Danfoss AK-PC 520 User guide [nl]

User Guide
Compressor - Condensorregelaar
AK-PC 520
ADAP-KOOL® Refrigeration control systems
Inhoud
Introductie .......................................................................................................... 2
Functie .................................................................................................................. 3
Functieoverzicht ............................................................................................... 4
Bediening .......................................................................................................... 13
Menuoverzicht AK-PC 520 ..........................................................................14
Aansluitingen...................................................................................................18
Introductie
Toepassing
De regelaar wordt gebruikt voor capaciteitsregeling van compressoren en condensorventilatoren in koel-systemen. 4 compressoren en 4 condensorventilatoren kunnen op de acht uitgangen worden aangesloten.
Voordelen
• Energie besparing gedurende:
- Zuigdrukoptimalisatie (Po)
- Variabele condensatiedruk. (Pc)
• Gepatenteerde neutrale zone regeling
• Groot aantal combinatiemogelijkheden compressoren
• Sequentiële of cyclische werking
• Zuigdrukoptimalisatie mogelijk via datacommunicatie
Data ..................................................................................................................... 19
Bestellen ............................................................................................................ 19
Montage ............................................................................................................ 19
Beveiligingsfuncties ...................................................................................... 20
Override functies (Master control) ........................................................... 21
Appendix ........................................................................................................... 22
Werking
De regeling vindt plaats op basis van de signalen van een druktransmitter voor de compressoren, een druktransmitter voor de condensorventilatoren plus een voor de condensor geplaatste sensor voor de buitenluchttemperatuur. Een of beide druktransmitters kunnen worden vervangen door temperatuursensors indien sprake is van een vloeistofkoelinstal­latie.
Eigenschappen
• Relais voor schakelen compressoren en condensorventilatoren
• Uitgang 0-10V= voor condensorventilatoren
• Statusingangen. Een onderbroken ingang signaleert dat het beveiligingscircuit is geactiveerd
• Contactingangen voor alarmmeldingen
• Contactingang voor setpointverschuiving of voor alarm­meldingen
• Alarmrelais
• Externe start/stop van de regelaar
• Datacommunicatiekaart optioneel
Bediening
De bediening vindt plaats via een display, EKA 164/ EKA 165, of via datacommunicatie met AKM software.
Combinaties
De regelaar heeft 10 relaisuitgangen waarvan er twee zijn gereserveerd voor de alarmfunctie en voor de “AKD start/stop” functie. Alle relais kunnen worden gebruikt voor het schakelen van compressorstappen DO1, DO2, etc. Het volgende relais en die daarna zijn voor ventilatoren (max. 4 ventilatoren). Een andere mogelijkheid is dat de ventilatoren toerengeregeld worden via de analoge uitgang en een frequentieomvormer.
Compressoren en capaciteitskleppen kunnen op verschillende manieren worden gecombineerd. Zie pagina 11.
2 Handleiding RS8FK210 © Danfoss 12-2009 AK-PC 520
Functie
Capaciteitsregeling
Het in- en uitschakelen vindt plaats op basis van het signaal van de aangesloten druktransmitter / temperatuursensor en het ingestelde setpoint. Rondom het setpoint is de neutrale zone in te stellen: in deze zone wordt niet in- of uitgeschakeld. Als de druk buiten de neutrale zone (in de +zone en -zone) komt, wordt capaciteit in- of uitgeschakeld. Schakelen vindt dan plaats als de ingestelde tijdvertragingen zijn verlopen. Als de druk echter de neutrale zone weer benaderd vindt er geen wijziging van de ingeschakelde capaciteit plaats. Zodra de druk buiten de gearceerde gebieden komt (in de ++zone en de - -zone) vindt versneld in- of uitschakelen plaats. Denitie is mogelijk voor sequentieel, cyclisch en binair schakelen.
Sequentieel (rst in - last out) De relais worden in volgorde ingeschakeld - eerst relais 1, dan 2, enz. Uitschakeling vindt plaats in de omgekeerde volgorde, m.a.w. het laatst ingeschakelde wordt eerst uitgeschakeld.
