De AK-HP 780 is een complete warmtepomp voor het regelen van
de capaciteitsregeling van compressoren en de temperatuurregeling voor een vloeistofvat. De regelaar met oliebeheer is geschikt
voor CO2-installaties.
De hoofdfunctie van de regelaar is het regelen van de compressoren en de pomp, zodat de koelinstallaties altijd werkt onder de
meest energetische condities. Zowel de zuigdruk als de persdruk
worden bewaakt via de bijbehorende veiligheidsfunctie en alarmfunctie. De capaciteitsregeling kan worden uitgevoerd op basis
van de mediatemperaturen Sctrl en S7.
Onderstaand in het kort de verschillende functies:
- Capaciteitsregeling tot 8 compressoren
- Bijvoorbeeld max. 3 cap. kleppen op 1 compressor,
- Oliebeheer. Ofwel gezamenlijk ofwel afzonderlijk voor elke olieklep van de compressor. Drukregeling vloeistofvat.
- Frequentieregeling van één of 2 compressoren
- Tot 6 beveiligingsingangen per compressor
- Optie voor capaciteitsbegrenzing voor het minimaliseren van
belastingpieken
- Bewaking van hoge druk / lage druk / persgastemperatuur
- Capaciteitsregeling van een pomp. Aan/uit- of snelheidsregeling
- Bewaking van de stroming van de pomp
- LED’s op de voorplaat geven de status weer van de in- en uitgangen
- Alarmen kunnen zowel direct van de regelaar of via de datacommunicatie worden uitgelezen
- Alarmen worden weergegeven in tekstvorm zodat deze eenvoudig te begrijpen zijn.
- Plus een aantal functies die volledig los zijn van de regeling,
zoals alarm-, thermostaat- en pressostaatfuncties, veiligheidsfuncties bij koude start, P0-begrenzing.
Het grote voordeel van deze serie regelaars is dat ze bij uitbreiding van de koelinstallatie eveneens kunnen worden uitgebreid.
Het is ontworpen om warmtepomp regelen, maar niet voor één
specieke toepassing - variatie wordt bereikt door de verschillende software en de manier waarop de aansluitingen gedenieerd
kunnen worden.
Voor iedere regeling wordt hetzelfde type modules gebruikt, maar
de compositie kan indien gewenst worden veranderd. Met deze
modules (bouwstenen) is het mogelijk om een grote verscheidenheid aan regelingen te creëren, maar het is de taak van de
installateur om de regeling aan de gestelde wensen aan te passen.
Deze instructies zijn gemaakt om de weg te vinden door alle open
vragen zodat de regeling gedenieerd kan worden en de aansluitingen gemaakt.
Regelaar
Bovenste deel
Voordelen
• De regelaar kan met de installatie ‘meegroeien’
• De software kan voor één of meer regelingen worden ingesteld
• Verscheidene regelingen met dezelfde componenten
• ‘Uitbreidingsvriendelijk’ als de systeemeisen veranderd moeten
worden
• Flexibel concept
- Regelaars hebben dezelfde constructie
- Één principe - veel regelmogelijkheden
- Modules worden geselecteerd naar behoefte
- Dezelfde modules zijn overal toepasbaar
Uitbreidingsmodule
Onderste deel
De regelaarmodule is de ‘hoeksteen’ van de regeling. De module heeft in- en
uitgangen die kleine systemen kunnen regelen.
• Het onderste deel, en dus de klemmen, zijn hetzelfde voor alle regelaartypes
• Het bovenste deel is de intelligentie met software. Dit deel zal variëren voor ieder
regelaartype, maar wordt altijd met het onderste deel meegeleverd.
• Op het bovenste deel zit ook de aansluiting voor de datacommunicatie en de
adresschakelaars.
Voorbeelden
Regeling met weinig aansluitingen kan
plaatsvinden met de regelaarmodule alleen
Als het systeem groeit en meer functies nodig zijn, kan de regeling worden
uitgebreid.
Met extra modules kunnen meer signalen worden ontvangen en/of meer relais
geschakeld worden. Hoeveel en welke modules wordt bepaald door de toepassing.
Als er veel aansluitingen nodig zijn, moeten er
meer modules geplaatst worden
Instelling en bediening van een AK regelaar gebeurd via de ‘AKService Tool’ software.
Het programma wordt geïnstalleerd op een PC en de instelling
en bediening van de diverse functies worden uitgevoerd via de
menuschermen van de regelaar.
Menuschermen
De menuschermen zijn dynamisch d.w.z. dat een instelling in het
ene menu resulteert in andere instelmogelijkheden in een ander
menu.
Een simpele koeltoepassing met weinig aansluitingen resulteert in
een set-up met weinig instellingen, terwijl een zelfde toepassing
met veel aansluitingen resulteert in een set-up met veel instellingen.
Vanuit het ‘overzichtscherm’ is toegang te krijgen tot de menu’s
voor de compressor- en pompregeling.
Aan de onderkant van het scherm is toegang te krijgen tot een
aantal algemene functies zoals, ‘tijdschema’, ‘handbediening’,
‘registraties’, ‘alarmen’ en ‘service’ (conguratie).
Netwerk
De regelaar kan opgenomen worden in een netwerk samen met
andere regelaars van het ADAP-KOOL® systeem. Na de conguratie kan de bediening op afstand gedaan worden met de Danfoss
AKM software.
Gebruikers
De regelaar bevat standaard een aantal talen welke door een
gebruiker geselecteerd en gebruikt kunnen worden. Als er meer
gebruikers zijn, kunnen zij ieder indien nodig een eigen taal
selecteren. Aan iedere gebruiker moet een gebruikersproel
worden toegewezen welke of volledige of beperkte toegang tot
de bediening geeft.
Taalselectie is onderdeel van de instellingen voor de Service Tool.
Als voor de actuele regelaar de taalselectie niet beschikbaar is in
de Service Tool, worden teksten in het Engels weergegeven.
Externe display
Een externe display kan worden aangesloten voor het uitlezen
van S7 (vloeistofvat temperatuur), de P0 zuig- en Pd persdruk.
In totaal kunnen 4 displays worden aangesloten en met één instelling kan tussen de volgende soorten meetwaarden worden gekozen: zuigdruck, zuigdruk in temperatuur, Sctrl, Ss, Sd, persdruk,
pers druk in temperatuur en S7.
Een aantal LED’s maakt het mogelijk om de signalen te volgen die
verstuurd en ontvangen worden door de regelaar.
Registratie
Met de registratiefunctie kan de meting geselecteerd worden die
getoond moet worden.
De verzamelde waarden kunnen uitgeprint of geëxporteerd worden. Geëxporteerde bestanden kunnen in Excel weer ge-opend
en gelezen worden.
In een service- of probleemsituatie kunnen de metingen getoond
worden door middel van de trendfunctie. De metingen kunnen
rechtstreeks gemaakt en bekeken worden.
■ Power
■ Comm
■ DO1 ■ Status
■ DO2 ■ Service Tool
■ DO3 ■ LON
■ DO4
■ DO5 ■ Alarm
■ DO6
■ DO7
■ DO8 ■ Service Pin
Knippert langzaam = OK
Knippert snel = antwoord van gateway
Continue aan = fout
Continue uit = fout
Knippert = actief alarm / niet opgeheven
Continue aan = actief alarm/ opgeheven
Alarm
Het alarmscherm geeft een overzicht van alle actieve alarmen. Om
te bevestigen dat het alarm is gezien kan het vakje bij het desbetreende alarm worden aangevinkt.
Door op het bewuste alarm te klikken, zal een nieuw scherm verschijnen met gedetailleerde informatie over het alarm.
Een zelfde scherm is beschikbaar waar de alarmhistorie bekeken
kan worden.
Deze sectie beschrijft hoe een regelaar ontworpen moet worden.
De AK regelaars zijn gebaseerd op een uniform aansluitplatform
waarbij de verschillen tussen de diverse installaties wordt bepaald
door de gebruikte intelligentie (bovenste deel) met een specieke
software en door de benodigde in- en uitgangssignalen. Bij een
toepassing met weinig aansluitingen, zal de regelaarmodule
(boven- en onderdeel) waarschijnlijk voldoende zijn. Bij een
toepassing met veel aansluitingen zal het nodig zijn om
de regelaarmodule te gebruiken samen met één of meer
uitbreidingsmodules.
Dit deel geeft een overzicht van de mogelijke aansluitingen
en assisteert bij de selectie van de benodigde modules naar
aanleiding van de toepassing.
• Regelaarmodule - in staat om een ‘standaard’ installatie te
regelen.
• Uitbreidingsmodules - zodra de installatie complexer wordt en er
extra in- en uitgangen nodig zijn, kunnen uitbreidingsmodules
op de regelaar worden aangesloten. Een schuifverbinding aan
de zijkant van de regelaar zorgt voor de voeding en voor datacommunicatie tussen de modules.
• Bovenste deel
Het bovenste deel van de regelaar bevat de ‘intelligentie’. Dit
is het deel waar de regeling is gedenieerd en waarop de
datacommunicatie is aangesloten.
• In- en uitgangen
Er zijn verschillende typen in- en uitgangen. Een type kan,
bijvoorbeeld, signalen ontvangen van sensoren en contacten,
een ander ontvangt bijvoorbeeld een spanningssignaal terwijl
een derde mogelijk uitgangen met relais zijn. Alle verschillende
typen staan in het overzicht op de volgende pagina.
Uitbreidingsmodule met
extra analoge ingangen
• Aansluitingen
Als een installatie wordt ontworpen, ontstaat behoefte aan een
bepaald aantal aansluitingen. Deze aansluitingen worden dan
gemaakt op de regelaar of op de uitbreidingsmodule(s). Het
enige waar goed op gelet moet worden is dat de verschillende
types niet verwisseld worden (het signaal van een analoge ingang moet niet aangesloten worden op een digitale ingang).
• Deniëren van de aansluitingen
De regelaar moet weten waar de verschillende in- en uitgangen
worden aangesloten. Dit gebeurd tijdens een latere conguratie
waarbij iedere aansluiting wordt gedenieerd op basis van de
volgende gegevens:
- op welke module
- op welke klemmen
- wat is er aangesloten (bijv. drukopnemer / type / drukbereik)
Uitbreidingsmodule met extra
relaisuitgangen en extra analoge
ingangen.
Externe display voor
uitlezing van bijv.
zuigdruk
Bodem deel
Regelaar met analoge ingangen
en relaisuitgangen
Bovenste deel
Uitbreidingsmodule met
2x analoog uitgangssignaal.
De module met extra relaisuitgangen is
ook verkrijgbaar met schakelaartjes
waarmee de relais handmatig geschakeld
kunnen worden.
Drukopnemer type AKS 32R / AKS 2050 /
AKS 32 (1-5 V)
Andere druktransmitter:
Ratiometrisch signaal
min. en max. druk moeten worden ingesteld
Spanningssignaal 0-10 V
Contactfunctie (aan/uit)Aan op R < 20 ohm
Aan/uit spanningsingangLage spanning
0 / 80 V a.c./d.c.
Hoge spanning
0 / 260 V a.c.
Relais uitgangen
SPDT
Solid state uitgangenKan gebruikt worden voor apparaten die
AC-1 (ohms)4 A
AC-15 (inductief)3 A
UMin. 24 V
vaak in en uit geschakeld worden bijv: olie
kleppen
Resolutie: 1 mV
Nauwkeurigheid: +/- 10 mV
Max. 5 drukopnemers op één module
Uit op R > 2K ohm
(goudgecoate contacten niet nodig)
Uit: U < 2 V
Aan: U > 10 V
Uit: U < 24 V
Aan: U > 80 V
Max. 230 V
Lage en hoge spanning mogen niet op dezelfde groep
uitgangen worden aangesloten.
Max. 240 V a.c. , Min. 48 V a.c.
Max. 0,5 A
Lekstroom < 1 mA
Max. 1 AKV
OmgevingstemperatuurTijdens transport-40 tot 70°C
Tijdens bedrijf-20 tot 55°C ,
0 tot 95% RH (geen condensvorming)
Geen schokken /vibraties
BehuizingMateriaalPC / ABS
Dichtheid / klasseIP10 , VBG 4
MontagePanel-wand- of DIN-rail montage
Gewicht inclusief klemmenModules 100 / 200 / regelaar serie200 g / 500 g / 600 g
GoedkeuringenEU laagspanningseisen en EMC eisen
komen overeen met
UL 873,
The mentioned data applies to all modules.
If data is specic, this is mentioned together with the module in question.
Capacitieve belasting
De relais kunnen niet worden gebruikt voor de directe aansluiting van
capacitieve belastingen zoals leds en de aan/uit-regeling van EC-motoren.
Alle belastingen met een schakelende voeding moeten verbonden zijn
met een geschikte contactor of dergelijke.
LVD getest volgens EN 60730
EMC getest
Immuniteit volgens EN 61000-6-2
Emissie volgens EN 61000-6-3
De lengte van een module is 72 mm.
Modules van de 100 serie bestaan uit 1 module
Modules van de 200 serie bestaan uit 2
modules
Regelaar bestaan uit 3 modules
De lengte van een compleet geheel = n x 72
+ 8
Er zijn verschillende regelaars in de 'AK-PC' serie. De functionaliteit
wordt bepaald door de geprogrammeerde software. Qua
uiterlijk zijn alle regelaars identiek - ze hebben allemaal dezelfde
aansluitmogelijkheden:
11 analoge ingangen voor sensoren, drukopnemers,
spanningssignalen en contactsignalen.
8 digitale uitgangen, t.w. 4 solid state uitgangen en 4 relais
uitgangen.
Voedingsspanning
24 V a.c. of d.c. aan te sluiten op de regelaar.
De 24 V mag niet doorgelust worden naar andere regelaars,
omdat de voeding niet galvanisch is gescheiden van in- en
uitgangen. Met andere woorden, voor iedere regelaar moet een
aparte transformator worden gebruikt. Klasse 2 is vereist. De aarde
mag niet worden aangesloten.
De voedingsspanning voor de uitbreidingsmodules wordt
doorgegeven door de schuifverbinding aan de rechterkant van de
regelaar.
De grootte van de transformator wordt bepaald door het
vermogen van het totaal aantal modules.
PIN
De voedingsspanning voor een drukopnemer kan komen van de
5 V uitgang of van de 12 V uitgang.
Datacommunicatie
Als de regelaar deel uitmaakt van een netwerk, vindt de
communicatie plaats via de LON aansluiting, welke volgens de
specicaties moet worden aangesloten.
Adres instellen
Wanneer de regelaar is aangesloten op een gateway type 245,
kunnen de adressen 1 tot en met 119 worden ingesteld. Als het
een systemmanager is, dan 1-999.
Service PIN
Wanneer de regelaar is verbonden met een gateway via de
datacommunicatie, moet de gateway weten dat de regelaar in het
netwerk is opgenomen. Dit wordt gedaan door de ‘PIN’ toets in te
drukken. De LED ‘Status’ zal gaan knipperen zodra de gateway de
regelaar accepteert.
Bediening
De conguratie van de regelaar wordt gedaan vanuit het software
programma ‘Service Tool’. Het programma moet geïnstalleerd
worden op een PC en de PC wordt op het netwerk aangesloten
door middel van de netwerkplug aan de voorkant van de regelaar.
LED’s
Er zijn twee rijen met LED’s, deze betekenen het volgende:
Linker rij:
• Spanning op de regelaar
• Communicatie actief met onderste PC board (rood = fout)
• Status van uitgangen DO1 tot DO8
Rechter rij:
• Software status (knippert langzaam = OK)
• Communicatie met Service Tool
• Communicatie via LON
• Alarm als LED knippert
- 3 LED’s niet gebruikt
• ‘Service Pin’ is geactiveerd
Adres
■ Power
■ Comm
■ DO1 ■ Status
■ DO2 ■ Service Tool
■ DO3 ■ LON
■ DO4
■ DO5 ■ Alarm
■ DO6
■ DO7
■ DO8 ■ Service Pin
Knippert langzaam = OK
Knippert snel = antwoord van gateway
Continue aan = fout
Continue uit = fout
Knippert = actief alarm / niet
opgeheven
Continue aan = actief alarm/
opgeheven
Houdt een veilige
afstand!
Lage en hoge
voltage mogen niet
op dezelfde groep
uitgangen worden
aangesloten
Een kleine module (option board) kan worden geplaatst op de
‘bodem’ van de regelaar. Deze module wordt later in dit document
beschreven.
De voedingsspanning naar de module wordt doorgegeven door
de vorige regelaar uit de rij.
AK-XM 204B alleen
Handbediening van relais
8 schakelaars maken het mogelijk om de diverse uitgangen
handmatig te bedienen naar de positie ‘OFF’ en ‘ON’.
In de stand ‘Auto’ zal de regelaar de regeling voor zijn rekening
nemen.
LED’s
Er zijn twee rijen met LED’s. Deze geven het volgende aan:
Linker rij:
• Spanning op de regelaar
• Communicatie actief met onderste PC board (rood = fout)
• Status van uitgangen DO1 tot en met DO8
Rechter rij:
• Handbediening van relais
ON = handbediening
OFF = geen handbediening
AK-XM 204A AK-XM 204B
Zekeringen
Onder het bovenste deel van de module bevindt zich een
zekering voor iedere uitgang.
Opmerking
Als de overgangen gebruikt worden om de bediening van de
compressor over te nemen, is het noodzakelijk een veiligheidsrelais in het circuit voor oliebeheer op te nemen. Zonder dit veiligheidsrelais zal de regelaar de compressor niet stopzetten, als deze
zonder olie komt te zitten. Zie Regelfuncties.
Max. 230 V
AC-1: max. 4 A (ohms)
AC-15: max. 3 A (Inductief)
AK-XM 204B
Handbediening van relais
Houdt een veilige
afstand!
Lage en hoge voltage
mogen niet op dezelfde
groep uitgangen worden
aangesloten
De module bevat:
8 analoge ingangen voor sensoren, drukopnemers,
spanningssignalen en contactsignalen
8 relaisuitgangen
Voedingsspanning
De voedingsspanning naar de module wordt doorgegeven door
de vorige regelaar uit de rij.
AK-XM 205B alleen
Handbediening van relais
8 schakelaars maken het mogelijk om de diverse uitgangen
handmatig te bedienen naar de positie ‘OFF’ en ‘ON’.
In de stand ‘Auto’ zal de regelaar de regeling voor zijn rekening
nemen
LED’s
Er zijn twee rijen met LED’s. Deze geven het volgende aan:
Linker rij:
• Spanning op de regelaar
• Communicatie actief met onderste PC board (rood = fout)
• Status van uitgangen DO1 tot en met DO8
Rechter rij (alleen AK-XM 205B):
• Handbediening van relais
ON = handbediening
OFF = geen handbediening
AK-XM 205A AK-XM 205B
max. 10 V
Zekeringen
Onder het bovenste deel van de module bevindt zich een
zekering voor iedere uitgang.
Opmerking
Als de overgangen gebruikt worden om de bediening van de
compressor over te nemen, is het noodzakelijk een veiligheidsrelais in het circuit voor oliebeheer op te nemen. Zonder dit veiligheidsrelais zal de regelaar de compressor niet stopzetten, als deze
zonder olie komt te zitten. Zie Regelfuncties.
Max. 230 V
AC-1: max. 4 A (ohms)
AC-15: max. 3 A (Inductief)
AK-XM 205B
Handbediening van relais
Houdt een veilige
afstand!
Lage en hoge voltage
mogen niet op dezelfde
groep uitgangen worden
aangesloten
De module is een klok module met batterij back-up.
De module kan worden gebruikt voor regelaars welke niet zijn
opgenomen in een datacommunicatiesysteem samen met andere
regelaars. De module wordt gebruikt als de regelaar een batterij
back-up nodig heeft voor:
• Klokfunctie
• Vaste tijden voor dag/nachtregeling
• Vasthouden van alarmregistratie in geval van spanningsuitval
• Vasthouden van temperatuurregistratie in geval van spanningsuitval
Plaatsing
De module wordt geleverd met plugconnectie
Punt
De module wordt geplaatst op het PC board in het bovenste deel.
Levensduur batterij
De levensduur van de batterij is enige jaren, ook als er regelmatig
spanningsuitval is. Zodra de batterij vervangen moet worden, zal
een alarm gegenereerd worden.
Na dit alarm kan de batterij nog een aantal maanden werken.
Uitlezing van belangrijke metingen van de regelaar, bijvoorbeeld
vloeistofvat temperatuur of pergas druk.
Voor het instellen van de diverse functies wordt gebruik gemaakt
van de display met knoppen.
De regelaar die wordt toegepast bepaald welke metingen kunnen
worden uitgelezen en welke instellingen kunnen worden gedaan.
