Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
3
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
1.1.1Betekenis van de waarschuwingen en
symbolen
GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken
als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als
gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of
eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
SymboolVerklaring
Lees de montagehandleiding, de
gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de
bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhoudsen servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide
handleiding voor de installateur en de gebruiker.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
▪ Units dragen het volgende symbool:
Dit betekent dat u GEEN elektrische en elektronische producten
mag mengen met ongesorteerd huishoudelijk afval. Probeer het
systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het
systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van
andere onderdelen moeten door een erkende installateur conform
met de geldende wetgeving uitgevoerd worden.
De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij
een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld. Door
ervoor te zorgen dat dit product op de juiste manier wordt
weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke
negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid. Voor
meer informatie, contacteer uw installateur of de plaatselijke
overheid.
▪ Batterijen dragen het volgende symbool:
Dit betekent dat de batterijen NIET met ongesorteerd
huishoudelijk afval gemengd mogen worden. Indien onder het
symbool een scheikundig symbool afgebeeld staat, betekent dit
scheikundig symbool dat de batterij een zwaar metaal bevat
boven een bepaalde concentratie.
Mogelijke chemische symbolen: Pb: lood (>0,004%).
Lege batterijen moeten voor hergebruik door een
gespecialiseerde installatie worden verwerkt. Door ervoor te
zorgen dat wegwerpbatterijen op de juiste manier worden
weggeworpen, helpt u mogelijke negatieve gevolgen voor milieu
en menselijke gezondheid te voorkomen.
1.3Voor de installateur
1.3.1Algemeenheden
Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit,
neem contact op met uw dealer.
1.2Voor de gebruiker
▪ Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, neem contact
op met uw dealer.
▪ Dit apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf een leeftijd
van 8 jaar en door personen met verminderde fysieke, zintuiglijke
of mentale mogelijkheden of een gebrek aan ervaring en kennis
als het gebruik van het apparaat op een veilige manier werd
uitgelegd en als zij de gevaren hiervan begrijpen. Kinderen mogen
NIET met het apparaat spelen. Reiniging en onderhoud door de
gebruiker mag NIET worden uitgevoerd door kinderen zonder
toezicht.
WAARSCHUWING
Om elektrische schokken of brand te vermijden:
▪ Spoel de unit NIET af.
▪ Bedien de unit NIET met natte handen.
▪ Plaats GEEN voorwerpen die water bevatten op de
unit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
4
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur,
uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een
kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of
uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires,
optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen
die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de
testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende
wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de
Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen
(beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.)
wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P561154-1 – 2018.09
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne
onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn.
Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur
te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag
dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door
kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit
NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland
bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het
product een logboek te voorzien met minstens: informatie over
onderhoud, reparaties, resultaten van tests, periodes van stand-by,
…
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijke
plaats bij het product:
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen
▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.
1.3.2Plaats van installatie
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
1.3.3Koelmiddel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen
voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt
EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET
worden belast.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk
hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het
naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou
lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas
lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de
buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg:
Zelfontbranding en explosie van de compressor door
lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks
vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de
installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
te voeren.
OPMERKING
▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om
te voorkomen dat de compressor defect geraakt.
▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden
geopend, MOET het koelmiddel worden behandeld
zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit.
Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat
er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is
uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de
vereiste hoeveelheid.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen
garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem
terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
AlsDan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles
moeten staan)
Er is GEEN sifonbuisVul bij met de ondersteboven
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of
wanneer u even pauzeert, moet u de kraan van het
koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klep
NIET onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddel
worden bijgevuld door de resterende druk. Mogelijkgevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
1.3.4Pekel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende
wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou
lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en
neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger
oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een
pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke
situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN
voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen
gespecificeerd in de relevante reglementering.
1.3.6Elektrisch
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische
bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de
condensatoren of elektrische onderdelen van de
hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De
spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn
vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken.
Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van
de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een
ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit
nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar
MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient
het contact van alle polen volledig te verbreken en te
voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorieIII-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het
product meegeleverd bedradingsschema worden
uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact
(kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt
uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander
toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat
het gevaar dat iemand een elektrische schok krijgt of
dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen
hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
1.3.5Water
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EUrichtlijn 98/83EC.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6
VOORZICHTIG
Bij het aansluiten van de voedingskabel moet de aarding
vóór de stroomvoerende draden worden aangesloten. Bij
het losmaken van de voedingskabel moeten de
stroomvoerende draden vóór de aarding worden
losgemaakt. De lengte van de geleiders tussen de
trekontlasting van de voedingskabel en de klemmenstrook
moet zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strak
zitten vóór de aardingsgeleider voor het geval dat de
voedingskabel wordt losgetrokken van de trekontlasting.
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P561154-1 – 2018.09
2 Over de documentatie
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van
voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op
de klemmenstrook voor de voeding (speling in de
voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte,
volgt u de aanwijzingen in de bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze
stevig aan, borg ze vervolgens zodat er van buiten
geen druk op het klemmenbord kan worden
uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het
vastdraaien van de schroeven van de klemmen. Met
een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de
schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast
kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt
u ze breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van
televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben.
Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter
soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de
elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig
is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren
en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in
bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit
tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde
fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere
onderdelen stuk gaan.
2Over de documentatie
2.1Over dit document
Bedoeld publiek
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld voor gebruik door expert of
opgeleide gebruikers in winkels, lichte industrie en op
boerderijen, of voor commercieel gebruik door nietdeskundigen.
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De
volledige set omvat:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
▪ Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit:
▪ Instructies voor installatie en gebruik
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:
▪ De installatie voorbereiden, referentiegegevens,…
▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op
de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
Voor de installateur
3Over de doos
3.1Overzicht: Over de doos
In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren
nadat de doos met de buitenunit ter plaatse is geleverd.
Total indoor unit capacity
when piping length <30m
Total indoor unit capacity
when piping length >30m
kg
1.3
1.1
0.9
RYYQ18-20
RYYQ14-16
RYYQ8~12
kg
ONLY FOR RYYQ8~20 MODELS
DATE
AMOUNT
CALCULATE THE ADDITIONAL REFRIGERANT CHARGING AMOUNT BASED ON THE FORMULA BELOW BEFORE CHARGING.
SHIPMENT (INDICATED ON THE MACHINE NAMEPLATE) AND THE ADDITIONAL AMOUNT SHOWN AS FOLLOWS :
WHEN RE-CHARGING TOTAL AMOUNT OF REFRIGERANT , CHARGE THE TOTAL OF THE AMOUNT CHARGED AT
RESULT LEAK CHECK
DATE
AMOUNT
RESULT LEAK CHECK
DATE
AMOUNT
RESULT LEAK CHECK
DATE
AMOUNT
RESULT LEAK CHECK
c
1×
b
1×
fg
1×1×
ID Øa
ID Øb
ID Øa
OD Øb
ID Øb
ID Øa
ID Øb
ID Øa
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.
▪ Hijs de unit bij voorkeur op met een kraan en 2 draagbanden van
minstens 8 m lang zoals hieronder afgebeeld. Gebruik altijd
beschermstukken om te voorkomen dat de draagbanden de unit
beschadigen. Houd ook rekening met het zwaartepunt van de unit.
a Verpakkingsmateriaal
b Draagband
c Opening
d Beveiliging
OPMERKING
Gebruik een draagband van ≤20mm breed die het gewicht
van de unit goed kan dragen.
▪ Een vorkheftruck mag alleen worden gebruikt wanneer de unit op
de pallet blijft zoals hiervoor afgebeeld.
3.2De buitenunit uitpakken
Verwijder het verpakkingsmateriaal van de unit:
▪ Beschadig de unit niet wanneer u de krimpfolie met een cutter
verwijdert.
