LEES DEZE INSTRUCTIES ZORGVULDIG VOOR DE
MONTAGE. BEWAAR DEZE HANDLEIDING OP EEN
PLAATS WAAR U HEM KUNT TERUGVINDEN VOOR
LATERE NASLAG.
EEN FOUTE INSTALLATIE OF BEVESTIGING VAN APPARATUUR OF TOEBEHOREN KAN EEN ELEKTRISCHE
SCHOK, KORTSLUITING, LEKKEN, BRAND OF ANDERE
SCHADE AAN DE APPARATUUR VEROORZAKEN. LAAT
DAAROM UITSLUITEND DAIKIN-TOEBEHOREN DIE
SPECIAAL ONTWORPEN ZIJN VOOR GEBRUIK MET DE
UITRUSTING MONTEREN DOOR EEN VAKMAN.
RAADPLEEG BIJ TWIJFELS OVER DE INSTALLATIEPROCEDURES OF HET GEBRUIK ALTIJD UW DAIKINVERDELER VOOR ADVIES EN INFORMATIE.
INFORMATIEBETREFFENDEDEVEILIGHEID
De hier vermelde voorzorgsmaatregelen zijn onderverdeeld in twee
klassen. Zij gaan allebei over heel belangrijke onderwerpen; volg ze
dus goed op.
WAARSCHUWING
Wanneer u deze waarschuwing niet in acht neemt, kan dit leiden tot
ernstige ongevallen.
LET OP
Wanneer u deze waarschuwing niet in acht neemt, kan dit leiden tot
letsels of schade aan het toestel.
Waarschuwing
■
De apparatuur is niet bedoeld voor gebruik in een omgeving met
ontploffingsgevaar.
■
Vraag uw verdeler of bevoegd personeel de installatie uit te voeren
Installeer het toestel niet zelf.
Een slechte installatie kan waterlekken, elektrische schokken of
brand veroorzaken.
■Voer de installatiewerkzaamheden uit in overeenstemming met
deze montagehandleiding.
Een slechte installatie kan waterlekken, elektrische schokken of
brand veroorzaken.
■Wanneer u een unit in een kleine ruimte installeert, moet u
maatregelen nemen om te voorkomen dat de hoeveelheid
lekkend koelmiddel beperkt blijft zelfs wanneer ze lekt.
Raadpleeg uw verdeler voor informatie over hoe u
koelmiddellekken kunt beperken.
Wanneer de hoeveelheid van het koelmiddellek te groot is, kan
dit leiden tot een tekort aan zuurstof.
■Gebruik bij de installatiewerkzaamheden alleen de vermelde
accessoires en onderdelen.
Wanneer u toch andere onderdelen zou gebruiken, kan dit
leiden tot waterlekken, elektrische schokken, of brand, of kan de
unit vallen.
■Installeer de airconditioner op een basis die het gewicht kan
dragen.
Wanneer de basis niet sterk genoeg is, kan het toestel naar
beneden vallen en iemand verwonden.
■Houd bij de installatiewerkzaamheden rekening met sterke
windstoten, stormen of aardbevingen.
Een slechte installatie kan leiden tot ongevallen met gevallen
toestellen.
■De elektrische installatie moet door bevoegd personeel conform
de plaatselijke wetten en voorschriften en deze
montagehandleiding op een apart circuit worden uitgevoerd.
Onvoldoende vermogen van het voedingscircuit of een
verkeerde elektrische installatie kan leiden tot elektrische
schokken of brand.
■Zorg ervoor dat alle bedrading goed is aangesloten, dat de
voorgeschreven bedrading werd gebruikt en dat er geen externe
krachten op de klemaansluitingen of bedrading worden
uitgeoefend.
Onvolledige aansluitingen of bevestigingen kunnen brand
veroorzaken.
■Wanneer u de bedrading van de voeding en de bedrading
tussen de binnen- en de buitenunit uitvoert, moet u de kabels
zodanig leiden dat het deksel van de schakelkast volledig kan
gesloten worden.
Wanneer het deksel van de schakelkast niet is aangebracht,
kunnen de klemmen oververhitten, of kunnen elektrische
schokken of brand worden veroorzaakt.
■Als het koelgas tijdens de installatiewerkzaamheden lekt, moet
u de ruimte onmiddellijk ventileren.
Wanneer het koelgas aan vuur wordt blootgesteld, kunnen
giftige gassen vrijkomen.
■Controleer na het voltooien van de installatiewerkzaamheden
het systeem op koelgaslekken.
Wanneer het koelgas in de ruimte vrijkomt en in contact komt met
een kachel of een fornuis, kan een giftig gas worden
geproduceerd.
■Zet de stroomschakelaar uit alvorens u de elektrische
klemonderdelen aanraakt.
■Het gebeurt maar al te vaak dat onderdelen die onder stroom
staan per ongeluk worden aangeraakt.
Laat de unit nooit alleen achter tijdens de installatie of service
wanneer het servicepaneel is verwijderd.
■Wanneer u eerder geïnstalleerde units op een andere plaats wilt
installeren, moet u na het afpompen eerst het koelmiddel
.
aftappen. Raadpleeg het hoofdstuk "Voorzorgsmaatregelen bij
het afpompen" op pagina 9.
■Raak ongewenste vloeistoflekken nooit rechtstreeks aan. U zou
ernstige wonden kunnen oplopen door bevriezing.
■Aard de airconditioner.
Houd u bij de aardweerstand aan de nationale regelgeving.
Sluit de aardleiding niet aan op een gas- of
waterleiding, een bliksemafleider of een
telefoonaarding.
Onvolledige aarding kan elektrische schokken
veroorzaken.
■ Gasleiding.
Ontbranding of ontploffing mogelijk bij gaslekken.
■ Waterleiding.
Harde plastic leidingen vormen geen goede aarding.
■ Bliksemafleider of telefoonaarding.
Het elektrisch potentiaal kan abnormaal hoog stijgen bij een
blikseminslag.
■Installeer een aardlekschakelaar.
Wanneer u geen aardlekschakelaar installeert, kan dit leiden tot
elektrische schokken en brand.