Cyclisch (rst in - rst out) Bij deze keuze zal de bedrijfstijd van de compressorrelais worden geëgaliseerd. Bij elke inschakeling controleert de regelaar alle bedrijfsurentellers en schakelt het relais met het minste aantal uren in. Bij elke uitschakeling vindt hetzelfde plaats en wordt het relais met het meeste aantal uren uitgeschakeld.
Rx = relais h = bedrijfsuren
Als capaciteitsregeling plaats vindt met twee compressoren elk met één capaciteitsregelklep kan de volgende functie worden gebruikt: Relais 1 en 3 voor het schakelen van de compressor­motoren. Relais 2 en 4 voor het schakelen van de capaciteitsregel­kleppen. Relais 1 en 3 zullen zodanig in- en uitschakelen dat bedrijfstijden worden geëgaliseerd.
C = compressor, L = capaciteitsregelklep
AK-PC 520 Handleiding RS8FK210 © Danfoss 12-2009 3
Functieoverzicht
Het totale functieoverzicht is hier te zien. Let op, niet alle parameters zijn op hetzelfde moment beschikbaar. Parameter o61 bepaald welke functies beschikbaar zijn. Parameter o61 moet daarom altijd als eerste worden ingesteld. Het overzicht op pagina 14 laat alle functies en instellingen zien.
Functie Para-
meter
Weergave display
Als er twee displays zijn gemonteerd: Po wordt getoond op de EKA 164 of EKA 165 (met bedieningstoetsen) Pc wordt getoond op de EKA 163. Beide uitlezingen zijn in °C of Bar.
Referentie compressorregeling Compressor control P0 setpoint
Regeling is gebaseerd op de ingestelde waarde plus eventueel een verschuiving. De verschuiving kan worden gecreëerd via de “Nachtverschuiving” r13 en/of de override­functie van de gateway.
Oset
Het setpoint kan worden verschoven met de hier ingestelde waarde als er een signaal wordt ontvangen via de DI4 ingang of van de functie “Nachtverschuiving” (r27). De DI4 ingang moet worden gedenieerd onder o22.
Nachtverschuiving (verschuiving van P0) OFF: Geen verschuiving van het setpoint ON: Wel verschuiving van het setpoint
Referentie
Het al dan niet verschoven setpoint wordt hier getoond
Setpoint begrenzing
De instelmogelijkheden voor het setpoint kunnen worden begrensd. (Dit is ook van toepassing bij regeling met nachtverschuiving en zuigdrukoptimalisa­tie)
Bovengrensinstelling. r25 P0RefMax °C / P0RefMax b Ondergrensinstelling r26 P0RefMin °C / P0RefMin b
Neutrale zone
De neutrale zone rondom het setpoint. Zie ook pagina 3
Correctie van de druk / temperatuur sensor
Het signaal van de druktransmitter /temperatuursensor kan worden gecorrigeerd
Eenheden
Hier kan worden geselecteerd in welke eenheid de display drukken en SI eenheid of US eenheid
0: SI (°C/bar) 1: US (°F/psig)
Start / stop regeling
Via deze instelling kan de regeling worden gestart en gestopt. Start / stop van de regeling kan ook worden uitgevoerd met een extern potentiaal vrij contact aangeslo­ten op de ingang “ON input”.
Referentie condensorregeling Condenser control Pc setpoint
Regeling is gebaseerd op de ingestelde waarde plus eventueel een verschuiving. De verschuiving kan worden gecreëerd via de functie r34 en/of de overridefunctie van de gateway.
Oset
Het setpoint kan worden verschoven met de hier ingestelde waarde als er een sig­naal wordt ontvangen via de DI5 ingang (denitie via o37).
