Danfoss AK-CC 550B User guide [nl]

User Guide
Meubel- celregelaar
AK-CC 550B
ADAP-KOOL® Refrigeration control systems
Handleiding
Introductie
Toepassing
Voordelen
• Energieoptimalisatie van de volledige koelapplicatie
• Eén regelaar voor verschillende applicaties
• Geïntegreerde display op front van regelaar
• Snelle instelling met voorgedefinieerde instellingen
• Ingebouwde communicatie
• Ingebouwde klokfunctie met back-up
Principe
De temperatuur in het koelobject wordt gemeten door middel van 1 of 2 sensoren welke zich bevinden in de aanzuiglucht (S3) of uitblaaslucht (S4) van de verdamper. Een instelling voor de ther­mostaat, alarmthermostaat en displayuitlezing bepalen de invloed die de twee sensoren hebben voor elk van deze functies. Optioneel kan een S6 productsensor in het koelobject worden geplaatst die de temperatuur meet bij een bepaald product op een bepaalde plek binnen de toepassing. De temperatuur van de verdamper wordt gemeten met de S5 sensor die gebruikt wordt als ontdooisensor. Naast de uitgang voor het elektronische expansieventiel type AKV, heeft de regelaar relaisuitgangen die voor verschillende functies gebruikt kunnen worden. De individuele functies worden in detail omschreven op pagina 12.
Functies
• Dag/nachtthermostaat met AAN/UIT of modulerende thermos­taat
• Productsensor S6 met afzonderlijke alarmgrenzen
• Schakelen tussen thermostaatinstellingen d.m.v. digitale ingang
• Adaptieve regeling van oververhitting
• Adaptieve ontdooiing gebaseerd op prestatie van verdamper
• Ontdooistart via schema, digitale ingang of communicatie
• Natuurlijke, elektrische of heetgasontdooiing
• Ontdooistop op basis van tijd of temperatuur
• Gecoördineerde ontdooiing tussen verschillende regelaars
• Pulseren ventilatoren bij thermostaatuitschakeling
• Schoonmaakfunctie (HACCP documentatie)
• Randverwarming via dag/nacht of dauwpunt
• Deurfunctie
• Regeling van twee compressoren
• Regeling van nachtgordijnen
• Lichtregeling
• Verwarmingsthermostaat
• Fabriekkalibratie garandeert een meetnauwkeurigheid beter dan vereist in de EN ISO 23953-2 zonder dat de Pt1000 sensor verder gekalibreerd behoeft te worden.
• Geïntegreerde MODBUS communicatie met optie voor het plaat­sen van een LON / DANBUSS communicatiekaart
Voorbeelden toepassingen
Inhoud
Introductie .......................................................................................................... 2
Bediening ............................................................................................................ 4
Toepassingen ...................................................................................................12
Functieoverzicht .............................................................................................15
Bediening .......................................................................................................... 26
2 User Guide RS8GL410 © Danfoss 2018-11 AK-CC 550B
Menuoverzicht ................................................................................................28
Aansluitingen...................................................................................................32
Specificaties ...................................................................................................... 34
Bestellen ............................................................................................................ 35
Toepassingen
Hier vind u een overzicht van de verschillende gebruiksopties. Een instelling configureert de in- en uitgangen zodat de regeling overeenkomt met de geselecteerde applicatie. De instellingen voor de verschillende applicaties is te zien op pagina 28.
Toepassing 1-8
Deze applicaties worden toegepast voor standaard meubels of cellen met 1 klep, 1 verdamper en 1 koelsectie. De sensoren worden op de standaard manier gebruikt. De functie van de uitgangen worden bepaald door de geselec­teerde toepassing.
Toepassing 9
De toepassing is voor koelobjecten met 1 klep, 2 verdampers en 2 koelsecties, elk met eigen temperatuurmeting. De alarmlimiet is gemeenschappelijk, maar de alarmvertraging is individueel ingesteld voor elke koelingssectie. Display voor elke sectie. Productsensor S6 is niet geschikt.
Toepassing 10
De toepassing is voor koelobjecten met 1 klep, 1 verdamper en 2 koelsecties. Er zijn afzonderlijke alarmgrenzen en alarmvertraging voor iedere koelsectie. Display voor elke sectie.