Aansluiting
De displays worden op de regelaar aangesloten door middel van
een kabel met plugaansluitingen. Voor iedere display is een kabel
nodig, welke in 2 m of in 6 m lengte verkrijgbaar is.
Beide displays (met of zonder knoppen) kunnen op beide
aansluitingen op de regelaar (A, B, C of D) worden aangesloten.
A: P0. Zuigdruk in °C.
B: Pd. Pergas druk in °C.
Wanneer de regelaar wordt opgestart, toont de display welke
uitgang is aangesloten. - - 1 = uitgang A, - - 2 = uitgang B enz.
EKA 163B EKA 164B
Plaatsing
De display kan tot een afstand van maximaal 15 m van de regelaar
worden geplaatst.
Punt
Voor de display hoeft geen punt te worden gedenieerd - het
hoeft alleen te worden aangesloten.
Houdt rekening met het volgende als het aantal
uitbreidingsmodules wordt gepland. Om een extra module te
voorkomen kan eventueel een ingangssignaal worden aangepast.
• Een AAN/UIT signaal kan op twee manieren worden ontvangen.
Als een contact signaal op een analoge ingang of als een spanning op een laag- of hoog voltage module.
• Een AAN/UIT uitgangssignaal kan op twee manieren gegeven
worden. Of met een relais of met een Solid state. Het belangrijkste verschil is de toegestane belasting en het relais bevat een
zekering.
Onderstaand staat een aantal functies en aansluitingen waarmee
rekening gehouden moet worden bij het ontwerpen van een regeling. De regelaar bevat meer functies dan hieronder genoemd,
maar de genoemde functies zijn vermeld om het aantal aansluitingen te bepalen.
Functie
Klokfunctie
De klokfunctie en de overgang tussen zomer- en wintertijd
worden door de regelaar geregeld, maar zodra de regelaar
spanningsloos wordt, zal de klok op ‘nul’ gaan.
Als de regelaar is opgenomen in een netwerk met een gateway,
een systeem manager of als er ‘klokmodule’ is geplaatst, zal de
tijdsinstelling in de regelaar gehandhaafd blijven.
Start / stop regeling
De regeling kan softwarematig gestart en gestopt worden, maar
dit kan ook door middel van een extern contact.
Alarmfunctie
Als een alarm verzonden moet worden naar een signaalontvanger
(bijv. lamp, bel, telefoonkiezer etc.), moet een relaisuitgang
worden gebruikt.
Extra temperatuur- en druksensors
Als extra metingen uitgevoerd moeten worden buiten de
regeling om, kunnen er sensors op de analoge ingangen worden
aangesloten.
Geforceerde regeling
De software bevat een optie voor geforceerde regeling. Als een
uitbreidingsmodule met relaisuitgangen wordt gebruikt, kan deze
uitgevoerd worden met handschakelaars welke de individuele
relais kunnen schakelen.
Datacommunicatie
De regelaar heeft een aansluiting voor LON datacommunicatie.
De specicaties voor de aansluiting hiervan is beschreven in een
apart document.
In principe zijn er de volgende soorten aansluitingen:
Analoge ingangen ‘AI’
Dit signaal wordt aangesloten op twee
klemmen.
Een analoog signaal kan worden
ontvangen van de volgende bronnen:
• Temperatuursignaal van een Pt 1000 ohm
temperatuursensor.
• Contactsignaal waarvan de ingang of
kortgesloten of doorverbonden is.
• Voltagesignaal 0-10 V
• Spanningssignaal van 0 tot 10 Volt.
• Signaal van een drukopnemer AKS 32 of
AKS 32R/AKS 2050.
De voeding hiervoor wordt geleverd door
de module, waar zowel een 5 V voeding
en een 12 V voeding aanwezig zijn.
Op een later tijdstip, tijdens de
conguratie, moet het drukbereik van de
drukopnemer worden ingesteld.
AAN/UIT spanningsingang ‘DI’
Dit signaal wordt op twee klemmen
aangesloten.
• Op deze ingang kan 0 V of spanning staan
Er zijn twee verschillende uitbreidingsmodules voor dit type ingang:
- laag voltage signalen , bijv. 24 V (max.
80 V)
- hoog voltage signalen, bijv. 230 V (max.
260 V)
AAN/UIT uitgangssignaal ‘DO’
Er zijn twee typen:
• Relais uitgang
Alle relaisuitgangen zijn wisselcontacten
zodat de gewenste functie ook bereikt
kan worden als de regelaar spanningsloos is.
• Solid state uitgangen
Gereserveerd voor AKV kleppen, maar
deze uitgang kan een extern relais in- en
uitschakelen, net zoals een relaisuitgang.
Deze uitgang is alleen op de regelaar zelf
te vinden.
Op een later tijdstip, tijdens de conguratie, moet ingesteld
worden wat de functie van deze uitgang is:
• Actief als de uitgang bekrachtigd is
• Actief als de uitgang niet bekrachtigd is
Analoog uitgangssignaal ‘AO’
Dit signaal wordt gebruikt als een
regelsignaal naar een externe unit
gestuurd moet worden, bijv. een
frequentieomvormer.
Tijdens de conguratie moet het bereik van
het signaal ingesteld worden: 0-5 V, 1-5 V,
0-10 V of 2-10V.
Op een later tijdstip, tijdens de conguratie, moet ingesteld
worden wat de functie van deze ingang is:
• Actief als de ingang spanningsloos is
• Actief als er spanning aanwezig is op de ingang
Beperkingen
Omdat het systeem erg exibel is met betrekking tot het aantal
aan te sluiten units, is het zaak dat de gemaakte selectie overeen
komt met de weinige beperkingen die er zijn.
De functionaliteit van de regelaar wordt bepaald door de
software, de grootte van de processor en de hoeveelheid
geheugen.
✔ Het totaal aantal aansluitingen is 100 bij AK-HP 780
✔ Het aantal uitbreidingsmodules moet worden beperkt zodat de
totale opname niet meer is dan 32 VA (inclusief regelaar).
✔ Niet meer dan 5 drukopnemers mogen worden aangesloten op
één basismodule
✔ Niet meer dan 5 drukopnemers mogen worden aangesloten op
1. Maak een schematische tekening van de installatie
2. Controleer of de functies van de regelaar de gewenste toepassing dekt
3. Bepaal het aantal te gebruiken aansluitingen
4. Gebruik de ontwerptabel /Noteer hier het aantal te gebruiken
aansluitingen / Tel het aantal aansluitingen bij elkaar op
5. Zijn er voldoende aansluitingen op de regelaarmodule? Zo niet,
is het mogelijk om bijvoorbeeld een AAN / UIT signaal van een
spanningssignaal naar een contactsignaal te veranderen of is
een uitbreidingsmodule gewenst?
6. Bepaal welke uitbreidingsmodule(s) gebruikt moet worden.
7. Controleer of alle beperkingen in acht zijn genomen.
8. Bereken de totale lengte van de modules.
9. Het koppelen van de modules
10. Bepaal de plaats van de aansluitingen
11. Maak een aansluitschema
12. Bepaal de grootte van de transformator.
1
Volg deze 12
stappen
Schema
Maak een schematische tekening van de installatie
2
Functie
Toepassing
Regelen van een compressorgroepx
Regelen van vloeistofvat temperatuurx
Regelen compressorcapaciteit
Regelsensor = Sctrlx
PI-regelingx
Max. aantal compressoren8
Max. aantal capaciteitskleppen per compressor3
Gelijke compressorcapaciteitenx
Compressoren van verschillende groottex
Sequentiële regeling (rst in / last out)x
Compressor 1 frequentie geregeld of 2 parallelle compressorenx
Draaitijdegalisatiex
Anti-pendel tijdx
Minimale uittijdx
AK-HP 780
Oliebeheer
Olie-injectie in compressor. Gezamenlijk of afzonderlijkx
Drukregeling vloeistofvatx
Bewaking van oliepeil in vloeistofvatx
Beheer van oliepeil in olieafscheiderx
Reset van oliebeheerx
Uitschakeling van compressors bij olietekortx
Veiligheidsrelais gedurende geforceerde besturing compressor
[TM]
Temperatuur referentie Sctrl
Verschuiven referentie door nachtverlagingx
Setpointverschuiving via 0-10 V signaalx
Regelen vloeistofvat temperatuur
Regelsensor. = S7x
Aan/uit-regeling van de pompx
Stapregeling pompx
Extra sensors7
Optie voor aansluiting van externe display4
Algemene thermostaatfuncties5
Algemene pressostaatfuncties5
Algemene spanningsmetingen5
Max. in- en uitgangen100
Regeling van maximaal 8 compressoren en met een maximum
van 3 capaciteitskleppen per compressor.
Compressor 1 en 2 kunnen frequentie geregeld worden.
Er is een signaal nodig van druktransmitter P0 en Pd.
Er is een signaal nodig van temperatuursensor Ss en Sd.
P0 wordt ook gebruikt om te beschermen tegen een te lage druk.
Pd wordt ook gebruikt om te beschermen tegen een te hoge druk.
Temperatuur referentie
Sctrl wordt gebruikt als regelsensor.
De in- en uitschakeling van de compressor wordt bepaald door de
gemeten temperatuur.
Vloeistofvat
S7 wordt gebruikt als regelsensor.
Een pomp kan worden geregeld op basis van het gemeten signaal. Signalen kunnen worden gegeven zodat de pomp op basis
van een snelheidsregeling kan werken.
Frequentieregeling
Deze functie heeft een analoge uitgang nodig.
Voor het starten en stoppen van de frequentieregeling kan een
relaisuitgang gebruikt worden.
Beveiligingscircuit
Als er signalen moeten worden ontvangen van verschillende
onderdelen van het beveiligingscircuit, moet ieder signaal apart
op een AAN / UIT ingang worden aangesloten.
Dag / nacht signaal voor het verlagen van de temperatuur
referentie Sctrl.
Voor deze functie kan de klokfunctie worden gebruikt, maar ook
een extern AAN / UIT signaal.
Aansluitingen
Hieronder volgt een overzicht van mogelijke aansluitingen. De
tekst komt overeen met de tabel op pagina 31.
Analoge ingangen
Temperatuursensors
• Sctrl
Moet altijd worden gebruikt als regelsensor voor een compressorregeling.
• Ss (zuiggastemperatuur)
Moet altijd worden gebruikt
• Sd (per gas temperatuur)
Moet altijd worden gebruikt
• S7 (vloeistofvat temperatuur)
Moet altijd worden gebruikt voor regelsensor voor de de pomp
regeling.
• Saux (1-5), eventueel extra temperatuursensoren
Maximaal 5 extra sensors voor het verzamelen van gegevens kunnen worden aangesloten. Deze sensoren kunnen gebruikt worden
voor algemene thermostaatfuncties.
Drukopnemers
• P0 Zuig druk
Moet altijd worden gebruikt
• Pd Discharge pressure
Moet altijd worden gebruikt
• Prec. Druk in olievat. Moet worden gebruikt voor de drukregeling
in het vloeistofvat.
• Paux (1-5)
Tot maximaal 5 extra drukopnemers kunnen worden aangesloten voor bewaking en registratie.
Deze drukopnemers kunnen worden gebruikt voor de algemene
pressostaatfuncties.
Let op. Drukopnemers AKS32 en AKS32R kunnen een signaal
doorsturen naar maximaal 5 regelaars.
Algemene thermostaat en pressostaat functies
Een aantal thermostaten kan naar wens worden gebruikt. De
thermostaat heeft een sensorsignaal en een uitgang nodig. In de
regelaar kunnen in- en uitschakelwaarden en eventuele alarmfuncties worden ingegeven.
Algemene spanningsmetingen
Een aantal spanningsmetingen kunnen naar wens worden gebruikt. Het signaal kan bijvoorbeeld 0-10 V zijn. De functie vereist
een spanningssignaal en een relaisuitgang. In de regelaar kunnen
in- en uitschakelwaarden en alarmen worden ingesteld.
Ga naar hoofdstuk 5 voor meer informatie over bovenstaande functies.
Spanningssignaal
• Ext. Ref
Wordt gebruikt als de referentie wordt verschoven door een
andere regeling.
• Voltage ingangen (1-5)
Tot maximaal 5 voltagesignalen kunnen worden aangesloten
voor bewaking en registratie. Deze signalen kunnen worden
gebruikt voor de algemene spanningsfuncties.
Aan / uit-ingangen
Contactfunctie (op een analoge ingang) of spannings-signaal (op
een uitbreidingsmodule)
• Algehele beveiligingsingang voor alle compressoren (bijv. algemene hoge of lage druk pressostaat)
• Tot maximaal 6 signalen van het beveiligingscircuit van iedere
compressor
• Signaal beveiligingscircuit pomp
• Signaal beveiligingscircuit frequentieomvormer
• Externe start/stop van de regeling
• Extern dag/nacht signaal (verhogen of verlagen van de Sctrl- re-
ferentie).
• DI alarm (1-10) ingangen
Tot maximaal 10 extra aan/uit signalen voor algemene alarmering voor bewaking en registratie kunnen worden aangesloten.
• Aan/uit signaal voor start/stop van frequentieregelaar
• Alarmrelais
• Aan/uit signalen van algemene thermostaten (1-5), pressostaten
(1-5) of spanningsingangen (1-5).
• Oliekleppen
• Veiligheidsrelais voor uitschakeling van de compressors bij
olietekort
Solid state uitgangen
De solid state uitgangen kunnen voor dezelfde doeleinden
worden gebruikt als vermeld onder ‘relaisuitgangen’.
(De uitgang zal bij spanningsuitval altijd in de ‘UIT’ positie staan).
Analoge uitgang
• Frequentieregeling van de pomp
• Frequentieregeling van de compressor
Voorbeeld
Compressorgroep:
• Koudemiddel CO2 (R744)
• 4 compressoren met "Best t". Frequentieregeling van een.
• Beveiligingscircuit voor iedere compressor
• Gemeenschappelijke hoge druk bewaking
• Sctrl instelling 60°C, nachtverschuiving 5 K
• Oliebeheer van elke compressor
• Pulsreset voor gestopte compressor (olietekort)
Vloeistofvat
• Pomp met frequentieregeling
• S7 referentie 40°C
Olie vloeistofvat:
• Bewaking van vloeistofniveau
• Drukcontrole in olievat
Ventilator machinekamer:
• Thermostaatregeling van ventilator in machinekamer
Beveiligingsfuncties:
• Bewaking van P0, Pd, Sd en oververhitting in zuigleiding
• P0 max = 10°C, P0 min = -2°C
• Pd max = 50 °C
• Sd max = 120°C
• SH min = 5 °C, SH max = 35 °C
• Bewaking van laag en hoog niveau in een olievat
Overig:
• Alarmuitgang gebruikt
• Externe hoofdschakelaar gebruikt
Data uit dit voorbeeld is gebruikt op de volgende pagina.
Het resultaat is dat de onderstaande modules moeten worden
gebruikt:
Deze tabel helpt vast te stellen of er voldoende inen
uitgangen op de basismodule aanwezig zijn. Als er niet
voldoende in- en uitgangen zijn, moet de regelaar worden uitgebreid met één of meer uitbreidingsmodules.
Noteer het aantal benodigde aansluitingen en tel deze bij
elkaar op.
Analoog ingangssignaal
Voorbeeld
Aan/uit spanningssignaal
Analoge ingangen
Temperatuursensors, Ss, Sd, S7, Sctrl4
Extra temperatuursensor/ algemene thermostaat1
Drukopnemers, P0, Pd, Prec / algemene pressostaat3P = Max. 5 / module
Spanningssignaal van andere regeling
Aan/uit ingangenContact24 V230 V
Beveil. circuit, gezamenlijk voor alle compressoren1Max.1
Beveil. circuit, compr. olie drukMax. 1/ comp.
Beveil. circuit, compr. motorbeveiliging
Beveil. circuit, compr. motortemperatuur
Beveil. circuit, compr. persgastemp
Beveil. circuit, compr. hoge druk press
Beveil. circuit, Algemeen voor iedere compressor4
Beveil. circuit, stromingsschakelaar voor de pompMax. 1/ fan
Beveil. circuit, frequentieomvormer
Externe start/stop1
Nachtverlaging Sctrl-temperatuur
Algemene alarmfuncties via DI1
Load shedding
Vloeistofpeil, oliepeil, pulsreset voor oliebeheer9
Voorbeeld
Aan/uit spanningssignaal
Voorbeeld
Aan/uit uitgangssignaal
Voorbeeld
7
Analoog uitgangssignaal 0-10 V
Voorbeeld
Beperkingen
Aan/uit uitgangen
Compressoren, motoren4Max. 8
Cap. kleppen
Pomp1Max. 8
Alarmrelais1Max. 1
Algemene thermostaat en pressostaat functies en span-
ningsmetingen
Vloeistonspuiting in de warmtewisselaarMax.1
Magneetventiel voor olie. Veiligheidsrelais voor comp.5
Analoog regelsignaal, 0-10 V
Frequentieomvormer, Compr.1 + (compr.2 of pomp.)2 Max. 2
Totaal aantal aansluitingen voor regeling1806122 Sum = max. 100
Aantal aansluitingen aanwezig op regelaar111100008800
Ontbrekende aansluitingen, indien nodig7-642
5
De ontbrekende aansluitingen zijn te vinden op onterstaande uitbreidingsmodules:Totale opname
6
AK-XM 101A (8 analoge ingangen)___ stuks á 2 VA = __
AK-XM 102A (8 digitale laag voltage ingangen)
AK-XM 102B (8 digitale hoog voltage ingangen)1___ stuks á 2 VA = __
AK-XM 204A / B (8 relaisuitgangen)___ stuks á 5 VA = __
AK-XM 205A / B (8 anal. ingangen + 8 relais uitg.)11___ stuks á 5 VA = __
AK_OB 110 (2 analoge uitgangen)1 ___ stuks á 0 VA = 0
Als er veel uitbreidingsmodules worden gebruikt zal de lengte van
de regelaar toenemen. De rij van modules is één geheel en mag
daarom ook niet worden verbroken.
De lengte van een module is 72 mm.
Modules van de 100 serie bestaan uit 1 module
Modules van de 200 serie bestaan uit 2 modules
Regelaars bestaan uit 3 modules
De lengte van een compleet geheel = n x 72 + 8
Anders gezegd:
Module Type Aantal à Lengte
Regelaar module 1 x 224 = 224 mm
Uitbreid. module 200 serie _ x 144 = ___ mm
Uitbreid. module 100 serie _ x 72 = ___ mm
Totale lengte = ___ mm
9
Modules koppelen
Begin met de regelaar zelf en sluit dan de geselecteerde
uitbreidingsmodules aan in willekeurige volgorde.
Zodra er is ingesteld welke aansluitingen te vinden zijn op
welke module en op welke klemmen, mag de volgorde van de
modules niet meer veranderd worden.
De modules worden met elkaar verbonden en bij elkaar
gehouden door een schuifverbinding die zowel de voeding als de
interne datacommunicatie naar de volgende module doorgeeft.
Vervolg voorbeeld:
Regelaar + 1 uitbreidingsmodule uit 200 serie + 1 uitbreidingsmodule uit
100 serie =
224 + 144 + 72 = 440 mm.
voorbeeld voortgezet
Het plaatsen en verwijderen van de modules moet altijd
spanningsloos gebeuren.
Het beschermkapje op de verbindingsplug van de regelaar
moet verplaatst worden naar de verbindingsplug van de laatste
uitbreidingsmodule om deze te beschermen tegen kortsluiting en
vuil.
Zodra de regeling is gestart zal de regelaar continue controleren
of er verbinding is tussen de afzonderlijke modules. De status
hiervan is te zien d.m.v. een LED.
Als de twee snapsloten voor de DIN rail montage open zijn, kan de
module in positie geplaatst worden, onafhankelijk van zijn plaats
in de rij.
Verwijderen gaat op dezelfde manier met de snapsloten in de
open positie.
Alle aansluitingen worden gecongureerd met modulenummer
en puntnummer, in principe maakt het dus niet uit waar een
bepaalde aansluiting wordt gemaakt zolang dit maar gebeurd op
de correcte in of uitgang.
• De regelaar is de eerste module, de volgende module is 2, etc.
• Een ‘punt’ is de twee of drie klemmen die bij een in- of uitgang
horen (bijv. 2 klemmen voor een sensor en drie klemmen voor
een relais).
Het maken van het aansluitschema en de conguratie
(programmering) van de regelaar kan het best worden voorbereid
door het invullen van het aansluitoverzicht van de relevante
modules
Voorbeeld:
Naam Op module Op Punt Funktie
Compressor 1 x x Gesloten
Compressor 2 x x Gesloten
Alarm relais x x NC
Hoofdschakelaar x x Gesloten
P0 x x AKS 32R 1-6 bar
Het aansluitoverzicht van de regelaar en alle uitbreidingsmodules
zijn te vinden op de pagina 12 en verder. Voorbeeld: de regelaar:
Module Punt
Let op de juiste nummering van
de modules!
