Complete regeling voor koelapparaten, voor SemiPluginkoelapparaten.
- Waar condensatiewarmte wordt verwijderd met behulp
van brine
- Brandbare koelmiddelen worden ondersteund
- De totale hoeveelheid koelmiddel kan over meerdere
circuits worden verdeeld
- Compressor met variabele snelheidsregelaar
Voordelen
• Optimalisering energieverbruik in het hele koelapparaat
• Eén regelaar voor meerdere verschillende koelapparaten
• Geïntegreerd display vóór op de regelaar
• Ingebouwde datacommunicatie
• Ingebouwde klokfunctie met reservebatterij
Principe
De temperatuur in het apparaat wordt gemeten door een of twee
temperatuursensoren die zich respectievelijk in de luchtstroom
vóór de verdamper (S3) of na de verdamper (S4) bevinden.
Een instelling voor de thermostaat, alarmthermostaat en
displayaflezing bepaalt de invloed die de twee sensorwaarden
op elke afzonderlijke functie moeten hebben.
Daarnaast kan productsensor S6, die optioneel in het apparaat kan
worden geplaatst, worden gebruikt om op een bepaalde plaats
in het apparaat de temperatuur bij het vereiste product te meten.
De temperatuur van de verdamper wordt gemeten met sensor S5,
die kan worden gebruikt als ontdooisensor.
Naast de uitgang voor de compressoren heeft de regelaar
vijf relaisuitgangen voor speciale toepassingen.
Functies
• Dag-/nachtthermostaat
• Productsensor S6 met afzonderlijke alarmlimieten
• Via digitale ingang schakelen tussen thermostaatinstellingen
• Ontdooiing starten volgens schema, via digitale ingang
of via netwerk
• Natuurlijk of elektrisch ontdooien
• Ontdooiing stoppen op tijd en/of temperatuur
• Coördinatie van ontdooiing tussen verschillende regelmethoden
• Pulseren van ventilatoren tijdens thermostaatuitschakeling
• Meubelreinigingsfunctie voor documentatie van
HACCP-procedure
• Railwarmteregeling op basis van dag-/nachtbelasting
of dauwpunt
• Deurfunctie
• Regeling van twee compressoren of één compressor
met variabele snelheid
• Regeling van nachtgordijnen en licht
• Fabriekskalibratie ter waarborging van een betere
meetnauwkeurigheid dan vermeld in de norm EN ISO 23953-2
zonder aanvullende kalibratie (Pt 1000 ohm-sensor)
• Geïntegreerde Modbus-communicatie met optie voor installatie
Gebruikershandleiding | Regelaar voor SemiPlugin-apparaat, AK-CC 460
Toepassingen
De regelaar ondersteunt de volgende drie regelmethoden:
- Sequentiële aan-uitregeling van twee compressoren
Uitgang 1 vormt de basisbelasting en uitgang 2 sluit een lagere
capaciteit aan, zodat de variatie van de kasttemperatuur tot
een minimum wordt beperkt.
De compressoren zijn sequentieel gekoppeld. Compressor 1
gaat het eerst aan en het laatst uit.
- Cyclische aan-uitregeling van twee compressoren
Hierbij moeten de compressoren even groot zijn en zijn
ze cyclisch gekoppeld.
De looptijden worden vereffend.
- Variabele snelheidsregeling van één compressor
Hier wordt één compressoruitgang gebruikt samen met
het analoge signaal van 0-10 V.
Maakt een zeer nauwkeurige regeling van de kasttemperatuur
mogelijk.
Regeling met twee compressoren
Wanneer de regelaar om koeling vraagt, wordt eerst compressor 1
in het circuit ingeschakeld.
Na de vertragingstijd wordt compressor 2 aan het circuit
gekoppeld.
Wanneer de temperatuur het midden van het differentieel
heeft bereikt, wordt compressor 2 uitgeschakeld.
Compressor 1 blijft werken totdat de temperatuur de uitschakelwaarde heeft bereikt. Dan wordt hij uitgeschakeld. Wanneer
de temperatuur opnieuw het midden van het differentieeel
bereikt, wordt compressor 1 weer in het circuit ingeschakeld.
