Danfoss AK-CC 750A User guide [nl]

Design Guide
Regelaar voor verdamperregeling
AK-CC 750A
ADAP-KOOL® Refrigeration control systems
Inhoud
1. Introductie ...............................................................................3
Toepassing .................................................................................................. 3
Principe ......................................................................................................... 4
2. Het ontwerpen van een regelaar ............................................7
Overzicht uitbreidingsmodules ........................................................... 8
Regelaar .............................................................................................. 12
Uitbreidingsmodule AK-XM 101A .............................................14
Uitbreidingsmodule AK-XM 102A / AK-XM 102B ................. 16
Uitbreidingsmodule AK-XM 103A .............................................18
Uitbreidingsmodule ...................................................................... 20
AK-XM 204A / AK-XM 204B .......................................................... 20
Uitbreidingsmodule AK-XM 205A / AK-XM 205B ................. 22
Uitbreidingsmodule AK-XM 208C ............................................24
Uitbreidingsmodule AK-OB 110 ................................................26
Display module EKA 163B / EKA 164B ..................................... 27
Grafische display MMIGRS2 .........................................................27
Voedingsspanningsmodule AK-PS 075 / 150 ........................28
Communicatie module AK-CM 102 ..........................................29
Functie ................................................................................................30
Aansluitingen ................................................................................... 31
Beperkingen......................................................................................31
Procedure: ..........................................................................................32
Schema ............................................................................................... 32
Verdamperfuncties ......................................................................... 32
Aansluitingen ................................................................................... 34
Ontwerptabel ................................................................................... 35
Lengte .................................................................................................36
Modules koppelen .......................................................................... 36
Bepalen van aansluitplaats .......................................................... 37
Aansluitschema ...............................................................................38
Voedingsspanning ..........................................................................39
3. Montage en bedrading .........................................................41
Montage ..................................................................................................... 42
Plaatsen van een I/O module op basis- ................................... 42
module ................................................................................................ 42
Bedrading .................................................................................................. 43
4. Configuratie en bediening ....................................................45
Aansluiten PC ...................................................................................47
Verander taal .....................................................................................48
Ontgrendel de configuratie van de regelaars .......................49
Systeeminstelling ............................................................................50
Instellen type installatie ................................................................51
Definitie van thermostaat ............................................................ 52
Definitie van secties ....................................................................... 53
Instellen ontdooifunctie ............................................................... 54
Instellen van algemene functies ................................................55
Instellen algemene alarmingangen ......................................... 57
Instellen afzonderlijk thermostaatfuncties ............................ 58
Instellen afzonderlijke voltagefuncties ................................... 59
Configuratie in- en uitgangen ....................................................60
Instellen alarmprioriteiten ........................................................... 62
Sluiten configuratie ........................................................................64
Controleren configuratie ..............................................................65
Controleren aansluitingen ..................................................................66
Controleren instellingen ......................................................................67
Installatie in netwerk ............................................................................. 70
Eerste opstart ........................................................................................... 71
Controleer alarmen ........................................................................71
Start de regeling .............................................................................. 72
Instellen registraties .......................................................................73
Handmatige ontdooiing ......................................................................74
5. Regelfuncties .........................................................................75
Thermostaatfunctie ............................................................................... 77
Temperatuuralarmering ....................................................................... 81
Algemene functies ................................................................................. 82
Algemene functies ................................................................................. 85
Vloeistofinspuiting ................................................................................. 86
Ontdooiing ................................................................................................ 87
Overig .........................................................................................................92
Informatie .................................................................................................. 95
Alarmteksten ............................................................................................ 96
Appendix - Aanbevolen aansluiting groep 1 ................................98
2 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A

1. Introductie

Toe p assi n g

AK-CC 750A regelaars zijn complete regelunits die samen met voelers en kleppen een complete verdamperregeling tot stand brengen voor koel- en vriestoepassingen. De AK-CC 750A vervangt alle andere automatische regelingen zoals dag/nachtthermostaten, ontdooiing, ventilatorregeling, randverwarmingsregeling, alarmfuncties, lichtregeling, regeling thermostatisch expansieventiel, magneetkleep etc. De regeling is uitgevoerd met datacommunicatie en kan met een computer of pocket PC bediend worden. Bovenop de verdamperregeling kan de regelaar signalen sturen naar andere regelaars over de werkconditie zoals geforceerde sluiting, alarmsignalen en alarmberichten.
Advantages
• Regeling van 1 tot 4 verdampersecties
• Adaptieve oververhittingsregeling verzekert een optimaal ge­bruik van de verdamper onder alle bedrijfscondities.
• Elektronische inspuiting met AKV of stappen kleppen
• Traditionele temperatuurregeling met AAN/UIT of modulerende regeling met magneetklep voor zowel DX als indirecte brine systemen.
• AAN/UIT of modulerende temperatuurregeling
• Gewogen thermostaat en alarmthermostaat
• Adaptieve Ontdooiing gebaseerd op koelercapaciteit
• Schoonmaakfunctie
• Lichtregeling via deurschakelaar of netwerksignaal afhankelijk van dag/nachtbedrijf of dauwpunt.
• Pulserende randverwarming afhankelijk van dag/nachtbedrijf
• Bewaking van deuralarm en regeling van licht/koeling afhanke­lijk van locatie deurschakelaar
• Registratiefunctie en alarmmodes
Regeling
De hoofdfunctie van de regelaar is het zodanig regelen van een verdamper dat er altijd op een zo energiezuinige manier wordt gekoeld. Een speciale ontdooifunctie (Adaptieve Ontdooiing) past het aantal ontdooiingen zo aan dat er geen energie verspilt wordt aan onnodige ontdooiingen en daaropvolgende terugkoelperioden.
Adaptieve ontdooiing
De AK-CC 750A heeft een adaptieve ontdooifunctie. Door de injectieklep openingsgraad als een massa ‘flow’ meter voor de koudemiddeltoevoer te gebruiken, kan de regelaar de ijsvorming op de verdamper ‘bewaken’. Indien de belasting teveel wordt voor het standaard ontdooiprogramma kan de regelaar een extra ontdooicyclus starten, waardoor een duur servicebezoek, wegens een ingevroren verdamper, overbodig wordt.
SW = 1.2x
Verdamperregeling van één, twee, drie of vier verdampers
Regeling van koel- of vriescel met ontdooiing
Regeling van koel- of vries­meubel met ontdooiing
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 3

Principe

Het grote voordeel van deze serie regelaars is dat ze bij uitbrei­ding van de koelinstallatie eveneens kunnen worden uitgebreid. Het is ontworpen om koelinstallaties te regelen, maar niet voor één specifieke toepassing - variatie wordt bereikt door de verschil­lende software en de manier waarop de aansluitingen gedefini­eerd kunnen worden. Voor iedere regeling wordt hetzelfde type modules gebruikt, maar de compositie kan indien gewenst worden veranderd. Met deze modules (bouwstenen) is het mogelijk om een grote verschei­denheid aan regelingen te creëren, maar het is de taak van de installateur om de regeling aan de gestelde wensen aan te passen. Deze instructies zijn gemaakt om de weg te vinden door alle open vragen zodat de regeling gedefinieerd kan worden en de aanslui­tingen gemaakt.
Regelaar
Bovenste deel
Voordelen
• De regelaar kan met de installatie ‘meegroeien’
• De software kan voor één of meer regelingen worden ingesteld
• Verscheidene regelingen met dezelfde componenten
• ‘Uitbreidingsvriendelijk’ als de systeemeisen veranderd moeten worden
• Flexibel concept
- Regelaars hebben dezelfde constructie
- Eén principe - veel regelmogelijkheden
- Modules worden geselecteerd naar behoefte
- Dezelfde modules zijn overal toepasbaar
Uitbreidingsmodule
Onderste deel
De regelaarmodule is de ‘hoeksteen’ van de regeling. De module heeft in- en uitgangen die kleine systemen kunnen regelen.
• Het onderste deel, en dus de klemmen, zijn hetzelfde voor alle regelaartypes
• Het bovenste deel is de intelligentie met software. Dit deel zal variëren voor ieder regelaartype, maar wordt altijd met het onderste deel meegeleverd.
• Op het bovenste deel zit ook de aansluiting voor de datacommunicatie en de adresschakelaars.
Voorbeelden
Regeling met weinig aansluitingen kan plaatsvinden m et de regelaarmodule alleen
Als het systeem groeit en meer functies nodig zijn, kan de regeling worden uitgebreid. Met extra modules kunnen meer signalen worden ontvangen en/of meer relais geschakeld worden. Hoeveel en welke modules wordt bepaald door de toepassing.
Als er veel aansluitingen nodig zijn, moeten er meer modules geplaatst worden
4 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Rechtstreekse aansluiting
Instelling en bediening van een AK regelaar gebeurd via de ‘AK­Service Tool’ software.
Het programma wordt geïnstalleerd op een PC en de instelling en bediening van de diverse functies worden uitgevoerd via de menuschermen van de regelaar.
Menuschermen
De menuschermen zijn dynamisch d.w.z. dat een instelling in het ene menu resulteert in andere instelmogelijkheden in een ander menu.
Een simpele koeltoepassing met weinig aansluitingen resulteert in een set-up met weinig instellingen, terwijl een zelfde toepassing met veel aansluitingen resulteert in een set-up met veel instel­lingen. Vanuit het ‘overzichtscherm’ is toegang te krijgen tot de menu’s voor regeling. Aan de onderkant van het scherm is toegang te krijgen tot een aantal algemene functies zoals, ‘tijdschema’, ‘handbediening’, ‘registraties’, ‘alarmen’ en ‘service’ (configuratie).
Netwerk
De regelaar kan opgenomen worden in een LON-netwerk samen met andere regelaars van het ADAP-KOOL® systeem.
Na de configuratie kan de bediening op afstand gedaan worden met de Danfoss AKM software.
Gebruikers
De regelaar bevat standaard een aantal talen welke door een gebruiker geselecteerd en gebruikt kunnen worden. Als er meer gebruikers zijn, kunnen zij ieder indien nodig een eigen taal selecteren. Aan iedere gebruiker moet een gebruikersprofiel worden toegewezen welke of volledige of beperkte toegang tot
de bediening geeft.
Externe display
Een of meerdere externe displays kunnen worden gemonteerd voor de weergave van de meubel- celtemperatuur. Maximaal 4 displays kunnen worden gemonteerd. Er kan ook een grafisch display met bedieningsknoppen worden aangebracht.
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 5
LED’s
Een aantal LED’s maakt het mogelijk om de signalen te volgen die verstuurd en ontvangen worden door de regelaar.
Registratie Met de registratiefunctie kan de meting geselecteerd worden die getoond moet worden
De verzamelde waarden kunnen uitgeprint of geëxporteerd wor­den. Geëxporteerde bestanden kunnen in Excel weer geopend en gelezen worden of geïmporteerd worden in AKM. (De registratiefunctie is alleen beschikbaar via Service Tool).
In een service- of probleemsituatie kunnen de metingen getoond worden door middel van de trendfunctie. De metingen kunnen rechtstreeks gemaakt en bekeken worden.
Power
Comm
DO1 Status
DO2 Service Tool
DO3 LON
DO4 I/O Extension
DO5 Alarm
DO6
DO7 Display
DO8 Service Pin
Knippert langzaam = OK Knippert snel = antwoord van gateway Continue aan = fout Continue uit = fout
Knippert = actief alarm / niet erkend Continue aan = actief alarm/ erkend
Alarm
Het alarmscherm geeft een overzicht van alle actieve alarmen. Om te bevestigen dat het alarm is gezien kan het vakje bij het desbe­treffende alarm worden aangevinkt. Door op het bewuste alarm te klikken, zal een nieuw scherm ver­schijnen met gedetailleerde informatie over het alarm.
Een zelfde scherm is beschikbaar waar de alarmhistorie bekeken kan worden.
Adaptieve ontdooiing
De AK-CC 750A is uitgerust met een adaptieve ontdooifunctie. Bij gebruik van een AKV klep (ETS/CCMT Klep) als 'massastroomsen­sor' voor de koudemiddeltoevoer, kan de regeling de ijsvorming op de verdamper bewaken. De functie kan geplande ontdooi­ingen annuleren die niet nodig zijn en kan zelf een ontdooiing starten als de luchtstroom van de verdamper bijna geblokkeerd is door rijp en/of ijs.
(ETS)
6 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A

2. Het ontwerpen van een regelaar

Deze sectie beschrijft hoe een regelaar ontworpen moet worden.
De AK regelaars zijn gebaseerd op een uniform aansluitplatform waarbij de verschillen tussen de diverse installaties wordt bepaald door de gebruikte intelligentie (bovenste deel) met een specifieke software en door de benodigde in- en uitgangssignalen. Bij een toepassing met weinig aansluitingen, zal de regelaarmodule (bo­ven- en onderdeel) waarschijnlijk voldoende zijn. Bij een toepas­sing met veel aansluitingen zal het nodig zijn om de regelaarmo­dule te gebruiken samen met één of meer uitbreidingsmodules.
Dit deel geeft een overzicht van de mogelijke aansluitingen en as­sisteert bij de selectie van de benodigde modules naar aanleiding van de toepassing.
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 7

Overzicht uitbreidingsmodules

• Regelaarmodule - in staat om een ‘standaard’ installatie te regelen.
• Uitbreidingsmodules - Wanneer het aantal verdampers groter wordt en er extra in- en uitgangen nodig zijn, kunnen uitbrei­dingsmodules op de regelaar worden aangesloten. Een schuif­verbinding aan de zijkant van de regelaar zorgt voor de voeding en voor datacommunicatie tussen de modules.
• Bovenste deel Het bovenste deel van de regelaar bevat de ‘intelligentie’. Dit is het deel waar de regeling is gedefinieerd en waarop de data­communicatie is aangesloten.
• In- en uitgangen Er zijn verschillende typen in- en uitgangen. Een type kan, bijvoorbeeld, signalen ontvangen van sensoren en contacten, een ander ontvangt bijvoorbeeld een spanningssignaal terwijl een derde mogelijk uitgangen met relais zijn. Alle verschillende typen staan in het overzicht op de volgende pagina.
Uitbreidingsmodule met extra analoge ingangen
• Aansluitingen Als een installatie wordt ontworpen, ontstaat behoefte aan een bepaald aantal aansluitingen. Deze aansluitingen worden dan gemaakt op de regelaar of op de uitbreidingsmodule(s). Het enige waar goed op gelet moet worden is dat de verschillende types niet verwisseld worden (het signaal van een analoge ingang moet niet aangesloten worden op een digitale ingang).
• Definiëren van de aansluitingen De regelaar moet weten waar de verschillende in- en uitgangen worden aangesloten. Dit gebeurd tijdens een latere configuratie waarbij iedere aansluiting wordt gedefinieerd op basis van de volgende gegevens:
- op welke module
- op welke klemmen
- wat is er aangesloten (bijv. drukopnemer / type / drukbereik)
Uitbreidingsmodule met extra relaisuitgangen en extra analoge ingangen.
Externe display voor uitlezing van bijv. meubel­celtemperatuur
Onderste deel
Bovenste deel
Regelaar met analoge ingangen en relaisuitgangen
De module met extra relaisuitgangen is ook verkrijgbaar met schakelaartjes waarmee de relais handmatig geschakeld kunnen worden.
8 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
1. Regelaar
Type Functie Toepassing
AK-CC 750A Regelaar voor verdamperregeling Meubel- celregeling voor maximaal 4 secties
2. Uitbreidingsmodules en overzicht van in-en uitgangen
Type Analoge
ingangen
Voor sensoren, drukopnemers etc.
Regelaar 11 4 4 - - - -
Uitbreidingsmodules
AK-XM 101A 8
AK-XM 102A 8
AK-XM 102B 8
AK-XM 103A 4 4
AK-XM 204A 8
AK-XM 204B 8 x
AK-XM 205A 8 8
AK-XM 205B 8 8 x
AK-XM 208C 8 4
Onderstaande uitbreidingsmodule wordt geplaatst op het onderste deel van de regelaar. Er is ruimte voor 1 module.
AK-OB 110 2
Aan/uitgangen Aan/uit voeding
Relais (SPDT)
Solid State Laag voltage
(DI signaal)
(max. 80 V)
Hoog voltage (max. 260 V)
Analoge uitgangen
0-10 V d.c. Voor kleppen
Stepper Uitgang
met stap­controle
Module met schakelaars
Voor handbe­diening van uitgangen
3. AK bediening en accessoires
Type Functie Toepassing
Bediening
AK-ST 500 Software voor bediening AK regelaars AK bediening
- Kabel tussen PC en AK regelaar USB A-B (Standard IT kabel)
Accessoires Voedingsspanningsmodule 230 V / 115 V to 24 V d.c.
AK-PS 075 18 VA, 24 V d.c.
AK-PS 150 36 VA, 24 V d.c.
Accessoires Externe display voor aansluiting op de regelaar voor uitlezing van bijvoorbeeld , de meubel- celtemperatuur
EKA 163B Display
EKA 164B Display met bedieningsknoppen
MMIGRS2 Grafische display met bediening
-
Accessoires Communicatiemodules voor regelaars als de modules niet ononderbroken aaneengeschakeld kunnen worden
AK-CM 102 Communicatie module
Kabel tussen EKA display en regelaar Length = 2 m, 6 m
Kabel tussen grafische display en regelaar Length = 1,5 m, 3 m
Voeding voor regelaar
Datacommunicatie voor externe uitbrei­ding modules
Op de volgende pagina's kunt u specifieke data van alle modules vinden.
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 9

Data voor alle modules

Voedingsspanning 24 V d.c./a.c. +/- 20%
Stroomopname AK-__ (regelaar) 8 VA
AK-XM 101, 102, 103 2 VA
AK-XM 204, 205, 208 5 VA
Analoge ingangen Pt 1000 ohm /0°C Resolutie: 0,1°C
PTC 100 /0°C
Nauwkeurigheid: +/- 0,5° +/- 0.5°C tussen -50°C en +50°C +/- 1°C tussen -100°C en -50°C +/- 1°C tussen +50°C en +130°C
Drukopnemer type AKS 32R / AKS 2050 / AKS 32 (1-5 V)
Spanningssignaal 0-10 V
Contactfunctie (aan/uit) Aan op R < 20 ohm
Aan/uit spanningsingang Lage spanning
0 / 80 V a.c./d.c.
Hoge spanning 0 / 260 V a.c.
Relais uitgangen SPDT
Solid state uitgangen Kan gebruikt worden voor apparaten die
Stappen uitgangen Gebruik voor afsluiters met stappenmoto-
Omgevingstemperatuur Tijdens transport -40 tot 70°C
AC-1 (ohms) 4 A
AC-15 (inductief) 3 A
U Min. 24 V
vaak in en uit geschakeld worden bijv: randverwarming, ventilatoren en AKV klep
ringang
Resolutie: 1 mV Nauwkeurigheid: +/- 10 mV Max. 5 drukopnemers op één module
Uit op R > 2K ohm (goudgecoate contacten niet nodig)
Uit: U < 2 V Aan: U > 10 V
Uit: U < 24 V Aan: U > 80 V
Max. 230 V Lage en hoge spanning mogen niet op dezelfde groep uitgangen worden aangesloten.
Max. 240 V a.c. , Min. 48 V a.c. Max. 0,5 A Lekstroom < 1 mA Max. 1 AKV
20-500 stappen Aparte voeding voor stappenmotoruitgangen: 24 V DC
Tijdens bedrijf -20 tot 55°C ,
0 tot 95% RH (geen condensvorming) Geen schokken /vibraties
Behuizing Materiaal PC / ABS
Dichtheid IP10 , VBG 4
Montage Panel-wand- of DIN-rail montage
Gewicht inclusief klemmen Modules 100 / 200 / regelaar serie 200 g / 500 g / 600 g
Goedkeuringen EU laagspanningseisen en EMC eisen
komen overeen met
Bovenstaande data geldt voor alle AK modules. Specifieke data wordt vermeld bij de desbetreffende module.
LVD getest volgens EN 60730 EMC getest Immuniteit volgens EN 61000-6-2 Emissie volgens EN 61000-6-3
E31024 voor CC-module
E357029 voor de XM / CM-modules
10 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Afmetingen
De lengte van een module is 72 mm. Modules van de 100 serie bestaan uit 1 module Modules van de 200 serie bestaan uit 2 modules Regelaar bestaan uit 3 modules
De lengte van een compleet geheel = n x 72 + 8
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 11

Regelaar

Functie
De AK-CC 750 kan maximaal 4 secties (verdampers) aansturen. Het kan nodig zijn om uitbreidingsmodules te plaatsen als de stan­daard aanwezige in- en uitgangen niet genoeg is. De regelaar heeft standaard de volgende in- en uitgangen: 11 analoge ingangen voor sensoren, drukopnemers, spannings­signalen en contactsignalen. 8 digitale uitgangen, t.w. 4 solid state uitgangen en 4 relais uitgan­gen.
Voedingsspanning
24 V a.c. of d.c. aan te sluiten op de regelaar. De 24 V mag niet doorgelust worden naar andere regelaars, om­dat de voeding niet galvanisch is gescheiden van in- en uitgan­gen. Met andere woorden, voor iedere regelaar moet een aparte transformator worden gebruikt. Klasse 2 is vereist. De aarde mag niet worden aangesloten. De voedingsspanning voor de uitbreidingsmodules wordt door­gegeven door de schuifverbinding aan de rechterkant van de regelaar. De grootte van de transformator wordt bepaald door het vermo­gen van het totaal aantal modules.
PIN
De voedingsspanning voor een drukopnemer kan komen van de 5 V uitgang of van de 12 V uitgang.
Datacommunicatie
Wanneer de regelaar is aangesloten op een gateway type 245, kunnen de adressen 1 tot en met 119 worden ingesteld. (1-200 bij AK-SM..).
Service PIN
Wanneer de regelaar is verbonden met een gateway via de da­tacommunicatie, moet de gateway weten dat de regelaar in het netwerk is opgenomen. Dit wordt gedaan door de ‘PIN’ toets in te drukken. De LED ‘Status’ zal gaan knipperen zodra de gateway de regelaar accepteert.
Bediening
De configuratie van de regelaar wordt gedaan vanuit het software programma ‘Service Tool’. Het programma moet geïnstalleerd wor­den op een PC en de PC wordt op het netwerk aangesloten door middel van de netwerkplug aan de voorkant van de regelaar.
LED’s
Er zijn twee rijen met LED’s, deze betekenen het volgende: Linker rij:
• Spanning op de regelaar
• Communicatie actief met onderste PC board (rood = fout)
• Status van uitgangen DO1 tot DO8
Rechter rij:
• Software status (knippert langzaam = OK)
• Communicatie met Service Tool
• Communicatie via LON
• Communicatie met AK-CM 102
• Alarm als LED knippert
- 1 LED niet gebruikt
• Communicatie met display ann RJ11 plug
• ‘Service Pin’ is geactiveerd
Adres
Power
Comm
DO1 Status
DO2 Service Tool
DO3 LON
DO4 I/O Extension
DO5 Alarm
DO6
DO7 Display
DO8 Service Pin
Houdt een veilige afstand!
Lage en hoge voltage mogen niet op dezelfde groep uitgangen worden aangesloten
Knippert langzaam = OK Knippert snel = antwoord van gateway Continue aan = fout Continue uit = fout
Knippert = actief alarm / niet opge­heven Continue aan = actief alarm/ opge­heven
12 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Punt
Punt 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Type AI1 AI2 AI3 AI4 AI5 AI6 AI7 AI8 AI9 AI10 AI11
Klem 15: 12 V Klem 16: 5 V
Klem 27: 12 V Klem 28: 5 V
Analoge ingangen op 1 - 11
Solid state uitgan­gen op 12 - 15
Relais of AKV spoel bijv. 230 V a.c.
Signaal Signaal
S
Pt 1000 ohm/0°C
S2, S3 S4, S5 Saux
P
AKS 32R AKS 2050
3: Bruin
2: Blauw
1: Zwart
P0 Pc Paux
AKS 32
3: Bruin
2: Zwart
1: Rood
U
...
On/Off Ext.
hoofd Schak. Dag/ Nacht Deur Ont­dooing
DO
AKV Vent. Alarm
AKV
Licht Randver­warming Ontdooi­ing Rolgord Kleppen Comp.
Option Board
Zie de pagina met de module voor het signaal.
24 en 25 alleen aanwezig op"AO module"
type
Pt 1000
AKS 32R AKS 2050 MBS 8250
-1 - xx bar
AKS 32
-1 - zz bar
0 - 5 V 0 - 10 V
Actief op:
Dicht
/
Open
Actief op:
Aan
/
Uit
Punt 12 13 14 15 16 17 18 19
Type DO1 DO2 DO3 DO4 DO5 DO6 DO7 DO8
Signaal Module Punt
1 (AI 1) 1 - 2
2 (AI 2) 3 - 4
3 (AI 3) 5 - 6
4 (AI 4) 7 - 8
5 (AI 5) 9 - 10
6 (AI 6) 11 - 12
7 (AI 7) 13 - 14
8 (AI 8) 19 - 20
9 (AI 9) 21 - 22
10 (AI 10) 23 - 24
11 (AI 11) 25 - 26
1
12 (DO 1) 31 - 32
13 (DO 2) 33 - 34
14 (DO 3) 35 - 36
15 (DO 4) 37 - 38
16 (DO 5) 39 - 40 - 41
17 (DO6) 42 -43 - 44
18 (DO7) 45 - 46- 47
19 (DO8) 48 - 49 -50
24 -
25 -
Klem 17, 18, 29, 30: (afscherming)
De afscherming van de drukopnemer-kabels mogen alleen aan de kant van de regelaar worden aangesloten.
Relais uitgangen 16 - 19
Klem
Signaal type /
Actief op
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 13

Uitbreidingsmodule AK-XM 101A

Functie
De module bevat 8 analoge ingangen voor sensoren, drukopne­mers, spanningssignalen en contactsignalen.
Voedingsspanning
De voedingsspanning naar de module wordt doorgegeven door de vorige regelaar uit de rij.
De voedingsspanning voor een drukopnemer kan komen van de 5 V uitgang of van de 12 V uitgang.
LED’s
Alleen de bovenste twee LED’s worden gebruikt. Deze geven het volgende aan:
• Spanning op de module
• Communicatie met de regelaar is actief (rood = fout)
14 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Punt
Punt 1 2 3 4
Type AI1 AI2 AI3 AI4
Klem 9: 12 V Klem 10: 5 V
Aan de "bovenkant’ is de signaalingang de linker van de twee aansluitklemmen
Aan de ‘onderkant’ is de signaalingang de rechter van de twee aansluit-klem­men.
S
Pt 1000 ohm/0°C
P
AKS 32R AKS 2050
AKS 32
3: Bruin
2: Blauw
1: Zwart
3: Bruin
2: Zwart
1: Rood
Signaal Signaal
type
S2, S3 S4,
Pt 1000
S5, Saux
AKS 32R
AKS 2050 P0 Pc
MBS 8250
-1 - xx bar
Paux
AKS 32
-1 - zz bar
Klem 15: 5 V Klem 16: 12 V
Klem
11, 12, 13, 14:
(afscherming)
De afscherming van de drukopnemer-kabels mogen alleen aan de kant van de regelaar worden aangesloten.
Punt 5 6 7 8
Type AI5 AI6 AI7 AI8
U
...
On/Off Ext.
hoofd Schak.
Dag/ Nacht
Deur Ont­dooing
0 - 5 V
0 - 10 V
Actief op
Dicht
/
Open
Signaal Module Punt
1 (AI 1) 1 - 2
2 (AI 2) 3 - 4
3 (AI 3) 5 - 6
4 (AI 4) 7 - 8
5 (AI 5) 17 - 18
6 (AI 6) 19 - 20
7 (AI 7) 21 - 22
8 (AI 8) 23 - 24
Klem
Signaal type /
Actief op
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 15

Uitbreidingsmodule AK-XM 102A / AK-XM 102B

Functie
De module bevat 8 ingangen voor aan/uit spanningssignalen. (max. 24 V)
Signaal
AK-XM 102A is voor laag voltage signalen. AK-XM 102B is voor hoog voltage signalen.
Voedingsspanning
De voedingsspanning naar de module wordt doorgegeven door de vorige regelaar uit de rij.
LED’s
Deze geven het volgende aan:
• Spanning op de regelaar
• Communicatie met de regelaar is actief (rood = fout)
• Status van de individuele ingangen 1 tot en met 8 (als LED aan = spanning)
AK-XM 102A
Max. 24 V
On/Off: On: DI > 10 V a.c./d.c. Off: DI < 2 V a.c./d.c.
AK-XM 102B
Max. 230 V
On/Off: On: DI > 80 V a.c. Off: DI < 24 V a.c.
16 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Punt
DI
AK-XM 102A: Max. 24 V AK-XM 102B: Max. 230 V
Signaal Actief op
Ext. hoofd schak.
Dag/ Nacht
Deur
Ont­dooing
Gesloten
(spanning)
/
Open(geen
spanning)
Punt 1 2 3 4
Type DI1 DI2 DI3 DI4
Punt 5 6 7 8
Type DI5 DI6 DI7 DI8
(De module kan een puls signaal niet registreren van bijvoorbeeld een reset-functie of een meubelreinig­ingsfunctie.)
Signaal Module Punt Klem Actief op
1 (DI 1) 1 - 2
2 (DI 2) 3 - 4
3 (DI 3) 5 - 6
4 (DI 4) 7 - 8
5 (DI 5) 9 - 10
6 (DI 6) 11 - 12
7 (DI 7) 13 - 14
8 (DI 8) 15 - 16
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 17

