De AK-LM 350 is een complete bewaking en registratie unit met
regelfuncties via relaisuitgangen. De unit kan gebruikt worden
voor het detecteren van temperaturen, drukken, spanningssignalen en aan/uit functies en andere signalen in en om koelinstallaties.
COP-berekening kan worden uitgevoerd bij de volgende systemen:
• CO2-booster
• CO2-booster met warmteterugwinning
• CO2-booster met warmteterugwinning en brine
• Cascade-installatie
• Eentraps
De unit is uitgerust met LON communicatie en kan worden bediend via een PC.
Functies
Temperatuur
• Temperatuurdetectie
• Temperatuurbewaking met alarmfunctie
• Verlenging van alarmvertraging wanneer ontdooisignaal (DI)
wordt ontvangen
• Onderbreking van alarmbewaking wanneer schakelsignaal (DI)
wordt ontvangen
• Temperatuurregeling met relaisfunctie
Voor de COP-berekening is een signaal van 0-10 V vereist dat aangeeft hoeveel van de compressorcapaciteit aangesloten is.
Dit signaal kan worden opgehaald uit de compressorregelaar, als
die van een van de volgende typen is:
AK-PC 772,
AK-PC 781, versie 4 of nieuwer (versie 4 = januari 2013)
AK-PC 783.
Druk
• Drukdetectie
• Drukbewaking met alarmfunctie
• Drukregeling met relaisfunctie
Spanningen 0-10 V
• Spanningsdetectie
• Spanningsbewaking met alarmfunctie
• Spanningsbewaking met relaisfunctie
Aan/uit signalen
• Detectie van schakelsignalen
• Alarmfunctie met vertraging + relaisfunctie
• Schakelsignaal kan geïnverteerd worden
• Urenteller van Aan tijd
• Teller aantal schakelingen
Pulssignalen
• Registratie van elektriciteit, water, gas, etc.
• Energie uitlezing
• Energie uitlezing binnen een ingestelde synchronisatieperiode
• Energie uitlezing in een periode tussen synchronisatiepulsen
• Ontvangen synchronisatiesignaal
COP-berekening
• COP voor MT en LT
• ETAis voor MT en LT
• Koelvermogen voor MT en LT
• Warmteterugwinning
• Warmteverlies
• COPS voor het hele systeem
40
20
20
20
8
Dezelfde meetwaarde kan door een aantal verschillende functies worden gebruikt.
Tot 120 ingangen en uitgangen zijn toegestaan.
Alarmrelais
• Twee alarmrelais die schakelen bij verschillende alarmprioriteiten
Het grote voordeel van deze serie regelaars is dat ze bij uitbreiding van de koelinstallatie eveneens kunnen worden uitgebreid.
Het is ontworpen om koelinstallaties te regelen, maar niet voor
één specieke toepassing - variatie wordt bereikt door de verschillende software en de manier waarop de aansluitingen gedenieerd kunnen worden.
Voor iedere regeling wordt hetzelfde type modules gebruikt, maar
de compositie kan indien gewenst worden veranderd. Met deze
modules (bouwstenen) is het mogelijk om een grote verscheidenheid aan regelingen te creëren, maar het is de taak van de
installateur om de regeling aan de gestelde wensen aan te passen.
Deze instructies zijn gemaakt om de weg te vinden door alle open
vragen zodat de regeling gedenieerd kan worden en de aansluitingen gemaakt.
Regelaar
Bovenste deel
Voordelen
• De regelaar kan met de installatie ‘meegroeien’
• De software kan voor één of meer regelingen worden ingesteld
• Verscheidene regelingen met dezelfde componenten
• ‘Uitbreidingsvriendelijk’ als de systeemeisen veranderd moeten
worden
• Flexibel concept
- Regelaars hebben dezelfde constructie
- Één principe - veel regelmogelijkheden
- Modules worden geselecteerd naar behoefte
- Dezelfde modules zijn overal toepasbaar
Uitbreidingsmodule
Onderste deel
De regelaarmodule is de ‘hoeksteen’ van de regeling. De module heeft in- en
uitgangen die kleine systemen kunnen regelen.
• Het onderste deel, en dus de klemmen, zijn hetzelfde voor alle regelaartypes
• Het bovenste deel is de intelligentie met software. Dit deel zal variëren voor ieder
regelaartype, maar wordt altijd met het onderste deel meegeleverd.
• Op het bovenste deel zit ook de aansluiting voor de datacommunicatie en de
adresschakelaars.
Voorbeelden
Regeling met weinig aansluitingen kan
plaatsvinden met de regelaarmodule alleen
Als het systeem groeit en meer functies nodig zijn, kan de regeling worden
uitgebreid.
Met extra modules kunnen meer signalen worden ontvangen en/of meer relais
geschakeld worden. Hoeveel en welke modules wordt bepaald door de toepassing.
Als er veel aansluitingen nodig zijn, moeten er
meer modules geplaatst worden
Instelling en bediening van een AK regelaar gebeurd via de ‘AKService Tool’ software.
Het programma wordt geïnstalleerd op een PC en de instelling
en bediening van de diverse functies worden uitgevoerd via de
menuschermen van de regelaar.
Menuschermen
De menuschermen zijn dynamisch d.w.z. dat een instelling in het
ene menu resulteert in andere instelmogelijkheden in een ander
menu.
Een simpele koeltoepassing met weinig aansluitingen resulteert in
een set-up met weinig instellingen, terwijl een zelfde toepassing
met veel aansluitingen resulteert in een set-up met veel instellingen.
Vanuit het ‘overzichtscherm’ is toegang te krijgen tot de menu’s
voor de regeling.
Aan de onderkant van het scherm is toegang te krijgen tot een
aantal algemene functies zoals, ‘overzicht’, ‘ handbediening’, ‘registraties’, ‘alarmen’ en ‘service’ (conguratie).
Netwerk
De regelaar kan opgenomen worden in een netwerk samen met
andere regelaars van het ADAP-KOOL® systeem.
Een gateway type AKA 245 of een System Manager type AK-SM
350, AK-SM 720 of AK-SC 355 kan worden gebruikt als systeemunit.
Na de conguratie kan de bediening op afstand gedaan worden
met de Danfoss AKM software.
Gebruikers
De regelaar bevat standaard een aantal talen welke door een
gebruiker geselecteerd en gebruikt kunnen worden. Als er meer
gebruikers zijn, kunnen zij ieder indien nodig een eigen taal
selecteren. Aan iedere gebruiker moet een gebruikersproel
worden toegewezen welke of volledige of beperkte toegang tot
de bediening geeft.
Een aantal LED’s maakt het mogelijk om de signalen te volgen die
verstuurd en ontvangen worden door de regelaar.
Registratie
Met de registratiefunctie kan de meting geselecteerd worden die
getoond moet worden.
De verzamelde waarden kunnen uitgeprint of geëxporteerd worden. Geëxporteerde bestanden kunnen in Excel weer ge-opend
en gelezen worden of geïmporteerd worden in AKM.
(De registratiefunctie is alleen beschikbaar via AK-ST 500.)
Een registratie zal normaal in de systeemunit aangemaakt moeten
worden. De systeemunit heeft een groter geheugen en kan meer
data bevatten.
In een service- of probleemsituatie kunnen de metingen getoond
worden door middel van de trendfunctie. De metingen kunnen
rechtstreeks gemaakt en bekeken worden.
■ Power
■ Comm
■ DO1 ■ Status
■ DO2 ■ Service Tool
■ DO3 ■ LON
■ DO4 ■ I/O Extension
■ DO5 ■ Alarm
■ DO6
■ DO7
■ DO8 ■ Service Pin
Knippert langzaam = OK
Knippert snel = antwoord van gateway
Continue aan = fout
Continue uit = fout
Knippert = actief alarm / niet opgeheven
Continue aan = actief alarm/ opgeheven
Alarm
Het alarmscherm geeft een overzicht van alle actieve alarmen. Om
te bevestigen dat het alarm is gezien kan het vakje bij het desbetreende alarm worden aangevinkt.
Door op het bewuste alarm te klikken, zal een nieuw scherm verschijnen met gedetailleerde informatie over het alarm.
Een zelfde scherm is beschikbaar waar de alarmhistorie bekeken
kan worden.
Deze sectie beschrijft hoe een regelaar ontworpen moet worden.
De AK regelaars zijn gebaseerd op een uniform aansluitplatform
waarbij de verschillen tussen de diverse installaties wordt bepaald
door de gebruikte intelligentie (bovenste deel) met een specieke
software en door de benodigde in- en uitgangssignalen. Bij een
toepassing met weinig aansluitingen, zal de regelaarmodule
(boven- en onderdeel) waarschijnlijk voldoende zijn. Bij een
toepassing met veel aansluitingen zal het nodig zijn om
de regelaarmodule te gebruiken samen met één of meer
uitbreidingsmodules.
Dit deel geeft een overzicht van de mogelijke aansluitingen
en assisteert bij de selectie van de benodigde modules naar
aanleiding van de toepassing.
• Uitbreidingsmodules - zodra de installatie complexer wordt en er
extra in- en uitgangen nodig zijn, kunnen uitbreidingsmodules
op de regelaar worden aangesloten. Een schuifverbinding aan
de zijkant van de regelaar zorgt voor de voeding en voor datacommunicatie tussen de modules.
• Bovenste deel
Het bovenste deel van de regelaar bevat de ‘intelligentie’. Dit
is het deel waar de regeling is gedenieerd en waarop de
datacommunicatie is aangesloten.
• In- en uitgangen
Er zijn verschillende typen in- en uitgangen. Een type kan,
bijvoorbeeld, signalen ontvangen van sensoren en contacten,
een ander ontvangt bijvoorbeeld een spanningssignaal terwijl
een derde mogelijk uitgangen met relais zijn. Alle verschillende
typen staan in het overzicht op de volgende pagina.
Uitbreidingsmodule met
extra analoge ingangen
• Aansluitingen
Als een installatie wordt ontworpen, ontstaat behoefte aan een
bepaald aantal aansluitingen. Deze aansluitingen worden dan
gemaakt op de regelaar of op de uitbreidingsmodule(s). Het
enige waar goed op gelet moet worden is dat de verschillende
types niet verwisseld worden (het signaal van een analoge
ingang moet niet aangesloten worden op een digitale ingang).
