User Guide
Compressor - Condensorregelaar
AK-PC 520
ADAP-KOOL® Refrigeration control systems
Inhoud |
|
|
|
|
Data......................................................................................................................19 |
||
Introductie........................................................................................................... 2 |
|||||||
Functie.................................................................................................................. 3 |
Bestellen.............................................................................................................19 |
||||||
Functieoverzicht................................................................................................ 4 |
Montage.............................................................................................................19 |
||||||
Bediening...........................................................................................................13 |
Beveiligingsfuncties.......................................................................................20 |
||||||
Menuoverzicht AK-PC 520...........................................................................14 |
Override functies (Master control)............................................................21 |
||||||
Aansluitingen...................................................................................................18 |
Appendix............................................................................................................22 |
||||||
Introductie |
|
|
|
|
|
|
|
Toepassing |
|
|
|
|
|
|
|
De regelaar wordt gebruikt voor capaciteitsregeling van |
|
|
|
|
|
||
compressoren en condensorventilatoren in koel-systemen. |
|
|
|
|
|
||
4 compressoren en 4 condensorventilatoren kunnen op de acht |
|
|
|
|
|||
uitgangen worden aangesloten. |
|
|
|
|
|
|
|
Voordelen |
|
|
|
|
|
|
|
• Energie besparing gedurende: |
|
|
|
|
|
|
|
- Zuigdrukoptimalisatie (Po) |
|
|
|
|
|
|
|
- Variabele condensatiedruk. (Pc) |
|
|
|
|
|
|
|
• Gepatenteerde neutrale zone regeling |
|
|
|
|
|
|
|
• Groot aantal combinatiemogelijkheden compressoren |
|
|
|
|
|
||
• Sequentiële of cyclische werking |
|
|
|
|
|
|
|
• Zuigdrukoptimalisatie mogelijk via datacommunicatie |
|
|
|
|
|
||
Werking |
|
|
|
|
|
|
|
De regeling vindt plaats op basis van de signalen van een |
|
|
|
|
|
||
druktransmitter voor de compressoren, een druktransmitter voor |
|
|
|
|
|||
de condensorventilatoren plus een voor de condensor geplaatste |
|
|
|
|
|||
sensor voor de buitenluchttemperatuur. |
|
|
|
|
|
|
|
Een of beide druktransmitters kunnen worden vervangen door |
|
|
|
|
|||
temperatuursensors indien sprake is van een vloeistofkoelinstal- |
|
|
|
|
|||
latie. |
|
|
|
|
|
|
|
Eigenschappen |
|
|
|
|
|
|
|
• Relais voor schakelen compressoren en condensorventilatoren |
|
|
|
|
|||
• Uitgang 0-10V= voor condensorventilatoren |
|
|
|
|
|
|
|
• Statusingangen. Een onderbroken ingang signaleert dat het |
|
|
|
|
|
||
beveiligingscircuit is geactiveerd |
|
|
|
|
|
|
|
• Contactingangen voor alarmmeldingen |
|
|
|
|
|
|
|
• Contactingang voor setpointverschuiving of voor alarm- |
|
|
|
|
|
||
meldingen |
|
|
|
|
|
|
|
• Alarmrelais |
|
|
|
|
|
|
|
• Externe start/stop van de regelaar |
|
|
|
|
|
|
|
• Datacommunicatiekaart optioneel |
|
|
|
|
|
|
|
Bediening |
|
|
|
|
|
|
|
De bediening vindt plaats via een display, EKA 164/ EKA 165, of |
|
|
|
|
|||
via datacommunicatie met AKM software. |
|
|
|
|
|
|
|
Combinaties |
|
|
|
|
|
|
|
De regelaar heeft 10 relaisuitgangen waarvan er twee zijn |
|
|
|
|
|
||
gereserveerd voor de alarmfunctie en voor de “AKD start/stop” |
|
|
|
|
|||
functie. |
|
|
|
|
|
|
|
Alle relais kunnen worden gebruikt voor het schakelen van |
|
|
|
|
Compressoren en |
||
compressorstappen DO1, DO2, etc. |
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
capaciteitskleppen |
||
Het volgende relais en die daarna zijn voor ventilatoren |
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
kunnen op verschillende |
|||
(max. 4 ventilatoren). |
|
|
|
|
|
|
manieren worden |
Een andere mogelijkheid is dat de ventilatoren toerengeregeld |
|
|
|
gecombineerd. Zie pagina 11. |
|||
worden via de analoge uitgang en een frequentieomvormer. |
|
|
|
|
|
||
2 |
Handleiding |
RS8FK210 |
© |
Danfoss |
12-2009 |
AK-PC 520 |
Functie
Capaciteitsregeling
Het inen uitschakelen vindt plaats op basis van het signaal van de aangesloten druktransmitter / temperatuursensor en het ingestelde setpoint.