Uitbreidingsmodule AK-XM 103A

Functie
De module bevat 4 analoge ingangen voor sensoren, drukopne­mers, spanningssignalen en contactsignalen. 4 analoge spanningsuitgangen van 0 - 10 V
Voedingsspanning
De voedingsspanning naar de module wordt doorgegeven door de vorige regelaar uit de rij.
De voedingsspanning voor een drukopnemer kan komen van de 5 V uitgang of van de 12 V uitgang.
Galvanische scheiding:
De ingangen zijn galvanisch gescheiden van de uitgangen. Uitgang AO1 en AO2 zijn galvanisch gescheiden van AO3 en AO4.
LED’s
Deze geven het volgende aan:
• Spanning op de regelaar
• Communicatie met de regelaar is actief (rood = fout)
Max. laden
I < 2,5 mA R > 4 kΩ
18 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Punt
Aan de "bovenkant’ is de signaalingang de linker van de twee aansluitklemmen
Aan de ‘onderkant’ is de signaalingang de rechter van de twee aansluit-klem­men.
Punt 1 2 3 4
Type AI1 AI2 AI3 AI4
Klem 9: 12 V Klem 10: 5 V
Klem 11, 12: (afscherming)
De afscherming van de drukopnemer-kabels mogen alleen aan de kant van de
regelaar worden aangesloten.
Galvanische scheiding: AI 1-4 ≠ AO 1-2 ≠ AO 3-4
Signal Signal
S
Pt 1000 ohm/0°C
S2 S3 S4 S4 S5 Saux
P
AKS 32R
3: Bruin
2: Blauw
1: Zwart
P0
AKS 32
3: Bruin
2: Zwart
1: Rood
Paux
U
...
On/Off Ext.
hoofd Schak.
Dag/ Nacht
Deur
Niveaus­chake­laar
AO
type
Pt 1000
AKS 32R / AKS 2050 MBS 8250
-1 - xx bar
AKS 32
-1 - zz bar
0 - 5 V 0 - 10 V
Actief op
Dicht
/
Open
Punt 5 6 7 8
Type AO1 AO2 AO3 AO4
Signaal Module Punt
1 (AI 1) 1 - 2
2 (AI 2) 3 - 4
3 (AI 3) 5 - 6
4 (AI 4) 7 - 8
5 (AO 1) 17 - 18
6 (AO 2) 19 - 20
7 (AO 3) 21 - 22
8 (AO 4) 23 - 24
Klem
Signaal type /
Actief op
0-10 V
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 19
Uitbreidingsmodule AK-XM 204A / AK-XM 204B
Functie
De module bevat 8 relaisuitgangen.
Voedingsspanning
De voedingsspanning naar de module wordt doorgegeven door de vorige regelaar uit de rij.
AK-XM 204B alleen Handbediening van relais
8 schakelaars maken het mogelijk om de diverse uitgangen hand­matig te bedienen naar de positie ‘OFF’ en ‘ON’. In de stand ‘Auto’ zal de regelaar de regeling voor zijn rekening nemen.
LED’s
Er zijn twee rijen met LED’s. Deze geven het volgende aan: Linker rij:
• Spanning op de regelaar
• Communicatie actief met onderste PC board (rood = fout)
• Status van uitgangen DO1 tot en met DO8
Rechter rij:
• Handbediening van relais ON = handbediening OFF = geen handbediening
AK-XM 204A AK-XM 204B
Zekeringen
Onder het bovenste deel van de module bevindt zich een zeke­ring voor iedere uitgang.
Max. 230 V
AC-1: max. 4 A (ohms) AC-15: max. 3 A (Inductief)
AK-XM 204B Handbediening van relais
Houdt een veilige afstand!
Lage en hoge voltage mogen niet op dezelfde groep uitgangen worden aangesloten
20 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Punt
Signaal Actief op
DO Vent.
Alarm Licht Randverw Ontdooi. Rolgord Klep Compres­sor
Punt 1 2 3 4 5 6 7 8
Type DO1 DO2 DO3 DO4 DO5 DO6 DO7 DO8
Aan
/
Uit
Signaal Module Punt Klem Actief op
1 (DO 1) 25 -26 - 27
2 (DO 2) 28 - 27 - 30
3 (DO 3) 31 - 32 - 33
4 (DO 4) 34 - 35 -36
5 (DO 5) 37 - 38 - 39
6 (DO 6) 40 - 41 - 42
7 (DO 7) 43 - 44 - 45
8 (DO 8) 46 - 47 - 48
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 21

Uitbreidingsmodule AK-XM 205A / AK-XM 205B

Functie
De module bevat: 8 analoge ingangen voor sensoren, drukopnemers,
spanningssignalen en contactsignalen
8 relaisuitgangen
Voedingsspanning
De voedingsspanning naar de module wordt doorgegeven door de vorige regelaar uit de rij.
AK-XM 205B alleen Handbediening van relais
8 schakelaars maken het mogelijk om de diverse uitgangen hand­matig te bedienen naar de positie ‘OFF’ en ‘ON’. In de stand ‘Auto’ zal de regelaar de regeling voor zijn rekening nemen
LED’s
Er zijn twee rijen met LED’s. Deze geven het volgende aan: Linker rij:
• Spanning op de regelaar
• Communicatie actief met onderste PC board (rood = fout)
• Status van uitgangen DO1 tot en met DO8
Rechter rij:
• Handbediening van relais ON = handbediening OFF = geen handbediening
AK-XM 205A AK-XM 205B
max. 10 V
Zekeringen
Onder het bovenste deel van de module bevindt zich een zeke­ring voor iedere uitgang.
Max. 230 V
AC-1: max. 4 A (ohms) AC-15: max. 3 A (Inductief)
AK-XM 205B Handbediening van relais
Houdt een veilige afstand!
Lage en hoge voltage mogen niet op dezelfde groep uitgangen worden aangesloten
22 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Punt
S
Pt 1000 ohm/0°C
Signaal Signaal
type
S2, S3
Pt 1000 S4, S5 Saux
Punt 1 2 3 4 5 6 7 8
Type AI1 AI2 AI3 AI4 AI5 AI6 AI7 AI8
Klem 9: 12 V Klem 10: 5 V
Klem 21: 12 V Klem 22: 5 V
Klem 11, 12, 23, 24 :
(Afscherming)
De afscherming van de drukopnemer-kabels mogen alleen aan de kant van de regelaar worden aangesloten.
Punt 9 10 11 12 13 14 15 16
Type DO1 DO2 DO3 DO4 DO5 DO6 DO7 DO8
P
AKS 32R AKS 2050
AKS 32
3: Bruin
2: Blauw
1: Zwart
3: Bruin
2: Zwart
1: Rood
P0 Pc Paux
U
...
On/Off Ext.
hoofd schak. Dag/ Nacht Deur Ont­dooing
DO
Vent. Alarm Licht Randver­warming Ontdooi. Rolgord Kleppen Compr
AKS 32R
AKS 2050
MBS 8250
-1 - xx bar
AKS 32
-1 - zz bar
0 - 5 V
0 - 10 V
Actief op:
Gesloten
/
Open
Actief op:
Aan
/
Uit
Signaal Module Punt
1 (AI 1) 1 - 2
2 (AI 2) 3 - 4
3 (AI 3) 5 - 6
4 (AI 4) 7 - 8
5 (AI 5) 13 - 14
6 (AI 6) 15 - 16
7 (AI 7) 17 - 18
8 (AI 8) 19 -20
9 (DO 1) 25 - 26 - 27
10 (DO 2) 28 - 29 - 30
11 (DO 3) 31 - 32 - 33
12 (DO 4) 34 - 35 - 36
13 (DO 5) 37 - 38 - 39
14 (DO6) 40 - 41 - 42
15 (DO7) 43 - 44 - 45
16 (DO8) 46 - 47 - 48
Klem
Signaal type /
Actief op
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 23

Uitbreidingsmodule AK-XM 208C

Functie
De module bevat : 8 analoge ingangen voor sensoren, drukopnemers,
spanningssignalen en contactsignalen.
4 uitgangen voor stappenmotoren.
Voedingsspanning
De voedingsspanning naar de module wordt doorgegeven door de vorige regelaar uit de rij. Hier gevoed met 5 VA.
De voedingsspanning voor de afsluiters moet worden geleverd door een aparte voeding, which must be galvanically separated from the supply for the control range.
(Power requirements: 7.8 VA for controller + xx VA per valve).
A UPS may be necessary if the valves need to open/close during a power failure.
LED’s
Deze geven het volgende aan:
• Spanning op de regelaar
• Communicatie met de regelaar is actief (rood = fout)
• Stap1 te stap4 OPEN: groen = geopend
• Stap1 te stap4 CLOSE: groen = Gesloten
• Rode flits = Fout op de motor of de verbinding
Afzonderlijke voedingsspanning vereist
24 V d.c. / fx. 13 VA
max. 10 V
Klep data
Type P
ETS 12.5 - ETS 400 KVS 15 - KVS 42 CCMT 2 - CCMT 8 CCM 10 - CCM 40 CTR 20
CCMT 16 - CCMT 42 5,1 VA
1,3 VA
Uitgang:
24 V d.c.
20-500 stap/s
Fasestroom = 325 mA RMS
∑ P
= 21 VA
max.
De verbinding met de afsluiter moet niet worden verbroken met een relais.
Voeding aan AK-XM 208C:
Fx: 7,8 + (4 x 1,3) = 13 VAAK-PS 075
Fx: 7,8 + (4 x 5.1) = 28,2 VAAK-PS 150
L = max. 30 m
24 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Punt
CCMT
Stap / Klem
ETS CCM / CCMT CTR KVS
Punt 1 2 3 4 5 6 7 8
Type AI1 AI2 AI3 AI4 AI5 AI6 AI7 AI8
Klem 17: 12 V Klem 18: 5 V
Klem19, 20: (Afscherming)
Punt 9 10 11 12
Stap 1 2 3 4
Type AO
1 25 26 27 28
2 29 30 31 32
3 33 34 35 36
4 37 38 39 40
Wit zwart Rod Groen
Ventiel Module Step Klem
1 (punt 9) 25 - 28
2 (punt 10) 29 - 32
3 (punt 11) 33 - 36
4 (punt 12) 37 - 40
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 25

Uitbreidingsmodule AK-OB 110

Functie
De module bevat 2 analoge spanningsuitgangen van 0 - 10 V.
Voedingsspanning
De voedingsspanning naar de module komt van de regelaar.
Plaatsing
De module wordt geplaatst op het PC board van de regelaar.
Punt
De twee uitgangen zijn de punten 24 en 25. Deze worden vermeld op een eerdere pagina waar de regelaar wordt vermeld.
Galvanische scheiding
De uitgangen AO1 en AO2 zijn galvanisch gescheiden van de regelaarmodule, maar niet van elkaar.
Max. belasting I < 2,5 mA R > 4 kohm
AO
AO 0 - 10 V
Module
Punt 24 25
Type AO1 AO2
1
AO2
AO1
26 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A

Display module EKA 163B / EKA 164B

Functie
Uitlezing van belangrijke metingen van de regelaar, bijvoorbeeld ruimtetemperatuur. Voor het instellen van de diverse functies wordt gebruik gemaakt van de display met knoppen. De regelaar die wordt toegepast bepaald welke metingen kunnen worden uitgelezen en welke instellingen kunnen worden gedaan.
Aansluiting
De displays worden op de regelaar aangesloten door middel van een kabel met plugaansluitingen. Voor iedere display is een kabel nodig, welke in 2 m of in 6 m lengte verkrijgbaar is.
Beide displays (met of zonder knoppen) kunnen op beide aansluitingen op de regelaar (A, B, C of D) worden aangesloten.
Wanneer de regelaar wordt opgestart, toont het display de aange­sloten uitgang.
- - 1 = uitgang A
- - 2 = uitgang B etc.
EKA 163B EKA 164B
Plaatsing
De display kan tot een afstand van maximaal 15 m van de regelaar worden geplaatst.
Punt
Voor de display hoeft geen punt te worden gedefinieerd - het hoeft alleen te worden aangesloten.
Grasche display MMIGRS2
Functie
Instelling en weergave van waarden in de regelaar.
Aansluiting
De display wordt via een kabel met RJ11stekkerverbindingen.
Voedingsspanning
Ontvangen van de regelaar via kabel en RJ11 connector.
Afsluiting
Het display moet worden afgesloten. Monteer een verbinding tus­sen de klemmen H en R. (AK-PC 750A is intern afgesloten.)
Plaatsing
De display kan tot een afstand van maximaal 3 m van de regelaar worden geplaatst.
Punt/Adres
Voor de display hoeft geen punt te worden gedefinieerd ­het hoeft alleen te worden aangesloten. Echter, het adres moet worden geverifieerd. Raadpleeg de instructies die zijn meegeleverd met de regelaar.
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 27

Voedingsspanningsmodule AK-PS 075 / 150

Functie
24 V voeding voor regelaar
Voedingsspanning
230 V a.c of 115 V a.c. (van 100 V a.c. naar 240 V a.c.)
Plaatsing
Op DIN-rail
Data
Type Uitgangsspanning Uitgangsstroom Verbruik
AK-PS 075 24 V d.c. 0.75 A 18 VA
AK-PS 150 24 V d.c. (verstelbaar) 1.5 A 36 VA
Class II
Afmetingen
Type Hoogte Breedte
AK-PS 075 90 mm 36 mm
AK-PS 150 90 mm 54 mm
Voeding naar regelaar
Aansluiting
AK-PS 075
AK-PS 150
28 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A

Communicatie module AK-CM 102

Functie
De module is een nieuwe communicatiemodule, waardoor de rij uitbreidingsmodules kan worden onderbroken. De module communiceert met de regelaar via datacommunicatie en stuurt informatie heen en weer tussen de regelaar en de aan­gesloten uitbreidingsmodules.
Aansluiting
Communicatiemodule en regelaar uitgerust met RJ 45-stek­keraansluitingen. Er mag niets anders worden aangesloten op deze datacommuni­catie; er kunnen maximaal twee communicatiemodules worden aangesloten op één regelaar.
Communicatie kabel
Wordt geleverd inclusief één meter van het volgende: ANSI/TIA 568 B/C CAT5 UTP kabel met RJ45-connectoren.
Positie
Max. 30 m vanaf de regelaar (De totale lengte van de communicatiekabels bedraagt 30 m)
Max. 32 VA
Voedingsspanning
Er moet 24 volt AC of DC worden aangesloten op de communica­tiemodule. De 24 V mag afkomstig zijn uit dezelfde voeding die ook de regelaar van stroom voorziet. (De voeding voor de communica­tiemodule is galvanisch gescheiden van de aangesloten uitbrei­dingsmodules.) De klemmen mogen niet geaard worden. Het energieverbruik wordt bepaald door het energieverbruik van het totale aantal modules. De belasting per geleider van de regelaar mag niet hoger zijn dan 32 VA. De belasting per geleider van de AK-CM 102 mag niet hoger zijn dan 20 VA.
Punt
Aansluitingspunten op de I/O-modules moeten worden gedefini­eerd alsof de modules een verlengstuk van elkaar zijn.
Adres
Het adres voor de eerste communicatiemodule moet worden ingesteld op 1. Een eventuele tweede module moet worden inge­steld op 2. Er kunnen maximaal 5 modules worden aangesproken.
Afsluiting
De afsluitingsschakelaar op de laatste communicatiemodule moet worden ingesteld op ON. De regelaar moet permanent worden ingesteld op = ON.
Max. 20 VA
Max. 20 VA
Waarschuwing
Extra modules mogen uitsluitend worden geïnstalleerd nadat de laatste module is geïnstalleerd. (In dit geval na module nr. 11; zie de tekening) Na het configureren mag het adres niet meer worden gewijzigd.
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 29

Voor het ontwerp

Houdt rekening met het volgende als het aantal uitbreidingsmo­dules wordt gepland. Om een extra module te voorkomen kan eventueel een ingangssignaal worden aangepast.
• Een AAN/UIT signaal kan op twee manieren worden ontvangen. Als een contact signaal op een analoge ingang of als een spanning op een laag- of hoog voltage module.
• Een AAN/UIT uitgangssignaal kan op twee manieren gegeven worden. Of met een relais of met een Solid state. Het belang­rijkste verschil is de toegestane belasting en het relais bevat een zekering.
Onderstaand staat een aantal functies en aansluitingen waarmee rekening gehouden moet worden bij het ontwerpen van een re­geling. De regelaar bevat meer functies dan hieronder genoemd, maar de genoemde functies zijn vermeld om het aantal aanslui­tingen te bepalen.

Functie

Klokfunctie
De klokfunctie en de overgang tussen zomer- en wintertijd wor­den door de regelaar geregeld. De klokinstelling blijf minimaal 12 bewaard in geval van een stroomstoring.
Extra temperatuur- en druksensors
Als extra metingen uitgevoerd moeten worden buiten de regeling om, kunnen er sensors op de analoge ingangen worden aange­sloten.
Als de regelaar is opgenomen in een netwerk met een systeem manager, zal de tijdsinstelling in de regelaar bewaard bijgewerkt.
Start / stop regeling
De regeling kan softwarematig gestart en gestopt worden, maar dit kan ook door middel van een extern contact.
Alarmfunctie
Als een alarm verzonden moet worden naar een signaalontvan­ger (bijv. lamp, bel, telefoonkiezer etc.), moet een relaisuitgang worden gebruikt.
Geforceerde regeling
De software bevat een optie voor geforceerde regeling. Als een uitbreidingsmodule met relaisuitgangen wordt gebruikt, kan deze uitgevoerd worden met handschakelaars welke de individuele relais kunnen schakelen.
Datacommunicatie
De regelaar heeft een aansluiting voor LON datacommunicatie. De specificaties voor de aansluiting hiervan is beschreven in een apart document. Manual RC8AC.
30 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A

Aansluitingen

In principe zijn er de volgende soorten aansluitingen:
Analoge ingangen ‘AI’
Dit signaal wordt aangesloten op twee klemmen. Een analoog signaal kan worden ontvan­gen van de volgende bronnen:
• Temperatuursignaal van een Pt 1000 ohm temperatuursensor.
• Pulse signaal of reset-signaal
• Contactsignaal waarvan de ingang of kortgesloten of doorverbonden is.
• Voltagesignaal 0-10 V
• Spanningssignaal van 0 tot 10 Volt.
• Signaal van een drukopnemer AKS 32, AKS 32R, AKS 2050 of MBS 8250.
De voeding hiervoor wordt geleverd door de module, waar zowel een 5 V voeding en een 12 V voeding aanwezig zijn. Op een later tijdstip, tijdens de configura­tie, moet het drukbereik van de druko­pnemer worden ingesteld.
AAN/UIT spanningsingang ‘DI’
Dit signaal wordt op twee klemmen aan­gesloten.
• Op deze ingang kan 0 V of spanning staan Er zijn twee verschillende uitbreidings­modules voor dit type ingang:
- laag voltage signalen , bijv. 24 V (max. 80 V)
- hoog voltage signalen, bijv. 230 V (max. 260 V)
Op een later tijdstip, tijdens de configuratie, moet ingesteld wor­den wat de functie van deze ingang is:
• Actief als de ingang spanningsloos is
• Actief als er spanning aanwezig is op de ingang
AAN/UIT uitgangssignaal ‘DO’
Er zijn twee typen:
• Relais uitgang Alle relaisuitgangen zijn wisselcontacten zodat de gewenste functie ook bereikt kan worden als de regelaar spannings­loos is.
• Solid state uitgangen Primair voor AKV kleppen die vaak scha­kelen, maar deze uitgang kan een extern relais in- en uitschakelen, net zoals een relaisuitgang. Deze uitgang is alleen op de regelaar zelf te vinden.
Op een later tijdstip, tijdens de configuratie, moet ingesteld wor­den wat de functie van deze uitgang is:
• Actief als de uitgang bekrachtigd is
• Actief als de uitgang niet bekrachtigd is
Analoog uitgangssignaal ‘AO’
Dit signaal wordt gebruikt als een regelsig­naal naar een externe klep of naar ventila­toren met EC-motoren. Tijdens de configuratie moet het bereik van het signaal ingesteld worden: 0-5 V, 1-5 V, 0-10 V of 2-10V.
Pulssignaal voor de stappenmotoren. Dit signaal wordt gebruikt door afsluiter­motoren van het type ETS, KVS, CCMT en CTR. Het afsluitertype moet worden ingesteld tijdens het programmeren.

Beperkingen

Omdat het systeem erg flexibel is met betrekking tot het aantal aan te sluiten units, is het zaak dat de gemaakte selectie overeen komt met de weinige beperkingen die er zijn. De functionaliteit van de regelaar wordt bepaald door de soft­ware, de grootte van de processor en de hoeveelheid geheugen.
De regelaar is niet geschikt voor gebruik op een platenwarmte­wisselaar.
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 31
Het totaal aantal aansluitingen is 80
Het aantal uitbreidingsmodules moet worden beperkt zodat de
totale opname niet meer is dan 32 VA (inclusief regelaar).
Niet meer dan 5 drukopnemers mogen worden aangesloten op
één basismodule
Niet meer dan 5 drukopnemers mogen worden aangesloten op
één uitbreidingsmodule
Algemene druktransmitter
Wanneer verschillende regelaars een signaal ontvangen van dezelfde druktransmitter, dan moet de voeding naar de betref­fende regelaars zo zijn bedraad dat het niet mogelijk is één van de regelaars uit te schakelen, zonder ook de andere uit te schakelen. (Wanneer één regelaar wordt uitgeschakeld, dan wordt het signaal neergehaald en zullen alle andere regelaars een signaal ontvangen dat te laag is)

Ontwerp van een verdamperregeling

Procedure:

1. Maak een schematische tekening van de installatie
2. Controleer of de functies van de regelaar de gewenste toepas­sing dekt
3. Bepaal het aantal te gebruiken aansluitingen
4. Gebruik de ontwerptabel /Noteer hier het aantal te gebruiken
aansluitingen / Tel het aantal aansluitingen bij elkaar op
5. Zijn er voldoende aansluitingen op de regelaarmodule? Zo niet, is het mogelijk om bijvoorbeeld een AAN / UIT signaal van een spanningssignaal naar een contactsignaal te veranderen of is een uitbreidingsmodule gewenst?
6. Bepaal welke uitbreidingsmodule(s) gebruikt moet worden.
7. Controleer of alle beperkingen in acht zijn genomen.
8. Bereken de totale lengte van de modules.
9. Het koppelen van de modules
10. Bepaal de plaats van de aansluitingen
11. Maak een aansluitschema
12. Bepaal de grootte van de transformator.
Volg deze 12 stappen
1

Schema

Maak een schematische tekening van de installatie
2

Verdamperfuncties

Toepassing
Regeling van koel- of vriescel x
Regeling van koel- vriesmeubels x
Regeling van verdampers 1 - 4
Thermostaatfunctie
Gemeenschappelijke thermostaat voor alle secties x
Thermostaat voor iedere sectie x
Aan/uit thermostaat met AKV/ETS of magneetklep x
Modulerende thermostaat met AKV/ETS klep of magneetklep x
Overschakeling tussen twee thermostaatreferenties (thermostaat band) x
Dag/nachtschakeling x
Verschuiven van referentie via analoog ingangssignaal x
Thermostaatsensor voor of achter verdamper x
Thermostaatsensor voor en na verdamper (gewogen thermostaat) x
Alarmthermostaat (gewogen) x
Algemene functies
Ventilatorregeling (pulserend of EC motor) x
Randverwarmingsregeling (pulserend) x
Compressorregeling. Relais schakelt tijdens koelvraag x
Schoonmaakfunctie x
Toepassing/regeling uitschakelen x
Deurcontactfunctie x
Lichtfunctie x
Rolgordijnen x
Geforceerd sluiten x
Alarmuitgang x
Start/stop van regeling x
AK-CC
750A
32 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Ontvangen van extern aan/uit alarmsignaal (DI) 1
Ontvangen van extern analoog alarmsignaal 1
Produktsensor met alarmfunctie 4
Inspuiting
Regeling AKV/stappen Ventiel 4
regeling van magneetkleppen in vloeibare lijn 4
Regeling oververhitting d.m.v. P0 en S2 metingen x
MOP regeling x
Koudemiddelselectie x
Ontdooiing
Elektrische ontdooiing 4
Warme brine ontdooiing, Heetgas ontdooiing x
Smeltfunctie x
Lekbakverwarming xx
Adaptieve ontdooiing x
Ontdooistop op temperatuur of tijd x
Gecoördineerde ontdooiing x
Overige
Speciaal alarm voor koelmiddel-lekkage x
Alarmprioriteiten x
Sensorcorrectie x
Optie voor aansluiting van externe display 4
Afzonderlijke thermostaten 5
Afzonderlijke pressostaten 5
Systeemsignaal via datacommunicatie (master-control)
P0-optimalisatie x
Nachtverlaging x
Inject –ON signaal (geforceerd sluiten) x
Lichtregeling x
Gecoördineerde ontdooiing x
Geforceerde koeling x
Meer over de diverse functies
Algemene thermostaat
De thermostaattemperatuur kan een weging zijn van de S3 en S4 sensoren in sectie A. De temperatuurregeling kan ook gebaseerd zijn op basis van de min/max of gemiddelde sensorwaarden van alle verdampers.
Modulerende thermostaat
AKV/Stappen:
De functie kan alleen op centrale installaties worden gebruikt. De openingsgraad van de klep wordt zo aangepast dat een nauwkeurige, constante temperatuur is gewaarborgd.
Magneetklep:
Deze functie kan gebruikt worden op zowel centrale als indirecte systemen. De periodetijd van de klep wordt zo aangepast dat een optimale temperatuurregeling wordt verkregen op basis van een specifieke tijdperiode. De periodetijd van de klep wordt ge-desyn­chroniseerd, zodat een gelijke belasting wordt verkregen over het systeem.
Overschakeling tussen twee thermostaatreferenties
Deze functie wordt gebruikt voor objecten waar regelmatig andere producten in liggen en waar dus een andere thermostaa­treferentie wordt vereist. Overschakeling vindt plaats d.m.v. een schakelaar (DI).
Dag/nachtsignaal voor verschuiven van referentie
Het interne weekschema van de regelaar kan gebruikt worden voor het verschuiven van de thermostaatreferentie, maar het is ook mogelijk om een extern signaal te gebruiken of de datacom­municatie.
Productsensoren
Iedere sectie heeft een aparte produktsensor die gebruikt kan worden voor bewaking en registratie.
Schoonmaakfunctie
Stap 1: Een schakelfunctie (puls) activeert deze functie waarna de koeling wordt gestopt. De ventilatoren draaien door. Stap 2: een tweede druk op de knop (puls) stopt de ventilatoren Stap 3: een derde druk op de knop (puls) zal de koeling (inclusief ventilatoren) weer starten Als een display is gemonteerd, kunnen de diverse situaties wor­den gevolgd: Normaal bedrijf: temperatuur Eerste druk: Fan Tweede druk: OFF Derde druk: temperatuur
Toepassing/regeling uitschakelen
Een signaal voor het uitschakelen/stoppen kan worden ontvangen via de datacommunicatie of op een contact op een aan/uit ingang.
Deurfunctie
In koel- en vriescellen kan de deurfunctie gebruikt worden om het licht in- en uit te schakelen, het starten en stoppen van de koeling en voor het genereren van een alarm als de deur te lang open is.
Lichtfunctie
De lichtfunctie kan geactiveerd worden door een deurschakeling, het interne tijdschema of een signaal via het netwerk.
Ontdooisensor S5
Op lange verdampers kan het nodig zijn om twee sensoren te monteren om ervoor te zorgen dat de verdamper goed ontdooit. Deze sensoren kunnen bijvoorbeeld S5A-1 en S5A-2 genoemd worden.
‘Inject ON’ functie
Deze functie sluit alle expansie kleppen als alle compressoren op storing liggen. Dit kan worden geregeld via de datacommunicatie of uitbedraad worden via een relaisuitgang.
Adaptieve ontdooiing
Deze functie heeft de signalen nodig van de S3 en S4 sensoren en de condensatiedruk Pc. Het expansieventiel moet van het type AKV zijn. Deze functie kan niet worden gebruikt in combinatie met het pulseren van de ventilatoren.
Ga naar hoofdstuk 5 voor meer informatie over bo­venstaande functies..
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 33
3

