Danfoss AK-PC 420 User guide [nl]

User Guide
Capaciteitsregelaar voor dry-cooler
AK-PC 420
ADAP-KOOL® Refrigeration control systems
Introductie
Toepassing
Voordelen
• Complete dry-coolerregeling
• Diverse combinatieopties voor sensorselectie
• Warmteterugwinning
Werking
De capaciteitsregeling kan ventilatoren gecombineerd met een 3-wegklep zijn of alleen de ventilatoren. De volgende sensorsig­nalen kunnen worden gebruikt:
• Condensatiedruk Pc
• Brinetemperatuur S7, geplaatst direct na de 3-wegklep
• Brinetemperatuur S8, geplaatst direct na de dry-cooler
• Buitentemperatuur Sc3, geplaatst in de ingaande luchtstroom van de dry-cooler
• S7, Pc of S8 kunnen als regelsensor worden gebruikt.
Eigenschappen
• Regeling 3-wegklep
• Frequentie- of stappenregeling van maximaal 6 ventilatoren
• Bewaking ventilatoren
• Override van referentie volgens extern signaal of buitentempera­tuur
• Afzonderlijke referentie voor warmteterugwinning
• Regeling en bewaking van 2 pompen
• Bewaking van vloeistofstroom (ow switch)
• Digitale ingangen voor alarmering
• Externe start/stop van regeling
• Datacommunicatie via extra LON module
Warmteterugwin.
Bediening
De bediening vindt plaats via de datacommunicatie of via een aangesloten display type EKA 164.
Inhoud
Introductie .......................................................................................................... 2
Functie .................................................................................................................. 3
Functieoverzicht ............................................................................................... 8
Bediening .......................................................................................................... 13
Menuoverzicht ................................................................................................14
Aansluitingen...................................................................................................16
Data ..................................................................................................................... 17
Bestellen ............................................................................................................ 17
Montage ............................................................................................................ 17
Appendix - Referentie en regeling ...........................................................18
2 Handleiding RS8EL410 © Danfoss 03-2010 AK-PC 420
Functie
Toepassing
Regelsensor en systeemtype worden geselecteerd door middel van 1 instelling. De instelling denieert de regelsensor, of een 3-wegklep wordt gebruikt en hoe de ventilatoren worden gere­geld. De ventilatoren worden geregeld in stappen of door middel van een frequentieregelaar. Als stappen worden gebruikt, kunnen maximaal 6 ventilatoren worden geregeld.
Toepassing 1-4
De ventilatorregeling wordt hier gecombineerd met de 3-wegklep
Toepassing 1 en 2 gebruiken de brine retourtemperatuur S7, bij de uittrede van de 3-wegklep, als regelsensor en de ventilatorcapaci­teit wordt in stappen geregeld of via frequentieregeling. De S8 sensor, welke wordt geplaatst bij de uittrede van de dry­cooler, wordt gebruikt in de regeling als er een grote afstand is tus­sen de dry-cooler en de 3-wegklep. Gebruik van de S8 sensor geeft een meer stabiele regeling bij grote leidinglengtes. De S8 sensor moet dicht bij de uittrede van de dry-cooler worden geplaatst
Toepassingen 3 en 4 gebruiken de condensatiedruk Pc als regel­sensor en de ventilatorcapaciteit wordt in stappen geregeld of via frequentieregeling. Voor de PI regeling is het gebruik van de S7 en S8 sensoren optio­neel, maar moeten worden gemonteerd als er een grote afstand is tussen de dry-cooler en de 3-wegklep. Gebruik van de sensoren geeft een meer robuuste regeling bij grote leidinglengtes. De S8 sensor moet dicht bij de uittrede van de dry-cooler worden geplaatst. Bij een P regeling worden de S7 en S8 sensoren niet gebruikt in de regeling, maar ze kunnen worden geplaatst om ervoor te zorgen dat de noodregeling functioneert voor het geval het Pc signaal wegvalt.
Toepassing (o61)
1 S7 S8 (P + PI) x Stappen
2 S7 S8 (P + PI) x Freq.
3 Pc S7 / S7+S8 (PI) x Stappen
4 Pc S7 / S7+S8 (PI) x Freq.
5 S8 Stappen
6 S8 Freq.
Regelsensor Optionele
sensor
3-weg­klep
Vent. rege­ling
Toepassingen 5-6
Hier wordt de capaciteit geregeld door een stappen- of frequentie­regeling op basis van de S8 temperatuur. Deze regeling wordt voornamelijk gebruikt als een andere regelaar de regeling van de 3-wegklep verzorgt, bijvoorbeeld om meerdere parallelle condensors te koelen.
LET OP De sensoren Pc en S7 mogen niet op een andere locatie worden geplaatst dan aangegeven, aangezien ze worden gebruikt voor de noodregeling als de primaire regelsensor een foutmelding geeft.
De S8 sensor kan op een andere locatie gemonteerd worden dan aangegeven als deze sensor niet in de regeling wordt gebruikt. Als de S8 sensor vereist is voor de regeling, moet de instelling 'o96' op als 'ON' worden ingesteld. Indien de S8 sensor niet in de regeling wordt gebruikt kan deze overal worden gemonteerd.
AK-PC 420 Handleiding RS8EL410 © Danfoss 03-2010 3
Capaciteitsregeling
3-wegklep + stappenregeling ventilatoren (toepassing 1 en 3)
Capaciteitsregeling vindt plaats via een P of PI regeling die de 3-wegklep regelt en vervolgens de ventilatoren in stappen scha­kelt. In eerste instantie vindt de regeling plaats met de 3-wegklep via de analoge uitgang. De uitgang kan worden gedenieerd als 0-10V of 10-0V afhankelijk van de gewenste klepfunctie. Pas als de 3-wegklep volledig is geopend worden de ventilatoren ingescha­keld. De capaciteit van de 3-wegklep is 50% van de totale capaciteit. De P/PI regelaar heeft afzonderlijke regelinstellingen (proportionele band en integratietijd) voor de 3-wegklep en de ventilatoren.
Capaciteitoverlapping – ventilatorstart
Zoals gezegd, regelt de 3-wegklep een vaste 50% van de totale capaciteit. In sommige systemen kan het nodig zijn om de ven­tilatoren te laten starten iets voor (of na) de 3-wegklep volledig is geopend. Er kan een overlapping worden gecreëerd tussen de 3-wegklep en de ventilatorstart. Dit kan worden gecreëerd door de instelling 'FanCap OFF%' in te stellen op bijvoorbeeld 40% in plaats van 50%. De instelling denieert bij welke capaciteit de laatste ventilator stopt. In dit geval worden de ventilatoren gestart voordat de 3-wegklep volledig is geopend.
3-wegklep + frequentieregeling ventilatoren (toepassing 2 en 4)
Capaciteitsregeling vindt plaats via een P of PI regeling die de 3-wegklep regelt en vervolgens de ventilatoren frequentie regelt. Hier wordt het analoge signaal verdeeld tussen de 3-wegklep en de frequentieregelaar (50% van het analoge signaal wordt altijd gebruikt voor de 3-wegklep).
De frequentieregelaar/ventilatoren worden aangestuurd via de relaisuitgang voor 'fan 1' op basis van de instelling 'FanCapOFF%'. Bij een dalende capaciteit, wordt de relaisuitgang uitgescha­keld zodra de actuele capaciteit onder 'FanCapOFF%' komt. Om hysterese te verkrijgen bij het starten/stoppen van de frequentie­regelaar, wordt de relaisuitgang bij een stijgende capaciteit pas ingeschakeld als de actuele capaciteit 'FanCapOFF%' + 10% is. Indien 'FanCapOFF%' anders dan 50% is ingesteld, kan de frequen­tieregelaar eerder of later starten dan de 3-wegklep volledig is geopend. De P/PI regelaar heeft afzonderlijke regelinstellingen (proportio­nele band en integratietijd) voor de 3-wegklep en de ventilatoren.
Alleen ventilatorregeling (toepassing 5 en 6)
Capaciteitsregeling vindt plaats via een P of PI regeling die de ventilatoren regelt met stappen- of frequentieregeling. De analoge uitgang en een frequentieregelaar worden gebruikt voor de frequentieregeling. De relaisuitgang voor 'Fan 1' wordt gebruikt om de frequentieregelaar te starten/stoppen. Bij een dalende capaciteit, wordt de relaisuitgang uitgescha­keld zodra de actuele capaciteit onder 'FanCapOFF%' komt. Om hysterese te verkrijgen bij het starten/stoppen van de frequentie­regelaar, wordt de relaisuitgang bij een stijgende capaciteit pas ingeschakeld als de actuele capaciteit 'FanCapOFF%' + 10% is. De P/PI regelaar gebruikt alleen de regelinstellingen (proportio­nele band en integratietijd) voor de ventilatoren.