AK-CC 550B User Guide RS8GL410 © Danfoss 2018-11 3
Bediening
Vloeistofinspuiting
De vloeistofinspuiting in de verdamper wordt geregeld door het elektronische expansieventiel type AKV. De AKV klep functioneert als expansieventiel en magneetklep. De klep opent en sluit door middel van signalen van de regelaar. De functie bevat een adaptief algoritme dat de opening van de klep onafhankelijk aanpast, zodat altijd een optimale vulling van de verdamper wordt verkregen.
De oververhitting wordt gemeten via
• Drukopnemer P0 en temperatuursensor S2 Deze regeling zorgt onder alle omstandigheden voor een juiste meting van de oververhitting wat voor een robuuste en pre­cieze regeling zorgt. Het signaal van de drukopnemer kan worden gebruikt door meerdere regelaars, maar alleen als er niet of nauwelijks drukver­schil is tussen de bewuste verdampers.
Er zijn twee parallelle instellingen voor oververhitting:
1. Droge expansie, welke geen vloeistofstroming toestaat (nor-
male staat)
2. Badverdamper, welke vloeistofstroming toestaat. Voor dit
type regelaar is het vereist dat de regelaar een aan/uit signaal ontvangt van (bijvoorbeeld) een tank in de zuigleiding. Een niveauschakelaar in de tank zal registreren wanneer de hoog­limiet wordt overschreden. Wanneer dit gebeurt, zal de regelaar overschakelen naar droge expansie en dan weer terug naar flooded, wanneer het vloeistofniveau is gedaald. De functie is gedefinieerd in instelling o02, 037 of o84.
Temperatuurregeling
De temperatuur in het koelobject wordt gemeten door middel van 1 of 2 sensoren welke zich bevinden in de aanzuiglucht (S3) en/of uitblaaslucht (S4) van de verdamper. Een instelling voor de thermostaat, alarmthermostaat en displayuitlezing bepaald hoeveel de sensoren de verschillende functies beïnvloeden. Een instelling van 50% geeft een gelijkwaardige waarde van beide sensoren. Het is niet verplicht om beide sensoren te plaatsen.
De temperatuurregeling kan op twee manieren plaatsvinden:
- AAN / UIT regeling met bijbehorende differentie
- modulerende temperatuurregeling waarbij de temperatuur
binnen nauwe grenzen continue wordt onderhouden. Modulerende temperatuurregeling kan alleen in centrale installaties worden toegepast. Bij decentrale installaties dient altijd de AAN / UIT regeling geselecteerd te worden. In centrale installaties kan voor één van beide regelingen worden
gekozen.
Waarschuwing Door per ongeluk inschakelen kan er vloeistofdoorstroming naar de compressor optreden. Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om er voor te zorgen dat signaalverlies naar de regelaar niet leidt tot vloeistofdoorvoer naar de compressor. Danfoss accepteert geen aansprakelijkheid voor schade die voortvloeit uit inadequate installatie.
Temperatuurbewaking
Net als voor de thermostaat, kan ook voor de alarmthermostaat een weging tussen de S3 en S4 sensor worden ingesteld, zodat kan worden bepaald welke sensor de meeste invloed heeft op de alarmbewaking. Minimum- en maximumwaarden en alarmvertragingen kunnen worden ingesteld. Een langere tijdsvertraging kan worden ingesteld voor hogetemperatuuralarmen. Deze vertraging is actief na ontdooiing, na apparaatreiniging, na uitschakelen en opstarten van het apparaat.
4 User Guide RS8GL410 © Danfoss 2018-11 AK-CC 550B
Thermostaatbanden
Thermostaatbanden kunnen worden gebruikt voor koelobjecten waar verschillende producten in opgeslagen kunnen worden on­der verschillende temperatuurcondities. Het is mogelijk om over te schakelen tussen de twee verschillende thermostaatbanden door middel van een digitale ingang. Voor iedere thermostaatband kunnen afzonderlijke thermostaa­tinstellingen en alarmlimieten worden ingesteld. Ook voor de productsensor.
Nachtverlaging/verhoging van thermostaat
De belasting op koelmeubelen kan behoorlijk variëren tussen bijvoorbeeld de openings- en sluitingstijden van een winkel, zeker als gebruik wordt gemaakt van rolgordijnen. In dit geval kan de thermostaatreferentie worden verhoogd zonder dat dit invloed heeft op de producttemperatuur. Overschakelen tussen dag- en nachtregeling kan als volgt:
• via een externe schakelaar
• via de datacommunicatie (master control)
Productsensor
Een afzonderlijke optionele productsensor S6 kan ik het koelobject worden geplaatst, zodat deze de warmste plaats in het koelobject kan meten en bewaken. Voor deze sensor kunnen afzonderlijke alarmgrenzen en vertragingen worden ingesteld. De functie is niet beschikbaar in toepassing 9.