Het rechterdeel van de
regelaarmodule lijkt op een
aparte module, maar is dat NIET.
De veiligheidsrelais mogen niet aangebracht worden
op een module met omschakelovergangen, omdat die
buiten werking gezet kunnen worden door een onjuiste
instelling.
De voeding wordt alleen aangesloten op de regelaar (module 1).
De voeding naar de volgende modules wordt doorgegeven via de
schuifverbinding tussen de modules. De voeding moet 24 V +/- 20
% zijn.
Er moet een transformator gebruikt worden voor iedere regelaar.
De 24 V kan dus niet doorgelust worden naar andere regelaars.
De transformator moet klasse II zijn.
De 24 V kan dus niet doorgelust worden naar andere regelaars.
De analoge in- en uitgangen zijn niet galvanisch gescheiden van
de voeding.
De + en - van de 24V ingang mogen niet geaard worden.
Vervolg voorbeeld:
Regelaar 8 VA
+ 2 uitbr. module uit de 200 serie 10 VA
+ 1 uitbr. module uit de 100 serie 2 VA
------
Formaat transformator (min.) 20 VA
Transformator grootte
De energieopname groeit met het aantal aangesloten modules:
Module Type Aantal à Eect
Regelaar 1 x 8 = 8 VA
Uitbr. module serie 200 _ x 5 = __ VA
Uitbr. module serie 100 _ x 2 = __ VA
Totaal ___ VA
Druk gelijktijdig op de platen aan de linkerkant bij de LED’s en
aan de rechterkant bij de adresschakelaars.
Verwijder nu het bovendeel van de basismodule
2. Plaats de uitbreidingsmodule op de basismodule
De analoge uitbreidingsmodule stuurt een signaal naar de frequentieregelaar
Voor ons voorbeeld zijn 2 uitbreidingsmodules aan de basismodule
gemonteerd. We hebben ervoor gekozen om de module met de relaisuitgangen direct aan de basismodule te plaatsen en daarna de module
voor ingangssignalen. De volgorde is als volgt:
Verwijder het beschermkapje van de aansluitplug aan de rechterkant van de basismodule.
Plaats het kapje op de aansluitplug aan de rechterkant van de
I/O module welke aan de rechterkant van de AK samenstelling
wordt geplaatst.
2. Plaats de uitbreidingsmodule rechts aan de basis-
module
De basismodule moet spanningsloos zijn.
Alle hierna volgende instellingen die betrekking hebben op de 2 uitbreidingsmodules worden door deze volgorde bepaald.
Als de twee rode sluitingen voor de DIN-rail montage open zijn, kan de
module op de DIN-rail worden geplaatst. De twee sluitingen kunnen
hierna gesloten worden.
Demonteren moet dus worden gedaan met de sluitingen in de 'open'
positie.
De installatie van de datacommunicatie moet voldoen met de
eisen die worden gesteld in document RC.8A.C…
3. Aansluiting voedingsspanning
24 V, de voeding mag niet voor andere regelaars of apparaten
worden gebruikt. De klemmen mogen niet worden geaard.
4. Volg LED’s
Zodra voeding op de regelaar wordt aangesloten zal de
regelaar een interne controle uitvoeren. Dit regelaar zal na
ongeveer 1 minuut klaar zijn zodra de LED ‘Status’ langzaam
knippert.
5. Als er een netwerk is
Stel het adres is en activeer de Service Pin
6. De regelaar kan nu gecongureerd worden
Interne communicatie tussen de modules:
Knippert snel = fout
Continue aan = fout
■ Power
■ Comm
■ DO1 ■ Status
■ DO2 ■ Service Tool
■ DO3 ■ LON
■ DO4
■ DO5 ■ Alarm
■ DO6
■ DO7
■ DO8 ■ Service Pin
Status uitgangen 1-8
Knippert langzaam = OK
Knippert snel = antwoord van gateway
in 10 minuten na netwerk installatie
Continue aan = fout
Continue uit = fout
Externe communicatie
Knippert = Actief alarm / niet opgeheven
Continue aan = Actief alarm / opgeheven
De beschrijving van het instellen van de regelaar wordt gedaan
aan de hand van onderstaand voorbeeld van een pomp. Het voorbeeld is hetzelfde als besproken in de 'ontwerp' sectie, d.w.z. dat
de regelaar is een AK-HP 780 met uitbreidingsmodules is.
Compressorgroep:
• Koudemiddel CO2 (R744)
• 4 compressoren met "Best t". Snelheidsregeling op één.
• Beveiligingscircuit voor iedere compressor
• Gemeenschappelijke hoge druk bewaking
• Sctrl instelling 60°C, nachtverschuiving 5 K
• Oliebeheer van elke compressor
• Pulsreset van resetcompressor (te weinig olie)
Pomp:
• Pomp met snelheidsregeling
• S7 instelling 40°C
Vloeistofvat:
• Bewaking van vloeistofniveau
• Controle van de druk in olievat
Ventilator machinekamer:
• Thermostaatregeling van ventilator in machinekamer
Beveiligingsfuncties:
• Bewaking van Po, Pc, Sd en oververhitting in zuigleiding
• P0 max = 10°C, P0 min = -2°C
• Pd max = 50 °C
• Sd max = 120°C
• SH min = 5 °C, SH max = 35 °C
• Bewaking van laag en hoog niveau in olievat
Overig:
• Alarmuitgang gebruikt
• Externe hoofdschakelaar gebruikt
Er is ook een interne hoofdschakelaar (instelling).
Deze modules zijn geselecteerd tijdens de ontwerpfase.
Data uit dit voorbeeld is gebruikt op de volgende pagina.
Het resultaat is dat de onderstaande modules moeten worden
gebruikt:• AK-HP 780 basismodule
PC met het ‘Service Tool’ programma wordt aan de regelaar
aangesloten.
De regelaar moet ‘aan’ zijn en het ‘Status’ LED moet knipperen
voordat het ‘Service Tool’ programma wordt gestart.
Start Service Tool programma
Voor bediening van de Service Tool software, zie de desbetreffende handleiding.
De eerste keer dat Service Tool wordt aangesloten op een ‘nieuwe’ regelaarversie, zal de opstart van Service Tool langer duren dan normaal.
De voortgang kan worden gevolgd in de balk onderin het scherm.
Inloggen met gebruikersnaam SUPV
Selecteer de naam SUPV en voer het bijbehorende wachtwoord in
Als de regelaar nieuw is, is het wachtwoord 123
Na het inloggen zal altijd als eerst het overzichtscherm worden getoond.
In dit geval is het overzicht leeg, omdat de regelaar nog niet ingesteld
en gecongureerd is.
De rode alarmbel in de rechter onderhoek betekent dat er een actief
alarm in de regelaar aanwezig is. In dit geval komt dit omdat de regelaar
nog niet is ingesteld.
Druk op de oranje knop met de sleutel aan de onderkant van
het scherm.
2. Selecteer ‘Authorization’
Wanneer de regelaar wordt geleverd is deze ingesteld met een standaard
autorisatie voor verschillende gebruikersgroepen. Deze autorisaties kunnen nu of later worden aangepast aan de installatie.
Deze knop wordt altijd gebruikt om in dit scherm te komen.
Op het scherm links zijn nog niet alle functies te zien. Naarmate we
verder in de conguratie komen, zal er meer in dit scherm verschijnen.
Druk op de regel ‘Authorisation’ om naar de gebruikersinstellingen te
gaan.
3. Verander instellingen voor gebruiker ‘SUPV’.
4. Selecteer gebruikersnaam en wachtwoord
Selecteer de regel met gebruikersnaam SUPV.
Druk op ‘Change’.
Hier kan de ‘supervisor’ voor het specieke systeem worden geselecteerd en een corresponderend wachtwoord voor deze persoon.
De regelaar zal dezelfde taal gebruiken als is geselecteerd in Service
Tool, maar alleen als deze taal in de regelaar aanwezig is. Indien de taal
niet in de regelaar aanwezig is, zal automatisch de Engelse taal worden
getoond.
Om de gemaakte instellingen te activeren, moet er opnieuw worden
ingelogd met gebruikersnaam.
Om het ‘log-in’ scherm te bereiken, druk op het ‘slotje’ in de linker
bovenhoek van het scherm.
5. Log opnieuw in met de gebruikersnaam en het
nieuwe wachtwoord
Alle systeeminstellingen kunnen worden gewijzigd door op het desbetreende blauwe veld te drukken en dan de gewenste waarde in te
vullen.
In het eerste veld kunt u de naam van de regelaar wijzigen.
De regelaar kan de klok van de PC overnemen.
Als de regelaar onderdeel is van een ADAP-KOOL® netwerk, worden
datum en tijd automatisch ingesteld door de gateway. Dit geldt ook
voor de overgang van zomer- naar wintertijd.
De installatie kan op deze 2 manieren worden gecongureerd.
Either
Snelle set-up
Of
Alle instellingen kunnen op de volgende pagina's worden ingevoerd.
In het voorbeeld selecteren we deze set-upmodus om de beschrijvingen van de functies te doorlopen.
Hier kunt u een keuze maken
met een aantal voorgeprogrammeerde combinaties, welke
tegelijkertijd ook de aansluitpunten deniëren.
Aan het eind van de handleiding bevindt zich een overzicht
van de opties en aansluitpunten.
Na conguratie van deze
functie zal de regelaar opnieuw
opstarten. Na de opstart zal
een groot aantal instellingen
gemaakt zijn, inclusief de aansluitpunten. Ga verder met de
instellingen en controleer alle
waarden.
Alle instellingen kunnen gewoon gewijzigd worden.
Algemene instellingen:
Externe hoofdschakelaar op 'Ja'
Alarmuitgang op 'Hoog'. Bij 'Hoog' wordt het relais alleen geactiveerd bij
Het conguratiemenu in Service Tool ziet
er nu anders uit. Het geeft de mogelijke
instellingen weer voor het geselecteerde
type installatie.
Voor ons voorbeeld selecteren we:
- Setpoint = 60°C
- Nacht oset waarde = 5K
De instellingen kunt u links zien.
Hieronder vindt meer informatie over de verschillende
instellingen.
Het nummer refereert aan het nummer en de afbeelding in de linkerkolom.
Het scherm toont alleen de instellingen en uitlezingen
die van toepassing zijn voor het voorbeeld
3 - Referentie
Referentie = setpoint + nachtverschuiving + verschuiving van extern 0-10V signaal
Instelling ( -80 to +120°C)
Instelling van gewenste Sctrl temperatuur in °C.
Verschuiving via externe referentie
Selecteer of een extern 0-10V referentiesignaal
gewenst is
Verschuiving bij max. signaal (-100 tot +100 °C)
Verschuiving van referentie bij maximaal extern
signaal
Verschuiving bij min. signaal (-100 tot +100 °C)
Verschuiving van referentie bij minimaal extern
signaal
Filter verschuiving (10 - 1800 Sec)
Hier kan worden ingesteld hoe snel de referentie
eectief moet zijn.
Nachtconditie via DI
Selecteer of een digitale ingang gewenst is voor
activering van de nachtconditie. Dag/nachtregeling
kan ook via een intern schema of via de datacommunicatie worden geregeld.
Nachtverschuiving (-25 tot +25 K)
Verschuiving van de zuigdruk bij een actief nachtsignaal (K)
Max. referentie (-50 tot +80 °C)
Maximale toelaatbare referentie voor de zuigdruk
Min. referentie (-50 tot +80 °C)
Minimale toelaatbare referentie voor de zuigdruk
Druk op de ‘+’ knop om naar de
volgende pagina te gaan.
4. Instellen waarden capaciteitsregeling
Druk op de ‘+’ knop om naar de
volgende pagina te gaan.
Er zijn meerdere pagina's.
De zwarte balk laat zien welk van de
pagina's nu is weergegeven.
Beweeg tussen de pagina's door de +
en – toetsen te gebruiken.
Voor ons voorbeeld selecteren we:
- 4 compressoren
- Koudemiddel R744
- Best passend
4 - Compressorapplicaties
Selecteer de gewenste applicatie
Aantal compressoren
Stel het aantal compressoren in
Aantal capaciteitskleppen
Stel het aantal capaciteitskleppen in per compressor
Regelsensor
= Sctrl
Po koudemiddeltype
Selecteer het gebruikte koudemiddel
Po koudemiddelfactor K1, K2, K3
Wordt alleen gebruikt als het koudemiddeltype op
'Gebruiker gedenieerd' staat
Op en af stap mode
Selecteer schakelpatroon voor compressoren
Sequentieel: compressoren schakelen op en af op
basis van compressornummer
Cyclisch: Draaitijdegalisatie tussen compressoren
Best passend: Compressoren worden zodanig in
en uitgeschakeld, dat de capaciteit het best met de
belasting overeen komt
Inspuitsignaal warmtewisselaar
Selecteer of een uitgangssignaal benodigd is voor
de start/stop van vloeistonspuiting in de cascade
warmtewisselaar.
Freq.reg. min. snelh. (0.5 – 60 Hz)
Mimimum toegestane snelheid voordat de frequentieregelaar wordt gestopt
Freq.reg. startsnelh. (20 – 60 Hz)
Minimum snelheid voor start van frequentieregelaar
(Moet hoger worden ingesteld dan 'Freq. reg. min.
snelheid')
Freq.reg. max. snelh. (40 – 120 Hz)
Maximale toegestane snelheid voor de compressor
Bewaak freq.reg.
Selecteer deze functie als een ingang benodigd is
voor de bewaking van de frequentieregelaar
Limieten load shedding
Selecteer hoeveel ingangen benodigd zijn voor load
shedding
Voor ons voorbeeld zijn er geen
capaciteitskleppen.
Instelling van maximale capaciteit voor load shed ingang 1
Load shedding limiet 2
Instelling van maximale capaciteit voor load shed ingang 2
Override limiet Po
Iedere belasting onder deze waarde is toegestaan. Als de Po
deze waarde overschrijdt, wordt een tijdvertraging gestart.
Als deze tijdvertraging verstrijkt, zal de 'load shedding limiet'
worden opgeheven.
Override vertraging 1
Override vertraging voor load shed limiet 1. Als de zuigdruk de
'Override limiet Po' overschrijdt gedurende load shedding en
de hier ingestelde vertraging is vertreken, zal 'load shedding
limiet 1' niet meer actief zijn.
Override vertraging 2
Als hierboven, maar voor load shedding limiet 2
Uitgebr. reg.instel.
Selecteer of de uitgebreide regelinstellingen zichtbaar moeten zijn
Kp Po (0,1 – 10,0)
Versterkingsfactor voor zuigdrukregeling
Min. capaciteitswijz. (0 – 100%)
Minimale wijziging van de gewenste capaciteit die welke
resulteert in een compressorschakeling. Alleen voor enkele
compressoren (zonder cap.reg.) en 'op en af stap mode' volgens de 'Best passend' methode.
Minimaliseer schakelen
Instellen versterking van dynamische vergroting van neutrale
zone bij compressorschakelingen (zie pagina 75)
Vertr. uitgangen opstart (15 – 900 s)
Na opstart zal gedurende deze tijd alleen de eerste compressorstap actief zijn.
Mode cap. klep.
Selecteer of 1 of 2 capaciteit geregelde compressoren
tegelijkertijd onbekrachtigd mogen zijn bij een afnemende
capaciteit.
5 – Compressoren
In dit scherm wordt de capaciteitverdeling tussen de compressoren verdeeld.
De in te stellen capaciteiten zijn afhankelijk van de geselecteerde compressorapplicatie en de 'op en af stap mode'.
Nominale capaciteit ( 0,0 – 100000,0 kW)
Stel de nominale capaciteit van de betreende compressor in.
Voor frequentie geregelde compressoren moet de nominale
capaciteit worden ingesteld bij 50Hz.
Cap. klep.
Aantal capaciteitskleppen per compressor (0-3)
Druk op de ‘+’ knop om naar de
volgende pagina te gaan.
7. Beveiligingsinstellingen
Druk op de ‘+’ knop om naar de
volgende pagina te gaan.
Voor ons voorbeeld selecteren we:
- Maximale persgastemperatuur
= 120°C
- Veiligheidslimiet voor een te hoge
persdruk = 50°C
- Minimale zuigdruk = -2°C
- Alarmlimiet voor maximale
zuigdruk = 10°C
- Alarmlimiet voor minimale en
maximale oververhitting = 5 en
35 K
6 – Capaciteitsverdeling
De instelling is afhankelijk van de geselecteerde compressor applicatie en de 'op en af stap mode'.
Hoofdstap
Stel de nominale capaciteit in van de hoofdstap (percentage
van nominale compressorcapaciteit) 0 – 100%
Klep
Uitlezing van de capaciteitsverdeling van de capaciteitskleppen. 0 - 100%.
7 – Beveiliging
Noodcapaciteit dag
De gewenste ingeschakelde capaciteit in een 'dag' situatie in
geval van noodregeling als resultaat van een probleem met de
regelsensor voor de zuigdruk.
Noodcapaciteit nacht
De gewenste ingeschakelde capaciteit in een 'nacht' situatie
in geval van een noodregeling als resultaat van een probleem
met de regelsensor voor de zuigdruk.
Sd Max. limit
Maximale waarde voor de persgastemperatuur
10 K onder deze waarde, wordt de compressorcapaciteit gereduceerd en de volledige pomp capaciteit ingeschakeld.
Indien deze waarde wordt overschreden, wordt alle compressorcapaciteit afgeschakeld.
Pd Max limit
Maximale waarde voor de pergas druk in °C.
3 K onder deze waarde, wordt de compressorcapaciteit gereduceerd en de volledige condensorcapaciteit ingeschakeld.
Voor ons voorbeeld selecteren we
de volgende instellingen:
- Algemene hoge druk beveilging
voor alle compressoren
- 1 Beveiligingscircuit voor iedere
individuele compressor
(De overige opties kunnen worden geselecteerd als specieke
beveiligingen voor iedere compressor nodig zijn)
Minimale UIT tijd voor compressorrelais
Minimale AAN tijd voor compressorrelais
Anti-pendel tijd (tijd tussen
twee starts van hetzelfde relais)
Indien deze waarde wordt overschreden, wordt alle compressorcapaciteit afgeschakeld.
Pd Max delay (Pd maximale vertragingstijd)
Tijdsvertraging voor het alarm Pd maximale limiet
P0-limiet
Regelparameter die beschermt tegen een te lage zuigdruk.
P-band (boven de P0-limiet)
Regelparameter die beschermt tegen een te lage zuigdruk.
Min. zuigdruk
Minimale waarde voor de zuigdruk in °C
Als deze waarde wordt overschreden, wordt alle compressorcapaciteit afgeschakeld.
Po max. alarm
Alarmlimiet voor te hoge zuigdruk
Po max. vertr.
Vertragingstijd voor alarm voor te hoge zuigdruk Po
Herstarttijd
Algehele tijdvertraging voor herstart van compressor.
(van toepassing op functies: 'Max. persgastemp.', 'Max. cond.
druk', en 'Min. zuigdruk'.
SH min. alarm
Alarmlimiet voor minimale oververhitting in de zuigleiding
SH max. alarm
Alarmlimiet voor maximale oververhitting in de zuigleiding
SH alarmvertr.
Tijdvertraging voor alarm voor minimale of maximale oververhitting in de zuigleiding
8 – Compressorbeveiliging
Algehele beveiliging
Selecteer of 1 algehele beveiliging gewenst is voor alle compressoren. Als dit alarm actief is, worden alle compressoren
uitgeschakeld.
Oliedrukbeveilging etc.
Denieer hier of dit type beveiliging benodigd is
Algemene beveiliging
Indien 'Ja' verwacht de regelaar van iedere compressor 1
beveiligingsingang.
Druk op de ‘+’ knop om naar de
volgende pagina te gaan.
10. Instellen timers veiligheids uitschakeling
Druk op de ‘+’ knop om naar de
volgende pagina te gaan.
11. Instellen overige functies
Deze instellingen zijn alleen
van toepassingen op het
compressorrelais en dus niet
voor de capaciteitskleppen
Als deze tijden elkaar
overlappen, zal de regelaar de
langste tijd gebruiken.
Voor ons voorbeeld gebruiken
we deze functies niet
9 – Anti-pendel timers
Stel hier eventuele minimum AAN of UIT tijden.
De anti-pendeltijd is de tijd tussen 2 starts van hetzelfde relais
en beperkt dus het aantal starts per uur.
De tijdvertraging tussen het uitschakelen van een compressor
door een beveiligingsfunctie en het genereren van een alarm.
Deze instelling geldt voor alle beveiligingsingangen van de
desbetreende compressor.
Herstartvertraging
Minimum tijd dat een compressor weer 'OK' moet zijn na een
veiligheidsuitschakeling. Na deze interval mag de compressor
weer starten.