• Deniëren van de aansluitingen
De regelaar moet weten waar de verschillende in- en uitgangen
worden aangesloten. Dit gebeurd tijdens een latere conguratie
waarbij iedere aansluiting wordt gedenieerd op basis van de
volgende gegevens:
- op welke module
- op welke klemmen
- wat is er aangesloten (bijv. drukopnemer / type / drukbereik)
Uitbreidingsmodule met extra
relaisuitgangen en extra analoge
ingangen.
Regelaar met analoge ingangen
en relaisuitgangen
Bovenste deel
De module met extra relaisuitgangen is
ook verkrijgbaar met schakelaartjes
waarmee de relais handmatig geschakeld
kunnen worden.
De lengte van een module is 72 mm.
Modules van de 100 serie bestaan uit 1 module
Modules van de 200 serie bestaan uit 2
modules
Regelaars bestaan uit 3 modules
De lengte van een compleet geheel = n x 72
+ 8
Er zijn verschillende regelaars in de 'AK2' serie. De functionaliteit
wordt bepaald door de geprogrammeerde software. Qua
uiterlijk zijn alle regelaars identiek - ze hebben allemaal dezelfde
aansluitmogelijkheden:
11 analoge ingangen voor sensoren, drukopnemers,
spanningssignalen en contactsignalen.
8 digitale uitgangen, t.w. 4 solid state uitgangen en 4 relais
uitgangen.
Voedingsspanning
24 V a.c. of d.c. aan te sluiten op de regelaar.
De 24 V mag niet doorgelust worden naar andere regelaars,
omdat de voeding niet galvanisch is gescheiden van in- en
uitgangen. Met andere woorden, voor iedere regelaar moet een
aparte transformator worden gebruikt. Klasse 2 is vereist. De aarde
mag niet worden aangesloten.
De voedingsspanning voor de uitbreidingsmodules wordt
doorgegeven door de schuifverbinding aan de rechterkant van de
regelaar.
De grootte van de transformator wordt bepaald door het
vermogen van het totaal aantal modules.
PIN
De voedingsspanning voor een drukopnemer kan komen van de
5 V uitgang of van de 12 V uitgang.
Datacommunicatie
Als de regelaar deel uitmaakt van een netwerk, vindt de
communicatie plaats via de LON aansluiting, welke volgens de
specicaties moet worden aangesloten.
Adres instellen
Wanneer de regelaar is aangesloten op een gateway type 245,
kunnen de adressen 1 tot en met 119 worden ingesteld. Als het
een systemmanager is, dan 1-200.
Service PIN
Wanneer de regelaar is verbonden met een gateway via de
datacommunicatie, moet de gateway weten dat de regelaar in het
netwerk is opgenomen. Dit wordt gedaan door de ‘PIN’ toets in te
drukken. De LED ‘Status’ zal gaan knipperen zodra de gateway de
regelaar accepteert.
Bediening
De conguratie van de regelaar wordt gedaan vanuit het software
programma ‘Service Tool’. Het programma moet geïnstalleerd
worden op een PC en de PC wordt op het netwerk aangesloten
door middel van de netwerkplug aan de voorkant van de regelaar.
LED’s
Er zijn twee rijen met LED’s, deze betekenen het volgende:
Linker rij:
• Spanning op de regelaar
• Communicatie actief met onderste PC board (rood = fout)
• Status van uitgangen DO1 tot DO8
Rechter rij:
• Software status (knippert langzaam = OK)
• Communicatie met Service Tool
• Communicatie via LON
• Communicatie met AK-CM 102
• Alarm als LED knippert
- 2 LED’s niet gebruikt
• ‘Service Pin’ is geactiveerd
Adres
Houdt een veilige
afstand!
Lage en hoge
voltage mogen niet
op dezelfde groep
uitgangen worden
aangesloten
■ Power
■ Comm
■ DO1 ■ Status
■ DO2 ■ Service Tool
■ DO3 ■ LON
■ DO4 ■ I/O Extension
■ DO5 ■ Alarm
■ DO6
■ DO7
■ DO8 ■ Service Pin
Knippert langzaam = OK
Knippert snel = antwoord van gateway
Continue aan = fout
Continue uit = fout
Knippert = actief alarm / niet
opgeheven
Continue aan = actief alarm/
opgeheven
Een kleine module (option board) kan worden geplaatst op de
‘bodem’ van de regelaar. Deze module wordt later in dit document
beschreven.
De voedingsspanning naar de module wordt doorgegeven door
de vorige regelaar uit de rij.
AK-XM 204B alleen
Handbediening van relais
8 schakelaars maken het mogelijk om de diverse uitgangen
handmatig te bedienen naar de positie ‘OFF’ en ‘ON’.
In de stand ‘Auto’ zal de regelaar de regeling voor zijn rekening
nemen.
LED’s
Er zijn twee rijen met LED’s. Deze geven het volgende aan:
Linker rij:
• Spanning op de regelaar
• Communicatie actief met onderste PC board (rood = fout)
• Status van uitgangen DO1 tot en met DO8
Rechter rij:
• Handbediening van relais
ON = handbediening
OFF = geen handbediening
AK-XM 204A AK-XM 204B
Zekeringen
Onder het bovenste deel van de module bevindt zich een
zekering voor iedere uitgang.
Max. 230 V
AC-1: max. 4 A (ohms)
AC-15: max. 3 A (Inductief)
AK-XM 204B
Handbediening van relais
Houdt een veilige
afstand!
Lage en hoge voltage
mogen niet op dezelfde
groep uitgangen worden
aangesloten
De module bevat:
8 analoge ingangen voor sensoren, drukopnemers,
spanningssignalen en contactsignalen
8 relaisuitgangen
Voedingsspanning
De voedingsspanning naar de module wordt doorgegeven door
de vorige regelaar uit de rij.
AK-XM 205B alleen
Handbediening van relais
8 schakelaars maken het mogelijk om de diverse uitgangen
handmatig te bedienen naar de positie ‘OFF’ en ‘ON’.
In de stand ‘Auto’ zal de regelaar de regeling voor zijn rekening
nemen
LED’s
Er zijn twee rijen met LED’s. Deze geven het volgende aan:
Linker rij:
• Spanning op de regelaar
• Communicatie actief met onderste PC board (rood = fout)
• Status van uitgangen DO1 tot en met DO8
Rechter rij:
• Handbediening van relais
ON = handbediening
OFF = geen handbediening
AK-XM 205A AK-XM 205B
max. 10 V
Zekeringen
Onder het bovenste deel van de module bevindt zich een
zekering voor iedere uitgang.
Max. 230 V
AC-1: max. 4 A (ohms)
AC-15: max. 3 A (Inductief)
AK-XM 205B
Handbediening van relais
Houdt een veilige
afstand!
Lage en hoge voltage
mogen niet op dezelfde
groep uitgangen worden
aangesloten
De module bevat 8 ingangen voor het ontvangen van pulsen.
De AK-LM 350 kan 8 pulssignalen detecteren.
Als een alternatief kunnen de ingangen worden gebruikt om een
synchronisatiesignaal of een aan/uit signaal te ontvangen (DI
functie).
Voedingsspanning
De voedingsspanning naar de module wordt doorgegeven door
de vorige regelaar uit de rij.
LED’s
Deze geven het volgende aan:
• Spanning op de regelaar
• Communicatie met de regelaar is actief (rood = fout)
(Er is geen LED indicatie voor de individuele signaalingangen)
Signaal
Het signaal moet voldoen aan DIN 43864.
Schakeltijd moet minder dan 5 ms zijn.
Aan en uit tijden moeten meer dan 30 ms zijn.
De module is een klok module met batterij back-up.
De module kan worden gebruikt voor regelaars welke niet zijn
opgenomen in een datacommunicatiesysteem samen met andere
regelaars. De module wordt gebruikt als de regelaar een batterij
back-up nodig heeft voor:
• Klokfunctie
• Vaste tijden voor dag/nachtregeling
• Vaste ontdooitijden
• Vasthouden van alarmregistratie in geval van spanningsuitval
• Vasthouden van temperatuurregistratie in geval van
spanningsuitval
Plaatsing
De module wordt geleverd met plugconnectie
Punt
De module wordt geplaatst op het PC board in het bovenste deel.
Levensduur batterij
De levensduur van de batterij is enige jaren, ook als er regelmatig
spanningsuitval is. Zodra de batterij vervangen moet worden, zal
een alarm gegenereerd worden.
Na dit alarm kan de batterij nog een aantal maanden werken.
De module is een nieuwe communicatiemodule, waardoor de rij
uitbreidingsmodules kan worden onderbroken.
De module communiceert met de regelaar via datacommunicatie
en stuurt informatie heen en weer tussen de regelaar en de aangesloten uitbreidingsmodules.
Aansluiting
Communicatiemodule en regelaar uitgerust met RJ 45-stekkeraansluitingen.
Er mag niets anders worden aangesloten op deze datacommunicatie; er kunnen maximaal 5 communicatiemodules worden
aangesloten op één regelaar.
Communicatie kabel
Wordt geleverd inclusief één meter van het volgende:
ANSI/TIA 568 B/C CAT5 UTP kabel met RJ45-connectoren.
Positie
Max. 30 m vanaf de regelaar
(De totale lengte van de communicatiekabels bedraagt 30 m)
Max. 32 VA
Voedingsspanning
Er moet 24 volt AC of DC worden aangesloten op de communicatiemodule.
De 24 V mag afkomstig zijn uit dezelfde voeding die ook de
regelaar van stroom voorziet. (De voeding voor de communicatiemodule is galvanisch gescheiden van de aangesloten uitbreidingsmodules.)
De klemmen mogen niet geaard worden.
Het energieverbruik wordt bepaald door het energieverbruik van
het totale aantal modules.
De belasting per geleider van de regelaar mag niet hoger zijn dan
32 VA.
De belasting per geleider van de AK-CM 102 mag niet hoger zijn
dan 20 VA.
Punt
Aansluitingspunten op de I/O-modules moeten worden gedenieerd alsof de modules een verlengstuk van elkaar zijn.
Adres
Het adres voor de eerste communicatiemodule moet worden
ingesteld op 1. Een eventuele tweede module moet worden ingesteld op 2. Er kunnen maximaal 5 modules worden aangesproken.
Afsluiting
De afsluitingsschakelaar op de laatste communicatiemodule moet
worden ingesteld op ON.
De regelaar moet permanent worden ingesteld op = ON.