Schoonmaakfunctie
Deze functie maakt het eenvoudig om een meubel schoon te maken.
Functie
De schoonmaakfunctie wordt geactiveerd door middel van een pulssignaal van ten minste drie seconden (bijv. sleutelschakelaar) of via de datacommunicatie. De schoonmaakfunctie wordt in drie stappen uitgevoerd: 1 - Na de eerste puls wordt de koeling gestopt, maar draaien de
ventilatoren door om de verdamper(s) te ontdooien. In de display is de mededeling ‘FAN’ te zien.
2 - Na de tweede puls stoppen ook de ventilatoren en kan het
meubel worden schoongemaakt. De display geeft nu de melding ‘OFF’.
3 - Na de derde puls wordt de koeling weer volledig hervat en zal
de display weer een temperatuur weergeven (o97 instelling).
Zodra de schoonmaakfunctie wordt geactiveerd, wordt een alarm gegenereerd. Op deze manier kan worden aangetoond dat een meubel volgens planning is schoongemaakt
Alarmbewaking Tijdens het schoonmaken worden geen temperatuuralarmen gegenereerd.
- + + °C
1 ÷ + Fan
2 ÷ ÷ Off
3 + + °C
Uitschakeling apparaat
De functie sluit het AKV-ventiel en alle uitgangen zijn uitgeschakeld. Het koelingsapparaat wordt uitgeschakeld samen met de hoofdschakelaar, maar dit gebeurt zonder een "A45 stand-by alarm". De functie kan worden ingeschakeld door middel van een schakelaar op de DI-ingang of een instelling via datacommunicatie.
AK-CC 550B User Guide RS8GL410 © Danfoss 2018-11 5
Ontdooiing
Afhankelijk van de toepassing kan voor de volgende ontdooi­methoden worden gekozen: Natuurlijk: Ventilatoren draaien door tijdens ontdooiing Elektrisch: Verwarmingselement wordt geschakeld Heetgas: Magneetkleppen worden zo geregeld dat heetgas door de verdamper kan stromen.
Ontdooivolgorde
1) Pump-down
2) Ontdooiing
3) Wachttijd na ontdooiing
4) Afzuigen (afpompvertraging, alleen heetgas)
5) Afdruiptijd (inspuitvertraging)
6) Ventilatorvertraging
Heetgas ontdooiing (alleen applicatie 6)
Deze toepassing kan worden gebruikt voor systemen met heetgas ontdooiing. Relais 2 wordt gebruikt voor de zuigklep. Het wisselcontact van relais 4 kan worden gebruikt voor de by­passklep (zuig) en /of de heetgasklep
Als de afsluiters PMLX en GPLX worden gebruikt, moet de vertraging “d23” correct worden ingesteld. Tijdens ontdooiing met heet gas kan geen handmatige ontdooi­ingscyclus worden gestart met aanraking van de onderste knop op de regelaar.
Heetgas applicatie
Lekbakverwarmingselement
Het is mogelijk om een verwarmingselement in de lekbak te regelen tijdens de heetgasontdooiing. Zodra de ontdooiing start, zal het element geactiveerd worden. Het element blijft nog gedurende een ingestelde tijd actief, nadat de ontdooiing op tijd of temperatuur is gestopt. Een handmatige ontdooiing kan worden gestart met een signaal op een DI-ingang.
Ontdooistart
Een ontdooiing kan op de volgende wijzen worden gestart: Interval: Een ontdooiing wordt op vaste intervallen gestart,
bijvoorbeeld iedere acht uur. Een interval moet ALTIJD op een 'hogere' waarde worden ingesteld dan de ingestelde periode tussen twee ontdooiingen wanneer een schema of netwerksignaal wordt gebruikt.
Koeltijd: Een ontdooiing wordt na een vaste koeltijd (ther-
mostaat) gestart, met andere woorden, een lage
belasting zal een volgende ontdooiing dus ‘uitstellen’ Schema: Een ontdooiing kan op maximaal 6 vaste tijden worden uitgevoerd (RTC) Contact: Een ontdooiing kan worden gestart door een puls op de digitale ingang Netwerk: het ontdooicommando wordt ontvangen van de systeemunit via de datacommunicatie. Adaptieve ontdooiing: Hier wordt de ontdooiing gestart
op basis van een intelligente registratie van de
verdamperprestatie. Handmatig: Een extra ontdooiing kan worden geactiveerd door
onderste toets op de regelaar in te drukken.