■Installeer de afvoerleiding in overeenstemming met deze
montagehandleiding om voor een goede afvoer te zorgen, en
isoleer de leiding om condensvorming te voorkomen.
Een slechte afvoerleiding kan leiden tot waterlekken en natte
meubels.
■Installeer de binnen- en buitenunits, het netsnoer en de
verbindingsdraad op minstens 1 meter van televisietoestellen of
radio's om beeldstoringen of ruis te voorkomen.
(Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1
meter soms niet om ruis te voorkomen.)
■Installeer de airconditioner niet op een van de volgende
plaatsen:
■ In de aanwezigheid van dampen van mineraalolie, oliespray
of dampen, zoals bijvoorbeeld in een keuken.
De kwaliteit van de plastic onderdelen kan verminderen en
ze kunnen uit het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
■ Waar corrosieve gassen, zoals zwavelzuurgassen worden
geproduceerd.
Corrosie aan de koperen leidingen of gesoldeerde delen kan
leiden tot koelmiddellekken.
■ In de aanwezigheid van apparatuur die elektromagnetische
golven genereert.
Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem
storen, zodat het toestel slecht zou werken.
■ In de aanwezigheid van mogelijke lekken van ontvlambare
gassen, van koolstofvezels of ontbrandbaar stof in de lucht of
waar wordt gewerkt met vluchtige ontvlambare stoffen, zoals
thinner of benzine.
Dergelijke gassen kunnen brand veroorzaken.
■ Waar de lucht een hoog zoutgehalte bevat zoals in de buurt
van de kust.
■ Waar de spanning sterk schommelt, zoals in een fabriek.
■ In voertuigen of schepen.
■ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen.
Aangezien de ontwerpdruk 4,15 MPa of 41,5 bar bedraagt,
kunnen dikkere leidingen vereist zijn. Raadpleeg "Keuze
van het leidingmateriaal" op pagina 5.
Voorzorgsmaatregelen voor R410A
■Voor het koelmiddel moeten strikte voorzorgsmaatregelen
worden genomen om het systeem schoon, droog en afgedicht te
houden.
- Schoon en droog
Voorkom dat vreemd materiaal (zoals minerale olie of vocht) in
het systeem terechtkomt.
- Afgedicht
Raadpleeg daartoe aandachtig het hoofdstuk "Voorzorgs-
maatregelen bij het aanleggen van de koelmiddelleidingen" op
pagina 5 en volg nauwgezet de procedures.
■Omdat R410A een gemengd koelmiddel is, moet eventueel
benodigd extra koelmiddel in vloeibare vorm worden geladen.
(Als het koelmiddel zich in een toestand van gas bevindt,
verandert de samenstelling en zal het systeem niet naar
behoren functioneren.)
■De aangesloten binnenunits moeten speciaal ontworpen zijn
voor toepassing met R410A.
Montage
■Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor installatie
van de binnenunit.
■Op de afbeeldingen staat een buitenunit van de 125-klasse.
Deze installatiehandleiding is ook van toepassing op andere
types.
■Gebruik de unit nooit zonder de thermistor (R3T), anders kan de
compressor verbranden.
■Let op de modelnaam en het serienummer op de buitenplaten
(voorplaten) bij het bevestigen of verwijderen zodat u geen
fouten maakt.
■Bij het sluiten van de servicepanelen mag het draaimoment niet
meer dan 4,1 N•m bedragen.
Accessoires
Controleer of de volgende accessoires met de unit zijn meegeleverd.
Label gefluoreerde
broeikasgassen
Meertalig label gefluoreerde
broeikasgassen
1
1
Omgaan met de unit
Zoals in de afbeelding is aangegeven, dient de unit rustig bij de
linker- en rechterhandgreep vastgenomen te worden.
Houd de unit vast aan de hoeken, en niet aan de aanzuiginlaat in de
zijkant; anders kunt u de behuizing beschadigen.
LET OP
Let erop dat u de achterste ribben niet met uw handen
of voorwerpen aanraakt.
Montagehandleiding
2
Page 6
KEUZEVANDEMONTAGEPLAATS
■Veillez à prendre des mesures appropriées afin
d'empêcher que l'unité extérieure ne soit utilisée
comme abri par les petits animaux.
■Les animaux qui entrent en contact avec des pièces
électriques peuvent provoquer des dysfonctionnements, de la fumée ou un incendie. Demandez au
client de garder la zone autour de l'unité propre.
1Zoek voor de opstelling van de unit een plaats waar aan de
volgende omstandigheden wordt voldaan en die de goedkeuring
van uw klant kan wegdragen.
- Plaatsen die goed worden geventileerd.
- Plaatsen waar de unit geen overlast veroorzaakt voor de
buren.
-Veilige plaatsen die bestand zijn tegen het gewicht en de
trillingen van de unit en waar de unit gelijkvloers kan worden
geïnstalleerd.
-Waar geen brandbaar gas of product kan weglekken.
- Plaatsen waar altijd voldoende ruimte voor onderhoud is.
- Plaatsen waar de lengte van de leidingen en de bedrading
van de binnen- en buitenunits de maximaal toegestane
maten niet overschrijden.
- Plaatsen waar lekwater van de unit geen schade aan de
standplaats kan veroorzaken (bijvoorbeeld wanneer de
afvoer verstopt is).
- Plaatsen waar regen zoveel mogelijk wordt vermeden.
2Als de unit op een nogal winderige plaats wordt opgesteld, dient
speciaal op het volgende te worden gelet.
Een harde wind van 5 m/s of meer tegen de luchtuitlaat van de
buitenunit kan kortsluiting (aanzuiging van afgevoerde lucht)
veroorzaken. Dit kan de volgende gevolgen hebben:
- Slechtere bedrijfscapaciteit.
-Vaak voorkomende afzetting van rijp tijdens het verwarmen.
- Onderbreking van de werking door te hoge druk.
-Wanneer er voortdurend een sterke wind op de voorkant van
de unit blaast, kan de ventilator heel snel gaan draaien totdat
hij defect raakt.
Zie de afbeeldingen voor installatie van deze unit op een plaats
waar u de windrichting kan voorzien.