Indien compressor 1 de temperatuur niet binnen het differentieeel
kan handhaven, schakelt compressor 2 ook in het circuit in.
De instellingen van de compressor voor „Min. aan-tijd” en „Min
uit-tijd” hebben tijdens een normale regeling altijd de hoogste
prioriteit. Als echter een van de overridefuncties is geactiveerd,
wordt de „Min. aan-tijd” genegeerd.
Bij cyclische regeling wordt de compressor met de laagste
looptijd het eerst gestart.
Indien een van de compressoren gedurende twee uur continu
in bedrijf is geweest, wordt er van compressor gewisseld om
te zorgen dat de looptijd wordt vereffend.
Variabele snelheidsregeling
Hierbij wordt de compressor gestart wanneer de regelaar
om koeling vraagt.
De analoge uitgang wordt vervolgens gebruikt om de snelheid te
regelen, zodat de temperatuur zeer nauwkeurig op de referentie
wordt gehouden.
De actuele referentie is de ingestelde uitschakeltemperatuur plus
de helft van het ingestelde verschil.
Gebruikershandleiding | Regelaar voor SemiPlugin-apparaat, AK-CC 460
Temperatuurregeling
De temperatuur in het apparaat wordt gemeten door een of twee
temperatuursensoren die zich respectievelijk in de luchtstroom
vóór de verdamper (S3) of na de verdamper (S4) bevinden.
Een instelling voor de thermostaat, alarmthermostaat en
displayaflezing bepaalt in welke mate de twee sensorwaarden
elke afzonderlijk functie moeten beïnvloeden. Zo levert 50%
een gelijke waarde vanuit beide sensoren op.
Er zijn verschillende instellingen voor dag- en voor nachtbedrijf.
Temperatuurbewaking
Net zoals bij de thermostaat kan de alarmbewaking worden
ingesteld met een weging tussen S3 en S4, zodat u kunt bepalen
in welke mate de twee sensorwaarden de alarmbewaking
moeten beïnvloeden. Voor de alarmtemperatuur en vertragingen
kunnen minimale en maximale grenswaarden worden
ingesteld. Er kan een langere vertraging worden ingesteld
voor hogetemperatuuralarmen na ontdooiing, apparaatreiniging
of opstarten.
Thermostaatbanden
Thermostaatbanden kunnen gunstig zijn voor apparaten
waarin verschillende producttypen worden opgeslagen
die verschillende temperatuuromstandigheden vereisen.
Er kan heen en weer worden geschakeld tussen de twee
thermostaatbanden via een contactsignaal op een digitale ingang.
Voor elke thermostaatband kunnen afzonderlijke thermostaat- en
alarmlimieten worden ingesteld, evenals voor de productsensor.
Nachtverschuiving van de thermostaatwaarde
Bij koelapparaten kan het verschil in belasting tussen
de openings- en sluitingstijd van de winkel groot zijn,
met name als er nachtdeksels/-gordijnen worden gebruikt.
De thermostaatreferentie kan dan worden verhoogd zonder
dat dit gevolgen heeft voor de producttemperatuur.
Er kan als volgt worden omgeschakeld tussen dag- en
nachtbedrijf:
• via een extern schakelsignaal;
• via een signaal vanuit het datacommunicatiesysteem.
Productsensor
Er kan tevens een afzonderlijke optionele productsensor S6
in het apparaat worden geplaatst en gebruikt. Deze kan
de temperatuur in het warmste deel van het apparaat meten
en bewaken. Er gelden aparte alarmlimieten en vertragingen
voor de productsensor.
Brinesensor S7
De temperatuur bij de brine-inlaat wordt bewaakt door
temperatuursensor S7. Als de temperatuur hoger wordt dan
de ingestelde waarde, vermindert de regelaar het koelvermogen
zodat de belasting op de warmtewisselaar wordt verlaagd.
Bij werking met twee compressoren wordt compressor 2 buiten
bedrijf gesteld.