Pc setpoint variatie Zie voor uitleg pagina 22
Regeling met instelling 1 (of 2 als er vlottende condensordrukregeling wordt toege­past) geeft het beste resultaat bij een stabiele in balans zijnde installatie. Als er veel condensorstappen worden in- en uitgeschakeld en als de compressorcapaciteit regel­matig laag wordt, is het noodzakelijk om instelling 3 (of 4 voor vlottende condensor­drukregeling) toe te passen. 1: Geen verandering van het setpoint. Verschuiving met oset met de DI5 functie is toegestaan. 2: Vlottende condensordrukregeling. De buitentemperatuur wordt gemeten met Sc3. Als de buitentemperatuur 1 °C daalt zal het setpoint met 1 °C worden verlaagd. Gebruik van de DI5 functie is hier niet toegestaan. Bij een signaal op DI5 zal de refe­rentie gelijk worden aan het setpoint. Bij instelling 1 en 2 wordt gewerkt met PI regeling doch bij instabiele regeling wordt de I functie uitgeschakeld en zal de regeling als P regelaar gaan werken.
3: Als 1, echter alleen P regeling (xp-band) 4: Als 2, echter alleen P regeling (xp-band)
Condensorreferentie
Het al dan niet verschoven setpoint wordt hier getoond
Parameter bij bediening via data­communicatie
P0 °C of P0 b Pc °C of Pc b
r23 P0Set Point °C / P0Set Point b
r13 Night oset
r27 NightSetBack
r24 P0 ref. °C / P0 ref. b
r01 Neutral zone
r04 AdjustSensor
r05
(AKM geeft alleen SI) °C=0
r12 Main Switch
r28 PcSet Point °C / PcSet Point b
r34 PcRefOset
r33 Pc mode
r29 Pc ref. °C / Pc ref. b
4 Handleiding RS8FK210 © Danfoss 12-2009 AK-PC 520
Setpoint begrenzing
De instelmogelijkheden voor het setpoint kunnen worden begrensd. (Dit is ook van toepassing bij regeling waarbij de Xp band buiten de referentie komt en bij vlottende condensatiedrukregeling).
Bovengrensinstelling Ondergrensinstelling
Correctie van de druk / temperatuur sensor
Het signaal van de druktransmitter / temperatuursensor kan worden gecorrigeerd
Dimensioneringtemperatuur Dim tm
De gemiddelde temperatuur over de condensor bij maximale belasting (tm dierentie bij max. belasting). Dit is het verschil tussen de buitentemperatuur en de condensatie­temperatuur.
Dimensioneringtemperatuur Min tm
De gemiddelde temperatuur over de condensor bij de laagst mogelijke compressorca­paciteit (tm dierentie bij min. belasting). Dit is het verschil tussen de buiten­temperatuur.
Uitlezing Po
Hier kan de huidige zuigdruk worden uitgelezen gemeten met de drukopnemer. Deze waarde is onderdeel van de regeling als het regelsignaal voor de capaciteitsre­geling van de drukopnemer komt. Deze waarde is onderdeel van de vorstbeveiliging als het regelsignaal voor de capaci­teitsregeling van een temperatuursensor komt.
Uitlezing T0
Hier kan het regelsignaal voor de capaciteitsregeling worden uitgelezen. Het signaal wordt gedenieerd in parameter o81. De waarde is altijd in °C.
Conguratie compressoren Compressor pack cong. Bedrijfstijd
Om veelvuldig schakelen van compressoren te voorkomen dienen timers te worden gecongureerd.
Minimum AAN-tijd voor de relais (Deze tijd is niet in gebruik bij het schakelen van capaciteitsregelkleppen)
Minimum tijd tussen twee inschakelingen van het relais. (Deze tijd is niet in gebruik bij het schakelen van capaciteitsregelkleppen).
Instellingen voor de neutrale zone regeling
Bandbreedte boven de neutrale zone c10 Tijdvertraging tussen inschakelingen in de regelband boven de neutrale zone c11 Tijdvertraging tussen inschakelingen in de regelband boven de “+Zone band”. c12 Bandbreedte onder de neutrale zone c13
Tijdvertraging tussen inschakelingen in de regelband onder de neutrale zone c14 - Zone m Tijdvertraging tussen inschakelingen in de regelband onder de “-Zone band” c15 - - Zone m
Pump down limiet
De standaardwaarde voor deze functie is UIT. Activeer deze functie door het instellen van een waarde onder de – zone en boven de Po min. limiet. De functie houdt de laatste capaciteitsstap draaiend totdat de druk de pump down limiet bereikt. Op dat moment wordt ook de laatste stap afgeschakeld. Er wordt pas weer capaciteit bijgeschakeld als de druk boven de neutrale zone komt.