Aansluitingen

Hieronder volgt een overzicht van mogelijke aansluitingen. De tekst komt overeen met de tabel op de volgende pagina.
Analoge ingangen
Temperatuursensoren op iedere sectie
• S3 luchtsensor luchtintrede verdamper
• S4 luchtsensor luchtuittrede verdamper (1 van de S3/S4 sensoren
kan worden weggelaten)
• S5 ontdooisensor. Twee sensoren kunnen worden gebruikt bij
lange secties.
• Productsensor. Extra sensor die de producttemperatuur bewaakt.
• S2 zuiggassensor op verdamperuittrede (AKV klep regeling)
• Saux 1-4, extra sensoren die gebruikt kunnen worden voor de
algemene thermostaten of bewaking..
Drukopnemers
• P0. Voor registratie van de verdamperdruk en regeling van de
AKV klep
• Pc. Voor registratie van de condensatiedruk. Wordt gebruikt
samen met Adaptieve Ontdooiing. Het signaal kan ook via de datacommunicatie worden ontvangen.
• Paux 1-3, extra drukopnemers die gebruikt kunnen worden voor
de algemene pressostaten of bewaking. Een drukopnemer van het type AKS32R kan een signaal versturen naar maximaal 5 regelaars.
Spanningssignaal
• 0-10 V
Ext. Ref. wordt gebruikt als de regelreferentie verschoven moet worden door een signaal van een andere regeling.
• Algemene 0-10V ingangen. Tot 5 ingangen die gebruikt kunnen
worden voor bewaking en alarmering.
Aan / uit-ingangen
Contactfunctie (op een analoge ingang) of spannings-signaal (op een uitbreidingsmodule)
• Externe start/stop van de regeling
• Pulsschakeling (op een analoge ingang) voor schoonmaakfunctie
• Schakeling voor overschakeling tussen twee temperatuurrefe­renties
• Inject ON. Signaal van de compressorregeling
• Pulsschakeling (op een analoge ingang) voor ontdooistart
• Pulsschakeling (op een analoge ingang) voor open/sluiten rolgordijnen
• Deurschakelaar in koelcel
• Extern dag/nacht signaal (verhoogt de temperatuurreferentie als de nachtafdekking wordt gebruikt
• Tot 10 algemene DI ingangen voor signalen van andere auto­matische regelingen ter activering van een alarmfunctie in de regelaar.
Aan / uit-uitgangen
Relaisuitgangen
• Ontdooiing (1 voor iedere sectie)
• Randverwarming
• Ventilatormotor
• Licht
• Compressor (schakelt bij koelvraag)
• Alarm
• Magneetklep (EVR)
• Egalisatieklep, zuigleiding
• Rolgordijnen
• Lekbakverwarming
• Algemene functies
AKV Solid state uitgangen
De solid state relais op de regelaar zijn voornamelijk bedoeld voor AKV kleppen, maar kunnen ook worden gebruikt voor de functies genoemd onder ‘Relaisuitgangen’. (De uitgang zal bij spanningsuitval altijd in de ‘UIT’ positie staan).
Analoge uitgang
• 0-10 V-signaal voor afsluiterregeling of ventilator met EC-motor
• Stappenmotorsignaal naar ETS/CCMT-afsluiter
Voorbeeld
• Vriestoepassing met drie secties
• AKV klep voor inspuiting (S2 en P0)
• Elektrische ontdooiing met ontdooistop op temperatuur (S5)
• Twee thermostaatsensoren per sectie (S3 en S4)
• Regeling van ventilatoren en randverwarming
• Externe start/stop
• Schakelsignaal voor schoonmaakfunctie
• 3 displays voor weergave van luchttemperatuur
Gegevens van dit voorbeeld worden gebruikt in de ontwerp­tabel op de volgende pagina. Het resultaat is dat de onderstaande modules moeten worden gebruikt:
• AK-CC 750A regelaar
• AK-XM 101A
• 3 pcs. EKA 163B
Als bovenstaand voorbeeld had aangetoond dat een extra uit­gang nodig was, had de regelaar uitgebreid moeten worden met een AK-XM 205A of B uitbreidingsmodule.
34 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
4

Ontwerptabel

Deze tabel helpt vast te stellen of er voldoende inen uitgangen op de basismodule aanwezig zijn. Als er niet voldoende in- en uitgangen zijn, moet de reglaar worden uitgebreid met één of meer uitbreidingsmodules.
Noteer het aantal benodigde aansluitingen en tel deze bij elkaar op.
Analoog ingangssignaal
Voorbeeld
Aan/uit spanningssignaal
Analoge ingangen
Temperatuursensors, S2, S3, S4, S5 12
Extra temperatuursensor/afzonderlijke thermostaten 0
Drukopnemers, P0, Pc, Separate pressostats 1 P = Max. 5 / module
Spanningssignaal van een andere regeling, afzonderlijke signalen
Verschuiven van regelreferentie met analoog signaal
Aan/uit ingangen Kontakt 24 V 230 V
Externe start/stop 1
Schoonmaakfunctie (puls) Uitschakelen 1
Schakelen tussen twee temperatuurreferenties
Inject ON
Ontdooistart (puls)
Deurcontact
Nachtverlaging
Algemene DI alarmingangen 1-10
Openen/sluiten rolgordijnen (puls)
Voorbeeld
Aan/uit spanningssignaal
Voorbeeld
Aan/uit uitgangssignaal
Voorbeeld
7
Analoog uitgangssignaal 0-10 V
Stappen uitgang
Voorbeeld
Beperkingen
Aan/uit uitgangen
AKV kleppen 3
Magnetkleppen in vloeibare lijn
Ventilator 1
Ontdooiing (elektrisch of heetgas kleppen) 3
Egalisatieklep (zuigleiding)
Randverwarming 1
Licht
Rolgordijnen
Lekbakverwarming
Compressor
Alarm
Algemeen: Thermostaat 1-5, Pressotaat 1-5, Spanning 1-5
Analoge regeling signaal, 0-10 V
Externe afsluiterregeling / EC motor
Afsluiters met stappenmotor
Totaal aantal aansluitingen voor regeling 15 8 Sum = max. 80
Totaal aantal aansluitingen voor regeling 11 11 0 0 0 0 8 8 0 0 0
Ontbrekende aansluitingen, indien nodig 4 -
5
De ontbrekende aansluitingen zijn te vinden op onterstaande uitbreidingsmodules:
6
AK-XM 101A (8 analoge ingangen 1 ___ stuks á 2 VA = __
AK-XM 102A (8 digitale laag voltage ingangen) ___ stuks á 2 VA = __
AK-XM 102B (8 digitale hoog voltage ingangen) ___ stuks á 2 VA = __
AK-XM 103A (4 analoge ingangen, 4 analoge uitgangen) ___ stuks á 2 VA = __
AK-XM 204A / B (8 relay uitgangen) ___ stuks á 2 VA = __
AK-XM 205A / B (8 analoge ingangen + 8 relay uitgangen) ___ stuks á 5 VA = __
AK-XM 208C (8 analoge ingangen + 4 stappen uitgangen) ___ stuks á 5 VA = __
AK-OB 110 (2 analog uitgang) ___ stuks á 0 VA = 0
Totale opname
1 stuks á 8 VA = 8
Sum =
Sum = max. 32 VA
Het voorbeeld:
Geen van de beperkingen is overschreden => OK
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 35
8

Lengte

Als er veel uitbreidingsmodules worden gebruikt zal de lengte van de regelaar toenemen. De rij van modules is één geheel en mag daarom ook niet worden verbroken. Als de rij te lang wordt, kan hij worden onderbroken met behulp van een AK-CM 102.
De lengte van een module is 72 mm. Modules van de 100 serie bestaan uit 1 module Modules van de 200 serie bestaan uit 2 modules Regelaars bestaan uit 3 modules De lengte van een compleet geheel = n x 72 + 8
Anders gezegd:
Module Type Aantal à Lengte
Regelaar module 1 x 224 = 224 mm Uitbreid. module 200 serie _ x 144 = ___ mm Uitbreid. module 100 serie _ x 72 = ___ mm
Totale lengte = ___ mm
9

Modules koppelen

Begin met de regelaar zelf en sluit dan de geselecteerde uitbrei­dingsmodules aan in willekeurige volgorde.
Zodra er is ingesteld welke aansluitingen te vinden zijn op welke module en op welke klemmen, mag de volgorde van de modules niet meer veranderd worden.
De modules worden met elkaar verbonden en bij elkaar ge­houden door een schuifverbinding die zowel de voeding als de interne datacommunicatie naar de volgende module doorgeeft.
Vervolg voorbeeld: Regelaar + 1 uitbreidingsmodule uit 100 serie = 224 + 72 = 296 mm.
Example
Het plaatsen en verwijderen van de modules moet altijd span­ningsloos gebeuren.
Het beschermkapje op de verbindingsplug van de regelaar moet verplaatst worden naar de verbindingsplug van de laatste uitbrei­dingsmodule om deze te beschermen tegen kortsluiting en vuil.
Zodra de regeling is gestart zal de regelaar continue controleren of er verbinding is tussen de afzonderlijke modules. De status hiervan is te zien d.m.v. een LED.
Als de twee snapsloten voor de DIN rail montage open zijn, kan de module in positie geplaatst worden, onafhankelijk van zijn plaats in de rij. Verwijderen gaat op dezelfde manier met de snapsloten in de open positie.
36 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
10

Bepalen van aansluitplaats

Alle aansluitingen worden geconfigureerd met modulenummer en puntnummer, in principe maakt het dus niet uit waar een bepaalde aansluiting wordt gemaakt zolang dit maar gebeurd op de correcte in of uitgang.
• De regelaar is de eerste module, de volgende module is 2, etc.
• Een ‘punt’ is de twee of drie klemmen die bij een in- of uitgang horen (bijv. 2 klemmen voor een sensor en drie klemmen voor een relais).
Het maken van het aansluitschema en de configuratie (program­mering) van de regelaar kan het best worden voorbereid door het invullen van het aansluitoverzicht van de relevante modules
Voorbeeld:
Naam Op module Op Punt Funktie
Compressor 1 x x ON Compressor 2 x x ON Alarm relais x x OFF Hoofdschakelaar x x Gesloten P0 x x AKS 32R 1-6 bar
Het aansluitoverzicht van de regelaar en alle uitbreidingsmodules zijn te vinden op de pagina 12 en verder. Voorbeeld: de regelaar:
Signal Module Punt Klem Signaal type /
1 (AI 1) 1 - 2
2 (AI 2) 3 - 4
3 (AI 3) 5 - 6
4 (AI 4) 7 - 8
Actief op
Module Punt
Let op de juiste nummering van de modules! Het rechterdeel van de rege­laarmodule lijkt op een aparte module, maar is dat NIET.
Tip De Appendix geeft 80 type installaties weer die te selec­teren zijn als 'snelselectie'. Als uw installatie op 1 van deze selecties lijkt, is het zinvol om deze te selecteren in de 'snelselectie'.
- Kolommen 1, 2, 3 en 5 worden gebruikt voor de configuratie (programmering)
- Kolommen 2 en 4 worden gebruikt voor het aansluitschema.
Example continued:
Signaal Module Punt Klem
Luchttemperatuur - S3A
Luchttemperatuur- S3B
Luchttemperatuur- S3C
Luchttemperatuur - S4A
Luchttemperatuur - S4B
Luchttemperatuur - S4C
Ontdooisensor - S5A
Ontdooisensor - S5B
Ontdooisensor - S5C
Zuiggastemperatuur - S2A
Zuigdruk - P0
AKV A
AKV B
AKV C
Ventilator
Ontdooing A
Ontdooing B
Ontdooing C
Randverwarming
1 (AI 1) 1 - 2
2 (AI 2) 3 - 4
3 (AI 3) 5 - 6
4 (AI 4) 7 - 8
5 (AI 5) 9 - 10
6 (AI 6) 11 - 12
7 (AI 7) 13 - 14
8 (AI 8) 19 - 20
9 (AI 9) 21 - 22
10 (AI 10) 23 - 24
11 (AI 11) 25 - 26
1
12 (DO 1) 31 - 32
13 (DO 2) 33 - 34
14 (DO 3) 35 - 36
15 (DO 4) 37 - 38
16 (DO 5) 39-40-41
17 (DO6) 42-43-44
18 (DO7) 45-46-47
19 (DO8) 48-49-50
Signaal
type /
Actief op
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
AKS32R-12
-
-
-
ON
ON
ON
ON
ON
24 -
25 -
Signaal Module Punt Klem
Zuiggastemperatuur - S2B
Zuiggastemperatuur - S2C
Externe start/stop
Schoonmaak (puls)
2
1 (AI 1) 1 - 2
2 (AI 2) 3 - 4
3 (AI 3) 5 - 6
4 (AI 4) 7 - 8
5 (AI 5) 17 - 18
6 (AI 6) 19 - 20
7 (AI 7) 21 - 22
8 (AI 8) 23 - 24
Signaal
type /
Actief op
Pt 1000
Pt 1000
Gesloten
Gesloten
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 37
11

Aansluitschema

Tekeningen van de individule modules kun­nen bij Danfoss besteld worden. Formaat = dwg en dxf
U kunt dan zelf het modulenummer in de cirkel invullen en de diverse aansluitingen tekenen.
Vervolg voorbeeld:
S3A
1
3 x EKA 163B
S3B
2
S3C
S4B
S4A
S4C
3
567 8
4
121314
AKV A
AKV B
S5A
AKV C
15
1
S2B
2
S2C
3
2
Start/stop
4
Schoonmaak
S5B
S2A
S5C
P0
10
9
11
1
16
Ventilator
Ontd. A
17
Ontd. B
18
19
Ontd. C
Randverwarming
38 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
12

Voedingsspanning

De voeding wordt alleen aangesloten op de regelaar (module 1). De voeding naar de volgende modules wordt doorgegeven via de schuifverbinding tussen de modules. De voeding moet 24 V +/- 20 % zijn. Er moet een transformator gebruikt worden voor iedere regelaar. De 24 V kan dus niet doorgelust worden naar andere regelaars. De transformator moet klasse II zijn. De analoge in- en uitgangen zijn niet galvanisch gescheiden van de voeding. De + en - van de 24V ingang mogen niet geaard worden.
Bij gebruik van stappenmotorafsluiters moet de stroom daarvoor worden geleverd door een aparte voeding. Zien AK-XM 208C.
Bij installaties moet ook de spanning naar de regelaar en afsluiters zeker worden gesteld met behulp van een UPS.
Vervolg voorbeeld:
Regelaar 8 VA + 1 uitbr. module uit de 100 serie 2 VA
------
Formaat transformator (min.) 10 VA
Transformator grootte
De energieopname groeit met het aantal aangesloten modules:
Module Type Aantal à Effect
Regelaar 1 x 8 = 8 VA Uitbr. module serie 200 _ x 5 = __ VA Uitbr. module serie 100 _ x 2 = __ VA Totaal ___ VA
Algemene druktransmitter
Wanneer verschillende regelaars een signaal ontvangen van dezelfde druktransmitter, dan moet de voeding naar de betref­fende regelaars zo zijn bedraad dat het niet mogelijk is één van de regelaars uit te schakelen, zonder ook de andere uit te schakelen. (Wanneer één regelaar wordt uitgeschakeld, dan wordt het signaal neergehaald en zullen alle andere regelaars een signaal ontvangen dat te laag is)
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 39

Bestellen

1. Regelaar
Type Functie Toepassing Taal Code num.
Engels, Duits, Frans, ne-
AK-CC 750A Regelaar voor verdamperregeling 1, 2, 3 or 4 secties
2. Uitbreidingsmodules en overzicht van in- en uitgangen
Type Analoge
ingangen
Aan/uitgangen Aan/uit voeding
(DI signaal)
Analoge uitgangen
derlands, Italiaans, Spaans, Portugees, Deens, Fins, Pools, Russisch, Tsjechisch
Stepper Uitgangen
Module met schakelaars
080Z0140 x
Code num.
Vervolg
voorbeeld
Vervolg
voorbeeld
Voor senso­ren en druk­opnemers etc.
Regelaar 11 4 4 - - - - -
Uitbreidingsmodules
AK-XM 101A 8 080Z0007 x
AK-XM 102A 8 080Z0008
AK-XM 102B 8 080Z0013
AK-XM 103A 4 4 080Z0032
AK-XM 204A 8 080Z0011
AK-XM 204B 8 x 080Z0018
AK-XM 205A 8 8 080Z0010
AK-XM 205B 8 8 x 080Z0017
AK-XM 208C 8 4 080Z0023
Onderstaande uitbreidingsmodule wordt geplaatst op het onderste deel van de regelaar. Er is ruimte voor 1 module.
AK-OB 110 2 080Z0251
Relais (SPDT)
Solid State Laag
voltage (max. 80 V)
Hoog voltage (max. 260 V)
0-10 V d.c. Voor klep-
pen met stap-con­trole
Voor hand­bediening van uitgan­gen
Met schroef­aansluitin­gen
3. AK bediening en accessoires
Type Functie Toepassing Code num.
Vervolg
voorbeeld
Bediening
AK-ST 500 Software voor bediening AK regelaars AK bediening 080Z0161 x
- Kabel tussen PC en AK regelaar USB A-B (standard IT kabel) - x
Accessoires Voedingsspanningsmodule 230 V / 115 V naar 24 V
AK-PS 075 18 VA
AK-PS 150 36 VA 080Z0054
Accessoires Externe display voor aansluiting op de regelaar voor uitlezing van bijvoorbeeld de meubel- celtemperatuur
EKA 163B Display 084B8574 xxx
EKA 164B Display met bedieningsknoppen 084B8575
MMIGRS2 Grafische Display met bediening 080G0294
- Kabel tussen EKA display en regelaar
Kabel tussen Grafische display typ MMIGRS2 en rege­laar (regelaar met RJ11 plug)
Accessoires Communicatiemodules voor regelaars als de modules niet ononderbroken aaneengeschakeld kunnen worden
AK-CM 102 Communicatie module
Voeding voor regelaar
Lengte = 2 m 084B7298 xxx
Lengte = 6 m 084B7299
Lengte = 1,5 m 080G0075
Lengte = 3 m 080G0076
Datacommunicatie voor externe uitbreiding modules
080Z0053 x
080Z0064
40 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A

3. Montage en bedrading

Deze sectie beschrijft hoe de regelaar:
• wordt geplaatst
• wordt aangesloten
Deze sectie is gebaseerd op het voorbeeld dat in de vorige sectie is beschreven, dus met de volgende uitbreidingsmodules:
• AK-CC 750A regelaar module
• AK-XM 101A analoge ingangen module
• 3 pcs. EKA 163B display
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 41

Montage

Plaatsen van een I/O module op basis­module
1. Verplaats het beschermkapje
Verwijder het beschermkapje van de aansluitplug aan de rech­terkant van de basismodule. Plaats het kapje op de aansluitplug aan de rechterkant van de I/O module welke aan de rechterkant van de AK samenstelling wordt geplaatst.
2. Plaats de uitbreidingsmodule rechts aan de basis­module
De basismodule moet spanningsloos zijn.
Voor ons voorbeeld zijn 1 uitbreidingsmodule aan de basismodule gemonteerd. De volgorde is als volgt:
Alle hierna volgende instellingen die betrekking hebben op de 2 uit­breidingsmodules worden door deze volgorde bepaald.
Als de twee rode sluitingen voor de DIN-rail montage open zijn, kan de module op de DIN-rail worden geplaatst. De twee sluitingen kunnen hierna gesloten worden. Demonteren moet dus worden gedaan met de sluitingen in de 'open' positie.
42 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Montage en bedrading - vervolg

Bedrading

Bepaal tijdens de planning welke functie op welke plaats moet worden aangesloten.
1. Aansluiting in- en uitgangen
Zie onder de tabel voor het voorbeeld:
Signaal Module Punt
Luchttemperatuur - S3A
Luchttemperatuur- S3B
Luchttemperatuur- S3C
Luchttemperatuur - S4A
Luchttemperatuur - S4B
Luchttemperatuur - S4C
Ontdooisensor - S5A
Ontdooisensor - S5B
Ontdooisensor- S5C
Zuiggastemperatuur - S2A
Zuigdruk - P0
AKV A
AKV B
AKV C
Ventilator
Ontdooing A
Ontdooing B
Ontdooing C
Randverwarming
Signaal Module Punt
Zuiggastemperatuur - S2B
Zuiggastemperatuur - S2C
Externe start/stop
Schoonmaak (puls)
1 (AI 1) 1 - 2
2 (AI 2) 3 - 4
3 (AI 3) 5 - 6
4 (AI 4) 7 - 8
5 (AI 5) 9 - 10
6 (AI 6) 11 - 12
7 (AI 7) 13 - 14
8 (AI 8) 19 - 20
9 (AI 9) 21 - 22
10 (AI 10) 23 - 24
11 (AI 11) 25 - 26
1
12 (DO 1) 31 - 32
13 (DO 2) 33 - 34
14 (DO 3) 35 - 36
15 (DO 4) 37 - 38
16 (DO 5) 39-40-41
17 (DO6) 42-43-44
18 (DO7) 45-46-47
19 (DO8) 48-49-50
24 -
25 -
1 (AI 1) 1 - 2
2 (AI 2) 3 - 4
3 (AI 3) 5 - 6
4 (AI 4) 7 - 8
2
5 (AI 5) 17 - 18
6 (AI 6) 19 - 20
7 (AI 7) 21 - 22
8 (AI 8) 23 - 24
Klem
Klem
Signaal
type /
Actief op
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
AKS32R-12
-
-
-
ON
ON
ON
ON
ON
Signaal
type /
Actief op
Pt 1000
Pt 1000
Gesloten
Gesloten
De functie van de schakelfuncties is te zien in de laatste kolom
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 43
Montage en bedrading - vervolg
De aansluitingen voor het voorbeeld zijn hieronder te zien.
Waarschuwing Houdt signaalkabels gescheiden van hoog voltage kabels
De afscherming van de drukopnemer­kabels mogen alleen aan de kant van de regelaar worden aangesloten.
Schoonmaken
2. Aansluiting LON communicatienetwerk
De installatie van de datacommunicatie moet voldoen met de eisen die worden gesteld in document RC.8A.C…
3. Aansluiting voedingsspanning
24 V, de voeding mag niet voor andere regelaars of apparaten worden gebruikt. De klemmen mogen niet worden geaard.
4. Volg LED’s
Zodra voeding op de regelaar wordt aangesloten zal de regelaar een interne controle uitvoeren. Dit regelaar zal na ongeveer 1 minuut klaar zijn zodra de LED ‘Status’ langzaam knippert.
5. Als er een netwerk is
Stel het adres is en activeer de Service Pin Zodra de regelaar correct op het netwerk is aangemeld zal de 'Status' LED 10 minuten snel knipperen.
6. De regelaar kan nu geconfigureerd worden
Interne communicatie tussen de modules: Knippert snel = fout Continue aan = fout
Power
Comm
DO1 Status
DO2 Service Tool
DO3 LON
DO4 I/O Extension
DO5 Alarm
DO6
DO7 Display
DO8 Service Pin
Status uitgangen 1-8
Knippert langzaam = OK Knippert snel = antwoord van gateway in 10 minuten na netwerk­ installatie Continue aan = fout Continue uit = fout
Externe communicatie
Knippert = Actief alarm / niet erkend Continue aan = Actief alarm / erkend
Netwerkinstallatie
44 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
4. Conguratie en bediening
Deze sectie beschrijft hoe de regelaar:
• wordt geconfigureerd
• wordt bediend
De volgende sectie is gebaseerd op het eerder besproken voor­beeld met een vriestoepassing met 3 verdampers. Het voorbeeld is op de volgende pagina nog een keer te zien.
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 45
Voorbeeld koelinstallatie
De beschrijving van het instellen van de regelaar wordt gedaan aan de hand van onderstaand voorbeeld van een vriestoepassing met 3 verdampers.
Het voorbeeld is hetzelfde als gebruikt in de 'Ontwerp' sectie, een AK-CC 750A regelaar met uitbreidingsmodules.
Vriestoepassing
• Koudemiddel R134a
• 3 verdampers
• Elektrische ontdooiing op iedere sectie
• Ventilatoren
• Randverwarming
• 3 displays voor weergave van temperatuur
Regeling:
• 3 AKV ventielen
• Oververhittingregeling met Po en 3 S2 sensoren
• S3 is alarmsensor
• S4 is thermostaatsensor
• Nachtverlaging met 3K
Ontdooiing:
• Individuele ontdooistop op basis van S5 temperatuur
• Inspuiting start als alle ontdooiingen zijn beëindigd
Ventilatoren:
• Ventilatoren draaien tijdens ontdooiing
Schoonmaak:
• Puls voor start en stop van schoonmaakactie
Overig:
• Externe start/stop gebruikt (Hoofdschakelaar)
Er is ook een interne hoofdschakelaar (instelling).
Deze modules zijn geselecteerd tijdens de ontwerpfase.
Het resultaat is dat de onderstaande modules moeten worden gebruikt:
• AK-CC 750A regelaar
• AK-XM 101A analoge ingangen module
46 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Conguratie

Aansluiten PC

PC met het ‘Service Tool’ programma wordt aan de regelaar aangesloten.
De regelaar moet ‘aan’ zijn en het ‘Status’ LED moet knipperen voordat het ‘Service Tool’ programma wordt gestart.
Voor bediening van de Service Tool software, zie de desbetref­fende handleiding.
De eerste keer dat Service Tool wordt aangesloten op een ‘nieuwe’ rege­laarversie, zal de opstart van Service Tool langer duren dan normaal. De voortgang kan worden gevolgd in de balk onderin het scherm.
Start Service Tool programma
Inloggen met gebruikersnaam SUPV
Selecteer de naam SUPV en voer het bijbehorende wachtwoord in
Als de regelaar nieuw is, is het wachtwoord 123 Na het inloggen zal altijd als eerst het overzichtscherm worden ge­toond.
In dit geval is het overzicht leeg, omdat de regelaar nog niet ingesteld en geconfigureerd is. De rode alarmbel in de rechter onderhoek betekent dat er een actief alarm in de regelaar aanwezig is. In dit geval komt dit omdat de regelaar nog niet is ingesteld.
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 47
Configuratie - vervolg

Verander taal

1. Ga naar het configuratiemenu
Druk op de oranje knop met de sleutel aan de onderkant van het scherm.
2. Selecteer ‘Authorization’
3. Verander instellingen voor gebruiker ‘SUPV’.
Wanneer de regelaar wordt geleverd is deze ingesteld met een standaard autorisatie voor verschillende gebruikersgroepen. Deze autorisaties kun­nen nu of later worden aangepast aan de installatie.
Deze knop wordt altijd gebruikt om in dit scherm te komen. Op het scherm links zijn nog niet alle functies te zien. Naarmate we verder in de configuratie komen, zal er meer in dit scherm verschijnen.
Druk op de regel ‘Authorisation’ om naar de gebruikersinstellingen te
gaan.
4. Selecteer gebruikersnaam en wachtwoord
5. Log opnieuw in met de gebruikersnaam en het
nieuwe wachtwoord
Selecteer de regel met gebruikersnaam SUPV.
Druk op ‘ Wijzig’.
Hier kan de ‘supervisor’ voor het specifieke systeem worden geselec­teerd en een corresponderend wachtwoord voor deze persoon. In oudere versies van Service Tool AK-ST 500 was het mogelijk om in dit menu de taal te selecteren.
In de nieuwste versie van Service Tool zal de taalselectie van de rege­laar automatisch gebeuren met de configuratie van Service Tool. De regelaar zal dezelfde taal gebruiken als is geselecteerd in Service Tool, maar alleen als deze taal in de regelaar aanwezig is. Indien de taal niet in de regelaar aanwezig is, zal automatisch de Engelse taal worden getoond.
.
Om de gemaakte instellingen te activeren, moet er opnieuw worden ingelogd met gebruikersnaam. Om het ‘log-in’ scherm te bereiken, druk op het ‘huis’ in de linker boven­hoek van het scherm.
48 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Configuratie - vervolg
Ontgrendel de conguratie van de regelaars
1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer Hoofdschakelaar
3. Selecteer Configuratieslot
Druk op het blauwe veld naaste de tekst AAN
De regelaar kan alleen worden geconfigu­reerd wanneer deze ontgrendeld is.
Wijzigingen aan de in- en/of uitgangen worden pas actief nadat het configuratieslot op 'Aan' in gezet.
De waarden kunnen worden veranderd wanneer de regelaar is vergrendeld, maar alleen als deze waarden niet de configuratie beïnvloeden.
Algemeen Veel instellingen zijn afhankelijk van eerdere instellingen. Dit wordt weergegeven door het feit dat veel functies alleen kunnen worden gezien (en ingesteld) als een eerdere functie toegang geeft tot deze onderliggende functie.
Hieronder vindt meer informatie over de verschil­lende instellingen. Het nummer refereert aan het nummer en de afbeelding in de linkerkolom. Het scherm toont alleen de instellingen en uitlezin­gen die van toepassing zijn voor het voorbeeld
3­Hoofdschakalaar
Wordt gebruikt om de regeling te starten en stoppen. Wanneer de hoofdschakelaar Uit is, staan alle uitgangen in standby mode en worden alle alarmen opgeheven. De hoofdschakelaar moet Uit zijn voordat het configuratieslot uitgeschakeld kan worden.
Configuratieslot
De regelaar kan volledig geconfigureerde worden wanneer het configuratieslot Uit is. De instellingen worden pas actief zodra het configuratieslot weer op Aan staat. Op dat moment worden de ingestelde functies ver­geleken met de ingestelde in- en uitgangen. Belangrijke instellingen kunnen niet meer worden gewijzigd tenzij het configuratieslot weer Uit gaat.
4. Selecteer Uit
Selecteer Uit.
Bijvoorbeeld, de regel 'Configuratieslot' wordt onzichtbaar als de hoofdschakelaar op Aan staat. Pas als de hoofdschakelaar wordt uitgeschakeld en de koeling dus wordt gestopt, is het mogelijk om het configuratieslot te wijzigen
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 49
Configuratie - vervolg

Systeeminstelling

1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer 'Systeeminstelling'
3. Stel systeeminstellingen in
Algemeen
Alle systeeminstellingen kunnen worden gewijzigd door op het desbetreffende blauwe veld te drukken en dan de gewenste waarde in te vullen.
3­Regelaarnaam
In het eerste veld kunt u de naam van de regelaar wijzigen.
Frequentie voeding
Stel frequentie in
Alarmtaal
Selecteer de taal waarin de alarmen moeten worden weergegeven. De alarmtekst kan in een andere taal zijn dan de taal van de regelaar.
Klok
De regelaar kan de klok van de PC overne­men. Als de regelaar onderdeel is van een ADAP­KOOL netwerk, worden datum en tijd automa­tisch ingesteld door de gateway. Dit geldt ook voor de overgang van zomer- naar wintertijd. Stroomstoring, de klok blijft gedurende mini­maal 12 uur doorlopen.
50 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Configuratie - vervolg