Lineaire/non-lineaire curve voor ventilatoren
De eerste ventilatorstap levert relatief meer capaciteit dan de erop volgende capaciteitstappen. De toename in capaciteit die een ex­tra stap genereert neemt gelijdelijk af als er meer stappen worden ingeschakeld of als de frequentie toeneemt.
4 Handleiding RS8EL410 © Danfoss 03-2010 AK-PC 420
De ventilatorregeling heeft daarom een gebogen (non-lineaire) ca­paciteitscurve, die een optimale versterking levert bij zowel hoge als lage capaciteiten. In sommige systemen is een rechte (lineaire) curve vereist voor de capaciteitsregeling, bijvoorbeeld als het analoge signaal gebruikt wordt voor meer dan de ventilatorregeling. In dat geval kan de capaciteitscurve op lineair worden ingesteld. (De capaciteitscurve voor de 3-wegklep is altijd lineair).
Stappenregeling ventilatoren
De ventilatoren kunnen op de 'normale' manier sequentieel wor­den geschakeld, maar de ventilatorstart kan ook roteren (sequenti­eel met wisselende start). Met de sequentiële methode worden alle ventilatoren tenminste 1 keer per 24 uur geschakeld, zodat de ventilatoren niet kunnen vastroesten als ze lang stil staan. Met de roterende methode zal steeds een andere ventilator als eerste starten, waarna de rest weer sequentieel wordt geschakeld.
Bewaken ventilatoren
De regelaar moet een statussignaal ontvangen van het bewa­kingscircuit van iedere gedenieerde condensorstap. Het beveili­gingscircuit is aangesloten op een digitale ingang. Als het circuit wordt verbroken, verliest de regelaar het signaal en genereert een alarm. De bijbehorende relaisuitgang zal echter niet worden uitgescha­keld. De reden hiervoor is dat ventilatoren vaak in 'paren' zijn aangesloten, maar samen 1 beveiligingscircuit hebben. Als een fout optreedt in 1 ventilator zal de andere ventilator doordraaien. Indien geen bewaking is gewenst, zal de ingang permanent van een 24V signaal moeten worden voorzien.
Referentie
Regelreferentie
De regelreferentie kan op twee manieren worden gedenieerd:
• Vaste instelling Het setpoint voor de regelsensor wordt ingesteld in °C. Als verschuiving is gewenst, kan de referentie worden verscho­ven met een 0-10V signaal. Er kan gedenieerd worden hoe groot de verschuiving moet zijn bij de maximale en minimale waarde van het signaal.
• Vlottende referentie op basis van buitentemperatuur Deze functie staat de referentie toe om te variëren op basis van de buitentemperatuur binnen een gedenieerd bereik. De buitentemperatuur wordt gemeten met de Sc3 sensor. De referentie is altijd een vaste waarde (min. tm) boven de geme­ten buitentemperatuur.
Warmteterugwinning
Zodra de warmteterugwinning wordt geactiveerd via de digitale ingang, zal de referentie overschakelen naar een ander setpoint 'Heat SP'. Ook dit nieuwe setpoint kan worden verschoven door een 0-10V signaal. Tegelijkertijd wordt het relais voor warmte­terugwinning geschakeld, zodat bijvoorbeeld een pomp of een klep kan worden geschakeld. De ingestelde waarde voor de max. referentie (r30) is onderdrukt en op 99,9 °C ingesteld. Als de warmteterugwinning actief is en de temperatuur bij de re­gelsensor wordt lager dan de ingestelde minimum waarde van de referentie, zal het volgende gebeuren (zie ook de volgende sectie over het begrenzen van de referentie):
AK-PC 420 Handleiding RS8EL410 © Danfoss 03-2010 5
De warmteterugwinning wordt uitgeschakeld en wordt pas weer ingeschakeld als de temperatuur bij de regelsensor 2K boven de minimale referentie is.
'Ramp' functie
Tijdens het overschakelen naar een andere referentie is een 'ramp' functie actief die ervoor zorgt dat de referentie niet sneller wijzigt dan een de ingestelde 'ramp' in Kelvin/minuut.
Begrenzing referentie
Om te beschermen tegen een te hoge of te lage referentie, moet de referentie begrensd worden. De begrenzing is geldig tijdens de normale regeling, maar wordt tijdens warmteterugwinning verhoogd naar 99,9 °C. De bovengrens is altijd een absolute waarde. De ondergrens kan een absolute waarde zijn of kan variëren op basis van de buitentemperatuur waarbij de grens een vaste waarde ('r56 Min tm') boven de buitentemperatuur ligt. Dit betekend dat een referentie onder de minimum waarde, waarbij alle ventilatoren draaien, voorkomen kan worden.
Ref. Max.
Ref. Min.
Ref. Max.
P of Pi regeling met vaste of vlottende referentie.
Zie appendix.
Beveiligingsfuncties
Bewaking condensatiedruk
De regelaar heeft een beveiligingsfunctie die bescherming biedt tegen een te hoge condensatiedruk. De functie kan op twee manier worden geactiveerd.
• Digitale ingang – HP Wanneer de digitale ingang wordt geschakeld, wordt de vol­ledige capaciteit ingeschakeld van zowel de ventilatoren als de 3-wegklep. Op hetzelfde moment wordt een alarm gegene­reerd. De capaciteit blijft ingeschakeld tot het signaal uitgeschakeld, waarna ook het alarm wordt opgeheven. De digitale ingang kan bijvoorbeeld worden aangesloten op een externe pres­sostaat.
• Meting Pc/S7 signaal Deze functie gebruikt altijd het signaal van de condensatie­druk Pc indien deze is aangesloten. Als de Pc niet is aangeslo­ten, wordt de brineretourtemperatuur S7 gebruikt. De functie schakelt alle condensorstappen in en genereert een alarm als de gemeten temperatuur hoger wordt dan 3K onder de ingestelde limiet 'S7/Pc max'. De normale capaciteitsregeling wordt hervat zodra de tem­peratuur (druk) lager wordt dan 3K onder de limiet en een vertragingstijd van 60 seconden is verstreken.
Ref. Min.
Tijd
100% capaciteit
Pompregeling
De regelaar kan 1 of 2 vloeistofpompen regelen en bewaken. Indien 2 pompen worden gebruikt en draaitijdegalisatie geselec­teerd is, kan de regelaar overschakelen tussen de pompen als een alarm optreedt.
Pompselectie wordt uitgevoerd met de volgende instellingen: 0: Beide pompen zijn gestopt 1: Pomp 1 in bedrijf 2: Pomp 2 in bedrijf 3: Beide pompen in bedrijf 4: Automatische overschakeling tussen pompen toegestaan. Starten voor stoppen 5: Automatische overschakeling tussen pompen toegestaan. Stop­pen voor starten
6 Handleiding RS8EL410 © Danfoss 03-2010 AK-PC 420
Automatische overschakeling tussen pompen (indien p35=4) Starten voor stoppen Met deze instelling kan er overschakeling tussen de pompen plaatsvinden, zodat een draaitijdegalisatie wordt verkregen. De cyclustijd tussen het overschakelen van de pompen is in te stellen (p37). Bij overschakeling naar de tweede pomp blijft de eerste pomp nog draaien gedurende een in te stellen tijd (p36). Na deze tijd zal de eerste pomp stoppen.
Automatische overschakeling tussen pompen (indien p35=5) Stoppen voor starten Met deze instelling kan er overschakeling tussen de pompen plaatsvinden, zodat een draaitijdegalisatie wordt verkregen. De cyclustijd tussen het overschakelen van de pompen is in te stellen (p37). Bij het overschakelen zullen de pompen worden gestopt na de ingestelde tijd in 'p36 Pump del.'.
Bewaking pompen De regelaar bewaakt de pompen via de beveiligingsingang 'ow switch'. Het signaal kan bijvoorbeeld van een drukverschilpres­sostaat of stromingsschakelaar komen. Stel ook een vertragingstijd in om te deniëren hoe het alarm geactiveerd moet worden. De vertraging is de tijd vanaf het verbreken van het signaal tot het genereren van een alarm en een overschakeling naar de andere pomp.
