uit vanwege antipendeltijd (c07)5
S8: Het volgende relais mag niet inschakelen vanwege vertragingstijd in + en ++zone
(c11 en c12)
S9: Het volgende relais mag niet uitschakelen vanwege vertragingstijd in - en - --
-zone (c14 en c15)
S10: Regeling is gestopt door intene of externe start / stop.10
S25: Handbediening van uitgangen25
S34: Veiligheidsuitschakeling. Maximale condensatiedruk is overschreden (A30)34
FoutmeldingenAlarms "Destinations"
A2: Te lage P0A02 Low P0 alarm
A11: Geen koudemiddel geselecteerd A11 No RFG Sel
A17: Te hoge PcA17 Hi Pc alarm
A19-A22: Compressorbeveiliging aangesproken. Onderbroken signaal op actuele
ingang (aansluiting 29-32)
A27: Hoog temperatuuralarm op sensor “Saux1”A27 Saux1 high
Bij de cyclische methode en toepassing van cap. regelkleppen worden bij
het afschakelen
eerst de cap. regelkleppen afgeschakeld en dan de compressor met de
meeste draaitijd.
Capaciteitsregelkleppen worden met een interval van 6 sec. geschakeld.
Als de compressorrelais zijn gedenieerd zijn de
overblijvende relais voor de condensorventilatoren.
Het eerste vrije relais (DO1 - DO5) wordt het eerste
ventilatorrelais gevolgd door de volgende relais.
Als alle ventilatormotoren toerengeregeld worden
via een frequentieomvormer, zendt de AK-PC 520 een
analoog signaal betreende de gewenste capaciteit
(“c29” = 9).
Het signaal varieert van 0 tot 10 V. Signaal en
capaciteit overeenkomstig de graek.
Als de regelaar is uitgebreid met een datacommunicatiekaart, kan
de regelaar worden bediend via een gateway. De namen van de
parameters zijn te zien aan de rechterkant van pagina’s 4 tot en
met 10.
De prioriteit van de alarmen kan op de volgende manieren worden ingesteld: 1 (Hoog), 2 (Medium), 3 (Laag) of 0 (Geen alarm).
Bediening via externe display
De waarden worden getoond met drie karakters; via een instelling
kan bepaald worden of de drukken worden weergegeven in SI
eenheid (°C / bar) of US eenheid (°F / psig.).
Er zijn drie opties voor een display:
EKA 165
EKA 163
EKA 165
Display voor instellen van de regelaar en weergave van de zuigdruk.
Als de onderste knop wordt ingedrukt zal voor een korte tijd de
condensatiedruk worden weergegeven. (Als de regeling alleen op
de condensatiedruk is gebaseerd zal de display altijd de condensatiedruk weergeven)
Tijdens normaal bedrijf geven de LED’s op de displays aan
waar de regeling zich bevindt.
Bovenste LED + tweede LED van boven : ++ zone
Tweede LED van boven : + zone
Geen LED’s : neutrale zone
Tweede LED van onder : - zone
Onderste LED + tweede LED van onder : -- zone
De overige LED’s geven de volgende functies weer als deze actief
zijn:
• Compressoruitgangen
• Condensoruitgangen (ook in geval van frequentieregeling)
• De optimalisatie LED's gaan branden als de referentie 2 K boven
(Po) of 2 K onder (Pc) het setpoint is.
EKA 163
Als de condensatiedruk continue moet worden getoond, kan deze
display (zonder knoppen) worden aangesloten.
EKA 164
EKA 164
Druktoetsen
Bij het instellen/veranderen van een instelling, geven de bovenste
en onderste druktoets een hogere of lagere waarde. Voordat een
waarde veranderd kan worden moet er echter eerst toegang tot
het menu verschaft worden. Houdt voor toegang tot het menu
de bovenste druktoets een aantal seconden ingedrukt totdat de
eerste parametercode zichtbaar wordt. Zoek de parameter die u
wilt wijzigen en druk op de middelste druktoets. Druk nogmaals
op de middelste druktoets om de waarde te bevestigen.