Compressor conguratie
Hier kunt u het aantal compressoren en eventuele capaciteitsregelkleppen deniëren. 1 = Eén compressor, 2 = twee compressoren, 3 = drie, 4 = vier, 5 = Eén compres- sor met 1 cap. regelklep, 6 = Eén compressor met 2 cap. regelkleppen. Voor 7-8 zie pagina 11.
Selectie voor het in- en uitschakelen van compressoren
1: Sequentieel: Inschakelen: eerst relais 1, dan 2, enz. Uitschakelen in omgekeerde volgorde (First in, last out). 2: Cyclisch: Automatische draaitijdegalisatie; alle compressormotoren hebben de­zelfde draaitijd.
Capaciteitsregelkleppen in- of uitschakelen
De relais voor de regelkleppen kunnen bij meer capaciteit worden ingeschakeld of worden uitgeschakeld. 0 = meer capaciteit = inschakelen, 1 = meer capaciteit = uitschakelen
Handbediening compressorcapaciteit
Hier kan de compressorcapaciteit worden ingesteld wanneer de handbediening is geactiveerd. (c01 en c07 zijn nog steeds van toepassing)
Handbediening
Handbediening van de compressorcapaciteit wordt hier ingeschakeld. Als deze instelling op ON wordt gezet, zal de capaciteit van parameter ‘c31’ worden ingeschakeld.
r30 PcRefMax °C / PcRefMax b r31 PcRefMin °C / PcRefMin b r32 AdjustSensor
r35 Dim tm K
r56 Min tm K
r57 P0°C / P0 b
r58 Cmp.CtrlSens
c01 Min.ON time
c07 MinRecyTime
+ Zone k / + Zone b + Zone m + + Zone m
- Zone k / - Zone b
c33 PumpDownLim.
c16 Compr mode
c08 Step mode
c09 Unloader
(switch on = 0) (switch o = 1)
c31 CmpManCap%
c32 CmpManCap
AK-PC 520 Handleiding RS8FK210 © Danfoss 12-2009 5
- - - - Comp. Cap % Uitlezing ingeschakelde comp. cap.
Actuele zone status: 0=uit. 1=--zone. 2=-zone. 3=neutrale zone. 4=+zone. 5=++zone
Condensorcapaciteit
Denitie van condensorventilatoren
Hier in te stellen het aantal ventilatoren (max. 4) 1-4: Alle ventilatoren worden met relais in- en uitgeschakeld. Het eerste vrije relais behoort bij ventilator 1, het volgende bij 2, enz.
5-8: Niet gebruikt 9: Alle ventilatoren worden toerengeregeld via de analoge uitgang, DO9 en een
frequentieomvormer.
10: Niet gebruikt 11-14: Totaal aantal ventilatoren (als 1-4), maar nu zal de startvolgorde worden
aangepast nadat alle ventilatoren zijn gestopt (draaitijdegalisatie)
Uitlezing temperatuur aan sensor Sc3 u44 Sc3 temp Uitlezing temperatuur aan sensor Sc4 (sensor alleen in gebruik voor meting) u45 Sc4 temp
Parameters voor de condensordrukregeling P: Proportionele band Xp (P = 100/Xp)
Als de Xp waarde wordt verhoogd wordt de regeling stabieler
I: Integratie tijd Tn
Als de Tn waarde wordt verhoogd wordt de regeling stabieler
Handbediening condensorcapaciteit
Hier kan de condensorcapaciteit worden ingesteld wanneer de handbediening is geactiveerd.