Instellen type installatie

1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer type installatie
Druk op de regel 'Selecteer toepassing'
3. Stel het type installatie in
3­Selecteer pre-geconfigureerde toepassing Groep 1
of Groep 2
De installatie kan op deze 2 manie­ren worden geconfigureerd. Kies uit een van deze twee metho­den.
Voor het voorbeeld hebben we be­sloten om voor de tweede methode te kiezen. We selecteren:
• 3 verdampers
• AKV klep
• Koudemiddel = R134a
• Ontdooiregeling
• Ontdooitype= elektrisch
4. Andere instellingen
Na het selecteren van de toepassing zullen we de overige instelschermen bekijken om te controleren of er veran­deringen gedaan moeten worden aan sommige van de pre-geconfigureerde instellingen. In ons voorbeeld moeten we het koudemiddel selecteren, (zie het scherm hierboven) en we moeten externe start/stop instellingen toevoegen (dit wordt gedaan in het scherm 'Algemene functies').
• Controleer de instellingen naast de individuele functies
Deze instelling geeft een lijst met een aantal voorgepro­grammeerde combinaties, welke tegelijkertijd ook de aansluitpunten definiëren. Aan het eind van de handleiding bevindt zich een over­zicht van de opties en aansluitpunten.
Na configuratie van deze functie zal de regelaar opnieuw opstarten. Na de opstart zal een groot aantal instellingen gemaakt zijn, inclusief de aansluitpunten. Ga verder met de instellingen en controleer alle waarden. Alle instellingen kunnen gewoon gewijzigd worden.
Aantal verdampers
Selecteer het aantal verdampers dat geregeld moet worden.
Type klep
Selecteer het juiste type klep hier. AKV klep LLSV, magnetklep (Thermostatisch expansieventiel). STEP (ETS / CCM /CCMT klep) AO (Analoge spanning)
Schalingsfactor voor stapventiel en AO
De ventielcapaciteit kan hier geminimaliseerd zijn.. LLSV, magnetklep (bij afsluiter met stappenmotor) LLSV-vertraging uit Vertragingstijd nadat de stappenmotor start met sluiten totdat de magneetklep is gesloten.
Koudemiddel
Hier kan gekozen worden uit een groot aantal koude­middelen. Als het gewenste koudemiddel niet in de lijst staat, selecteer dan 'Gebruiker gedef.'. Door middel van 3 factoren kan het koudemiddel dan ingesteld worden. Deze factoren zijn te verkrijgen bij Danfoss.
Ontdooiregling
Selecteer of de verdampers moeten ontdooien.
Ontdooitype
Hier kan gekozen worden uit natuurlijke, elektrische, heetgasontdooing of warme brine ontdooiing.
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 51
Configuratie - vervolg
Definitie van thermostaat
1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer Algemene thermostaat
3. Selecteer functies voor thermostaat
Het configuratiemenu is nu gewij­zigd. Het toont nu meer instellingen die allemaal betrekking hebben op het geselecteerde type installatie. Bijvoorbeeld, eerder hebben we 3 verdampers geselecteerd. Dit be­tekend dat er nu 3 secties worden weergegeven.
Voor ons voorbeeld selecteren we:
• Aan/Uit thermostaat
• Individuele thermostaat voor iedere sectie
• Dag/nachtregeling
• Geen smeltfunctie aangezien dit een vriestoepassing is
De instellingen zijn links te zien.
Afhankelijk van de gemaakte instellingen kunnen meer instellingen beschikbaar worden voor de geselecteer­de functies. De lijst in de rechter kolom op de pagina bevat alle mogelijke functies die beschikbaar zijn.
Voor meer informatie over de individuele functies, zie hoofdstuk 5 van deze handleiding.
3 ­Thermostaattype
Kies uit de volgende thermostaatfuncties:
• 1 klep voor alle / algemene AAN/UIT thermostaat Hier wordt 1 klep gebruikt voor alle verdampers. De tem­peratuur wordt geregeld door een AAN/UIT thermostaat op basis van de instellingen van de A sectie.
• 1 klep per verd. / algemene AAN/UIT thermostaat Hier wordt 1 klep per verdamper gebruikt. De temperatuur wordt in alle verdampersecties geregeld door een AAN/UIT thermostaat op basis van de instellingen van de A sectie
• 1 klep per verd. / individuele AAN/UIT thermostaat Hier wordt 1 klep per verdamper gebruikt. De temperatuur wordt individueel geregeld door een AAN/ UIT thermostaat in iedere sectie.
• 1 klep per verd. / individuele modulerende thermostaat
Hier wordt 1 klep per verdamper gebruikt. De temperatuur wordt individueel geregeld in iedere sectie volgens een modulerend principe.
Externe referentie via voltage
Selecteer of een extern voltage gebruikt worden voor de verschuiving van de thermostaatreferentie. Ext. ref. versch. max. Verschuiving referentie bij maximaal signaal (5 of 10V)
Ext. ref. versch. min.
Verschuiving referentie bij minimaal signaal (0 of 2V)
Dag/ Nachtregeling
Selecteer of de thermostaattemperatuur verhoogd/ver­laagd moet worden tijdens nachtbedrijf. (Waarden voor nachtverschuiving moeten in de individu­ele secties worden ingesteld en in Kelvin)
Nachtconditie via DI
Selecteer of de nachtverschuiving moet plaatsvinden via een ingangssignaal. (Het signaal kan ook worden gege­nereerd door het interne schema of via de master control functies in de systeem unit.)
Thermostaatband
Selecteer of de thermostaat moet schakelen tussen 2 referentie-instellingen (de waarden kunnen in de indivu­duele secties worden ingesteld). Selecteer of de functie gestart wordt door een schakelaar of een puls.
Thermostaatband select via DI
Selecteer of er naar een andere thermostaatband moet worden geschakeld via een DI ingang.
Smeltfunctie
Selecteer of de regelaar een smeltfunctie moet uitvoeren.
Smeltinterval
Stel de periode in tussen 2 smeltintervallen Smelttijd Stel de smelttijd in
Flood Evap
Kies uit de volgende functies:
• Losgekoppeld Vloeistofstroming is niet toegestaan
• Vloeistofstroming SH alleen. Gestopt door een signaal van het systeemapparaat.
• Vloeistofstroming algemeen DI. Gestopt door een alge­meen DI-signaal
52 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Configuratie - vervolg
3 -
Denitie van secties
1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer Sectie A
3. Instellen waarden voor thermostaat A
Druk op de ‘+’ knop om naar de
volgende pagina te gaan.
4. Instellen waarden voor alarm thermostaat
5. Definieer de andere secties
Voorbeelden: De instellingen zijn links te zien.
Er zijn meerdere pagina's. De zwarte balk laat zien welk van de pagina's nu is weergegeven. Beweeg tussen de pagina's door de + en – toetsen te gebruiken.
Herhaal de bovenstaande stappen voor iedere sectie.
In ons voorbeeld zijn de instellin­gen voor alle 3 de secties aan elkaar gelijk.
Stappen klep
ETS 12½, 25, 50, 100, 250, 400, CCM, CCMT of Gebruiker selectie. bij Gebruiker selectie: + Max operating steps, Hysterese, Step rate, Holding current, Overdrive init, Phase current, Soft landing unit, Failsafe pos.
Thermostaattemperatuur
In geval van een algemene thermostaat: kies welke sensoren gebruikt worden voor de temperatuurregeling: gewogen S3/S4, laagste van alle S3's, gemiddelde van alle S3's, hoogste van alle S3's, laagste van alle S4's, gemiddelde van alle S4's of hoogste van alle S4's.
S4 invloed dag %
Sensorselectie voor thermostaat gedurende dagbedrijf. Bij 100% wordt alleen de S4 gebruikt. Bij een lagere waarde wordt ook de S3 gebruikt in de thermostaatfunctie. Bij 0% wordt alleen de S3 gebruikt
S4 invloed nacht %
Als boven, maar voor nachtbedrijf.
Uitschak 1
De uitschakeltemperatuur voor de thermostaat – Thermostaatband 1
Differential 1
Differentie voor thermostaat – Thermostaatband 1
Uitschak 2
De uitschakeltemperatuur voor de thermostaat – Thermostaatband 2
Differential 2
Differentie voor thermostaat – Thermostaatband 2
Nachtverschuiving
Verschuiving voor de referentie gedurende nachtbedrijf
Displayregeling
Selecteer of een display type EKA 163B / 164B aangesloten moet wor­den voor de uitlezing van de temperatuur en sektion A. Instellingen zijn: geen, gewogen S3/S4 of producttemperatuur.
Displayeenheid
Selecteer of de temperaturen worden weergegeven in SI eenheden (°C) of US eenheden (°F)
Display S4 %
Sensorselectie voor weergave temperatuur op display Bij 100% wordt alleen de S4 gebruikt. Bij een lagere waarde wordt ook de S3 gebruikt in de thermostaatfunctie. Bij 0% wordt alleen de S3 gebruikt
Displaycorrectie
Een verschuiving voor de displayuitlezing
Max. Disp -d- delay
Max. tijdsduur van -d- in display.
S4 vorstbeveiliging
Selecteer of een alarm wordt gegenereerd in geval van een lage S4 temperatuur
S4 vorslimiet
Stel het alarmniveau in voor de S4 sensor
4­Alarmthermostaat
Selecteer of een alarmthermostaat geactiveerd moet worden
Alarm alarm S4%
Stel de weging van de S4 sensor in voor de alarmthermostaat
Hoog alarm 1
Alarmlimiet voor hoog temperatuuralarm, thermostaatband 1
Hoog alarm 2
Alarmlimiet voor hoog temperatuuralarm, thermostaatband 2
Vertr. hoog
Tijdvertraging voor hoog temperatuuralarm
Vertr.hoog pulldown
Tijdvertraging tijdens pull-down en na ontdooiing
Vertr.hoog pulldown
Tijdvertraging tijdens 'pull-down' en na ontdooiing
Laag alarm 1
Alarmlimiet voor laag temperatuuralarm, thermostaatband 1
Laag alarm 2
Alarmlimiet voor laag temperatuuralarm, thermostaatband 2
Vertr. laag
Tijdvertraging voor een hoog temperatuuralarm
Produktsensor
Geef aan of een producktsensor wordt gebruikt
Prod. temp hoog alarm 1
Alarmlimiet voor hoge produkttemperatuur, thermostaatband 1
Prod. temp hoog alarm 2
Alarmlimiet voor hoge produkttemperatuur, thermostaatband 2
Prod. temp. hoog vertr.
Tijdvertraging voor alarm hoge produkttemperatuur
Prod. vertr. hoog pulldown
Tijdvertraging tijdens 'pull-down' en na ontdooiing
Prod. temp laag alarm 1
Alarmlimiet voor lage produkttemperatuur, thermostaatband 1
Prod. temp laag alarm 2
Alarmlimiet voor lage produkttemperatuur, thermostaatband 2
Prod. temp laag vertr.
Tijdvertraging voor alarm lage produkttemperatuur
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 53
Configuratie - vervolg

Instellen ontdooifunctie

1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer Ontdooi functie
3. Instellen functie
Voorbeelden: De instellingen zijn links te zien.
Als het interne ontdooischema gebruikt moet worden voor het starten van de ontdooiing, moeten de tijden worden inge­steld in het ontdooischema. Zie pagina 64 en 65.
NB! Als de inspuiting wordt geregeld met een analoog signaal naar een afsluiter van derden kunt u de instelling "Adaptieve ontdooiing" beter niet gebruiken.
3 ­Ontdooiregeling
Selecteer of de regelaar de ontdooiing moet regelen
Ontdooitype
Stel het ontdooitype in (elektrisch / natuurlijk / heetgas of warme brine)
Adaptieve ontdooiing
De functie kan worden ingesteld op 'Geen' / 'Bewaak ijs' / 'Overslaan dag' / 'Overslaan dag/nacht' / 'Volledig adaptief'.
Min. tijd tussen ontdooiingen
Stel in hoe vaak een ontdooiing is toegestaan
Pc signaal voor AO
Kies signaal voor Pc: een intern signaal (lokaal op regelaar) of een signaal via de datacommunicatie (netwerk)
Ontdooischema
Kies welk schema gevolgd word: een intern schema of een extern schema van de systeemunit.
Ontdooistart via DI
Selecteer of de ontdooiing gestart moet worden door een signaal op een DI ingang
Max. ontdooi interval (tussen ontdooiingen)
De ontdooiing wordt gestart na de ingestelde interval, tenzij deze wordt gestart door andere methoden (handmatig, schema, netwerk, DI). Indien de ontdooiing volgens een schema wordt gestart, moet de 'Max. ontdooi interval' op een grote waarde worden ingesteld dan de langste periode tussen 2 ontdooiing volgens het schema.
Vent. tijdens ontdooi
Selecteer of de ventilatoren aan moeten zijn tijdens de ontdooiing.
Ontdooistopmethode
Definieer of de ontdooiing gestopt wordt op:
• Tijd
• Temperatuur individueel in iedere sectie
• Temperature algemeen
Ontdooistopsensor
Selecteer de sensor die het signaal voor ontdooistop moet geven
Ontdooistoptemperature A, B, C, D
Stel de temperatuur in waarbij de ontdooiing moet stoppen
Max. ontdooitijd
De ontdooiing stopt na deze periode, ook als de ontdooi­stoptemepartuur nog niet is bereikt.
Min. ontdooitijd
Het ontdooien kan niet worden gestopt totdat de ingestelde tijd verstreken is. De instelling heeft een hogere prioriteit dan ‘Max. ontdooitijd’
Afzuigvertraging
Tijdvertraging voor ontdooiing wanneer de inspuiting stopt en de verdamper afzuigt
Heet gas vertraging
Vertragingstijd vóór opening van heetgasklep
Afdruipvertr.
Tijdvertraging na ontdooiing waarbij waterdruppels van de verdamper afdruipen voordat de koeling herstart
Egalisatievertr.
Vertraging waarin de egalisatieklep (omloop zuigklep) open blijft om drukegalisatie te garanderen.
Vent.vertraging
Maximum toegestane ventilatorvertraging na ontdooiing
Vent. start temp.
De ventilatoren zullen starten wanneer de temperatuur bij de ontdooisensor onder deze waarde komt.
Lekbakverwarming
Stel in of de lekbakverwarming actief moet zijn.
Vertraging lekbakverwarming
Stel tijd in (tijd vanaf punt waar de reguliere ontdooiing stopt)
Max. vasth. tijd
Maximale vasthoudtijd die de regelaar wacht op een signaal voor herstart van de koeling (alleen gecoördineerde ontdooi­ing)
Uitgebr. instel. AO
Alle instellingen 'onder' deze functie zijn expert instellingen.
54 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Configuratie - vervolg

Instellen van algemene functies

1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer Algemene functies
3. Functies eerste scherm
Druk op de ‘+’ knop om naar de
volgende pagina te gaan.
4. Functies tweede scherm
Voorbeelden: De instellingen zijn links te zien.
Voorbeelden: De instellingen zijn links te zien.
3­Algemene functies voor ventilatoren en randverwarming
Ventilatorreg.
Selecteer de gewenste ventilatorregeling:
• Enkele vent. (één relais)
• 2 snelh. vent. (twee relais)
• EC vent. (analoge spanningsuitgang)
• VSD vent. (analoge spanningsuitgang + één startrelais)
Vent. puls bij uitsch.
Selecteer of de ventilatoren moeten pulseren bij een uitschakelde thermostaat. Het pulseren kan beperkt worden tot: 'Alleen nacht' (meubel met nachtafdekking) of 'Altijd' (cel).
Vent. eco bij uitschak.
Selecteer wanneer de ventilatoren moeten draaien met een laag toerental:
• Nee
• Altijd
• Alleen nacht Vent. AAN % (bij enkele ventilator) Stel in hoe lang de ventilatoren AAN moeten zijn tijdens het pulseren. Stel in als een percentage van de 'Ventila­tortijd'. Ventilatortijd (bij enkele ventilator) Stel de periodetijd in voor het pulseren van de ventilator. Vent. dag (bij EC of VSD) Ventlatortoerental tijdens normaal dagbedrijf Vent. nacht (bij EC of VSD) Ventlatortoerental tijdens normaal nachtbedrijf Vent. dag eco (bij EC of VSD) Ventilatortoerental en thermostaat-uitschakeling Vent. nacht eco (bij EC of VSD) Ventilatortoerental tijdens nachtbedrijf en thermostaatu­itschakeling EC min startsnelh. (bij EC of VSD) Laagste toerental tijdens de eerste 10 seconden na start
Vent. stop op S5
Selecteer of de ventilatoren moeten stoppen als de S5A temperatuur te hoog wordt. Wordt gebruikt om de venti­latoren te stoppen wanneer de koeling niet meer werkt..
Vent. stoptemp.
Stel de temperatuurlimiet in voor de S5A sensor waarbij de ventilatoren moeten stoppen
Randverw. regeling
Selecteer of randverwarming wordt toegepast. Geen/Timer of Dauwpunt.
Randverw. AAN dag
Stel in hoelang de randverwarming AAN moet zijn tijdens dagbedrijf. Stel in als een percentage van de 'Randverw. periodetijd'.
Randverw. AAN nacht
Stel in hoelang de randverwarming AAN moet zijn tijdens nachtbedrijf. Stel in als een percentage van de 'Randverw. periodetijd'.
Dauwpunt max. limiet
Bij een dauwpunt boven deze waarde is de randverwar­ming 100%
Dauwpunt min limiet
Bij een dauwpunt onder deze waarde wordt de randver­warming geregeld met de volgende instelling 'Randverw. min. AAN%'
Randverw. min AAN%
Periode waar het dauwpunt onder minimale limiet is.
Randverw. periodetijd
Randverwarming pulsperiode
Randverw. tijdens ontd.
Selecteer of de randverwarming uit moet zijn gedurende de ontdooiing.
4­Algemene functies voor compressor en schoonmaakfunc­tie
Compressorregeling
Selecteer of een uitgang benodigd is voor een compres­sorregeling
Min. AAN tijd
Stel de minimale draaitijd in voor de compressor nadat deze is gestart
Druk op de ‘+’ knop om naar de
volgende pagina te gaan.
Min. herstarttijd
Stel de minimale tijd in tussen het stoppen en herstarten van de compressor
Draaitijd totaal
Stel eventueel de draaitijd voor de compressor in
Schoonmaken
Selecteer of een schoonmaakfunctie benodigd is
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 55
Configuratie - vervolg
5. Functies derde scherm
Voorbeelden: De instellingen zijn links te zien.
Schoonm. func. via DI
Selecteer of de schoonmaakfunctie door mid­del van een digitale ingang geactiveerd moet worden. Als alternatief kan de schoonmaakfunc­tie gestart worden vanaf de display of met een parameterinstelling.
Ontd. tijdens schoonm.
Selecteer of een schoonmaakactie moet begin­nen met een ontdooiing. Wordt gebruikt voor vriesapplicaties om een snelle ontdooiing te verkrijgen voor de schoonmaak.
Toepassing/sectie uitgeschakeld
Selecteer de functie voor licht en ventilatoren indien de toepassing wordt uitgeschakeld 5­Algemene functies voor deur, licht etc.
Deurschakelaar mode
Selecteer de functie voor de deurschakelaar. De deurschakelaar kan op de volgende 2 manieren gebruikt worden:
• Alleen alarm als de deur te lang open is
• Stop koeling en ventilatoren wanneer de deur open is, samen met een alarm als de deur te lang open blijft
Licht uit vertraging
Stel in hoe lang het licht aan moet blijven nadat de deur weer gesloten is (vereist een lichtregeling die is in gesteld op regeling via de deurschakelaar)
Vertr. herstart koeling
Stel in hoe lang de deur open mag blijven voordat de koeling en ventilatoren weer gestart worden. Voorkomt blootstelling van de produc­ten aan een te hoge temperatuur indien iemand vergeet de deur te sluiten.
Deuralarm vertraging
Indien de deur langer open blijft dan de hier ingestelde vertraging, zal een deuralarm gege­nereerd worden
Lichtregeling
Selecteer of het licht geregeld moet worden door en deurschakelaar, een dag/nachtsignaal of een signaal via de datacommunicatie.
Licht bij hoofdschakelaar
Kies of het licht uitgeschakeld moet worden wanneer de hoofdschakelaar uitgeschakeld wordt, of dat het licht de standaard lichtregeling volgt.
Reg. rolgord.
Stel in of de rolgordijnen moeten worden gere­geld door een relais
Open/sluiten rolgord/ via DI
Stel in of de regelaar een signaal ontvangt waardoor de rolgordijnen geactiveerd worden. Dit moet een pulssignaal zijn.
Licht uit als ontdooi.
Selecteer of het licht uitgeschakeld moet wor­den tijdens een ontdooiing.
Vent. stop bij sluiten rolgordijnen
Stel in hoeveel seconden de ventilatoren uitge­schakeld moeten zijn.
Koelmiddel-lek
Een DI-ingang is gereserveerd voor het koelmiddel-alarm
Alarmvertraging
Tijdsvertraging voordat alarm wordt verzonden
Geforc. sluiten via DI
Selecteer of een digitale ingang wordt gebruikt voor het geforceerd sluiten van de kleppen.
Vent. bij geforc. sluiten
Selecteer of de ventilatoren moeten doordraaien of stoppen bij een geforceerde sluiting van de kleppen en of ontdooien gedurende deze periode moet worden toegestaan
Alarmrelais
Selecteer de functie van het alarmrelais. Het alarmrelais kan geactiveerd worden bij de volgende alarmprioriteiten:
• Laag tot hoog
• Laag tot medium
• Hoog
Externe hoofdschakelaar
Selecteer of een externe hoofdschakelaar nodig is via een digitale ingang. Wanneer deze hoofd­schakelaar UIT is, wordt alle koeling gestopt, alle uitgangen gaan standby en alle alarmen worden opgeheven.
56 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Configuratie - vervolg

Instellen algemene alarmingangen

1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer Algemene alarmingan­gen
3. Definieer de gewenste alarmfuncties
Voor ons voorbeeld selecteren we 1 alarmfunctie voor het bewaken van het vloeistofniveau in het vloeistofvat.
We hebben een naam ingevuld voor de alarmfunctie en voor de alarmtekst.
3 – Algemene alarmingang
Deze functie kan gebruikt worden voor het bewaken van diverse digitale signalen.
Aantal ingangen
Stel het benodigde aantal ingangen in
Stel voor iedere ingang in
- Naam
- Vertraging voor DI alarm
- Alarmtekst
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 57
Configuratie - vervolg

Instellen afzonderlijk thermostaatfuncties

1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer Thermo/pressostaten
3. Definieer de gewenste thermostaatfunctie
Voor ons voorbeeld selecteren we 1
thermostaatfunctie voor het bewaken van de
machinekamertemperatuur.
Vervolgens moet een naam voor de functie
worden ingevuld.
3 - Thermostaten
De algemene thermostaten kunnen worden gebruikt voor het bewaken van in totaal 5 tem­peratuursensoren. Iedere thermostaat heeft een aparte digitale uitgang voor het aansturen van een eventueel extern apparaat.
Aantal thermostaten
Stel het aantal gewenste algemene thermosta­ten in
Stel voor iedere thermostaat in
- Naam
- Welke sensor wordt gebruikt Actuele temp. Temperatuurmeting van sensor die voor deze thermostaat wordt gebruikt
Actuele status
Actuele status van thermostaatuitgang
Uitschakeltemp.
Uitschakelwaarde voor thermostaatfunctie
Inschakeltemp.
Inschakelwaarde voor thermostaatfunctie
Hoog alarm grens
Hoog alarm grens
Hoog alarm vertr.
Tijdvertraging voor hoog alarm
Hoog alarm tekst
Alarmtekst voor hoog alarm
Laag alarm grens
Laag alarm grens
Laag alarm vertr.
Tijdvertraging voor laag alarm
Laag alarm tekst
Alarmtekst voor laag alarm
Door middel van de '+' en '-' toetsen kunt u naar een gelijksoortige pagina voor de pressostaatfuncties. (niet ge­bruikt voor het voorbeeld)
3b - Pressostaten
Instellingen zijn gelijk aan de thermostaten
58 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Configuratie - vervolg

Instellen afzonderlijke voltagefuncties

1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer Algemene spannings­ingang
In ons voorbeeld gebruiken we deze functie
3. Definieer de gewenste namen en waarden voor het ingangssignaal
niet, dus deze pagina is alleen ter informatie.
Voor iedere ingang (signaal) moet een naam worden ingevuld evenals alarmteksten.
De waarden 'Min. uitlezing' en 'Max. uitlezing' zijn instellingen die het minimale en maximale spanningssignaal vertegenwoordigen (het bereik van het spanningssignaal wordt ingesteld in de 'I/O configuratie'.)
Voor iedere gedefinieerde spanningsingang zal de regelaar een relaisuitgang reserveren in de 'I/O configuratie'. Als deze functie alleen maar hoeft te alarmeren is het niet verplicht om deze uitgang te definiëren.
3 - Spanningsingangen
De algemene spanningsingang kan gebruikt worden voor het bewaken van externe span­ningssignalen. Iedere spanningsingang heeft een aparte digitale uitgang voor het aansturen van een eventueel extern apparaat.
Aantal ingangen
Stel het benodigde aantal spanningsingangen in, maximaal 5
Naam Actuele waarde
= uitlezing van de meting
Actuele status
= status van de digitale uitgang
Min. uitlezing
Waarde bij minimum spanningssignaal
Max. uitlezing
Waarde bij maximaal spanningssignaal
Schakel uit
Uitschakelwaarde voor digitale uitgang
Schakel in
Inschakelwaarde voor digitale uitgang
Uitschakelvertr.
Tijdvertraging voor uitschakelen
Inschakelvertr.
Tijdvertraging voor inschakelen
Hoog alarm grens
Hoog alarm grenx
Hoog alarm vertr.
Tijdvertraging voor hoog alarm Hoog alarm tekst Alarmtekst voor hoog alarm Laag alarm grens Laag alarm grens
Laag alarm vertr.
Tijdvertraging voor laag alarm Laag alarm tekst Alarmtekst voor laag alarm
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 59
Configuratie - vervolg
Conguratie in- en uitgan­gen
1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer I/O configuratie
De volgende schermen zijn afhankelijk van eerder gemaakte selecties. De schermen geven weer welke aansluitingen nodig zijn voor de eerder gemaakte selecties.
• Digitale uitgangen
• Digitale ingangen
• Analoge uitgangen
• Analoge ingangen
Belangrijk! Een AKV uitgang kan alleen worden geconfigureerd voor module 1, punten 12, 13, 14 en 15.
3. Configuratie van Digitale uitgan­gen
Druk op de ‘+’ knop om naar de
volgende pagina te gaan.
4. Configuratie Digitale ingangen
Belasting Uitgang
AKV A DO1 1 12 -
AKV B DO2 1 13 -
AKV C DO3 1 14 -
Ventilator DO4 1 15 ON
Ontdooing A
Ontdooing B
Ontdooing C DO7 1 18 ON
Randverw. DO8 1 19 ON
We stellen de digitale uitgangen in door in te stellen op welke module en op welk punt (op deze module) de bewuste functie is aangesloten. Verder selecteren we ook voor iedere uitgang of de belasting actief is in de positie 'AAN' of 'UIT'.
Functie Ingang
Ext. hoofdschakel AI3 2 3 gesloten
Schoonmaken (puls) AI4 2 4 gesloten
We stellen de digitale ingangen in door in te stellen op welke module en op welk punt (op deze module) de bewuste functie is aangesloten. Verder selecteren we ook voor iedere ingang of de functie actief is in de positie 'Open' of 'Gesloten'.
DO5 1 16 ON
DO6 1 17 ON
Mo­dule
Mo­dule
Punt Actief op
Punt Actief op
3 - Uitgangen
De volgende functies zijn mogelijk: AKV / magnetklep LLSV_magnetklep Ontdooing (elek/ heetgas) Algemene ontdooiing Zuigklep Egalisatieklep Lekbakverwarming Rolgordijnen Compressor Randverw. Licht Vent. Alarm Thermostaat 1 - 5 Pressostaten 1 - 5 Span. ingang 1 tot 5
4 - Digitale ingangen
De volgende functies zijn mogelijk: Nachtverschuiving Deuralarm Geforceerd sluiten Ext. hoofdschak. Thermostaatband Ontdooistart Schoonmaken Toepassing/regeling uitschakelen Open/sluiten rolgordijnen DI alarm ingang 1-10 Koelmiddelalarm (CO2)
Analoge uitgangen
(instellingen worden niet getoond) De volgende signalen zijn mogelijk: 0 – 10 V 2 – 10 V 0 – 5 V
Druk op de ‘+’ knop om naar de
volgende pagina te gaan.
1 – 5V Het type stappenmoto­rafsluiter dat in eerdere secties is gedefinieerd.
60 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Configuratie - vervolg
5. Configuratie van analoge
ingangen
Sensor Ingang Module Punt Type
Luchttemperatuur S3 A AI1 1 1 Pt 1000
Luchttemperatuur S3 B AI2 1 2 Pt 1000
Luchttemperatuur S3 C AI3 1 3 Pt 1000
Luchttemperatuur S4 A AI4 1 4 Pt 1000
Luchttemperatuur S4 B AI5 1 5 Pt 1000
Luchttemperatuur S4 C AI6 1 6 Pt 1000
Ontdooisensor S5 A AI7 1 7 Pt 1000
Ontdooisensor S5 B AI8 1 8 Pt 1000
Ontdooisensor S5 C AI9 1 9 Pt 1000
Zuiggastemperatuur -S2 A AI10 1 10 Pt 1000
Zuigdruk - P0 AI11 1 11 AKS32R-12
Zuiggastemperatuur -S2 B AI1 2 1 Pt 1000
Zuiggastemperatuur -S2 C AI2 2 2 Pt 1000
Instelling van analoge ingangen voor sensoren.
5 - Analoge ingangen
De volgende signalen zijn mogelijk:
Temperatuursensoren: S2 zuiggastemperatuur (A, B, C, D) S3 luchttemp. aanzuig verd. (A, B, C, D) S4 luchttemp. uitblaas verd. (A, B, C, D) S5-1 Ontdooisensor (A, B, C, D) S5-2 Ontdooisensor (A, B, C, D) Saux 1 - 4 Producttemperatuur (A,B,C,D) Instelling:
• Pt1000
• PTC 1000
Drukopnemers:
Po zuigdruk Pc cond. druk Paux 1 - 3 Instelling:
• AKS 32, -1 – 6 Bar
• AKS 32R, -1 – 6 Bar
• AKS 32, - 1 – 9 Bar
• AKS 32R, -1 – 9 Bar3
• AKS 32, - 1 – 12 Bar
• AKS 32R, -1 – 12 Bar
• AKS 32, - 1 – 20 Bar
• AKS 32R, -1 – 20 Bar
• AKS 32, - 1 – 34 Bar
• AKS 32R, -1 – 34 Bar
• AKS 32, - 1 – 50 Bar
• AKS 32R, -1 – 50 Bar
• AKS 2050, 1 – 59 Bar
• AKS 2050, -1 – 99 bar
• AKS 2050, -1 – 159 bar
• MBS 8250, -1 – 159 Bar
Spanningssignalen voor referentieverschuiving
Ext. Ref. Versch. Generele spanning ingang 1 - 5 Instelling:
• 0 - 5 V,
• 1 - 5 V,
• 0 -10 V,
• 2 - 10 V
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 61
Configuratie - vervolg