Display voor instellen van de regelaar en weergave van de zuigdruk.
Als de onderste knop wordt ingedrukt zal voor een korte tijd de
condensatiedruk worden weergegeven.
Net als bij de EKA 165 geven de LED’s in de display aan of de regeling zich binnen of buiten de neutrale zone bevindt.
In het kort:
1. Druk op de bovenste druktoets (2 seconden)
2. Zoek met de onderste of bovenste druktoets de parameter die
u wilt wijzigen
3. Druk op de middelste druktoets om de huidige waarde te zien
4. Wijzig de waarde met de onderste en bovenste druktoets
5. Druk op de middelste druktoets om de waarde te bevestigen
Een korte druk op de bovenste druktoets tijdens de regeling geeft
de regelstatus of alarmcodes weer (zie pagina 17).
Menuoverzicht AK-PC 520
Volgorde inbedrijfstelling
1. Parameter 'o61' moet altijd als eerste worden ingesteld. Deze parameter bepaald welk van de 2 toepassingen wordt gebruikt. Dit kan
alleen op de display en niet door middel van de datacommunicatie. De grijze velden in onderstaande tabel zijn de actieve functies
voor een bepaalde toepassing.
2. Quick- start
Om de regelaar zo snel mogelijk werkend te krijgen is het aan te bevelen om onderstaande parameters als eerste in te stellen (deze
parameters kunnen alleen worden ingesteld als de regeling is gestopt, r12=0):
r23, r28, c08, c09, c16, c29, o06, o30, o75, o76, o81 en ten slotte r12=1.
3. Als de regeling is gestart moeten de resterende parameters ingesteld worden. SW: 1.0x
Functie
Normale weergave
Weergave van Po in EKA 165 (met druktoetsen)-°CP°C / bar
Weergave Pc in EKA 163-°CP°C / bar
P0 regeling
Neutrale zone r010.1°C / 0.1 bar20°C /5.0 bar4.0°C / 0.4 bar
Correctie signaal van Po sensorr04-50°C /-5.0 bar50°C / 5.0 bar0.0
Selecteer SI of US: 0=SI (bar/ºC). 1=US (psig/ºF)r05010
Start/stop regeling
Oset voor Po (zie ook r27)r13-50°C / -5.0 bar50°C / 5.0 bar0.0
Instelling setpoint P0r23-99°C / -1 bar30°C / 60.0 bar0.0°C / 3.5 bar
Uitlezing huidige P0 instelling
( r23 + alle eventuele verschuivingen)
Begrenzing: Bovengrens Po instelling/referentie
(ook begrenzing van referentieverschuiving)
Begrenzing: Ondergrens Po instelling/referentie
(ook begrenzing van referentieverschuiving)
Begrenzing: Ondergrens Pc instellingr31-99.9°C / 0.0 bar 99.9°C/130.0bar -99.9°C / 0.0 bar
Correctie Pc signaalr32-50°C / -5.0 bar50°C / 5.0 bar0.0
Pc setpoint variatie.
1 en 2 is PI-regeling
1: Vaste waarde, “r28” wordt gebruikt
2: Variabel setpoint. Buitentemperatuur (Sc3) bepaalt verschuiving
3: Als 1, maar met P-regeling (Xp-band)
4: Als 2, maar met P-regeling (Xp-band)
Oset voor Pcr34-50°C / -5.0 bar50°C / 5.0 bar0.0
Het gemiddelde temperatuurverschil over de condensor bij maximale
belasting (dim tm K)
Het gemiddelde temperatuurverschil over de condensor bij minimale
compressorcapaciteit (min tm K)
Actuele zuigdruk gemeten door de drukopnemer.r57°C / bar
Hier kan het signaal voor de compressorcapaciteitsregeling worden
uitgelezen. Het signaal wordt gedenieerd in parameter o81.