Max. 20 VA
Max. 20 VA
Waarschuwing
Extra modules mogen uitsluitend worden geïnstalleerd nadat de
laatste module is geïnstalleerd. (In dit geval na module nr. 11; zie
de tekening)
Na het congureren mag het adres niet meer worden gewijzigd.
Houdt rekening met het volgende als het aantal
uitbreidingsmodules wordt gepland. Om een extra module te
voorkomen kan eventueel een ingangssignaal worden aangepast.
• Een AAN/UIT signaal kan op twee manieren worden ontvangen.
Als een contact signaal op een analoge ingang of als een
spanning op een laag- of hoog voltage module.
• Een AAN/UIT uitgangssignaal kan op twee manieren gegeven
worden. Of met een relais of met een Solid state. Het belangrijkste verschil is de toegestane belasting en het relais bevat een
zekering.
Onderstaand staat een aantal functies en aansluitingen waarmee
rekening gehouden moet worden bij het ontwerpen van een regeling. De regelaar bevat meer functies dan hieronder genoemd,
maar de genoemde functies zijn vermeld om het aantal aansluitingen te bepalen.
Functie
Klokfunctie
De klokfunctie en de overgang tussen zomer- en wintertijd
worden door de regelaar geregeld, maar zodra de regelaar
spanningsloos wordt, zal de klok op ‘nul’ gaan.
Als de regelaar is opgenomen in een netwerk met een gateway,
een systeem manager of als er ‘klokmodule’ is geplaatst, zal de
tijdsinstelling in de regelaar gehandhaafd blijven.
Start / stop regeling
De regeling kan softwarematig gestart en gestopt worden.
Alarmfunctie
Als een alarm verzonden moet worden naar een signaalontvanger
(bijv. lamp, bel, telefoonkiezer etc.), moet een relaisuitgang
worden gebruikt.
Geforceerde regeling
De software bevat een optie voor geforceerde regeling. Als een
uitbreidingsmodule met relaisuitgangen wordt gebruikt, kan deze
uitgevoerd worden met handschakelaars welke de individuele
relais kunnen schakelen.
Datacommunicatie
De regelaar heeft een aansluiting voor LON datacommunicatie.
De specicaties voor de aansluiting hiervan is beschreven in een
apart document.
In principe zijn er de volgende soorten aansluitingen:
Analoge ingangen ‘AI’
Dit signaal wordt aangesloten op twee
klemmen.
Een analoog signaal kan worden
ontvangen van de volgende bronnen:
• Temperatuursignaal van een Pt 1000 ohm
temperatuursensor.
• Contactsignaal waarvan de ingang of
kortgesloten of doorverbonden is.
• Voltagesignaal 0-10 V
• Spanningssignaal van 0 tot 10 Volt.
• Signaal van een drukopnemer AKS 32,
AKS 32R of AKS 2050.
De voeding hiervoor wordt geleverd door
de module, waar zowel een 5 V voeding
en een 12 V voeding aanwezig zijn.
Op een later tijdstip, tijdens de
conguratie, moet het drukbereik van de
drukopnemer worden ingesteld.
AAN/UIT spanningsingang ‘DI’
Dit signaal wordt op twee klemmen
aangesloten.
• Op deze ingang kan 0 V of spanning staan
Er zijn twee verschillende uitbreidingsmodules voor dit type ingang:
- laag voltage signalen , bijv. 24 V (max.
80 V)
- hoog voltage signalen, bijv. 230 V (max.
260 V)
AAN/UIT uitgangssignaal ‘DO’
Er zijn twee typen:
• Relais uitgang
Alle relaisuitgangen zijn wisselcontacten
zodat de gewenste functie ook bereikt
kan worden als de regelaar spanningsloos is.
• Solid state uitgangen
Voornamelijk voor AKV kleppen die vaak
schakelen, maar de uitgang kan zowel
een extern relais als een relaisuitgang
schakelen.
Deze uitgang is alleen op de regelaar zelf
te vinden.
Op een later tijdstip, tijdens de conguratie, moet ingesteld
worden wat de functie van deze uitgang is:
• Actief als de uitgang bekrachtigd is
• Actief als de uitgang niet bekrachtigd is
Pulsingang ‘CI’
Dit signaal wordt gebruikt indien een verbruiksmeting is vereist.
Op een later tijdstip, tijdens de conguratie, moet ingesteld
worden wat de functie van deze ingang is:
• Actief als de ingang spanningsloos is
• Actief als er spanning aanwezig is op de ingang
Beperkingen
Omdat het systeem erg exibel is met betrekking tot het aantal
aan te sluiten units, is het zaak dat de gemaakte selectie overeen
komt met de weinige beperkingen die er zijn.
De functionaliteit van de regelaar wordt bepaald door de
software, de grootte van de processor en de hoeveelheid
geheugen.
✔ Het totaal aantal aansluitingen is 120 bij AK-LM 350
✔ Het aantal uitbreidingsmodules moet worden beperkt zodat de
totale opname niet meer is dan 32 VA (inclusief regelaar).
✔ Niet meer dan 5 drukopnemers mogen worden aangesloten op
één basismodule
✔ Niet meer dan 5 drukopnemers mogen worden aangesloten op
1. Maak een schematische tekening van de installatie
2. Controleer of de functies van de regelaar de gewenste toepassing dekt
3. Bepaal het aantal te gebruiken aansluitingen
4. Gebruik de ontwerptabel /Noteer hier het aantal te gebruiken
aansluitingen / Tel het aantal aansluitingen bij elkaar op
5. Zijn er voldoende aansluitingen op de regelaarmodule? Zo niet,
is het mogelijk om bijvoorbeeld een AAN / UIT signaal van een
spanningssignaal naar een contactsignaal te veranderen of is
een uitbreidingsmodule gewenst?
6. Bepaal welke uitbreidingsmodule(s) gebruikt moet worden.
7. Controleer of alle beperkingen in acht zijn genomen.
Deze tabel helpt vast te stellen of er voldoende in- en
uitgangen op de basismodule aanwezig zijn. Als er niet
voldoende in- en uitgangen zijn, moet de regelaar worden uitgebreid met één of meer uitbreidingsmodules.
Noteer het aantal benodigde aansluitingen en tel deze
bij elkaar op.
Bewaking
Verlengde ontdooivertraging
Schoonmaaksignaal
Signaal voor reset alarmrelais
Klepstand2
Voorbeeld
Aan/uit spanningssignaal
Voorbeeld
Pulssignaal
Voorbeeld
Aan/uit uitgangssignaal
Voorbeeld
P = Max. 5
7
Beperkingen
Pulsingangen
Energiemeting (1-8)
Synchronisatiesignaal
Aan/uit uitgangen
Relais voor thermostaatfuncties (1-5)
Relais voor spanningssignalen (1-5)
Relais voor pressostaatfuncties (1-5)
Relais voor digitale ingangsfuncties (1-16)
Relais voor alarmfunctie (1-2)
Totaal aantal aansluitingen voor regeling170410
5
Aantal aansluitingen aanwezig op regelaar111100000088
Ontbrekende aansluitingen, indien nodig60410
De ontbrekende aansluitingen zijn te vinden op onterstaande uitbreidingsmodules:Totale opname
6
AK-XM 101A (8 analoge ingangen)+1___ stuks á 2 VA = __
AK-XM 102A (8 digitale laag voltage ingangen)___ stuks á 2 VA = __
AK-XM 102B (8 digitale hoog voltage ingangen)___ stuks á 2 VA = __AK-XM 107A (8 pulsingangen)___ stuks á 2 VA = __
AK-XM 204A / B (8 relaisuitgangen)___ stuks á 5 VA = __
AK-XM 205A / B (8 anal. ingangen + 8 relais uitg.)___ stuks á 5 VA = __
Als er veel uitbreidingsmodules worden gebruikt zal de lengte van
de regelaar toenemen. De rij van modules is één geheel en mag
daarom ook niet worden verbroken.
De lengte van een module is 72 mm.
Modules van de 100 serie bestaan uit 1 module
Modules van de 200 serie bestaan uit 2 modules
Regelaars bestaan uit 3 modules
De lengte van een compleet geheel = n x 72 + 8
Anders gezegd:
Module Type Aantal à Lengte
Regelaar module 1 x 224 = 224 mm
Uitbreid. module 200 serie _ x 144 = ___ mm
Uitbreid. module 100 serie _ x 72 = ___ mm
Totale lengte = ___ mm
9
Modules koppelen
Begin met de regelaar zelf en sluit dan de geselecteerde
uitbreidingsmodules aan in willekeurige volgorde.
Zodra er is ingesteld welke aansluitingen te vinden zijn op
welke module en op welke klemmen, mag de volgorde van de
modules niet meer veranderd worden.
De modules worden met elkaar verbonden en bij elkaar
gehouden door een schuifverbinding die zowel de voeding als de
interne datacommunicatie naar de volgende module doorgeeft.
Vervolg voorbeeld:
Regelaar + 1 uitbreidingsmodule uit 100 serie =
224 + 72 = 296 mm.
Het plaatsen en verwijderen van de modules moet altijd
spanningsloos gebeuren.
Het beschermkapje op de verbindingsplug van de regelaar
moet verplaatst worden naar de verbindingsplug van de laatste
uitbreidingsmodule om deze te beschermen tegen kortsluiting en
vuil.
Zodra de regeling is gestart zal de regelaar continue controleren
of er verbinding is tussen de afzonderlijke modules. De status
hiervan is te zien d.m.v. een LED.
Als de twee snapsloten voor de DIN rail montage open zijn, kan de
module in positie geplaatst worden, onafhankelijk van zijn plaats
in de rij.
Verwijderen gaat op dezelfde manier met de snapsloten in de
open positie.
Alle aansluitingen worden gecongureerd met modulenummer
en puntnummer, in principe maakt het dus niet uit waar een
bepaalde aansluiting wordt gemaakt zolang dit maar gebeurd op
de correcte in of uitgang.
• De regelaar is de eerste module, de volgende module is 2, etc.
• Een ‘punt’ is de twee of drie klemmen die bij een in- of uitgang
horen (bijv. 2 klemmen voor een sensor en drie klemmen voor
een relais).