In ons voorbeeld gebruiken we geen
veiligheidsrelais.
In dit voorbeeld willen we het olievat
controleren.
Dat gebeurt met een pressostaat. We hebben
hier gekozen voor een pressostaat.
De pressostaat moet als volgt ingesteld
worden:
- Selecteer druktransmitter
Wanneer de druk in het vloeistofvat
terugloopt, moet de klep zich openen.
- Stel het drukniveau in waarbij de klep zich
moet openen. Stel hier in op 30 bar.
- Stel het drukniveau in waarbij de klep zich
opnieuw volledig moet sluiten. Stel hier in op
35 bar.
In het voorbeeld hebben we twee
niveauschakelaars in het vloeistofvat: een
voor hoog niveau en een voor laag niveau.
4
Oliemanagement
Selecteer of u het oliebeheer.
Oilreg.beveil.relais
Als deze op JA ingesteld staat, reserveert
de regelaar een veiligheidsrelais voor elke
compressor. De aansluitklem van het relais is in
serie aangesloten op het compressorrelais. Het
relais kan hiermee de compressor stoppen, als
er een tekort aan olie wordt geregistreerd tijdens geforceerde regeling van de compressor.
(Geforceerde regeling op AAN met de instelling
"Handmatig" of met de "omschakeling" op een
uitbreidingsmodule.)
Danfoss beveelt deze functie aan om schade
aan de compressor te voorkomen ten gevolge
van onzorgvuldige behandeling.
(Om het simpel te houden, wordt deze functie
niet gebruikt als voorbeeld.)
Olievat
Selecteer of u de drukregeling wilt activeren in
een van de olievaten.
Niveauschak.vat
Denieer de gewenste niveausensoren. Alleen
Hoog / Hoog en laag
Niveau alarmvertraging
Vertragingstijd voor niveaualarm
Ingang voor drukopbouw
Selecteer of de druk gecontroleerd wordt door
een pressostaat of door een signaal van de
pulsteller.
Comp. per. voor startvolg.
(Voor pulsteller): Percentage van de waarde
van totaal aantal pulsen van de verschillende
compressors
Drukopbouw volgorde
(Voor de pulsteller) Selecteer tussen:
Alleen pulsen vanuit het hogedrukcircuit.
Pulsen vanuit zowel hoge druk als lage druk
zijn inbegrepen
Actual druk
Gemeten drukwaarde
Actuele status
Status van olieafscheiding
Uitschakeldruk
Druk in vloeistofvat voor afsluiten olie
Inschakeldruk
Druk in vloeistofvat voor inschakelen olie
Hoog alarm limiet
Er gaat een alarm af als een hogere druk wordt
geregistreerd
Hoog alarm vertr.
Tijdvertraging voor alarm
Hoog alarm tekst
Schrijf een alarmtekst
Laag alarm limiet
Er gaat een alarm af als een lagere druk wordt
geregistreerd
In ons voorbeeld wordt de olietoevoer voor
elke compressor afzonderlijk geregeld.
In dit schema zijn de instellingen te zien.
De procedure is als volgt:
20 seconden na het signaal van de
niveauschakelaar wordt begonnen met het
inspuiten van olie. Met een interval van één
minuut wordt driemaal geïnjecteerd. Elke puls
duurt één seconde. Vervolgens is er een pauze
van 20 seconden. Als de niveauschakelaar op
dit punt geen olie heeft geregistreerd, wordt
de compressor stopgezet.
In ons voorbeeld is er slechts één afscheider
met een enkele niveauschakelaar.
In dit schema zijn de instellingen te zien.
De procedure is als volgt:
Wanneer de niveauschakelaar een signaal
afgeeft, begint het ontladingsproces naar
het vloeistofvat. Met een interval van één
minuut wordt driemaal geïnjecteerd. Elke puls
duurt één seconde. Als de niveauschakelaar
op dat moment geen daling in het oliepeil
registreert, gaat een alarm af zodra de
vertragingstijd voorbij is.
5
Compressor olie instellen
Selecteer of de olie tegelijkertijd naar alle
compressors gestuurd moet worden of dat
elke compressor afzonderlijk geregeld moet
worden.
Oliecyclus voor vertraging
(Prelperiode) Oliepulsen starten na een stabiel
signaal van de niveauschakelaar tijdens de
gehele vertragingstijd.
Oliecyclus na vertraging
(Prelperiode) Oliepulsen stoppen na een
stabiel signaal van de niveauschakelaar
tijdens de gehele vertragingstijd. (Alarm als
de niveauschakelaar nog steeds een signaal
afgeeft voor meer olie.)
Hoog olie alarmvertraging
Als de niveauschakelaar niet geactiveerd is
voordat de tijd verstreken is, gaat er een alarm
af. (De compressor gebruikt de olie niet).
Aantal perioden
Aantal pulsen dat geactiveerd moeten worden
in een olievulreeks
Periodetijd
Tijd tussen pulsen
Olieklep open tijd
De openingstijd van de klep voor iedere puls.
6
Afscheider
Selecteer of er één gezamenlijke afscheider
voor alle compressors moet zijn of één
afscheider per compressor.
Niveaudetectie
Selecteer of de afscheider gecontroleerd moet
worden door een of twee niveauschakelaars.
Niveau alarm vertr.
Er gaat een alarm af bij gebruik van een
niveauschakelaar voor laag niveau.
Herhaal olieretourcyclus
Periode tussen het herhalen van het
legingsproces van de afscheider als de
niveauschakelaar op het hoge niveau blijft
staan.
Geen olie afscheider alarm vertr.
Alarmvertraging wanneer een signaal wordt
gegeven dat er geen olie wordt afgescheiden
(contact "hoog" niveau niet geactiveerd)
Aantal perioden
Aantal keren dat de klep moet openen tijdens
een legingsreeks
S7: Mediumtemperatuur wordt gebruikt voor de
regeling
Setpoint
Instelling van het gewenste setpoint in °C
Min. referentie
Minimum toegestane referentie
Max. referentie
Maximaal toegestane referentie
4 – Capaciteitsregeling
Aantal pompen
Er kan slechts één pomp worden aangesloten.
Bewaak pomp
Beveiliging ventilatoren. Bij 'Ja' wordt per ventilator 1 digitale ingang gebruikt
Mode capaciteitsregel.
Selecteer mode voor pomp regeling
Aan/uit: de pomp wordt aangesloten via een
relaisuitgang
Stap/Freq.reg: de pomp wordt geregeld via een
combinatie van frequentie- en stappenregeling
Keuze van regelstrategie
P-band: de ventilatorcapaciteit wordt geregeld
via een P-band. De P-band wordt ingesteld bij
'Proportionele band Xp'
PI-regeling: de ventilatorcapaciteit wordt geregeld door de PI-regeling
Capaciteitscurve
Keuze van type capaciteitscurve (zie pagina 86
voor meer uitleg)
Lineair: dezelfde versterking over het hele gebied (voor condensordrukregeling met klep, bijv.
watercondensors)
Non-lineair: geeft een grotere versterking bij een
hogere belasting (voor luchtcondensors)
Freq.reg. startsnelh.
Minimum snelheid voor start van frequentie
regeling (moet hoger zijn dan 'Freq.reg. min.
snelh.')
Freq.reg. min. snelh.
Minimum frequentie waarbij de frequentie regeling wordt uitgeschakeld (lage belasting)
Proportionele band Xp
Proportionele band voor P/PI regeling
Integratietijd Tn
Integratietijd voor PI regeling
Bewaak freq.reg.
Bewaking van frequentieregelaar. Een digitale
ingang wordt gebruikt voor het bewaken van de
frequentieregelaar.
In ons voorbeeld selecteren we "speed"
("snelheid").
Voor ons voorbeeld selecteren we 1
thermostaatfunctie voor het bewaken van de
machinekamertemperatuur.
Vervolgens moet een naam voor de functie
worden ingevuld.
3 – Thermostaten
De algemene thermostaten kunnen worden
gebruikt voor het bewaken van in totaal 5 temperatuursensoren. Iedere thermostaat heeft een
aparte digitale uitgang voor het aansturen van
een eventueel extern apparaat.
Aantal thermostaten
Stel het aantal gewenste algemene thermostaten in
Stel voor iedere thermostaat in
- Naam
- Welke sensor wordt gebruikt
Actuele temp
Temperatuurmeting van sensor die voor deze
thermostaat wordt gebruikt
Actuele status
Actuele status van thermostaatuitgang
Uitschakeltemp.
Uitschakelwaarde voor thermostaatfunctie
Inschakeltemp.
Inschakelwaarde voor thermostaatfunctie
Hoog alarm limiet
Hoog alarm limiet
Hoog alarm vertr.
Tijdvertraging voor hoog alarm
Hoog alarmtekst
Alarmtekst voor hoog alarm
Laag alarm limiet
Laag alarm limiet
Laag alarm vertr.
Tijdvertraging voor laag alarm
Laag alarm tekst
Alarmtekst voor laag alarm
4. Denieer de gewenste
pressostatfunctie
4 – Pressostaten
Instellingen zijn gelijk aan de thermostaten
Door middel van de '+' en '-' toetsen
kunt u naar een gelijksoortige pagina
voor de pressostaatfuncties. (niet gebruikt voor het voorbeeld)
(in ons voorbeeld wordt deze functie
niet gebruikt)
3. Denieer de gewenste
namen en waarden voor het
ingangssignaal
In ons voorbeeld gebruiken we deze functie
niet, dus deze pagina is alleen ter informatie.
Voor iedere ingang (signaal) moet een naam
worden ingevuld evenals alarmteksten.
De waarden 'Min. uitlezing' en 'Max. uitlezing'
zijn instellingen die het minimale en maximale
spanningssignaal vertegenwoordigen (het
bereik van het spanningssignaal wordt
ingesteld in de 'I/O conguratie'.)
Voor iedere gedenieerde spanningsingang
zal de regelaar een relaisuitgang reserveren
in de 'I/O conguratie'. Als deze functie alleen
maar hoeft te alarmeren is het niet verplicht
om deze uitgang te deniëren.
3 – Spanningsingangen
De algemene spanningsingang kan gebruikt
worden voor het bewaken van externe spanningssignalen. Iedere spanningsingang heeft
een aparte digitale uitgang voor het aansturen
van een eventueel extern apparaat.
Aantal spanningsingangen
Stel het benodigde aantal spanningsingangen
in, maximaal 5
De volgende schermen zijn afhankelijk van eerder gemaakte selecties.
De schermen geven weer welke aansluitingen nodig zijn voor de eerder
gemaakte selecties.
!!! Het alarm is geïnverteerd, zodat we een alarm hebben als de voeding
van de regelaar valt.
We stellen de digitale uitgangen in door in te stellen op welke module
en op welk punt (op deze module) de bewuste functie is aangesloten.
Verder selecteren we ook voor iedere uitgang of de belasting actief is in
de positie 'AAN' of 'UIT'.
We stellen de digitale ingangen in door in te stellen op welke module en
op welk punt (op deze module) de bewuste functie is aangesloten.
Verder selecteren we ook voor iedere ingang of de functie actief is in de
positie 'Open' of 'Gesloten'.
Er is 'Open' geselecteerd voor alle beveiligingscircuits. Dit betekend dat
onder normale omstandigheden het contact is gesloten en er pas een
alarm optreedt als het contact verbroken wordt.
3 - Uitgangen
De volgende functies zijn
mogelijk:
Comp. 1
Cap. klep 1-1
Cap. klep 1-2
Cap. klep 1-3
Veel functies hebben een bijbehorend alarm.
Aan alle gemaakte selecties en instellingen worden, indien aanwezig,
aan een alarm gekoppeld. Dit is te zien in de schermen links.
Aan alle alarmen kan een bepaalde prioriteit worden gegeven:
- 'Hoog' is de hoogste prioriteit
- 'Alleen reg.' is de laagste prioriteit
- 'Uit' geeft geen alarmactie
De relatie tussen prioriteit en actie is te zien in de onderstaande tabel.
3. Instellen alarmprioriteiten voor Zuiggroep
Instelling
HoogXXXX1
MediumXXX2
LaagXXX3
Alleen reg.X
Uit.
Zie ook alarmtekst page 102
Reg.Selectie alarmrelaisNet-
GeenHoog
Laag tot
hoog
werk
AKM-
best.
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
4. Instellen alarmprioriteiten voor pomp
Voor ons voorbeeld selecteren we de instellingen zoals in het scherm is
weergegeven.
Druk op de +knop om naar de volgende pagina te gaan.
De conguratie van de regelaar is nu vergrendeld. Voordat er dus
nu veranderingen kunnen worden gedaan in de conguratie van de
regelaar, zal de conguratie eerst ontgrendeld moeten worden.
De regelaar zal nu de geselecteerde functies en de gedenieerde in-en uitgangen met elkaar vergelijken. Het resultaat
is te zien in de volgende sectie waar de conguratie wordt
gecontroleerd.
!! Sensorwaarden zijn pas uit te lezen en te controleren als de
conguratie is gesloten !!
Voor deze controle moet de conguratie vergrendeld zijn
(Pas als het conguratieslot is gesloten, worden alle instellingen voor de in-en uitgangen geactiveerd)
Er is een fout opgetreden als het volgende zichtbaar is:
De conguratie van de
digitale uitgangen is zoals
aangegeven op het aansluitschema.
Een 0-0 naast een gedenieerde functie.
Indien een instelling is terug gezet naar 0-0, moet
deze functie worden gecontroleerd.
Dit kan komen door het volgende:
• Er is een selectie van een module- en puntnummer gemaakt die niet bestaat.
• Het geselecteerde puntnummer op de bewuste
module is al in gebruik door iets anders.
De fout is te herstellen door het module- en puntnummer correct in te stellen.
Hiervoor moet eerst het conguratieslot ontgrendeld worden.
Druk op de '+' knop om naar de
volgende pagina te gaan.
4. Controleer conguratie van digitale ingangen
De conguratie van de
digitale ingangen is zoals
aangegeven op het aansluitschema.
Een instelling heeft een rode achtergrond.
Indien een instelling een rode achtergrond heeft,
moet deze functie worden gecontroleerd.
Dit kan komen door het volgende:
• De in- of uitgang is ingesteld, maar de conguratie van de functie is dusdanig gewijzigd dat de
in- of uitgang niet meer nodig is.
Het probleem wordt opgelost door het module-
en puntnummer op 0-0 in te stellen.
Hiervoor moet eerst het conguratieslot ontgrendeld worden.
Voordat de regeling wordt gestart moeten eerste alle in- en uitgangen
worden gecontroleerd op de juiste aansluiting.
Voor deze controle moet de conguratie vergrendeld zijn
Door iedere uitgang handmatig te bedienen kan gecontroleerd worden
of de uitgang correct is aangesloten.
AUTODe uitgang wordt geregeld door de regelaar
HAND UITDe uitgang is geforceerd UIT
HAND AANDe uitgang is geforceerd AAN (handbediening)
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
4. Controleer digitale ingangen
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
Verbreek het beveiligingscircuit van compressor 1.
Controleer dat LED DI1 op uitbreidingsmodule uit gaat.
Controleer dat de waarde voor het beveiligingscircuit van compressor 1
veranderd naar AAN.
De overige digitale ingangen moet op dezelfde manier worden gecontroleerd.
Voordat de regeling wordt gestart, moet gecontroleerd worden of alle
instellingen correct.
Het overzichtsscherm toont nu 1 regel voor iedere algemene functie.
Door op het icoon te klikken wordt een aantal schermen getoond met
verschillende instellingen. Het zijn deze instellingen die gecontroleerd
moeten worden.
3. Doorloop alle schermen van de zuiggroep
Doorloop de schermen met de +- toetsen. Denk ook aan de
instellingen onderaan de pagina's die alleen door middel van
de 'scroll bar' te zien zijn.
4. Beveiligingsfuncties
5. Ga terug naar het overzicht
De laatste pagina bevat de beveiligingsfuncties en herstarttijd.
Voor de regeling wordt gestart, stellen we de schemafunctie in voor de
nachtstand van de referentie.
In gevallen waar de regelaar in een netwerk is geïnstalleerd met een
systeemunit, kan deze instelling ook in de systeemunit worden gedaan
welke het dag/nachtsignaal vervolgens naar de regelaar stuurt.
Selecteer een weekdag en stel de tijd in voor de 'dag' periode.
Doe dit voor alle dagen.
Het complete schema voor de hele week wordt in het scherm getoond.
Draai de rechter adresschakelaar zo dat de pijl naar de 3 wijst.
De overige 2 adresschakelaar moeten beide naar de 0 wijzen.
2. Druk op de Service Pin
Druk op de 'Service Pin' en houdt deze ingedrukt tot de 'Service
Pin' LED gaat branden.
De regelaar moet communiceren met een netwerk. In dit netwerk kennen we adres 3 toe aan deze regelaar.
Dit adres mag maar door 1 regelaar binnen het netwerk worden
gebruikt.
Eisen aan de systeemunit
De systeemunit moet een gateway van het type AKA 245 zijn met softwareversie 6.14 of hoger of een AK-SM systeem manager.
3. Wacht op antwoord van de systeemunit
Afhankelijk van de grootte van het netwerk kan het tot 1 minuut duren tot de regelaar een antwoord krijgt of de regelaar is
geïnstalleerd in het netwerk.
Wanneer de regelaar in het netwerk is geïnstalleerd, zal de
Status LED sneller gaan knipperen (twee maal per seconde). Dit
zal 10 minuten duren
4. Log opnieuw in met Service Tool
Als Service Tool met de regelaar was verbonden terwijl deze
werd geïnstalleerd in het netwerk, moet er opnieuw worden
ingelogd.
Als er geen antwoord komt van de systeemunit
Als de Status LED niet sneller gaat knipperen dan normaal, is de
regelaar niet in het netwerk geïnstalleerd. Dit kan komen door het
volgende:
Het ingestelde adres is buiten het juiste bereik ingesteld
Adres 0 kan niet worden gebruikt.
Als de systeemunit een AKA243B is, kunnen alleen adressen 1 tot 10
worden gebruikt.
Het ingestelde adres wordt al door een andere regelaar in het netwerk gebruikt:
Het adres moet worden gewijzigd naar een ander (leeg) adres.
De bedrading is niet correct uitgevoerd
De afsluiting van het netwerk is niet correct uitgevoerd.
De eisen die worden gesteld aan de installatie van de datacommunicatie zijn beschreven in document ' Data communcation connections to
ADAP-KOOL® Refrigeration Controls” RC8AC.
Druk op de blauwe knop met de compressor en pomp linksonder in het scherm.
2. Ga naar de alarmlijst
Druk op de blauwe knop met de alarmbel onderin het scherm
3. Controleer de actieve alarmen
In ons geval hebben een groot aantal alarmen. Na het 'opschonen' zijn
alleen de relevante alarmen over.
4. Verwijder opgeheven alarmen uit alarmlijst
Druk op het rode kriuis om alle opgeheven alarmen uit de
alarmlijst te verwijderen.
5. Controleer nogmaals de actieve alarmen
In ons geval blijft er 1 actief alarm over, omdat de regeling is gestopt.
Dit alarm zal actief blijven zolang de regeling niet wordt gestart. We zijn
nu klaar om de regeling te starten.
Let op ! Actieve alarmen worden automatisch opgeheven als de
hoofdschakelaar UIT is.
Als actieve alarmen verschijnen zodra de regeling wordt gestart, moet de
oorzaak hiervan worden gevonden en opgelost.
Druk op de blauwe 'handbediening' toets onderin het scherm
2. Start regeling
Klik op het veld naast 'Hoofdschakelaar'
Selecteer 'AAN'.
Druk 'O K'.
De regelaar zal nu starten met het regelen van de compressoren en
condensorventilatoren
Let op!
De regelaar zal pas starten met regelen als zowel de interne als externe
hoofdschakelaar AAN is.
Druk op de toets van de zuiggroep die handmatig bediend
moet worden.
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
3. Stel de capaciteitsregeling in op handmatig
Als de compressorcapaciteit handmatig bediend moet worden, volg
dan de volgende procedure:
WAARSCHUWING!!
In geval van geforceerde regeling van de compressors wordt het oliebeheer afgesloten. Dat kan schade aan de compressor veroorzaken.
(Als de bedrading van de compressors veiligheidsrelais omvat, gaat het
monitoren door. Zie Regelfuncties.)
4. Stel de gewenste capaciteit in
Druk op het blauwe veld naast 'Handbed. cap.
Druk op het blauwe veld naast 'Regeling'
Selecteer 'Hand'
Druk 'OK'
Stel de capaciteit in als een percentage van het geheel.
Druk 'OK'
P0 wordt gebruikt als veiligheidsfunctie voor een lage zuigdruk en
zorgt ervoor dat de compressorcapaciteit wordt ontkoppeld.