■Draai de kant van de luchtuitlaat naar de muur van het gebouw,
een schutting of een windscherm.
■Plaats de uitlaatzijde in een rechte hoek ten opzichte van de
windrichting.
Krachtige wind
Blaasrichting
van de lucht
3Maak een waterafvoerkanaal rond de basis, zodat het afvalwater
wegloopt.
4Als het water niet goed wordt afgevoerd van de unit, plaatst u de
unit op een fundering van betonblokken en dergelijke (de hoogte
van de fundering mag maximaal 150 mm bedragen).
5Als u de unit op een raamwerk plaatst, moet u op minder dan
150 mm van de onderkant van de unit een waterdichte plaat
aanbrengen om te voorkomen dat van onder af water kan
binnendringen.
6Wanneer de unit wordt opgesteld op een plaats die dikwijls
wordt blootgesteld aan sneeuw, speciaal op het volgende letten:
-Werk met een zo hoog mogelijke fundering.
-Verwijder het aanzuigrooster aan de achterzijde om
ophoping van sneeuw op de ribben aan de achterzijde te
voorkomen.
7Als u de unit op een frame installeert,
plaats dan een waterbestendige plaat (op
minder dan 150 mm van de onderkant
van de unit) of gebruik een afvoerblindpropkit (optie) om druppelend afvoerwater
te voorkomen.
Krachtige wind
VOORZORGSMAATREGELENBIJDEINSTALLATIE
■Controleer de stevigheid en het vlak van de ondergrond van de
installatie opdat de unit na de installatie geen trillingen of lawaai
veroorzaakt.
■Zet de unit zoals in de funderingstekening van de afbeelding is
aangegeven stevig vast met behulp van de funderingsbouten.
(Zorg voor vier sets M12-funderingsbouten, moeren en ringen).
■De beste manier is om de funderingsbouten in te schroeven tot
op 20 mm vanaf de bovenkant van de fundering.
Zorg dat er voldoende ruimte is voor de installatie
Montagehandleiding
3
140
117
219
289
47
A Afvoerzijde
B Onderaanzicht (mm)
C Afvoeropening
Indien het risico bestaat dat de eenheid gaat kantelen, installeer
deze dan zoals in de afbeelding is aangegeven.
■breng lussen aan in de 4 kabels, zoals aangeduid op de
tekening
■schroef het bovendeksel los op de 4 punten die met A en B zijn
aangeduid
■steek de schroeven door de lussen en schroef ze goed vast
AA
B
C
A plaats van de 2 bevestigingspunten aan de voorzijde van de unit
B plaats van de 2 bevestigingspunten aan de achterzijde van de unit
C kabels: niet bijgeleverd
2.In geval van obstakels voor de luchtinlaat.
A
100
≥200
(300)
Niet meer dan één unit stapelen.
Voor het leggen van de afvoerleiding van de bovenste buitenunit is
ca. 100 mm ruimte nodig. Dicht het gedeelte A af zodat er geen lucht
uit de uitlaat kan ontsnappen.
(C) In geval van installatie in meerdere rijen (voor gebruik op
daken, enz.)
1.In geval één unit per rij wordt geïnstalleerd.
Opstelling van de afvoerbuis
Als de opstelling van de afvoerleiding vanuit de buitenunit moeilijkheden oplevert, zorg dan voor afvoer via het afvoeraansluitstuk (los
verkrijgbaar).
RUIMTEVOORONDERHOUDVANDE
INSTALLATIE
De hier gebruikte cijfergegevens gelden voor de afmetingen van voor
modellen van de klasse 71-100-125. De cijfers tussen ( ) geven de
afmetingen weer voor de modellen van de klasse 100-125.
(Eenheid: mm)
(Raadpleeg hoofdstuk "Voorzorgsmaatregelen bij de installatie" op
pagina 3)
Voorzorgsmaatregel
(A) In geval van niet-gestapelde installatie
(Raadpleeg afbeelding 1)
Obstakel aanzuigkant
Obstakel afvoerkant
Obstakel linkerkant
Obstakel rechterkant
Obstakel bovenkantDeze toestand is niet
Obstakel aanwezig
✓
Sluit de onderkant van het
1
installatieframe in dit geval
af om te voorkomen dat de
uitgeblazen lucht ontsnapt
In deze gevallen kunt
2
u slechts 2 units installeren.
toegelaten
≥50 (100)
≥1000 (2000)
≥100 (200)
≥500 (1000)
2.In geval meerdere units worden geïnstalleerd (2 units of meer),
zijdelings per rij gekoppeld.
L
A
≥2000 (3000)
H
≥400 (600)
≥1000 (1500)
Afmetingsverhoudingen van H, A en L zijn in de onderstaande tabel
vermeld.
Het monteren van de leidingen moet gebeuren door een
erkend koeltechnicus, overeenkomstig de lokale en
nationale voorschriften.
LET OP
Informatie voor personen die instaan voor het
installeren van de leidingen:
■Open de afsluitklep nadat de leidingen zijn
geïnstalleerd en leeggepompt. (Wanneer u het
systeem probeert te gebruiken met gesloten klep
kan de compressor schade oplopen.)
■Laat geen koelmiddel vrij in het milieu. Tap het
koelmiddel af volgens de van toepassing zijnde
lokale en nationale voorschriften.
■Gebruik geen vloeimiddel bij het solderen van de
koelmiddelleiding.
Gebruik bij het solderen fosforkoper lasmateriaal
metaal (BCuP) waarbij geen vloeimiddel wordt
vereist.
(Een chlorine vloeimiddel zou de leidingen
aantasten, terwijl een vloeimiddel met fluoride de
kwaliteit van de koelolie zou aantasten, waardoor
het koelleidingsysteem negatief zou worden
beïnvloed.)
VOORZORGSMAATREGELENBIJHETAANLEGGEN
VAN DEKOELMIDDELLEIDINGEN
■Er mag niets anders dan het gespecificeerde koelmiddel in het
koelcircuit terechtkomen, zoals lucht, enz. Als bij het werken aan
de unit koelmiddel lekt, moet u de ruimte onmiddellijk goed
verluchten.