Conguratie compressor en condensorventilatoren
Min. AAN-tijd relais
Min. tijd tussen twee schakelingen van hetzelfde relaisc070 min.60 min4
1-4: Totaal aantal ventilatorrelais
5-8: Niet gebruikt
9: Allen via de analoge uitgang en start/stop frequentieomvormer
10: Niet gebruikt
11- 14: Totaal aantal ventilatorrelais(1-4) (11=1, 12=2 etc.) met rouler-
ende ventilatorstart
Handbediende compressorcapaciteit. Zie ook 'c32'.c310%100%0
Handbediening compressorcapaciteit (Als op ON, zal de in 'c31' ingestelde waarde worden gebruikt)
Pump down limiet. Grenswaarde waarbij de laatste compressorstap
wordt uitgeschakeld.
Proportionele band Xp (P=100/Xp) voor condensordrukregelingn040.2 K / 0.2 bar40.0 K / 10.0 bar 10.0 K / 3.0 bar
I: Integratietijd Tn voor cond. drukregelingn0530 s600 s150
Handbediende condensorcapaciteit. Zie ook 'n53'.n520%100%0
Handbediening condensorcapaciteit (Als op ON, zal de in 'n52' ingestelde waarde worden gebruikt)
Startsnelheid. Het voltage voor de frequentieregeling zal op 0 Volt
worden gehouden totdat de regeling een hogere waarde vraagt dan hier
is ingegeven.
Minimale snelheid. Het voltage voor de frequentieregeling schakelt naar
0 Volt zodra de regeling een lagere waarde vraagt dan hier is ingegeven.
Alarminstellingen
Vertragingstijd voor A32 alarmA030 min.90 min.0 min.
P0 min. (alarm- en beveiligingsfunctie)A11-99°C / -1.0 bar30°C / 40 bar-40°C / 0.5 bar
Vertragingstijd voor DI1 alarmA270 min. (-1=OFF)999 min.OFF
Vertragingstijd voor DI2 alarmA280 min. (-1=OFF)999 min.OFF
Vertragingstijd voor DI3 alarmA290 min. (-1=OFF)999 min.OFF
Pc max (alarm- en beveiligingsfunctie)A30-10 °C / 0.0 bar200°C /200 bar60.0°C / 60.0 bar
Te hoge temperatuur aan “Saux1”A321°C (0=OFF)140°COFF
Vertragingstijd voor P0 alarmA440 min. (-1=OFF) 999 min.0 min.
Vertragingstijd voor Pc alarmA450 min. (-1=OFF)999 min.0 min.
Diverse functies
Adres regelaar
Adres aanmelden bij gateway ON/OFFo04*--
Toegangscodeo051 (0=OFF)100OFF
Sensor type voor Sc3, Sc4 en “Saux1”
0=PT1000, 1=PTC1000
2-7= Variaties met temperatuursensors op Po en Pc. Zie pagina 7.
Instelling netfrequentieo1250 Hz60 H0
Handmatige bediening uitgangen
0: geen handbediening
1-10: 1 inschakelen relais 1, 2 relais 2, enz..
11-18: geeft spanning op analoge uitgang (11 geeft 1,25 V, en verder in
stappen van 1,25 V
Minimum waarde Po druktransmittero20-1 bar0 bar-1.0
Maximum waarde Po druktransmittero211 bar200 bar12.0
Gebruik van de DI4 ingang
0=niet in gebruik, 1=Po setpoint-verschuiving, 2=alarmfunctie.
Alarm=”A31"
Bedrijfstijd relais 1 (uren=waarde x 1000)o230.0 h99.9 h0.0
Bedrijfstijd relais 2 (uren=waarde x 1000)o240.0 h99.9 h0.0
Bedrijfstijd relais 3 (uren=waarde x 1000)o250.0 h99.9 h0.0
Bedrijfstijd relais 4 (uren=waarde x 1000)o260.0 h99.9 h0.0
A34Ventilatoralarm. Er is geen signaal op ingang DI1.
A45Regeling gestopt
S0
S2Wacht op “c01”
S5Wacht op “c07”
S8Wacht op “c11” of “c12”
S9Wacht op “c14” of “c15”
Status
melding
S10
S25
S34
PSInfoWachtwoord is vereist voor toegang tot de instel-
Fout in de regelaar
Signaal voor de regeling buiten bereik, onderbroken of kortgesloten
Te lage P0
Het beveiligingscircuit
van de compressor is
verbroken.