Draaitijdegalisatie Als de pompen regelen met automatische draaitijdegalisatie, kan de regelaar een overschakeling tussen de pompen uitvoeren als er geen stroming is (de overschakeling vindt pas plaats als de alarm­vertraging is verstreken). Afhankelijk van het feit of de overschakeling de alarmsituatie opheft of niet, gebeurt het volgende:
1) Pompoverschakeling heft de alarmsituatie op. Als de pompoverschakeling het alarm opheft zal de 'niet-defec­te' pomp, die nu draait, blijven draaien tot de normale cyclustijd is verstreken. Vervolgens wordt er weer overgeschakeld naar de 'defecte' pomp, omdat er wordt aangenomen dat deze pomp is gerepareerd. Op hetzelfde moment wordt het alarm opgeheven (aangenomen). Als de 'defecte' pomp nog niet is gerepareerd, zal dit weer een alarm genereren en resulteren in een overschakeling naar de 'niet-defecte' pomp. Dit proces herhaalt zich tot de condities weer normaal zijn.
2) Pompoverschakeling heft de alarmsituatie niet op Als het alarm nog steeds actief is na de pompoverschakeling, zal de regelaar ook een alarm genereren voor de tweede pomp. Op hetzelfde moment worden beide pompuitgangen geactiveerd in een poging om genoeg stroming te creëren om het alarm op te heen. Vanaf nu zijn beide pompuitgangen geactiveerd tot de normale cyclustijd is verstreken. Hierna wordt een normale pompoverschakeling uitgevoerd en worden de actieve alarmen gereset.
Afzonderlijke alarmprioriteiten kunnen worden ingesteld voor de alarmmelding van 1 pomp en voor de alarmmelding van beide pompen.
AK-PC 420 Handleiding RS8EL410 © Danfoss 03-2010 7
Functieoverzicht
Functie Para-
meter
Weergave display
Als er twee displays zijn gemonteerd: De regeltemperatuur (Pc, S7 of S8) wordt getoond op de EKA 164 (met bedienings­toetsen) Pc wordt getoond op de EKA 163. Beide uitlezingen zijn in °C.
Referentie Condenser control Eenheden
Hier kan worden geselecteerd in welke eenheid de display weergeeft. SI eenheid of US eenheid.
0: SI (°C/bar) 1: US (°F/psig)
Start / stop regeling
Via deze instelling kan de regeling worden gestart en gestopt. Start / stop van de re­geling kan ook worden uitgevoerd met een extern contact aangesloten op de ingang “ON input” (Ingang MOET worden bedraad).
Setpoint
Wanneer 'r33 ctrl. mode' is ingesteld op 1 of 3, wordt het setpoint geregeld op basis van de ingestelde waarde en een mogelijke verschuiving door een 0-10V signaal. Zie ook pagina 18.
Setpoint variatie. Zie voor uitleg pagina 18.
Regeling met instelling 1 (of 2 als er vlottende condensordrukregeling wordt toege­past) geeft het beste resultaat bij een stabiele in balans zijnde installatie. Als er veel condensorstappen worden in- en uitgeschakeld, is het noodzakelijk om instelling 3 (of 4 voor vlottende condensordrukregeling) toe te passen. Bij instellingen 3 en 4 zal er altijd een verschil zijn tussen de referentie en de werkelijke regeltemperatuur). 1: Geen verandering van de referentie. Regeling gebaseerd op setpoint + eventuele verschuiving met een 0-10 V signaal. Als er een signaal is van de warmteterugwinning, zal de referentie overschakelen naar het setpoint in 'r64'. 2: Buitentemperatuur is onderdeel van de referentie. De buitentemperatuur wordt gemeten met de Sc3 sensor en de referentie is altijd een vaste waarde 'r56 Min tm K' boven de gemeten buitentemperatuur. Als er een signaal is van de warmteterugwinning, zal de referentie overschakelen naar het setpoint in 'r64'. Instelling 1 en 2 werken met een PI regeling, maar als het systeem onstabiel is kan de I regeling worden uitgezet, zodat de regelaar alleen met een P regeling werkt.
3: Als 1, maar met P regeling (xp-band) 4: Als 2, maar met P regeling (xp-band) 5: Als voor 1, maar dan met een minimum referentielimiet op basis van de buitentem-
peratuur Sc3 6: Als voor 3, maar dan met een minimum referentielimiet op basis van de buitentem­peratuur Sc3
Referentie
De regelreferentie wordt hier getoond
Setpoint begrenzing
Met deze instellingen kan het setpoint alleen maar binnen de waarden worden inge­steld. (Dit geldt ook voor regelingen waarbij de Xp band boven de referentie ligt).
Max. toegestane setpoint. (absolute waarde) Min. toegestane setpoint. (absolute waarde als 'r33 = 1-4)
Correctie van drukmeting Pc
Het gemeten druksignaal Pc kan desgewenst worden gecorrigeerd.
Dimensioneringstemperatuur Min tm
Het gemiddelde temperatuurverschil over de condensor bij de laagste capaciteit (tm dierence bij max. belasting). Dit is het temperatuurverschil tussen de buiten- en condensatietemperatuur. Wanneer 'r33 Ctrl. mode' ingesteld staat op 2 of 4 vind de regeling plaats op basis van een referentie die 'Min tm' boven de gemeten buitentemperatuur is.
Uitlezing regeltemperatuur
Hier kan de huidige regeltemperatuur worden uitgelezen, gemeten door de geselec­teerde sensor voor capaciteitsregeling. De waarde is in °C.
Setpoint voor warmteterugwinning
Wanneer een signaal voor warmteterugwinning wordt ontvangen, vindt de regeling plaats met de hier ingestelde waarde + een eventuele verschuiving via een 0-10V signaal.
Gemiddelde waarde referentiewijzigingen
Een referentiewijziging wordt naar boven of beneden verschoven met deze waarde. Instelling in Kelvin/minuut.
Parameter bij bediening via datacommunicatie
S7 °C Pc °C S8 °C
r05 Unit
(In AKM wordt altijd °C gebruikt, onge­acht de instelling)
r12 Main Switch
r28 Set Point °C
r33 Ctrl. mode
r29 Ref. °C
r30 RefMax °C r31 RefMin °C r32 AdjustPc
r56 Min tm K
r58 Ctrl temp
r64 Heat SP°C
r65 RefRamp
8 Handleiding RS8EL410 © Danfoss 03-2010 AK-PC 420
Referentieverschuiving bij max. signaal (Ext. ref.)
Hier wordt de waarde ingesteld waarmee de referentie wordt verschoven bij een maximaal signaal (Ext. ref. is 10V).
Referentieverschuiving bij min. signaal (Ext. ref.)
Hier word de waarde ingesteld waarmee de referentie wordt verschoven bij een mini­maal signaal (Ext. ref. is 0V).
Correctie van S7 signaal
Mogelijk tot compensatie voor lange kabellengtes
Correctie van S8 signaal
Mogelijk tot compensatie voor lange kabellengtes
Condensorcapaciteit Condenser cong. Denitie van condensorventilatoren (mag alleen worden ingesteld indien stap-
penregeling is geselecteerd ('061' ingesteld op 1, 3 of 5). Stel het aantal ventilatoren in dat voor de regeling wordt gebruikt (max. 6). 1-6: Totaal aantal ventilatoren. Alle ventilatoren worden met relais in- en uitgescha-
keld. Relais 1 behoort bij ventilator 1, het volgende bij 2, enz.
7-10: Niet gebruikt 11-16: Totaal aantal ventilatoren (als 1-6), maar nu zal de startvolgorde worden gewij-
zigd iedere keer nadat alle ventilatoren zijn gestopt (draaitijdegalisatie). LET OP De regelaar moet een statussignaal ontvangen van het beveiligingscircuit van iedere ventilator. Het signaal moet worden aangesloten op de bijbehorende DI ingang.
Denitie uitgangsspanning naar klep/frequentieregelaar
Uitgangssignaal is 0-10V of 10-0V. Het signaal kan lineair of non-lineair zijn, zodat het kan worden aangepast aan de gewenste karakteristiek. 1: 0-10V, lineair 2: 10-0V, lineair (niet bij parallelschakeling en freq. reg.) 3: 0-10V, non-lineair 4: 10-0V, non-lineair (niet bij parallelschakeling en freq. reg.)