■Gebruik uitsluitend R410A wanneer u koelmiddel bijvult
Installatiegereedschap:
Gebruik werktuigen (vulslang, manometerset, enz.) die uitsluitend
worden gebruikt voor systemen met R410A om te weerstaan aan
de druk en te voorkomen dat er vreemde materialen (zoals
minerale olie of vocht) in het systeem terechtkomen.
Vacuümpomp:
Gebruik een tweetraps vacuümpomp met terugslagklep
Zorg dat de olie in de pomp niet in het systeem terugstroomt als
de pomp buiten werking is.
Gebruik een vacuümpomp die het systeem tot –100,7 kPa
(–755 mm Hg) kan leegpompen.
■Knijp de leiding dicht of sluit ze af met tape om te voorkomen dat
er vuil, vloeistoffen of stof in terechtkomen.
Keuze van het leidingmateriaal
■Constructiemateriaal: met fosforzuur gedeoxideerde, naadloze
koperen buis voor koelmiddel.
■Getemperde kwaliteit: gebruik leidingen van getemperd staal in
functie van de leidingdiameter zoals aangegeven in de tabel
hieronder.
■De wanddikte van de koelmiddelleidingen moet voldoen aan de
geldende plaatselijke en nationale voorschriften. De minimale
leidingdikte voor leidingen voor R410A moet overeenstemmen
met de waarden in de tabel hieronder.
Getemperde kwaliteit van
Leidingdiameter
9,5O0,80
15,9O1,20
19,11/2H1
O=Gegloeid
1/2H=Halfhard
het leidingmateriaal
Minimale dikte (mm)
Maat koelmiddelleiding
■ Paarsysteem (Raadpleeg afbeelding 2)
Maat koelmiddelleiding
Gasleiding
KlasseStandaardmaatVerg rootVloeistofleiding
71, 100, 125Ø15,9Ø19,1Ø9,5
Toelaatbare leidinglengte en hoogteverschil
Zie onderstaande tabel voor lengte en hoogte.
(Raadpleeg afbeelding 2)
Toegestane leidinglengte
Maximaal toegestane leidinglengte (Getal tussen
haakjes vertegenwoordigt equivalente lengte)
Maximaal hoogteverschil tussen binnen en buitenH130 m
Lengte zonder vullingL1≤7,5 m
De lengte van de leiding moet minimaal 5 m bedragen. Als aan deze
voorwaarde niet wordt voldaan, wordt het systeem overbelast
(abnormaal hoge druk, enzovoort). Als de afstand tussen de
binnenunit en de buitenunit kleiner dan 5 m is, verlengt u de leiding
tot ten minste 5 m door extra bochten te maken.
50 m
L1
(70 m)
PlaatsInstallatieperiodeBeveiligingsmethode
Buitenunit
Binnen
Langer dan een
maand
Korter dan een
maand
Ongeacht de
tijdsduur
Knijp de leiding dicht
Knijp de leiding dicht of
plak ze af
Ga buitengewoon voorzichtig te werk wanneer u koperen
leidingen door een muur voert.
■Wanneer u werkt met de bestaande koelmiddelleiding
Let op de volgende punten wanneer u werkt met de bestaande
koelmiddelleiding.
■ Voer een visuele controle uit van de kwaliteit van de
resterende olie in bestaande koelmiddelleidingen.
Deze controle is heel belangrijk omdat de compressor defect
zal raken als u bestaande leidingen met olie in slechte staat
gebruikt.
- Giet wat resterende olie uit de leidingen die u wilt
hergebruiken op een stuk wit papier of op het wit oppervlak
van een referentiekaart voor oliecontrole en vergelijk de
oliekleur met de omcirkelde kleur van de referentiekaart
voor oliecontrole.
- Als de oliekleur identiek is aan de omcirkelde kleur of
donkerder is, moet u de leiding vervangen, nieuwe
leidingen installeren of de leiding grondig reinigen.
- Als de olie lichter is, kunt u de leidingen hergebruiken
zonder ze eerst te reinigen.
Een referentiekaart voor oliecontrole is vereist voor deze
evaluatie; vraag ze aan uw dealer.
■ In de volgende gevallen mag u de bestaande leiding niet
hergebruiken en moet u nieuwe leidingen installeren.
-Wanneer zich bij het voordien gebruikte model problemen
met de compressor voordeden (dit zou oxidatie van de
koelmiddelolie, afbladderen en andere negatieve effecten
tot gevolg kunnen hebben).
-Wanneer de binnen- of buitenunits gedurende lange tijd
van de leiding waren losgekoppeld (de leiding kan water of
vuil bevatten).
■Wanneer u twee gleuven uitsnijdt, kunt u de installatie uitvoeren
zoals afgebeeld in afbeelding "Lokale leidingen in vier
richtingen".
(Breng de openingen aan met een metaalzaag.)
■Om de aansluitleiding naar beneden te monteren, moet u met
een boor van
Ø6 mm een gat maken in het middelste deel rond
het doorsteekgat. (Raadpleeg afbeelding "Lokale leidingen in
vier richtingen".)
■Na het maken van het doorsteekgat brengt u best reparatieverf
aan op de rand en de uiteinden om roest te voorkomen.
Binnendringende vreemde voorwerpen voorkomen
Dicht de doorvoeropeningen van de leiding af met stopverf of isolatiemateriaal (lokaal aan te schaffen), zoals afgebeeld.
78
10
A
D
De namen van de onderdelen van de afsluiter vindt u terug in de
afbeelding.
1
2
3
B
4
1Servicepoort
2Afsluitklep
3Aansluiting lokale leiding
4Klepdeksel
■Aangezien u de zijkanten kunt beschadigen wanneer u de flare-
C
moeren met alleen een momentsleutel los- of vastdraait, moet u
de afsluitklep altijd eerst met een sleutel blokkeren en dan pas
met een momentsleutel werken.
Zet geen sleutel op het klepdeksel.
1Moersleutel
2Momentsleutel
Oefen geen kracht uit op het klepdeksel om geen koelmiddellek
te veroorzaken.