Rondom het setpoint is de neutrale zone in te stellen: in deze zone wordt niet inof uitgeschakeld.
Als de druk buiten de neutrale zone (in de +zone en -zone) komt, wordt capaciteit inof uitgeschakeld. Schakelen vindt dan plaats als de ingestelde tijdvertragingen zijn verlopen.
Als de druk echter de neutrale zone weer benaderd vindt er geen wijziging van de ingeschakelde capaciteit plaats.
Zodra de druk buiten de gearceerde gebieden komt (in de ++zone en de - -zone) vindt versneld inof uitschakelen plaats.
Definitie is mogelijk voor sequentieel, cyclisch en binair schakelen.
Sequentieel (first in - last out)
De relais worden in volgorde ingeschakeld - eerst relais 1, dan 2, enz.
Uitschakeling vindt plaats in de omgekeerde volgorde, m.a.w. het laatst ingeschakelde wordt eerst uitgeschakeld.
Cyclisch (first in - first out)
Bij deze keuze zal de bedrijfstijd van de compressorrelais worden geëgaliseerd. Bij elke inschakeling controleert de regelaar alle bedrijfsurentellers en schakelt het relais met het minste aantal uren in. Bij elke uitschakeling vindt hetzelfde plaats en wordt het relais met het meeste aantal uren uitgeschakeld.
Rx = relais
h = bedrijfsuren
Als capaciteitsregeling plaats vindt met twee compressoren elk met één capaciteitsregelklep kan de volgende functie worden gebruikt: Relais 1 en 3 voor het schakelen van de compressormotoren. Relais 2 en 4 voor het schakelen van de capaciteitsregelkleppen. Relais 1 en 3 zullen zodanig inen uitschakelen dat bedrijfstijden worden geëgaliseerd.
C = compressor, L = capaciteitsregelklep
AK-PC 520 |
Handleiding RS8FK210 © Danfoss 12-2009 |
3 |
Functieoverzicht
Het totale functieoverzicht is hier te zien. Let op, niet alle parameters zijn op hetzelfde moment beschikbaar. Parameter o61 bepaald welke functies beschikbaar zijn. Parameter o61 moet daarom altijd als eerste worden ingesteld.
Het overzicht op pagina 14 laat alle functies en instellingen zien.
Functie |
Para- |
Parameter bij bediening via data- |
|
meter |
communicatie |
Weergave display |
|
|
Als er twee displays zijn gemonteerd: |
|
P0 °C of P0 b |
Po wordt getoond op de EKA 164 of EKA 165 (met bedieningstoetsen) |
|
Pc °C of Pc b |
Pc wordt getoond op de EKA 163. Beide uitlezingen zijn in °C of Bar. |
|
|
Referentie compressorregeling |
|
Compressor control |
P0 setpoint |
r23 |
P0Set Point °C / P0Set Point b |
Regeling is gebaseerd op de ingestelde waarde plus eventueel een verschuiving. De |
|
|
verschuiving kan worden gecreëerd via de “Nachtverschuiving” r13 en/of de override- |
|
|
functie van de gateway. |
|
|
Offset |
r13 |
Night offset |
Het setpoint kan worden verschoven met de hier ingestelde waarde als er een signaal |
|
|
wordt ontvangen via de DI4 ingang of van de functie “Nachtverschuiving” (r27). De |
|
|
DI4 ingang moet worden gedefinieerd onder o22. |
|
|
Nachtverschuiving (verschuiving van P0) |
r27 |
NightSetBack |
OFF: Geen verschuiving van het setpoint |
|
|
ON: Wel verschuiving van het setpoint |
|
|
Referentie |
r24 |
P0 ref. °C / P0 ref. b |
Het al dan niet verschoven setpoint wordt hier getoond |
|
|
Setpoint begrenzing |
|
|
De instelmogelijkheden voor het setpoint kunnen worden begrensd. |
|
|
(Dit is ook van toepassing bij regeling met nachtverschuiving en zuigdrukoptimalisa- |
|
|
tie) |
|
|
Bovengrensinstelling. |
r25 |