Er is dus geen signaal
meer op de klemmen
29-32.
Regeling
Regeling gestopt door interne of externe start/
stop functie
Handbediening van uitgangen
Veiligheidsuitschakeling. Pc max. is overschreden
of alle beveiligingsingangen (29-32) zijn open.
lingen
De status- en foutmeldingen op deze pagina kunnen in de
display worden getoond door kort op de bovenste druktoets te
drukken. Als er meer dan één alarm aanwezig is, kan met de bovenste en onderste druktoets door de alarmen worden 'gescrold'.
Fabrieksinstelling
Als u naar de fabrieksinstelling terug wilt, handel als volgt:
- Schakel de voeding van de regelaar uit
- Houdt bovenste en onderste druktoetsen ingedrukt en schakel
tegelijkertijd de voeding weer in.
Klemmen 22 en 24 gesloten bij een alarmsituatie en als de
regelaar spanningsloos is.
27-28 24 V signaal voor start / stop regeling
27-29 24 V signaal van beveiligingscircuit DO 1
27-30 24 V signaal van beveiligingscircuit DO 2
27-31 24 V signaal van beveiligingscircuit DO 3
27-32 24 V signaal van beveiligingscircuit DO 4
57-59 Zuigdruk. Spanningssignaal van AKS 32R**
60-62 Condensatiedruk. Spanningssignaal van AKS 32R**
Beveiligingscircuit
Als een uitgang wordt gebruikt voor
een capaciteitsklep, is het niet nodig om
de bijbehorende beveiligingsingang te
bedraden.
Bijvoorbeeld, met een capaciteitsklep op
DO2, hoeft klem 30 niet bedraad te worden
Toepassingsafhankelijke aansluitingen
20-21 AKD start / stop*
Vrijgave voor de start van de AKD
37-38 Spanningssignaal naar externe ventilatorregeling (zie pagina 12 voor aansluiting en instelling)
39-41 Aansluitmogelijkheid extern display EKA 163 voor uitle-
zing Pc
42-44 Aansluitmogelijkheid extern display EKA 163 voor uitle-
zing P0 of EKA 165 voor uitlezing Po en bediening
45-46 DI1 - Digitale ingang voor een alarmsignaal
45-47 DI2 - Contact function for alarm signal
48-49 DI3 - Digitale ingang voor een alarmsignaal
48-50 DI4 - Digitale ingang voor verschuiving van setpoint Po of
voor een alarmsignaal
51-52 DI5 -Digitale ingang voor verschuiving van setpoint Pc of
voor een alarmsignaal
51-53 Ingang voor sensor “Saux1” Sensorsignaal van AKS 11, AKS
12 of EKS 111
54-55 Ingang voor sensor “Sc3” Sensorsignaal van AKS 11, AKS 12
of EKS 111 (als r33 = 2 of 4)
54-56 Ingang voor sensor “Sc4” Sensorsignaal van AKS 11, AKS 12
of EKS 11
Datacommunicatie
25-26 Alleen aan te sluiten als er een datacommunicatie kaart is
gemonteerd..
Voor ethernetcommunicatie dient de plugconnectie RJ45
te worden gebruikt.
Het is van het grootste belang dat de aanleg van de data-
communicatiekabel correct wordt uitgevoerd. Zie separate
literatuur RC8AC
*)
DO9 kan in speciale gevallen anders worden gecongureerd. Zie pagina 9.
**)
• Als de regelaar alleen compressoren of alleen ventilatoren moet regelen, kan respec-
tievelijk de Pc en P0 sensor worden weggelaten.
• Bij regeling voor vloeistofkoelinstallatie kunnen temperatuursensors worden
aangesloten op klemmen 57-58 en 60-61 in plaats van druktransmitters AKS 32R.
Zie ook o06.