Handbediening
Handbediening van de condensorcapaciteit wordt hier ingeschakeld. Als deze instelling op ON wordt gezet, zal de capaciteit van parameter ‘n52’ worden ingeschakeld.
Startwaarde frequentieregeling
De frequentieregeling zal pas geactiveerd worden als de capaciteitsvraag deze waarde passeert.
Stopwaarde frequentieregeling
De frequentieregeling zal worden gestopt als de capaciteitsvraag onder deze waarde komt.
Alarminstellingen Alarm settings
De regelaar kan een alarm weergeven in verschillende situaties. Bij een alarm gaan alle LED’s knipperen op de display EKA 164/EKA165, en het alarmrelais schakelt.
Po min. (Alarm en beveiligingsfunctie, zie ook pagina 20). Instelling van de minimum zuigdruk.
Alarm vertraging P0
Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op maximumwaarde betekent geen alarm. Pc max. (Alarm en beveiligingsfunctie, zie ook pagina 20).
Instelling van de maximum persdruk.
Alarm vertraging Pc
Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op maximumwaarde betekent geen alarm. Alarm vertraging DI1 (een onderbroken ingang geeft alarmmelding)
Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op -1 betekent geen alarm. Alarm vertraging DI2 (een onderbroken ingang geeft alarmmelding)
Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op -1 betekent geen alarm. Alarm vertraging DI3 (een onderbroken ingang geeft alarmmelding)
Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op -1 betekent geen alarm.
Alarmgrens voor te hoge temperatuur aan sensor “Saux1” .
Bij instelling “O” wordt geen alarm gegenereerd.
Tijdvertraging op alarm “Saux1” (A32)
Als de grenswaarde wordt bereikt zal een tijdvertraging in werking treden. Het alarm wordt niet actief voordat de ingestelde tijd is gepasseerd. De vertragingstijd is in minuten.
Bij kortstondig indrukken van de bovenste toets van de EKA 164/EKA 165 verschijnt de melding in het display en wordt het alarm gereset.
c29 Fan mode
- - - - Fan Cap % Uitlezing ingeschakelde cond. cap.
n04 Xp K
n05 Tn s
n52 FanManCap%
n53 FanManCap
n54 StartSpeed
n55 MinSpeed
A11 Min. P0. b
A44 P0AlrmDelay
A30 Max. Pc. b
A45 PcAlrmDelay
A27 DI1AlrmDelay
A28 DI2AlrmDelay
A29 DI3AlrmDelay
A32 Saux1 high
A03 Alarm delay
Reset alarm Deze functie herstelt alle alarmmeldin­gen bij instelling op ON.
Bij datacommunicatie kan de be­langrijkheid van elk alarm worden gedenieerd onder het menu “Alarm
destinations”
6 Handleiding RS8FK210 © Danfoss 12-2009 AK-PC 520
Diverse functies Miscellaneous Keuze toepassing
De regelaar kan op verschillende manieren gecongureerd worden. Welke functies beschikbaar zijn voor de 2 onderstaande toepassingen is op pagina 14 te zien. Deze parameter moet altijd als eerste worden ingesteld, omdat het andere instellingen activeert. Met deze parameter kunt u deniëren welke eenheid (°C of Bar) de instel­lingen en uitlezingen zijn en op welke manier u de compressorset denieert.