Instellen alarmprioriteiten

1. Ga naar het configuratiemenu
2. Select Alarm priorities
Veel functies hebben een bijbehorend alarm. Aan alle gemaakte selecties en instellingen worden, indien aanwezig, aan een alarm gekoppeld. Dit is te zien in de schermen links. Aan alle alarmen kan een bepaalde prioriteit worden gegeven:
- 'Hoog' is de hoogste prioriteit
- 'Alleen reg.' is de laagste prioriteit
- 'Uit' geeft geen alarmactie De relatie tussen prioriteit en actie is te zien in de onderstaande tabel.
3. Instellen prioriteiten voor Temperatuuralarmen
Instelling
Hoog X X X X 1
Medium X x X X 2
Laag X x X X 3
Alleen reg. X
Uit.
Voor ons voorbeeld selecteren we de instellingen zoals in het scherm is weergegeven.
Reg. Selectie alarmrelais Net-
Geen Hoog
Laag tot
mediuml
Laag tot
hoog
werk
AKM-
best.
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
4. Instellen alarmprioriteiten voor sensor fout
Voor ons voorbeeld selecteren we de instellingen zoals in het scherm is weergegeven.
62 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Configuratie - vervolg
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
5. Instellen alarmprioriteiten voor "Diverse alarmen"
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
6. Instellen alarmprioriteiten voor Algemene functies
Voor ons voorbeeld selecteren we de instellingen zoals in het scherm is weergegeven.
Er zijn geen algemene alarmen in ons voorbeeld.
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 63
Configuratie - vervolg
Sluiten conguratie
1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer Configuratieslot
3. Sluiten configuratie
Klik op het veld naast Configuratieslot
Selecteer AAN
De configuratie van de regelaar is nu vergrendeld. Voordat er dus nu veranderingen kunnen worden gedaan in de configuratie van de regelaar, zal de configuratie eerst ontgrendeld moeten worden.
De regelaar zal nu de geselecteerde functies en de gedefini­eerde in-en uitgangen met elkaar vergelijken. Het resultaat is te zien in de volgende sectie waar de configuratie wordt gecontroleerd.
64 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Configuratie - vervolg
Controleren conguratie
1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer I/O configuratie
3. Controleer configuratie van digitale uitgangen
Druk op de '+' knop om naar de volgende
pagina te gaan.
Voor deze controle moet de configuratie vergrendeld zijn
(Pas als het configuratieslot is gesloten, worden alle instellingen voor de in-en uitgangen geactiveerd)
Er is een fout opgetreden als het volgen­de zichtbaar is:
De configuratie van de digitale uitgangen is zoals aangegeven op het aansluit­schema op pagina 34.
Een 0-0 naast een gedefinieerde functie. Indien een instelling is terug gezet naar 0-0, moet deze functie worden gecontroleerd. Dit kan komen door het volgende:
• Er is een selectie van een module- en puntnum­mer gemaakt die niet bestaat.
Het geselecteerde puntnummer op de bewuste module is al in gebruik door iets anders.
De fout is te herstellen door het module- en punt­nummer correct in te stellen.
Hiervoor moet eerst het configuratieslot ontgren­deld worden.
4. Controleer configuratie van digitale ingangen
Druk op de '+' knop om naar de volgende
pagina te gaan.
5. Controleer configuratie van analoge uitgangen
De configuratie van de digitale ingangen is zoals aangegeven op het aansluit­schema op pagina 34.
(In ons voorbeeld worden de analoge uitgangen niet gebruikt)
De configuratie van de analogen ingangen is zoals aangegeven op het aan­sluitschema op pagina 34.
Een instelling heeft een rode achtergrond. Indien een instelling een rode achtergrond heeft, moet deze functie worden gecontroleerd.
Dit kan komen door het volgende:
• De in- of uitgang is ingesteld, maar de configura­tie van de functie is dusdanig gewijzigd dat de in- of uitgang niet meer nodig is.
Het probleem wordt opgelost door het module-
en puntnummer op 0-0 in te stellen.
Hiervoor moet eerst het configuratieslot ontgren­deld worden.
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 65

Controleren aansluitingen

1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer I/O status en handbediening
Voordat de regeling wordt gestart moeten eerst alle in- en uitgangen worden gecontroleerd op de juiste aansluiting.
Voor deze controle moet de configuratie ver­grendeld zijn
3. Controleer digitale uitgangen
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
4. Controleer digitale ingangen
Door iedere uitgang handmatig te bedienen kan gecontroleerd worden of de uitgang correct is aangesloten.
AUTO De uitgang wordt geregeld door de regelaar
HAND UIT De uitgang is geforceerd UIT
HAND AAN De uitgang is geforceerd AAN (handbediening)
Activeer de diverse functies (deurschakelaar en hoofdschakelaar).
Controleer dat de regelaar de activering registreert – bijv. of de AAN/
UIT waarde in de laatste kolom wijzigt.
Controleer de andere digitale ingangen op dezelfde manier.
(In ons voorbeeld worden de analoge uitgangen niet gebruikt)
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
5. Controleer analoge uitgangen
Controleer of alle sensoren de juiste waarden aangeven.
In ons geval is er voor 3 sensoren geen waarde te zien. Dit kan komen door:
- De sensor is niet aangesloten
- De sensor is kortgesloten
- Het module- en puntnummer is niet goed ingesteld
- De configuratie is niet vergrendeld
66 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A

Controleren instellingen

1. Ga naar het overzicht
2. Selecteer verdamper A
3. Instellingen voor thermostaat
Voordat de regeling wordt gestart, moet gecontroleerd worden of alle instellingen correct zijn.
Het overzichtsscherm toont nu 1 regel voor iedere algemene functie. Door op het icoon te klikken wordt een aantal schermen getoond met verschillende instellingen. Het zijn deze instellingen die gecontroleerd moeten worden.
4. Ga verder naar het volgende scherm voor de sectie; de alarmthermostaat.
Druk op de blauwe ''alarmthermostaat' toets onderin het scherm
5. Instellingen voor alarmthermostaat
Denk aan de instellingen onderaan de pagina – de instellingen die via
de 'schuifbalk' zichtbaar worden.
Pagina 2 toont de tempe­ratuurgeschiedenis van de afgelopen 24 uren.
De instellingen kunnen op dezelfde wijze worden gecontroleerd als
voor sectie A.
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 67
Check of settings - continued
6. Ga verder met het volgende scherm voor de sectie; de inspuitfunctie
Druk op de blauwe 'handbediening' toets onderin het scherm
7. Instellingen voor inspuitfunctie
Denk aan de instellingen onderaan de pagina – de instellingen die via de 'schuifbalk' zichtbaar worden.
8. Herhaal voor sectie B en later voor sectie C
,
9. Ga naar het ontdooischerm
Druk op de blauwe 'overzicht' toets onderin het scherm en druk vervolgens op het ontdooisymbool.
,
10. Instellingen voor ontdooiing
De instellingen kunnen op dezelfde wijze worden gecontroleerd als voor sectie A.
Denk aan de instellingen onderaan de pagina – de instellingen die via de 'schuifbalk' zichtbaar worden.
11. Ga naar het ontdooischema
Druk op de 'schema' toets om verder te gaan naar het ont­dooischema
68 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
12. Instellen ontdooischema
13. Druk op een weekdag en stel de tijden in voor de diverse
ontdooistarts.
In ons voorbeeld wordt het ontdooischema ingesteld op twee keer per dag.
Gebruik de kopieerfunctie als er meerdere dagen zijn met dezelfde ontdooitijden.
Het eindresultaat met twee ontdooiingen per 24 uur is hierbo-
ven te zien.
14. Ga naar de algemene functies
Druk op de blauwe 'overzicht' toets links onderin het scherm
en ga vervolgens door naar de algemene functies.
,
15. Instellingen algemene functies
Ga door de individuele functies.
16. De regelaarinstelling is nu voltooid.
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 69

Installatie in netwerk

1. Stel het adres in (in dit voorbeeld adres 3)
Draai de rechter adresschakelaar zo dat de pijl naar de 3 wijst. De overige 2 adresschakelaar moeten beide naar de 0 wijzen.
2. Druk op de Service Pin
Druk op de 'Service Pin' en houdt deze ingedrukt tot de 'Service Pin' LED gaat branden.
De regelaar moet communiceren met een netwerk. In dit netwerk ken-
nen we adres 3 toe aan deze regelaar.
Dit adres mag maar door 1 regelaar binnen het netwerk worden
gebruikt.
Eisen aan de systeemunit
De systeemunit moet een gateway van het type AKA 245 zijn met soft­wareversie 6.14 of hoger of een AK-SM systeem manager. Een AK-SM 720 kan maximaal met 200 AK regelaars communiceren.
3. Wacht op antwoord van de systeemunit
Afhankelijk van de grootte van het netwerk kan het tot 1 mi­nuut duren tot de regelaar een antwoord krijgt of de regelaar is geïnstalleerd in het netwerk. Wanneer de regelaar in het netwerk is geïnstalleerd, zal de Status LED sneller gaan knipperen (twee maal per seconde). Dit zal 10 minuten duren
4. Log opnieuw in met Service Tool
Als Service Tool met de regelaar was verbonden terwijl deze werd geïnstalleerd in het netwerk, moet er opnieuw worden ingelogd.
Als er geen antwoord komt van de systeemunit
Als de Status LED niet sneller gaat knipperen dan normaal, is de regelaar niet in het netwerk geïnstalleerd. Dit kan komen door het volgende:
Het ingestelde adres is buiten het juiste bereik ingesteld
Adres 0 kan niet worden gebruikt.
Als de systeemunit een AKA243B is, kunnen alleen adressen 1 tot 10 worden gebruikt.
Het ingestelde adres wordt al door een andere regelaar in het net­werk gebruikt:
Het adres moet worden gewijzigd naar een ander (leeg) adres.
De bedrading is niet correct uitgevoerd De afsluiting van het netwerk is niet correct uitgevoerd.
De eisen die worden gesteld aan de installatie van de datacommunica­tie zijn beschreven in document ' Data communcation connections to ADAP-KOOL® Refrigeration Controls” RC8AC.
70 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A

Eerste opstart

Controleer alarmen

1. Ga naar het overzicht
Druk op de blauwe knop linksonder in het scherm.
2. Ga naar de alarmlijst
Druk op de blauwe knop met de alarmbel onderin het scherm
3. Controleer de actieve alarmen
In ons geval hebben een groot aantal alarmen. Na het 'opschonen' zijn alleen de relevante alarmen over.
4. Verwijder opgeheven alarmen uit alarmlijst
Druk op het rode kriuis om alle opgeheven alarmen uit de
alarmlijst te verwijderen.
5. Controleer nogmaals de actieve alarmen
In ons geval blijven er 2 alarmen over, omdat de regeling is gestopt. Deze alarmen zullen actief blijven zolang de regeling niet wordt gestart. We zijn nu klaar om de regeling te starten.
Let op ! Actieve alarmen worden automatisch opgeheven als de hoofdschakelaar UIT is. Als actieve alarmen verschijnen zodra de regeling wordt gestart, moet de oorzaak hiervan worden gevonden en opgelost.
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 71
First start of control - continued

Start de regeling

1. Ga naar het Start/Stop scherm
Druk op de blauwe 'handbediening' toets onderin het scherm
2. Start regeling
Klik op het veld naast 'Hoofdschakelaar' Selecteer 'AAN'.
De regelaar zal nu de regeling starten, wanneer ook de externe hoofdschakelaar AAN is.
Indien een extra ontdooicyclus nodig is, kan deze worden gestart vanuit dit scherm en vanuit het ontdooischerm.
72 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A

Instellen registraties

1. Ga naar het overzicht
Druk op de blauwe 'registratie' toets.
2. Registratiescherm
3. Nieuwe registraties
'Verander reg. instel.' geeft toegang tot de definitie van nieuwe registraties en het eventueel wijzigen van bestaande registraties. Via 'Overzicht grafieken' is het mogelijk om de gedefinieerde registraties te bekijken.
Dit is het startscherm voor nieuwe registraties. Begin met het definiëren van het type registratie.
Hier wordt bepaald welke parameters worden opgenomen in de registratie. Selecteer eerst een functie, vervolgens een parameter. Druk vervolgens op "Pijl rechts"
Hier is een overzicht van alle parameters die geregistreerd worden. Als een parameter moet worden verwijderd uit het logboek collectie, moet u de parameter en druk vervolgens op "Pijl
links"
EEN REGISTRATIE KAN ALLEEN WORDEN GETOOND ALS:
- DE KLOK IS INGESTELD
- DE CONFIGURATIE IS GESLOTEN
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 73

Handmatige ontdooiing

1. Ga naar het overzichtscherm
2. Selecteer ontdooing
3. Start ontdooing
Ga als volgt te werk als een handmatige ontdooiing uitgevoerd moet worden:
Activeer
74 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A

5. Regelfuncties

Deze sectie beschrijft hoe de verschillende functies werken.
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 75

Introductie

Toepassing
De AK-CC 750A regelaar is een complete regelunit die samen met voelers en kleppen een complete verdamperregeling tot stand brengt voor koel- en vriestoepassingen. De AK-CC 750A vervangt alle andere automatische regelingen zoals dag/nachtthermostaten, ontdooiing, ventilatorregeling, randverwarmingsregeling, alarmfuncties, lichtregeling etc. De regeling is uitgevoerd met datacommunicatie en kan met een computer of pocket PC bediend worden. Bovenop de verdamperregeling kan de regelaar signalen sturen naar andere regelaars over de werkconditie zoals geforceerde sluiting, alarmsignalen en alarmberichten.
Voorbeelden
De regelaar kan onder andere worden gebruikt voor de onder­staande toepassingen. De te gebruiken toepassing wordt bepaald door de te maken instellingen.
Verdamperregeling van één, twee, drie of vier verdampers
(ETS)
Regeling van koel- of vriescel met ontdooiing
De hoofdfunctie van de regelaar is het zodanig regelen van een verdamper dat er altijd op een zo energiezuinige manier wordt gekoeld. Een speciale ontdooifunctie (Adaptieve Ontdooiing) past het aantal ontdooiingen zo aan dat er geen energie verspilt wordt aan onnodige ontdooiingen en daaropvolgende terugkoelperioden.
De regelaar heeft onder andere de volgende functies:
• Regeling van maximaal 4 verdampersecties
• Elektronische inspuiting met AKV of stappen kleppen
• AAN/UIT of modulerende temperatuurregeling
• Gewogen thermostaat en alarmthermostaat
• Adaptieve Ontdooiing gebaseerd op koelercapaciteit
• Schoonmaakfunctie
• Toepassing/regeling uitschakelen via datacommunicatie
(Het is niet mogelijk om aan verschillende verdampersecties ver­schillende functies toe te kennen.)
Een compleet overzicht van regelaars en functies is te vinden in hoofdstuk 2 in de sectie 'Ontwerp van een verdamperregeling'.
Regeling van koel- of vriesmeubel met ontdooiing
• De inspuiting wordt geregeld door:
- expansieklep AKV/stappen
- magneetklep en thermosstatisch expansieventiel
76 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
ermostaatfunctie
Type klep en thermostaat
Principe
Tot 4 kleppen kunnen worden aangesloten op de regelaar; 1 voor elke 'solid state' uitgang. Er kunnen elektronische kleppen type AKV (ETS) gebruikt worden, maar de inspuiting kan ook plaats vinden door middel van ther­mosstatische ventielen (TEV) waarbij de temperatuur geregeld wordt door magneetkleppen in de vloeistofleiding (LLSV).
(ETS)
De thermostaatfunctie kan op verschillende manieren gedefini­eerd worden afhankelijk van de gebruikte applicatie. Bijvoorbeeld:
• regelprincipe
• welke sensoren worden gebruikt
• of de gebruiker tussen twee temperaturen wil schakelen, etc. Het is nodig om minstens 1 luchtsensor te monteren voor iedere verdampersectie. Dit is onafhankelijk van de geselecteerde thermostaatfunctie, inclusief 'geen' thermostaatfunctie. De uitschakeltemperatuur van de thermostaat moet ook ingesteld worden op de juiste waarde aangezien dit wordt gebruikt door de inspuitfunctie.
De thermostaat kan de temperatuur regelen via:
• een signaal van de S3/S4 sensoren in sectie A, of
• min/max of gemiddelde temperaturen in alle secties (zie sectie over sensorselectie)
AKV klep Dit principe kan ook worden toegepast met elektronische klep­pen type AKV; bijvoorbeeld een koeltoepassing waar 1 klep wordt gebruikt voor 2 verdampers. Bij dit soort toepassingen wordt het verdamperoppervlak verdeeld over twee koelsecties om zodoen­de een constante belasting te verkrijgen over de twee circuits.
Eén klep per verdamper + algemene AAN/UIT thermostaat Hier wordt één klep per verdamper gebruikt en wordt de temperatuur geregeld volgens een AAN/ UIT thermostaat op basis van de instellingen in sectie
Thermostaattype = AAN/UIT
Eén gemeenschappelijke klep voor alle verdampers + algemene AAN/UIT thermostaat Een aantal koelobjecten dat op dezelfde temperatuur geregeld moeten worden is een typisch voorbeeld van deze toepassing. De temperatuur wordt geregeld volgens een AAN/UIT thermostaat op basis van de instellingen in sectie A.
.. De thermostaat kan de temperatuur regelen via:
• en signaal van de S3/S4 sensoren in sectie A, of
• min/max of gemiddelde temperaturen in alle secties (zie sectie over sensorselectie)
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 77
Eén klep per verdamper + individuele AAN/UIT thermostaat Hier wordt één klep per verdamper gebruikt en wordt de tempe­ratuur individueel in iedere verdampersectie geregeld volgens een AAN/UIT thermostaat.
De thermostaat in iedere sectie regelt de temperatuur via de S3/ S4 sensoren in iedere sectie (zie sectie over sensorselectie).
De thermostaat in iedere sectie regelt de temperatuur via de S3/ S4 sensoren in iedere sectie.
Als tijdens koeling de temperatuur buiten de gestelde grenzen gaat, zal de regelaar werken met een zo laag mogelijk stabiele oververhitting en er op deze manier voor zorgen dat het koelpro­ces zo snel mogelijk plaats vind. Bij een stabiele belasting zal de regeling de openingsgraad van de AKV zodanig verkleinen als nodig is om de temperatuur op de gewenste referentietemperatuur te houden. De referentietemperatuur is het setpoint plus de halve differentie. Het setpoint en de differentie worden hetzelfde ingesteld als bij de AAN/UIT regeling. Het setpoint en differentie worden op dezelfde wijze ingesteld als bij een AAN/UIT thermostaat. De differentie mag niet lager dan 2K worden ingesteld. Als de differenties lager dan deze waarden worden ingesteld, zal de modulerende thermostaatfunctie door belastingveranderingen verstoord kunnen worden.
Eén magneetklep per verdamper + modulerende thermostaat Hier wordt één klep per verdamper gebruikt en wordt de tempe­ratuur individueel in iedere verdampersectie geregeld volgens een modulerende thermostaat.
Thermostaattype = Modulerend
Een modulerende temperatuurregeling handhaaft een meer constante temperatuur en verdeeld de belasting over het systeem zodanig dat de compressoren onder betere bedrijfscondities werken.
• Deze functie kan alleen gebruikt worden bij:
- centrale systemen met AKV kleppen
- centrale systemen met magneetkleppen
- brine systemen met magneetkleppen
• Iedere afzonderlijke verdampersectie zal individueel met een modulerende thermostaat worden geregeld.
Instelling van het setpoint en differentie zijn hetzelfde als bij de AAN/UIT thermostaatfunctie.
Eén klep per verdamper + modulerende thermostaat Hier wordt één klep per verdamper gebruikt en wordt de tempe­ratuur individueel in iedere verdampersectie geregeld volgens een modulerende thermostaat.
Met magneetkleppen wordt een puls-pauze principe gebruikt met een instelbare periode. De klep wordt geopend en gesloten binnen een periode (bijv. 5 minuten). Een PI regeling berekent hoe lang de klep open moet blijven om de meest constante tempera­tuur te handhaven. De referentietemperatuur is het setpoint plus de halve differentie. Het setpoint en differentie worden op dezelfde wijze ingesteld als bij een AAN/UIT thermostaat. De differentie mag niet lager dan 2K worden ingesteld. (Bij een lagere differentie kunnen veran­deringen in de belasting de modulerende thermostaatfunctie hinderen.)
De huidige belasting van het koelobject kan worden uitgelezen in de vorm van een klepopening als een percentage van de inge­stelde periode.
78 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
De-synchronisatie van klepopeningen
Om een gelijkmatige belasting voor de compressoren te verkrij­gen is een de-synchronisatie ingebouwd om ervoor te zorgen dat de openingstijden van de magneetkleppen verschoven zijn ten opzichte van elkaar.
Indien AKV (stappen) kleppen worden gebruikt, moet ten minste altijd 1 sensor worden gemonteerd in iedere sectie, onafhankelijk van de gekozen thermostaatfunctie. Deze meting wordt gebruikt door de inspuitfunctie.
Binnen dezelfde regelaar Als meerdere kleppen zijn gebruikt op dezelfde regelaar, worden de openingstijden ten opzichte van elkaar verschoven. Als bij­voorbeeld twee kleppen worden gebruikt, worden de openingstij­den ten opzichte van elkaar met een halve periode verschoven.
Tussen regelaars De verschuiving van de openingstijden van de magneetkleppen vindt plaats op basis van het regelaaradres. Als een periodetijd van 300 seconden (fabrieksinstelling) wordt gebruikt, wordt de openingstijd van de magneetkleppen voor de A sectie verschoven met 15 seconden x het laatste getal van het adres, bijvoorbeeld: Adressen 0, 10, 20: worden verschoven met 0 seconden Adressen 1, 11, 21: worden verschoven met 15 seconden, etc.
Deze de-synchronisatie tussen regelaars vindt plaats tijdens op­start en eenmaal per dag om 00.00 uur.
Address / Section
10 / A
10 / B
11 / A
11 / B
Algemene thermostaat
Wanneer een algemene thermostaat wordt gebruikt, worden de thermostaatinstellingen van sectie A gebruikt
De thermostaattemperatuur kan de S3 of S4 sensor zijn of een weging van beiden, als beschreven voor de individuele thermo­staat. Dit wordt vaak toegepast in koel/vriescellen waar meerdere verdampers worden geregeld op een gemeenschappelijke tempe­ratuur.
De thermostaattemperatuur kan ook geregeld worden volgens een minimum waarde, een maximum waarde of een gemiddelde waarde van alle S3 of S4 sensoren. Dit wordt meestal gebruikt waar één magneetklep wordt gebruikt voor meerdere secties en waar het nodig is dat de thermostaat rekening houdt met de temperatuur in alle secties.
12 / A
12 / B
22 / A
22 / B
Thermostaatsensor
Individuele thermostaat
Wanneer een individuele thermostaatregeling wordt gebruikt in iedere sectie, wordt de temperatuur geregeld op basis van de luchttemperatuursensoren S3, S4 of beide.
De definitie van de thermostaatsensor wordt gedaan met een instelling die is gebaseerd op de S4 waarde. Met een instelling van 100%, wordt de S4 sensor de thermostaatsensor. Met een instel­ling van 0% wordt de S3 sensor de thermostaatsensor. Door de waarde tussen de 0% en 100% in te stellen kan gebruik gemaakt worden van een ‘gewogen’ thermostaatsensor.
Min. S4 / Max. S4 / S4 gemiddeld
Min. S3 / Max. S3 / S3 gemiddeld
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 79
Schakelen tussen twee thermostaatbanden (twee referenties)
Deze functie kan worden gebruikt voor koelobjecten die regel­matig andere producten bevatten. Door een schakelfunctie is het mogelijk om tussen twee thermostaatinstellingen te schakelen, afhankelijk van het product. Het overschakelen tussen twee thermostaatbanden wordt geac­tiveerd door een pulssignaal van minimaal drie seconden. Over het algemeen wordt dit gedaan met een sleutelschakelaar op het koelobject. Zodra de schakelaar wordt geactiveerd, zullen zowel de thermostaatinstellingen als de alarminstellingen wijzigen. Het overschakelen tussen twee thermostaatbanden kan weer­gegeven worden op de display of via het netwerk. Als de overschakeling wordt geactiveerd zal de display weergeven naar welke thermostaatband wordt geschakeld.
Verschuiving thermostaatreferentie
Dit signaal mag een 0-5V, 0-10V, 1-5V of 2-10V signaal zijn. Twee waarden moeten worden ingevuld, één voor de verschuiving bij een minimum signaal en één voor de verschuiving bij een maxi­maal signaal. De verschuiving zal gelden voor alle secties en heeft geen invloed op de alarmgrenzen.
Smeltfunctie
Deze functie voorkomt dat de luchtstroom door de verdamper verminderd door sneeuwvorming op de lamellen als de verdam­per lange tijd ononderbroken koelt. Deze functie werkt alleen in het temperatuurgebied van -5°C en +10°C en treedt in werking als de verdamper langer dan de inge­stelde smeltinterval ononderbroken koelt. De koeling wordt dan gedurende de ingestelde smeltperiode gestopt. De ventilatoren draaien door zodat de sneeuw wordt gesmolten en daardoor de capaciteit van de verdamper wordt verbeterd.
De instellingen voor de smeltinterval en smeltperiode zijn gelijk voor alle secties, maar de regelaar zal de smelttijden voor de diverse secties ten opzichte van elkaar verschuiven. Als er meerdere regelaars in dezelfde ontdooigroep zitten, moet de smeltinterval in de verschillende regelaars op een andere waarde staan. Dit om gelijktijdig inschakelen van de thermostaat van de verschillende regelaars te voorkomen.
De belasting op koelmeubelen kan behoorlijk variëren tussen bijvoorbeeld de openings- en sluitingstijden van een winkel, zeker als gebruik wordt gemaakt van rolgordijnen. In dit geval kan de thermostaatreferentie worden verhoogd zonder dat dit invloed heeft op de producttemperatuur. Overschakelen tussen dag- en nachtregeling kan als volgt:
• via het interne schema van de regelaar
• via een externe schakelaar
• via de datacommunicatie (master control)
Zodra de nachtconditie start, zal de thermostaatreferentie ver­schoven worden met een waarde die meestal positief zal zijn. In geval van koudebuffering zal deze waarde negatief zijn. Bij gebruik van een rolgordijn veranderd de luchtverdeling in een meubel dusdanig dat een verandering van de gewogen thermo­staat noodzakelijk is. Over het algemeen zal het aandeel van de S4 sensor ’s nachts lager zijn dan overdag.
Analoog signaal
De thermostaatreferentie kan ook worden verschoven door mid­del van een extern spanningssignaal.
Timer voor compressorrelais
Als een compressorrelais is geselecteerd, zal de timerfunctie (anti­pendel) hiervan een hogere prioriteit hebben dan de thermo­staatfunctie.
80 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A