Regelparameters
r68 ExtRefMax
r69 ExtRefMin
r72 Adjust S7
r73 Adjust S8
c29 Fan mode
c34 AO type
- - - - Cond Cap % Uitlezing ingeschakelde condensorca­paciteit
P: Proportionele band voor klepregeling Xp (P = 100/Xp)
Als de Xp waarde wordt verhoogd wordt de regeling stabieler
I: Integratie tijd Tn voor klepregeling
Als de Tn waarde wordt verhoogd wordt de regeling stabieler
Handbediening condensorcapaciteit
Hier kan de condensorcapaciteit worden ingesteld wanneer de handbediening is geactiveerd.
Handbediening
Handbediening van de condensorcapaciteit wordt hier ingeschakeld. Als deze instelling op ON wordt gezet, zal de capaciteit van parameter ‘n52’ worden ingeschakeld. De instelling gaat terug naar OFF als de hoofdschakelaar wordt uitgezet of na een spanningsval.
P: Proportionele band voor ventilatorregeling Xp (P = 100/Xp)
Als de Xp waarde wordt verhoogd wordt de regeling stabieler
I: Integratie tijd Tn voor ventilatorregeling
Als de Tn waarde wordt verhoogd wordt de regeling stabieler
Capaciteitsoverlap tussen klep en ventilatoren
Bij een klepregeling wordt de eerste 50% geregeld door de klep. Daarna starten de ventilatoren. Als de ventilatoren moeten starten voordat de klep volledig open is, moet een waarde lager dan 50% worden ingesteld. Als de ventilatoren pas mogen starten nadat de klep volledig open is, moet een waarde hoger dan 50% worden ingesteld.
Alarm Alarm settings
De regelaar kan een alarm weergeven in verschillende situaties. Bij een alarm gaan alle LED’s knipperen op de display en het alarmrelais schakelt.
Pc max. (Alarm en beveiligingsfunctie, zie ook pagina 18). Hier wordt het alarm voor de maximale condensatiedruk ingesteld. De instelling is een absolute waarde.
Alarm vertraging DI1 (een onderbroken ingang geeft alarmmelding)
Tijdsinstelling is in minuten. Een minimale instelling betekent geen alarm.
n04 Valve Xp K
n05 Valve Tn s
n52 ConManCap%
n53 ConManCap
n60 Fan XP K
n61 Fan Tn s
n62 FanCap OFF %
A30 Max. Pc. / S7
A27 DI1AlrmDelay
AK-PC 420 Handleiding RS8EL410 © Danfoss 03-2010 9
Alarm vertraging DI2 (een onderbroken ingang geeft alarmmelding) Tijdsinstelling is in minuten. Een minimale instelling betekent geen alarm.
Alarm vertraging DI3 (een onderbroken ingang geeft alarmmelding) Tijdsinstelling is in minuten. Een minimale instelling betekent geen alarm.
Vertragingstijd voor pompalarm
Tijdsinstelling is in seconden. Een minimale instelling betekent geen alarm. Bij kortstondig indrukken van de bovenste toets van de display verschijnt de alarm-
melding in het display en wordt het alarm gereset.
Diverse functies Miscellaneous Keuze toepassing
De regelaar kan op verschillende manieren gecongureerd worden. De gewenste toepassing wordt hier ingesteld. 1: S7 + 3-wegklep + stappenregeling ventilatoren 2: S7 + 3-wegklep + frequentieregeling ventilatoren 3: Pc + 3-wegklep + stappenregeling ventilatoren 4: Pc + 3-wegklep + frequentieregeling ventilatoren 5: S8 + stappenregeling ventilatoren 6: S8 + frequentieregeling ventilatoren
Sensortype (Sc3, S7 en S8) Normaal worden Pt1000 sensors met grote nauwkeurigheid toegepast voor tempera­tuurmeting, maar ook een PTC sensor mag worden toegepast (r25 = 1000) in speciale situaties.
0=Pt1000 1=PTC1000
Bereik drukopnemer
Afhankelijk van de druk moet de juiste drukopnemer worden geselecteerd. Het bereik moet worden ingesteld in de regelaar (bijv. -1 tot 34 bar). De waarden moeten in bar worden ingesteld als het display °C weergeeft en in psig bij weergave in °F.
Pc minimum waarde o47 PcMinTrsPres
A28 DI2AlrmDelay
A29 DI3AlrmDelay
A63 Pump Al.Del
Reset alarm Deze functie herstelt alle alarmmeldin­gen bij instelling op ON.
Bij datacommunicatie kan de prioriteit van elk alarm worden gedenieerd onder het menu “Alarm destinations”
o61 Applic.Mode
o06 Sensor type
Als de waarden ingesteld worden met het AKM programma dan is de instelling in bar.
Pc maximum waarde o48 PcMaxTrsPres
Gebruik van de DI4 ingang
De digitale ingang kan op een contact worden aangesloten en kan dan gebruikt worden voor de volgende functies: Instelling/functie:
0: DI ingang wordt niet gebruikt 1: Beveiligingssignaal van hoge drukbeveiliging. Als de ingang wordt onderbroken,
wordt alle capaciteit ingeschakeld. Er is geen tijdvertraging
Bedrijfstijden
De bedrijfstijden voor de ventilatorrelais kunnen in de volgende menu’s worden uitgelezen en ingesteld. De weergegeven waarden moeten met 1000 worden verme­nigvuldigd; Bijv. 2,1 staat voor 2100 uur. Bij het bereiken van de waarde 99,9 stopt de teller en moet worden gereset naar bijv. 0. Er wordt geen alarm gegenereerd in deze situatie.
Waarde voor relais 7 (pomp 1) o52 DO7 run hour
Waarde voor relais 8 (pomp 2) o53 DO8 run hour
Koudemiddelinstelling (alleen als drukopnemer Pc is gemonteerd)
Voordat de regeling wordt gestart dient het juiste koudemiddel te worden ingesteld. Er is keus uit de volgende koudemiddelen. 1=R12. 2=R22. 3=R134a. 4=R502. 5=R717. 6=R13. 7=R13b1. 8=R23. 9=R500. 10=R503. 11=R114. 12=R142b. 13=gebr.gedef. 14=R32. 15=R227. 16=R401A. 17=R507. 18=R402A. 19=R404A. 20=R407C. 21=R407A. 22=R407B. 23=R410A. 24=R170. 25=R290. 26=R600. 27=R600a. 28=R744. 29=R1270. 30=R417A. 31=R422A. 32=R413A. 33=R422D. 34=R427A. 35=R438A. Let op: verkeerde selectie kan tot compressorschade leiden. Andere koudemiddelen: Selecteer instelling 13 en vervolgens 3 factoren- fac1, fac2 en fac3 via AKM.
Handbediening (alleen via display en alleen als regeling is gestopt, r12=OFF)
In verband met service kunnen de individuele uitgangen handmatig in- en uitge­schakeld worden: 0=geen handbediening, 1-10=handbediening, 1 schakelt relais 1, 2 relais 2, etc. 11-18 geeft spanning op de analoge uitgang. Instelling 11 geeft 1,25 V, 12 geeft 2,5V, etc.
o22 DI4 control
(In AKM wordt het werkelijke aantal uren weergegeven).
o30 Refrigerant
o18 - - -
10 Handleiding RS8EL410 © Danfoss 03-2010 AK-PC 420
Netfrequentie
Stel hier de netfrequentie in.
Gebruik van S8 sensor
Indien applicatie o61 is ingesteld op 1, 2, 3 of 4, kan de S8 sensor worden gebruikt voor de regeling of bewaking. De S8 sensor, die dicht bij de uitrede van de dry-cooler moet worden geplaatst, moet in de regeling worden gebruikt als de afstand tussen de dry-cooler en de 3-wegklep groot is. Stel o96 in op ON als de S8 sensor in de regeling gebruikt moet worden. Als de S8 sensor niet in de regeling wordt gebruikt kan deze gemonteerd worden voor registratiedoeleinden (o96 = OFF).
Adres
Als de regelaar in een datacommunicatienetwerk is opgenomen moet een adres worden ingesteld en dit adres moet dan worden doorgegeven aan de systeemunit (AKA of AK-SM) Deze instellingen kunnen alleen worden gedaan als de communicatiekaart in de regelaar is gemonteerd en de datacommunicatie naar de systeemunit in orde is. Het installeren van de datacommunicatie is vermeld in brochure “RC.8A.C”.