Regeling bij sensorfout
Wanneer er een fout in de Sctrl-sensor optreedt, wordt de regeling
overgenomen door het P0-signaal, maar overeenkomstig een
referentie die 5 K lager is dan de echte referentie.
Als er zowel in de Sctrl als in de P0 een fout optreedt, zal de regeling worden stopgezet.
De referentie voor de regeling :
Set point + nachtverstelling + Ext. Ref
Set point
Er is een basiswaarde voor de vereiste temperatuur ingesteld.
Nachtverstelling
De ingestelde zuigdruk kan tot 25 K worden versteld in positieve
of negatieve richting. .
De nachtstandfunktie kan op drie manieren geactiveerd worden:
- Signaal op een ingang
- Van de ‘master control’ functie in de gateway of Systeem Manager
- Intern tijdschema
Referentieverschuiving met een 0-10 V signaal
Als een spanningssignaal wordt aangesloten op de regelaar kan
daarmee de regelreferentie worden verschoven. In de instellingen
moet gedenieerd worden hoe groot de verschuiving bij het
maximale signaal (10V) en bij het minimale signaal (0V).
Begrenzing van de referentie
Om de installatie te beschermen tegen te hoge of te lage zuigdruk, moet de begrenzing van de verschuiving worden ingesteld.
Ref
Max.
Min.
Handmatig schakelen van de compressorcapaciteit
Het is mogelijk om de compressorcapaciteit handmatig te
schakelen waarbij de normale regeling en de beveiligingsfuncties
genegeerd worden.
Afhankelijk van de geselecteerde manier van handbediening zijn
de veiligheidsfuncties niet actief.
Handbediening via percentage van totale capaciteit
De regeling wordt in handbediening gezet en de gewenste
capaciteit wordt ingesteld als een percentage van het totaal.
Handbediening via softwarematige bediening van de uitgangen
De individuele uitgangen kunnen in de software handmatig aan
of uit gezet worden. De regeling negeert dit, maar zal een alarm
genereren dat een uitgang handmatig bedient is.
Handbediening via bediening van handschakelaars
Als de handbediening wordt uitgevoerd via de handschakelaars
aan de voorkant van een uitbreidingsmodule, wordt dit niet door
de regeling geregistreerd en wordt geen alarm gegenereerd.
De regelaar blijft werken en zal de overige uitgangen blijven
schakelen.
De AK-HP 780 kan tot 8 compressoren regelen.
Iedere compressor kan maximaal 3 capaciteitskleppen hebben.Eén
of twee van de compressoren kan worden uitgerust met frequentieregeling.
De berekening van de gewenste capaciteit vindt plaats op basis
van een PI regeling, maar de instelling hiervan is hetzelfde als voor
een neutrale zone regeling welke is verdeeld in 5 zones zoals te
zien is in de onderstaande schets.
Temperatuur Sctrl
De 'I' functie van de PI regeling kijkt alleen naar het verschil tussen
setpoint en huidige temperatuur en verhoogt of verlaagt naar
aanleiding daarvan de gewenste capaciteit. De 'P' functie kijkt alleen naar de temperatuurveranderingen in het systeem.
In de '+ Zone' en '++ Zone' zal de regelaar normaal gesproken
de gewenste capaciteit verlagen omdat de temperatuur boven
het setpoint is, maar als de temperatuur heel snel zakt is het ook
mogelijk dat de gewenste capaciteit stijgt in deze zones.
In de '- Zone' en '-- Zone' zal de regelaar normaal gesproken de
gewenste capaciteit verhogen omdat de temperatuur onder het
setpoint is, maar als de temperatuur heel snel stijgt is het ook
mogelijk dat de gewenste capaciteit daalt in deze zones.
Capaciteitsveranderingen
De regelaar schakelt stappen in en uit op basis van de volgende
basisregels:
Capaciteit verhogen:
De capaciteitsregeling zal een extra compressorstap inschakelen
zodra de gewenste capaciteit een dusdanige waarde heeft bereikt
die met het inschakelen van een stap behaald kan worden. Zie
onderstaande tekening – een compressorstap wordt ingeschakeld
zodra er 'ruimte' is voor deze stap onder de curve van de gewenste capaciteit.
De bandbreedte van de zones kan worden ingesteld met de instellingen “+ Zone K”, “NZ K” en “- Zone K”.
Verder is het mogelijk om vertragingstijden in te stellen welke
gelijk zijn aan de Tn integratietijden voor de PI regeling zodra de
temperatuur in de bewuste zone komt (zie bovenstaande schets).
Het instellen van een hogere waarde zal de PI regeling langzamer
maken in de bewuste zone en door het instellen van een lagere
waarde zal de regeling in de bewuste zone sneller worden.
De versterkingsfactor Kp is te verstellen in parameter.
Binnen de neutrale zone mag de regelaar de capaciteit alleen
verhogen of verlagen door middel van frequentieregeling of het
schakelen van capaciteitskleppen.
In alle andere zones mag de regelaar ook de capaciteit verhogen
of verlagen door het in- of uitschakelen van compressoren.
Bedrijfstijd eerste stap
Bij opstart van het systeem zal de PI regeling pas beginnen met
regelen zodra het systeem stabiel is. Om dit te bewerkstelligen is
de capaciteit van het systeem gedurende een bepaalde periode
begrenst tot de eerste capaciteitsstap (parameter 'Runtime rst
step')
Capaciteit verlagen:
De capaciteitsregeling zal een compressorstap afschakelen zodra
de gewenste capaciteit een dusdanige waarde heeft bereikt
die met het afschakelen van een stap behaald kan worden. Zie
onderstaande tekening – een compressorstap wordt afgeschakeld
zodra er geen 'ruimte' meer is voor deze stap boven de curve van
de gewenste capaciteit.
Voorbeeld:
4 gelijke compressoren – de capaciteitscurve ziet er als volgt uit
Uitschakelen van de laatste compressorstap:
Normaal zal de laatste compressorstap alleen uitschakelen als de
gewenste capaciteit 0% is en de temperatuur in de + zone of ++
zone is.
Gewenste capaciteit
De uitlezing 'gewenste capaciteit' is een berekening door de PI
regeling en geeft de gewenste capaciteit weer. De mate van verandering van de gewenste capaciteit wordt bepaald door de zone
waarin de druk zich bevindt en of deze druk stabiel is of continue
veranderd.
Alle koelsystemen hebben een dynamische responstijd bij het
starten en stoppen van compressoren. Om te voorkomen dat
compressoren vlak na elkaar starten en/of stoppen, moet de regelaar extra tijd krijgen na een compressorstart/stop om het eect
van deze capaciteitsverandering in de gaten te houden.
Om dit te bewerkstelligen kan een dynamische vergroting van de
neutrale zone worden toegevoegd.
De zones worden voor een korte periode vergroot na het starten
of stoppen van een compressor. Door het vergroten van de zones,
wordt de PI regeling een korte periode vertraagd na een verandering in de compressorcapaciteit.
Compressor timers
Tijdvertragingen voor in- en uitschakelen
Om de compressor te beschermen tegen te veel starten en stoppen kunnen er drie tijdvertragingen ingesteld worden.
- Een minimale tijd die verstreken moet zijn tussen twee compressorstarts (antipendel).
- Een minimale aan-tijd van de compressor, voordat deze weer
uitgeschakeld mag worden.
- Een minimale UIT tijd, voordat deze weer ingeschakeld mag
worden.
Deze tijdvertragingen worden niet gebruikt bij in- en afschakelen
van capaciteitskleppen.
De amplitude van de zonevergroting is afhankelijk van de
draaiende compressorcapaciteit en de grootte van de compressorstap welke wordt op- of afgeschakeld. De amplitude van de
zonevergroting is hoger bij een lage draaiende compressorcapaciteit en bij het op- of afschakelen van grote compressorstappen.
De tijdperiode voor de dynamische zonevergroting is constant,
na een vaste tijd na een compressorschakeling zal de vergroting
gereduceerd worden tot 0.
Door middel van de parameter 'Minimaliseer schakelen' kan
bepaald worden hoe hoog de amplitude van de dynamische
zonevergroting zou moeten zijn om het aantal schakelingen te
minimaliseren.
Als de parameter 'Minimaliseer schakelen' op 'No reduction' wordt
ingesteld zal er geen dynamische zonevergroting plaats vinden.
In onderstaande tekening is te zien dat de zones in dat geval dan
alleen worden vergroot met het vaste statische deel.
Door parameter 'Minimaliseer schakelen' in te stellen op 'Low',
'Medium' of 'High', wordt de dynamische zonevergroting geactiveerd. De amplitude van de zonevergroting zal het hoogst zijn bij
de instelling 'High'. In onderstaande tekening is een voorbeeld te
zien met 6 compressorstappen en een 'Minimaliseer schakelen'
instelling op 'High'. De dynamische zonevergroting is het grootst
bij een lage compressorcapaciteit.
Urenteller
De bedrijfsuren van de compressoren worden geregistreerd, de
volgende waarden kunnen worden uitgelezen;
- Bedrijfsuren van voorlaatste 24 uur
- Totaal aantal bedrijfsuren van de compressor
Teller voor het inschakelingen
Het aantal inschakelingen van de uitgangen wordt geregistreerd,
de volgende waarden kunnen worden uitgelezen;
- Aantal inschakelingen van de voorlaatste 24 uur
- Totaal inschakelingen van de uitgang
"Minimaliseer schakelen" = "Hoog"
Actuele zone
Als gevolg van de dynamische zonevergroting zal de Sctrl temperatuur hoogstwaarschijnlijk tijdelijk in een andere zone komen
zodra een compressor schakelt. Als de temperatuur zich bijvoorbeeld in de - zone bevindt en de regelaar schakelt een compressor
in, zal doordat de zones tijdelijk worden vergroot, de temperatuur
zich gedurende deze tijd in de neutrale zone bevinden.
In de regelaar geeft de parameter 'Actual zone' de actuele zone
weer waarin de PI regeling actief is, dit is inclusief de zonevergroting.
De capaciteitsverdeling kan op de volgende 3 manieren werken.
Schakelmethode – Sequentieel
De compressoren worden in- en uitgeschakeld volgens het 'First
in – last out' principe, dus volgens de volgorde die is gedenieerd
bij het instellen van de regelaar.
Eventueel aanwezige frequentie geregelde compressoren worden
gebruikt om de 'gaten' in de capaciteit op te vullen.
Timerbeperkingen
Indien een compressor niet mag starten vanwege een
herstarttimer, zal deze stap niet door een andere compressor
vervangen, maar er zal gewacht worden tot de timer is verlopen.
Veiligheidsuitschakeling
Indien een compressor niet kan starten vanwege een
veiligheidsuitschakeling, wordt deze compressor uitgesloten door
de regeling en onmiddellijk vervangen door de volgende stap in
de regeling.
Schakelmethode - Cyclisch
Dit principe wordt gebruikt als alle compressoren van hetzelfde
type en formaat zijn.
De compressoren worden in- en uitgeschakeld op basis van het
'First in – First out' principe (FIFO) om zodoende de draaitijden tussen de compressoren te egaliseren.
Frequentie geregelde compressoren worden altijd als eerste ingeschakeld en de variabele capaciteit wordt gebruikt om de 'gaten'
tussen de opvolgende stappen op te vullen.
Schakelmethode – Best passend methode
Dit principe wordt gebruikt bij compressor van verschillende
grootte.
De regelaar zal de compressoren zodanig in- en uitschakelen dat
altijd de kleinst mogelijke capaciteitsstap wordt gemaakt.
Frequentie geregelde compressoren worden altijd als eerste ingeschakeld en de variabele capaciteit wordt gebruikt om de 'gaten'
tussen de opvolgende stappen op te vullen.
Timerbeperkingen en veiligheidsuitschakeling
Indien een compressor niet mag starten vanwege een herstarttimer of een veiligheidsuitschakeling, zal deze stap vervangen
worden door een andere compressor.
Minimale capaciteitsverandering
Om te voorkomen dat de regelaar een nieuwe compressorcombinatie selecteerd (in- of uitschakeling van compressoren)
vanwege een kleine verandering in de gewenste capaciteit, is het
mogelijk om een minimale capaciteitsverandering in te stellen in
de gewenste capaciteit voordat de regelaar een compressorstap
schakeld.
Timerbeperkingen en veiligheidsuitschakeling
Indien een compressor niet mag starten vanwege een herstarttimer of een veiligheidsuitschakeling, zal deze stap vervangen
worden door een andere compressor.
Draaitijdegalisatie
Draaitijdegalisatie wordt alleen uitgevoerd tussen compressoren
van hetzelfde type en dezelfde totale capaciteit.
- Bij het starten van een compressor zal de compressor met het
minste aantal bedrijfsuren als eerste worden gestart.
- Bij het stoppen wordt de compressor met het hoogste aantal
bedrijfsuren als eerste gestopt.
- Bij compressoren met capaciteitskleppen zal de
draaitijdegalisatie alleen worden uitgevoerd tussen de
'hoofdstap' van de compressoren.
De regelaar kan tot 8 compressoren aansturen van verschillende
types:
- Een frequentie geregelde compressor met of zonder
capaciteitskleppen
- Capaciteit geregelde compressoren met maximaal 3
capaciteitskleppen
- Compressoren zonder capaciteitskleppen
Het onderstande overzicht geeft aan welke compressorcombinaties de regelaar kan aansturen. Het overzicht geeft ook aan welke
schakelmethode kan worden toegepast voor de diverse compressorcombinaties.
CombinationDescriptionCoupling
One-step compressors. *1xxx
A compressor with an unload
valve, combined with one-step
compressors. *2
Two compressors with unload
valves, combined with one-step
compressors. *2
All compressors with unload
valves. *2
pattern
Sequence
xx
xx
xx
Cyclical
Capaciteit geregelde compressoren met capaciteitskleppen
'Mode cap. klep' bepaald hoe de capaciteitsverdeling is bij deze
compressoren.
Mode cap. klep. = 1
Hierbij staat de regelaar toe dat slechts bij 1 compressor tegelijkertijd stappen afgeschakeld mogen zijn. Het voordeel van deze
instelling is dat er niet wordt gewerkt met meerdere compressoren welke gedeeltelijk zijn afgeschakeld, wat niet energetisch
eciënt is.
Voorbeeld:
Twee capaciteit geregelde compressoren van 20Kw, elk met twee
capaciteitskleppen, cyclisch schakelpatroon.
Best t
• Bij afnemende capaciteit zal bij de compressor met het meeste
aantal draaiuren als eerste stappen worden afgeschakeld (C1).
• Wanneer C1 volledig is uitgeschakeld, worden er pas stappen
afgeschakeld bij compressor C2.
Mode cap. klep. = 2
Hier staat de regelaar toe dat beide compressoren gedeeltelijk
afgeschakeld mogen zijn bij afnemende capaciteit.
Het voordeel van deze instelling is dat het aantal compressor
start/stops wordt verminderd.
*1) Voor een cyclisch schakelpatroon moeten de enkele compressoren van dezelfde
grootte zijn.
*2) Voor compressoren met capaciteitskleppen wordt aangenomen dat de compres-
soren van dezelfde grootte zijn, hetzelfde aantal capaciteitskleppen hebben
(max. 3) en dat ze dezelfde grootte hoofdstap hebben. Indien compressoren met
capaciteitskleppen worden gecombineerd met enkele compressoren, moeten alle
compressoren van dezelfde grootte zijn.
*3) Frequentie geregelde compressoren mogen een andere grootte zijn dan de
opvolgende compressoren.
*4) Indien twee frequentie geregelde compressoren worden gebruikt, moeten ze
hetzelfde frequentiebereik hebben.
Voor een cyclisch schakelpatroon moeten de twee frequentie geregelde compres-
soren van dezelfde grootte zijn en de opvolgende enkele compressoren moeten
ook dezelfde grootte zijn.
A speed-regulated compressor combined with one-step
compressors. *1 and *3
A speed-regulated compressor
combined with several compressors with unload valves. *2
and *3
Two speed-regulated compressors combined with one-step
compressors *4
xxx
xx
xxx
In appendix A is een meer gedetailleerde omschrijving van de
schakelmethoden te vinden voor de verschillende compressortoepassingen met voorbeelden.
De volgende sectie beschrijft een aantal algemene regels aangaande capaciteit geregelde compressoren, frequentie geregelde
compressoren en ook twee frequentie geregelde compressoren.
Voorbeeld:
Twee capaciteit geregelde compressoren van 20Kw, elk met twee
capaciteitskleppen, cyclisch schakelpatroon.
• Bij afnemende capaciteit zal bij de compressor met het meeste
aantal draaiuren als eerste stappen worden afgeschakeld (C1).
• Wanneer bij C1 alle capaciteitskleppen zijn afgeschakeld, zal bij
compressor C2 eerst een stap worden afgeschakeld voordat
compressor C1 helemaal wordt uitgeschakeld.
De regelaar kan een frequentieregelaar aansturen op de eerste
compressor in verschillende compressorcombinaties. Het
variabele deel van de frequentie geregelde compressor wordt
gebruikt om de capaciteitsgaten van de volgende compressoren
op te vullen.
Algemene regeling:
Één van de compressoren kan worden aangesloten op een frequentieregelaar van bijvoorbeeld het type AKD.
Een uitgang van de AK-PC is verbonden met de AAN/UIT ingang
van de frequentieregelaar (vrijgave) en de analoge uitgang (AO)
van de AK-PC is verbonden met de analoge ingang van de frequentieregelaar.
Het AAN/UIT signaal zal de frequentieregelaar starten (vrijgeven)
en het analoge signaal bepaald de frequentie.
De frequentie geregelde stap bestaat uit een vaste en een variabele capaciteit. De vaste capaciteit is de capaciteit die wordt
ingeschakeld op het moment dat de frequentieregelaar start
en de variabele capaciteit ligt tussen de minimale en maximale
frequentie. Om de beste regeling te verkrijgen, moet de variabele
capaciteit groter zijn dan de daarop volgende stappen. Als er veel
(korte) variaties zijn in de benodigde capaciteit van een installatie
zal de ‘vraag’ naar variabele capaciteit groot zijn.
Zo wordt de stap geschakeld:
Regeling – capaciteit opschakelen
Als de gewenste capaciteit groter wordt dan de maximale
frequentie van de frequentie geregelde compressor, zal een
volgende compressorstap worden geschakeld. Op datzelfde
moment wordt de frequentie zo verlaagd dat de gemaakte
capaciteitsstap zo klein mogelijk is. Op deze manier wordt een
'traploze' overgang verkregen zonder capaciteitsgaten (zie
schets).
Regeling – capaciteit afschakelen
Als de gewenste capaciteit lager wordt dan de minimale
frequentie, zal een eventueel erop volgende compressorstap
worden afgeschakeld. Op datzelfde moment wordt de frequentie
van de eerste compressor verhoogd zodat de gemaakte
capaciteitsstap zo klein mogelijk is.
Uitschakelen
De frequentie geregelde compressor zal worden uitgeschakeld
zodra de minimale frequentie is bereikt en de gewenste capaciteit
is gedaald tot 1%.
Anti-pendeltimer voor frequentie geregelde compressor
Als de frequentie geregelde compressor niet mag starten
vanwege een anti-pendeltimer, zal geen andere compressor
worden gestart. De frequentie geregelde compressor zal starten
zodra de anti-pendeltimer is verlopen.
Opschakelen
De frequentie geregelde compressor zal altijd als eerste starten
en als laatste stoppen. De frequentieregelaar zal gestart worden
zodra de gewenste capaciteit overeenkomt met de startsnelheid
(frequentie) van de frequentie geregelde compressor (de
relaisuitgang op de regelaar wordt geschakeld en de analoge
uitgang zal een voltage gaan uitsturen).
Na het schakelen van deze stap zal de regelaar bepalen of nog
meer capaciteit gewenst is.
De startsnelheid (Start speed) moet zo worden ingesteld dat bij
opstart een snelle smering van de compressor wordt verkregen.
Deze waarde moet hoger zijn dan de minimale snelheid
(frequentie).
Veiligheidsuitschakeling voor frequentie geregelde compressor
Als de frequentie geregelde compressor is uitgeschakeld vanwege
een veiligheidsuitschakeling (ingang), mogen de erop volgende
compressoren starten. Zodra de frequentie geregelde compressor
weer mag starten, zal deze bij de eerstvolgende capaciteitsstap
worden ingeschakeld.
Zoals gezegd moet het variabele deel van de frequentie
geregelde compressor groter zijn dan de capaciteit van de erop
volgende compressoren, zodat er geen capaciteitsgaten ontstaan.
Om te laten zien hoe de regeling reageert bij verschillende
compressorcombinaties, zijn hieronder een aantal voorbeelden
weergegeven:
a) Variabel deel groter dan de erop volgende
compressorstappen:
Wanneer de capaciteit van het variabele deel van de frequentie
geregelde compressor groter is dan die van de erop volgende
compressoren, zijn er geen 'gaten' in de capaciteitscurve.