Temperatuuralarmering

Alarmthermostaat
Deze functie wordt gebruikt voor het slaan van alarm voordat de producttemperatuur kritisch wordt. Er kunnen alarmgrenzen en vertragingen voor te hoge of te lage temperatuur worden ingesteld. Zodra de temperatuur een alarm­grens overschrijdt zal na de alarmvertraging gealarmeerd worden. Als de regeling is gestopt door de schoonmaakfunctie of een uit­geschakelde hoofdschakelaar, zal er niet gealarmeerd worden. De alarmsensor kan onafhankelijk van de thermostaatsensor worden gekozen.
Alarmsensor
De alarmsensor mag S3, S4 of een weging van beiden zijn. De instelling hiervan is een percentage van de S4 sensor. Een eventuele weging van de alarmsensor hoeft niet hetzelfde te zijn als de weging van de thermostaatsensor. Met andere woorden, er kan bijvoorbeeld op S4 geregeld worden en op S3 gealarmeerd.
Alarmgrenzen
Voor de individuele secties kunnen verschillende alarmgrenzen worden ingesteld. De alarmgrenzen zijn absolute waarden in °C. Als verschillende thermostaatbanden worden gebruikt, kunnen aparte alarmgrenzen worden ingesteld voor iedere thermo­staatband. De alarmgrenzen worden niet beïnvloed verschui­ving van de thermostaatreferentie door een extern spannings­signaal. Tijdens nachtbedrijf wordt de waarde voor de bovengrens ver­hoogd met dezelfde waarde als die waarmee het nachtbedrijf is verhoogd (een negatieve nachtverlaging leidt niet tot een wijziging van de grenswaarde).
Tijdvertraging
Alarmvertragingen kunnen worden ingesteld:
- voor te lage temperatuur
- voor te hoge temperatuur tijdens normaal bedrijf
- voor te hoge temperatuur
• na eerste activering of in- of externe start/stop.
• gedurende een ontdooiing
• na spanningsuitval
• na schoonmaak van een meubel De tijdvertraging is actief tot de luchttemperatuur weer onder de bovenste alarmgrens is gezakt.
Curve 1: Koelen
(1): Tijdvertraging is overschreden. Alarm wordt actief. Curve 2: Normale regeling waarbij temperatuur te hoog wordt (2): Tijdvertraging is overschreden. Alarm wordt actief.
Curve 3: Temperatuur wordt te laag
(3): Tijdvertraging is overschreden. Alarm wordt actief.
Als er met twee temperatuurbanden wordt geregeld, is er voor iedere band een stel temperatuurinstellingen. De tijdvertragingen zijn voor beide banden gelijk.
Productsensor met alarmfunctie
Een extra sensor, welke onafhankelijk functioneert van alle andere functies, kan gemonteerd worden voor iedere sectie.
Ook voor deze productsensor kunnen alarmgrenzen en tijdvertra­gingen worden ingesteld.
Vorstalarm (uitblaasbeveiliging)
Als er wordt geregeld op S3 of een weging van S3 en S4, is er een risico, vooral bij koelmeubelen, dat de producten achter op de plank worden blootgesteld aan temperaturen onder nul. Om dit te voorkomen heeft de regelaar een ingebouwd vorstalarm. Als de S4 temperatuur onder een ingestelde vorstgrens komt, zal een alarm gegenereerd worden waarna de reden van de lage uitblaastemperatuur gelokaliseerd en verholpen kan worden.
Voorbeeld
N: Inschakeltemperatuur thermostaat OUT: Uitschakeltemperatuur thermostaat Lim: Alarmgrens voor hoge en lage temperatuur S: Alarm wordt opgeheven
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 81

Algemene functies

Ventilatorregeling
Om energiebesparingen te realiseren is het mogelijk de stroom­toevoer naar de ventilatoren bij de verdampers te reduceren. De reductie kan worden uitgevoerd:
- gedurende een uitgeschakelde thermostaat (cel)
- gedurende nachtconditie en uitgeschakelde thermostaat (meubel met rolgordijn).
Deze kan worden geregeld door één van de volgende ventilator­typen:
Ventilator met één toerental
Eén relais wordt hier gebruikt om de ventilatoren te besturen. Dit relais kan puls-geregeld zijn, maar alleen wanneer alle secties/ver­dampers zijn uitgeschakeld.
De tijd dat de ventilatoren moeten draaien wordt ingesteld als een percentage van een periodetijd.
Ventilatoren met twee toerentallen
Twee relais worden hier gebruikt om de ventilatoren te besturen. Eén relais biedt het maximale toerental voor de ventilatoren en wanneer het tweede relais triggert, dan wordt het toerental van de ventilatoren gereduceerd. Het relais voor gereduceerd toeren­tal wordt aangeduid met eco in de setup van de uitgangen.
Ventilator met EC-motor
Hier moet de regelaar een analoge uitgangsmodule gebruiken die de gewenste spanning aan de EC-motor kan toevoeren. 0 - 10 V, 2 - 10 V, 0 - 5 V of 1 - 5 V. Het gewenste ventilatortoerental wordt gegeven als percentage van het uitgangssignaal d.w.z. 0 - 100%. Bijvoorbeeld 90% tijdens normaal bedrijf overdag en 70% tijdens eco-bedrijf. Verschillende waarden kunnen worden ingesteld voor de vier bedrijfsmodi: Normaal dag, Normaal nacht, Dag met thermostaat losgekoppeld, Nacht met losgekoppelde thermostaat. Er kan een minimaal starttoerental worden ingesteld. Deze instel­ling geldt slechts voor 10 s na de start.
Ventilatoren die worden geregeld door een frequentieomvormer (VSD) De regelaar moet een analoge uitgangsmodule hiervoor gebruiken met een startrelais voor aan/uit regeling van de omvormer. De instellingen zijn hetzelfde als voor EC-motoren.
Uitschakeling van ventilatoren tijdens storing en opstart
Als er een storing in de koelinstallatie optreedt, kan de tempe­ratuur in bijvoorbeeld een koelcel snel oplopen door o.a. de warmteontwikkeling van de ventilatoren. Om dit te voorkomen kan de regelaar de ventilatoren stoppen als de S5 sensor een ingestelde waarde overschrijdt. Deze functie kan ook als een soort MOP functie worden gebruikt in geval van opstart met een warme verdamper. De ventilatoren zullen pas weer gaan draaien als de S5 temperatuur 2 K is gezakt. Met andere woorden, de verdamper en daarmee de compressor zal bij een opstart dus niet te zwaar belast worden bij toepassing van deze functie. De functie gebruikt de S5 sensor van sectie A en is niet actief als de koeling is gestopt.
Randverwarming
Om energie te besparen is het mogelijk om de randverwarming te laten pulseren. Deze pulserende regeling kan worden geregeld volgens de dag/nachtregeling of door middel van een dauwpunt­meting.
Pulserende regeling op basis van dag/nacht
Voor dag- en nachtconditie kan een verschillende pulstijd (AAN
periode) worden ingesteld.
De tijd dat de randverwarming aan moet zijn wordt ingesteld als
een percentage van een periodetijd.
Pulserende regeling op basis van dauwpunt
Om deze functie te gebruiken is een systeemunit type AK-SM 720, 850, AK-SC 255 of AK-SC 355 vereist welke het dauwpunt kan me­ten en dit signaal via de datacommunicatie naar de verdamper­regelaars kan versturen. De AAN periode van de randverwarming wordt vervolgens geregeld op basis van het huidige dauwpunt.
Effect
Randver­warming Min. ON%
Dauwpunt
Twee dauwpuntwaarden worden ingesteld in de verdamperrege­laar:
- een waarde waarbij het effect maximaal moet zijn, bijvoorbeeld 100%
- een waarde waarbij het effect minimaal moet zijn Bij een dauwpunt gelijk of lager aan de waarde, zal de waarde worden gebruikt van parameter "randw. min AAN%" voor de rege­ling van de randverwarming. In het gebied tussen de twee dauwpuntwaarden zal de regelaar het vermogen van de randverwarming regelen volgens de hier­boven getoonde grafiek. Het huidige dauwpunt en periodetijd voor de randverwarming kunnen worden uitgelezen als statuswaarden. Als het dauwpunt niet naar een regelaar kan worden verstuurd, zal de randverwarming teruggaan naar dag/nacht regeling.
Tijdens de ontdooiing zal de randverwarming altijd 100% aan zijn. Als er voor randverwarming is gekozen, is de randverwarming altijd 100% aan tijdens ontdooiing + de tijd na ontdooiing dat de thermostaattemperatuur nog boven de inschakelwaarde van de thermostaat is (maar max. 15 minuten).
82 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Compressorregeling
De regelaar heeft een functie die voor de regeling van een com­pressor kan worden gebruikt. Als deze functie is geselecteerd, zal een relais automatisch de status van de thermostaat volgen. Het relais volgt de koelvraag van de thermostaat. Als er geen thermo­staatfunctie is geselecteerd, zal het compressorrelais continue aan zijn. Bij dit relais horen instellingen voor de minimale aan-tijd en de minimale herstart-tijd (anti-pendel). Tijdens een ontdooiing zal het relais niet geschakeld zijn. Een uitlezing is beschikbaar van:
- bedrijfsuren van de laatste 24 uur
- totaal aantal bedrijfsuren
- aantal schakelingen van de laatste 24 uur
- totaal aantal schakelingen
Schoonmaakfunctie
Deze functie maakt het eenvoudig om een meubel schoon te maken.
Functie
De schoonmaakfunctie wordt geactiveerd door middel van een pulssignaal van ten minste drie seconden (bijv. sleutelschakelaar) of via de datacommunicatie. De schoonmaakfunctie wordt in drie stappen uitgevoerd: 1 - Na de eerste puls wordt de koeling gestopt, maar draaien de
ventilatoren door om de verdamper(s) te ontdooien. In de display is de mededeling ‘FAN’ te zien.
2 - Na de tweede puls stoppen ook de ventilatoren en kan het
meubel worden schoongemaakt. De display geeft nu de melding ‘OFF’.
3 - Na de derde puls wordt de koeling weer volledig hervat en zal
de display weer een temperatuur weergeven.
Vriestoepassingen
Bij vriestoepassingen kan een schoonmaakactie het beste eerst vooraf gegaan worden door een ontdooiing.
Aantonen schoonmaak
Zodra de schoonmaakfunctie wordt geactiveerd, wordt een alarm gegenereerd. Op deze manier kan worden aangetoond dat een meubel volgens planning is schoongemaakt. Deze functie slaat informatie op over het tijdstip van de laatste schoonmaak en de duur hiervan.
Uitschakelen/stoppen toepassing
Deze functie maakt het mogelijk om de koeltoepassing te stop­pen/uitschakelen door middel van de datacommunicatie of een schakelsignaal. Wanneer het signaal wordt ontvangen, stopt de koeling en alarm bewaking. Ventilatoren en licht doen het volgende afhankelijk van de instelling:
• Ventilatoren continue. Licht volgt normale regeling
• Ventilatoren stoppen direct. Licht gaat direct uit.
• Ventilatoren stoppen na vertraging. Licht volgt normale regeling.
• Ventilatoren stoppen na vertraging. Licht gaat uit na vertraging. De uitschakelvertraging is in te stellen en is van toepassing op zowel ventilatoren en licht. De uitgang voor de rolgordijnen volgt de lichtfunctie.
Deurfunctie
De deurcontactfunctie kan voor twee toepassingen worden gebruikt:
Bewaking
De regelaar houdt continue het deurcontact in de gaten en ge­nereert een alarm als de deur langer dan een ingestelde periode geopend is.
Bewaking en stop koeling
Zodra de deur wordt geopend, zal de koeling (inspuiting en ventilatoren) worden gestopt. Als de deur langer geopend is dan een ingestelde herstarttijd zal de koeling hervat worden. Dit garandeert dat de koeling wordt hervat zelfs als de deur open gelaten wordt of het deurcontact defect is. Als de deur langer is geopend dan een ingestelde tijdvertraging zal ook
een alarm gegenereerd worden. Voor beide toepassingen bevat de alarmfunctie ook een lokale herinnering welke wordt geactiveerd zodra de deur 75% van de ingestelde alarmtijd geopend is. Deze herinnering verschijnt al­leen op de aangesloten display met de bedoeling dat de deur op dat moment kan worden gesloten voordat een alarm gegenereerd wordt.
Uit de regelaar kan het volgende worden uitgelezen:
- duur van de laatste deuropening
- totale ‘open’ tijd van de laatste 24 uur
- aantal deuropeningen van de laatste 24 uur
Ontdooiing heeft een hogere prioriteit dan de deurfunctie. Met andere woorden, de koeling en ventilatoren zullen pas weer star­ten als de ontdooiing is beëindigd.
Het deurcontact kan ook de lichtfunctie activeren, zodanig dat het licht aangaat als de deur geopend wordt en vertraagd uit gaat als de deur gesloten wordt (zie Lichtfunctie)
Lichtfunctie
Deze functie kan worden gebruikt voor de lichtregeling in een meubel of cel of voor het bedienen van een rolgordijn
De lichtfunctie kan op drie manieren worden geactiveerd:
- het licht wordt geregeld door een signaal van een deurcontact.
Een vertragingstijd kan worden ingesteld zodat het licht nog even aan blijft als de deur wordt gesloten.
- het licht wordt geregeld via de dag/nachtregeling
- het licht wordt geregeld via de datacommunicatie (master con-
trol) Er kan worden ingesteld of het licht aan of uit moet zijn wanneer de hoofdschakelaar uitgeschakeld wordt. Dit is in te stellen in de functie 'Licht bij hoofdschak. = UIT'. Als 'Licht bij hoofdschak. = UIT' is ingesteld op 'Lichtreg.', zal de normale lichtregeling gehandhaafd blijven als de hoofdschakelaar uitgeschakeld wordt. Met de instelling 'Licht uit' zal het licht uit gaan wanneer de hoofd­schakelaar uitgeschakeld wordt.
Rolgordijnen
Gemotoriseerde rolgordijnen kunnen door de regelaar worden aangestuurd. De rolgordijnen volgen de status van de lichtfunctie. Als het licht aan is, zijn de rolgordijnen open en als het licht uit gaat, sluiten de rolgordijnen ook. Als de rolgordijnen gesloten zijn, is het mogelijk deze weer te openen door middel van een schakelaar op een digitale ingang. Zodra de ingang wordt geactiveerd, zullen de rolgordijnen openen en kan het koelmeubel bijvoorbeeld gevuld worden. Als de ingang weer wordt geactiveerd, gaan de rolgordijnen weer dicht. Als de rolgordijnfunctie wordt gebruikt, is het mogelijk om de thermostaatfunctie te regelen met een weging tussen de S3 en S4 sensoren. Er is een weging voor de dag en een weging voor de nacht (gordijnen gesloten). De rolgordijnen gaan open zodra de schoonmaakfunctie wordt geactiveerd. Voor de juiste positionering van het nachtgordijn kunnen de ven­tilatoren tijdens het naar beneden rollen van de nachtgordijnen worden uitgeschakeld.
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 83
Geforceerd sluiten
De AKV (stappen) kleppen kunnen door een extern signaal wor­den gesloten (Inject ON signaal). De functie moet in combinatie met het beveiligingscircuit van de compressor worden gebruikt, zodanig dat er geen vloeistofinspuiting in de verdamper is als de compressor is uitgeschakeld door het beveiligingscircuit (niet lage druk).
Het signaal kan ook via een DI ingang of de datacommunicatie worden ontvangen.
Door middel van een instelling kan worden gedefinieerd of tijdens geforceerd sluiten de ventilatoren aan of uit moeten zijn. Tijdens deze periode kan ontdooien ook worden toegestaan of overgeslagen. Als er binnen 10 minuten na het einde van een geforceerde slui­ting om ontdooien is gevraagd, start het ontdooien weer wanneer de geforceerde sluiting eindigt.
Alarmrelais
Als tijdens een alarmsituatie een relais geschakeld moet worden, moet dit relais gedefinieerd worden.
-Voor alarmen met ‘hoge’ prioriteit ‘hoog’ zullen dit relais schake­len.
- Voor alarmen met 'lage' en 'medium' prioriteit
- Voor alarmen met 'lage', 'medium' en 'hoge' prioriteit
De controller kan een signaal ontvangen van een lekzoeker. Dit signaal zal het alarmrelais niet activeren; maar het alarm wordt getoond op eventuele displays die zijn aangesloten.
Start/stop regeling (hoofdschakelaar)
Een software-instelling wordt gebruikt voor het starten en stop­pen van de regeling. ON = normale regeling OFF = regeling is gestopt. Alle uitgangen worden uitgeschakeld en de alarmering wordt gestopt. Een alarm wordt verstuurd over het stoppen van de regeling. Deze functie geldt voor alle secties.
Voor het starten en stoppen van de regeling kan ook een externe schakelaar worden gedefinieerd. Als een externe schakelaar is gedefinieerd zal de regeling pas starten als beide schakelaars (intern en extern) AAN zijn.
84 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A

Algemene functies

Algemene alarmingang (10 stuks) Een ingang kan worden gebruikt voor het bewaken van een extern signaal.
Het individuele signaal kan aan de situatie worden aangepast, omdat het mogelijk is de alarmfunctie en de alarmmelding een eigen tekst te geven. Voor het alarm kan een tijdvertraging worden ingesteld.
Algemene thermostaatfuncties (5 stuks) Deze functie kan vrij worden gebruikt voor het bewaken van een temperatuur in de installatie of voor AAN/UIT thermostaatrege­ling. Deze functie kan bijvoorbeeld de ventilator in de machineka­mer schakelen.
Algemene spanningsingang met bijbehorend relais (5 stuks) 5 algemene spanningsingangen zijn beschikbaar voor het bewaken van verschillende spanningssignalen in de installatie. Voorbeelden hiervan zijn een gasdetectiesensor, vochtigheidsmeting en een niveaumeting – alle met bijbehorende alarmfuncties. De ingangen kunnen worden gebruikt voor de meest voorkomende signalen; 0-5V, 1-5V, 2-10V en 0-10V. Het is ook mogelijk om een 0-20mA of 4-20mA signaal te gebruiken, maar in dat geval moet een extra weerstand op de ingang worden geplaatst om het mA signaal te converteren. Een relaisuitgang kan worden gedefinieerd.
De thermostaat kan of gebruik maken van een al aangesloten regelvoeler (Ss, Sd, Sc3, Shrec) of van een onafhankelijke voeler (Saux1, Saux2, Saux3, Saux4). Voor de thermostaatfunctie moet een in- en een uitschakeltem­peratuur worden ingesteld. Het relais wordt geschakeld op basis van de gemeten temperatuur. Alarmgrenzen voor hoge en lage temperatuur inclusief aparte tijdvertragingen kunnen worden ingesteld. De individuele thermostaatfunctie kan aan de situatie worden aangepast, omdat het mogelijk is de alarmfunctie en de alarmmel­ding een eigen tekst te geven.
Algemene pressostaatfuncties (5 stuks) Deze functie kan vrij gebruikt voor het bewaken van een druk in de installatie of voor een AAN/UIT pressostaatregeling.
De pressostaat kan of gebruik maken van een al aangesloten regelvoeler (Po, Pc) of van een onafhankelijke voeler (Paux1, Paux2, Paux3). Voor de pressostaatfunctie moet een in- en een uitschakeldruk worden ingesteld. Het relais wordt geschakeld op basis van de ge­meten druk. Alarmgrenzen voor hoge en lage druk inclusief aparte tijdvertragingen kunnen worden ingesteld. De individuele pressostaatfunctie kan aan de situatie worden aan­gepast, omdat het mogelijk is de alarmfunctie en de alarmmelding een eigen tekst te geven
Voor iedere ingang kan het volgende worden ingesteld/
uitgelezen:
- Vrij te definiëren naam
- Selectie van signaaltype (0-5V,1-5V, 2-10V of 0-10V)
- Verschaling van het uitleessignaal zodat het overeenkomt met de meeteenheid
- Hoog en laag alarmgrens inclusief vertragingstijden
- Vrij te definiëren alarmtekst
- Toewijzen van relaisuitgang met in-en uitschakelgrenzen inclusief vertragingstijden
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 85
Vloeistonspuiting
Principe
Tot vier kleppen kunnen worden aangesloten, één voor iedere solid state uitgang. De regeling kan worden uitgevoerd met elektronische expansie­ventielen type AKV, ETS of CCMT, of met thermostatisch expan­sieventielen (TEV) waarbij de temperatuur wordt geregeld door middel van mag-neetkleppen type EVR. Als er in de vloeistofleiding zowel een afsluiter met stappenmo­tor als een magneetklep is geïnstalleerd, wordt alle vloeistof die tussen de twee afsluiters wordt opgesloten, automatisch terugge­voerd als de afsluiter een Danfoss EVR is.
Adaptieve oververhitting met AKV (stappen)
De verdampingstemperatuur wordt gemeten met drukopnemer P en de oververhitting wordt gemeten met dezelfde drukopnemer en sensor S2.
SH close
De functie bevat een adaptief algoritme die de openingsgraad van de klep zo aanpast dat de verdamper altijd optimaal is gevuld en dus optimaal koelt. De referentie voor de oververhitting wordt begrensd met een maximale en minimale instelling.
Als de oververhitting erg laag wordt, kan de AKV klep versneld ge­sloten worden door middel van de 'SH close' instelling. Wanneer de oververhitting is gezakt tot 1K boven de 'SH close', zal deze functie de openingsgraad zo reduceren dat de klep met zekerheid gesloten is zodra de oververhitting de 'SH close' waarde bereikt. Om te voorkomen dat de 'SH close' functie de algemene overver­hittingsregeling beinvloedt, moet de 'SH close' minstens 1K onder de 'SH min.' worden ingesteld.
Badverdamper
Deze functie staat vloeistofstroom toe in de verdamper, maar alleen wanneer een signaal wordt ontvangen. Wanneer het signaal verdwijnt, dan schakelt de besturing over naar „adaptieve oververhitting“. Functies:
• Losgekoppeld Vloeistofstroming is niet toegestaan
• Vloeistofstroming is toegestaan Gestopt door een algemeen DI-signaal
• Vloeistofstroming is toegestaan Gestopt door een signaal van het systeemapparaat. Het signaal is algemeen voor alle secties. Bij een regeling met een badverdamper, worden drie afzonderlijke oververhittinginstellingen gebruikt.
Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om er voor te zorgen dat signaalverlies naar de regelaar niet leidt tot vloeistofdoorvoer naar de compressor. Danfoss accepteert geen aansprakelijkheid voor schade die voortvloeit uit inadequate installatie.
Schalingsfactor voor het ventiel
Het capaciteitsgebied van het ventiel kan worden beperkt wan­neer een stappenventiel wordt gekozen of wanneer het kan worden geleid met behulp van een analoog uitgangssignaal. De instelling geldt voor alle secties.
Druktransmittersignaal
Eén drukopnemer kan worden aangesloten op meerdere rege­laars als de koelobjecten op dezelfde zuigleiding zijn aangesloten. Als in de zuigleiding van een verdamper een klep is opgenomen, zoals een KVP, KVQ, PM of ICM/ICV, moet de drukopnemer voor deze klep worden gemonteerd en kan het signaal van deze druko­pnemer alleen voor deze verdamper worden gebruikt.
Koudemiddel
Voordat de koeling wordt gestart, moet het koudemiddel worden geselecteerd. De volgende koudemiddelen kunnen worden geselecteerd:
1 R12
2 R22 14 R32 26 R600 38 R1234ze 3 R134a 15 R227 27 R600a 39 R1234yf 4 R502 16 R401A 28 R744 40 R448A 5 R717 17 R507 29 R1270 41 R449A 6 R13 18 R402A 30 R417A 42 R452A 7 R13b1 19 R404A 31 R422A 8 R23 20 R407C 32 R413A 9 R500 21 R407A 33 R422D 10 R503 22 R407B 34 R427A 11 R114 23 R410A 35 R438A
12 R142b 24 R170 36 R513A
13 User defined
25 R290 37 R407F
Als een nieuw koudemiddel is gewenst welke niet in bovenstaan­de lijst staat, kan ‘Gebruiker gedef.’ worden gekozen. Bij deze instellingen horen een aantal waarden welke bij Danfoss kunnen worden opgevraagd.
Waarschuwing: onjuiste selectie van het koudemiddel kan leiden tot beschadiging van de compressor.
MOP regeling
(MOP = Max. Operating Pressure) De MOP functie begrenst de openingsgraad van de klep als de verdampingstemperatuur gemeten door drukopnemer (P) hoger is dan een ingestelde waarde. Deze functie is alleen actief als de inspuitfunctie AAN staat.
Start/stop inspuiting
De inspuiting van de afzonderlijke secties kan per sectie worden gestopt of uitgezet.
86 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A