▪ Verwijder de 4 bouten waarmee de unit op de pallet bevestigd zit.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
3.3Om de toebehoren van de
buitenunit uit te nemen
Controleer of alle accessoires in de unit zitten.
a Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
b Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
c Label hoeveelheid extra koelmiddel
d Informatiesticker installatie
e Label gefluoreerde broeikasgassen
f Meertalig label gefluoreerde broeikasgassen
g Zak met leidingaccessoires
3.4Accessoireleidingen: Diameters
Accessoireleidingen (mm)HPØaØb
Gasleiding
▪ Aansluiting aan de voorkant
▪ Aansluiting aan de
onderkant
Vloeistofleiding
▪ Aansluiting aan de voorkant
▪ Aansluiting aan de
onderkant
525,419,1
8
1022,2
1228,6
14
16
18
20
(a)
18+20
31,841,4
59,59,5
8
10
1212,7
1412,7
16
1815,9
20
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
8
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P561154-1 – 2018.09
Accessoireleidingen (mm)HPØaØb
ID Øa
ID Øb
ID Øa
OD Øb
1
3
2
1
3
33
2
(x2)
(x2)
121
2
a
b
a
(12.3 N·m)
(12.3 N·m)
(12.3 N·m)
11
4
4
2
222
5
5
3
3
6
6
7
7
a
b
d
e c
14~20 HP5~12 HP
Hogedruk-/
lagedrukgasleiding
▪ Aansluiting aan de voorkant
▪ Aansluiting aan de
onderkant
(a) Alleen in combinatie met de leidingkit voor aansluiting van
meerdere buitenunits.
519,115,9
8
1019,1
12
1422,2
16
18
2028,6
3.5Transportbeveiliging verwijderen
(alleen voor 14+16 HP)
De transportbeveiligingen die de unit beschermen tijdens het
transport moeten worden verwijderd. Ga te werk zoals afgebeeld en
hierna beschreven.
4 Over de units en opties
4Over de units en opties
OPMERKING
Als de unit wordt gebruikt zonder eerst de
transportbeveiliging te verwijderen, kunnen er abnormale
trillingen of geluiden worden geproduceerd.
1 Draai de bout (a) een beetje los.
2 Verwijder de transportbeveiliging (b) zoals hierna afgebeeld.
3 Draai de bout (a) weer vast.
3.6Transportbeveiliging verwijderen
(alleen voor 18+20 HP)
De transportbeveiligingen die de unit beschermen tijdens het
transport moeten worden verwijderd. Ga te werk zoals afgebeeld en
hierna beschreven.
OPMERKING
Als de unit wordt gebruikt zonder eerst de
transportbeveiliging te verwijderen, kunnen er abnormale
trillingen of geluiden worden geproduceerd.
1 Draai de bout (a) een beetje los.
2 Verwijder de transportbeveiliging (b) zoals hierna afgebeeld.
3 Draai de bout (a) weer vast.
4 Draai de bout (c) een beetje los.
5 Verwijder de bout (d) van de transportbeveiliging (e).
6 Verwijder de transportbeveiliging (e) zoals hieronder afgebeeld.
▪ De plaats van de buitenunit in de lay-out van het systeem
▪ Met welke binnenunits en opties de buitenunits kunnen worden
gecombineerd
▪ Welke buitenunits als autonome units moeten worden gebruikt, en
welke buitenunits kunnen worden gecombineerd
4.2Identificatielabel: Buitenunit
Plaats
Modelidentificatie
Voorbeeld: R E Y Q 18 U7 Y1 B [*]
CodeVerklaring
RBuiten luchtgekoeld
EWarmteterugwinning
YY=Enkelvoudige of multi-module
M=Alleen multi-module
QKoelmiddel R410A
18Capaciteitsklasse
U7Modelreeks
Y1Elektrische voeding
BEuropese markt
[*]Aanduiding kleine modelwijziging
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
9
4 Over de units en opties
k
e
c
kl
e
ee
fh
b
a
k
l
cc
kkk
j
c
e
i
k
k
c
d
1
3
2
5
4
e
g
c
4.3Over de buitenunit
Deze montagehandleiding betreft het VRV IV, volledig door inverter
aangedreven warmteterugwinningssysteem.
Verkrijgbare modellen:
ModelBeschrijving
REYQ8~20Warmteterugwinningsmodel voor
REMQ5Warmteterugwinningsmodel alleen voor
Welke functies beschikbaar zijn, hangt af van het type van de
geselecteerde buitenunit. Dit wordt in deze montagehandleiding
aangegeven. Sommige functies zijn exclusief voor bepaalde
modellen.