Analoge uitgang0-10 V d.c. Max. 5 mA, Ri min. 2,2 kohm
Display uitgangen
Datacommunicatie
Omgeving
DichtheidIP 20
Gewicht0,4 kg
MontageWand- of DIN-railmontage
AansluitingenMax. 2,5 mm2 Litzen
Keurmerken
Voor druktransmitters en temperatuursensors zie brochure
RK0YG…
(Temperatuursensors bij vloeistofkoelinst.)
3 Temperatuursensors Pt 1000 Ohm/°C of PTC
1000 Ohm/°C
1 voor start/stop regeling
4 voor beveilingscircuits
3 voor algemene alarmfuncties
2 voor alarmfunctie of verstelling setpoints
8 x SPST
EKA 163Pc weergave
EKA 165 (164)
Een datacommunicatiekaart kan worden gemonteerd
Tijdens bedrijf 0 - 55 ºC
Tijdens transport -40 - 70 ºC
20 - 80% RV, geen condensvorming
Geen schokken of trillingen
EU Low Voltage Directive en EMC eisen in overeenstemming met CE-markering
LVD-getest volgens EN 60730-1 en EN 60730-2-9
EMC-getest volgens EN EN61000-6-2 en 3
AC-1: 3 A (ohms)
AC-15: 2 A (inductief)
AC-1: 6 A (ohms)
AC-15: 3 A (Inductief)
Bediening , Po weergave
en LED
TypeFunctieCode nr.
AK-PC 520Compressor / condensorregelaar 084B8012
EKA 163BDisplay084B8574
EKA 164BDisplay met bedieningstoetsen084B8575
EKA 165
EKA 175Datacommunicatiekaart, RS 485084B7093
EKA 175Datacommunicatiekaart, MOD-bus084B8571
EKA 175
Display met bedieningstoetsen
en LED's voor statusweergave van o.a. inen uitgangen.
Kabel, 2m, voor aansluiting display 084B7298
Kabel, 6m, voor aansluiting display 084B7299
Datacommunicatiekaart, LON RS 485,
met galvanische scheiding (aanbevolen wanneer de 0-10V uitgang wordt
gebruikt)
084B8573
084B7124
Montage
AK-PC 520
Alleen voor paneelmontage (IP40)
Aandachtspunten bij installatie
Beschadiging, onjuiste montage of de condities ter plaatse
Display type EKA 163 / EKA 164
Aansluiting met AMP-plug
kunnen defecten veroorzaken in het regelsysteem en uiteindelijk
leiden tot beschadiging van de installatie.
Iedere mogelijke beveiliging is in onze producten ingebouwd om
dit te voorkomen, maar bijvoorbeeld door verkeerde installatie
kunnen alsnog problemen ontstaan.
Danfoss aanvaardt geen aansprakelijkheid voor producten of
installatiecomponenten, die beschadigd zijn door
bovengenoemde defecten. Het is de verantwoordelijkheid van de
installateur om de installatie grondig te controleren en alle nodige
veiligheden in te passen.
Vooral het signaal voor de “Inject ON” functie naar de
meubel/celregelaars in het geval de compressoren stoppen en de
montage van “slokkenvangers” in de zuigleiding verdienen extra
aandacht.
Uw lokale Danfoss agent is altijd bereid om advies te geven.
P0 < P0 min (A11) 0% capaciteit. (Min. AAN tijd c01
wordt opgeheven)
Po signaalfout (Po leest < 5%)Berekende gemiddelde capaciteitGeen verandering
Geen verandering
Pc > Pc max minus 3 K
(Het 'HP' LED op de EKA 165 gaat branden)
Pc > Pc max. (A30)0% capaciteit100% capaciteit
Pc signaalfout (Pc leest < 5%)Geen verandering100% capaciteit
Sc3 signaalfout (Pc referentie r33 is 2 of 4)Geen veranderingHet variabele deel wordt opgeheven.
Signaalfout regelsensor (Saux of Sc4) o81De Po referentie wordt met 5K verlaagd.
Draaigarantie ventilatoren
Bij de instelling c29 = 1-4, zullen de laatste ventilatoren tijdens de winter nauwelijks draaien.