1. Temperatuur uitlezingen
2. Druk uitlezingen in Bar Sensor type (Sc3, Sc4 en "Saux") (zie ook overzicht op pagina 21)
Normaal worden Pt1000 sensors met grote nauwkeurigheid toegepast voor tempe­ratuurmeting en AKS 32R voor drukmeting. Maar ook een PTC sensor mag worden toegepast (r25 = 1000) . Alle temperatuursensors moeten van hetzelfde type zijn. Bij chillers kunnen de drukopnemers vervangen worden door temperatuursensoren. Let op! Als de zuigdruk (Po) door middel van een temperatuursensor moet worden geregeld (instelling 2,3,6 of 7), wordt de drukopnemer vervangen door een tem­peratuursensor. Een vorstbeveiliging op druk is dus niet meer mogelijk. Als een vorst­beveiliging wel is gewenst, laat deze parameter dan op ‘0’ staan en gebruik parameter ‘o81'. De volgende instellingen zijn mogelijk: 0= Pt1000 op sensoren en AKS32R op Po en PC, 1=PTC1000 op sensoren en AKS32R op Po en PC, 2=Pt1000 op sensoren en So en AKS32R op Pc, 3= PTC1000 op sensoren en So en AKS32R op Pc, 4= Pt1000 op sensoren en Sc en AKS32R op Po, 5=PTC1000 op sensors en Sc en AKS32R op Po, 6=Pt1000 op sensoren en So en Sc, 7=PTC1000 op sensors en So en Sc. (Als een temperatuursensor wordt gemonteerd op So en/of Sc zijn de instellingen in o20, 021, 047 en 048 niet nodig).
Instellingen voor chillerapplicatie
Denitie van signaalingang als de compressoregeling wordt geregeld door een sig­naal van een temperatuursensor:
0. Temperatuursignaal op aansluitingen 57-58 (P0 ingang)
1. Temperatuursignaal op Saux ingang
2. Temperatuursignaal op Sc4 ingang Indien de instelling 1 of 2 is zal instelling ‘A11’ functioneren als vorstbeveiliging op de aangesloten Po drukopnemer. Indien vorstbeveiliging is gewenst, sluit dan een drukopnemer aan op de Po ingang en een temperatuursensor op de Saux of Sc4 ingang.
Type display
Hier kan het type display worden gedenieerd dat is aangesloten op de regelaar. O: EKA 164 On: EKA 165. De uitgebreide display met LED's.
Uitlezing temperatuur aan sensor “Saux1” o49 Saux1 temp Bereik druktransmitters
Afhankelijk van de druk moet de juiste druktransmitter worden geselecteerd. Het bereik moet worden ingesteld in de regelaar (bijv. -1 tot 12 bar). De waarden moeten in bar worden ingesteld als het display °C weergeeft en in psig als weergave in °F.
Po-Minimum waarde o20 P0MinTrsPres Po-Maximum waarde o21 P0MaxTrsPres Pc-Minimum waarde o47 PcMinTrsPres Pc-Maximum waarde o48 PcMaxTrsPres
Gebruik van de DI1 ingang
De digitale ingang kan op een contact worden aangesloten en kan dan gebruikt worden voor de volgende functies: 0: DI ingang wordt niet gebruikt 1: Algemeen ventilator alarm wanneer contact opent. Alarm ‘A34’ wordt gegenereerd. 2: Alarmfunctie als contact verbroken wordt. Alarm “A28” wordt gegenereerd. Door middel van parameter ‘A27’ wordt de alarmvertraging ingesteld.
Gebruik van de DI4 ingang
De digitale ingang kan op een contact worden aangesloten en kan dan gebruikt worden voor de volgende functies: 0: DI ingang wordt niet gebruikt 1: Verschuiving van Po setpoint als contact gesloten is. 2: Alarmfunctie als contact verbroken wordt. Alarm “A31” wordt gegenereerd. Er is geen tijdvertraging.
Gebruik van de DI5 ingang
De digitale ingang kan op een contact worden aangesloten en kan dan gebruikt worden voor de volgende functies: 0: DI ingang wordt niet gebruikt 1: Verschuiving van Pc setpoint als contact gesloten is. 2: Alarmfunctie als contact verbroken wordt. Alarm “A32” wordt gegenereerd. Er is geen tijdvertraging.
o61 Deze parameter kan niet via de
datacommunicatie worden ingesteld. Dit moet direct in de regelaar worden gedaan (display).
o06 Sensor type
o81 Ctrl.Sensor
o82
Als de waarden ingesteld worden met het AKM programma dan instelling in bar.
o78 Di1 control
o22 Di4 control
o37 Di5 control
AK-PC 520 Handleiding RS8FK210 © Danfoss 12-2009 7
Bedrijfstijden
De bedrijfstijden voor de compressorrelais kunnen in de volgende menu’s worden
(In AKM wordt het werkelijke aantal uren weergegeven).
uitgelezen en ingesteld. De weergegeven waarden moeten met 1000 worden verme­nigvuldigd; Bijv. 2,1 staat voor 2100 uur. Bij het bereiken van de waarde 99,9 stopt de teller en moet worden gereset naar bijv. 0. Er wordt geen alarm gegenereerd in deze situatie.