Deze units zijn bedoeld voor installatie buitenshuis en zijn bedoeld
voor warmtepomptoepassingen, waaronder lucht/lucht- en lucht/
watertoepassingen.
De verwarmingscapaciteit van deze units (bij gebruik als
enkelvoudige unit) gaat van 25 tot 63 kW en de koelcapaciteit van
22,4 tot 56 kW. Bij combinatie van meerdere units kan de
verwarmingscapaciteit gaan tot 168kW en tot 150kW voor koelen.
De buitenunit is ontworpen om te verwarmen bij een
omgevingstemperatuur van –20°CWB tot 15,5°C WB en te koelen
bij een omgevingstemperatuur van –5°CDB tot 43°CDB.
enkelvoudig of meervoudig gebruik
meervoudig gebruik
4.4Systeemlay-out
OPMERKING
Het systeem mag niet worden ontworpen bij een
temperatuur van minder dan –15°C.
INFORMATIE
Niet elke combinatie van binnenunits is toegelaten. Zie
"4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits" op
pagina11 voor meer informatie.
a Buitenunit
b Koelmiddelleiding
c BS-unit
d Multi-BS-unit
e VRV DX-binnenunit
f LT Hydrobox-unit
g VRV-binnenunit alleen koelen
h HT Hydrobox-unit
i EKEXV-kit
j AHU
k Gebruikersinterface
l Draadloze gebruikersinterface
4.5Units en opties combineren
4.5.1Over combinaties van units en opties
OPMERKING
To be sure your system setup (outdoor unit+indoor unit(s))
will work, you have to consult the latest technical
engineering data for VRV IV heat recovery.
Het VRV IV-warmteterugwinningssysteem kan met verschillende
types binnenunit worden gecombineerd en is uitsluitend bedoeld
voor gebruik met R410A.
Een overzicht van de beschikbare units vindt u in de
productcatalogus voor VRV IV.
Hierna vindt u een overzicht van de toegelaten combinaties van
binnen- en buitenunits. Niet alle combinaties zijn toegelaten. De
combinaties zijn onderworpen aan regels (combinatie tussen buitenbinnen, gebruik van één buitenunit, gebruik van meerdere
buitenunits, combinaties tussen binnenunits, enz.) vermeld in de
technische data.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
10
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P561154-1 – 2018.09
5 Voorbereiding
4.5.2Mogelijke combinaties van binnenunits
In het algemeen kunnen de volgende types binnenunit worden
aangesloten op een VRV IV-warmteterugwinningssysteem. Deze lijst
is niet beperkend en hangt af van zowel de combinaties van de
buitenunitmodellen als de binnenunitmodellen.
Units van de U-reeks kunnen het koelmiddelcircuit niet
delen met units van de T-reeks. Units van de U-reeks en
van de T-reeks kunnen wel elektrisch worden aangesloten
via F1/F2.
▪ REYQ10~54 bestaat uit 2 of 3 REYQ8~20- of REMQ5-units.
▪ REMQ5-units kunnen niet als autonome buitenunit worden
gebruikt.
Continu verwarmen
REYQ10 = REMQ5 + 5
REYQ13 = REYQ8 + REMQ5
REYQ16 = REYQ8 + 8
REYQ18 = REYQ8 + 10
REYQ20 = REYQ8 + 12
REYQ22 = REYQ10 + 12
REYQ24 = REYQ8 + 16
REYQ26 = REYQ12 + 14
REYQ28 = REYQ12 + 16
REYQ30 = REYQ12 + 18
REYQ32 = REYQ16 + 16
REYQ34 = REYQ16 + 18
REYQ36 = REYQ16 + 20
REYQ38 = REYQ8 + 12 + 18
REYQ40 = REYQ10 + 12 + 18
REYQ42 = REYQ10 + 16 + 16
REYQ44 = REYQ12 + 16 + 16
REYQ46 = REYQ14 + 16 + 16
REYQ48 = REYQ16 + 16 + 16
REYQ50 = REYQ16 + 16 + 18
Continu verwarmen
REYQ52 = REYQ16 + 18 + 18
REYQ54 = REYQ18 + 18 + 18
4.5.4Mogelijke opties voor de buitenunit
INFORMATIE
Zie de technische data voor de recentste optienamen.