Het maken van het aansluitschema en de conguratie
(programmering) van de regelaar kan het best worden voorbereid
door het invullen van het aansluitoverzicht van de relevante
modules
Voorbeeld:
Naam Op module Op Punt Funktie
Compressor 1 x x ON
Compressor 2 x x ON
Alarm relais x x OFF
P0 x x AKS 32R 1-6 bar
Het aansluitoverzicht van de regelaar en alle uitbreidingsmodules
zijn te vinden op de pagina 12 en verder. Voorbeeld: de regelaar:
Module Punt
Let op de juiste nummering van
de modules!
Het rechterdeel van de
regelaarmodule lijkt op een
aparte module, maar is dat NIET.
SignalModulePunt KlemSignaal type /
1 (AI 1)1 - 2
2 (AI 2)3 - 4
3 (AI 3)5 - 6
4 (AI 4)7 - 8
- Kolommen 1, 2, 3 en 5 worden gebruikt voor de conguratie (programmering)
- Kolommen 2 en 4 worden gebruikt voor het aansluitschema.
De voeding wordt alleen aangesloten op de regelaar (module 1).
De voeding naar de volgende modules wordt doorgegeven via de
schuifverbinding tussen de modules. De voeding moet 24 V +/- 20
% zijn.
Er moet een transformator gebruikt worden voor iedere regelaar.
De 24 V kan dus niet doorgelust worden naar andere regelaars.
De transformator moet klasse II zijn.
De analoge in- en uitgangen zijn niet galvanisch gescheiden van
de voeding.
De + en - van de 24V ingang mogen niet geaard worden.
Vervolg voorbeeld:
Regelaar 8 VA
+ 1 uitbr. module uit de 100 serie 2 VA
------
Formaat transformator (min.) 10 VA
Transformator grootte
De energieopname groeit met het aantal aangesloten modules:
Module Type Aantal à Eect
Regelaar 1 x 8 = 8 VA
Uitbr. module serie 200 _ x 5 = __ VA
Uitbr. module serie 100 _ x 2 = __ VA
Totaal ___ VA
Verwijder het beschermkapje van de aansluitplug aan de rechterkant van de basismodule.
Plaats het kapje op de aansluitplug aan de rechterkant van de
I/O module welke aan de rechterkant van de AK samenstelling
wordt geplaatst.
2. Plaats de uitbreidingsmodule rechts aan de basismodule
De basismodule moet spanningsloos zijn.
Voor ons voorbeeld zijn 2 uitbreidingsmodules aan de basismodule
gemonteerd. De volgorde is als volgt:
Alle hierna volgende instellingen die betrekking hebben op de 2 modules worden door deze volgorde bepaald.
Als de twee rode sluitingen voor de DIN-rail montage open zijn, kan de
module op de DIN-rail worden geplaatst. De twee sluitingen kunnen
hierna gesloten worden.
Demonteren moet dus worden gedaan met de sluitingen in de 'open'
positie.
Bepaal tijdens de planning welke functie op welke plaats moet
worden aangesloten.
1. Aansluiting in- en uitgangen
Zie onder de tabel voor het voorbeeld:
SignaalModulePunt Klem
Ss MT
Sd MT
Inschakeling comp.capaciteit MT
Stw2
Shr2
Pgc MT
Prec MT
Vtw
Vhr
Po MT
Pc MT
1 (AI 1)1 - 2
2 (AI 2)3 - 4
3 (AI 3)5 - 6
4 (AI 4)7 - 8
5 (AI 5)9 - 10
6 (AI 6)11 - 12
7 (AI 7)13 - 14
8 (AI 8)19 - 20
9 (AI 9)21 - 22
10 (AI 10)23 - 24
1
11 (AI 11)25 - 26
12 (DO 1)31 - 32
13 (DO 2)33 - 34
14 (DO 3)35 - 36
15 (DO 4)37 - 38
16 (DO 5) 39-40-41
17 (DO6) 42-43-44
18 (DO7) 45-46-47
19 (DO8) 48-49-50
24 -
25 -
Signaal
type /
Actief op
Pt 1000
Pt 1000
0-10 V
Pt 1000
Pt 1000
AKS 2050-159
AKS 2050-159
Open
Open
AKS 2050-59
AKS 2050-159
BELANGRIJK!
Het is belangrijk om de sensoren zodanig
te positioneren dat ze de juiste temperatuur
meten.
Zowel de locatie als volledig, rechtstreeks
contact met de pijpen en dergelijke zijn
vereist voor het verkrijgen van een
correcte meting.
De functie van de schakelfuncties is te zien in de laatste kolom.
Als de temperatuursensoren via lange kabels worden aangesloten, kunnen de signalen door een gedeelde kabel worden
geleid.
Als voor temperatuursensoren een gedeelde GND wordt gebruikt, moeten deze GND en de temperatuursensoren worden
aangesloten op dezelfde module.
De aansluitingen voor het voorbeeld zijn
hieronder te zien.
Waarschuwing
Houdt signaalkabels gescheiden van
hoog voltage kabels.
De afscherming van de drukopnemerkabels mogen alleen aan de kant van de
regelaar worden aangesloten.
(beide regelaars)
1
2. Aansluiting LON communicatienetwerk
De installatie van de datacommunicatie moet voldoen met de
eisen die worden gesteld in document RC.8A.C…
3. Aansluiting voedingsspanning
24 V, de voeding mag niet voor andere regelaars of apparaten
worden gebruikt. De klemmen mogen niet worden geaard.
4. Volg LED’s
Zodra voeding op de regelaar wordt aangesloten zal de
regelaar een interne controle uitvoeren. Dit regelaar zal na
ongeveer 1 minuut klaar zijn zodra de LED ‘Status’ langzaam
knippert.
5. Als er een netwerk is
Stel het adres is en activeer de Service Pin
Zodra de regelaar correct op het netwerk is aangemeld zal de
'Status' LED 10 minuten snel knipperen.
2
Interne communicatie
tussen de modules:
Knippert snel = fout
Continue aan = fout
■ Power
■ Comm
■ DO1 ■ Status
■ DO2 ■ Service Tool
■ DO3 ■ LON
■ DO4 ■ I/O Extension
■ DO5 ■ Alarm
■ DO6
■ DO7
■ DO8 ■ Service Pin
Knippert langzaam = OK
Knippert snel = antwoord van gateway
in 10 minuten na netwerk installatie
Continue aan = fout
Continue uit = fout
Externe communicatie
Communicatie an AK-CM 102
Knippert = Actief alarm / niet opgeheven
Continue aan = Actief alarm / opgeheven
De beschrijving van het instellen van de regelaar wordt gedaan
aan de hand van onderstaand voorbeeld van een koelinstallatie.
Het voorbeeld is hetzelfde als besproken in de 'ontwerp' sectie,
waarbij 1 uitbreidingsmodule worden gebruikt.
1
Voorbeeld:
COP-berekening op een CO2-boostersysteem met warmteterugwinning.
• Drukwaarden kunnen worden opgehaald uit de andere regelaars
• Temperatuurwaarden kunnen niet worden gedeeld
• De momenteel aangesloten capaciteit kan worden opgehaald met
een signaal van 0-10 V
• De stand van driewegkleppen registreren (aan/uit-signaal).
PC met het ‘Service Tool’ programma wordt aan de regelaar
aangesloten.
De regelaar moet ‘aan’ zijn en het ‘Status’ LED moet knipperen
voordat het ‘Service Tool’ programma wordt gestart.
Start Service Tool programma
Voor bediening van de Service Tool software, zie de desbetreffende handleiding.
De eerste keer dat Service Tool wordt aangesloten op een ‘nieuwe’ regelaarversie, zal de opstart van Service Tool langer duren dan normaal.
De voortgang kan worden gevolgd in de balk onderin het scherm.
Inloggen met gebruikersnaam SUPV
Selecteer de naam SUPV en voer het bijbehorende wachtwoord in
Als de regelaar nieuw is, is het wachtwoord 123
Na het inloggen zal altijd als eerst het overzichtscherm worden getoond.
In dit geval is het overzicht leeg, omdat de regelaar nog niet ingesteld
en gecongureerd is.
De rode alarmbel in de rechter onderhoek betekent dat er een actief
alarm in de regelaar aanwezig is. In dit geval komt dit omdat de regelaar
nog niet is ingesteld.
Druk op de oranje knop met de sleutel aan de onderkant van
het scherm.
2. Selecteer ‘Authorization’
3. Verander instellingen voor gebruiker ‘SUPV’.
Wanneer de regelaar wordt geleverd is een standaard autorisatie ingesteld voor verschillende gebruikersinterfaces. Deze instelling kan worden
gewijzigd en aangepast aan de installatie.
Deze knop wordt altijd gebruikt om in dit scherm te komen.
Op het scherm links zijn nog niet alle functies te zien. Naarmate we
verder in de conguratie komen, zal er meer in dit scherm verschijnen.
Druk op de regel ‘Authorisatie’ om naar de gebruikersinstellingen te
gaan.
4. Selecteer gebruikersnaam en toegangscode
5. Log opnieuw in met de nieuwe gebruikersnaam en
toegangscode
Selecteer de regel met gebruikersnaam SUPV.
Druk op ‘ Wijzig’.
Hier kan de ‘supervisor’ voor een bepaald systeem worden gekozen en
een bijbehorende toegangscode voor deze persoon.
De regelaar zal dezelfde taal gebruiken als ingesteld is in Service Tool,
maar alleen als deze taal in de regelaar aanwezig is. Als de taal niet in
de regelaar aanwezig is, worden alle parameters weergegeven in het
Engels.
Om de gemaakte instellingen te activeren, moet er opnieuw worden
ingelogd met gebruikersnaam ‘SUPV’.
Om het ‘log-in’ scherm te bereiken, druk op het ‘icon’ in de linker bovenhoek van het scherm.
De regelaar kan alleen worden gecongureerd wanneer deze ontgrendeld is.
Wijzigingen aan de in- en/of uitgangen
worden pas actief nadat het conguratieslot
op 'Aan' in gezet.
De waarden kunnen worden veranderd
wanneer de regelaar is vergrendeld, maar
alleen als deze waarden niet de conguratie
beïnvloeden.
Algemeen
Veel instellingen zijn afhankelijk van eerdere
instellingen. Dit wordt weergegeven door het
feit dat veel functies alleen kunnen worden
gezien (en ingesteld) als een eerdere functie
toegang geeft tot deze onderliggende functie.
Hieronder vindt meer informatie over de verschillende instellingen.