Waarde voor relais 1 - 4 o23-
Koudemiddelinstelling
DO1 run hour...
o26
DO4 run hour
o30 Refrigerant Voordat de regeling wordt gestart dient het juiste koudemiddel te worden ingesteld. Er is keus uit de volgende koudemiddelen. 1=R12. 2=R22. 3=R134a. 4=R502. 5=R717. 6=R13. 7=R13b1. 8=R23. 9=R500. 10=R503. 11=R114. 12=R142b. 13=speciaal. 14=R32. 15=R227. 16=R401A. 17=R507. 18=R402A. 19=R404A. 20=R407C. 21=R407A. 22=R407B. 23=R410A. 24=R170. 25=R290. 26=R600. 27=R600a. 28=R744. 29=R1270. 30=R417A. 31=R422A. Let op: verkeerde selectie kan tot compressorschade leiden. Andere koudemiddelen: Selecteer via AKM nr. 13 en daarbij 3 factoren- fac1, fac2 en fac3
Handmatige bediening van de uitgangen
o18 - - ­In verband met service kunnen de individuele uitgangen handmatig geschakeld wor­den naar de AAN positie: 0=geen handbediening, 1-10=handbediening, 1 schakelt relais 1, 2 relais 2, enz. 11-18 geeft spanning op de analoge uitgang waardoor de externe relais modules EKC 331T kunnen worden getest. Instelling 11 geeft 1,25 V, 2 geeft 2,5 , enz.
Netfrequentie
Stel hier de netfrequentie in
o12 50 / 60 Hz
(50=0, 60=1)
Adres
Als de regelaar in een datacommunicatienetwerk is opgenomen moet een adres wor­den ingesteld en dit adres moet dan worden doorgegeven aan de master-gateway. Deze instellingen kunnen alleen worden gedaan als de communicatiekaart in de regelaar is gemonteerd en de datacommunicatie naar de gateway in orde is. Het installeren van de datacommunicatie is vermeld in brochure “RC.8A.C”.
Het adres in te stellen van 1 t/m 240 (afhankelijk van het type gateway) o03 Het adres wordt verzonden naar de master-gateway bij instelling op ON o04
Toegangscode
o05 Als de instellingen moeten worden beschermd kan een toegangscode tussen 0 en 100 worden ingevuld. Indien bescherming niet nodig is kan de functie worden uitge­schakeld door OFF te kiezen.
Speciale instellingen
Uitgangen DO9 en DO10 worden normaal gebruikt voor de functies “AKD start/stop” en “Alarm”. Ze kunnen echter ook gedenieerd worden voor andere functies.
DO9 functie:
o75 DO9 function 0: AKD Start/stop 1: Inject-on functie (zie tekening onderaan pagina) 2: Boost ready functie (zie tekening onderaan pagina) 3: Niet gebruikt
DO10 functie:
o76 DO10 function 0: Alarmrelais 1: Niet gebruikt
Status digitale ingangen
De status van de digitale ingangen kunnen volgens onderstaande parameters wor­den uitgelezen.
Status DI 1 u10 Status DI 2 u37 Status DI 3 u87 Status DI 4 u88 Status DI 5 u89
Instellingen behorend bij de systeemconguratie, zoals compressor- en ventilatordenities, schakelkeuze en koudemiddelselectie kunnen alleen worden uitgevoerd als de regeling is gestopt (r12)
DI 1 Status
DI 2 Status
DI 3 Status
DI 4 Status
DI 5 Status
8 Handleiding RS8FK210 © Danfoss 12-2009 AK-PC 520
Loading...
+ 16 hidden pages