(behalve voor heetgasontdooiing). De ontdooiing kan
ook worden gestart via een parameterinstelling.
Alle genoemde methoden kunnen willekeurig worden toegepast
- als één methode wordt geactiveerd zal een ontdooiing worden gestart.
Ontdooistop
De ontdooiing kan worden gestopt op basis van:
- Tijd
- Temperatuur (tijd als beveiliging)
Compressor
Als de ontdooiingsmethode is ingesteld op “Heetgas”, zal de compressor “Aan” zijn tijdens de ontdooiingscyclus.
Ventilatoren
De ventilatoren kunnen worden gestopt of bediend tijdens ontdooiing. Ze kunnen ook draaien en worden gestopt op een ingestelde temperatuur. Het temperatuursignaal wordt verkregen uit de ontdooiingstemperatuur.
6 User Guide RS8GL410 © Danfoss 2018-11 AK-CC 550B
Gecoördineerde ontdooiing
Er zijn twee manieren waarop gecoördineerde ontdooiing kan wor­den uitgevoerd: Of door bedrading tussen de regelaars of via de datacommunicatie.
Bedrading
De digitale ingang DI2 wordt verbonden tussen de regelaars. Zodra een regelaar een ontdooiing start, zullen alle andere regelaars volgen en eveneens een ontdooiing starten. Na de ontdooiing gaan de regelaars in een wachtpositie. Zodra alle regelaars in de wachtposi­tie zijn, zal de koeling weer aanvangen.
Coördinatie via datacommunicatie Hier zal het systeem (netwerk) de coördinatie afhandelen. De regelaars worden gegroepeerd in ontdooigroepen en de systeemunit (gateway/SM) zal ervoor zorgen dat deze groep ontdooit volgens een wekelijks schema. Zodra een regelaar klaar is met ontdooien, zal deze een signaal sturen naar de systeemunit en vervolgens in de wachtpositie gaan. Als iedere regelaar binnen de groep in de wachtpositie staat, zal koeling weer worden toegestaan voor alle regelaars.
Ontdooien
1 Op basis van koeltijd
Als de opgetelde koeltijd een ingestelde tijd overschrijdt, zal een ont­dooiing worden gestart. (Deze functie is niet actief als de adaptieve ontdooiing is ingesteld op 2, 3 of 4)
Adaptieve ontdooiing
Deze functie bepaald of er behoefte is aan een adaptieve ontdooiing op basis van de luchtstroom door het apparaat. Deze functie kan een extra ontdooiing toevoegen of een geplande ontdooiing opheffen. De volgende functies kunnen worden geselecteerd: 0 Uit 1 Bewaking
Er wordt een waarde berekend voor de luchtstroom door de
verdamper.
In geval van ijsopbouw of flash gas zal een alarm worden
gegenereerd.
2 Adaptief dag (kan één ontdooiing per dag vervangen).
Deze instelling kan worden gebruikt wanneer het apparaat niet is
voorzien van een afdekking of deksel overdag, en afdekkingen of
deksels `s nachts worden gebruikt.
Er wordt een waarde berekend voor de luchtstroom door de
verdamper gedurende de dag.
De verdamper wordt alleen gedurende de dag bewaakt en de
geplande ontdooiingen worden uitgevoerd indien nodig. Als de
geplande ontdooiing niet nodig is, zal de ontdooiing niet worden
uitgevoerd.
Gedurende de nacht worden alle geplande ontdooiingen altijd
uitgevoerd.
3 Adaptief dag en nacht (kan ontdooiing zowel overdag als `s nachts vervangen).
Deze instelling kan worden gebruikt wanneer het apparaat een deur
of schuifdeur heeft, of geheel onbedekt is, zowel overdag als `s nachts.
De instelling wordt ook aanbevolen voor kamers.
Er wordt een waarde berekend voor de luchtstroom door de
verdamper.