P0RefMax °C / P0RefMax b |
Ondergrensinstelling |
r26 |
P0RefMin °C / P0RefMin b |
Neutrale zone |
r01 |
Neutral zone |
De neutrale zone rondom het setpoint. Zie ook pagina 3 |
|
|
Correctie van de druk / temperatuur sensor |
r04 |
AdjustSensor |
Het signaal van de druktransmitter /temperatuursensor kan worden gecorrigeerd |
|
|
Eenheden |
r05 |
|
Hier kan worden geselecteerd in welke eenheid de display drukken en SI eenheid of |
|
(AKM geeft alleen SI) |
US eenheid |
|
°C=0 |
0: SI (°C/bar) |
|
|
1: US (°F/psig) |
|
|
Start / stop regeling |
r12 |
Main Switch |
Via deze instelling kan de regeling worden gestart en gestopt. Start / stop van de |
|
|
regeling kan ook worden uitgevoerd met een extern potentiaal vrij contact aangeslo- |
|
|
ten op de ingang “ON input”. |
|
|
Referentie condensorregeling |
|
Condenser control |
Pc setpoint |
r28 |
PcSet Point °C / PcSet Point b |
Regeling is gebaseerd op de ingestelde waarde plus eventueel een verschuiving. De |
|
|
verschuiving kan worden gecreëerd via de functie r34 en/of de overridefunctie van |
|
|
de gateway. |
|
|
Offset |
r34 |
PcRefOffset |
Het setpoint kan worden verschoven met de hier ingestelde waarde als er een sig- |
|
|
naal wordt ontvangen via de DI5 ingang (definitie via o37). |
|
|
Pc setpoint variatie Zie voor uitleg pagina 22 |
r33 |
Pc mode |
Regeling met instelling 1 (of 2 als er vlottende condensordrukregeling wordt toege- |
|
|
past) geeft het beste resultaat bij een stabiele in balans zijnde installatie. Als er veel |
|
|
condensorstappen worden inen uitgeschakeld en als de compressorcapaciteit regel- |
|
|
matig laag wordt, is het noodzakelijk om instelling 3 (of 4 voor vlottende condensor- |
|
|
drukregeling) toe te passen. |
|
|
1:Geen verandering van het setpoint. Verschuiving met offset met de DI5 functie is toegestaan.
2:Vlottende condensordrukregeling. De buitentemperatuur wordt gemeten met Sc3. Als de buitentemperatuur 1 °C daalt zal het setpoint met 1 °C worden verlaagd. Gebruik van de DI5 functie is hier niet toegestaan. Bij een signaal op DI5 zal de referentie gelijk worden aan het setpoint.
Bij instelling 1 en 2 wordt gewerkt met PI regeling doch bij instabiele regeling wordt de I functie uitgeschakeld en zal de regeling als P regelaar gaan werken.
3:Als 1, echter alleen P regeling (xp-band)
4:Als 2, echter alleen P regeling (xp-band)
Condensorreferentie |
r29 Pc ref. °C / Pc ref. b |
Het al dan niet verschoven setpoint wordt hier getoond |
|
4 |
Handleiding RS8FK210 © Danfoss 12-2009 |
AK-PC 520 |
Setpoint begrenzing |
|
|
|
De instelmogelijkheden voor het setpoint kunnen worden begrensd. |
|
|
|
(Dit is ook van toepassing bij regeling waarbij de Xp band buiten de referentie komt |
|
|
|
en bij vlottende condensatiedrukregeling). |
|
|
|
Bovengrensinstelling |
|
r30 |
PcRefMax °C / PcRefMax b |
Ondergrensinstelling |
|
r31 |
PcRefMin °C / PcRefMin b |
Correctie van de druk / temperatuur sensor |
r32 |
AdjustSensor |
|
Het signaal van de druktransmitter / temperatuursensor kan worden gecorrigeerd |
|
|
|
Dimensioneringtemperatuur Dim tm |
r35 |
Dim tm K |
|
De gemiddelde temperatuur over de condensor bij maximale belasting (tm differentie |
|
|
|
bij max. belasting). Dit is het verschil tussen de buitentemperatuur en de condensatie- |
|
|
|
temperatuur. |
|
|
|