Het adres in te stellen van 1 t/m 240 (afhankelijk van het type systeemunit) o03
Het adres wordt verzonden naar de systeemunit bij instelling op ON o04
Toegangscode
Als de instellingen moeten worden beschermd kan een toegangscode tussen 0 en 100 worden ingevuld. Indien bescherming niet nodig is kan de functie worden uitge­schakeld door OFF te kiezen.
Status digitale uitgangen
De status van de digitale uitgangen kunnen volgens onderstaande parameters wor­den uitgelezen.
Status relais 1 (vent. 1 of start/stop freq. reg.) p25 Fan 1 status Status relais 2 (vent. 2) p26 Fan 2 status Status relais 3 (vent. 3) p27 Fan 3 status Status relais 4 (vent. 4) p28 Fan 4 status Status relais 5 (vent. 5) p29 Fan 5 status Status relais 6 (vent. 6) p30 Fan 6 status Status relais 7 (pomp 1) p31 Pump 1 Status relais 8 (pomp 2) p32 Pump 2 Status relais 9 (warmteterugwinning) p33 Heat recovery Status relais 10 (alarm) p34 Alarm
Pompregeling
Pompregeling wordt uitgevoerd met de volgende instellingen: 0: Beide pompen zijn gestopt 1: Pomp 1 in bedrijf 2: Pomp 2 in bedrijf 3: Beide pompen in bedrijf 4: Automatische overschakeling tussen pompen toegestaan. Starten voor stoppen 5: Automatische overschakeling tussen pompen toegestaan. Stoppen voor starten
Pomp-stop vertraging
Tijdens pompoverschakeling kunnen beide pompen even tegelijk draaien. Hier is in te stellen hoeveel seconden.
Draaitijd in cyclische pompregeling
Stel hier het aantal uren in dat de pomp draait. Na deze tijd wordt overgeschakeld naar de andere pomp.
Status DI 1 u10 DI 1 Status Status DI 2 u37 DI 2 Status Uitlezing Sc3 temperatuursensor u44 Sc3 Status Status DI 3 u87 DI 3 Status Status DI 4 u88 HP safety Status DI 5 u89 Heat recov. Uitlezing S8 temperatuursensor u93 S8 temp Status ow schakelaar ingang u94 Flow switch Uitlezing van huidige referentieverschuiving ontvangen op de analoge ingang Ext.ref. u96 Ext. Ref°C Uitlezing van waarde op analoge uitgang naar klep/frequentieomvormer u97 AO Volt Uitlezing S7 temperatuursensor u98 S7 temp
o12 50 / 60 Hz
(50=0, 60=1)
o96 S8 optional
o05
p35 Pump ctrl.
p36 Pump del.
p37 Pump cycle
AK-PC 420 Handleiding RS8EL410 © Danfoss 03-2010 11
Status werking regelaar
Er kunnen zich regelsituaties voordoen waarbij de regelaar staat te wachten voor de volgende stap in de regeling. Om deze “waarom gebeurt er niets?” situaties zicht-baar te maken volstaat
Ctrl state
(0 = regelen) het om de bovenste druktoets kort (1sec) in te drukken. Hierdoor wordt de status weergege­ven in het display. De individuele statuscodes hebben de volgende betekenis:
S10: Regeling is gestopt door intene of externe start / stop. 10
S25: Handbediening van uitgangen 25
Foutmeldingen Alarms "Destinations"
A11: Geen koudemiddel geselecteerd (cf. o30) A11 No RFG Sel
A17: Te hoge Pc A17 Hi Pc alarm
A28, A29, A30: Extern alarm. Onderbroken signaal op ingang DI1 /2 /3. A28 ...... A30 DI_ Alarm
A34, A35, A36, A37, A46, A47: Ventilator alarm. Ventilator 1, 2, 3, 4, 5, 6 A34 ...... A37, A46, A47 Fan_fault
A45: Regeling gestopt door instelling of met externe schakeling A45 Stand by
A77: Onderbroken signaal op ingang 'ow switch' tijdens bedrijf pomp 1 A77 Pump 1 fault
A78: Onderbroken signaal op ingang 'ow switch' tijdens bedrijf pomp 2 A78 Pump 2 fault
A79: Onderbroken signaal op ingang 'ow switch' tijdens bedrijf pomp 1 en 2 A79 PMP1&2 fault
E1: Fout in de regelaar E1 Ctrl. fault
E2: Signaal voor de regeling buiten bereik (onderbroken of kortgesloten) E2 Out of range
Beveiligingsfuncties
Criteria Referentie / regelsensor Capaciteit
Pc or S7 > Pc/S7 max (A30) - 3 Geen verandering 100% capaciteit tot het signaal weer 60 seconden
Pc signaalfout S7 wordt gebruikt en referentie wordt 5K verlaagd. Normale regeling
S7 signaalfout Pc wordt gebruikt en referentie wordt 5K verhoogd. Normale regeling
Pc en S7 signaalfout Geen verandering 100% capaciteit
Sc3 signaalfout De vlottende referentie wordt verwijderd en de regeling
vind plaats op basis van de referentie ingesteld in 'r29'.
S8 signaalfout Geen verandering Bij applicatie 1-4 gaat de regeling verder zonder de
onder de limiet is.
Normale regeling
S8 sensor. Bij applicatie 5-6 wordt 100% capaciteit ingeschakeld.
12 Handleiding RS8EL410 © Danfoss 03-2010 AK-PC 420
Bediening
Datacommunicatie
Als de regelaar is uitgebreid met een datacommunicatiekaart, kan de regelaar worden bediend via een systeemunit. De namen van de parameters zijn te zien aan de rechterkant van pagina’s 8 tot en met 12.
De prioriteit van de alarmen kan op de volgende manieren wor­den ingesteld: 1 (Hoog), 2 (Medium), 3 (Laag) of 0 (Geen alarm).
Bediening via externe display
De waarden worden getoond met drie karakters; via een instelling kan bepaald worden of de drukken worden weergegeven in SI eenheid (°C / bar) of US eenheid (°F / psig.). Er zijn twee opties voor een display:
EKA 164
EKA 164
Display voor instellen van de regelaar en weergave van de regeltemperatuur. Als de onderste knop wordt ingedrukt zal voor een korte tijd een van de andere sensoren worden getoond.
Regeling Normal display Alternatieve weer-
gave
Regelsensor (onderste toets)
1 en 2 S7 Pc
3 en 4 Pc S7
5 en 6 S8 S7
EKA 163
Druktoetsen
Bij het instellen/veranderen van een instelling, geven de bovenste en onderste druktoets een hogere of lagere waarde. Voordat een waarde veranderd kan worden moet er echter eerst toegang tot het menu verschaft worden. Houdt voor toegang tot het menu de bovenste druktoets een aantal seconden ingedrukt totdat de eerste parametercode zichtbaar wordt. Zoek de parameter die u wilt wijzigen en druk op de middelste druktoets. Nadat de waarde is gewijzigd, druk nogmaals op de middelste druktoets om de waarde te bevestigen.
EKA 163
Als de alternatieve temperatuur continue moet worden getoond, kan deze display (zonder knoppen) worden aangesloten.
In het kort:
1. Druk op de bovenste druktoets (2 seconden)
2. Zoek met de onderste of bovenste druktoets de parameter die u wilt wijzigen
3. Druk op de middelste druktoets om de huidige waarde te zien
4. Wijzig de waarde met de onderste en bovenste druktoets
5. Druk op de middelste druktoets om de waarde te bevestigen
Een korte druk op de bovenste druktoets tijdens de regeling geeft de regelstatus of alarmcodes weer (zie pagina 15).
AK-PC 420 Handleiding RS8EL410 © Danfoss 03-2010 13
Menuoverzicht
Conguratieparameters kunnen alleen worden ingesteld wanneer de regeling is gestopt, r12=0.
SW: 1.2
Para-
Functie
Normale weergave
Regeltemperatuur wordt getoond in EKA 164 (display met toetsen).