De verdamper wordt bewaakt en de geplande ontdooiingen worden
Smeltfunctie
Deze functie voorkomt dat de luchtstroom door de verdamper ver­minderd door sneeuwvorming op de lamellen als de verdamper lange tijd ononderbroken koelt. Deze functie werkt alleen in het temperatuurgebied van -5°C en +10°C en treedt in werking als de verdamper langer dan de ingestelde smeltinterval ononderbroken koelt. De koeling wordt dan gedurende de ingestelde smeltperiode gestopt. De ventilatoren draaien door zodat de sneeuw wordt gesmolten en daardoor de capaciteit van de verdamper wordt verbeterd.
Max. 10
System manager
uitgevoerd indien nodig. Als de geplande ontdooiing niet nodig is, zal de ontdooiing niet worden uitgevoerd. 4 Volledig adaptief (kan een extra ontdooiing starten). Deze instelling kan worden gebruikt wanneer het apparaat een deur of schuifdeur heeft, of geheel onbedekt is, zowel overdag als `s nachts. De instelling wordt ook aanbevolen voor kamers. Er wordt een waarde berekend voor de luchtstroom door de verdamper. De verdamper wordt bewaakt en ontdooiingen worden uitgevoerd onafhankelijk van de geplande ontdooiingen. Alle geplande ontdooiingen worden ook uitgevoerd.
De Adaptieve Ontdooiing vereist de volgende componenten:
- expansieventiel type AKV
- temperatuursignalen van S3 en S4
- Signaal van condensatiedruk Pc. Dit signaal wordt via het netwerk doorgegeven van de system manager. (Alleen mogelijk met de AK-SM 720) De waarde moet de druk voor het AKV ventiel weergeven. In instal­laties waar deze druk niet representatief is mag het signaal van de System Manager niet gebruikt worden. Hier gebruikt de regelaar een constante LET OP. De S3 en S4 sensoren moeten in de luchtstroom respectieve­lijk direct voor en direct na de verdamper worden geplaatst.
LET OP De functie 'Adaptieve ontdooiing' mag alleen worden geactiveerd zodra de verdamper onder normale condities werkt (dus bijvoorbeeld niet tijdens in bedrijf stelling)
Minimum tijd tussen ontdooiingen De minimum tijd tussen ontdooiingen is 2 uur. Dit voorkomt dat een geplande ontdooiing via het schema direct of DI signaal na een adaptieve ontdooiing wordt uitgevoerd. Deze tijd loopt vanaf het moment dat een adaptieve ontdooiing is gestopt tot aan het moment dat een geplande ontdooiing uitgevoerd mag worden. De adaptieve ontdooiing zal ook niet binnen 2 uur een ontdooiing starten.
Real time clock
De regelaar heeft een ingebouwde real time clock welke gebruikt kan worden voor het starten van ontdooiingen. Deze klok heeft een back­up van 4 uur. Als de reservestroom wegvalt, zal alarm E6 optreden. Als dit gebeurt, moet de klok worden nagekeken/opnieuw worden ingesteld. Als de regelaar is uitgerust met datacommunicatie en verbonden is met een systeemunit, zal de klok worden ingesteld door de systeemunit.
AK-CC 550B User Guide RS8GL410 © Danfoss 2018-11 7
Regeling van twee compressoren (applicatie 5)
Beide compressoren moeten dezelfde capaciteit hebben. Wan­neer de regelaar koeling vraagt, zal eerst de compressor met het minst aantal draaiuren inschakelen en zal na de tijdvertraging de tweede compressor inschakelen.
Zodra de temperatuur gezakt is tot de ‘halve differentie’, zal de laatst ingeschakelde compressor weer uitgeschakeld worden. De draaiende compressor zal blijven draaien tot het setpoint is bereikt en zal dan uitschakelen. Zodra de temperatuur weer de 'halve differentie' bereikt, zal weer een compressor worden gestart. Als 1 compressor niet de temperatuur binnen de differentie kan houden, zal de tweede compressor worden gestart. Zodra 1 compressor twee uur alleen draait, zal deze compressor worden uitgeschakeld en de andere compressor worden inge­schakeld, zodat de draaitijd in balans wordt gehouden.
De twee compressoren moeten geschikt zijn om tegen een hoge druk in te starten. De compressorinstellingen voor ‘Minimale AAN-tijd’ en ‘Minimale UIT-tijd’ hebben tijdens de regeling altijd de hoogste prioriteit, maar sommige functies zullen dit overrulen.
Randverwarming
Om energie te besparen is het mogelijk om de randverwarming te laten pulseren. Deze pulserende regeling kan worden geregeld volgens de dag/nachtregeling of door middel van een dauwpunt­meting.