■Voor koelen bij lage omgevingstemperaturen of alle andere
werkingen onder lage druk, moet u een siliconenafdichting e.d.
aanbrengen om bevriezing van het deel van de gasleiding aan
de flaremoer te voorkomen. Raadpleeg de afbeelding.
Siliconenafdichting
(Zorg ervoor dat er geen
openingen blijven)
Gebruik van de afsluitklep
Gebruik een zeskantsleutel van 4 mm en van 6 mm.
■De klep openen
1. Plaats de zeskantsleutel op de klepstang en draai naar links.
2. Stop wanneer de klepstang niet verder draait. De klep is nu
open.
■De klep sluiten
1. Plaats de zeskantsleutel op de klepstang en draai naar rechts.
2. Stop wanneer de klepstang niet verder draait. De klep is nu
dicht.
1
2
1
1Stopverf of isolatiemateriaal
(lokale levering)
Insecten of kleine dieren die in de buitenunit binnendringen kunnen
een kortsluiting veroorzaken in de elektriciteitskast.
■Ga na het sluiten van het deksel na of er koelgaslekkage
voorkomt.
Waarschuwingen bij het omgaan met de servicepoort
■Draai het klepdeksel opnieuw vast na de werkzaamheden.
Draaimoment: 10,8~14,7 N•m
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van lokale
leidingen en de isolatie
■Laat de binnen- en buitenaftakleidingen nooit in contact komen
met het klemmendeksel van de compressor.
Als de isolatie van de vloeistofzijdige leiding in contact zou
kunnen komen met het klemmendeksel van de compressor,
moet u de hoogte regelen zoals aangegeven in afbeelding 8.
Zorg er ook voor dat de lokale leiding niet tegen de bouten of de
buitenpanelen van de compressor komt.
■Als de buitenunit boven de binnenunit is geïnstalleerd, kan dit
het gevolg zijn:
Gecondenseerd water op de afsluitklep kan naar de binnenunit
lopen. Voorkom dit door de afsluitklep in isolatiemateriaal in te
pakken.
■Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de relatieve
vochtigheid meer dan 80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal
ten minste 20 mm dik zijn om condensatie aan het oppervlak te
voorkomen.
■Isoleer de lokale leiding aan de vloeistof- en de gaszijde.
■Zie de tabel voor de afmetingen als u met flares werkt en voor
de draaimomenten. (Door te vast aan te draaien kan de flare
splijten.)
A-afmetingen
Leiding-
dikte
Ø9,533~39 N•m12,8~13,2
Ø15,963~75 N•m19,3~19,7
Ø19,198~110 N•m23,6~24,0
Draaimoment
flaremoer
voor werken
met flares (mm)
Flarevorm
±2
90°
45°
±2
A
R=0.4~0.8
■Wanneer u de flaremoer bevestigt, smeert u eerst de binnenkant
van de flare in met ether- of esterolie en draait u ze vervolgens
met de hand 3 of 4 slagen vast, voordat u ze stevig vastschroeft.
■Inspecteer de leidingaansluitingen met behulp van stikstof e.d.
op gaslekken na het beëindigen van de montage.
Waarschuwingen voor het gebruik van een sifon
Aangezien de olie in de stijgleiding terug naar de compressor zou
kunnen vloeien wanneer deze is gestopt en zo vloeistofcompressie
kan veroorzaken, of de olieterugvoer kan verslechteren, moet u op
een geschikte plaats in de stijggasleiding een sifon voorzien.
HInstalleer de sifon bij ieder hoogteverschil van 15 m.
■Een sifon is niet nodig wanneer de buitenunit hoger staat dan de
binnenunit.
LET OP
Blote leidingen kunnen condensatie of brandwonden veroorzaken wanneer u ze aanraakt.
(De leiding aan de gaszijde kan temperaturen tot ongeveer
120°C bereiken; werk dus met isolatiemateriaal dat tegen
dergelijke temperaturen bestand is.) (Raadpleeg afbeelding 8)
1Compressor
2Klemmendeksel
3Lokale binnen- en buitenleiding
4Kurk, enz.
5Isolatiemateriaal
6Bouten
AWees voorzichtig met aansluitingen van leidingen, bouten en het
buitenpaneel
Waarschuwingen voor solderen
■Werk met stikstof bij het solderen.
Wanneer u soldeert zonder stikstof te vervangen of zonder
stikstof in de leiding te blazen, wordt een aanzienlijke
geoxideerde filmlaag op de binnenkant van de leidingen afgezet,
wat een nadelig effect heeft op de kleppen en de compressors in
het koelsysteem en in de weg staat van een normale werking.
■Wanneer u soldeert terwijl u stikstof in de leiding inbrengt, moet
de druk van de stikstof op 0,02 MPa staan met een reduceerventiel (=net genoeg om op de huid te voelen).
(Raadpleeg afbeelding 6)
1Koelleiding
2Te solderen deel
3Tape
4Handklep
5Reduceerventiel
6Stikstof
van het product gevuld in
de fabriek:
zie naamplaatje van de
unit
2 lokaal bijgevulde extra
hoeveelheid koelmiddel
3 totale hoeveelheid
koelmiddel
4 Bevat gefluoreerde
broeikasgassen die
onder het Kyoto-protocol
vallen
5 buitenunit
6 koelmiddelfles en
verdeelstuk voor vullen
■Ontlucht de lucht niet met koelmiddel. Gebruik een vacuümpomp om de installatie te ontluchten. Er wordt geen extra
koelmiddel geleverd voor ontluchting.
■De leidingen in de units zijn door de fabrikant gecontroleerd op
lekken. De monteur moet de ter plaatse aangebrachte
koelmiddelleidingen controleren op lekkage.
■Controleer of de ventielen stevig gesloten zijn alvorens een
lekproef uit te voeren of te vacuümeren.
Installatie voor vacuümeren en lekproef: (Raadpleeg
Lekproef moet in overeenstemming zijn met EN378-2.
1
Zuig de leidingen leeg en controleer het vacuüm
geen drukstijging.)
2 Breek het vacuüm met minimaal 2 bar stikstof. (Laat de druk nooit hoger
dan 4,15 MPa stijgen.)