Met behulp van variabele snelheidsregeling wordt de snelheid
van de compressor verlaagd tot de door parameter „c93”
bepaalde waarde.
Gebruikershandleiding | Regelaar voor SemiPlugin-apparaat, AK-CC 460
Apparaatreiniging
Dankzij deze functie kan het winkelpersoneel het apparaat
eenvoudig reinigen volgens een standaardprocedure.
Apparaatreiniging wordt geactiveerd via een signaal,
gewoonlijk via een sleutelschakelaar op het apparaat.
Apparaatreiniging vindt plaats in drie fasen:
1 - bij de eerste activering wordt de koeling gestopt, maar blijven
de ventilatoren werken om de verdampers te ontdooien.
Op het display wordt „Ventilator” weergegeven.
2 - bij de tweede activering worden ook de ventilatoren stilgezet.
Nu kan het apparaat worden gereinigd. Op het display wordt
„UIT” weergegeven.
3 - bij de derde activering wordt de koeling hervat. Op het display
wordt de actuele temperatuur van het apparaat weergegeven
(instelling o97).
Documentatie
Wanneer de apparaatreiniging wordt geactiveerd, wordt er een
reinigingsalarm verzonden naar de normale alarmontvanger.
Tijdens de latere verwerking van deze alarmen wordt
gedocumenteerd dat het apparaat zo vaak als gepland is gereinigd.
Alarmbewaking
Tijdens de apparaatreiniging zijn er geen temperatuuralarmen.
-++°C
1÷+Ventilator
2÷÷Uit
3++°C
Ontdooiing
Afhankelijk van de toepassing kunt u uit de volgende
ontdooimethoden kiezen:
natuurlijk: hierbij blijven de ventilatoren draaien tijdens
de ontdooiing
elektrisch: het verwarmingselement wordt geactiveerd
Ontdooiproces
1) Ontdooiing
2) Wachtstand na ontdooiing
3) Afdruipen
4) Ventilatorvertraging
Ontdooiing starten
Ontdooiing kan op verschillende manieren worden gestart.
Interval: de ontdooiing wordt met vaste intervallen gestart,
bijvoorbeeld om de acht uur. Bij gebruik van een schema
of netwerksignaal moet het interval ALTIJD op een
„hogere” waarde worden ingesteld dan de ingestelde
periode tussen twee ontdooiingen.
Koeltijd: de ontdooiing wordt gestart met vaste koeltijdintervallen.
Dit betekent dat de ontdooiing wordt „uitgesteld” als
er weinig behoefte aan koeling is.
Schema: hierbij kan de ontdooiing worden gestart op vaste
tijdstippen overdag of’s nachts. Het maximum is echter
zes keer.
Contact: de ontdooiing wordt gestart met een contactsignaal
op een digitale ingang.
Netwerk: het signaal voor ontdooiing wordt via datacommunicatie
ontvangen vanuit een systeemunit.
Handmatig: er kan een extra ontdooiproces worden geactiveerd
met de onderste knop op de regelaar.
Alle genoemde methoden kunnen willekeurig worden gebruikt;
als er een wordt geactiveerd, wordt de ontdooiing gestart.
Gebruikershandleiding | Regelaar voor SemiPlugin-apparaat, AK-CC 460
Gecoördineerde ontdooiing
Gecoördineerde ontdooiing kan op twee manieren worden
geregeld: met draadaansluitingen tussen de regelaars of via
datacommunicatie.
Draadaansluitingen
Digitale ingang DI2 wordt tussen de huidige regelaars aangesloten.
Als een van de regelaars een ontdooiing start, volgen alle andere
regelaars dit na en starten een ontdooiing. Na de ontdooiing gaan
de afzonderlijke regelaars in de wachtstand. Wanneer ze allemaal
in de wachtstand staan, wordt er omgeschakeld naar koeling.
Coördinatie via datacommunicatie
Hierbij zorgt de systeemunit voor de coördinatie.
De regelaars worden opgenomen in ontdooiingsgroepen
en de systeemunit zorgt ervoor dat ontdooiing in de groep
wordt gestart volgens een weekschema.