Pulserende regeling op basis van dag/nacht
Voor dag- en nachtconditie kan een verschillende pulstijd (AAN periode) worden ingesteld. De tijd dat de randverwarming aan moet zijn wordt ingesteld als een percentage van een periodetijd.
Pulserende regeling op basis van dauwpunt
Om deze functie te gebruiken is een systeemunit type AK-SM 720 vereist welke het dauwpunt kan meten en dit signaal via de datacommunicatie naar de verdamperregelaars kan versturen. De AAN periode van de randverwarming wordt vervolgens geregeld op basis van het huidige dauwpunt. Twee dauwpuntwaarden worden ingesteld in de verdamperrege­laar:
- een waarde waarbij het effect maximaal moet zijn, bijvoorbeeld 100% (o87)
- een waarde waarbij het effect minimaal moet zijn (o86) Bij een dauwpunt gelijk of lager aan de waarde van o86, zal de waarde worden gebruikt van parameter o88 voor de regeling van de randverwarming. In het gebied tussen de twee dauwpuntwaarden zal de regelaar het vermogen van de randverwarming regelen volgens de hier­naast getoonde grafiek.
Tijdens ontdooien
Tijdens de ontdooiing is de randverwarming actief, zoals geselec­teerd in instelling d27.
Randverwarming
Dauwpunt
8 User Guide RS8GL410 © Danfoss 2018-11 AK-CC 550B
Ventilatorregeling
Pulserende regeling
Om energie te besparen is het mogelijk om de verdamperventila­toren te laten pulseren. Pulserende regeling werkt alleen onder de volgende voorwaar­den:
- gedurende een uitgeschakelde thermostaat (cel)
- gedurende nachtconditie en uitgeschakelde thermostaat (meubel met rolgordijn).
(De functie is niet actief wanneer r14 = 2, d.i. modulerende
regeling).
De tijd dat de ventilatoren moeten draaien wordt ingesteld als een percentage van een periodetijd.
Uitschakeling van ventilatoren tijdens storing en opstart
Als er een storing in de koelinstallatie optreedt, kan de tempera­tuur in bijvoorbeeld een koelcel snel oplopen door o.a. de warm­teontwikkeling van de ventilatoren. Om dit te voorkomen kan de regelaar de ventilatoren stoppen als de S5 sensor een ingestelde waarde overschrijdt.
Lichtfunctie
Deze functie kan worden gebruikt voor de lichtregeling in een meubel of cel of voor het bedienen van een rolgordijn De lichtfunctie kan op drie manieren worden geactiveerd:
- het licht wordt geregeld door een signaal van een deurcontact. Naast deze functie is er ook een tijdsvertraging waardoor het licht nog 2 minuten blijft branden na het sluiten van de deur.
- het licht wordt geregeld via de dag/nachtregeling
- het licht wordt geregeld via de datacommunicatie (master control) Er zijn twee opties voor het geval de communicatie wegvalt:
- Het licht gaat aan
- Het licht blijft in de huidige status
tijd
Het licht moet worden aangesloten op een NC contact van het relais. Dit zorgt ervoor dat het licht aan blijft als de voeding op het koelobject wegvalt. Het licht wordt uitgeschakeld als ‘r12’ (hoofdschakelaar) uit wordt gezet (zie o98). Zodra een schoonmaakactie wordt gestart, zal het licht worden uitgeschakeld.
Rolgordijnen
Gemotoriseerde rolgordijnen kunnen door de regelaar worden aangestuurd. De rolgordijnen volgen de status van de lichtfunctie. Als het licht aan is, zijn de rolgordijnen open en als het licht uit gaat, sluiten de rolgordijnen ook. Als de rolgordijnen gesloten zijn, is het mogelijk deze weer te openen door middel van een schakelaar op een digitale ingang. Zodra de ingang wordt geactiveerd, zullen de rolgordijnen openen en kan het koelmeubel bijvoorbeeld gevuld worden. Als de ingang nogmaals wordt geactiveerd sluiten de rolgordijnen weer. Als de rolgordijnfunctie wordt gebruikt, is het mogelijk om de thermostaatfunctie te regelen met een weging tussen de S3 en S4 sensoren. Er is een weging voor de dag en een weging voor de nacht (gordijnen gesloten). (De S4-nachtregeling wordt niet beïnvloed door de nachtgordijnfunctie.) Zodra een schoonmaakactie wordt gestart, zullen de rolgordijnen openen. Een instelling kan definiëren dat de rolgordijnen open gaan wanneer ‘r12’ (hoofdschakelaar) uit wordt gezet (zie o98). Wanneer het nachtgordijn omlaag rolt, wordt de ventilator 2 minuten lang stilgezet. Hierdoor kan het nachtgordijn omlaag rollen naar de juiste positie.