Voorbeeld:
1 frequentie geregelde compressor met een nominale capaciteit
Aangezien het variabele deel van de frequentie geregelde
compressor groter is dan de erop volgende compressoren, heeft
de capaciteitscurve geen gaten.
1) De frequentie geregelde compressor zal gestart worden zodra
de gewenste capaciteit de startcapaciteit (frequentie) heeft
bereikt.
2) De frequentie geregelde compressor zal de snelheid verhogen
tot de maximale snelheid wordt bereikt bij 18 kW.
3) De niet geregelde compressor C2 van 10 kW wordt geschakeld
en de snelheid van C1 wordt verlaagd zodat de capaciteit
overeenkomt met 8 kW (40Hz).
4) De frequentie geregelde compressor C1 zal de snelheid
verhogen tot de totale capaciteit van 28 kW bereikt wordt
5) De niet geregelde compressor C3 van 10 kW wordt geschakeld
en de snelheid van C1 wordt verlaagd zodat de capaciteit
overeenkomt met 8 kW (40Hz).
6) De frequentie geregelde compressor C1 zal de snelheid
verhogen tot de totale capaciteit van 38 kW bereikt wordt.
7) Bij het verlagen van de capaciteit zullen de niet geregelde
compressoren afschakelen zodra compressor C1 de minimale
snelheid heeft bereikt.
b) Variabel deel kleiner dan de erop volgende
compressorstappen:
Wanneer de capaciteit van het variabele deel van de frequentie
geregelde compressor kleiner is dan die van de erop volgende
compressoren, vallen er 'gaten' in de capaciteitscurve.
Voorbeeld:
1 frequentie geregelde compressor met een nominale capaciteit
van 20kW bij 50Hz – bereik frequentie: 25 – 50 Hz
2 niet geregelde compressoren van 20kW
Aangezien het variabele deel van de frequentie geregelde
compressor kleiner is dan de erop volgende compressoren, vallen
er gaten in de capaciteitscurve.
1) De frequentie geregelde compressor zal gestart worden zodra
de gewenste capaciteit de startcapaciteit (frequentie) heeft
bereikt.
2) De frequentie geregelde compressor zal de snelheid verhogen
tot de maximale snelheid wordt bereikt bij 20 kW.
3) De frequentie geregelde compressor zal op maximale snelheid
blijven draaien tot de gewenste capaciteit 30 kW heeft bereikt.
4) De niet geregelde compressor C2 van 20 kW wordt geschakeld
en de snelheid van C1 wordt verlaagd zodat de capaciteit
overeenkomt met 10 kW (25Hz). Totale capaciteit = 30 kW.
5) De frequentie geregelde compressor zal de snelheid verhogen
tot de totale capaciteit van 40 kW bereikt wordt.
6) De frequentie geregelde compressor zal op maximale snelheid
blijven draaien tot de gewenste capaciteit 50 kW heeft bereikt.
7) De niet geregelde compressor C3 van 20 kW wordt geschakeld
en de snelheid van C1 wordt verlaagd zodat de capaciteit
overeenkomt met 10 kW (25Hz). Totale capaciteit = 50 kW.
8) De frequentie geregelde compressor zal de snelheid verhogen
tot de totale capaciteit van 60 kW bereikt wordt.
9) Bij het verlagen van de capaciteit zullen de niet geregelde
compressoren afschakelen zodra compressor C1 de minimale
snelheid heeft bereikt.
De regelaar is in staat om twee frequentie geregelde compressoren van dezelfde of verschillende grootte aan te sturen. De
compressoren kunnen worden gecombineerd met enkele compressoren van dezelfde of verschillende grootte, afhankelijk van
de geselecteerde schakelmethode.
Algemeen aangaande regeling:
Over het algemeen is de regeling voor twee frequentie geregelde
compressor hetzelfde als voor 1. Het voordeel van twee frequentie
geregelde compressoren is de zeer lage capaciteit die bereikt kan
worden wat een voordeel is tijdens perioden van lage belasting.
Tegelijkertijd zorgt het voor een zeer groot variable regelgebied.
Compressor 1 en 2 hebben allebei hun eigen relaisuitgang om
de afzonderlijke frequentieregelaars te stoppen en/of te starten.
Beide frequentieregelaars gebruiken hetzelfde analoge uitgangssignaal AO welke is aangesloten op de analoge ingangen van de
frequentieregelaars. De relaisuitgangen starten en stoppen de
frequentieregelaar en het analoge signaal bepaald de snelheid.
Voorwaarde voor het gebruik van deze regeling is dat beide compressoren hetzelfde frequentiebereik hebben.
De frequentie geregelde compressoren starten altijd als eerste en
stoppen als laatste.
.
Inschakelen
De eerste frequentie geregelde compressor zal gestart worden
zodra de gewenste capaciteit gelijk is aan de 'Startsnelheid' (de
relaisuitgang wordt geschakeld en de analoge uitgang levert een
spanning die met deze snelheid overeenkomt). De frequentieregelaar zal de frequentie nu naar de 'Startsnelheid' brengen.
De eerste capaciteitsstap is nu ingeschakeld en de regelaar zal nu
de gewenste capaciteit bepalen.
De startsnelheid moet altijd op een zodanig hoge waarde staan
zodat altijd een goede smering van de compressor wordt bereikt
bij opstart. Bij een cyclisch schakelpatroon zal de volgende
frequentie geregelde compressor worden ingeschakeld wanneer
de eerste compressor op de maximale snelheid draait en de gewenste capaciteit een waarde heeft bereikt waarbij de volgende
frequentie geregelde compressor op 'startsnelheid' kan starten.
De compressoren draaien nu 'parallel'. De volgende enkele compressoren zullen worden ingeschakeld op basis van het geselecteerde schakelpatroon.
Regeling – afnemende capaciteit
De frequentie geregelde compressoren blijven altijd als laatste
draaien.
Wanneer de gewenste capaciteit tijdens cyclisch bedrijf lager
wordt dan de 'Minimale snelheid' voor beide compressoren,
zal de frequentie geregelde compressor met het meeste aantal
draaiuren worden uitgeschakeld. Tegelijkertijd zal de snelheid van
de laatste frequentie geregelde compressor worden opgevoerd
naar het niveau dat overeenkomt met de capaciteit van de zojuist
uitgeschakelde stap.
Uitschakelen
De laatste frequentie geregelde compressor zal worden uitgeschakeld wanneer de compressor de minimale snelheid heeft bereikt
en de gewenste capaciteit lager dan 1% is (zie ook pump-down
functie op pagina 75)
Timerbeperkingen en beveiligingsuitschakeling
Timerlimieten en veiligheidsuitschakelingen voor frequentie geregelde compressoren worden behandeld volgens de algemene
regels die gelden voor individuele schakelpatronen (zie sectie
'Methoden capaciteitsverdeling')
Onderstaand vind u korte omschrijvingen en voorbeelden voor
de regeling van twee frequentie geregelde compressoren voor de
verschillende schakelpatronen. Voor een meer gedetailleerde beschrijving, raadpleeg de appendix aan het eind van het hoofdstuk.
Sequentiële regeling
Gedurende sequentieel bedrijf zal de eerste frequentie geregelde
compressor altijd als eerste starten. De volgende frequentie geregelde compressor zal worden ingeschakeld wanneer de eerste
compressor op de maximale snelheid draait en de gewenste
capaciteit een waarde heeft bereikt waarbij de volgende frequentie geregelde compressor op 'startsnelheid' kan inschakelen. De
compressoren draaien nu 'parallel'. De volgende enkele compressoren worden in- en uitgeschakeld op basis van het 'First in, Last
out' principe.
- Twee frequentie geregelde compressoren met een nominale
capaciteit van 20kW en een frequentiebereik van 25-60 Hz.
- Twee enkele compressoren, elk 20kW.
Load shedding
In sommige gevallen kan het wenselijk zijn om de ingeschakelde compressorcapaciteit gedurende een bepaalde periode te
begrenzen om zodoende het opgenomen elektrisch vermogen te
beperken.
Hiervoor kunnen desgewenst 1 of 2 digitale ingangen worden
gebruikt.
Aan iedere digitale ingang kan een grenswaarde worden gekoppeld zodat het begrenzen van de maximaal in te schakelen
compressorcapaciteit desgewenst in twee stappen kan worden
uitgevoerd.
Cyclische regeling
Bij een cyclische regeling moeten beide frequentie geregelde
compressoren van dezelfde grootte zijn. De draaitijden worden
geëgaliseerd tussen de compressoren volgens het 'First in – First
out' principe. De compressor met het minste aantal draaiuren
wordt als eerste ingeschakeld. De volgende frequentie geregelde
compressor zal worden ingeschakeld wanneer de eerste compressor op de maximale snelheid draait en de gewenste capaciteit een
waarde heeft bereikt waarbij de volgende frequentie geregelde
compressor op 'startsnelheid' kan inschakelen. De compressoren
draaien nu 'parallel'. De volgende enkele compressoren worden
in- en uitgeschakeld op basis van het 'First in - First out' principe.
Voorbeeld:
- Twee frequentie geregelde compressoren met een nominale
capaciteit van 20kW en een frequentiebereik van 25-60 Hz.
- Twee enkele compressoren, elk 20kW.
Best passend
Bij een 'Best passend' schakelmethode, kunnen de frequentie geregelde compressoren van een verschillende grootte zijn. De compressoren worden zodanig geschakeld dat altijd de kleinst mogelijke capaciteitverandering wordt bereikt. De kleinste compressor
zal als eerste worden gestart, daarna zal deze compressor worden
uitgeschakeld en zal de tweede compressor worden ingeschakeld.
Uiteindelijk zullen beide compressoren ingeschakeld zijn en parallel draaien. De volgende enkele compressoren worden ook altijd
volgens de 'best passend' methode worden geschakeld.
Voorbeeld:
- Twee frequentie geregelde compressoren met een nominale
capaciteit van respectievelijk 10kW en 20kW
- Frequentiebereik van 25-60Hz
- Twee enkele compressoren van respectievelijk 20kW en 40kW
Zodra een digitale ingang wordt geactiveerd, wordt de compressorcapaciteit begrensd tot de ingestelde limiet. Als op dat
moment de ingeschakelde compressorcapaciteit hoger is dan
deze waarde, zal zoveel capaciteit worden afgeschakeld totdat de
ingeschakelde capaciteit gelijk aan of onder de ingestelde limiet
is.
Wanneer beide digitale ingangen actief zijn, zal de laagste grenswaarde van toepassing zijn.
Opheen load shedding
Om te voorkomen dat de load shedding leid, kan de load shedding worden opgeheven.
Voor het opheen van de load sheddingfunctie moet een grenswaarde voor de zuigdruk worden ingesteld en een vertragingstijd
voor beide digitale ingangen.
Als de zuigdruk tijdens de load shedding boven de ingestelde
limiet komt en de vertragingstijden van de twee digitale ingangen
verstrijken, zal de load sheddingfunctie worden opgeheven en zal
de compressorcapaciteit toenemen zodat de zuigdruk weer op de
normale referentie komt. De load sheddingfunctie kan dan weer
geactiveerd worden.
Alarm:
Zodra een digitale ingang voor de load shedding wordt geactiveerd, is de normale regeling niet meer actief en zal een alarm
worden gegenereerd. Dit alarm kan desgewenst worden onderdrukt.
De regelaar bewaakt het beveiligingscircuit van iedere compressor. Het signaal van het beveiligingscircuit wordt aangesloten op
een ingang.
(Het beveiligingscircuit moet de compressor uitschakelen zonder
tussenkomst van de regelaar)
Als het beveiligingscircuit wordt onderbroken, zal de regelaar alle
uitgangen van de betreende compressor uitschakelen en een
alarm geven. De andere compressoren blijven normaal in bedrijf.
Tijdvertraging met veiligheidsuitschakeling:
In combinatie met de veiligheidsuitschakeling van een
compressor kunnen twee tijdvertragingen worden gedenieerd:
Uitschakelvertraging: vertragingstijd van alarmsignaal van de
veiligheidsuitschakeling totdat de compressor uitschakeld (LET
OP, deze tijd is van toepassing op alle ingangen met betrekking
tot deze compressor).
Herstarttijd: de minimale tijd dat een compressor storingsvrij
moet zijn voordat deze weer gestart mag worden.
Algemeenbeveiligingscircuit
Indien er een lage druk pressostaat wordt
gebruikt in het beveiligingscircuit, moet
deze geplaatst worden aan het einde van
het circuit. Er is een risico dat de regeling
geblokkeerd raakt en niet meer automatisch
opstart. Zie onderstaand voorbeeld
Als een alarm nodig is welke ook de lage
druk pressostaat bewaakt, kan een 'algemeen alarm' worden gedenieerd (dit alarm
beïnvloedt de regeling niet)
Zie sectie 'Algemene functies'.
Uitgebreid beveiligingscircuit
In plaats van een algemeen beveiligingscircuit, kan de bewakingsfunctie
worden uitgebreid. Op deze manier kunnen concrete alarmen worden gegeven,
die precies aangeven wat het probleem is. De volgorde van de beveiligingen
moeten op de volgende manier worden aangesloten. Het is niet noodzakelijk dat
alle beveiligingen gebruikt te worden.
Oliedruk
Motorbeveilging
Motorwikkelingstemperatuur
Persgastemperatuur
Hogedruk pressostat
Bewaking van de oververhitting
Dit is een bewakingsfunctie gebaseerd op de metingen van de
zuigdruk Po en de zuiggastemperatuur Ss. Als de oververhitting
lager of hoger is dan de ingestelde alarmgrenzen, wordt er na een
bepaalde tijd een alarm gegeven.
Bewaking van de persgastemperatuur (Sd)
Deze functie schakelt stapsgewijs compressorstappen uit zodra
de persgastemperatuur boven een bepaalde grens komt. De
alarmgrens kan gedenieerd worden in een bereik van 0 tot
195°C.
De functie start als de persgastemperatuur 10 K onder de
ingestelde alarmgrens ligt. Op dat moment wordt 33%
compressorcapaciteit uitgeschakeld (minimaal 1 stap). Deze
procedure wordt iedere 30 seconden herhaald en een alarm
wordt gegeneerd.
Als de persgastemperatuur gelijk is aan de alarmgrens, worden
alle compressoren uitgeschakeld
Als aan onderstaande voorwaarden is voldaan wordt een normale
compressorregeling weer toegestaan:
- De Sd temperatuur is 10 K onder de alarmgrens gezakt
- De tijdvertraging is verstreken (zie verder)
Een normale regeling is toegestaan indien de temperatuur tot 10
K onder de alarmgrens is gedaald.
Bewaking van de minimale zuigdruk (Po)
Deze functie schakelt onmiddellijk alle compressorstappen uit in
het geval de zuigdruk onder de alarmgrens komt. De alarmgrens
kan worden ingesteld in een bereik van -120 tot 30°C.
De zuigdruk wordt gemeten via een drukopnemer.
Bij uitschakeling van de compressoren wordt de alarmfunctie
geactiveerd:
Gemeenschappelijk beveiligingscircuit
Een gemeenschappelijk beveiligingssignaal kan ook worden ontvangen van de
complete ‘zuiggroep’. Alle compressoren zullen uitschakelen als het beveiligingscircuit wegvalt.
Als aan onderstaande voorwaarden is voldaan wordt een normale
compressorregeling weer toegestaan:
Deze functie terwijl de compressorstappen geleidelijk
uitgeschakeld worden, zodra de pergasdruk een bepaalde
alarmgrens overschrijdt. De alarmgrens kan worden ingesteld in
een bereik van -30 en 100°C.
De pergasdruk wordt gemeten met een drukopnemer Pd_.
De functie start bij een druk die 3K lager ligt dan de ingestelde
alarmgrens. Op dat moment wordt 33% compressorcapaciteit
uitgeschakeld (minimaal 1 stap). Deze procedure wordt iedere 30
seconden herhaald en een alarm wordt gegenereerd.
Als de temperatuur (druk) gelijk is aan de alarmgrens worden alle
compressoren uitgeschakeld,
Het alarm verdwijnt als de condensatiedruk minimaal één minuut
3K onder de ingestelde alarmgrens is. De compressoren worden
weer ingeschakeld als er voldaan wordt aan het volgende:
- de condensatiedruk moet 3 K onder de alarmgrens zijn
- de tijdvertraging voor herstart is verstreken
Vertraging van Pd max. alarmen
Het is mogelijk om het 'Hoge condensatiedruk' alarm (Pd max.) te
vertragen.
De regelaar zal wel alle compressoren uitschakelen, maar zal het
alarm pas later versturen.
Tijdvertraging
Voor de eerder genoemde beveiligingen is een gemeenschappelijke tijdvertraging; bewaking van de maximale persgastemperatuur en de bewaking van de minimale zuigdruk. Na het uitschakelen op een beveiliging zal de regeling niet eerder starten voordat
de vertraging is verstreken en het probleem is opgelost.
Alarm voor te hoge zuigdruk
Een alarmgrens kan worden ingesteld welke actief wordt zodra de
zuigdruk te hoog wordt. Een alarm zal worden verstuurd zodra de
bijbehorende tijdvertraging is verstreken. De regeling zal onveranderd doorgaan.
De regelaar zet de oliestroom aan gedurende bv. 1 seconde. Het
systeem pauzeert dan, terwijl de olie weer bezinkt. Dit wordt een
aantal keren herhaald, hetgeen wordt bepaald door de fabrieksen bedieningsprincipes.
Aanpassingen zijn mogelijk voor impulstijd, pauzetijd en aantal
pulsen.
Het systeem kan worden geregeld door een signaal van:
• Niveauschakelaar op de compressor
• Niveauschakelaar op de olieafscheider
• Niveauschakelaar op het olievat
• Druktransmitter op het olievat
• Onder speciale omstandigheden kan de pulsteller ook gebruikt
worden voor regeling, maar dat is niet erg energie-eciënt.
Voorbeelden van oliecircuits
Eén olieafscheider en
één olievat
Veiligheidsrelais
De regelaar kan de olietoevoer naar de compressors reguleren
tijdens een normaal regelproces. Als echter de compressors
drukgecontroleerd zijn, gebeurt dat buiten de normale regulatie.
Om schade aan de compressors te voorkomen kan een veiligheidsrelais worden opgenomen in het besturingscircuit, zodat de
regelaar de compressor kan uitschakelen als er tijdens geforceerde
regeling geen olietoevoer is.
De functie "Veiligheidsrelais" kan geselecteerd worden onder
Instellingen; de bedrading moet geschieden zoals aangegeven.
Het veiligheidsrelais is tijdens normale bedrijfscondities aangesloten
Regelprincipe voor de compressor
Eén olieafscheider
Een olieafscheider per
compressor
Eén olieafscheider per
compressor en
gemeenschappelijk olievat
Een stilgelegde compressor ontvangt geen olie.
Wanneer de compressor in bedrijf is, wordt verwacht dat de olieniveauschakelaar een signaal afgeeft. Wanneer het signaal wordt
afgegeven, wordt het volgende proces uitgevoerd:
- Vertragingstijd, herstart in geval van geratel.
- Olie-inspuiting begint na vertragingsregeling.
- Het magneetventiel volgt het pulsproces en er wordt olie geïnjecteerd. Impulstijd, tijdsduur en totaal aantal pulsen worden
ingesteld voor de huidige fabriek.
- Na het ingestelde aantal pulsen wordt de olie-inspuiting weer
stopgezet. Als de niveauschakelaar een stabiel oliesignaal registreert voordat het vastgelegde aantal pulsen bereikt is, worden
de overige pulsen overgeslagen.
- Als de niveauschakelaar een gebrek aan olie registreert na het
stopzetten van de laatste puls, wordt de compressor afgesloten
en wordt er een alarm afgegeven. Als het oliepeil weer in orde
wordt bevonden, wordt het alarm geannuleerd en kan de compressor opnieuw starten.
Als het oliepeil niet in orde wordt bevonden, stopt de compressor; deze kan dan alleen handmatig opgestart worden met de
resetfunctie.
Regelprincipe om de olieafscheider te legen in het vloeistofvat
Het systeem kan worden gecontroleerd door een signaal van een
schakelaar voor te hoog niveau of het kan worden gecontroleerd
door een signaal van schakelaars die ofwel een te hoog niveau
ofwel een te laag niveau aangeven.
- Bij een hoogniveauschakelaar gaat het magneetventiel open en
wordt de olie geleegd in het vloeistofvat in een door gebruiker
in te stellen pulsproces. Het systeem bepaalt de pulslengte,
tijdsduur en het aantal pulsen.
- Als een schakelaar voor te laag niveau is geïnstalleerd en deze
een laag oliepeil registreert voordat het aantal pulsen is afgerond, worden de pulsen stopgezet en wordt het legingsproces
beëindigd.