3 Voer op de koppeldelen van de leidingen de lektest uit met behulp van
zeepsop, etc.
4 Laat de stikstof ontsnappen.
5
Leegzuigen en vacuüm nogmaals controleren
6 Wanneer de vacuümmeter niet meer stijgt, mag u de afsluiters openen.
(1) Gebruik een 2-traps vacuümpomp met terugslagklep die tot –100,7 kPa (5 Torr,
–755 mm Hg) kan vacumeren.
Pomp het systeem met een vacuümpomp via de vloeistof- en gasleidingen langer
dan 2 uur vacuüm en breng het systeem op een onderdruk van –100,7 kPa. Als
het systeem al meer dan een uur in die toestand is dient u te controleren of de
vacuümmanometer stijgt of daalt. Als de druk is gestegen, kan het systeem vocht
of lekkages bevatten.
LET OP
Als de mogelijkheid bestaat dat er zich vocht in het
systeem bevindt dient u het volgende te doen (als het
leidingwerk is uitgevoerd in het regenseizoen of
gespreid werd over een langere periode kan er tijdens
de werken vocht in de leidingen zijn terechtgekomen).
Breng het systeem na de 2 uur vacuümpompen met
stikstofgas op een druk van 0,05 MPa (door het
vacuüm te verbreken) en pomp het systeem
vervolgens met de vacuümpomp gedurende 1 uur
opnieuw vacuüm tot –100,7 kPa (vacuümdrogen). Als
u het systeem binnen de 2 uur niet kan evacueren tot
–100,7 kPa dient u de vacuümonderbreking en het
vacuümeren te herhalen. Als het systeem vervolgens
gedurende een uur is gevacuümeerd dient u na te
gaan of de vacuümmanometer niet stijgt.
Na het ontluchten met een vacuümpomp kan het
gebeuren dat de koelmiddeldruk niet stijgt, zelfs niet
wanneer de afsluiter open is gedraaid. De reden
hiervoor is dat bijv. de afsluiter in het buitenunitcircuit
gesloten is, maar dit vormt geen probleem om de unit
te gebruiken.
Belangrijke informatie over het gebruikte koelmiddel
Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen die onder het Kyotoprotocol vallen. Laat de gassen niet vrij in de atmosfeer.
Koelmiddeltype:R410A
(1)
GWP
waarde:1975
(1)
GWP = Global Warming Potential (globaal opwarmingspotentieel)
Schrijf met onuitwisbare inkt,
■➀ de hoeveelheid koelmiddel van het product gevuld in de
fabriek,
■➁ de lokaal bijgevulde extra hoeveelheid koelmiddel en
■➀+➁ de totale hoeveelheid koelmiddel
op het bij het product geleverde label over gefluoreerde
broeikasgassen.
Het ingevulde label moet aan de binnenkant van het product en in de
buurt van de vulpoort van het product worden aangebracht (bijv. op
de binnenkant van het servicedeksel).
4
1
2
3
5
6
LET OP
Voorzorgsmaatregel voor onderhoud
Deze unit vereist extra koelmiddel, afhankelijk van de lengte van de
leidingen die ter plaatse zijn aangesloten. Pomp het koelmiddel in
vloeibare toestand in de vloeistofleiding. Omdat R410A een
gemengd koelmiddel is, verandert de samenstelling als het koelmiddel in gasvormige toestand wordt geladen. Hierdoor is de
normale werking van het systeem niet meer gegarandeerd.
Bij dit model moet u niet extra bijvullen als de leidinglengte ≤7,5 m is.
LET OP
Volgens de nationale toepassing van de EUregelgeving over bepaalde gefluoreerde
broeikasgassen kan het vereist zijn om de informatie
op de unit te voorzien in de officiële nationale taal.
Daarvoor wordt bij de unit een bijkomend meertalig
label over gefluoreerde broeikasgassen geleverd.
Op de achterzijde van dat label vindt u de
kleefinstructies.
Wanneer op de unit onderhoud wordt uitgevoerd waarbij
het koelmiddelsysteem moet worden geopend, moet het
koelmiddel conform de plaatselijke voorschriften worden
geëvacueerd.
De leidinglengte is de lengte in 1 richting, gas of
vloeistof.
Montagehandleiding
8
Page 12
Bijkomende koelmiddelvulling
■Bij meer dan 7,5 m, gelieve een hoeveelheid koelmiddel bij te
voegen zoals in de tabel hieronder aangegeven.
Voor latere service geeft u de gekozen hoeveelheid aan met een
cirkel in de hieronderstaande tabel.
Bijkomende hoeveelheid <eenheid: kg>
Aangesloten leidinglengte
Klasse
71+0,20+0,70+1,20
100+125+0,10+0,60+1,10
LET OP
7,5~30 m30~40 m40~50 m
Wanneer u het koelmiddel vanaf nul vult, moet u eerst
de leidingen leegpompen. Voer dit leegpompen uit op
de servicepoort. Gebruik de poort van de afsluiter niet
om te vacumeren. Op een dergelijke poort kunt u niet
volledig leegpompen.
Positie van servicepoort:
Units met een warmtepomp hebben 2 poorten op
de leiding. Eén tussen de vloeistofontvanger en
de elektronische expansieklep en een tweede
tussen de warmtewisselaar en de 4-wegsklep.
WERKAANDEELEKTRISCHEBEDRADING
■Een erkend elektricien moet instaan voor de volledige
bedrading.
■Alle door derden geleverde onderdelen en elektrische
constructies dienen te voldoen aan de van toepassing
zijnde plaatselijke en landelijke voorschriften.
■Hoogspanning
Om elektrische schokken te voorkomen moet u de
voeding 1 minuut of langer onderbreken voordat u
service uitvoert aan elektrische onderdelen. Meet
zelfs na 1 minuut altijd nog de spanning aan de
klemmen van condensators van het hoofdcircuit of
elektrische onderdelen, en controleer dat deze
spanning niet meer dan 50 V DC bedraagt voordat u
ze aanraakt.
LET OP
Informatie voor personen die instaan voor de
elektrische bedrading:
Gebruik de unit niet alvorens de koelmiddelleidingen
compleet zijn. (Wanneer u de unit gebruikt voor de
leidingen klaar zijn, kan de compressor beschadigd
worden.)