AK-CC 550B User Guide RS8GL410 © Danfoss 2018-11 9
Digitale ingangen
Er zijn twee potentiaal vrije digitale ingangen DI1 en DI2 en een digitale ingang voor hoog voltage DI3. De ingangen kunnen voor de volgende functies worden gebruikt:
- Uitlezingen contact via datacommunicatie
- Deurfunctie met alarmering
- Ontdooistart
- Hoofdschakelaar – start/stop regeling
- Dag/nachtregeling
- Thermostaatband
- Algemeen alarm
- Schoonmaakfunctie
- Apparaat uitschakelen
- Geforceerde koeling
- Override van rolgordijnen
- Sta badverdamper toe
- Gecoördineerde ontdooiing (alleen DI2)
- Geforceerd sluiten van klep (alleen DI3)
- Koelmiddel-lekalarm (alleen DI1 end DI2).
Geforceerd sluiten
De AKV kleppen kunnen door een extern signaal worden gesloten ("Forced closing"). De functie moet in combinatie met het bevei­ligingscircuit van de compressor worden gebruikt, zodanig dat er geen vloeistofinspuiting in de verdamper is als de compressor is uitgeschakeld door het beveiligingscircuit (niet lage druk). Als een ontdooiing gaande is, zal het geforceerd sluiten pas wor­den opgeheven als de ontdooiing is beëindigd. Anders wordt de ontdooiingscyclus onmiddellijk stopgezet zodra het signaal wordt ontvangen. De functie is gedefinieerd in o90. Het signaal kan ook via een DI3 ingang of de datacommunicatie worden ontvangen. Door middel van een instelling kan worden gedefinieerd of tijdens geforceerd sluiten de ventilatoren aan of uit moeten zijn.
Deurfunctie
De deurfunctie kan door middel van de digitale ingangen gedefi­nieerd worden voor twee applicaties:
Bewaking
De regelaar houdt continue het deurcontact in de gaten en genereert een alarm als de deur langer dan een ingestelde periode geopend is.
Bewaking en stop koeling
Zodra de deur wordt geopend, zal de koeling (inspuiting, compressor en ventilatoren) worden gestopt. Als de deur langer geopend is dan een ingestelde herstarttijd zal de koeling hervat worden. Dit garandeert dat de koeling wordt hervat zelfs als de deur open gelaten wordt of het deurcontact defect is. Als de deur langer is geopend dan een ingestelde tijdvertraging zal ook een alarm gegenereerd worden.
Verwarmingsfunctie (alleen applicatie 8)
De verwarmingsfunctie wordt gebruikt om te voorkomen dat de temperatuur te laag wordt, bijvoorbeeld in een verwerkingsruimte. Een limiet voor uitschakeling van de verwarmingsfunctie moet worden ingesteld evenals een neutrale zone onder het setpoint van de koelthermostaat. Dit laatste zorgt ervoor dat koelen en verwarmen nooit tegelijk kan plaatsvinden. De differentie voor de verwarmingsthermostaat is dezelfde als voor de koelthermostaat. Om te voorkomen dat de verwarming inschakelt als de temperatuur kortstondig daalt, kan een tijdvertraging worden ingesteld voor de overschakeling van koelen naar verwarmen
Koelen
Neutrale zone
Verwarmen
10 User Guide RS8GL410 © Danfoss 2018-11 AK-CC 550B
Datacommunicatie
De regelaar heeft ingebouwde MODBUS datacommunicatie.
Indien er behoefte is aan een ander soort datacommunicatie, moet een LON RS 485 / DANBUSS module gemonteerd worden in de regelaar.
De communicatiekabel moet dan op klemmen 51, 52 en 53 (RS485) worden aangesloten.
(Bij gebruik van LON RS 485 communicatie en een gateway type AKA 245, moet de gateway versie 6.20 of hoger zijn)
Display
De regelaar heeft 1 plug voor een display. Hierop kunnen de displays EKA 163B en EKA 164B worden gemonteerd (max. kabellengte 15m). EKA 163B is alleen voor uitlezing EKA 164B is voor uitlezing en instelling De verbinding tussen display en regelaar moet gemaakt worden met een kabel met een plug aan beide kanten.