Om ervoor te zorgen dat de ventilatoren toch actief blijven wordt iedere 24 uur een test uitgevoerd om te controleren of alle ventilatorrelais bekrachtigd zijn geweest gedurende de afgelopen 24 uur.
De relais die niet zijn bekrachtigd gedurende de afgelopen 24 uur worden nu 30 seconden geactiveerd, maar met een pauze van 1 uur
tussen de individuele relais.
De capaciteit gaat naar 2/3 van de huidige
capaciteit. Na 30 seconden naar de halve
capaciteit.
Na nogmaals 30 seconden wordt alle capaciteit afgeschakeld.
De regelaar bevat een aantal functies die kunnen worden gebruikt in combinatie met
de override functie in de master-gateway. Zij kunnen dus alleen worden toegepast in
combinatie met datacommunicatie.
Functie via datacommunicatie
Stop van de inspuiting als de compressoren zijn
gestopt
Dag / nacht Dag/nacht regeling en kalenderr27 NightSetback
ZuigdrukoptimalisatiePo optimalisatie
De gateway registreert welke regelaar (nummer in de bronlijst van de gateway) de oorzaak is van
de laagste zuigdruk. Deze parameter kan worden geregistreerd voor service doeleinden.
Toe te passen functie in de override functie
van de gateway
AKC ON- - - MC Inject ON
Selectie van de parameter in de AK-PC 520,
Selecteer regelaaradres (De parameters worden automatisch gevonden en worden niet
zichtbaar
- - - MLC
Selectie sensortype en locatie voor aansluiting
Overzicht voor instelling o06
Regeling
Compressorset/chiller met
vorstbeveiliging + condensor
Po ingangPc ingangSc3**Sc4Saux
Pt1000Pt1000***Pt1000***0
AKS 32R*AKS 32R
PTC1000PTC1000***PTC1000***1
Instelling voor
o06
Chiller zonder vorstbeveiliging
+ condensor
Compressorset/chiller met
vorstbeveiliging + dry cooler
Chiller zonder vorstbeveiliging
+ dry cooler
*) Levert signaal voor vorstbeveiliging
**) Levert signaal voor vlottende condensordrukregeling als r33 = 2 of 4.
***) Bij een chillerregeling waar vorstbeveiliging wordt toegepast, sluit de regelsensor aan op Sc4 of Saux (denieer in o81)
De regelfuncties zijn hieronder gedetailleerd beschreven.
De PC referentie (parameter "r33")
Er kan tussen de volgende vier instellingen worden gekozen:
1. PI regeling. Vaste referentie; constante condensatietemperatuur
2. PI regeling. Vlottende referentie met buitentemperatuur;
variabele condensatietemperatuur.
3. Als '1' maar dan met P regeling. De condensatiedruk kan iets
hoger zijn dan de aangegeven Pc referentie.
4. Als '2' maar dan met P regeling. De condensatiedruk kan iets
hoger zijn dan de aangegeven Pc referentie.
Om de variatie van de referentie te begrenzen, als voor vlottende
condensatiedrukregeling is gekozen (mode 2 & 4), moeten twee
1. PI regeling met vaste referentie
Ref
waarden worden ingesteld. Een maximum waarde (r30) en een
minimum waarde (r31). De totale regelreferentie (Pc ref 'r29') zal
nooit buiten deze grenzen treden.
Als beveiliging tegen een te hoge condensatietemperatuur,
moet een Pc max. waarde (A30) worden ingesteld. Als de
condensatietemperatuur deze waarde benaderd zullen geleidelijk
de compressoren worden afgeschakeld.
De verschillende regelmethoden werken als volgt:
Setpoint
De referentie kan altijd worden uitgelezen in parameter 'r29'.
Het setpoint (r28) moet voor alle capaciteiten haalbaar zijn.
Als de condensatietemperatuur verhoogd moet worden, voor
bijvoorbeeld warmteterugwinning, moet een 'oset' waarde
2. PI regeling met vlottende referentie
Ref
De referentie volgt de buitentemperatuur Sc3. Als de
buitentemperatuur één graad daalt, zal de referentie ook één
graad dalen. De referentie is ook afhankelijk van de ingeschakelde
compressorcapaciteit.