Ontdooiing

Alle secties krijgen tegelijk een ontdooistart. Als de ontdooistop op tijd is, stoppen alle secties tegelijk, maar bij ontdooiing op temperatuur stoppen alle sectie onafhankelijk van elkaar. Koeling zal pas weer starten als alle secties klaar zijn met ontdooien.
Ventilatorregeling tijdens ontdooiing Selecteer of de ventilatoren moeten draaien of uit moeten zijn tijdens een ontdooicyclus
Gecoördineerde ontdooiing Als meerdere regelaars tegelijk moeten ontdooien, kunnen deze regelaars via de datacommunicatie gegroepeerd worden (master­control). De systeemunit zal de ontdooiing in alle regelaars starten. Zodra de ontdooiing in de individuele regelaars is beëindigd gaan deze in ‘stand-by’ totdat de ontdooiing in alle regelaars is beëin­digd. Pas dan zal de koeling in alle regelaars worden hervat.
Lekbakverwarmingselement
Het is mogelijk om een verwarmingselement in de lekbak te regelen tijdens de heetgasontdooiing. Zodra de ontdooiing start, zal het element geactiveerd worden. Het element blijft nog gedurende een ingestelde tijd actief, nadat de ontdooiing op tijd of temperatuur is gestopt.
Ontdooitype
Elektrische ontdooiing
Heetgas ontdooiing
Tijdens heetgas ontdooiing, regelt de regelaar de vloeistofklep­pen, heetgas kleppen, een zuigklep en een egalisatieklep (zuiglei­ding).Er kan een vertragingstijd worden ingesteld om de heetgas­klep later te openen.
Ontdooistart
De ontdooiing kan op meerdere manieren worden gestart, maar zodra deze eenmaal is gestart zal deze aan blijven tot een ‘ont­dooistop’ signaal wordt ontvangen.
- Handontdooiing Handontdooiing kan gestart worden via een instelling in de regelaar of via de onderste toets op de display. Na activering zal deze instelling weer naar de UIT positie gaan als de ontdooiing is beëindigd.
In geval van elektrische ontdooiing worden de ontdooi-elementen van de individuele secties onafhankelijk van elkaar aangestuurd.
Natuurlijke ontdooiing
De ontdooiing komt tot stand doordat de ventilatoren lucht door de verdamper circuleren.
Warme brine ontdooiing
Warme brine ontdooiing kan gebruikt worden op indirecte koel­systemen met magneetkleppen. Tijdens de warme brine ontdooi­ing staat de magneetklep open zodat de brine door de verdamper kan 'lopen'.
- Extern signaal op ingang Ontdooistart wordt gegeven door een pulssignaal op een digi­tale ingang van ten minste drie seconden. De ontdooiing start als dit signaal van UIT naar AAN veranderd.
- Schema – wekelijks programma
De ontdooiing kan gestart worden via een intern schema of via een extern schema vanuit de systeemunit.
- Intern schema Ontdooiing wordt gestart door een wekelijks intern programma in de regelaar op basis van de interne klok. Maximaal 8 ontdooiingen per 24 uur kunnen worden inge­steld. Het schema is te vinden onder ‘Overzicht’ / ‘Ontdooiing’ / ‘Schema’.
• Extern schema
Ontdooiing wordt gestart via een signaal van de systeemunit.
- Interval Ontdooiing start op ingestelde intervallen, bijv. iedere 8 uur. De interval moet ALTIJD op een hogere waarde worden ingesteld dan de periode tussen twee ontdooiingen wanneer een schema of netwerksignaal wordt gebruikt. Ontdooien volgens een interval zorgt ervoor dat er altijd ontdooid wordt, ook als er geen signaal wordt ontvangen van de systeemunit.
- Adaptieve ontdooiing Deze functie kan geplande ontdooiingen opheffen en op eigen initiatief ontdooiingen starten als de verdamper bijna geblok­keerd wordt door rijp and ijs. (De 'Adaptieve Ontdooiing' functie wordt beschreven aan het einde van deze sectie)
Ontdooivolgorde
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 87
Iedere ontdooiing doorloopt de volgende volgorde:
- leegmaken van verdamper (pump-down) (status 1)
- ontdooistart (status 3)
- wachttijd (gecoördineerde ontdooiing) (status 4)
- Afdruiptijd (inspuitvertraging) (status 5)
- Drukegalisatie waarbij de egalisatieklep opent (omloop zuigklep, alleen heetgas ontdooiing) (status 6)
- ventilatorvertraging (status 7)
Als de ontdooitijd de maximaal ingestelde ontdooitijd over­schrijdt, zal de ontdooiing worden gestopt, ook als de inge­stelde ontdooibeëindigingstemperatuur nog niet is bereikt (de maximale ontdooitijd functioneert als beveiliging). Zodra de ontdooiing op tijd wordt gestopt zal het alarm ‘Ontdooiperiode overschreden’ worden verzonden. Als dit alarm niet binnen vijf minuten wordt aangenomen, zal het automatisch worden verwijderd.
Leegmaken van verdamper (pump-down) (status 1) Voordat de ontdooiing wordt gestart is het mogelijk om de verdamper af te zuigen. Gedurende een ingestelde tijd (Heetgas vertraging) blijft de vloeistofklep dicht, draaien de ventilatoren en wordt de verdamper zodoende afgezogen. Wanneer de vertra­gingstijd is verstreken, zal het verder gaan naar toestand 3.
Ontdooiing (status 3)
• Elektrische ontdooiing De verwarmingselementen worden geactiveerd.
• Natuurlijk ontdooiing Hier blijven de ventilatoren draaien om zodoende de verdamper te ontdooien.
• Heetgas ontdooiing De egalisatie- en zuigklep worden gesloten. De heetgas klep opent om de verdamper te ontdooien.
• Warme brine ontdooiing De magneetklep blijft om de brine door de verdamper te laten stromen.
Ontdooibeëindiging
De ontdooiing kan op 4 manieren worden beëindigd:
• Individuele stop op temperatuur met tijd als beveiliging In geval van elektrische en heetgas ontdooiing wordt één uitgang per verdampersectie gebruikt, dus een individueel verwarmingselement / heetgas klep.
Wanneer de ontdooisensor defect is, zal een alarm worden verzonden en de ontdooiing voor de bewuste sectie zal op tijd worden gestopt. De ontdooiing voor de resterende secties zal nog steeds op temperatuur gebaseerd zijn.
• Algemene stop op temperatuur met tijd als beveiliging In geval van elektrische of heetgas ontdooiing, wordt één uitgang gebruikt voor alle verdampers, dus één uitgang voor de verwarmingselementen / heetgas kleppen.
Voorbeeld van heetgas ontdooiing met algemene heetgas klep voor alle verdampers
De temperaturen van ieder verdamperblok worden gemeten met een sensor. Wanneer alle ontdooitemperaturen hoger of gelijk zijn aan de ingestelde ontdooistoptemperatuur, wordt de ontdooiing in alle secties gestopt en gaat de ontdooicyclus verder.
Voorbeeld van heetgas ontdooiing met individuele stop per verdamper
De temperaturen van ieder verdamperblok worden gemeten met een sensor. Wanneer deze temperatuur hoger of gelijk is aan de ingestelde ontdooistoptemperatuur, wordt de ontdooiing in de bewuste sectie gestopt. De ontdooicyclus gaat pas verder als alle secties de ontdooiing hebben beëindigd. In geval van elektrische ontdooiing, zal normaal de S5 sensor als ontdooisensor worden geselecteerd, maar de S3, de S4 en S2 kunnen ook worden gebruikt. Voor grote verdampers kan ervoor gekozen worden om twee S5 sensoren te gebruiken - S5-1 en S5-2. De ontdooiing wordt in dat geval beëindigd als beide sensoren de gewenste temperatuur hebben bereikt.
De selectie van de ontdooistopsensor en de instelling van de maximale ontdooitijd, worden hetzelfde ingesteld als omschreven voor de individuele ontdooistop.
Beëindiging op basis van tijd Een vaste ontdooitijd wordt ingesteld en zodra deze tijd is ver­streken, zal de ontdooiing worden beëindigd en de koeling her­vat (bij ontdooibeëindiging op tijd controleert de regelaar niet of de aangesloten secties nog meer ontdooiing nodig hebben).
• Minimale ontdooitijd
Er kan een tijd worden ingesteld die moet verstrijken voordat ontdooien kan worden voltooid. Deze tijdsinstelling heeft een hogere prioriteit dan ‘Max. ontdooitijd’.
• Handmatige stop Een ontdooiing kan worden gestopt door het activeren van de ‘Stop ontdooiing’ functie.
Als de regelaar tijdens een ontdooiing een ‘geforceerd sluiten’ (AKC ON) ontvangt, bepaalt de geselecteerde instelling of ont­dooien moet worden gestopt.
Gecoördineerde ontdooiing (status 4)
Via de systeemunit is het mogelijk om een groep regelaars tegelijk te laten ontdooien. In dat geval zal de systeemunit via de datacommunicatie een ontdooistartsignaal geven. Wanneer alle secties binnen een individuele regelaar klaar zijn met ontdooien, zal de regelaar een bericht sturen naar de systeemunit. De rege-
88 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
laar zal nu wachten totdat een signaal wordt ontvangen om weer met koelen te beginnen. Dit signaal zal komen zodra alle regelaars binnen de groep de ontdooiing hebben beëindigd. Als dit signaal niet wordt ontvangen binnen de ‘Max. wachttijd’, zal de regelaar toch beginnen met koelen.
Start na ontdooiing
Het is mogelijk om na de ontdooiing een afdruiptijd en/of een ventilatorvertraging toe te passen.
Afdruipvertraging (status 5)
Een tijdvertraging kan worden ingesteld zodat waterdruppels van de verdamper kunnen afdruipen voordat de koeling wordt hervat. Op deze manier kan men zich ervan verzekeren dat de verdamper zoveel mogelijk vrij is van water voordat de koeling wordt herstart.
Voorbeeld Onder is een voorbeeld van een ontdooicyclus met heetgas ontdooiing.
Egalisatievertraging / drukegalisatie (status 6) Nadat de afdruipvertraging is afgelopen, is het mogelijk om een egalisatievertraging in te stellen waarin de kleine egalisatieklep (omloop zuigklep) opent. Als de egalisatievertraging is afgelo­pen zal de hoofdklep in de zuigleiding openen en zal de koeling hervatten.
- Ventilatorvertraging (status 7)
Onafhankelijk of de ventilatoren draaien tijdens de ontdooiing, kunnen de ventilatoren worden gestopt tijdens deze vertraging. Waterdruppels die na een ontdooiing op de verdamper achter­blijven, moeten worden vastgevroren voordat het koelen wordt hervat. Na ontdooiing, wordt de inspuiting gestart, de verdamper afge­koeld, maar de ventilatoren blijven nog even uit. Gedurende deze periode zal de regelaar de klep geforceerd opensturen, maar wel continue de oververhitting in de gaten houden. De temperatuur waarbij de ventilatoren starten (gemeten door de S5 sensor) en de maximale toegestane vertraging worden ingesteld. De tijdvertraging voor de ventilatorstart zal pas beginnen als de afdruipvertraging, indien van toepassing, is verstreken. Pas als alle S5 sensoren een temperatuur meten lager dan de ingestelde temperatuur, zullen de ventilatoren starten. Als alle S5 sensoren nog niet de ingestelde temperatuur hebben bereikt als de vertraging is verstreken, zullen de ventilatoren toch starten en zal het alarm ‘Ventilatorvertraging overschreden’ worden verzon­den. Als dit alarm niet binnen vijf minuten wordt aangenomen, zal het worden opgeheven. Als enkele S5 sensoren defect mochten zijn, zal het signaal van de overgebleven sensoren worden gebruikt.
Het volgende wordt gebruikt in het voorbeeld:
- Heetgas ontdooiing met algemene heetgas kleppen
- Individuele ontdooistop per verdamper met S5 sensor
- Ventilatoren worden gestopt tijdens de ontdooiing
De ontdooicyclus is als volgt:
Heetgas
Zuig
Egalisatie
Lekbak
Ventilator
• Pump down (status 1) De AKV (ETS) kleppen, het verwarmingselement in de lekbak wordt geactiveerd en de ventilatoren blijven draaien.
• Tijdsvertraging vóór de volgende fase (hete gas tijdvertraging,
toestand 2)
• Ontdooiing (status 3) De ventilatoren stoppen, de hoofd zuigklep en egalisatieklep worden gesloten en de heetgas klep opent. Ontdooiing wordt beëindigd wanneer de S5 sensor de stoptem­peratuur heeft bereikt.
• Vasthouden (status 4) Indien gecoördineerde ontdooiing wordt gebruikt, zal de regelaar wachten op een signaal van de systeemunit voordat de ontdooicyclus verder gaat. De ontdooicyclus gaat ook verder als de 'maximale vasthoudtijd' is bereikt.
• Afdruipvertraging (status 5) Koeling wordt vertraagd zodat eventuele waterdruppels van de verdamper kunnen druipen.
• Egalisatievertraging (status 6) De egalisatieklep opent zodat de druk in de verdamper kan egaliseren.
• Ventilatorvertraging (status 7) De hoofdklep in de zuigleiding opent en vloeistofinspuiting wordt hervat. De ventilatoren worden vertraagd zodat eventueel nog aanwezige waterdruppels aan de verdamper vastvriezen. De ventilatoren starten zodra de gewenste ventilatorstarttempera­tuur is bereikt bij de S5 sensor of wanneer de ingestelde tijd is
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 89
verstreken.
• Verwarmingselement lekbak Het verwarmingselement in de lekbak wordt uitgeschakeld wan­neer de ingestelde tijdvertraging is verstreken. De tijdvertraging start zodra de ontdooiing wordt beëindigd (status 3).
Adaptieve Ontdooiing Deze functie kan geplande onnodige ontdooiingen annuleren en op eigen initiatief een ontdooiing starten als een verdamper bijna is geblokkeerd door ijs en/of rijp. Deze functie is gebaseerd op het registreren van de luchtstroom door de verdamper. Door de AKV (stappen) klep als flowmeter te gebruiken is het mogelijk om te vergelijken hoeveel energie door het koudemiddel wordt toegevoegd en hoeveel energie door de lucht wordt onttrokken. Met dit gegeven kan de luchtstroom door de verdamper worden bepaald en daarmee de hoeveelheid ijs/ rijp op de lamellen. Zodra de vorming van ijs/rijp de capaciteit van de verdamper verminderd zal deze functie een extra ontdooiing uitvoeren.
Automatische aanpassing aan de verdamper Wanneer de Adaptieve Ontdooiing wordt geactiveerd zal de regelaar een automatische tuning uitvoeren om zich aan de verdamper aan te passen. De eerste tuning vindt plaats na de eerste ontdooiing zodat de tuning uitgevoerd wordt op een 'schone' verdamper zonder rijp of ijs. Een nieuwe tuning vindt plaats na iedere ontdooiing (maar niet 's nachts met rolgordijnen). In sommige gevallen kan het gebeuren dat de functie niet correct aan de bewuste verdamper is aangepast. Dit komt meestal als de 'adaptieve ontdooiing' is geactiveerd onder abnormale omstan­digheden zoals bij opstart of testen van het koelsysteem. Dit kan resulteren in een foutstatus (status 2). Als dit gebeurt, kan een handmatige reset worden uitgevoerd door de functie korte tijd op 'UIT' te zetten.
Statusuitlezing Het is mogelijk om voor iedere verdamper de huidige status van de Adaptieve Ontdooiing uit te lezen: 0: Uit Functie niet geactiveerd 1: Fout Reset moet worden uitgevoerd 2: Tuning Automatische tuning wordt uitgevoerd 3: OK - geen ijsopbouw 4: Minimale ijsopbouw 5: Gemiddelde ijsopbouw 6: Veel ijsopbouw
Beperkingen en sensorsignalen:
De volgende aansluitingen/signalen moeten worden gebruikt:
- Expansieventiel type AKV /ETS /CCMT)
- Temperatuursignaal van S3 en S4 Het is essentieel dat de S3 en S4 sensoren geplaats zijn in de luchtstromen voor en na de verdamper. De sensoren moeten zo zijn geplaatst dat het effect van externe warmtebronnen, zoals ventilatoren, zoveel mogelijk geminimaliseerd wordt.
- Druksignaal van condensatiedruk Pc Het Pc signaal kan ontvangen worden van een drukopnemer welke rechtstreeks op de regelaar is aangesloten, of het kan ont­vangen worden via de datacommunicatie van de systeem-unit. (Meerdere regelaars kunnen hetzelfde signaal ontvangen.) Indien de regelaar geen Pc signaal ontvangt, zal de regelaar een constante waarde voor de condensatiedruk gebruiken.
- Adaptief ontdooien is geen optie als een van de volgende kou­demiddelen voor de regeling wordt gebruikt: R23, R513A, R13B1 of door de gebruiker gedefinieerd.
Deze functie kan alleen ontdooiingen annuleren die via een ontdooischema worden gestart – een intern schema of een extern schema in de systeemunit. Overige ontdooisignalen resulteren altijd in een ontdooiing. Deze functie annuleert alleen ontdooiingen als alle secties dit toestaan.
Functieselectie Deze functie kan op de volgende manieren gebruikt worden:
0. OFF: De functie is gestopt. Eventuele alarmen worden verwijderd en de functie wordt gereset.
1. Alleen bewaking: De functie wordt alleen gebruikt voor het bewaken van de ijsvorming op de verdamper – de functie annuleert geen ont­dooiingen. Indien de functie flinke ijsvorming op de verdamper detecteert, wordt een alarm 'Luchtstroom verminderd' verzon­den. Het alarm wordt opgeheven bij de start van de eerstvolgende ontdooiing.
2. Ontdooiingen overslaan gedurende dag (toepassingen met rolgordijnen) Deze functie wordt gebruikt als alleen gedurende de dag ontdooiingen geannuleerd moeten worden en als rolgordijnen worden toegepast. Deze functie voert alleen een nieuwe tuning uit wanneer een ontdooiing plaatsvindt gedurende de dag. De regelaar MOET in de nachtstand worden gezet wanneer het rolgordijn wordt gebruikt – dit kan plaatsvinden via een schema in de regelaar of via een schema via de systeemunit. Dit moet omdat er een risico is dat de regelaar anders ijs/rijp op de verdamper detecteert zodra het rolgordijn sluit. (Als gevolg van de korte afstand tussen rolgordijn en product kan een vermin­dering in luchtstroom optreden.) Het is erg belangrijk dat het rolgordijn open gaat zodra de regelaar naar dagstand schakelt. Zo niet, is er een risico op verkeerde tuning waardoor informatie verloren kan gaan voor het annuleren van ontdooiingen. Een correcte tuning wordt pas uitgevoerd na de volgende ontdooiing.
3. Ontdooiingen overslaan gedurende dag en nacht (cellen en meubels zonder rolgordijnen)
Deze instelling wordt gebruikt als de functie ontdooiingen
moet overslaan voor cellen en meubels zonder rolgordijnen.
Een nieuwe tuning vindt plaats na iedere ontdooiing.
4. Volledig adaptieve ontdooiing Deze instelling wordt gebruikt als de functie geheel op eigen initiatief ontdooiingen mag starten. Deze instelling kan het beste worden toegepast in koel/vriescellen waar ontdooitij­den niet belangrijk zijn. In koel/vriescellen kan deze instelling zorgen voor grote energiebesparingen aangezien er alleen ont­dooid wordt als het nodig is. Geplande ontdooiingen worden altijd uitgevoerd. Een basisschema kan worden ingesteld en de adaptieve functie zal dan extra ontdooiingen uitvoeren als dit nodig is.
Minimale tijd tussen ontdooiingen.
Het is mogelijk om een minimale tijd tussen ontdooiingen in te stellen. Hiermee kan worden voorkomen dat een geplande ontdooiing op basis van het wekelijkse schema, direct na een Adaptieve Ontdooiing wordt uitgevoerd. Het tijdinterval is van de beëindiging van een Adaptieve Ontdooiing totdat een geplande
90 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
ontdooiing weer wordt toegestaan
Documentatie van besparing Het is mogelijk om het aantal geplande ontdooiingen en overge­slagen ontdooiingen uit te lezen.
Alarmen
• Sectie niet ontdooit Als deze functie ijsvorming detecteert direct na de ontdooiing, wordt het alarm 'Sectie niet ontdooid' gegenereerd. Deze fout kan ontstaan indien de verdamper niet goed volledig is ontdooit als gevolg van bijvoorbeeld defecte verwarmingselementen of ventilatoren. Na dit alarm worden geen ontdooiingen meer overgeslagen. Dit alarm wordt opgeheven na de start van de volgende ont­dooiing, waarna het overslaan van ontdooiingen weer toege­staan is.
• Luchtstroom verminderd Indien deze functie ernstige ijsvorming detecteert op de ver­damper, wordt het alarm 'Sectie X – luchtstroom verminderd' gegenereerd. Deze foutmelding ontstaat normaal door ernstige ijsvorming op de verdamper, maar kan ook ontstaan door een verminderde luchtstroom als gevolg van een verkeerde produc­topstapeling of een defecte ventilator. Na dit alarm worden geen ontdooiingen meer overgeslagen. Dit alarm wordt opgeheven na de start van de volgende ontdooiing, waarna het overslaan van ontdooiingen weer toegestaan is.
• Sensorfout De regelaar kan geen tuning uitvoeren voor de adaptieve ont­dooiing. Dit alarm wordt opgeheven na de start van de volgende ont­dooiing, waarna het overslaan van ontdooiingen weer toege­staan is.
• Flash gas alarm Deze functie controleert of er flash gas optreedt bij de inspuitklep. Als gedurende een redelijk lange periode flash gas wordt geconstateerd, zal het alarm 'Sectie X – Flash gas alarm' worden gegenereerd. Dit alarm wordt opgeheven zodra het flash gas verdwijnt of bij de start van de volgende ontdooiing.
• Kleppen Voor deze functie kan een kleppen van Danfoss worden ge­bruikt. Het gebruik van kleppen van andere fabrikanten wordt niet aangeraden.
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 91

Overig

Alarmprioriteiten
Aan de verschillende alarmen die door de regelaar gegenereerd kunnen worden kunnen een bepaalde prioriteit worden toegewe­zen. Alarmen met de prioriteit ‘prioriteiten’ zullen in de alarmlijst wor­den opgenomen en via de datacommunicatie worden verzonden. Ook zal het alarmrelais op de regelaar worden geschakeld, indien gedefinieerd. De ‘Alleen reg.’ prioriteit zal de alarmen alleen in de alarmlijst opnemen.
Instelling Reg Selectie alarmrelais Net
Geen Hoog
High X X X X 1
Medium X X X X 2
Low X X X X 3
Log Only X
Disabled
Laag- me-
dium
Laag -
Hoog
Sensorcorrectie
Het signaal van alle aangesloten sensoren kan worden gecorri­geerd. Een correctie is alleen nodig als de kabel erg lang is en een te kleine diameter heeft. Alle uitlezingen en functies zullen met de gecorrigeerde waarde werken.
Klokfunctie
De regelaar heeft een klokfunctie welke samen met tijdschema’s voor de ontdooiing en dag/nacht functie gebruikt kan worden. In geval van een stroomstoring, wordt de tijdinstelling gedurende minimaal 12 uur bewaard. Als de regelaar via de datacommunica­tie is aangesloten op een System Manager (AK-SM), zal de System Manager de klok opnieuw instellen.
Master controlfuncties
De regelaar bevat een aantal functies die door de systeemunit geactiveerd of overgenomen kunnen worden:
werk
AKM-
prio.
Geforceerde koeling
De regelaar zal beginnen met koelen zodra dit signaal wordt ont­vangen. De koeling stopt pas als dit signaal wordt verwijderd. De functie zal de thermostaatfunctie negeren, maar geforceerde koeling wordt gestopt wanneer er een laag temperatuuralarm is. (Wanneer een instelling betekent dat geforceerde koeling en ontdooiing tegelijkertijd nodig zijn, dan heeft ontdooiing een hogere prioriteit.)
Displaysignaal
De gemeten luchttemperatuur kan op een display van het type EKA 163B of 164B worden uitgelezen. De display wordt normaliter op het koelobject geplaatst zodat de klant de temperatuur kan uitlezen. Per regelaar kunnen drie displays worden aangesloten. De aansluiting wordt gemaakt door middel van een kabel met plugconnecties. Als een display met druktoetsen wordt gebruikt kan, naast het uitlezen van de temperatuur en regelaarcondities, een eenvoudige bediening van de regelaar via een menu worden gedaan.
Displaysignaal
De displayweergave kan worden geselecteerd voor een produkt­sensor of een gewogen meting tussen de S3 en S4 sensoren. De instelling hiervan is een percentage van het S4 signaal (S3=0%). De uitlezing in de display is onafhankelijk van de geko­zen thermostaatsensor. De uitlezing op de display kan worden gekalibreerd. De waarden worden getoond met drie karakters. De temperatuur kan in °C of °F worden weergegeven.
Dag/nachtregeling
De dag/nachtregeling van de individuele regelaars kan door middel van een wekelijks schema door de systeemunit geregeld worden.
Onderbreking van inspuiting (Inject ON)
De systeemunit kan er zorg voor dragen dat in alle meubels en cellen de kleppen geforceerd sluiten als de bijbehorende compres­sorset in storing staat en hierdoor niet meer kan starten.
Lichtregeling
Voor bijvoorbeeld meubeltoepassingen kan het licht worden geregeld via een wekelijks schema in de systeemunit.
Gecoördineerde ontdooiing
Diverse regelaars (secties) kunnen in de systeemunit worden ge­groepeerd zodat deze regelaars tegelijk gaan ontdooien en na het ontdooien ook weer tegelijk gaan koelen.
Adaptieve ontdooiing
Voor gebruik van de adaptieve ontdooiing moet de regelaar een signaal ontvangen van de condensatiedruk Pc. Dit signaal moet worden ontvangen van de System Manager.
Zuigdrukoptimalisatie
De verdamperregelaars kunnen de systeemunit van de nodige in­formatie voorzien zodat de systeemunit de zuigdrukinstelling van de compressor aan het meubel met de hoogste belasting aanpast.
LED’s op voorpaneel
De LED’s op het voorpaneel van de regelaar zullen oplichten als het bijbehorende relais is geactiveerd.
= Koeling = Ontdooiing = Ventilator
In alarmsituaties zullen alle LED’s knipperen. De alarmmelding kan getoond en opgeheven worden door de bovenste druktoets kort in te drukken. Tegelijkertijd worden eventuele alarmrelais gedeactiveerd.
De bedieningstoetsen
Wanneer een instelling gewijzigd moet worden, zullen de boven­ste en onderste toetsen een hogere of lagere waarde geven. Voordat een waarde veranderd kan worden moet eerst het menu geopend worden door de bovenste toets een aantal seconden ingedrukt te houden. Zoek nu de te wijzigen parameter en druk de middelste toets in om de huidige waarde te zien. Wanneer de waarde is gewijzigd kan deze worden opgeslagen door nogmaals de middelste toets in te drukken. Voorbeelden
Wijzigen instelling
1. Houdt de bovenste toets ingedrukt tot parameter r01 zichtbaar is.
2. Zoek de te wijzigen parameter met de bovenste of onderste toets.
3. Druk op de middelste toets om de instelling uit te lezen
4. Verander de waarde met de bovenste of onderste toets.
92 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
5. Druk op de middelste toets om de nieuwe waarde op te slaan.
Menuoverzicht:
Uitlezen temperatuur ontdooisensor
• Druk kort op de onderste toets
Voor iedere sectie kan een display worden gemonteerd. In iedere display kunnen de volgende instellingen/metingen worden gedaan voor de bewuste sectie.
Handmatige ontdooistart / stop
• Houdt de onderste toets gedurende vier seconden ingedrukt
Displayuitlezingen
Normaliter toont de display de geselecteerde temperatuur, maar onder bepaalde omstandigheden kan de display andere codes weergeven om de gebruiker op de hoogte te stellen van de bedie­ningsstatus.
Functie Uitlezing display
Hoofdscha­kelaar
Ontdooiing Tijdens ontdooiing zal de display '-d-' weergeven.
Schoonma­ken
PAS Wachtwoord gevraagd. Als de bediening van de display
Alarm De drie LED's knipperen als een alarm actief is. De
CO2 KNIPPEREND. Er is een signaal van een koelmiddel-
- - - Zodra 3 streepjes worden getoond, is de tempera-
th1/th2 Wanneer van thermostaatband wordt gewisseld door
AL 1 Alarm van sectie A. 2=B enz.
- - 1
- - 2
Wanneer de hoofdschakelaar uit is, zal de display 'OFF' weergeven.
De display zal terug gaan naar de normale tempera­tuuruitlezing zodra de thermostaattemperatuur weer is bereikt, maar pas nadat de vertragingstijd ‘Max Disp
-d- delay’ is verstreken..
Zodra de schoonmaakfunctie wordt geactiveerd zal de display 'FAN' weergeven om aan te geven dat ventila­toren draaien om de verdamper te ontdooien. Als het tweede deel van de functie wordt geactiveerd zal de display 'OFF' uitlezen om aan te geven dat het meubel schoongemaakt kan worden aangezien alle uitgangen uit zijn.
wordt beschermd door een wachtwoord, moeten zowel de definitie en de toegangscode ingesteld worden in het autorisatiemenu voor de locale display (LOCD).
alarmcode wordt getoond zodra op de bovenste toets gedrukt wordt.
leksensor
tuuruitlezing foutief (sensor verwijderd of kortgesloten) of de display is gedeactiveerd.
een puls, zal de display 10 seconden lang laten zien welke thermostaatband actief is.
Initiatie, Display is aangesloten op uitgang "A"
Uitgang B. enz .
Een goed begin, indien gebruik van display
Met de volgende procedure zal zo snel mogelijk met de regeling begonnen worden:
1. Open parameter r12 en stop de regeling (in een nieuwe regelaar zal r12 al op 0 staan)
2. Open parameter o93 en stel het configuratieslot in op 0 (=UIT)
3. Open parameter o62 en selecteer een voorgedefinieerde toepassing op basis van de elektrische aansluiting achter in de handleiding. Na de configuratie van deze functie zal de regelaar opnieuw opstarten
4. Zodra de regelaar is herstart, open parameter o93 en ontgrendel het configuratieslot (waarde = 0)
Parameter­naam
r12 Hoofdschakelaar:
r22 Selecteer thermostaatband:
r37 Uitschakelwaarde voor thermostaat in sectie A/B/C/D
r38 Uitschakelwaarde voor thermostaat voor thermostaat-
o30 Koudemiddelinstelling (verplicht bij gebruik van AKV/
o46 Schoonmaakfunctie. Instelling:
P81 Selectie van vooraf ingestelde toepassingsgroep:
o62 (P81 moet worden ingesteld voordat o62 kan worden
o93 Configuratieslot
u17 Actuele temperatuur voor thermostaat in sectie
u20 Actuele temperatuur van S2 sensor. Sectie A/B/C/D
u21 Actuele oververhitting. Sectie A/B/C/D
u24 Actuele openingsgraad klep. Sectie A/B/C/D
u26 Actuele verdampingstemperatuur. Sectie A/B/C/D
u36 Actuele temperatuur voor productsensor in sectie
u68 Actuele temperatuur voor alarmthermostaat in sectie
Functie Bij op-
0: Regeling gestopt 1: Regeling aan
1: Thermostaatband 1 is actief 2: Thermostaatband 2 is actief
band 2
stappen) 0= niet gesel, 1=R12. 2=R22. 3=R134a. 4=R502. 5=R717. 6=R13. 7=R13b1. 8=R23. 9=R500. 10=R503. 11=R114. 12=R142b. 13=Gebr. gedef. 14=R32. 15=R227. 16=R401A. 17=R507. 18=R402A. 19=R404A. 20=R407C. 21=R407A. 22=R407B. 23=R410A. 24=R170. 25=R290. 26=R600. 27=R600a. 28=R744. 29=R1270. 30=R417A. 31=R422A. 32=R413A. 33=R422D. 34=R427A. 35=R438A. 36=R513A. 37=R407F. 38=R1234ze. 39=R1234yf. 40=R448A. 41=R449A. 42=R452A.
0: Schoonmaak niet gestart 1: Alleen ventilatoren (ontdooiing) 2: Alle uitgangen zijn uit (schoonmaak kan beginnen)
1 = groep 1: o62 + pagina 98-101 2 = groep 2: o62 + pagina 102-105
ingesteld) Selectie van voorgedefinieerde configuratie. Deze instelling geeft een keuze van een aantal voorgedefinieerde combinaties, die tegelijkertijd de aansluitingen bepalen. Achter in deze handleiding staat een overzicht van de opties en aansluitpunten. Na configuratie van deze functie zal de regelaar op­nieuw opstarten.
Alleen als het configuratieslot geopend is kan een voorgedefinieerde configuratie worden geselecteerd of het koudemiddel worden gewijzigd. 0: Configuratieslot open 1: Configuratieslot gesloten
A/B/C/D
A/B/C/D
A/B/C/D
start
x
x
x
x
x
5. Indien AKV (stappen) kleppen worden gebruikt moet ook het koudemiddel worden ingesteld via parameter o30.
6. Open parameter r12 en start de regeling
7. Als de regelaar in een netwerk zit: stel het adres van de regelaar in door middel van de draaischakelaars.
8. Stuur dit adres naar de systeemunit door de Service Pin te
x = Wanneer de regelaar niet is ingesteld, zal de display alleen de gemarkeerde parameters tonen
activeren.
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 93
Afsluiters met stappenmotor
Wanneer een Danfoss-afsluiter met stappenmotor wordt geselec­teerd, moeten de fabrieksinstellingen worden gebruikt. U hoeft hier enkel het type afsluiter te selecteren. Bij gebruik van een afsluiter van andere fabrikanten moeten de volgende instellingen worden gemaakt. U hebt de volgende gegevens van de afsluiterfabrikant nodig:
Max. bedrijfsstappen
Het aantal stappen dat overeenkomt met een afsluiterpositie van 100%. Deze waarde is beperkt tot een bereik van 0-10.000 stappen.
Hysterese
Het aantal stappen dat nodig is om mechanische hysterese te corrigeren wanneer reductietandwielen deel uitmaken van het afsluiterontwerp. Deze aanpassing wordt alleen uitgevoerd als om een verdere opening van de afsluiter wordt verzocht. In dat geval wordt de afsluiter nog iets verder geopend met de­zelfde waarde, voordat de afsluiter met dezelfde waarde weer iets wordt gesloten. Deze waarde is beperkt tot 0-127 stappen.
Stapfrequentie
De gewenste aandrijfsnelheid van de afsluiter in stappen per seconde. Deze waarde is beperkt tot 20-500 stappen/s.
AKS 32R info
Het signaal van één druktransmitter kan van­af maximaal 5 regelaars worden ontvangen.
Grafisch display MMIGRS2
Houdstroom
Het percentage van de geprogrammeerde Max. fasestroom die moet worden toegepast op elke fase van de stappenmotoruit­gang wanneer de afsluiter stationair werkt. In voorkomende gevallen zorgt deze stroom ervoor dat de afsluiter de laatst gepro­grammeerde positie handhaaft. Deze waarde is beperkt tot een bereik van 0-70% in stappen van 10%.
Overdrive bij initialisatie afsluiter
Bepaalt de mate van overdrive van de afsluiter voorbij de 0%-po­sitie, tijdens initialisatie van de afsluiter, om ervoor te zorgen dat de afsluiter volledig gesloten is. Deze waarde is beperkt tot een bereik van 0-31%.
Fasestroom
De stroom die op elke fase van de stappenmotor wordt toegepast tijdens de feitelijke beweging van de afsluiter. Deze waarde is be­perkt tot 7 bits en een bereik van 0-325 mA in stappen van 10 mA. Controleer of het bereik overeenkomt met dat van de stappenmo­torregelaar in het betreffende ontwerp. Houd er rekening mee dat deze waarde moet zijn ingesteld als een RMS-waarde. Sommige afsluiterfabrikanten werken met piekstroomwaarden!
Zachte landing na initialisatie afsluiter
Wanneer de spanning wordt ingeschakeld, voert de afsluiter een afsluiterinitialisatie uit. Dit wil zeggen dat de afsluiter wordt ge­sloten met "Max. bedrijfsstappen" plus "Overdrive bij initialisatie afsluiter" om een nulpuntkalibratie van het systeem uit te voeren. Vervolgens wordt een "Zachte landing na initialisatie afsluiter" uitgevoerd om de sluitkracht op de klepzitting tot een minimum te beperken met enkele openingsstappen overeenkomstig de instelling van "Hysterese" of minimaal 20 stappen.
Storingsveilige positie
Bepaalt de standaard afsluiterpositie tijdens storingsvrije werking (bv. na verlies van communicatie naar deze module). Deze waarde is beperkt tot een bereik van 0-100%.
De display biedt toegang tot de meeste functies van de regelaar. Sluit voor toegang het display aan op de regelaar en activeer het adres op MMIGRS2. (Een aparte voeding aansluiten is niet nodig) Voeding wordt direct van de regelaar toegevoerd via de kabel. Instelling:
1. Druk zowel de "x" als de "enter" knop in en houd deze 5 s ingedrukt. Het BIOS-menu wordt dan weergegeven.
2. Selecteer de "MCX selectie" regel en druk op "enter"
3. Selecteer de "Man selectie" regel en druk op "enter"
4. Het adres wordt weergegeven. Controleer dat het 001 is, druk op "enter".
Data wordt vervolgens verzameld van de regelaar
LED's op de regelaar
Interne communicatie tussen de modules: Knippert snel = fout Continue aan = fout
Status uitgang 1-8
Knippert langzaam = OK Knippert snel = antwoord van gateway
Power
Comm
DO1 Status
DO2 Service Tool
DO3 LON
DO4 I/O extension
DO5 Alarm
DO6
DO7 Display
DO8 Service Pin
Continue aan = fout Continue uit = fout
Externe communicatie Communicatie AK-CM 102
Knippert = actief alarm / niet erkend Continue aan = actief alarm/ erkend
Netwerkinstallatie
94 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A