Dimensioneringtemperatuur Min tm |
r56 |
Min tm K |
|
De gemiddelde temperatuur over de condensor bij de laagst mogelijke compressorca- |
|
|
|
paciteit (tm differentie bij min. belasting). Dit is het verschil tussen de buiten- |
|
|
|
temperatuur. |
|
|
|
Uitlezing Po |
|
r57 |
P0°C / P0 b |
Hier kan de huidige zuigdruk worden uitgelezen gemeten met de drukopnemer. |
|
|
|
Deze waarde is onderdeel van de regeling als het regelsignaal voor de capaciteitsre- |
|
|
|
geling van de drukopnemer komt. |
|
|
|
Deze waarde is onderdeel van de vorstbeveiliging als het regelsignaal voor de capaci- |
|
|
|
teitsregeling van een temperatuursensor komt. |
|
|
|
Uitlezing T0 |
|
r58 |
Cmp.CtrlSens |
Hier kan het regelsignaal voor de capaciteitsregeling worden uitgelezen. Het signaal |
|
|
|
wordt gedefinieerd in parameter o81. De waarde is altijd in °C. |
|
|
|
Configuratie compressoren |
|
|
Compressor pack config. |
Bedrijfstijd |
|
|
|
Om veelvuldig schakelen van compressoren te voorkomen dienen timers te worden |
|
|
|
geconfigureerd. |
|
|
|
Minimum AAN-tijd voor de relais |
|
c01 |
Min.ON time |
(Deze tijd is niet in gebruik bij het schakelen van capaciteitsregelkleppen) |
|
|
|
Minimum tijd tussen twee inschakelingen van het relais. |
c07 |
MinRecyTime |
|
(Deze tijd is niet in gebruik bij het schakelen van capaciteitsregelkleppen). |
|
|
|
Instellingen voor de neutrale zone regeling |
|
|
|
Bandbreedte boven de neutrale zone |
c10 |
+ Zone k / + Zone b |
|
Tijdvertraging tussen inschakelingen in de regelband boven de neutrale zone |
c11 |
+ Zone m |
|
Tijdvertraging tussen inschakelingen in de regelband boven de “+Zone band”. |
c12 |
+ + Zone m |
|
Bandbreedte onder de neutrale zone |
c13 |
- Zone k / - Zone b |
|
|
|
|
|
Tijdvertraging tussen inschakelingen in de regelband onder de neutrale zone |
c14 |
- Zone m |
|
Tijdvertraging tussen inschakelingen in de regelband onder de “-Zone band” |
c15 |
- - Zone m |
|
Pump down limiet |
|
c33 |
PumpDownLim. |
De standaardwaarde voor deze functie is UIT. |
|
|
|
Activeer deze functie door het instellen van een waarde onder de – zone en boven de |
|
|
|
Po min. limiet. De functie houdt de laatste capaciteitsstap draaiend totdat de druk de |
|
|
|
pump down limiet bereikt. Op dat moment wordt ook de laatste stap afgeschakeld. |
|
|
|
Er wordt pas weer capaciteit bijgeschakeld als de druk boven de neutrale zone komt. |
|
|
|
Compressor configuratie |
|
c16 |
Compr mode |
Hier kunt u het aantal compressoren en eventuele capaciteitsregelkleppen definiëren. |
|
|
|
1 = Eén compressor, 2 = twee compressoren, 3 = drie, 4 = vier, 5 = Eén compres- |
|
|
|
sor met 1 cap. regelklep, 6 = Eén compressor met 2 cap. regelkleppen. Voor 7-8 zie |
|
|
|
pagina 11. |
|
|
|
|
|
|
|
Selectie voor het inen uitschakelen van compressoren |
c08 |
Step mode |
|
1: Sequentieel: Inschakelen: eerst relais 1, dan 2, enz. Uitschakelen in omgekeerde |
|
|
|
volgorde (First in, last out). |
|
|
|
2: Cyclisch: Automatische draaitijdegalisatie; alle compressormotoren hebben de- |
|
|
|
zelfde draaitijd. |
|
|
|
Capaciteitsregelkleppen inof uitschakelen |
c09 |
Unloader |
|
De relais voor de regelkleppen kunnen bij meer capaciteit worden ingeschakeld of |
|
(switch on = 0) |
|
worden uitgeschakeld. |
|
|
(switch off = 1) |