Bedieningsprincipe voor druk in het vloeistofvat
Pressostaat
- Bij onvoldoende drukverschil om de HD-compressors te vullen,
wordt het magneetventiel geopend in door gebruiker ingestelde
pulsen en wordt de druk weggenomen van de olieafscheider. De
pulslengte en de tijdsduur tussen de pulsen worden door het
systeem bepaald en zijn gelijk aan die welke ingesteld zijn voor
de olieafscheider.
- Wanneer de druktransmitter de vereiste druk registreert, worden
de pulsen gestopt.
- Alarmlimieten en -teksten voor respectievelijk maximum- en
minimumdruk kunnen ingesteld worden.
Pulsteller
Als de schakelaar voor hoog niveau nog steeds olie registreert na
aoop van het totaal aantal pulsen, wordt een alarm afgegeven
voor hoog oliepeil in de afscheider.
Als de schakelaar voor laag niveau nog steeds olie registreert na
aoop van het totale aantal pulsen, wordt een alarm afgegeven
voor de resterende olie in de afscheider.
Er gaat ook een alarm af voor signaalstoring als de schakelaar
voor hoog niveau olie registreert, terwijl der schakelaar voor laag
niveau geen olie registreert.
Als of de hoog- of de laagniveauschakelaar geactiveerd wordt in
het ingestelde interval, klinkt een alarm "geen olie afgescheiden".
Als bij elke compressor een olieafscheider gemonteerd is, is het de
niveauschakelaar in de compressor, die het legingsproces van olie
in de compressor bepaalt. De niveauschakelaar in de afscheider
kan worden gebruikt voor monitoring.
Als "gedeeltelijk gedeelde olieafscheiders" zijn gemonteerd, is de
distributie vanaf compressor 1 als volgt: De opdracht kan niet
worden veranderd, maar het aantal compressors dat deel uitmaakt van de individuele afscheiders, moet ingesteld worden.
Hier gebruikt de regelaar een pulsteller om de drukopbouw in het
vloeistofvat te bepalen.
Basis: De regelaar heeft het aantal ingestelde pulsen in een
bepaalde tijdsperiode geteld voor alle compressors. De waarde
wordt gedeeld door het aantal compressors.
Meting: De regelaar registreert het aantal pulsen dat olie naar de
compressors stuurt.
Actie: Als het gemeten aantal pulsen een percentage van de basis
bereikt (fabrieksinstelling = 50%), wordt de impulsreeks gestart
vanaf de afscheider naar het vloeistofvat.
Niveausignaal
Signalen voor hoog en laag niveau kunnen ook worden ontvangen van het olievat. Deze signalen worden alleen gebruikt voor
monitoring en alarmen.
Divers
Alle oliekleppen worden gesloten wanneer de "hoofdschakelaar"
uit staat.
Wanneer u handmatig olie wilt inspuiten, kan dat via de functie
"Handmatige bediening". Hier kunt een of meer pulsen versturen.
De lengte van de puls kan in milliseconden worden ingesteld.
Als een compressor uitvalt door gebrek aan olie, kan deze alleen
handmatig in de fabriek zelf opnieuw aangesloten worden. Dit
kan via een pulsdruk op een bepaalde ingang. Er is één reset die
voor alle compressors geldt. Bij een reset worden alle tellers teruggezet op nul.
Een capaciteitsregeling van de pomp kan worden gerealiseerd via
een aan/uit-regeling of snelheidsregeling van de pomp.
• Aan/uit
De regelaar kan één pomp regelen.
In- en uitschakelen gebeurt na een signaal van de S7-temperatuursensor en de ingestelde referentie.
• Toerenregeling
De analoge uitgang van de regelaar is aangesloten op een toerenregeling. De pomp wordt nu geregeld van 0 tot de maximale
capaciteit. Als er een AAN/UIT-signaal nodig is, kan dit worden
verkregen van een relaisuitgang.
Start
Min.
Begrenzing van de referentie
Om de installatie te beschermen tegen een te hoge of een te
lage referentie, moeten de grenzen waarbinnen de referentie kan
verschuiven worden ingesteld
S7-Ref
Max
Min
Handmatig regelen van de pomp
Het is mogelijk om de condensorcapaciteit handmatig te regelen
waarbij de normale regeling en de beveiligingsfuncties genegeerd worden.
Handbediening via instellingen. De regeling wordt op handbediening gezet. De capaciteit wordt ingesteld als percentage van de
totale capaciteit.
Handbediening via de handbedieningschakelaars op de voorkant
van de uitbreidingsmodulen. Indien er een handbediening plaats
vindt via de handbedieningsschakelaars, merkt de regelaar dit
op en bij iedere overschrijding van een alarmgrens wordt er een
alarm verstuurd. De regelaar stuurt in deze situatie geen uitgangen aan.
De regelaar start de frequentieregelaar als de capaciteitsvraag
correspondeert met de startfrequentie. De regelaar stopt de frequentieregelaar als de capaciteitsvraag lager is geworden dan
het minimaal toelaatbare toerental van de ventilatoren.
PI-regeling / P-regeling
De regeling maakt gebruik van een PI-regeling, die eventueel ook
kan veranderd worden in een P-regeling.
• PI-regeling
De regelaar schakelt ventilatoren in, zodat het verschil tussen de
actuele temperatuur en de ingestelde waarde zo klein mogelijk
is.
• P-regeling
De regelaar schakelt ventilatoren in, afhankelijk van het verschil
tussen de actuele temperatuur en de ingestelde waarde.
De proportionele band Xp geeft de afwijking aan bij 100% condensorcapaciteit.
Regelsensor
S7 wordt gebruikt als regelsensor.
Het setpoint voor de S7-temperatuur is ingesteld in °C.
Urenteller
De bedrijfsuren van de pomp worden geregistreerd, de volgende
waarden kunnen worden uitgelezen:
- Bedrijfsuren van de afgelopen 24 uur
- Totale bedrijfsuren sinds de laatste reset van de timer
Teller voor de inschakelingen
Het aantal inschakelingen wordt geregistreerd. De volgende waarden kunnen worden uitgelezen;
- Aantal inschakelingen voorlaatste 24 uur
- Totale aantal inschakelingen sinds de laatste reset van de teller
lgemene alarmingang (10 stuks)
Een ingang kan worden gebuikt voor het bewaken van een extern
signaal.
Het individuele signaal kan aan de situatie worden aangepast,
omdat het mogelijk is de alarmfunctie en de alarmmelding een
eigen tekst te geven.
Voor het alarm kan een tijdvertraging worden ingesteld.
Algemene thermostaatfuncties (5 stuks)
Deze functie kan vrij worden gebruikt voor het bewaken van een
temperatuur in de installatie of voor AAN/UIT thermostaatregeling. Deze functie kan bijvoorbeeld de ventilator in de machinekamer schakelen.
Algemene spanningsingang met bijbehorend relais (5 stuks)
5 algemene spanningsingangen zijn beschikbaar voor
het bewaken van verschillende spanningssignalen in de
installatie. Voorbeelden hiervan zijn een gasdetectiesensor,
vochtigheidsmeting en een niveaumeting – alle met bijbehorende
alarmfuncties. De ingangen kunnen worden gebruikt voor de
meest voorkomende signalen; 0-5V, 1-5V, 2-10V en 0-10V. Het is
ook mogelijk om een 0-20mA of 4-20mA signaal te gebruiken,
maar in dat geval moet een extra weerstand op de ingang worden
geplaatst om het mA signaal te converteren. Een relaisuitgang kan
worden gedenieerd.
Voor iedere ingang kan het volgende worden ingesteld/
uitgelezen:
- Vrij te deniëren naam
- Selectie van signaaltype (0-5V,1-5V, 2-10V of 0-10V)
- Verschaling van het uitleessignaal zodat het overeenkomt met
de meeteenheid
- Hoog en laag alarmgrens inclusief vertragingstijden
- Vrij te deniëren alarmtekst
- Toewijzen van relaisuitgang met in-en uitschakelgrenzen
inclusief vertragingstijden
De thermostaat kan of gebruik maken van een al aangesloten
regelvoeler (Ss, Sd, Sc3, Shrec) of van een onafhankelijke voeler
(Saux1, Saux2, Saux3, Saux4).
Voor de thermostaatfunctie moet een in- en een uitschakeltemperatuur worden ingesteld. Het relais wordt geschakeld op basis
van de gemeten temperatuur. Alarmgrenzen voor hoge en lage
temperatuur inclusief aparte tijdvertragingen kunnen worden
ingesteld.
De individuele thermostaatfunctie kan aan de situatie worden
aangepast, omdat het mogelijk is de alarmfunctie en de alarmmelding een eigen tekst te geven.
Algemene pressostaatfuncties (5 stuks)
Deze functie kan vrij gebruikt voor het bewaken van een druk
in de installatie of voor een AAN/UIT pressostaatregeling.
De pressostaat kan of gebruik maken van een al aangesloten
regelvoeler (Po, Pc) of van een onafhankelijke voeler (Paux1, Paux2,
Paux3).
Voor de pressostaatfunctie moet een in- en een uitschakeldruk
worden ingesteld. Het relais wordt geschakeld op basis van de gemeten druk. Alarmgrenzen voor hoge en lage druk inclusief aparte
tijdvertragingen kunnen worden ingesteld.
De individuele pressostaatfunctie kan aan de situatie worden aangepast, omdat het mogelijk is de alarmfunctie en de alarmmelding
een eigen tekst te geven
De 'Main switch' wordt gebruikt om de regeling te starten en
stoppen.
De volgende instellingen zijn mogelijk:
- Normale regeling (Instelling = ON)
- Stop regeling (Instelling = OFF)
Het is ook mogelijk om een digitale ingang te deniëren als
externe hoofdschakelaar.
Als de interne of externe hoofdschakelaar op OFF staat, zijn alle
regelfuncties inactief en wordt een alarm gegenereerd. Alle
andere alarmeringen zijn niet actief.
Koudemiddelinstelling
Voordat de regeling wordt gestart dient het juiste koudemiddel te
worden ingesteld. Er is keus uit de volgende koudemiddelen.
Het koudemiddel kan alleen worden gewijzigd als de 'Main switch'
op OFF staat.
Let op: Verkeerde selectie kan tot compressorschade leiden.
Sensorcorrectie
Het signaal van alle aangesloten sensoren kan worden gecorrigeerd. Een correctie is alleen nodig als de kabel erg lang is en een
te kleine diameter heeft. Alle uitlezingen en functies zullen met de
gecorrigeerde waarde werken.
Klokfunctie
De regelaar heeft een klokfunctie.
De klokfunctie wordt alleen gebruikt voor de dag/nacht
overschakeling.
Jaar, maand, dag, uur en minuten moeten worden ingesteld.
LET OP! Als de regelaar niet is uitgerust met een Real Time Clock
module (AK-OB 101A), moet de klok na iedere spanningsval
opnieuw worden ingesteld.
Als de regelaar is verbonden met een AKA gateway of een AK
system manager, wordt de klok automatisch ingesteld.
Alarmen en meldingen
In combinatie met de regelaarfuncties is er een aantal alarmen
en meldingen die zichtbaar kunnen worden in geval van foute of
verkeerde regeling of bediening.
Alarmhistorie:
De regelaar bevat een alarmhistorie van alle actieve alarmen
en van de laatste 40 alarmen. In de alarmhistorie kan men zien
wanneer een alarm begon en wanneer het werd opgeheven.
Ook is de alarmprioriteit te zien voor ieder alarm en wanneer en
door wie een alarm is aangenomen.
Sensorstoring
Bij een ontbrekend signaal van een aangesloten temperatuursensor of drukopnemer wordt er een alarm gegenereerd.
• Bij een defecte zuigdruktransmitter (Po) wordt de regeling
voortgezet met 50% ingeschakelde capaciteit in de dagstand en
25% ingeschakelde capaciteit in de nachtstand, minimaal één
stap.
• Wanneer er een Pd-fout optreedt, wordt 0% van de pompcapaciteit ingeschakeld, terwijl de compressorregeling normaal blijft.
• Bij een defecte persgassensor (Sd) wordt de bewaking gestopt
van de persgastemperatuur.
• Bij een defecte overhittingssensor (Ss) wordt de bewaking ge-
stopt van de overhitting
NB: Een 'defecte' sensor moet 10 minuten weer in orde zijn
voordat het alarm wordt opgeheven.
Alarmprioriteit:
Er wordt verschil gemaakt tussen belangrijke en minder
belangrijke informatie. Deze belangrijkheid – of prioriteit – is voor
sommige alarmen een vaste waarde terwijl het andere alarmen
te wijzigen is. Het wijzigen van de prioriteit wordt bewerkstelligd
door middel van het AK-ST Service Tool programma en moet in
iedere individuele regelaar worden ingesteld.
Deze instelling bepaald wat er gebeurd wanneer een alarm
optreedt.
- "Hoog" is de hoogste prioriteit
- "Alleen reg." is de laagste prioriteit
- "Uit" resulteert in geen actie
Alarmrelais
Op de regelaar kan een hardwarematig alarmrelais worden
gedenieerd voor een locale alarmaanduiding. Men kan
deniëren wanneer dit relais moet schakelen:
- "Geen" – geen alarmrelais wordt gebruikt
- "Hoog" – alarmrelais wordt geactiveerd bij alarmen met de
hoogste prioriteit
- "Laag-Hoog" – alarmrelais wordt geactiveerd bij alarmen met de
prioriteiten 'Laag', 'Medium' en 'Hoog'.
De relatie tussen alarmprioriteit en alarmactie is te zien in
onderstaand schema.
InstellingReg.AlarmrelaisVerst. op
HoogXXXX1
MediumXXX2
LaagXXX3
Alleen
reg.
Uit
GeenHoogLaag-
X
Hoog
netwerk
AKM-
Aannemen alarm
Als een regelaar is verbonden met een netwerk en een AKA
gateway of een AK systeem manager als alarmontvangers,
zullen deze ervoor zorgen dat een alarm automatisch wordt
aangenomen bij ontvangst.
Als de regelaar niet in een netwerk is opgenomen, moet de
gebruiker de alarmen aannemen.
Alarm LED
De alarm LED aan de voorkant van de regelaar geeft de
alarmstatus van de regelaar weer.
prio.
Master control functies via het netwerk
De regelaar bevat een aantal parameters die door de Master
Control functie van de gateway of Systeem Manager kunnen
worden gebruikt.
De volgende MC functies zijn beschikbaar:
- Dag/nachtregeling
Bediening AKM / Service Tool
De conguratie van de regelaar moet gedaan worden met het AKST 500 Service Tool programma. De werkwijze wordt beschreven
in het 'Fitters on site guide' document.
Als de regelaar wordt opgenomen in een netwerk met een AKA
gateway, kan de dagelijkse bediening van de regelaar door middel
van het AKM programma worden uitgevoerd (uitlezen metingen
en doen van regelinstellingen)
LET OP! Het AKM programma geeft geen toegang tot de
conguratie-instellingen van de regelaar. De uitlezingen/
instellingen die beschikbaar zijn via het AKM programma, staan
beschreven in het 'Menubediening via AKM' document.
Knippert: Er is een actief of niet-aangenomen alarm
Continue aan: Er is een actief aangenomen alarm
Uit: Er zijn geen actieve en aangenomen alarmen
IO status en handbediening
Deze functie wordt gebruikt bij het inbedrijf stellen, servicen en
zoeken naar eventuele problemen.
Met behulp van deze functie kunnen vrijwel alle functies worden
getest.
Metingen
De status van alle in- en uitgangen kunnen hier uitgelezen en
bediend worden.
Handbediening
Alle uitgangen kunnen handmatig bediend worden om te
controleren of deze correct zijn aangesloten.
LET OP! Bij handbediening is geen bewaking van de uitgangen
actief.
Registratie van parameters
De regelaar heeft de mogelijk tot het registreren van een aantal
parameters en kan deze in het interne geheugen opslaan.
Met het AK-ST 500 Service Tool programma kan men:
a) Selecteren van maximaal 10 parameters welke de regelaar
continue moet registreren
b) Instellen met welke interval de bewuste parameters
geregistreerd moet worden
Het geheugen van de regelaar is beperkt, maar over het
algemeen kunnen 10 parameters die iedere 10 minuten worden
geregistreerd, 2 dagen worden opgeslagen.
Authorisatie / Wachtwoorden
De regelaar kan bediend worden met systeemsoftware AKM en
met AK-ST 500 service tool.
Beide methoden geven toegang tot een bepaald
gebruikersniveau.
AKM:
De verschillende gebruikers worden gedenieerd door middel
van een naam en een wachtwoord. Er wordt nu alleen toegang
gegeven voor de functies die deze gebruiker mag bedienen.
De bediening wordt beschreven in de AKM handleiding.
Service Tool:
De bediening wordt beschreven in de 'Fitters on site guide'.
Wanneer een nieuwe gebruiker wordt aangemaakt, moet het
volgende worden ingesteld:
a) Gebruikersnaam
b) Wachtwoord
c) Gebruikersniveau
d) Eenheid – US (bijv. °F en PSI) of Danfoss SI (°C en Bar)
e) Taal
Er kan toegang worden gegeven tot de volgende niveaus.
1) DFLT – Standaard gebruiker – Toegang zonder wachtwoord
Zien van dagelijkse instellingen en uitlezingen.
2) Daily – Dagelijkse gebruiker
Instellen van geselecteerde functies en aannemen van alarmen
3) SERV – Service gebruiker
Alle instellingen behalve aanmaken nieuwe gebruikers
4) SUPV – Supervisor gebruiker
Alle instellingen
Met het AK-ST 500 programma kan vervolgens alle data in
graekvorm worden gepresenteerd.
Maximaal twee displays kunnen door middel van plugverbindingen op de regelaar worden aangesloten. Deze displays kunnen
bijvoorbeeld in de deur van de schakelkast worden gemonteerd.
Wanneer een display is aangesloten, zal deze de waarde tonen die is aangegeven in de set-up. Deze kan zijn
- P0
- Sctrl
- Ss
- Sd
- Pd
- S7
- P0 bar
- Pd bar
DisplayPrimaire aezing *Secundaire aezing
ASctrlS7
BS7Sctrl
CSsNone
DSdNone
* De primaire aezing kan, indien nodig, op andere metingen worden ingesteld.
11: In bedrijf
u52Daling in compressorcapaciteit in %
u53Referentie voor compressorcapaciteit
u54Sd persgastemperatuur in °C
u55Ss zuiggastemperatuur in °C
u98Actuele temperatuur voor S7-koelmiddelsensor
U01Actuele Pd pergas druk in °C
AL1Alarm zuigdruk
AL2Alarm voor perdruk
- - 1I nitiatie. Display is aangesloten op uitgang A. (- - 2 = uitgang B enz.)
Als u de waarden wilt zien die te zien zijn onder 'Functie', moet u de toetsen als volgt gebruiken:
1. Houdt de bovenste toets ingedrukt tot een parameter wordt getoond
2. Druk op de onderste of bovenste toets tot de gewenste parameter
wordt getoond in de display
3. Druk op de middelste toets zodat de waarde van die parameter wordt
getoond
Na enige tijd zal de display weer automatisch terug gaan naar 'Uitlezing'
Als voor een display met knoppen is gekozen, kan naast het uitlezen van de druk en temperatuur, de regelaar eenvoudig worden
bediend door middel van een menusysteem.
No.Functiie
o30Koelmiddelinstelling
o57Capaciteitsinstelling voor pomp
0: MAN, 1: OFF, 2: AUTO
058Handmatige instelling van pomp capaciteit
o59Capaciteit voor zuiggroep
0: MAN, 1: OFF, 2: AUTO
o60Handmatige instelling van zuigcapaciteit
o62Selectie van voorgedenieerde conguratie
Deze instelling geeft een selectie van voorgedenieerde combinaties die tegelijkertijd
de aansluitpunten vastleggen. Aan het einde van de handleiding is een overzicht van
opties en aansluitpunten opgenomen. Na de conguratie van deze functie wordt de
regelaar uitgeschakeld en opnieuw opgestart.
o93Vergrendeling van conguratie
Het is alleen mogelijk om een voorgedenieerde conguratie te kiezen of het koel-
middel te wijzigen, als de conguratievergrendeling open is.