Als de afstand tussen display en regelaar langer is dan 15 meter, moet er een andere verbinding gemaakt worden. Indien de ingebouwde MODBUS wordt gebruikt voor een externe display, moet een module worden geplaatst voor de datacommunicatie met andere regelaars. Deze module kan LON RS 485 / DANBUSS of MODBUS zijn. De displays die kunnen worden aangesloten op de MODBUS zijn van het type EKA 163A en EKA164A (met schroefaansluiting). Het adres van de regelaars moet groter dan 0 worden ingesteld opdat er wisselwerking zou kunnen zijn tussen het display en de regelaar. Indien twee displays zijn gewenst, moet 1 display worden aangesloten op de plug (max. 15m) en de andere display via de ingebouwde MODBUS. (In toepassing 9 en 10 zal het MODBUS-display waarden vertonen voor sectie B.)
! Adres o03 > 0
Belangrijk
Alle verbindingen voor datacommunicatie met MODBUS/ DANBUSS en RS 485 moeten voldoen aan de eisen voor datacommunicatiekabels. Zie document RC.8A.C
Master control
De regelaar bevat een aantal functies die gebruikt kunnen worden door de master control functie van de gateway of System Manager.
Functies via datacommunicatie Functie in gateway/system manager Gebruikte parameter door AK-CC 550B
Ontdooistart Ontdooiing / Kalender / Ontdooigroep --- Def start
Gecoördineerde ontdooing Ontdooiing / Ontdooigroep --- HoldAfterDef / - - - DefrostState
Tegenhouden ontdooistart --- Disable Def
Dag/nacht schema Dag/nacht regeling / Kalender / Lichtzone --- Night setback
Lichtregeling Dag/nacht regeling / Kalender O39 light Remote
Geforceerd sluiten Geforceerd sluiten / Injection ON / AKC ON --- Forced cl.
Geforceerd koelen --- Forced cool
Randverwarming via dauwpunt /Uitgebreide randverwarming --- Dew point
Po optimalisatie Po optimalisatie De regelaar ondersteunt Po optimalisatie
Adaptieve ontdooiing / Adaptieve ontdooiing. only system manager - - - Tc TempMean, MC Def.start
Badverdamper, pomp (Momenteel alleen via aan/uit + Booleaanse functie
in de AK-SM ___
Apparaat uitschakelen - - - Case shutdown
- - - Flood evap
AK-CC 550B User Guide RS8GL410 © Danfoss 2018-11 11
Toepassingen
Hieronder volgt een overzicht van alle verschillende toepassingen.
Een instelling bepaald hoe de relais gedefinieerd worden.
Op pagina 28 zijn de relevante instellingen te zien voor de te kiezen elektrisch schema (toepassing).
S3 en S4 zijn temperatuursensoren. De toepassing bepaald of één of beiden sensoren worden gebruikt. S3 moet worden geplaatst in de luchtaanzuig voor de verdamper en de S4 in de luchtuitblaas na de verdamper. Een instel­ling in % bepaald op welke sensor wordt geregeld. S5 is de ontdooisensor en moet op de verdamper worden geplaatst. S6 is een productsensor. DI1, DI2 en DI3 zijn contactfuncties en kunnen voor de volgende functies worden gebruikt: deurfunctie, alarmfunctie, ontdooistart, start/stop regeling, dag/nacht functie, thermostaatreferentie, schoonmaakfunctie, geforceerd koelen of gecoördineerde ontdooiing. DI3 is een 230V ingang. Zie voor de functies parameters o02, o37 en o84.
= O61 instellingen
Algemeen:
De tien applicaties zijn allemaal aangepast aan commerciële koel/vriessystemen zoals koel/vries meubels en cellen. Alle applicaties hebben een uitgang voor:
- AKV klep
- Ventilator
- Ontdooiing
Daarnaast hebben alle applicaties verschillende toepassingen en daarmee verschillende in- en uitgangen.
Applicatie 1-4
Standaard toepassingen Dit is voor standaard toepassingen waar het belangrijkste verschil zit in de combinatie van de volgende functies/uitgangen:
- Alarm
- Randverwarming
- Compressor
- Licht
1
2
3
4
12 User Guide RS8GL410 © Danfoss 2018-11 AK-CC 550B
Loading...
+ 26 hidden pages