0 = meer capaciteit = inschakelen, 1 = meer capaciteit = uitschakelen |
|
|
|
Handbediening compressorcapaciteit |
c31 |
CmpManCap% |
|
Hier kan de compressorcapaciteit worden ingesteld wanneer de handbediening is |
|
|
|
geactiveerd. |
|
|
|
(c01 en c07 zijn nog steeds van toepassing) |
|
|
|
Handbediening |
|
c32 |
CmpManCap |
Handbediening van de compressorcapaciteit wordt hier ingeschakeld. |
|
|
|
Als deze instelling op ON wordt gezet, zal de capaciteit van parameter ‘c31’ worden |
|
|
|
ingeschakeld. |
|
|
|
|
|
|
|
AK-PC 520 |
Handleiding RS8FK210 © Danfoss 12-2009 |
|
5 |
|
|
- |
- - - Comp. Cap % |
|
|
|
|
Uitlezing ingeschakelde comp. cap. |
|
|
|
|
Actuele zone status: |
|
|
|
|
0=uit. 1=--zone. 2=-zone. 3=neutrale |
|
|
|
|
zone. 4=+zone. 5=++zone |
|
Condensorcapaciteit |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Definitie van condensorventilatoren |
c29 |
Fan mode |
|
|
Hier in te stellen het aantal ventilatoren (max. 4) |
|
|
|
|
1-4: Alle ventilatoren worden met relais inen uitgeschakeld. Het eerste vrije relais |
|
|
|
|
behoort bij ventilator 1, het volgende bij 2, enz. |
|
|
|
|
5-8: Niet gebruikt |
|
|
|
|
9: Alle ventilatoren worden toerengeregeld via de analoge uitgang, DO9 en een |
|
|
|
|
frequentieomvormer. |
|
|
|
|
10: Niet gebruikt |
|
|
|
|
11-14: Totaal aantal ventilatoren (als 1-4), maar nu zal de startvolgorde worden |
|
|
|
|
aangepast nadat alle ventilatoren zijn gestopt (draaitijdegalisatie) |
|
|
|
|
Uitlezing temperatuur aan sensor Sc3 |
u44 |
Sc3 temp |
|
|
Uitlezing temperatuur aan sensor Sc4 (sensor alleen in gebruik voor meting) |
u45 |
Sc4 temp |
|
|
|
|
- |
- - - Fan Cap % |
|
|
|
|
Uitlezing ingeschakelde cond. cap. |
|
Parameters voor de condensordrukregeling |
|
|
|
|
P: Proportionele band Xp (P = 100/Xp) |
n04 |
Xp K |
|
|
Als de Xp waarde wordt verhoogd wordt de regeling stabieler |
|
|
|
|
I: Integratie tijd Tn |
|
n05 |
Tn s |
|
Als de Tn waarde wordt verhoogd wordt de regeling stabieler |
|
|
|
|
Handbediening condensorcapaciteit |
n52 |
FanManCap% |
|
|
Hier kan de condensorcapaciteit worden ingesteld wanneer de handbediening is |
|
|
|
|
geactiveerd. |
|
|
|
|
Handbediening |
|
n53 |
FanManCap |
|
Handbediening van de condensorcapaciteit wordt hier ingeschakeld. |
|
|
|
|
Als deze instelling op ON wordt gezet, zal de capaciteit van parameter ‘n52’ worden |
|
|
|
|
ingeschakeld. |
|
|
|
|
Startwaarde frequentieregeling |
n54 |
StartSpeed |
|
|
De frequentieregeling zal pas geactiveerd worden als de capaciteitsvraag deze |
|
|
|
|
waarde passeert. |
|
|
|
|
Stopwaarde frequentieregeling |
|
n55 |
MinSpeed |
|
De frequentieregeling zal worden gestopt als de capaciteitsvraag onder deze waarde |
|
|
|
|
komt. |
|
|
|
|
Alarminstellingen |
|
|
Alarm settings |
|
De regelaar kan een alarm weergeven in verschillende situaties. Bij een alarm gaan |
|
|
|
|
alle LED’s knipperen op de display EKA 164/EKA165, en het alarmrelais schakelt. |
|
|
|
|
Po min. (Alarm en beveiligingsfunctie, zie ook pagina 20). |
A11 |
Min. P0. b |
|
|
Instelling van de minimum zuigdruk. |
|
|
|
|
Alarm vertraging P0 |
|
A44 |
P0AlrmDelay |
|
Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op maximumwaarde betekent geen alarm. |
|
|
|
|
Pc max. (Alarm en beveiligingsfunctie, zie ook pagina 20). |
A30 |
Max. Pc. b |
|
|
Instelling van de maximum persdruk. |