Totaal bijkomend gewicht koelmiddel (na een lek, e.d.)
Wanneer de totale lengte van de koelmiddelleiding 7,5 meter of
minder bedraagt, vult u de hoeveelheid koelmiddel die staat vermeld
op het naamplaatje. Wanneer de leidinglengte meer dan 7,5 meter
bedraagt, moet u de hoeveelheid op het naamplaatje en de hoeveelheid voor bijkomend vullen optellen.
Voorzorgsmaatregelen bij het afpompen
De buitenunit is voorzien van een lagedrukschakelaar ter bescherming van de compressor.
LET OP
Ga voor het afpompen als volgt te werk.
1 Monteer een manometer aan de
2 Zet de ventilator met de
3 Druk op de afpomptoets op de pc-
4 2 minuten laten werken tot de
5 Sluit de afsluiter aan de
6 Als de lagedrukschakelaar AAN
Sluit de lagedrukschakelaar bij deze handeling nooit
kort.
ProcedureVoorzorgsmaatregel
servicepoort van de gasafsluiter.
afstandsbediening in werking.
kaart van de buitenunit.
apparatuur regelmatig loopt.
vloeistofzijde goed. (Raadpleeg
"Gebruik van de afsluitklep" op
pagina 6)
staat, stopt de unit. Sluit de
afsluiter aan de gaskant.
Gebruik alleen een manometer
voor R410A.
Ga na of de afsluiters aan de
vloeistofkant en de gaskant open
staan.
De compressor en de ventilator
van de buitenunit treden
automatisch in werking.
Als u stap 3 vóór stap 2 uitvoert, is
het mogelijk dat de ventilator van
de binnenunit automatisch begint
te draaien. Let hier goed op.
—
Als de klep niet goed wordt
afgesloten, kan de compressor
verbranden.
—
Voorzorgsmaatregelen bij werk aan de elektrische
bedrading
■Alle voedingscircuits moeten zijn onderbroken voordat u aan de
klemmen begint te werken.
■Werk alleen met koperdraad.
■De bedrading tussen de binnen- en de buitenunit moet op 230 V
voorzien zijn.
■Schakel de hoofdschakelaar niet in alvorens de bedrading is
voltooid.
Zorg dat de contactverbreking van alle polen van de
hoofdschakelaar minstens 3 mm bedraagt.
■Voor W1
Sluit voedingskabels in normale fase aan. Als voedingskabels in
omgekeerde fase worden aangesloten, geeft de afstandsbediening van de binnenunit "U1" aan en werkt de apparatuur
niet. Verwissel twee van de drie voedingskabels (L1, L2 en L3)
zodat ze in de juiste fase zijn aangesloten.
Als het contact in de magneetschakelaar met kracht wordt
ingeschakeld terwijl de apparatuur buiten werking is, brandt de
compressor door. Schakel het contact dus nooit met kracht in.
■Gebundelde kabels nooit in een unit persen.
■Bevestig de kabels zo, dat ze de leidingen niet aanraken (met
name aan de hogedrukkant).
■Bevestig de elektrische bedrading zoals aangegeven op
afbeelding 9 zodat de bedrading niet in contact komt met de
leidingen, vooral aan de hogedrukzijde.
Zorg dat er geen externe druk wordt uitgeoefend op de
klemaansluitingen.
Dit is het einde van de afpompwerking. Na het afpompen kan de
afstandsbediening het volgende patroon weergeven:
- "U4"
- leeg scherm
-ventilator van de binnenunit draait ongeveer 30 seconden
Ook wanneer de knop ON op de afstandsbediening wordt ingedrukt,
functioneert dit niet. Zet de hoofdstroomschakelaar uit en weer aan.
Bevestig de bedrading in de hieronder aangegeven volgorde.
1Bevestig de aarding aan de bevestingsplaat van de afsluitklep
zodat hij niet kan verschuiven.
2Bevestig de aarding opnieuw aan de bevestigingsplaat van de
afsluitklep samen met de elektrische bedrading en de bedrading
tussen de units.
■Geleid de elektrische bedrading zodanig dat het voordeksel bij
het werken aan de bedrading niet omhoog wordt geduwd en
maak het voordeksel goed vast. (Raadpleeg afbeelding 9)
AV3-type
BW1-type
1Schakelkast
2Montageplaat afsluiter
3Aarding
4Voeding en aardingsbedrading
5Bedrading tussen units
6Kabelbinder
■Voor kabels die uit de unit komen, kan een beschermende
mantelbuis worden aangebracht in het doorsteekgat.
Bescherm de kabels met plastic buizen om te voorkomen dat de
rand van het doorsteekgat in de kabels snijdt wanneer u geen
mantelbuis gebruikt.
■Houd u bij de aanleg aan het diagram voor elektrische
bedrading.
■Plooi de kabels en bevestig het deksel goed zodat het goed
past.
Voorzorgsmaatregelen voor de bedrading van de
voeding en tussen de units
■Gebruik een ronde klem voor aansluiting op het klemmenbord van de
voeding. Als dit echt niet mogelijk
is, let dan op de volgende punten.
- Sluit geen draden van een verschillende gauge aan op
dezelfde voedingsklem. (Losse draden kunnen oververhitting
veroorzaken.)
- Sluit draden met eenzelfde gauge als volgt aan.
■Zie de installatiehandleiding bij de binnenunit voor de bedrading
van binnenunits, etc.
■Monteer een aardlekschakelaar en zekering op de
voedingsleiding. (Raadpleeg afbeelding 7)
1Aardlekschakelaar
2Zekering
3Afstandsbediening
■Gebruik bij de bedrading de voorgeschreven kabels, voer de
aansluitingen volledig uit, en bevestig de kabels zodanig dat ze
niet aan de klemmen trekken.
Specificaties van standaardbedradingscomponenten
Power supply
Draadtype
Lokale
Type
REQ71B8V3B32 A
REQ71B2V3B
REQ100B8V3B40 A
REQ71B8W1B
REQ71B2W1B
REQ100B8W1B
REQ125B8W1B20 A
(1) Alleen voor beveiligde leidingen. H07RN-F gebruiken als geen beveiligde
zekering
leidingen worden gebruikt.