Weergave Pc in EKA 163 - °C
Referentie
Selecteer SI of US: 0=SI (bar/ºC). 1=US (psig/ºF)
Start/stop regeling r12 OFF ON OFF
Instelling setpoint r28 -25°C 75°C 30°C
Weergave totale referentie r29 °C
Begrenzing: max. waarde referentie r30 -99.9°C 99.9°C 55.0°C
Begrenzing: Min. waarde referentie r31 -99.9°C 99.9°C -99.9°C
Correctie signaal van Pc sensor r32 -50 K 50 K 0.0
Pc setpoint variatie. 1 en 2 is PI-regeling 1: Vaste referentie, “r28” wordt gebruikt 2: Variabele referentie. Buitentempera­tuur (Sc3) wordt meegenomen in de referentie 3: Als 1, maar met P-regeling (Xp-band) 4: Als 2, maar met P-regeling (Xp-band) 5: Als 1, maar met min. referentie volgens buitentemperatuur 6: Als 3, maar met min. referentie volgens buitentemperatuur
Het gemiddelde temperatuurverschil over de condensor bij minimale capaciteit (min tm K)
Huidige regeltemperatuur r58 °C
Setpoint voor warmteterugwinning r64 -25°C 75°C 35°C
Verschuiving voor referentiewijzigin­gen.
Verschuiving referentie bij max. extern signaal = 10V
Verschuiving referentie bij min. extern signaal = 0V
Correctie signaal S7 sensor r72 -50 K 50 K 0.0
Correctie signaal S8 sensor r73 -50 K 50 K 0.0
Capaciteit
Denitie condensorventilatoren 1-6: Totaal aantal ventilatorrelais 7-10: Niet gebruikt 11- 16: Totaal aantal ventilatorrelais
(11=1, 12=2 etc.) met roulerende ventilatorstart.
Denitie van voltage analoge uitgang 0-10V 1: 0-10V, lineair 2: 10-0V, lineair 3: 0-10V, non-lineair 4: 10-0V, non-lineair
Proportionele band Xp (P=100/Xp) voor klepregeling
Integratietijd Tn voor klepregeling n05 30 s 600 s 120
Capaciteit voor handmatige conden­sorregeling (zie ook n53)
Handbediening condensorcapaci­teit (Bij ON wordt de waarde in n52 gebruikt)
Min. Max. Fabr.
meter
- °C
r05 0 1 0
r33 1 6 1
r56 3.0 50.0 8.0
0.1 K/
r65
min.
r68 -50 K 50 K 0.0
r69 -50 K 50 K 0.0
c29 0/OFF 16 0
c34 1 4 1
n04 0.2 K 40.0 K 10.0 K
n52 0 % 100 % 0
n53 OFF ON OFF
50 K/ min.
instel.
10 K/ min.
Proportionele band Xp (P=100/Xp) voor ventilatorregeling
Integratietijd Tn voor ventilatorrege­ling
Denitie van inschakeling van eerste ventilator. Wordt ingesteld als % van de totale capaciteit. Bijvoorbeeld 50% als ook een 3-wegklep wordt gebruikt.
Alarm
Vertragingstijd voor DI1 alarm
Vertragingstijd voor DI2 alarm A28
Vertragingstijd voor DI3 alarm A29
Pc max (alarm- en beveiligingsfunctie) A30 -10 °C 200°C 60.0°C
Vertragingstijd voor pompalarm
Diverse functies
Adres regelaar o03* 1 990 Adres aanmelden bij systeemunit ON/ OFF (service pin)
Toegangscode o05
Sensortype voor Sc3, S7 en S8 0=Pt1000, 1=PTC1000
Instelling netfrequentie o12 50 Hz 60 H 0
Handmatige bediening uitgangen
0: geen handbediening 1-10: 1 inschakelen relais 1, 2 relais
2, enz. 11-18: geeft spanning op analoge uitgang (11 geeft 1,25 V, en verder in stappen van 1,25 V
Gebruik van de DI4 ingang 0=niet in gebruik, 1=Beveiligingssig­naal van hoge druk pressostaat
Instelling koudemiddel 1=R12. 2=R22. 3=R134a. 4=R502. 5=R717. 6=R13. 7=R13b1. 8=R23. 9=R500. 10=R503. 11=R114. 12=R142b. 13=Gebr.gedef. 14=R32. 15=R227. 16=R401A. 17=R507. 18=R402A. 19=R404A. 20=R407C. 21=R407A. 22=R407B. 23=R410A. 24=R170. 25=R290. 26=R600. 27=R600a. 28=R744. 29=R1270. 30=R417A. 31=R422A. 32=R413A.
33=R422D. 34=R427A. 35=R438A. Minimum waarde bereik Pc druktrans­mitter Maximum waarde bereik Pc druktrans­mitter Bedrijfstijd relais 7 (uren=waarde x
1000)
Bedrijfstijd relais 8 (uren=waarde x
1000)
* Deze instelling is alleen mogelijk indien een datacommunicatiemodule is geplaatst in de regelaar
n60 0.2 K 40.0 K 20.0 K
n61 30 s 600 s 240
n62 0 % 70 % 50 %
0 min.
A27
(-1=OFF)
0 min. (-1=OFF)
0 min. (-1=OFF)
A63 1 s 600s 15 s
o04* - -
1 (0=OFF)
o06 0 1 0
o18 0 18 0
o22 0 1 0
o30 0 35 0
o47 -1 bar 0 bar -1.0
o48 1 bar
o52 0.0 h 99.9 h 0.0
o53 0.0 h 99.9 h 0.0
999
OFF
min.
999
OFF
min.
999
OFF
min.
100 OFF
200
34.0
bar
Vervolg volgende pagina
14 Handleiding RS8EL410 © Danfoss 03-2010 AK-PC 420
Selectie toepassing 1: S7 + 3-wegklep + stap.reg. vent. 2: S7 + 3-wegklep + freq.reg. vent. 3: Pc + 3-wegklep + stap.reg. vent. 4: Pc + 3-wegklep + freq.reg, vent. 5: S8 + stap.reg. ventilatoren 6: S8 + freq.reg. ventilatoren
Gebruik van S8 sensor ON: voor regeling OFF: voor meting
Service etc.
Status relais 1 (vent. 1) p25
Status relais 2 (vent. 2) p26
Status relais 3 (vent. 3) p27
Status relais 4 (vent. 4) p28
Status relais 5 (vent. 5) p29
Status relais 6 (vent. 6) p30
Status relais 7 (pomp 1) p31
Status relais 8 (pomp 2) p32
Status relais 9 (warmteterugwin.) p33
Status relais 10 (alarm) p34
Pompregeling: 0: Beide pompen uit 1: Alleen pomp 1 2: Alleen pomp 2 3: Pomp 1 en 2 4: 2 pompen + egalisatie. Starten voor stoppen 5: 2 pompen + egalisatie. Stoppen voor starten
Pompinstelling. Tijd waarbij beide pompen draaien bij een overschake­ling.
Pompinstelling. Bedrijfstijd voor over­schakeling naar andere pomp.
Status DI1 ingang u10
Status DI2 ingang u37
Uitlezing temperatuur sensor “Sc3” u44 °C
Status DI3 ingang u87
Status DI4 ingang u88
Status DI5 ingang u89
Uitlezing temperatuur sensor “S8” u93
Status 'ow switch' ingang u94
Uitlezing referentieverschuiving van extern signaal
Uitlezing waarde analoge uitgang in V u97
Uitlezing temperatuur sensor “S7” u98
o61 1 6 1
o96 O/0 On/1 O/0
p35 0 5 1
p36 0 s 60 s 10 s
p37 1 h 500 h 24 h
u96
De regelaar kan de volgende meldingen genereren
E1 Fout-
melding
E2 Signaal voor de regeling buiten bereik, of het
Alarm-
A11
melding
A17 Te hoge Pc
A28 DI 1 alarm. Klem 46 is onderbroken
A29 DI 2 alarm. Klem 47 is onderbroken
A30 DI 3 alarm. Klem 49 is onderbroken
A34 Vent. 1 alarm. Klem 29 is onderbrok
A35 Vent. 2 alarm. Klem 30 is onderbroken
A36 Vent. 3 alarm. Klem 31 is onderbroken
A37
A45 Regeling gestopt
A46 Vent. 5 alarm. Klem 33 is onderbroken
A47 Vent. 6 alarm. Klem 34 is onderbroken
A77 Pomp 1 alarm. Klem 36 onderbroken
A78 Pomp 2 alarm. Klem 36 onderbroken
A79 Pomp 1 en 2 alarm. Klem 36 onderbroken.