|
|
|
|
Alarm vertraging Pc |
|
A45 |
PcAlrmDelay |
|
Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op maximumwaarde betekent geen alarm. |
|
|
|
|
Alarm vertraging DI1 (een onderbroken ingang geeft alarmmelding) |
A27 |
DI1AlrmDelay |
|
|
Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op -1 betekent geen alarm. |
|
|
|
|
Alarm vertraging DI2 (een onderbroken ingang geeft alarmmelding) |
A28 |
DI2AlrmDelay |
|
|
Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op -1 betekent geen alarm. |
|
|
|
|
Alarm vertraging DI3 (een onderbroken ingang geeft alarmmelding) |
A29 |
DI3AlrmDelay |
|
|
Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op -1 betekent geen alarm. |
|
|
|
|
Alarmgrens voor te hoge temperatuur aan sensor “Saux1” . |
A32 |
Saux1 high |
|
|
Bij instelling “Off” wordt geen alarm gegenereerd. |
|
|
|
|
Tijdvertraging op alarm “Saux1” (A32) |
A03 |
Alarm delay |
|
|
Als de grenswaarde wordt bereikt zal een tijdvertraging in werking treden. Het alarm |
|
|
|
|
wordt niet actief voordat de ingestelde tijd is gepasseerd. De vertragingstijd is in |
|
|
|
|
minuten. |
|
|
|
|
Bij kortstondig indrukken van de bovenste toets van de EKA 164/EKA 165 verschijnt |
|
Reset alarm |
|
|
de melding in het display en wordt het alarm gereset. |
|
Deze functie herstelt alle alarmmeldin- |
|
|
|
|
|
gen bij instelling op ON. |
|
|
|
|
Bij datacommunicatie kan de be- |
|
|
|
|
langrijkheid van elk alarm worden |
|
|
|
|
gedefinieerd onder het menu “Alarm |
|
|
|
|
destinations” |
|
|
|
|
|
|
6 |
Handleiding RS8FK210 © Danfoss 12-2009 |
|
AK-PC 520 |
Diverse functies |
|
Miscellaneous |
Keuze toepassing |
o61 |
Deze parameter kan niet via de |
De regelaar kan op verschillende manieren geconfigureerd worden. Welke functies |
|
datacommunicatie worden ingesteld. |
beschikbaar zijn voor de 2 onderstaande toepassingen is op pagina 14 te zien. Deze |
|
Dit moet direct in de regelaar worden |
parameter moet altijd als eerste worden ingesteld, omdat het andere instellingen |
|
gedaan (display). |
activeert. Met deze parameter kunt u definiëren welke eenheid (°C of Bar) de instel- |
|
|
lingen en uitlezingen zijn en op welke manier u de compressorset definieert. |
|
|
1. Temperatuur uitlezingen |
|
|
2. Druk uitlezingen in Bar |
|
|
Sensor type (Sc3, Sc4 en "Saux") (zie ook overzicht op pagina 21) |
o06 |
Sensor type |
Normaal worden Pt1000 sensors met grote nauwkeurigheid toegepast voor tempe- |
|
|
ratuurmeting en AKS 32R voor drukmeting. Maar ook een PTC sensor mag worden |
|
|
toegepast (r25 = 1000) . Alle temperatuursensors moeten van hetzelfde type zijn. |
|
|
Bij chillers kunnen de drukopnemers vervangen worden door temperatuursensoren. |
|
|
Let op! Als de zuigdruk (Po) door middel van een temperatuursensor moet worden |
|
|
geregeld (instelling 2,3,6 of 7), wordt de drukopnemer vervangen door een tem- |
|
|
peratuursensor. Een vorstbeveiliging op druk is dus niet meer mogelijk. Als een vorst- |
|
|
beveiliging wel is gewenst, laat deze parameter dan op ‘0’ staan en gebruik parameter |
|
|
‘o81'. |
|
|
De volgende instellingen zijn mogelijk: |
|
|
0= Pt1000 op sensoren en AKS32R op Po en PC, 1=PTC1000 op sensoren en AKS32R |
|
|
op Po en PC, 2=Pt1000 op sensoren en So en AKS32R op Pc, 3= PTC1000 op sensoren |
|
|