Het nummer refereert aan het nummer en de
afbeelding in de linkerkolom.
Het scherm toont alleen de instellingen en uitlezingen die van toepassing zijn voor het voorbeeld
3Hoofdschakalaar
Wordt gebruikt om de regeling te starten en
stoppen.
Wanneer de hoofdschakelaar Uit is, staan alle
uitgangen in standby mode en worden alle
alarmen opgeheven.
De hoofdschakelaar moet Uit zijn voordat het
conguratieslot uitgeschakeld kan worden.
Conguratieslot
De regelaar kan volledig gecongureerde
worden wanneer het conguratieslot Uit is.
De instellingen worden pas actief zodra het
conguratieslot weer op Aan staat. Op dat
moment worden de ingestelde functies vergeleken met de ingestelde in- en uitgangen.
Belangrijke instellingen kunnen niet meer
worden gewijzigd tenzij het conguratieslot
weer Uit gaat.
4. Selecteer Uit
Selecteer Uit.
Bijvoorbeeld, de regel 'Conguratieslot' wordt
onzichtbaar als de hoofdschakelaar op Aan staat.
Pas als de hoofdschakelaar wordt uitgeschakeld
en de regeling dus wordt gestopt, is het mogelijk
om het conguratieslot te wijzigen
Alle systeeminstellingen kunnen worden
gewijzigd door op het desbetreende blauwe
veld te drukken en dan de gewenste waarde in
te vullen.
3Regelaar naam
In het eerste veld kunt u de naam van de
regelaar wijzigen.
Frequentie voeding
Stel frequentie in
Alarmtaal
Selecteer de taal waarin de alarmen moeten
worden weergegeven.
De alarmtekst kan in een andere taal zijn dan
de taal van de regelaar.
Klok
De regelaar kan de klok van de PC overnemen.
Als de regelaar onderdeel is van een ADAPKOOL netwerk, worden datum en tijd automatisch ingesteld door de gateway. Dit geldt ook
voor de overgang van zomer- naar wintertijd.
In het voorbeeld hebben we
besloten om het volgende aantal
ingangssignalen te gebruiken voor
de COP-berekening:
• 8 temperatuursensoren
• 5 druktransmitters
• 2 spanningsingangen
• 2 digitale ingangen
Stel COP berekening in op Ja
3Select type installatie
Selecteer hier hoeveel meetwaarden van elk type door
de regelaar gebruikt gaan worden.
Eén meetwaarde kan worden gebruikt door meerdere
functies, dus later, bij het instellen van de afzonderlijke
functies, selecteert u welke meetwaarde wordt gebruikt.
Aantal temperatuur sensoren:
Aantal drukopnemers:
Aantal spanningsingangen:
Aantal DI ingangen (DIs):
Aantal energiemeters:
Aantal thermostaten
Aantal pressostaten
Aantal spanningsingangen
Aantal DI ingangen
COP berekening. (Op de regelaar wordt vervolgens
weergegeven welke uitlezingen vereist zijn.)
Alarmrelais
Denieer of een alarmrelais is benodigd voor alarmen
met een hoge prioriteit.
Denieer of een alarmrelais is benodigd voor alarmen
met alle prioriteiten.
Als een alarmrelais gedenieerd is, activeert dit een
alarm dat extern gereset moet worden.
Selecteer snelselectie
U kunt hier alle instellingen resetten en terugkeren naar
de fabrieksinstellingen.
Deze functies maken gebruik van ingangssignalen.
De naam is in de fabriek gedenieerd als bv. ‘S1’
of ‘DI1’.
U kunt deze naam in het menu ‘I/O conguratie’
wijzigen in iets dat gemakkelijker te begrijpen is.
Het kan verstandig zijn om de ingangssignalen
een naam te geven, voordat u ze in de hier
genoemde functies selecteert.
Energiemeters
We hebben deze functie niet gebruikt in ons
voorbeeld. De getoonde afbeelding dient
enkel ter illustratie.
Verbruiksmeter
• Naam
• Regelfunctie: start/stop van meting
• Eenheid naam.
kWh bij meting van stroom,
m3 bij meting van gas.
• Uitlezingen
Tptaaæ verbruik
Verbruik gisteren
Verbruik laatste woche
• Pulsen per eenheid: het aantal te ontvangen
pulsen voor elke maateenheid.
• Schaalfactor: elke gewenste schaalfactor
• Preset teller: elke gewenste reset (of andere
startwaarde) van de weergave
In ons voorbeeld gebruiken we deze functie
niet, dus deze pagina is alleen ter informatie.
Voor iedere ingang (signaal) moet een naam
worden ingevuld evenals alarmteksten.
3 - Spanningsingangen
De algemene spanningsingang kan gebruikt
worden voor het bewaken van externe spanningssignalen.
Voor de conguratie/uitlezing van elke spanningsingang:
• Naam
Actuele waarde in %
= uitlezing van de meting
• Gebruik relaisuitg.
Denieer of voor deze spanningsfunctie een relais gebruikt moet worden.
• Actuele status
= status van de digitale uitgang
• Min. uitlezing
Waarde bij minimum spanningssignaal
• Max. uitlezing
Waarde bij maximaal spanningssignaal
• Schakel uit
Uitschakelwaarde voor digitale uitgang
• Schakel in
Inschakelwaarde voor digitale uitgang
• Uitschakelvertr.
Tijdvertraging voor uitschakelen
• Inschakelvertr.
Tijdvertraging voor inschakelen
• Hoog alarm limiet
Hoog alarm limiet
• Hoog alarm vertr.
Tijdvertraging voor hoog alarm
• Hoog alarm tekst
Alarmtekst voor hoog alarm
• Laag alarm limiet
Laag alarm limiet
• Laag alarm vertr.
Tijdvertraging voor laag alarm
• Laag alarm tekst
Alarmtekst voor laag alarm
Digitale alarmen
In ons voorbeeld gebruiken we deze functie
niet, dus deze pagina is alleen ter informatie.
Voor iedere ingang (signaal) moet een naam
worden ingevuld evenals alarmteksten.
DI alarmen
• Naam
• Selecteer sensor
• Alarmfunctie
Starten of stoppen van de alarmfunctie.
• Vertraging voor DI alarm
• Alarmtekst
• Gebruik relaisuitgang
Speciceer of een relais moet worden gebruikt
voor deze alarmfunctie.
• AAN tijd totall
Hier kan de gebruiker zien hoe lang de functie
in de alarmmodus is geweest. Alle AAN-tijden
worden bij elkaar opgeteld. De uitlezing kan
worden gereset of gewijzigd.
• Schak totaal
Hier kan de gebruiker zien hoe vaak het alarm
is opgetreden. De uitlezing kan worden gereset
of gewijzigd.
Hoofdstuk 6 bevat voorbeeldtekeningen van
de vereiste COP-signalen voor de diverse
systeemtypen.
In ons voorbeeld selecteren we de getoonde
instellingen.
Het voorbeeld bestaat uit een boostersysteem met warmteterugwinning. Hiervoor
zijn signalen uit alle weergegeven sensoren
vereist.
De sensornaam in de blauwe velden komt
uit de ‘I/O conguratie’. De data tussen haakjes dienen alleen ter oriëntatie en zijn niet
noodzakelijk.
S1 t/m S8 zijn temperatuursensoren; P1 t/m
P5 zijn druktransmitters; DI1 t/m DI2 zijn
aan/uit-signalen; en de compressorcapaciteit bestaat uit de spanningssignalen V1
en V2.
COP-conguratie
De functie berekent de COP op basis van de ontvangen meetwaarden en vergelijkt de data met de
theoretisch ideale situatie.
• COP-installatietype
U kunt kiezen uit de volgende 5 typen systemen:
- 744 booster
- 744 booster met warmteterugwinning
- 744 booster met warmteterugwinning en brine
- Cascade installatie
- 1 trap
• Rekenmethode
- Voeding (vereist signaal uit energiemeters)
- Volume (slagvolume)
• Start berekening
• Sensor
Er moet een signaal zijn uit de vermelde sensoren.
• Drukopnemers:
Er moet een signaal zijn uit de vermelde sensoren.
• Act. Cap. compr. ingeschaald
Er moet een spanningssignaal worden ontvangen van de compressorregeling. Het signaal
geeft het percentage aangesloten compressorcapaciteit aan.
• Totaal volume
Registreer de totale volumestroom van de huidige compressorgroep in m3/seconde.
• Vermogen .. meter
Denieer het aansluitpunt, als de berekening
moet worden verricht door middel van vermogensmeting.
• Koudemiddel
Stel het koudemiddel in op CO2 voor de drie
typen systemen. Stel het actuele koudemiddel in
voor de andere twee systemen.
De volgende koudemiddelen zijn mogelijk:
Denieer beide sensoren, als er warmteterugwinning is voor zowel kraanwater als ruimteverwarming. Als slechts een van de twee warmteterugwinningsunits wordt gebruikt, laat u de
sensorinstelling voor de tweede weg.
De regelaar moet weten of de klep gas door
de warmtewisselaar stuurt, dan wel of het gas
eromheen wordt geleid. Dit moet met een aan/
uit-signaal worden gedaan.
De volgende schermen zijn afhankelijk van eerder gemaakte selecties. De schermen geven weer welke aansluitingen nodig zijn voor
de eerder gemaakte selecties.
• Digitale uitgangen
• Digitale ingangen
• Analoge ingangen
Aan / uit uitgangUitgangModule PuntActief op
DO1112
DO2113
DO3114
DO4115
DO5116
DO6117
DO7118
DO8119
3 - Uitgangen
De volgende functies zijn
mogelijk:
Alarm, hoge prioriteit
Alarm, alle prioriteiten
Thermostaat 1 tot 5
Pressostaat 1 tot 5
Span. ingang 1 tot 5
Druk op de ‘+’ knop om naar de
volgende pagina te gaan.
4. Conguratie Digitale ingangen
Druk op de ‘+’ knop om naar de
volgende pagina te gaan.
We stellen de digitale uitgangen in door in te stellen op welke
module en op welk punt (op deze module) de bewuste functie is
aangesloten.
Verder selecteren we ook voor iedere uitgang of de belasting actief
is in de positie 'AAN' of 'UIT'.
Functies met relais:
(Een relais was automatisch gereserveerd voor iedere functie zodra
de functies werden gedenieerd. Stel 0-0 in voor de functies die
geen relaisuitgang gebruiken. De regel wordt automatisch verwijderd als de instelling van de functie verder gaat).