16 A
Draadtype
H05VV-U3G
H05VV-U5G
(1)
De draaddikte
moet overeen-
stemmen met
de van toepas-
sing zijnde
plaatselijke en
voorschriften.
Diameter
nationale
Aandachtspunt betreffende de kwaliteit van de openbare
elektrische stroom
Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000-3-11
voorwaarde dat de systeemimpedantie Z
aan Z
op het interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker en
max
kleiner dan of gelijk is
sys
het openbare systeem. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van
de installateur of de gebruiker van de apparatuur om ervoor te
zorgen, indien nodig in overleg met de distributienetwerkbeheerder,
dat de apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een
systeemimpedantie Z
(1) Europese/Internationale Technische Norm die de beperkingen vastlegt
voor harmonische stromen geproduceerd door apparatuur die is aangesloten op openbare laagspanningssystemen met een ingangsstroom
>16 A en ≤75 A per fase.
die kleiner dan of gelijk is aan Z
sys
Z
(Ω)
max
Apparatuur conform met
EN/IEC 61000-3-12
van bedrading
tussen de units
H05VV-U4G2,5
max
(1)
—
(1)
op
.
■Draai de klemschroeven vast met de goede schroevendraaier.
Een te kleine schroevendraaier kan de schroefkop beschadigen
zodat u de schroef niet meer goed kunt vastdraaien.
■Wanneer u de klemschroeven te vast aanschroeft, kunt u de
schroeven beschadigen.
■Zie de onderstaande tabel voor het aanhaalkoppel van de
klemschroeven.
(1) Europese/Internationale Technische Norm die de beperkingen vastlegt
voor spanningsveranderingen, spanningsschommelingen en flikkeren in
openbare laagspanningssystemen voor apparatuur met een nominale
stroom ≤75 A.
Montagehandleiding
10
Page 14
UITVOERENVANEENTEST
■Open de afsluiters aan de vloeistof- en gaszijde volledig.
■Zie voor de testprocedure de installatiehandleiding van de
binnenunit.
Controles voor de ingebruikname
Te controleren punten
Elektrische
bedrading
Bedrading tussen
units
Aardingsdraad
Koelleiding■Klopt de maat van de leidingen?
Extra koelmiddel■Hebt u de extra hoeveelheid koelmiddel en de
Uitvoeren van een test
1Zorg dat de vloeistof- en gasafsluitkleppen open staan.
A
Sluit het voorpaneel vóór gebruik, anders loopt u risico op een
elektrische schok.
- Nadat u met een vacuümpomp de lucht hebt verwijderd, zal
de koelmiddeldruk misschien niet stijgen, zelfs als de
afsluitklep is geopend.
Dit valt te verklaren door het feit dat de koelmiddelleiding van
de binnenunit binnenin gesloten is met elektrische kleppen.
Dit veroorzaakt geen problemen bij de werking.
2Zet de unit op koelen en druk op de bedrijfschakelaar.
3Druk op de inspectie/testschakelaar op de afstandsbediening
om het toestel in de testmodus te schakelen.
4Luister of u de compressor tijdens de test hoort starten en
stoppen. Als de compressor start en stopt, moet u het toestel
onmiddellijk met de afstandsbediening stilleggen en het
koelmiddelniveau e.d. controleren. Dit kan wijzen op een storing.
5Bij de eerste proefwerking van de unit worden de kleppen
gecontroleerd of ze niet gesloten zijn. Daarom start de unit
gedurende 2-3 minuten op in de koelmodus (zelfs als de
afstandsbediening op verwarmen staat), waarna ze automatisch
op verwarmen overschakelt. De afstandsbediening geeft altijd
verwarmen aan.
■Stemt de bedrading overeen met het bedradingsschema?
Controleer of u geen bedrading bent vergeten en
of er geen ontbrekende of omgekeerde fasen
voorkomen.
■Is de unit goed geaard?
■Zijn de schroeven van de bedrading los?
■Is het isolatiemateriaal voor de leiding goed
bevestigd?
Zijn zowel de vloeistof- als de gasleidingen
geïsoleerd?
■Staan de afsluitkleppen aan de vloeistof- en de
gaszijde open?
lengte van de koelmiddelleiding opgeschreven?
B
Open-richting
A Vloeistofzijde
B Gaszijde
Verwijder het deksel en draai zo
ver mogelijk linksom met een
zeskantsleutel
Voorzorgsmaatregelen voor het uitvoeren van een test
■Wanneer op de afstandsbediening de storingscode E0, E3 of E4
verschijnt, kan de afsluitklep of de uitlaatopening gesloten zijn.
■Bij een faseomkering in het geval van W1-units, verschijnt U1 op
het display van de afstandsbediening van de binnenunit.
Bij een ontbrekende fase in het geval van W1-units, verschijnt
E0 of E6 op het display van de afstandsbediening van de
binnenunit.
De unit werkt niet als dit zich voordoet. Schakel in dat geval het
toestel uit, controleer de bedrading opnieuw en verwissel twee
van de drie elektrische draden. (Forceer de elektromagnetische
schakelaar nooit wanneer het toestel niet werkt.)
■Controleer op spanningsschommelingen wanneer de storingscode E6 op de afstandsbediening verschijnt.
■Controleer de bedrading tussen de units wanneer de
storingscode U4 of UF op de afstandsbediening verschijnt.
Diagnose
■Op het LCD van de afstandsbediening
Wanneer de werking van het toestel stopt door een storing, kunt
u een diagnose stellen met behulp van de storingscode op de
afstandsbediening
- Controleer de storingscode in de montagehandleiding van de
binnenunit.
- Afhankelijk van het type van de binnen- of buitenunit,
verschijnt geen storingscode.
VEREISTENVOORHETOPRUIMEN
Het ontmantelen van de unit, behandelen van het koelmiddel, olie en
andere onderdelen moet gebeuren in overeenstemming met de
relevante lokale en nationale reglementeringen.