en So en AKS32R op Pc, 4= Pt1000 op sensoren en Sc en AKS32R op Po, 5=PTC1000 |
|
|
op sensors en Sc en AKS32R op Po, 6=Pt1000 op sensoren en So en Sc, 7=PTC1000 op |
|
|
sensors en So en Sc. (Als een temperatuursensor wordt gemonteerd op So en/of Sc |
|
|
zijn de instellingen in o20, 021, 047 en 048 niet nodig). |
|
|
Instellingen voor chillerapplicatie |
o81 |
Ctrl.Sensor |
Definitie van signaalingang als de compressoregeling wordt geregeld door een sig- |
|
|
naal van een temperatuursensor: |
|
|
0. Temperatuursignaal op aansluitingen 57-58 (P0 ingang) |
|
|
1. Temperatuursignaal op Saux ingang |
|
|
2. Temperatuursignaal op Sc4 ingang |
|
|
Indien de instelling 1 of 2 is zal instelling ‘A11’ functioneren als vorstbeveiliging op de |
|
|
aangesloten Po drukopnemer. |
|
|
Indien vorstbeveiliging is gewenst, sluit dan een drukopnemer aan op de Po ingang |
|
|
en een temperatuursensor op de Saux of Sc4 ingang. |
|
|
Type display |
o82 |
|
Hier kan het type display worden gedefinieerd dat is aangesloten op de regelaar. |
|
|
Off: EKA 164 |
|
|
On: EKA 165. De uitgebreide display met LED's. |
|
|
Uitlezing temperatuur aan sensor “Saux1” |
o49 |
Saux1 temp |
Bereik druktransmitters |
|
|
Afhankelijk van de druk moet de juiste druktransmitter worden geselecteerd. Het |
|
Als de waarden ingesteld worden met |
bereik moet worden ingesteld in de regelaar (bijv. -1 tot 12 bar). De waarden moeten |
|
het AKM programma dan instelling |
in bar worden ingesteld als het display °C weergeeft en in psig als weergave in °F. |
|
in bar. |
Po-Minimum waarde |
o20 |
P0MinTrsPres |
Po-Maximum waarde |
o21 |
P0MaxTrsPres |
Pc-Minimum waarde |
o47 |
PcMinTrsPres |
Pc-Maximum waarde |
o48 |
PcMaxTrsPres |
Gebruik van de DI1 ingang |
o78 |
Di1 control |
De digitale ingang kan op een contact worden aangesloten en kan dan gebruikt |
|
|
worden voor de volgende functies: |
|
|
0: DI ingang wordt niet gebruikt |
|
|
1: Algemeen ventilator alarm wanneer contact opent. Alarm ‘A34’ wordt gegenereerd. |
|
|
2: Alarmfunctie als contact verbroken wordt. Alarm “A28” wordt gegenereerd. |
|
|
Door middel van parameter ‘A27’ wordt de alarmvertraging ingesteld. |
|
|
Gebruik van de DI4 ingang |
o22 |
Di4 control |
De digitale ingang kan op een contact worden aangesloten en kan dan gebruikt |
|
|
worden voor de volgende functies: |
|
|
0: DI ingang wordt niet gebruikt |
|
|
1: Verschuiving van Po setpoint als contact gesloten is. |
|
|
2: Alarmfunctie als contact verbroken wordt. Alarm “A31” wordt gegenereerd. Er is |
|
|
geen tijdvertraging. |
|
|
Gebruik van de DI5 ingang |
o37 |
Di5 control |
De digitale ingang kan op een contact worden aangesloten en kan dan gebruikt |
|
|
worden voor de volgende functies: |
|
|
0: DI ingang wordt niet gebruikt |
|
|
1: Verschuiving van Pc setpoint als contact gesloten is. |
|
|
2: Alarmfunctie als contact verbroken wordt. Alarm “A32” wordt gegenereerd. Er is |
|
|
geen tijdvertraging. |
|
|
AK-PC 520 |
Handleiding RS8FK210 © Danfoss 12-2009 |
7 |
Bedrijfstijden |
|
|
(In AKM wordt het werkelijke aantal |
De bedrijfstijden voor de compressorrelais kunnen in de volgende menu’s worden |
|
|
uren weergegeven). |
uitgelezen en ingesteld. De weergegeven waarden moeten met 1000 worden verme- |
|
|
|
nigvuldigd; Bijv. 2,1 staat voor 2100 uur. Bij het bereiken van de waarde 99,9 stopt de |