Aan / uit ingangssignaalIngangModule PuntActief op
Klepstand VtwAI818Open
Klepstand VhrAI919Open
We stellen de digitale ingangen in door in te stellen op welke
module en op welk punt (op deze module) de bewuste functie is
aangesloten.
Verder selecteren we ook voor iedere ingang of de functie actief is in
de positie 'Open' of 'Gesloten'.
Alle ingangen worden weergegeven als DI1, DI2 enz.
We gaan deze namen veranderen in de betreende functies.
DI1 wordt daarbij Vtw (DI1) en
DI2 wordt Vhr (DI2).
4 - Digitale ingangen
Alarm mute:
Wordt alleen getoond
indien een alarmrelais is
gedenieerd en gecombineerd moet worden met
een schakelsignaal (puls).
DI 1- 16:
Denitie van aan/uit
ingangen
Synchronisatiesignaal:
Wordt alleen getoond
indien een pulsmeting met
synchronisatie is gedenieerd. Een synchronisatiesignaal kan aangesloten
worden op de pulsmodule.
Veel functies hebben een bijbehorend alarm.
Aan alle gemaakte selecties en instellingen worden, indien aanwezig,
aan een alarm gekoppeld. Dit is te zien in de schermen links.
Aan alle alarmen kan een bepaalde prioriteit worden gegeven:
- 'Hoog' is de hoogste prioriteit
- 'Alleen reg.' is de laagste prioriteit
- 'Uit' geeft geen alarmactie
De relatie tussen prioriteit en actie is te zien in de onderstaande tabel.
Instelling
HoogXXXX1
MediumXXXX2
LaagXXXX3
Alleen reg.X
Uit.
Voor ons voorbeeld selecteren we de instellingen zoals in het scherm is
weergegeven.
Reg.Selectie alarmrelaisNet-
Geen Hoog
Laag tot
medkum
Laag tot
hoog
werk
AKM-
best.
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
4. Instellen alarmprioriteiten voor diverse alarmen
Druk op de +knop om naar de volgende pagina te gaan.
Voor ons voorbeeld selecteren we de instellingen zoals in het scherm
is weergegeven.
Voordat de regeling wordt gestart, moet gecontroleerd worden of alle
instellingen correct.
Het overzichtsscherm toont nu 1 regel voor iedere algemene functie.
Door op het icoon te klikken wordt een aantal schermen getoond met
verschillende instellingen. Het zijn deze instellingen die gecontroleerd
moeten worden.
In ons voorbeeld hebben we alleen COP-berekening geselecteerd.
De volgende functies kunnen worden geselecteerd:
3. Overzicht voor COP
De COP-functie wordt weergegeven op deze pagina, en op de
volgende pagina’s; de andere worden alleen ten behoeve van oriëntatie weergegeven.
Een COP-waarde moet zo hoog mogelijk zijn, maar kan nooit
hoger worden dan de ideale waarde.
Linker scherm, kolom 5:
OK = 0 of 1. De waarde geeft aan of de berekening geldig is.
0 = ongeldige berekening
1 = geldige berekening
De COP-berekening kan ongeldig zijn, als zich een vertraging
voordoet bij een compressorwisseling waarbij de temperatuursensoren niet in staat zijn zich aan te passen aan de juiste temperatuur. Voor de volgende berekening wordt de juiste meetwaarde
gebruikt.
Als zich binnen een bepaalde periode meerdere ongeldige berekeningen voordoen, moet het systeem worden onderzocht op
instabiele werking.
Als de compressorregeling wordt verricht door een AK-PC 772 en
de functie ‘heetgasdump’ is geactiveerd, zal de COP-berekening
onjuist zijn.
De meting wordt getoond in 5 velden. Deze tonen de totale opname/
verbruik, de huidige belasting en de gemiddelde belasting over een
bepaalde periode.
Als de alarmfunctie van de thermostaat tijdelijk moet worden
gewijzigd tijdens het dagelijks bedrijf, kunnen twee digitale
signalen worden aangesloten:
- Ontdooisignaal. Een signaal op de Di ingang betekent overschakeling naar vertragingstijd 2.
- Alarm stop. Een signaal op de DI ingang betekent een stop van
alle alarmen.
Schaling
Het ingangssignaal is geschaald, dus het wordt als % weergegeven.
De in- en uitschakelwaarden en alarminstellingen refereren aan de
verschaalde waarden.
De status van het alarm wordt getoond op de ‘Actuele alarmstatus’ regel.
Deze status wordt vertraagd met de alarmvertraging voor het ingangssignaal.
Signaalhistorie
De status van de ingang wordt continue vastgelegd zodat het volgende
kan worden uitgelezen:
• AAN tijd in % voor de afgelopen 24 uur
• Totale AAN tijd in uren
• Aantal schakelingen naar AAN in de afgelopen 24 uur
De regelaar zal nu de geselecteerde functies en de gedenieerde in-en uitgangen met elkaar vergelijken. Het resultaat
is te zien in de volgende sectie waar de conguratie wordt
gecontroleerd.
Klik op het veld naast Conguratieslot
Selecteer UIT
De conguratie van de regelaar is nu vergrendeld. Voordat er dus
nu veranderingen kunnen worden gedaan in de conguratie van de
regelaar, zal de conguratie eerst ontgrendeld moeten worden.
!! Sensorwaarden zijn pas uit te lezen en te controleren als de
conguratie is gesloten !!
Voor deze controle moet de conguratie vergrendeld zijn
(Pas als het conguratieslot is gesloten, worden alle instellingen voor de in-en uitgangen geactiveerd)
Er is een fout opgetreden als het volgende zichtbaar is:
De conguratie van de
digitale uitgangen is zoals
aangegeven op het aansluitschema op pagina 36.
Een 0-0 naast een gedenieerde functie.
Indien een instelling is terug gezet naar 0-0, moet
deze functie worden gecontroleerd.
Dit kan komen door het volgende:
• Er is een selectie van een module- en puntnummer gemaakt die niet bestaat.
• Het geselecteerde puntnummer op de bewuste
module is al in gebruik door iets anders.
De fout is te herstellen door het module- en puntnummer correct in te stellen.
Hiervoor moet eerst het conguratieslot ontgrendeld worden.
De conguratie van de
analoge ingangen is zoals
aangegeven op het aansluitschema op pagina 36.
Een instelling heeft een rode achtergrond.
Indien een instelling een rode achtergrond heeft,
moet deze functie worden gecontroleerd.
Dit kan komen door het volgende:
• De in- of uitgang is ingesteld, maar de conguratie van de functie is dusdanig gewijzigd dat de
in- of uitgang niet meer nodig is.
Het probleem wordt opgelost door het module-
en puntnummer op 0-0 in te stellen.
Hiervoor moet eerst het conguratieslot ontgrendeld worden.
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
4. Controleer digitale ingangen
Voordat de regeling wordt gestart moeten eerst alle in- en uitgangen
worden gecontroleerd op de juiste aansluiting.
Voor deze controle moet de conguratie vergrendeld zijn
Door iedere uitgang handmatig te bedienen kan gecontroleerd worden
of de uitgang correct is aangesloten.
AUTODe uitgang wordt geregeld door de regelaar
HAND UITDe uitgang is geforceerd UIT
HAND AANDe uitgang is geforceerd AAN (handbediening)
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
5. Controleer analoge ingangen
Verbreek digitale ingang 1.
Controleer dat LED DI1 op de uitbreidingsmodule uit gaat.
Controleer dat de waarde voor DI1 veranderd naar AAN.
De overige digitale ingangen moet op dezelfde manier worden gecontroleerd.
Controleer of alle sensoren de juiste waarden aangeven.
In ons geval is er voor 3 sensoren geen waarde te zien. Dit kan komen
door:
- De sensor is niet aangesloten
- De sensor is kortgesloten
- Het module- en puntnummer is niet goed ingesteld
Draai de rechter adresschakelaar zo dat de pijl naar de 3 wijst.
De overige 2 adresschakelaar moeten beide naar de 0 wijzen.
2. Druk op de Service Pin
Druk op de 'Service Pin' en houdt deze ingedrukt tot de 'Service
Pin' LED gaat branden.
De regelaar moet communiceren met een netwerk. In dit netwerk kennen we adres 3 toe aan deze regelaar.
Dit adres mag maar door 1 regelaar binnen het netwerk worden
gebruikt.
Eisen aan de systeemunit
De systeemunit moet een gateway van het type AKA 245 zijn met softwareversie 6.14 of hoger of een AK-SM systeem manager.
3. Wacht op antwoord van de systeemunit
Afhankelijk van de grootte van het netwerk kan het tot 1 minuut duren tot de regelaar een antwoord krijgt of de regelaar is
geïnstalleerd in het netwerk.
Wanneer de regelaar in het netwerk is geïnstalleerd, zal de
Status LED sneller gaan knipperen (twee maal per seconde). Dit
zal 10 minuten duren
4. Log opnieuw in met Service Tool
Als Service Tool met de regelaar was verbonden terwijl deze
werd geïnstalleerd in het netwerk, moet er opnieuw worden
ingelogd.
Als er geen antwoord komt van de systeemunit
Als de Status LED niet sneller gaat knipperen dan normaal, is de
regelaar niet in het netwerk geïnstalleerd. Dit kan komen door het
volgende:
Het ingestelde adres is buiten het juiste bereik ingesteld
Adres 0 kan niet worden gebruikt.
Als de systeemunit een AKA243B is, kunnen alleen adressen 1 tot 10
worden gebruikt.
Het ingestelde adres wordt al door een andere regelaar in het netwerk gebruikt:
Het adres moet worden gewijzigd naar een ander (leeg) adres.
De bedrading is niet correct uitgevoerd
De afsluiting van het netwerk is niet correct uitgevoerd.
De eisen die worden gesteld aan de installatie van de datacommunicatie zijn beschreven in document ' Data communcation connections to
ADAP-KOOL® Refrigeration Controls” RC8AC.
Druk op de blauwe knop (huisje) linksonder in het scherm.
2. Ga naar de alarmlijst
Druk op de blauwe knop met de alarmbel onderin het scherm
3. Controleer de actieve alarmen
In ons geval hebben een groot aantal alarmen. Na het 'opschonen' zijn
alleen de relevante alarmen over.