0 = conguratie open
1 = conguratie vergrendeld
r12Hoofdschakelaar
0: Regelaar gestopt
1: Regelen
r23Setpoint zuigdruk
Instellen van vereiste zuigdrukreferentie in °C
r24Zuigdrukreferentie
Actuele referentietemperatuur voor compressorcapaciteit
r28Set point S7
Instellen van vereiste temperatuur in °C
r29S7- referentie
Actuele referentie voor temperatuur regeling
r57Po verdampingsdruk in °C
u16Actuele mediatemperatuur gemeten met Sctrl
u21Over verhitting in zuigleiding
u48Actuele regelstatus op pomp
0: Opstarten
1: Gestopt
2: Handmatig
3: Alarm
4: Herstart
5: Stand-by
10: Volledig geladen
11: In bedrijf
u49Daling in pomp capaciteit in %
u50Referentie voor pomp capaciteit in %
LED's op de regelaar
■ Power
■ Comm
■ DO1 ■ Status
■ DO2 ■ Service Tool
■ DO3 ■ LON
■ DO4
■ DO5 ■ Alarm
■ DO6
■ DO7
■ DO8 ■ Service Pin
Interne communicatie tussen de modules:
Knippert snel = fout
Continue aan = fout
Status uitgang 1-8
Knippert langzaam = OK
Knippert snel = antwoord van gateway
Continue aan = fout
Continue uit = fout
Externe communicatie
Knippert = actief alarm / niet opgeheven
Continue aan = actief alarm/ opgeheven
Appendix A – Compressorcombinaties en schakelmethoden
Deze sectie bevat een gedetailleerde beschrijving van de
compressorcombinaties en de bijbehorende schakelmethoden.
Sequentiële schakeling is weggelaten aangezien hier de compressoren altijd worden geschakeld op basis van het compressornummer (First in – Last out principe) en de frequentie geregelde
compressor wordt gebruikt en de capaciteitsgaten te vullen.
Compressorapplicatie 1 – enkele compressoren
De capaciteitsregelaar kan 12 enkele compressoren regelen volgens de volgende schakelmethoden:
- Sequentieel
- Cyclisch
- Best passend
Cyclische regeling – voorbeeld
Hier zijn alle compressoren van dezelfde grootte en de compressoren worden in- en uitgeschakeld volgens het First in – First out
(FIFO) principe zodat draaitijdegalisatie wordt verkregen tussen
de compressoren.
- Er is draaitijdegalisatie tussen alle compressoren
- De compressor met het minste aantal draaiuren start als eerste
- De compressor met het meeste aantal draaiuren stopt als eerste
Best passend
Hier zijn tenminste twee compressor van een andere grootte. De capaciteitsregelaar zal de compressoren zodanig schakelen dat de best mogelijke capaciteit wordt geproduceerd (kleinste capaci-teitsstap).
- Er is draaitijdegalisatie tussen compressor 1 en 2 (dezelfde
grootte in voorbeeld)
- Er is draaitijdegalisatie tussen compressor 3 en 4 (dezelfde
grootte in voorbeeld)
Compressorapplicatie 2 – 1 compr. met cap. klep(pen) en
meerdere enkele compressoren
De regelaar kan een combinatie regelen van 1 capaciteit
geregelde compressor (klep) en meerdere enkele compressoren.
Het voordeel van deze combinatie is dat de capaciteitskleppen
wordt gebruikt om capaciteitsgaten op te vullen. Op deze manier
kan veel verschillende capaciteitsstappen worden gemaakt met
weinig compressoren.
Voorwaarden voor gebruik van deze compressorapplicatie:
• Alle compressoren zijn van dezelfde grootte
• De capaciteit geregelde compressor mag maximaal drie capaciteitskleppen hebben
• De hoofdstap en de capaciteitskleppen kunnen van verschillende grootte zijn, bijv. 50%, 25% en 25%
Deze compressorcombinatie kan op de volgende manieren schakelen:
• Sequentieel
• Cyclisch
Algemene regeling:
Inschakelen
De capaciteit geregelde compressor met capaciteitskleppen
start altijd voor de enkele compressoren. De capaciteit geregelde compressor zal altijd volledig ingeschakeld zijn voordat de
volgende enkele compressoren inschakelen.
Uitschakelen
De capaciteit geregelde compressor zal altijd als laatste stoppen.
Alle capaciteitskleppen van de capaciteit geregelde compressor moeten zijn afgeschakeld voordat de opvolgende enkele
compressoren worden uitgeschakeld.
Capaciteitkleppen
Bij cyclische regeling worden de capaciteitskleppen altijd gebruikt om de capaciteitsgaten op te vullen van de enkele compressoren.
Antipendeltimer beperkingen
Als de capaciteit geregelde compressor niet mag starten
vanwege een antipendeltimer, zullen de opvolgende enkele
compressoren niet ingeschakeld worden. De capaciteit geregelde compressor zal worden gestart als de antipendeltimer is
verlopen.
Cyclische regeling – voorbeeld
De enkele compressoren zullen worden in- en uitgeschakeld volgens het First in – First out (FIFO) principe zodat draaitijdegalisatie
wordt verkregen tussen de compressoren.
- De capaciteit geregelde compressor start als eerste en stopt als
laatste.
- Capaciteitskleppen worden gebruikt om capaciteitsgaten op te
vullen
- Er is draaitijdegalisatie tussen compressor 2 en 3 (dezelfde
grootte in voorbeeld)
Compressorapplicatie 3 – 2 compr. met cap. klep(pen) + meerdere enkele compressoren
De regelaar kan een combinatie regelen van capaciteit geregelde compressoren (klep) en meerdere enkele compressoren.
Het voordeel van deze combinatie is dat de capaciteitskleppen
wordt gebruikt om capaciteitsgaten op te vullen. Op deze manier
kan veel verschillende capaciteitsstappen worden gemaakt met
weinig compressoren.
Voorwaarden voor gebruik van deze compressorapplicatie:
• Alle compressoren zijn van dezelfde grootte
• De capaciteit geregelde compressoren moeten hetzelfde aantal
capaciteitskleppen hebben (max. 3)
• De hoofdstappen van de capaciteit geregelde compressoren
moeten van dezelfde grootte zijn.
•De hoofdstap en de capaciteitskleppen kunnen van verschillende
grootte zijn, bijv. 50%, 25% en 25%.
Deze compressorcombinatie kan op de volgende manieren schakelen:
• Sequentieel
• Cyclisch
Algemene regeling:
Inschakelen
De capaciteit geregelde compressor met capaciteitskleppen
start altijd voor de enkele compressoren. De capaciteit geregelde compressor zal altijd volledig ingeschakeld zijn voordat de
volgende enkele compressoren inschakelen.
Uitschakelen
De capaciteit geregelde compressor zal altijd als laatste stoppen. De regeling van de capaciteitskleppen is afhankelijk van de
instelling van 'Mode cap. kleppen'.
Capaciteitkleppen
Bij cyclische regeling worden de capaciteitskleppen altijd gebruikt om de capaciteitsgaten op te vullen van de enkele compressoren.
Antipendeltimer beperkingen
Als de capaciteit geregelde compressor niet mag starten
vanwege een antipendeltimer, zullen de opvolgende enkele
compressoren niet ingeschakeld worden. De capaciteit geregelde compressor zal worden gestart als de antipendeltimer is
verlopen.
Cyclische regeling – voorbeeld
De enkele compressoren zullen worden in- en uitgeschakeld volgens het First in – First out (FIFO) principe zodat draaitijdegalisatie
wordt verkregen tussen de compressoren.
Compressorapplicatie 4 – Alleen capaciteit geregelde compressoren
De regelaar kan capaciteit geregelde compressoren regelen van
dezelfde grootte met een maximum van drie capaciteitskleppen.
Voorwaarden voor gebruik van deze compressorapplicatie:
• Alle compressoren zijn van dezelfde grootte
• De capaciteit geregelde compressoren moeten hetzelfde aantal
capaciteitskleppen hebben (max. 3)
• De hoofdstappen van de capaciteit geregelde compressoren
moeten van dezelfde grootte zijn.
• De hoofdstap en de capaciteitskleppen kunnen van verschillende grootte zijn, bijv. 50%, 25% en 25%.
Deze compressorcombinatie kan op de volgende manieren schakelen:
• Sequentieel
• Cyclisch
Cyclische regeling – voorbeeld
De enkele compressor zullen worden in- en uitgeschakeld volgens
het First in – First out (FIFO) principe zodat draaitijdegalisatie
wordt verkregen tussen de compressoren.
- Bij cyclische regeling zal de compressor met het minste aantal
draaiuren als eerste starten (C1)
- Pas als compressor 1 volledig is ingeschakeld zal compressor
twee worden ingeschakeld (C2)
- De compressor met het meeste aantal draaiuren zal als eerste
worden afgeschakeld (C1)
- Pas wanneer bij deze compressor alle capaciteitkleppen zijn
afgeschakeld, zal 1 stap van compressor 2 worden afgeschakeld
voordat compressor 1 volledig afgeschakeld wordt.
Compressorapplicatie 5 – 1 frequentie geregelde compressor
en enkele compressoren
De regelaar kan een 1 frequentie geregelde compressor regelen in
combinatie met meerdere enkele compressoren van dezelfde of
verschillende grootte.
Voorwaarden voor gebruik van deze compressorapplicatie:
• De frequentie geregelde compressor kan van een verschillende
grootte zijn dan de opvolgende enkele compressoren
• Tot maximaal 11 enkele compressoren van dezelfde of verschillende capaciteit kan worden geregeld (afhankelijk van schakelmethode)
Deze compressorcombinatie kan op de volgende manieren scha-
- De capaciteit geregelde compressor start als eerste en stopt als
laatste.
- Er is draaitijdegalisatie tussen de capaciteit geregelde compressoren.
- Capaciteitskleppen worden gebruikt om capaciteitsgaten op te
vullen
- Er is draaitijdegalisatie tussen de enkele compressoren 3 en 4
(dezelfde grootte in voorbeeld)
Regeling van frequentie geregelde compressor
Voor meer informatie over de algemene regeling van de frequentie geregelde compressor, zie de sectie 'Type compressorsets –
compressorcombinaties' op pagina 77.
Cyclische regeling – voorbeeld
Hier zijn de enkele compressoren van dezelfde grootte.
De frequentie geregelde compressor start altijd als eerste en stopt
als laatste.
De enkele compressoren zullen worden in- en uitgeschakeld volgens het First in – First out (FIFO) principe zodat draaitijdegalisatie
wordt verkregen tussen de compressoren.
De frequentie geregelde compressor wordt gebruikt om de capaciteitsgaten op te vullen tussen de enkele compressoren.
Voorbeeld:
Toenemende capaciteit:
- De frequentie geregelde compressor start zodra de gewenste
capaciteit overeenkomt met de startsnelheid
- De opvolgende enkele compressor met het minste aantal
draaiuren zal starten zodra de frequentie geregelde compressor
op maximale snelheid draait (90Hz)
-Als een enkele compressor inschakelt, zal de frequentie geregelde compressor de snelheid verlagen tot 40Hz, overeenkomstig met de capaciteit van een enkele compressor.
Afnemende capaciteit:
- De opvolgende enkele compressor met het meeste aantal
draaiuren zal uitschakelen wanneer de frequentie geregelde
compressor op minimale snelheid draait (30%)
- Als een enkele compressor uitschakelt, zal de frequentie geregelde compressor de snelheid verhogen tot 80Hz, overeenkomstig met de capaciteit van de enkele compressor.
- De frequentie geregelde compressor wordt als laatste uitgeschakeld als aan alle voorwaarden is voldaan.
Best passend – voorbeeld
Hier moet tenminste twee van de enkele compressor van verschillende grootte zijn.
De frequentie geregelde compressor start altijd als eerste en stopt
als laatste.
De capaciteitsregelaar zal de compressoren zodanig schakelen
dat de best mogelijke capaciteit wordt geproduceerd (kleinste
capaciteitsstap).
De frequentie geregelde compressor wordt gebruikt om de capaciteitsgaten op te vullen tussen de enkele compressoren.
Voorbeeld:
compressor worden ingeschakeld (C3).
- Zodra de frequentie geregelde compressor wederom de
maximale snelheid heeft bereikt (90Hz), zal de kleinste enkele
compressor (C3) weer worden ingeschakeld.
- Wanneer een enkele compressor wordt ingeschakeld, zal de
snelheid van de frequentie geregelde compressor worden
verlaagd met capaciteit die overeenkomt met de capaciteit van
de zojuist ingeschakelde enkele compressor.
Afnemende capaciteit:
- De kleine enkele compressor wordt uitgeschakeld wanneer de
frequentie geregelde compressor de minimale snelheid heeft
bereikt (30Hz).
- Wanneer de frequentie geregelde compressor wederom de
minimale snelheid heeft bereikt (30Hz), zal de kleinste enkele
compressor (C2) uitschakelen.
- Wanneer de frequentie geregelde compressor wederom de
minimale snelheid heeft bereikt (30Hz), zal de grote enkele
compressor (C3) uitschakelen en de kleine enkele compressor
(C2) weer inschakelen.
- Wanneer de frequentie geregelde compressor wederom de
minimale snelheid heeft bereikt (30Hz), zal de kleine enkele
compressor (C2) weer uitschakelen.
- De frequentie geregelde compressor wordt als laatste uitgeschakeld als aan alle voorwaarden is voldaan.
- Wanneer een enkele compressor wordt uitgeschakeld, zal de
snelheid van de frequentie geregelde compressor worden
verhoogd met capaciteit die overeenkomt met de capaciteit
van de zojuist uitgeschakelde enkele compressor.
Compressorapplicatie 6 – 1 frequentie geregelde compressor
en enkele capaciteit geregelde compressoren
De regelaar kan een 1 frequentie geregelde compressor regelen in
combinatie met meerdere capaciteit geregelde compressoren van
dezelfde grootte en hetzelfde aantal capaciteitkleppen.
Het voordeel van deze combinatie is dat het variable deel van de
frequentie geregelde compressor alleen maar groot genoeg hoeft
te zijn om de stappen van de capaciteitskleppen op te vangen om
een capaciteitsregeling zonder gaten te verkrijgen.
Voorwaarden voor gebruik van deze compressorapplicatie:
• De enkele frequentie geregelde compressor kan een andere
grootte hebben dan de opvolgende compressoren
• De capaciteit geregelde compressoren moeten van dezelfde
grootte zijn en hetzelfde aantal capaciteitskleppen hebben
(max. 3)
• De hoofdstappen van de capaciteit geregelde compressoren
moeten van dezelfde grootte zijn.
• De hoofdstap en de capaciteitskleppen kunnen van verschillende grootte zijn, bijv. 50%, 25% en 25%.
Deze compressorcombinatie kan op de volgende manieren schakelen:
• Sequentieel
• Cyclisch
Regeling van frequentie geregelde compressor
Voor meer informatie over de algemene regeling van de frequentie geregelde compressor, zie de sectie 'Type compressorsets –
Toenemende capaciteit:
- De frequentie geregelde compressor start zodra de gewenste
capaciteit overeenkomt met de startsnelheid
- De kleinste enkele compressor wordt ingeschakeld zodra de
frequentie geregelde compressor op volle snelheid draait
(90Hz)
- Zodra de frequentie geregelde compressor wederom de
maximale snelheid heeft bereikt (90Hz), zal de kleinste enkele
compressor (C2) worden uitgeschakeld en de grote enkele
Cyclische regeling – voorbeeld
De frequentie geregelde compressor start altijd als eerste en stopt
als laatste.
De capaciteit geregelde compressoren zullen worden in- en
uitgeschakeld volgens het First in – First out (FIFO) principe zodat
draaitijdegalisatie wordt verkregen tussen de compressoren.
De frequentie geregelde compressor wordt gebruikt om de capaciteitsgaten op te vullen tussen de capaciteitskleppen.
Toenemende capaciteit:
- De frequentie geregelde compressor start zodra de gewenste
capaciteit overeenkomt met de startsnelheid
- De hoofdstap van de capaciteit geregelde compressor met het
minste aantal draaiuren (C1) zal ingeschakeld worden zodra de
frequentie geregelde compressor op maximale snelheid draait
(60Hz)
- De capaciteitskleppen worden geleidelijk ingeschakeld wanneer de frequentie geregelde compressor wederom de maximale snelheid (60Hz) bereikt.
- De hoofdstap van de laatste capaciteit geregelde compressor
(C2) zal ingeschakeld worden zodra de frequentie geregelde
compressor weer op maximale snelheid draait (60Hz)
- De capaciteitskleppen worden geleidelijk ingeschakeld wanneer de frequentie geregelde compressor wederom de maximale snelheid (60Hz) bereikt.
- Wanneer een hoofdstap of een capaciteitsklep wordt ingeschakeld, zal de snelheid van de frequentie geregelde compressor
worden verlaagd tot 35Hz, overeenkomstig met de capaciteit
van de zojuist ingeschakelde stap.
Afnemende capaciteit:
- De capaciteit geregelde compressor met het meeste aantal
draaiuren (C2) zal een capaciteitsklep afschakelen wanneer de
frequentie geregelde compressor de minimale snelheid (25Hz)
heeft bereikt.
- Wanneer de frequentie geregelde compressor wederom de
minimale snelheid heeft bereikt (25Hz), zal de capaciteitsklep
van de andere capaciteit geregelde compressor (C3) worden
afgeschakeld.
- Wanneer de frequentie geregelde compressor wederom de
minimale snelheid heeft bereikt (25Hz), zal de hoofdstap van
de capaciteit geregelde compressor met het meeste aantal
draaiuren (C2) worden uitgeschakeld.
- Wanneer de frequentie geregelde compressor wederom de
minimale snelheid heeft bereikt (25Hz), zal de hoofdstap van
de laatste capaciteit geregelde compressor (C3) worden uitgeschakeld.
- De frequentie geregelde compressor wordt als laatste uitgeschakeld als aan alle voorwaarden is voldaan.
- Wanneer een hoofdstap of een capaciteitsklep wordt uitgeschakeld, zal de snelheid van de frequentie geregelde compressor worden verhoogd tot 50Hz, overeenkomstig met de
capaciteit van de zojuist uitgeschakelde stap.
Compressorapplicatie 7 – 2 frequentie geregelde compressor
en enkele compressoren
De regelaar kan een 2 frequentie geregelde compressoren regelen
in combinatie met meerdere enkele compressoren van dezelfde of
verschillende grootte.
Het voordeel van het gebruik van twee frequentie geregelde
compressoren is dat een zeer lage capaciteit bereikt kan worden,
wat een voordeel bij een lage belasting, terwijl tegelijkertijd ook
een zeer groot variabel regelgebied mogelijk is.
Voorwaarden voor gebruik van deze compressorapplicatie:
• De twee frequentie geregelde compressoren kunnen van een
andere grootte zijn dan de opvolgende enkele compressoren
• De twee frequentie geregelde compressoren kunnen van dezelfde of verschillende grootte zijn (afhankelijk van de gekozen
schakelmethode)
• De twee frequentie geregelde compressoren moet hetzelfde
frequentiebereik hebben
• De enkele compressoren kunnen van dezelfde of verschillende
grootte zijn (afhankelijk van de gekozen schakelmethode)
Deze compressorcombinatie kan op de volgende manieren schakelen:
• Sequentieel
• Cyclisch
• Best passend
Regeling van frequentie geregelde compressor
Voor meer informatie over de algemene regeling van de frequentie geregelde compressor, zie de sectie 'Type compressorsets –
compressorcombinaties' op pagina 77.
Cyclische regeling – voorbeeld
Hier zijn de frequentie geregelde compressoren van dezelfde
grootte.
De enkele compressoren zijn ook van dezelfde grootte.
De frequentie geregelde compressor start altijd als eerste en stopt
als laatste.
De enkele compressoren zullen worden in- en uitgeschakeld volgens het First in – First out (FIFO) principe zodat draaitijdegalisatie
wordt verkregen tussen de compressoren.
De frequentie geregelde compressoren wordt gebruikt om de
capaciteitsgaten op te vullen tussen de enkele compressoren.
Voorbeeld:
Toenemende capaciteit:
- De frequentie geregelde compressor met het minste aantal
draaiuren (C1) start zodra de gewenste capaciteit overeenkomt
met de startsnelheid
- De volgende frequentie geregelde compressor (C2) zal inge-
schakeld worden zodra de eerste frequentie geregelde compressor op maximale snelheid draait (60Hz). De compressoren
draaien nu parallel.
- Wanneer de twee frequentie geregelde compressoren de maxi-
male snelheid (60Hz) bereiken, zal de enkele compressor met
het minste aantal draaiuren worden ingeschakeld (C3)
- Wanneer een enkele compressor wordt ingeschakeld, zal de
snelheid van de frequentie geregelde compressor worden
verlaagd tot 35Hz, overeenkomstig met de capaciteit van de
zojuist ingeschakelde enkele compressor.
Afnemende capaciteit:
- De enkele compressor met het meeste aantal draaiuren (C3)
zal worden uitgeschakeld wanneer de frequentie geregelde
compressor de minimale snelheid heeft bereikt (25Hz)
- Wanneer de twee frequentie geregelde compressoren weder-
om de minimale snelheid hebben bereikt (25Hz), zal de laatste
enkele compressor (C4) worden uitgeschakeld
- Wanneer de twee frequentie geregelde compressoren we-