|
|
|
teller en moet worden gereset naar bijv. 0. Er wordt geen alarm gegenereerd in deze |
|
|
|
situatie. |
|
|
|
Waarde voor relais 1 - 4 |
|
o23- |
DO1 run hour... |
|
|
o26 |
DO4 run hour |
Koudemiddelinstelling |
|
o30 |
Refrigerant |
Voordat de regeling wordt gestart dient het juiste koudemiddel te worden ingesteld. |
|
|
|
Er is keus uit de volgende koudemiddelen. |
|
|
|
1=R12. 2=R22. 3=R134a. 4=R502. 5=R717. 6=R13. 7=R13b1. 8=R23. 9=R500. |
|
|
|
10=R503. 11=R114. 12=R142b. 13=speciaal. 14=R32. 15=R227. 16=R401A. 17=R507. |
|
|
|
18=R402A. 19=R404A. 20=R407C. 21=R407A. 22=R407B. 23=R410A. 24=R170. |
|
|
|
25=R290. 26=R600. 27=R600a. 28=R744. 29=R1270. 30=R417A. 31=R422A. |
|
|
|
Let op: verkeerde selectie kan tot compressorschade leiden. |
|
|
|
Andere koudemiddelen: Selecteer via AKM nr. 13 en daarbij 3 factorenfac1, fac2 en |
|
|
|
fac3 |
|
|
|
Handmatige bediening van de uitgangen |
|
o18 |
- - - |
In verband met service kunnen de individuele uitgangen handmatig geschakeld wor- |
|
|
|
den naar de AAN positie: 0=geen handbediening, 1-10=handbediening, 1 schakelt |
|
|
|
relais 1, 2 relais 2, enz. 11-18 geeft spanning op de analoge uitgang waardoor de |
|
|
|
externe relais modules EKC 331T kunnen worden getest. Instelling 11 geeft 1,25 V, 2 |
|
|
|
geeft 2,5 , enz. |
|
|
|
Netfrequentie |
|
o12 |
50 / 60 Hz |
Stel hier de netfrequentie in |
|
|
(50=0, 60=1) |
Adres |
|
|
|
Als de regelaar in een datacommunicatienetwerk is opgenomen moet een adres wor- |
|
|
|
den ingesteld en dit adres moet dan worden doorgegeven aan de master-gateway. |
|
|
|
Deze instellingen kunnen alleen worden gedaan als de communicatiekaart in de |
|
|
|
regelaar is gemonteerd en de datacommunicatie naar de gateway in orde is. |
|
|
|
Het installeren van de datacommunicatie is vermeld in brochure “RC.8A.C”. |
|
|
|
Het adres in te stellen van 1 t/m 240 (afhankelijk van het type gateway) |
|
o03 |
|
Het adres wordt verzonden naar de master-gateway bij instelling op ON |
|
o04 |
|
Toegangscode |
|
o05 |
|
Als de instellingen moeten worden beschermd kan een toegangscode tussen 0 en |
|
|
|
100 worden ingevuld. Indien bescherming niet nodig is kan de functie worden uitge- |
|
|
|
schakeld door OFF te kiezen. |
|
|
|
Speciale instellingen |
|
|
|
Uitgangen DO9 en DO10 worden normaal gebruikt voor de functies “AKD start/stop” en |
|
|
|
“Alarm”. Ze kunnen echter ook gedefinieerd worden voor andere functies. |
|
|
|
DO9 functie: |
|
o75 |
DO9 function |
0: AKD Start/stop |
|
|
|
1: Inject-on functie (zie tekening onderaan pagina) |
|
|
|
2: Boost ready functie (zie tekening onderaan pagina) |
|
|
|
3: Niet gebruikt |
|
|
|
DO10 functie: |
|
o76 |
DO10 function |
0: Alarmrelais |
|
|
|
1: Niet gebruikt |
|
|
|
Status digitale ingangen |
|
|
|
De status van de digitale ingangen kunnen volgens onderstaande parameters wor- |
|
|
|
den uitgelezen. |
|
|
|
Status DI 1 |
|
u10 |
DI 1 Status |
Status DI 2 |
|
u37 |
DI 2 Status |
Status DI 3 |
|
u87 |
DI 3 Status |
Status DI 4 |
|
u88 |
DI 4 Status |
Status DI 5 |
|
u89 |
DI 5 Status |
Instellingen behorend bij de systeemconfiguratie, zoals compressoren ventilatordefinities, schakelkeuze en koudemiddelselectie kunnen alleen worden uitgevoerd als de regeling is gestopt (r12)
8 |
Handleiding RS8FK210 © Danfoss 12-2009 |
AK-PC 520 |