4. Verwijder opgeheven alarmen uit alarmlijst
Druk op het rode kruis om alle opgeheven alarmen uit de
alarmlijst te verwijderen.
5. Controleer nogmaals de actieve alarmen
In ons geval blijft er 1 actief alarm over, omdat de regeling is gestopt.
Dit alarm zal actief blijven zolang de regeling niet wordt gestart. We zijn
nu klaar om de regeling te starten.
Let op ! Actieve alarmen worden automatisch opgeheven als de
hoofdschakelaar UIT is.
Als actieve alarmen verschijnen zodra de regeling wordt gestart, moet de
oorzaak hiervan worden gevonden en opgelost.
Het is het beste om eventuele registraties via een systeemunit
(AKA, AK-SM of AK-SC), aangezien deze een grotere hoeveelheid
data kan opslaan.
Houdt rekening met het volgende indien registraties direct in
de AK-LM worden ingesteld:
De registratiefunctie vereist dat de klok is ingesteld.
Zelfs een zeer kleine spanningsval reset de klok.
Indien de altijd correct moet zijn, moet de regelaar in een netwerk worden geïnstalleerd met een systeemunit of moet een
batterijmodule in de regelaar worden geplaatst.
'Verander reg. instel.' geeft toegang tot de denitie van nieuwe
registraties en het eventueel wijzigen van bestaande registraties.
Via 'Overzicht graeken' is het mogelijk om de gedenieerde
registraties te bekijken.
Dit is het startscherm voor nieuwe registraties.
Begin met het deniëren van het type registratie.
4. Start registratie
Hier wordt bepaald welke parameters worden opgenomen
in de registratie. Selecteer eerst een functie, vervolgens een
parameter en sluit af met OK.
Een voorbeeld kan een thermostaatregeling zijn van de machinekamerventilator.
De thermostaat kan gebruikt worden met sensoren S1, S2, S3……
etc.
Voor de thermostaatfunctie moet een in- en een uitschakeltemperatuur worden ingesteld. Het relais wordt geschakeld op basis
van de gemeten temperatuur. Alarmgrenzen voor hoge en lage
temperatuur inclusief aparte tijdvertragingen kunnen worden
ingesteld.
De individuele thermostaatfunctie kan aan de situatie worden
aangepast, omdat het mogelijk is de alarmfunctie en de alarmmelding een eigen tekst te geven.
Ledere thermostaat kan ook twee digitale signalen detecteren die
gebruikt kunnen worden voor het wijzigen van alarmsignalen.
Een signaal wijzigt de alarmvertraging dusdanig dat de lange
alarmvertraging wordt gewijzigd. Dit signaal wordt voornamelijk
gebruikt tijdens een ontdooiing, zodat geen alarm wordt gegenereerd tijdens een ontdooiing.
Een ander signaal stopt alle alarmen. Dit signaal wordt voornamelijk gebruikt als de toepassing wordt gestopt, bijvoorbeeld tijdens
schoonmaken.
Iedere thermostaat heeft de volgende functies beschikbaar:
- Naam
- Sensorsignaal
- Uitlezing van de huidige waarde
- Selectie van relaisfunctie
- Instelling voor uitschakelwaarde voor relais
- Instelling voor inschakelwaarde voor relais
- Selectie voor ingangssignaal voor wijziging alarmvertraging 2
- Selectie voor ingangssignaal voor stop alarmering
- Hoge alarmlimiet
- Vertragingstijd voor hoog alarm
- Vertragingstijd 2 voor hoog alarm
- Alarmtekst voor hoog alarm
- Lage alarmlimiet
- Vertragingstijd voor laag alarm
- Alarmtekst voor laag alarm
Pressostaten (5 stuks)
De functie kan gebruikt worden voor:
- Drukregistratie
- Drukbewaking met alarmfunctie
- Drukregeling met relaisfunctie
Een voorbeeld kan de drukregeling in een vat zijn:
De pressostaat kan gebruikt worden met drukopnemers P1, P2,
P3……etc.
Stel de in- en uitschakelwaarden voor de pressostaat in. De pressostaatuitgang schakelt op basis van de huidige druk.
De individuele pressostaatfunctie kan worden aangepast aan de
toepassing aangezien het mogelijk is om een naam te geven aan
de pressostaatregeling en de alarmteksten aan te passen.
Iedere pressostaat heeft de volgende functies beschikbaar:
Een voorbeeld is bijvoorbeeld de bewaking van een lekdetector
De functie kan worden gebruikt voor de volgende spanningsmetingen V1, V2, V3…etc.
De volgende signalen kunnen worden ontvangen:
- 0-5 V
- 1-5 V
- 0-10V
- 2-10 V
Een stroomsignaal kan ook worden ontvangen indien externe
weerstanden worden geplaatst op de ingang zodat het signaal
wordt geconverteerd.
Het signaal wordt verschaald bijvoorbeeld van 0 voor
de minimale waarde en 100 voor de maximale waarde.
Alarmingangen (aan/uit signalen) (16)
Deze functie kan worden gebruikt om een extern signaal te
bewaken.
De functie kan de volgende signalen ontvangen:
- 0 / 24 v op een laag voltage ingang
- 0 / 230 v op een hoog voltage ingang
- Open/dicht contact
Iedere alarmingang heeft de volgende functies beschikbaar:
- Naam
- Uitlezing van de huidige status van de ingang
- Selectie van alarmfunctie
- Selectie van relaisfunctie
- Vertragingstijd tussen detecteren van alarm en relaisschakeling
- Uitlezing van huidige status van alarm
- Alarmtekst
- Alarmhistorie met de volgende informatie
- AAN tijd in % voor de laatste 24 uur
- Totale AAN tijd
- Aantal wijzigingen in de laatste 24 uur
- Totaal aantal wijzigingen
De functie gebruikt de geschaalde waarden voor instellingen en
uitlezingen.
Stel de in- en uitschakelwaarden voor de pressostaat in. De uitgang schakelt op basis van het huidige voltage.
De individuele functies kunnen worden aangepast aan de toepassing aangezien het mogelijk is om een naam te geven aan de
functie en de alarmteksten aan te passen.
Iedere spanningsfunctie heeft de volgende functies beschikbaar:
- Naam
- Uitlezing van de huidige waarde
- Selectie van relaisfunctie
- Weergavewaarde die overeenkomt met minimale signaalwaarde
- Weergavewaarde die overeenkomt met maximale signaalwaarde
Deze functie registreert het verbruik van elektriciteit, water, gas,
etc.
De metingen worden opgeslagen in de AK-LM 350 en kunnen
worden opgehaald voor presentatie/analyse. Een uitbreidingsmodule type AK-XM 107A moet worden gebruikt. De module is een
pulsteller module, die de pulsen meet in overeenstemming met
DIN 43 864. De conversie van, bijvoorbeeld, stroom naar pulsen
vindt plaats in een energiemeter (kWh meter).
Energiemeters kunnen worden verdeeld in diverse groepen,
bijvoorbeeld 1 hoofdmeter en diverse submeters. De hoofdmeter
meet het totale verbruik van de installatie. Sommige hoofdmeter
zijn uitgevoerd met tarief- en synchronisatieschakelaars.
De AK-LM 350 kan een synchronisatiesignaal ontvangen.
De synchronisatieschakelaar wijzigt op vaste intervallen (normaal
iedere 15 minuten) en geeft aan dat een nieuwe meetperiode is
gestart.
De submeters meten een onderdeel van het verbruik. Het kan
interessant zijn om bijvoorbeeld te weten hoeveel de vriesafdeling verbruikt.
De meetinterval voor synchronisatie wordt gemeenschappelijk
voor alle energiemeters ingesteld.
Indien het synchronisatiesignaal niet wordt gebruikt, zal de regelaar zelf een meetperiode deniëren.
De AK-LM 350 ondersteunt tot maximaal 8 energiemeters.
Iedere energiemeter heeft de volgende functies beschikbaar:
- Naam
- Start/stop van verbruiksmeting
- Instellen verbruiksmeting
- Instellen meter
- Instellen van aantal pulsen per meeteenheid
- De schaalfactor wordt gedenieerd als primaire/secundaire ratio
- Voorinstelling van de verbruiksmeting
Hiernaast is het mogelijk om historische en huidige waarden uit
te lezen:
- Totaal verbruik (sinds het opstarten of resetten van de teller)
- Verbruik voor afgelopen week (van maandag 0 uur tot zondag
24 uur)
- Verbruik voor afgelopen dag (van 0 tot 24 uur)
- Huidige verbruik (gemiddeld verbruik tijdens de laatste60
seconden. Wordt elke 5 seconden bijgewerkt)
- Gemiddeld verbruik (gemiddeld verbruik tijdens het meetinterval, gewoonlijk 15 minuten).
COP
Coecient Of Performance (prestatiecoëciënt) = de verhouding
tussen de hoeveelheid geproduceerde koeling en de hoeveelheid
verbruikte energie.
Hoe hoger de waarde, hoe beter.
Daling van de COP-waarde bij een constante temperatuur van de
condensor wijst op een probleem.
De COP kan worden gebruikt om systemen van hetzelfde type
met elkaar te vergelijken.
De opbrengstwaarden bieden een beeld van het actuele energierendement van het koelsysteem, en de waarden worden als
gemiddelden weergegeven:
• Gemiddelde waarde over de afgelopen minuut
• Gemiddelde waarde over het afgelopen uur
• Gemiddelde waarde over de afgelopen 24 uur
COP-waarden worden weergegeven voor de MT-groep, de LTgroep en voor het gehele systeem (COPS), naast de ideale waarde
voor elke groep.
U kunt kiezen uit de volgende 5 typen systemen:
• CO2-booster
• CO2-booster met warmteterugwinning
• CO2-booster met warmteterugwinning en brine
• Cascadesysteem
• Eentrapssysteem
Bij de berekeningen wordt de groep MT-compressoren beschouwd als één MT-compressor en de groep LT-compressoren als
één LT-compressor.
Alle berekeningen zijn gebaseerd op het ideale theoretische koelproces en worden vergeleken met de gemeten systeemwaarden.