Wanneer een regelaar de ontdooiing heeft voltooid, stuurt hij
een bericht naar de systeemunit en gaat hij vervolgens naar de
wachtstand. Wanneer alle regelaars in de groep in de wachtstand
staan, is koeling weer toegestaan in alle afzonderlijke regelaars.
Ontdooien op aanvraag
Gebaseerd op koeltijd
Wanneer de totale koeltijd hoger is dan een vastgestelde tijd,
wordt er een ontdooiing gestart.
Max. 10
Systeemmanager
Smeltfunctie
Deze functie zorgt ervoor dat het luchtdebiet in de verdamper
niet afneemt door rijp die ontstaat bij langdurig ononderbroken
bedrijf. De functie wordt geactiveerd als de thermostaattemperatuur gedurende een langere periode dan het ingestelde
smeltinterval binnen het bereik van -5 tot +10 °C is gebleven.
De koeling wordt dan gedurende de ingestelde smeltperiode
gestopt. De rijp wordt gesmolten zodat het luchtdebiet en
dus het vermogen van de verdamper sterk worden verbeterd.
Realtimeklok
De regelaar heeft een ingebouwde realtimeklok die kan worden
gebruikt om ontdooiingen te starten. Deze klok heeft vier
uur reservestroom.
Als de regelaar is uitgerust met datacommunicatie,
wordt de klok automatisch bijgesteld via de systeemunit.
Gebruikershandleiding | Regelaar voor SemiPlugin-apparaat, AK-CC 460
AO
0 – 10
c46
c47
c48
80G437
Railwarmte
Pulsregeling van de stroom naar de railwarmte is mogelijk
om energie te besparen. Pulsregeling kan plaatsvinden
op basis van dag-/nachtbelasting of dauwpunt.
Pulsregeling op basis van dag en nacht
Er kunnen verschillende AAN-periodes worden ingesteld
voor dag- en nachtbedrijf.
Er wordt een periode ingesteld, evenals het percentage
van die periode waarin de railwarmte AAN is.
Pulsregeling op basis van dauwpunt
Om deze functie te gebruiken is een systeemmanager van
het type AK-SM noodzakelijk, die het dauwpunt kan meten en
het huidige dauwpunt naar de regelaars van het apparaat kan
doorsturen. Hiervoor wordt de AAN-periode van de railwarmte
geregeld op basis van het huidige dauwpunt.
In de apparaatregeling worden twee dauwpuntwaarden ingesteld:
• een waarbij het effect maximaal moet zijn, d.w.z.100% (o87);
• een waarbij het effect minimaal moet zijn (o86).
Bij een dauwpunt kleiner dan of gelijk aan de waarde in o86
is het effect de waarde die in o88 aangegeven wordt.
In de zone tussen de twee dauwpuntwaarden beheert de regelaar
het vermogen dat wordt toegevoerd naar de railwarmte.
Tijdens ontdooiing
Tijdens de ontdooiing wordt de railwarmte geregeld door
de instelling in d27 (uit, aan of pulseren).
Railwarmte
Dauwpunt
Ventilator
Pulsregeling
Om energie te besparen is pulsregeling van de stroomtoevoer
naar de ventilatoren van de verdampers mogelijk.
Pulsregeling kan op een van de volgende manieren worden
gerealiseerd:
- tijdens de periode waarin de thermostaat is uitgeschakeld
(koelruimte);
- tijdens nachtbedrijf en tijdens de periode waarin de thermostaat
is uitgeschakeld (apparaat met nachtdeksel/-gordijn).
Er wordt een periode ingesteld, evenals het percentage van
die periode waarin de ventilatoren in bedrijf moeten zijn.
Uitschakeling van ventilatoren tijdens uitval van de installatie
Als de koeling uitvalt door een defect, kan de temperatuur in
het koelapparaat stijgen als gevolg van de stroomtoevoer naar
ventilatoren. Om dit te voorkomen kan de regelaar de ventilatoren
stilzetten als de temperatuur bij S5 hoger is dan een ingestelde
grenswaarde.