Informatie

De regelaar heeft een groot aantal statusuitlezingen welke onmisbaar zijn voor opstart, in bedrijf stellingen en optimalisatiefuncties.
Thermostaatfunctie
Weergave van de S3 luchtaanzuig Weergave van de S4 luchtuitblaas Weergave van de gewogen S3/S4 thermostaattemperatuur Min., max. en gemiddelde thermostaattemperatuur van de laatste 24 uur Gemiddelde thermostaatschakelingen van de laatste 24 uur in % Gemiddelde thermostaatinschakelduur van de laatste 24 uur en van de laatste koelactie.
Alarmthermostaat
Uitlezing van gewogen S3/S4 alarmtemperatuur Min., max. en gemiddelde alarmtemperatuur van de laatste 24 uur Tijdpercentage van afgelopen 24 uur waar de alarmtemperatuur buiten de grenzen was
Productsensor
Temperatuurweergave van productsensor Min., max. en gemiddelde producttemperatuur van de laatste 24 uur Tijdpercentage van afgelopen 24 uur waar de producttempera­tuur buiten de grenzen was
Inspuitfunctie
AKV/ETS/CCMT openingsgraad in % Gemiddelde openingsgraad van de laatste 24 uur Verdampingsdruk S2 temperatuur Oververhitting Referentie oververhitting
Status in- en uitgang
Statusuitlezing van alle in- en uitgangen Handbediening van alle uitgangen NB: Niet alle uitlezingen zijn beschikbaar in AKM. Zie document RC.8B.P… voor verdere details.
Regelaarstatus
De regelaar volgt diverse regelsituaties. De actuele situatie kan hier worden uitgelezen. Wanneer AK Service Tool wordt gebruikt, is de status geschreven uit te lezen voor iedere sectie. In AKM wordt de status weergege­ven in de vorm van een nummer. De waarden zijn als volgt: 0: Koeling gestopt door Hoofdschakelaar 1: Opstartfase voor inspuitfunctie 2: Adaptieve regeling van de oververhitting 3: ­4: Ontdooiing 5: Opstart na ontdooiing 6: Geforceerd gesloten 7: Inspuitprobleem 8: Sensorfout en noodkoeling 9: Modulerende temperatuurregeling 10: Smeltfunctie 11: Open deur 12: Schoonmaak 13: Thermostaatuitschakeling 14: Geforceerde koeling 15: Uitgeschakeld
Ontdooistatus Gedurende en onmiddellijk na een ontdooiing is de volgende ontdooistatus uit te lezen: 1: Afzuigen verdamper 3: Ontdooiing 5: Wachttijd 6: Inspuitvertraging (afdruiptijd) 7: Ventilatorvertraging
Ontdooiing
Actuele ontdooistatus Hoeveelheid ijs op verdamper Duur van huidige of laatste ontdooiing Gemiddelde duur van laatste tien ontdooiingen Duur van pull-down tijd na ontdooiing Temperatuur ontdooisensor (S5) Aantal geplande en overgeslagen ontdooiingen
Compressor
Draaitijd van de laatste 24 uur Draaitijd totaal Aantal schakelingen van de laatste 24 uur Totaal aantal schakelingen
Deurcontact
Status deurcontact Duur van de laatste opening Aantal openingen van de laatste 24 uur Openingstijd van de laatste 24 uur
Randverwarming
Dauwpunt Actuele werkcyclus
Schoonmaakfunctie
Tijd van de laatste schoonmaak Duur van de laatste schoonmaak
Aandachtspunten bij installatie
Beschadiging, onjuiste montage of condities ter plaatse, kunnen defecten veroorzaken in het regelsysteem en uiteindelijk leiden tot beschadiging van de installatie.
Iedere mogelijke beveiliging is in onze producten ingebouwd om dit te voorkomen, maar bijvoorbeeld door verkeerde installatie kunnen alsnog problemen ontstaan. Elektronische regelingen zijn geen vervanging voor goed installatiewerk.
Danfoss aanvaardt geen aansprakelijkheid voor producten of in­stallatiecomponenten, die beschadigd zijn door bovengenoemde defecten. Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om de installatie grondig te controleren om alle nodige veiligheden in te passen.
Vooral het ‘geforceerd sluiten’ signaal naar de regelaars in geval dat de compressoren stoppen en de montage van ‘slokkenvan­gers’ in de zuigleiding verdienen extra aandacht.
Uw lokale Danfoss agent is altijd bereid om advies te geven.
De regelaar is niet geschikt voor gebruik op platenwarmtewis­selaars.
NH3 + AKVA Neem contact met Danfoss op als u hulp nodig hebt bij het plaat­sen van sensoren, transmitters enz.
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 95

Alarmteksten

Prioriteit Standaard
prioriteit
Temperature alarms
High air temp. A Hoog Hoge temperatuur A (B, C, D) High air temp. (A,B,C,D) De temperatuur is langer dan de ingestelde tijdvertra-
Low air temp. A Hoog Lage temperatuur A (B, C, D) Low air temp. (A,B,C,D) De temperatuur is langer dan de ingestelde tijdvertra-
Frost protect A Hoog Vorstbeveiliging, te lage S4 A (B,C, D) Frost protection, too low S4 (A,B,C,D) D e S4 temperatuur is onder de vorstlimiet geweest
High Prod. temp. A Hoog Hoge produkttemperatuur A (B, C, D) High Prod. temp. (A,B,C,D) De producttemperatuur is langer dan de ingestelde
Low prod. temp. A Hoog Lage produkttemperatuur A (B, C, D) Low prod. temp. (A,B,C,D) D e producttemperatuur is langer dan de ingestelde
---
Same for B,C,D Idem voor B, C, D
Sensor errors Sensorfouten
Pe sensor error Laag Po sensorfout
S2A sensor error Hoog S2A sensorfout
S3A sensor error Hoog S3A sensorfout
S4A sensor error Hoog S4A sensorfout
S5-1A sensor error Hoog S5A-1 sensorfout
S5-2A sensor error Hoog S5A-2 sensorfout
Prod. sensor error A Hoog Produkttemp. sensorfout A (B, C, D)
---
Same for B,C,D
----
Saux1 sensor error Hoog Saux1 sensorfout Saux1 sensor error Saux1 temperatuur sensorfout
Saux2 sensor error Hoog Saux2 sensorfout Saux2 sensor error Saux2 temperatuur sensorfout
Saux3 sensor error Hoog Saux3 sensorfout Saux3 sensor error Saux3 temperatuur sensorfout
Saux4 sensor error Hoog Saux4 sensorfout Saux4 sensor error Saux4 temperatuur sensorfout
Pc sensor error Hoog Pc sensorfout Pc sensor error Drukopnemersignaal voor condensatiedruk is foutief
Paux1 sensor error Hoog Paux1 sensorfout Paux1 sensor error Paux1 drukopnemer signaalfout
Paux2 sensor error Hoog Paux2 sensorfout Paux2 sensor error Paux2 drukopnemer signaalfout
Paux3 sensor error Hoog Paux3 sensorfout Paux3 sensor error Paux3 drukopnemer signaalfout
Various alarms Diverse alarmen
Standby mode Medium Reg. gestopt, Hoofdschak.=UIT Control stopped,MainSwitch=OFF De regeling is gestopt via de instelling 'Hoofdschake-
Refrigerant changed Laag Koudemiddel gewijzigd Het koudemiddel is gewijzigd
Refrigerant leak alarm Koelmiddel-lek Refrigerant leak Er wordt een signaal ontvangen van een lekzoeker
Case cleaning Hoog Schoonmaak gestart Case cleaning initiated Een schoonmaakactie is gestart
Door open pre alarm Laag Deur open vooralarm Door open pre alarm De deur staat langer dan 75% van de ingestelde
Door open alarm Medium Deur open alarm Door open alarm De deur staat langer dan de ingestelde alarmvertra-
Injection problem A, B, C, D Medium Inspuitprobleem A (B, C, D) Injection problem (A,B,C,D) De AKV k lep kan de oververhitting van de verdamper
Max def period A,B,C,D Laag Ontdooiperiode overschreden A (B, C, D) Max defrost time exceeded (A,B,C,D) De laatste ontdooicyclus is gestopt op tijd in plaats van
Max fan del exceeded A,B,C,D Laag Ventilatorvertraging overschreden A
Max hold time A,B,C,D Laag Max. vasthoudtijd ontd. A (B, C, D) Max defrost hold time (A,B,C,D) Na een ontdooicyclus heeft de verdamper de koeling
Air flow alarm A,B,C,D Laag AO - Sectie A (B, C, D)- Luchtstroom
AD – Case A not defrosted (B,C,D) Laag AO - Sectie A (B, C, D) niet voll. ontdooit
AD – Fault case A,B,C,D Laag AO - Sensor fout A (B, C, D)
Alarmtekst Nederlands Alarmtekst Engels Omschrijving
Temp. alarmen
ging boven de hoog temperatuurgrens geweest.
ging onder de laag temperatuurgrens geweest.
tijdvertraging boven de hoog temperatuurgrens geweest.
tijdvertraging onder de laag temperatuurgrens geweest.
Drukopnemersignaal voor verdamperdruk is foutief
S2A temperatuur sensorfout
S3A temperatuur sensorfout
S4A temperatuur sensorfout
S5A-1 temperatuur sensorfout
S5A-2 temperatuur sensorfout
Productemperatuur sensorfout
laar' of via de externe hoofdschakelaar
(Het alarmrelais op AK-CC 750A wordt niet geactiveerd)
alarmvertraging open
ging open
niet regelen
temperatuur
ratuur na een ontdooiing
herstart omdat deze geen vrijgavesignaal kreeg via de ontdooicoördinatie in de systeemunit
De luchtstroom over de verdamper is verminderd
(B, C, D)
verminderd
Po sensor error
S2A sensor error (B,C,D)
S3A sensor error (B,C,D)
S4A sensor error (B,C,D)
S5-1A sensor error (B,C,D)
S5-2A sensor error (B,C,D)
Product temp. A sensor error (B,C,D)
Max fan delay time exceeded (A,B,C,D) De ventilatoren zijn gestart op tijd in plaats van tempe-
AD - Case X - Air flow reduced
AD - Case X not defrosted
AD - Sensor error A,B,C,D
Tuningprobleem in adaptieve ontdooiing
96 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
AD – Flash gas evapora. A,B,C,D Laag
General alarms Algemene alarmen
Thermostat x – Low temp. alarm Laag Thermostaat x - Laag alarm
Thermostat x – High temp. alarm Laag Thermostaat x - Hoog alarm
Pressostat x – Low pressure alarm Laag Pressostaat x - Laag alarm
Pressostat x – High pressure alarm Laag Pressostaat x - Hoog alarm
Voltage input x – Low alarm Laag Spanningsingang x - Laag alarm
Voltage input x – High alarm Laag Spanningsingang x - Hoog alarm
DIx alarm input Laag DI x alarmingang
Stepper valve
Hoog
Open coil, Shorted output, Error, Power failure
System alarms
The alarm priority can not be altered on system alarms
Laag Koudemiddel gewijzigd Refrigerant changed Het koudemiddel is gewijzigd
Medium Tijd niet ingesteld Clock has not been set Tijd is niet ingesteld
Medium System Critical exception System Critical exception Een niet te herstellen kritische systeemfout is opgetre-
Medium System alarm exception System alarm exception Een niet kritische systeemfout is opgetreden – start de
Medium Alarmbestemming UIT Alarm destination disabled Wanneer dit alarm wordt gegenereerd is de alarmver-
Systeemalarmen
AD – Flash gas detect A,B,C,D
Thermostat x - Low alarm
Thermostat x - High alarm
Pressostat x - Low alarm
Pressostat x - High alarm
Analog input x - Low alarm
Analog input x - High alarm
DIx alarm
Stepper - Inj. A, B, C. D. Open coil, Shorted output, Error, Power failure
De temperatuur voor thermostaat nummer X is langer dan de ingestelde alarmvertraging onder de laag alarmgrens geweest
De temperatuur voor thermostaat nummer X is langer dan de ingestelde alarmvertraging boven de hoog alarmgrens geweest
De druk voor pressostaat nummer X is langer dan de ingestelde alarmvertraging onder de laag alarmgrens geweest
De druk voor pressostaat nummer X is langer dan de ingestelde alarmvertraging boven de hoog alarmgrens geweest
De spanning voor spanningsingang nummer X is langer dan de ingestelde alarmvertraging onder de laag alarmgrens geweest
De spanning voor spanningsingang nummer X is langer dan de ingestelde alarmvertraging boven de hoog alarmgrens geweest
Alarm op algemene alarmingang DI x
Check supply to the actual valve
den – vervang de regelaar
regelaar opnieuw op
zending naar de alarmontvanger gedeactiveerd. Zodra dit alarm wordt opgeheven is de alarmverzen­ding naar de alarmontvanger weer actief.
Medium Alarm Route failure: Dest x Alarm route failure Alarmen kunnen niet naar de alarmontvanger verzon-
Hoog Alarmrouter vol Alarm router full De interne alarmbuffer is vol – dit kan voorkomen als
Medium Apparaat start opnieuw op Device is restarting De regelaar start opnieuw op na een flash update van
Medium I/O module communicatiefout IO modul fejl Er is een communicatieprobleem tussen de regelaar
Laag Handmatige bediening IO Manual override of IO De bewuste uit- / inngang wordt handmatig bediend
den worden – controleer de communicatie
de regelaar geen alarmen kan sturen naar de alarmont­vanger. Controleer de communicatie tussen de regelaar en de systeemunit
de regelaar
en de uitbreidingsmodules – de fout moet zo snel mogelijk hersteld worden
via de AK-ST 500 Service Tool software
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 97

Appendix - Aanbevolen aansluiting groep 1

Functie
De regelaar heeft een instelling waarmee het type installatie geselec­teerd kan worden. Als deze instelling wordt gebruikt, zal de regelaar een suggesties doen voor alle aan te sluiten functies op de diverse punten. Deze punten zijn hieronder te zien. Zelfs als uw installatie niet 100% is als hieronder beschreven, is deze functie nog steeds te gebruiken. Na het gebruik van deze functie kunnen simpel de afwijkingen instellingen en aansluitingen worden aangepast. De voorgestelde aansluitpunten in de regelaar zijn indien gewenst te wijzigen.
Cel (Room)
Toe -
Aan-
Type
pas.
tal AKV's
ont­dooi
Lucht sensor
Controller - (Module no. 1 punt 1-19) Module 2= AK-XM 205) Toepas.Nummer
AI1 AI2 AI3 AI4 AI5 AI6 AI7 AI8 AI9 AI10 AI11 DO1 DO2 DO3 DO4 DO5 DO6 DO7 DO8 AI1 AI2 AI3 AI4 AI5 AI6 AI7 AI8 DO1
pt1 pt2 pt3 pt4 pt5 pt6 pt 7 pt8 pt 9 pt10 pt 11 pt 12 pt 13 pt 14 pt 15 pt 16 pt 17 pt 18 pt 19 pt1 pt2 pt3 pt4 pt5 pt6 pt 7 pt8 pt 9 pt10 pt 11 pt 12 pt 13 pt 14 pt 15 pt 16 Hoog
Room 1 Lucht S3 S2A S3A For. cl. Deur Hoofd
sch
Room 1 El S3 S2A S3A S5A For. cl. Deur Hoofd
sch
Room 1 Gas S3 S2A S3A S5A For. cl. Deur Hoofd
sch
Room 2 Lucht S3 S2A S3A S2B For. cl. Deur Hoofd
sch
Room 2 El S3 S2A S3A S5A S2B S5B For. cl. Deur Hoofd
sch
Room 2 El S3 S2A S3A S5A S2B S5B For. cl. Deur Hoofd
sch
Room 2 Gas S3 S2A S3A S5A S2B S5B For. cl. Deur Hoofd
sch
Room 2 Gas S3 S2A S3A S5A S2B S5B For. cl. Deur Hoofd
sch
Room 3 Lucht S3 S2A S3A S2B S2C For. cl. Deur Hoofd
sch
Room 3 El S3 S2A S3A S5A S2B S5B For. cl. Deur Hoofd
sch
Room 3 Gas S3 S2A S3A S5A S2B S5B For. cl. Deur Hoofd
sch
Room 4 Lucht S3 S2A S3A S2B S2C S2D For. cl. Deur Hoofd
sch
Room 4 El S3 S2A S3A S5A S2B S5B For. cl. Deur Hoofd
sch
Room 4 Gas S3 S2A S3A S5A S2B S5B For. cl. Deur Hoofd
sch
Po AKV A Light Rand-
verw
Po AKV A Ontd. Light Rand-
verw
Po AKV A Ontd. Ega. Zuig Rand-
verw
Po AKV A AKV B Light Rand-
verw
Po AKV A AKV B Ontd. A Ontd. B Rand-
verw
Po AKV A AKV B Ontd. A Ontd. B Light Comp. Vent Alarm 47 48
Po AKV A AKV B Ontd. A Ontd. B Rand-
Po AKV A AKV B Ontd. A Ontd. B Zuig Comp. Vent Alarm 9 11
Po AKV A AKV B AKV C Light Rand-
verw
Po AKV A AKV B AKV C Ontd. A Ontd. B Ontd. C Rand-
Po AKV A AKV B AKV C Ontd. A Ontd. B Ontd. C S2C S5C Rand-
Po AKV A AKV B AKV C AKV D Rand-
verw
Po AKV A AKV B AKV C AKV D Ontd. A Ontd. B Ontd. C Ontd. D S2C S5C S2D S5D Rand-
Po AKV A AKV B AKV C AKV D Ontd. A Ontd. B Ontd. C Ontd. D S2C S5C S2D S5D Rand-
Comp. Ven t Alarm 1
Comp. Ven t Alarm 2 3
Comp. Ven t Alarm 4 5
Comp. Ven t Alarm 6
Comp. Ven t Alarm 7 8
Comp. Ven t Alarm 13
Comp. Ven t Alarm 18
98 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
DO2 DO3 DO4 DO5 DO6 DO7 DO8
bij instel.via AKM or display
temp.
Laag temp.
verw
Comp. Ve nt Alarm Zuig Ega.
Comp. Ve nt Alarm
verw
Comp. Ve nt Alarm Zuig Ega.
verw
Comp. Ve nt Alarm 19 20
verw
Comp. Ve nt Alarm Zuig Ega.
verw
Light
Light
Light
Light
10 12
14 15
16 17
21 22
AK-CC 750A RS8HP110 © Danfoss 2018-09 99
Meubel
Toe ­pas.
Aan­tal AKV's
Type ont­dooi
Lucht sensor
Regelaar - (Module no. 1 punt 1-19) Module 2= AK-XM 205) Toepas.Nummer
AI1 AI2 AI3 AI4 AI5 AI6 AI7 AI8 AI9 AI10 AI11 DO1 DO2 DO3 DO4 DO5 DO6 DO7 DO8 AI1 AI2 AI3 AI4 AI5 AI6 AI7 AI8 DO1 DO2 DO3 DO4 DO5 DO6 DO7 DO8
pt1 pt2 pt3 pt4 pt5 pt6 pt 7 pt8 pt 9 pt10 pt 11 pt 12 pt 13 pt 14 pt 15 pt 16 pt 17 pt 18 pt 19 pt1 pt2 pt3 pt4 pt5 pt6 pt 7 pt8 pt 9 pt10 pt 11 pt 12 pt 13 pt 14 pt 15 pt 16 Hoog
1 Lucht S3 + S4 S2A S3A S4A For. cl. Hoofd
1 Lucht S3 + S4 S2A S3A S4A Rol-
1 El S3 + S4 S2A S3A S4A S5A For. cl. Hoofd
2 evap. 1 El S3 + S4 S2A S3A S4A S5-1A S5-2A S6A For. cl. Hoofd
1 El S3 + S4 S2A S3A S4A S5A Rol-
CO21 El S3 + S4 S2A S3A S4A S5A For. cl. Hoofd
CO2
1 El S3 + S4 S2A S3A S4A S5-1A S5-2A S6A For. cl. Hoofd
2 evap.
1 Gas S3 + S4 S2A S3A S4A S5A For. cl. Hoofd
1 Gas S3 + S4 S2A S3A S4A S5A For. cl. Hoofd
1 Gas S3 + S4 S2A S3A S4A S5A For. cl. Hoofd
2 Lucht S3 + S4 S2A S3A S4A S2B S3B S4B For. cl. Hoofd
2 Lucht S3 + S4 S2A S3A S4A S2B S3B S4B Rol-
2 El S3 + S4 S2A S3A S4A S5A S2B S3B S4B S5B For. cl. Hoofd
2 El S3 + S4 S2A S3A S4A S5A S2B S3B S4B S5B For. cl. Hoofd
2 evap. 2 El S3 + S4 S2A S3A S4A S5A S2B S3B S4B S5B For. cl. Hoofd
2 El S3 + S4 S2A S3A S4A S5A S2B S3B S4B S5B For. cl. Hoofd
CO22 El S3 + S4 S2A S3A S4A S5A S2B S3B S4B S5B For. cl. Hoofd
CO22 El S3 + S4 S2A S3A S4A S5A S2B S3B S4B S5B For. cl. Hoofd
CO2
2 El S3 + S4 S2A S3A S4A S5-1A S2B S3B S4B S5-1B For. cl. Hoofd
2 evap.
2 Gas S3 + S4 S2A S3A S4A S5A S2B S3B S4B S5B For. cl. Hoofd
2 Gas S3 + S4 S2A S3A S4A S5A S2B S3B S4B S5B For. cl. Hoofd
2 Gas S3 + S4 S2A S3A S4A S5A S2B S3B S4B S5B For. cl. Hoofd
3 Lucht S3 + S4 S2A S3A S4A S2B S3B S4B S2C S3C S4C Hoofd
3 Lucht S3 + S4 S2A S3A S4A S2B S3B S4B For. cl. Hoofd
3 Lucht S3 + S4 S2A S3A S4A S2B S3B S4B Rol-
3 El S3 + S4 S2A S3A S4A S5A S2B S3B S4B S5B For. cl. Hoofd
3 El S3 + S4 S2A S3A S4A S5A S2B S3B S4B S5B For. cl. Hoofd
CO23 El S3 + S4 S2A S3A S4A S5A S2B S3B S4B S5B For. cl. Hoofd
3 Gas S3 + S4 S2A S3A S4A S5A S2B S3B S4B S5B For. cl. Hoofd
3 Gas S3 + S4 S2A S3A S4A S5A S2B S3B S4B S5B For. cl. Hoofd
4 Lucht S3 + S4 S2A S3A S4A S2B S3B S4B For. cl. Hoofd
4 Lucht S3 + S4 S2A S3A S4A S2B S3B S4B Rol-
4 El S3 + S4 S2A S3A S4A S5A S2B S3B S4B S5B For. cl. Hoofd
4 El S3 + S4 S2A S3A S4A S5A S2B S3B S4B S5B For. cl. Hoofd
CO24 El S3 + S4 S2A S3A S4A S5A S2B S3B S4B S5B For. cl. Hoofd
4 Gas S3 + S4 S2A S3A S4A S5A S2B S3B S4B S5B For. cl. Hoofd
4 Gas S3 + S4 S2A S3A S4A S5A S2B S3B S4B For. cl. Hoofd
gond.
gond.
gond.
gond.
gond.
sch
For. cl. Hoofd
sch
sch
sch
For. cl. Hoofd
sch
sch
sch
sch
sch
sch
sch
For. cl. Hoofd
sch
sch
sch
sch
sch
sch
sch
sch
sch
sch
sch
sch
sch
For. cl. Hoofd
sch
sch
sch
sch
sch
sch
sch
For. cl. Hoofd
sch
sch
sch
sch
sch
sch
Po AKV A Light Rand-
Po AKV A Light Rol-
Po AKV A Ontd. A Light Rand-
Po AKV A Ontd. A Light Rand-
Po AKV A Ontd. A Light Rol-
Po AKV A Ontd. A Light Rand-
Po AKV A Ontd. A Light Rand-
Po AKV A Ontd. Ega. Zuig Rand-
Po AKV A Ontd. Ega. Zuig Light Comp. Vent Alarm 45 46
Po AKV A Ontd. Rol-
Po AKV A AKV B Light Rand-
Po AKV A AKV B Light Rol-
Po AKV A AKV B Ontd. A Ontd. B Rand-
Po AKV A AKV B Ontd. A Ontd. B Light Comp. Vent Alarm 49 50
Po AKV A AKV B Ontd. A Ontd. B S6A S6B S5-2A S5-2B Rand-
Po AKV A AKV B Ontd. A Ontd. B Rol-
Po AKV A AKV B Ontd. A Ontd. B Rand-
Po AKV A AKV B Ontd. A Ontd. B Rand-
Po AKV A AKV B Ontd. A Ontd. B S6A S6B S5-2A S5-2B Rand-
Po AKV A AKV B Ontd. A Ontd. B Zuig Comp. Vent Alarm 31 33
Po AKV A AKV B Ontd. A Ontd. B Rand-
Po AKV A AKV B Ontd. A Ontd. B Rol-
Po AKV A AKV B AKV C Light Rand-
Po AKV A AKV B AKV C Rand-
Po AKV A AKV B AKV C Rand-
Po AKV A AKV B AKV C Ontd. A Ontd. B Ontd. C S2C S3C S4C S5C Rand-
Po AKV A AKV B AKV C Ontd. A Ontd. B Ontd. C S2C S3C S4C S5C Rol-
Po AKV A AKV B AKV C Ontd. A Ontd. B Ontd. C S2C S3C S4C S5C Rand-
Po AKV A AKV B AKV C Ontd. A Ontd. B Ontd. C S2C S3C S4C S5C Rand-
Po AKV A AKV B AKV C Ontd. A Ontd. B Ontd. C S2C S3C S4C S5C Rol-
Po AKV A AKV B AKV C AKV D Rand-
Po AKV A AKV B AKV C AKV D Rand-
Po AKV A AKV B AKV C AKV D Ontd. A Ontd. B Ontd. C Ontd. D S2C S3C S4C S5C S2D S3D S4D S5D Rand-
Po AKV A AKV B AKV C AKV D Ontd. A Ontd. B Ontd. C Ontd. D S2C S3C S4C S5C S2D S3D S4D S5D Rand-
Po AKV A AKV B AKV C AKV D Ontd. A Ontd. B Ontd. C Ontd. D S2C S3C S4C S5C S2D S3D S4D S5D Rand-
Po AKV A AKV B AKV C AKV D Ontd. A Ontd. B Ontd. C Ontd. D S2C S3C S4C S5C S2D S3D S4D S5D Rand-
Po AKV A AKV B AKV C AKV D Ontd. A Ontd. B Ontd. C Ontd. D S2C S3C S4C S5C S2D S3D S4D S5D Rand-
gond.
gond.
gond.
verw Rand-
verw
verw
verw Rand-
verw
verw
verw
verw
verw Rand-
verw
verw
verw
verw
verw
verw
verw
verw
Comp. Ven t Alarm 23
Comp. Ven t Alarm 69
Comp. Ven t Alarm 24 25
Comp. Ven t Alarm 52
Comp. Ven t Alarm 65
Comp. Ven t Alarm 54
Comp. Ven t Alarm 59
Comp. Ven t Alarm 26 27
Comp. Ven t Alarm 28
Comp. Ven t Alarm 70
Comp. Ven t Alarm 29 30
Comp. Ven t Alarm 55
Comp. Ven t Alarm 35
Comp. Ven t Alarm S2C S3C S4C Light 51
Comp. Ven t Alarm S2C S3C S4C Light Rol-
Comp. Ven t Alarm S2C S3C S4C S2D S3D S4D Light 40
Comp. Ven t Alarm S2C S3C S4C S2D S3D S4D Light Rol-
100 RS8HP110 © Danfoss 2018-09 AK-CC 750A
Loading...