Als de condensatietemperatuur verhoogd moet worden, voor
bijvoorbeeld warmteterugwinning, moet het setpoint (r28) op
deze waarde worden ingesteld.
worden ingesteld (r34). De DI5 functie moet in dit geval op 1
worden ingesteld.
Als DI5 nu wordt kortgesloten zal de referentie met de in 'r34'
ingestelde waarde worden verhoogd/verlaagd.
De DI5 functie moet in dit geval op 1 worden ingesteld.
Als DI5 nu wordt kortgesloten zal de referentie overschakelen naar
de waarde van 'r28'. De referentie kan altijd worden uitgelezen in
parameter 'r29'.
Als de buitentemperatuursensor defect is, zal de referentie
overschakelen naar de instelling van 'r28'.
Als er veel condensorstappen worden in- en uitgeschakeld
en als de compressorcapaciteit regelmatig laag wordt, kan
het noodzakelijk zijn om instelling 3 (of 4 voor vlottende
condensatiedrukregeling) toe te passen.
Als mode '1' maar in dit geval moet met een stijgende afwijking
van de referentie (setpoint) rekening gehouden worden
aangezien de regelaar het verschil tussen de werkelijke
4. P regeling met vlottende referentie
Ref
condensatietemperatuur en de ingestelde referentie gebruikt om
te bepalen hoeveel ventilatoren moeten worden ingeschakeld.
Het aantal ventilatorstappen wordt verdeeld over de Xp (n04)
waarde. De aanbevolen instelling voor de Xp waarde is de delta T
van de condensor, meestal 10 tot 15 K. Het in- en uitschakelen van
de ventilatoren is te zien in bovenstaande tekening.
Als de volledige condensorcapaciteit frequentie geregeld is, zal de
regeling plaatsvinden volgens de stippellijn.
Als er veel condensorstappen worden in- en uitgeschakeld en
als de compressorcapaciteit regelmatig laag wordt, kan het
noodzakelijk zijn om instelling 4 (of 3 voor een vaste referentie)
toe te passen.
Als mode '2' maar in dit geval moet met een stijgende afwijking
van de referentie rekening gehouden worden aangezien de
regelaar het verschil tussen de werkelijke condensatietemperatuur
en de werkelijke buitentemperatuur gebruikt om te bepalen
hoeveel ventilatoren moeten worden ingeschakeld. (De eerste
'r56' graden worden overgeslagen, omdat de mogelijkheid moet
blijven bestaan om met de condensor onderkoelde vloeistof te
creëren).
Het aantal ventilatorstappen wordt verdeeld over de Xp (n04)
waarde. De aanbevolen instelling voor de Xp waarde is de delta T
van de condensor, meestal 10 tot 15 K. Het in- en uitschakelen van
de ventilatoren is te zien in bovenstaande tekening.
Als de volledige condensorcapaciteit frequentie geregeld is, zal de
regeling plaatsvinden volgens de stippellijn.
Belangrijke instellingen voor het voorkomen van ongewenste alarmen
Wanneer r33 = 1 of 2:
Stel de 'Pc ref. max' (r30) in op minimaal 5 K onder de 'Pc max' (A30)
Wanneer r33 = 3 of 4:
Stel de 'Pc ref. max' (r30) in op minimaal (XP waarde +5 K) onder de 'Pc max' (A30).
Datacommunicatielink naar ADAP-KOOL® regelsystemen met EKC Lonworks® RC8AC..
In dit document kunt u vinden hoe de datacommunicatie tot stand kan worden gebracht.
Danfoss can accept no responsibility for possible errors in catalogues, brochures and other printed material. Danfoss reserves the right to alter its products without notice. This also applies to products
already on order provided that such alternations can be made without subsequential changes being necessary in specications already agreed.
All trademarks in this material are property of the respecitve companies. Danfoss and Danfoss logotype are trademarks of Danfoss A/S. All rights reserved.