Compressor met variabele snelheidsregelaar
De variabele snelheidsregelaar van de compressor maakt gebruik
van de volgende drie instellingen:
- Startsnelheid – c47. Na het starten van de compressor wordt
deze snelheid gedurende 10 seconden gehandhaafd. Daarna
kan de snelheid variëren tussen de min. en max. snelheid.
- Max. snelheid – c48. De maximaal toegestane snelheid
van de compressor.
- Min. snelheid – c46. Bij een lage capaciteitsvraag wordt
de ingestelde minimumsnelheid gehandhaafd totdat
de compressor wordt uitgeschakeld.
Opmerking: de spanning op de analoge uitgang wordt
geschaald voor het maximale frequentiebereik van de min.
snelheid tot 100 Hz, wat betekent dat als de maximale
snelheid op lager dan 100 Hz wordt ingesteld, de maximale
uitgangsspanning lager dan 10 V zal zijn.
Gebruikershandleiding | Regelaar voor SemiPlugin-apparaat, AK-CC 460
Lichtfunctie
Deze functie kan worden gebruikt voor het besturen van het licht
in een koelapparaat of koelruimte. De functie kan ook worden
gebruikt voor het besturen van een gemotoriseerd nachtgordijn.
De lichtfunctie kan op drie manieren worden ingesteld:
- Het licht wordt bestuurd door middel van een signaal vanuit
een deurcontact. In combinatie met deze functie kan er ook
een vertraging worden ingesteld, waardoor het licht nog
twee minuten blijft branden na het sluiten van de deur.
- Het licht wordt bestuurd door middel van de dag-/nachtfunctie.
- Het licht wordt bestuurd via de datacommunicatie vanuit
een systeemunit.
Hierbij zijn er twee bedrijfsopties voor het geval
de datacommunicatie uitvalt:
- Het licht kan aangaan.
- Het licht kan in de huidige modus blijven.
De lichtbelasting moet worden aangesloten op de NC-schakelaar
op het relais. Dit zorgt ervoor dat het licht in het apparaat
blijft branden als de stroomtoevoer naar de regelaar uitvalt.
Het licht wordt uitgeschakeld als „r12” (hoofdschakelaar)
op uit wordt ingesteld (zie o98).
Nachtgordijn
Een gemotoriseerd nachtgordijn kan automatisch worden
bestuurd vanuit de regelaar. De nachtgordijnen volgen dan
de status van de lichtfunctie. Als het licht wordt ingeschakeld,
gaan de nachtgordijnen open en als het licht wordt uitgeschakeld,
gaan de nachtgordijnen weer dicht. Als de nachtgordijnen dicht
zijn, kunnen deze worden geopend en kan het licht worden
ingeschakeld met een schakelsignaal op de digitale ingang.
Als deze ingang wordt geactiveerd, gaan de nachtgordijnen open
en kan het koelapparaat worden gevuld met nieuwe producten.
Als de ingang nogmaals wordt geactiveerd, gaan de gordijnen
weer dicht.
Als de reinigingsfunctie van het apparaat is geactiveerd,
is een nachtgordijn open en is het licht aan.
Via een instelling kan worden gedefinieerd dat het nachtgordijn
open is als „r12” (hoofdschakelaar) op uit is ingesteld (zie o98).
De ventilatoren kunnen worden stilgezet wanneer de
nachtgordijnen worden uitgerold, zodat de luchtcirculatie
de positionering van het gordijn niet verstoort. De gewenste
stoptijd moet worden ingesteld in P65.
De motor voor de nachtgordijnen moet worden aangesloten
op hetzelfde relais als de lichtfunctie.
Digitale ingangen
Er zijn twee digitale ingangen, DI1 en DI2, met een contactfunctie
en één digitale ingang, DI3, met een signaal met hoge spanning.