Drukwaarden kunnen worden opgehaald uit de andere Danfossregelaars. Temperatuurwaarden moeten worden afgelezen uit
afzonderlijke sensoren. De volgende metingen zijn vereist:
• Buitentemperatuur
• Temperatuur en druk vóór de compressor (Ss en Po)
• Temperatuur en druk na de compressor (Sd en Pc)
Voor booster +
• Druk in vat (Prec)
• Gasdruk en -temperatuur na gaskoeler (Pgc en Shp)
Voor warmteterugwinning +
• Gastemperatuur na warmtewisselaar (Stw2 en Shr)
• Stand van driewegkleppen, aan of bypass. (Vtw en Vhr)
Voor cascade +
• Temperaturen aan LT-zijde van warmtewisselaar (Scasc3)
• Temperatuur na condensor (S2cond)
Voor eentraps +
• Temperatuur na condensor (S2cond)
Hoofdstuk 6 bevat voorbeelden van systemen en gerelateerde
signalen.
Evenals data voor de compressorcapaciteit:
• Slagvolume (som van alle compressoren in de groep)
Het is belangrijk om de waarde van de volumestroom zo nauwkeurig mogelijk te bepalen.
Voor een nauwkeurigere berekening dan mogelijk is op basis van
de bovengenoemde metingen kunnen stroommetingen worden
aangesloten, zodat de regelaar weet hoeveel energie de compressoren verbruiken. Zie energieverbruiksmeting.
Voor cascadesystemen en eentrapssystemen moet ook het koudemiddel worden ingesteld. Kies uit de volgende middelen:
R134a, R170, R290, R404A, R407C, R410A, R507, R600a, R717, R744,
R1270.
(R744 kan niet worden geselecteerd voor cascadesystemen.)
De 'Main switch' wordt gebruikt om de regeling te starten en
stoppen.
De volgende instellingen zijn mogelijk:
- Normale regeling (Instelling = ON)
- Stop regeling (Instelling = OFF)
Als de hoofdschakelaar op OFF staat, zijn alle regelfuncties inactief
en wordt een alarm gegenereerd. Alle andere alarmeringen zijn
niet actief.
Sensorcorrectie
Het signaal van alle aangesloten sensoren kan worden gecorrigeerd. Een correctie is alleen nodig als de kabel erg lang is en een
te kleine diameter heeft. Alle uitlezingen en functies zullen met de
gecorrigeerde waarde werken.
Klokfunctie
De regelaar heeft een klokfunctie.
De klokfunctie wordt gebruikt voor de registraties.
Jaar, maand, dag, uur en minuten moeten worden ingesteld.
LET OP! Als de regelaar niet is uitgerust met een Real Time Clock
module (AK-OB 101A), moet de klok na iedere spanningsval
opnieuw worden ingesteld.
Als de regelaar is verbonden met een AKA gateway of een AK
system manager, wordt de klok automatisch ingesteld.
Alarmrelais
Indien de regelaar een alarm moet geven via een relaisuitgang,
moet het relais worden gedenieerd:
2 relais kunnen worden gedenieerd:
- 1 welke actief is bij alarmen met prioriteit ‘hoog’
- 1 welke actief is bij alarmen met prioriteit ‘laag’, ‘medium’ en
‘hoog’
De relatie tussen alarmprioriteit en alarmactie is te zien in
onderstaand schema.
Instelling Reg.AlarmrelaisVerst. op
HoogXXXX1
MediumX
LaagX
Alleen
reg.
Uit
X
GeenHoog
Laag-
medium
X
X
Laag-
netwerk
Hoog
XX2
XX3
AKM-
prio.
Een alarm verdwijnt wanneer het wordt geaccepteerd of wanneer
het uit zichzelf stopt.
Aannemen alarm
Als een regelaar is verbonden met een netwerk en een AKA
gateway of een AK system manager als alarmontvangers,
zullen deze ervoor zorgen dat een alarm automatisch wordt
aangenomen bij ontvangst.
Als de regelaar niet in een netwerk is opgenomen, moet de
gebruiker de alarmen aannemen.
Alarmen en meldingen
In combinatie met de regelaarfuncties is er een aantal alarmen
en meldingen die zichtbaar kunnen worden in geval van foute of
verkeerde regeling of bediening.
Alarmhistorie:
De regelaar bevat een alarmhistorie van alle actieve alarmen
en van de laatste 40 alarmen. In de alarmhistorie kan men zien
wanneer een alarm begon en wanneer het werd opgeheven.
Ook is de alarmprioriteit te zien voor ieder alarm en wanneer en
door wie een alarm is aangenomen.
Alarmprioriteit:
Er wordt verschil gemaakt tussen belangrijke en minder
belangrijke informatie. Deze belangrijkheid – of prioriteit – is voor
sommige alarmen een vaste waarde terwijl het andere alarmen
te wijzigen is. Het wijzigen van de prioriteit wordt bewerkstelligd
door middel van het AK-ST Service Tool programma en moet in
iedere individuele regelaar worden ingesteld.
Deze instelling bepaald wat er gebeurd wanneer een alarm
optreedt.
- "Hoog" is de hoogste prioriteit
- "Alleen reg." is de laagste prioriteit
- "Uit" resulteert in geen actie
Alarm LED
De alarm LED aan de voorkant van de regelaar geeft de
alarmstatus van de regelaar weer.
Knippert: Er is een actief of niet-aangenomen alarm
Continue aan: Er is een actief aangenomen alarm
Uit: Er zijn geen actieve en aangenomen alarmen
IO status en handbediening
Deze functie wordt gebruikt bij het inbedrijf stellen, servicen en
zoeken naar eventuele problemen.
Met behulp van deze functie kunnen vrijwel alle functies worden
getest.
Metingen
De status van alle in- en uitgangen kunnen hier uitgelezen en
bediend worden.
Handbediening
Alle uitgangen kunnen handmatig bediend worden om te
controleren of deze correct zijn aangesloten.
LET OP! Bij handbediening is geen bewaking van de uitgangen
actief.
Registratie van parameters
De regelaar heeft de mogelijk tot het registreren van een aantal
parameters en kan deze in het interne geheugen opslaan.
Met het AK-ST 500 Service Tool programma kan men:
a) Selecteren van maximaal 10 parameters welke de regelaar
continue moet registreren
b) Instellen met welke interval de bewuste parameters
geregistreerd moet worden
Het geheugen van de regelaar is beperkt, maar over het
algemeen kunnen 10 parameters die iedere 10 minuten worden
geregistreerd, 2 dagen worden opgeslagen.
Met het AK-ST 500 programma kan vervolgens alle data in
graekvorm worden gepresenteerd.
De conguratie van de regelaar moet gedaan worden met het AKST 500 Service Tool programma. De werkwijze wordt beschreven
in het 'Fitters on site guide' document.
Als de regelaar wordt opgenomen in een netwerk met een AKA
gateway, kan de dagelijkse bediening van de regelaar door middel
van het AKM programma worden uitgevoerd (uitlezen metingen
en doen van regelinstellingen)
LET OP! Het AKM programma geeft geen toegang tot de
conguratie-instellingen van de regelaar.
Meetwaarden van alle ontvangen signalen en van de belangrijkste
weergaven van de afzonderlijke functies zijn zichtbaar.
Alle COP-meetwaarden worden weergegeven.
Alle alarmen kunnen door AKM worden ontvangen.
Authorisatie / Wachtwoorden
De regelaar kan bediend worden met systeemsoftware AKM en
met AK-ST 500 service tool.
Beide methoden geven toegang tot een bepaald
gebruikersniveau.
AKM:
De verschillende gebruikers worden gedenieerd door middel
van een naam en een wachtwoord. Er wordt nu alleen toegang
gegeven voor de functies die deze gebruiker mag bedienen.
De bediening wordt beschreven in de AKM handleiding.
LED's op de regelaar
■ Power
■ Comm
■ DO1 ■ Status
■ DO2 ■ Service Tool
■ DO3 ■ LON
■ DO4 ■ I/O Extension
■ DO5 ■ Alarm
■ DO6
■ DO7
■ DO8 ■ Service Pin
Interne communicatie
tussen de modules:
Knippert snel = fout
Continue aan = fout
Status uitgang 1-8
Knippert = actief alarm / niet opgeheven
Continue aan = actief alarm/ opgeheven
Netwerkinstallatie
Knippert langzaam = OK
Knippert snel = antwoord van gateway
Continue aan = fout
Continue uit = fout
Externe communicatie
Communicatie an AK-CM 102
Service Tool:
De bediening wordt beschreven in de 'Fitters on site guide'.
Wanneer een nieuwe gebruiker wordt aangemaakt, moet het
volgende worden ingesteld:
a) Gebruikersnaam
b) Wachtwoord
c) Gebruikersniveau
d) Eenheid – US (bijv. °F en PSI) of Danfoss SI (°C en Bar)
e) Taal
Er kan toegang worden gegeven tot de volgende niveaus.
1) DFLT – Standaard gebruiker – Toegang zonder wachtwoord
Zien van dagelijkse instellingen en uitlezingen.
2) Daily – Dagelijkse gebruiker
Instellen van geselecteerde functies en aannemen van alarmen
3) SERV – Service gebruiker
Alle instellingen behalve aanmaken nieuwe gebruikers
4) SUPV – Supervisor gebruiker
Alle instellingen
Aandachtspunten bij installatie
Beschadiging, onjuiste montage of de condities ter plaatse,
kunnen defecten veroorzaken in het regelsysteem en uiteindelijk
leiden tot beschadiging van de installatie.
Iedere mogelijke beveiliging is in onze producten ingebouwd om
dit te voorkomen, maar bijvoorbeeld door verkeerde installatie
kunnen alsnog problemen ontstaan.
Danfoss aanvaardt geen aansprakelijkheid voor producten
of installatiecomponenten, die beschadigd zijn door
bovengenoemde defecten. Het is de verantwoordelijkheid van
de installateur om de installatie grondig te controleren om alle
nodige veiligheden in te passen.
Vooral het “geforceerd sluiten” signaal naar de regelaars in
het geval dat de compressoren stoppen en de montage van
“slokkenvangers” in de zuigleiding verdienen extra aandacht.
Uw lokale Danfoss agent is altijd bereid om advies te geven.
Danfoss can accept no responsibility for possible errors in catalogues, brochures and other printed material. Danfoss reserves the right to alter its products without notice. This also applies to products
already on order provided that such alternations can be made without subsequential changes being necessary in specications already agreed.
All trademarks in this material are property of the respecitve companies. Danfoss and Danfoss logotype are trademarks of Danfoss A/S. All rights reserved.