Status
S10
melding
S25 Handbediening van uitgangen
PS Info
Fout in de regelaar
regelsignaal is defect
Koudemiddel niet geselecteerd
Vent. 4 alarm. Klem 32 is onderbroken
Regeling gestopt door interne of externe start/ stop functie
Wachtwoord is vereist voor toegang tot de instel­lingen
De status- en foutmeldingen op deze pagina kunnen in de display worden getoond door kort op de bovenste druktoets te drukken. Als er meer dan één alarm aanwezig is, kan met de bo­venste en onderste druktoets door de alarmen worden 'gescrold'.
Fabrieksinstelling Als u naar de fabrieksinstelling terug wilt, handel als volgt:
- Schakel de voeding van de regelaar uit
- Houdt bovenste en onderste druktoetsen ingedrukt en schakel tegelijkertijd de voeding weer in.
AK-PC 420 Handleiding RS8EL410 © Danfoss 03-2010 15
Aansluitingen
Pc: AKS 32R: 1= Zwart = + 2 = Blauw = ­3 = Bruin = s
Alle ingangen zijn laag voltage. Alle relaisuitgangen kunnen hoog voltage zijn.
Klemmen:
1-2 Voeding 24V a.c. 4- 15 Relaisuitgangen voor ventilatoren 16-19 Relaisuitgang voor pomp 1 en pomp 2 20-21 Relaisuitgang voor warmteterugwinning 22-24 Alarmrelais
Klemmen 22 en 24 zijn bij een alarmsituatie gesloten en wanneer de regelaar spanningsloos is.
27-28 24 V signaal voor start / stop regeling 27-29 24 V signaal van beveiligingscircuit ventilator 1 27-30 24 V signaal van beveiligingscircuit ventilator 2 27-31 24 V signaal van beveiligingscircuit ventilator 3 27-32 24 V signaal van beveiligingscircuit ventilator 4 27-33 24 V signaal van beveiligingscircuit ventilator 5 27-34 24 V signaal van beveiligingscircuit ventilator 6 27-35 (niet gebruikt) 27-36 24 V signaal van ‘ow’ schakelaar 37-38 Spanningssignaal 0-10V d.c. naar 3-wegklep of frequentie-
regelaar voor ventilatoren
39-41 Mogelijkheid tot aansluiten van extern display EKA 163
voor uitlezing Pc
42-44 Mogelijkheid tot aansluiten van extern display EKA 164
voor bediening en uitlezen temperatuur 45-46 DI1 - Contactfunctie voor alarmsignaal 45-47 DI2 - Contactfunctie voor alarmsignaal 48-49 DI3 - Contactfunctie voor alarmsignaal 48-50 HD beveiliging – Contactfunctie voor hoge druk beveili-
gingssignaal
51-52 Warmteterugwinning – Contactfunctie voor start warmte-
terugwinning 51-53 S7 sensor. Sensorsignaal van AKS 11, AKS 12, of EKS 111 54-55 Sc3 sensor. Sensorsignaal van AKS 11, AKS 12, of EKS 111 54-56 S8 sensor. Sensorsignaal van AKS 11, AKS 12, of EKS 111 57-58 Signaal voor verschuiving van de referentie. 0-10 V d.c. 60-62 Condensatiedruk. Voltsignaal van AKS 32R.
Datacommunicatie
25-26 Alleen aan te sluiten als er een datacommunicatie kaart is
gemonteerd.
Voor ethernetcommunicatie dient de plugconnectie RJ45
te worden gebruikt.
Het is van het grootste belang dat de aanleg van de data-
communicatiekabel correct wordt uitgevoerd. Zie separate literatuur RC8AC.
Gemeenschappelijk Pc signaal
Indien de AK-PC 420 wordt gebruikt samen met een andere rege­laar voor de compressoren, zoals; AK-PC 530 AK-PC 730 AK-PC 840 AK-CH 650 kan het signaal van de AKS 32R worden gebruikt voor beide re­gelaars. In dit geval moeten afzonderlijke 24V voedingen voor de regelaars worden gebruikt.
16 Handleiding RS8EL410 © Danfoss 03-2010 AK-PC 420
Data Bestellen
Danfoss
84B2330.11
Voeding 24 V a.c. +/-15% 50/60 Hz, 5 VA
1 drukopnemer type AKS 32R
Ingangssignaal
Digitale ingang van contactfunctie.
Relaisuitgangen voor ventilatoren
Relaisuitgangen voor dubbele pompen
Relaisuitgang voor warmteterugwinning
Alarmrelais 1 x SPDT
Analoge uitgang 0-10 V d.c.
Display uitgangen
Datacommunicatie
Omgeving
Behuizing IP 20
Gewicht 0.4 kg
Montage DIN rail of wand
Aansluitingen max. 2.5 mm2 multicore
Goedkeuringen
3 Temperatuursensors Pt 1000 Ohm/0 °C of PTC 1000 Ohm/25°C
Extern referentiesignaal: 0 -10 V d.c.
1 voor start/stop regeling
8 voor beveiligingscircuits
3 voor alarmfuncties
1 voor start warmteterugwinning
8 x SPST
2 x SPST
1 x SPST
EKA 163 Uitlezing Pc
EKA 164 Bediening, uitlezing S7
Een datacommunicatiekaart kan worden ge­monteerd
Tijdens bedrijf 0 - 55 ºC Tijdens transport -40 - 70 ºC
20 - 80% RV, geen condensvorming
Geen schokken of trillingen
EU Low Voltage Directive en EMC eisen in over­eenstemming met CE-markering LVD-getest volgens EN 60730-1 en EN 60730-2-9 EMC-getest volgens EN EN61000-6-2 en 3
AC-1: 3 A (ohms) AC-15: 2 A (inductief)
AC-1: 6 A (ohms) AC-15: 3 (inductief)
Drukopnemer / temperatuursensor
Zie document RK.0Y.G….
Type Functie Bestellen
AK-PC 420 Capaciteitsregelaars voor dry-cooler 084B8008
EKA 163B Display 084B8574
EKA 164B Display met toetsen 084B8575
EKA 174
EKA 178B
Montage
AK-PC 420
Kabel voor display 2m, 1 stuks 084B7298
Kabel voor display 6m, 1 stuks 084B7299
Datacommunicatiekaart LON RS 485 (galvanisch gescheiden)
Datacommunicatiekaart MODbus (gal­vanisch gescheiden)
Alleen voor paneelmontage (IP40) Alleen aansluiting via pluggen
084B7124
084B8571
Display type EKA 163 / EKA 164
Aandachtspunten bij installatie
Beschadiging, onjuiste montage of de condities ter plaatse kun­nen defecten veroorzaken in het regelsysteem en uiteindelijk leiden tot beschadiging van de installatie.
Iedere mogelijke beveiliging is in onze producten ingebouwd om dit te voorkomen, maar bijvoorbeeld door verkeerde installatie kunnen alsnog problemen ontstaan.
Danfoss aanvaardt geen aansprakelijkheid voor producten of installatiecomponenten, die beschadigd zijn door bovengenoemde defecten. Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om de installatie grondig te controleren en alle nodige veiligheden in te passen.
Speciaal de noodzaak voor signalen naar de regelaar wanneer de compressor stopt en de montage van “slokkenvangers” in de zuigleiding verdienen extra aandacht.
Uw lokale Danfoss agent is altijd bereid om advies te geven.
AK-PC 420 Handleiding RS8EL410 © Danfoss 03-2010 17
Appendix - Referentie en regeling
Hieronder worden de regelfuncties meer in detail beschreven. Door middel van parameter r33 is het mogelijk om te kiezen tussen 6 verschillende regelmethoden. Het wordt aanbevolen om als eerste instelling 1, 2 of 5 te gebruiken. Als het systeem onstabiel is kan het nodig zijn om over te schakelen naar 3, 4, of 6.
r33 Reg.
meth.