De ingangen DI1 en DI2 kunnen voor de volgende functies
worden gebruikt:
- heruitzending van de stand van contacten via datacommunicatie
- deurcontactfunctie met alarm
- een ontdooiing starten
- hoofdschakelaar – koeling starten/stoppen
- nachtverschuiving
- overschakeling thermostaatbanden
- algemene alarmbewaking
- meubelreiniging
- override van nachtgordijnen
- meubeluitschakeling
- gecoördineerde ontdooiing (alleen DI2)
DI3 is vooraf ingesteld als ingang vanuit het veiligheidscircuit
voor de compressoren. Wanneer de spanning op de ingang
wordt onderbroken, stoppen de compressoren en wordt het
alarm „A97 - Comp.Veiligheid” geactiveerd.
Deurcontact
De deurcontactfunctie kan via de digitale ingangen worden
ingesteld voor twee verschillende toepassingen:
Alarmbewaking
De regelaar bewaakt het deurcontact en geeft een
alarmbericht af als de deur langer openstaat dan de ingestelde
alarmvertraging.
Alarmbewaking en koeling stoppen
Wanneer de deur wordt geopend, wordt de koeling gestopt,
worden de ventilatoren stilgezet en gaat het licht aan.
Als de deur langer open blijft staan dan de ingestelde
herstarttijd, wordt de koeling hervat. Hierdoor blijft de koeling
gehandhaafd, ook al wordt de deur opengelaten of is het
deurcontact defect. Als de deur langer open blijft staan
dan de ingestelde alarmvertraging, dan wordt er tevens
een alarm geactiveerd.
Gebruikershandleiding | Regelaar voor SemiPlugin-apparaat, AK-CC 460
MODBUS
Datacommunicatie
De regelaar heeft vaste, ingebouwde MODBUS-datacommunicatie.
Als een andere vorm van datacommunicatie gewenst is, kan een
Lon RS 485- of DANBUSS-module in de regelaar worden geplaatst.
De verbinding moet dan worden gemaakt op klem RS 485.
(Om een Lon RS 485-module en gatewaytype AKA 245 te
gebruiken, moet de gatewaysoftwareversie 6.20 of hoger zijn.)
Display
De regelaar heeft één stekkeraansluiting voor een display.
Daarop kan een display van type EKA 163B of EKA 164B
(max. lengte 15 m) worden aangesloten.
EKA 163B is een display voor aflezingen.
EKA 164B is voor zowel aflezingen als bediening.
Het display wordt via een kabel met aan beide uiteinden
een stekker op de regelaar aangesloten.
Als de afstand tussen het display en de regelaar groter is dan 15 m,
moet de verbinding op een andere manier worden gemaakt.
Daarnaast moet er een extra module in de regelaar worden
gemonteerd als er gebruik wordt gemaakt van datacommunicatie.
Er wordt gebruikgemaakt van de ingebouwde MODBUSdatacommunicatie, waarbij de aansluiting van het display
en de datacommunicatie met de andere regelaars moeten
plaatsvinden via een module. De volgende modules zijn mogelijk:
Lon RS 485, DANBUSS of MODBUS.
Wanneer er een display op de ingebouwde MODBUS moet
worden aangesloten, is het verstandig om het display te
vervangen door een type met schroefklemmen. D.w.z. het
type EKA 163A of EKA 164A.
Als er twee displays moeten worden aangesloten, moet er
een worden aangesloten op de stekkeraansluiting (max. 15 m)
en de andere op de vaste datacommunicatie.
Het adres van de regelaar moet worden ingesteld op een waarde
groter dan 0, zodat het display kan communiceren met de regelaar.
Max. 15 m
MOD
Max. 1000 m
MOD
! Adres o03 > 0
Belangrijk
Alle verbindingen met de MODBUS, DANBUSS en RS 485 voor
datacommunicatie moeten voldoen aan de vereisten voor
AK-CC 450/550
AK-CC 460
datacommunicatiekabels. Zie documentatie: RC8AC.
Override
De regelaar bevat een aantal functies die in combinatie met de overridefunctie in de mastergateway/systeemmanager kunnen
worden gebruikt.
Functie via datacommunicatieFunctie in gateway/systeemmanagerGebruikte parameters in AK-CC 460