Geen warmteterugwinning Warmteterugwinning Minimum Maximum
1 PI r28 SP+Ext. Ref r64 SP+Ext. Ref r31 Ref Min. r30 Ref Max.
2 PI Sc3+Min.tm r64 SP+Ext. Ref r31 Ref Min. r30 Ref Max.
3 P r28 SP+Ext. Ref r64 SP+Ext. Ref r31 Ref Min. r30 Ref Max.
4 P Sc3+Min.tm r64 SP+Ext. Ref r31 Ref Min. r30 Ref Max.
5 PI r28 SP+Ext. Ref r64 SP+Ext. Ref Sc3+Min. tm K r30 Ref Max.
6 P r28 SP+Ext. Ref r64 SP+Ext. Ref Sc3+Min. tm K r30 Ref Max.
1. PI regeling. Vaste referentie, constante condensatiedruk
2. PI regeling. Vlottende regeling met Sc3 buitentemperatuur, variabele condensatiedruk
3. Als ‘1’, maar met P regeling. De condensatiedruk kan iets hoger zijn dan de aangegeven Pc referentie.
4. Als 2’, maar met P regeling. De condensatiedruk kan iets hoger zijn dan de aangegeven Pc referentie.
5. en 6. Als 1 en 3, maar met een buitentemperatuur afhankelijke minimale referentie.
De verschillende regelmethoden werken als volgt: (Om het eenvoudig te houden is in het voorbeeld geen rekening gehouden met een mogelijk verschuiving van het setpoint door middel van een 0-10V signaal)
Referentie Begrenzing referentie
Belangrijke instelling ter voorkoming van alarmen
Als r33 = 1,2 of 5: ‘Pc ref. max.’ moet minstens 5K onder ‘Pc max.’ (A30) zijn.
Als r33 = 3, 4 of 6:
‘Pc ref. max.’ moet minstens (‘n04 valve Xp’ + ‘n60 fan Xp’ + 5) K onder ‘Pc max.’ (A30) zijn.
1. PI regeling met vaste referentie
Warmteterugwinning = aan
In PI regeling zal de regelaar ervoor zorgen dat de regeltemperatuur zo min mogelijk afwijkt van de referentie. De referentie waar de regelaar op regelt kan altijd worden uitgelezen in parameter 'r29'. Tijdens normale regeling wordt de instelling ‘r28 Setpoint’ gebruikt als referentie. Tijdens warmteterugwinning wordt parameter ‘r64 Heat SP °C’ het nieuwe (tijdelijke) setpoint en wordt r30 verhoogd naar 99,9 °C..
2. PI regeling met vlottende referentie
Warmteterugwinning = aan
In PI regeling zal de regelaar ervoor zorgen dat de regeltemperatuur zo min mogelijk afwijkt van de referentie. De referentie is een vaste waarde (r56 Min tm K) boven de gemeten bui­tentemperatuur Sc3 en kan worden uitgelezen in ‘r29 Ref °C’. Als de buitentemperatuur 1 graad zakt, zal de referentie ook 1 graad zakken. Tijdens warmteterugwinning wordt parameter ‘r64 Heat SP °C’ het nieuwe (tijdelijke) setpoint en wordt r30 verhoogd naar 99,9 °C..
Het verhogen/verlagen van de referentie vindt plaats via een ‘ramp’ functie gedenieerd in ‘r65 Ref Ramp’. De capaciteit van de 3-wegklep wordt geregeld via regelparameters ‘n04 Valve Xp’ en ‘n05 Valve Tn s’ en de ventilatoren worden geregeld via regel­parameters ‘n60 Fan Xp’ en ‘n61 Fan Tn s’.
Het verhogen/verlagen van de referentie vindt plaats via een ‘ramp’ functie gedenieerd in ‘r65 Ref Ramp’. Als de buitentemperatuursensor defect raakt zal de referentie overschake­len naar ‘r28 Setpoint’. De capaciteit van de 3-wegklep wordt geregeld via regelparameters ‘n04 Valve Xp’ en ‘n05 Valve Tn s’ en de ventilatoren worden geregeld via regel­parameters ‘n60 Fan Xp’ en ‘n61 Fan Tn s’.
18 Handleiding RS8EL410 © Danfoss 03-2010 AK-PC 420
3. P regeling met vaste referentie
Warmteterugwinning = aan
Als punt 1, maar met een P regeling zal de actuele regeltemperatuur altijd afwijken van de referentie. De reden hiervoor is dat de inschakelcapaciteit volledig afhankelijk is van hoe ver de gemeten regeltemperatuur af is van de referentie. De capaciteit van de 3-wegklep wordt geregeld via de proportionele band ‘n04 Valve Xp’ en de ventilatoren worden geregeld via proportionele band ‘n60 Fan Xp'.
4. P regeling met vlottende referentie
Warmteterugwinning = aan
Als punt 2, maar met een P regeling zal de actuele regeltemperatuur altijd afwijken van de referentie. De reden hiervoor is dat de inschakelcapaciteit volledig afhankelijk is van hoe ver de gemeten regeltemperatuur af is van de referentie. De capaciteit van de 3-wegklep wordt geregeld via de proportionele band ‘n04 Valve Xp’ en de ventilatoren worden geregeld via proportionele band 'n60 Fan Xp'.
Dit betekent dat de 3-wegklep volledig open is als de temperatuur ‘n04 S7/Pc Xp’ boven de referentie is, en de ventilatoren draaien 100% als de temperatuur ‘n04 S7/Pc Xp’ + ‘n60 S8 Xp’ boven de referentie is. Het in- en uitschakelen van de ventilatoren is te zien in de tekening. Indien de volledige ventilatorcapaciteit wordt geregeld door het 0-10V signaal, wordt de capaciteit weergegeven door de stippellijn.
Dit betekent dat de 3-wegklep volledig open is als de temperatuur ‘n04 S7/Pc Xp’ boven de referentie is, en de ventilatoren draaien 100% als de temperatuur ‘n04 S7/Pc Xp’ + ‘n60 S8 Xp’ boven de referentie is. Het in- en uitschakelen van de ventilatoren is te zien in de tekening. Indien de volledige ventilatorcapaciteit wordt geregeld door het 0-10V signaal, wordt de capaciteit weergegeven door de stippellijn.
AK-PC 420 Handleiding RS8EL410 © Danfoss 03-2010 19
5. PI regeling met vaste referentie en min. referentie op basis van de buitentemperatuur
Warmteterugwinning = aan
In PI regeling zal de regelaar ervoor zorgen dat de regeltemperatuur zo min mogelijk afwijkt van de referentie. De referentie waar de regelaar op regelt kan altijd worden uitgelezen in parameter 'r29'. Tijdens normale regeling wordt de instelling ‘r28 Setpoint’ gebruikt als referentie. Ref. min. = Sc3 + Min. tm K
Tijdens warmteterugwinning wordt parameter ‘r64 Heat SP °C’ het nieuwe (tijdelijke) setpoint en wordt r30 verhoogd naar 99,9 °C. Het verhogen/verlagen van de referentie vindt plaats via een ‘ramp’ functie gedenieerd in ‘r65 Ref Ramp’. De capaciteit van de 3-wegklep wordt geregeld via regelparameters ‘n04 Valve Xp’ en ‘n05 Valve Tn s’ en de ventilatoren worden geregeld via regel­parameters ‘n60 Fan Xp’ en ‘n61 Fan Tn s’.
6. P regeling met vaste referentie en min. referentie op basis van de buitentemperatuur
Warmteterugwinning = aan
Als punt 1, maar met een P regeling zal de actuele regeltemperatuur altijd afwijken van de referentie. De reden hiervoor is dat de inschakelcapaciteit volledig afhankelijk is van hoe ver de gemeten regeltemperatuur af is van de referentie. De capaciteit van de 3-wegklep wordt geregeld via de proportionele band ‘n04 Valve Xp’ en de ventilatoren worden geregeld via proportionele band ‘n60 Fan Xp’. Ref. min.= Sc3 + Min. Tm K
Dit betekent dat de 3-wegklep volledig open is als de temperatuur ‘n04 S7/Pc Xp’ boven de referentie is, en de ventilatoren draaien 100% als de temperatuur ‘n04 S7/Pc Xp’ + ‘n60 S8 Xp’ boven de referentie is. Het in- en uitschakelen van de ventilatoren is te zien in de tekening. Indien de volledige ventilatorcapaciteit wordt geregeld door het 0-10V signaal, wordt de capaciteit weergegeven door de stippellijn.
Danfoss can accept no responsibility for possible errors in catalogues, brochures and other printed material. Danfoss reserves the right to alter its products without notice. This also applies to products already on order provided that such alternations can be made without subsequential changes being necessary in specications already agreed. All trademarks in this material are property of the respecitve companies. Danfoss and Danfoss logotype are trademarks of Danfoss A/S. All rights reserved.
20 Handleiding RS8EL410 © Danfoss 03-2010 AK-PC 420
FC-SPMC
Loading...