Koelmiddelaftakkit
BeschrijvingModelnaam
Refnet-verdelerKHRQ23M29H
KHRQ23M64H
KHRQ23M75H
Refnet-verbindingKHRQ23M20T
KHRQ23M29T9
KHRQ23M64T
KHRQ23M75T
Zie "5.3.3 Koelmiddelaftaksets selecteren" op pagina 16 voor de
selectie van de optimale aftakset.
Leidingkit voor meerdere aansluitingen van buitenunits
Aantal buitenunitsModelnaam
2BHFQ23P907
3BHFQ23P1357
Kabel PC-configurator (EKPCCAB)
Voor een VRV IV-warmteterugwinningssysteem kunnen bij de
inbedrijfstelling ook verschillende lokale instellingen worden
ingesteld met behulp van een pc-interface. Voor deze optie is de
EKPCCAB vereist; dit is een specifieke kabel voor communicatie
met de buitenunit. De software van de gebruikersinterface is
beschikbaar op http://www.daikineurope.com/support-and-manuals/
software-downloads/.
Verwarmingstapekit
Om de afvoeropeningen in een koud klimaat met een hoge
vochtigheid vrij te houden, kunt u een set met een verwarmingslint
installeren. In dat geval moet u ook de printplaatset voor de
verwarmingstape installeren.
BeschrijvingModelnaam
Kit verwarmingslint voor 5~12 HP EKBPH012TA
Kit verwarmingslint voor 14~20HPEKBPH020TA
Zie ook: "5.2.2Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van
de buitenunit in koude klimaten"op pagina13.
Vraag-printplaat (EKRP1AHTA)
Om gebruik te kunnen maken van de energiebesparende besturing
via digitale inputs moet u de vraag-printplaat installeren.
Voor installatie-instructies, zie de montagehandleiding van de vraagprintplaat en het bijlageboek voor optionele apparatuur.
5Voorbereiding
5.1Overzicht: Voorbereiding
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet
weten alvorens u ter plaatse gaat.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
11
5 Voorbereiding
b
baa
c
df e
(mm)
≥
1500
≥
1500
≥
1500
≥
1000≥1000
≥
1000≥1000
≥
1000≥1000
e
b
c
a
a
b
c
d
c
d
▪ Koelmiddelleiding voorbereiden
▪ Elektrische bedrading voorbereiden
5.2Installatieplaats voorbereiden
5.2.1Vereisten inzake de plaats waar de
buitenunit geïnstalleerd wordt
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
▪ Kies een plaats waar de unit zoveel mogelijk uit de regen staat.
▪ Kies de plaats voor de unit zodanig dat het door de unit
geproduceerde geluid niemand stoort en houd rekening met de
wetgeving ter zake.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
OPMERKING
Dit is een klasse A-product. In een residentiële omgeving
kan dit product radiostoringen veroorzaken, en dan moet
de gebruiker de gepaste maatregelen treffen.
d Gebruikersinterface
e Binnenunit
f Buitenunit
In plaatsen met een slechte ontvangst, moet de afstand 3m of meer
bedragen om elektromagnetische storingen van andere apparatuur
te voorkomen en moeten de voedings- en transmissieleidingen in
kabelbuizen liggen.
VOORZICHTIG
Toestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het op
een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units, binnen- en buitenunit, zijn zowel geschikt voor
commerciële als kleinindustriële toepassingen.
▪ Houd bij de installatie rekening met sterke wind, orkanen of
aardbevingen; bij een slechte installatie kan de unit omver vallen.
▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade
kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Wanneer u de unit in een kleine ruimte installeert, moet u
maatregelen nemen om de concentratie aan koelmiddel onder de
toegestane veiligheidslimiet te houden wanneer zich een
koelmiddellek zou voordoen. Zie "Over voorzorgsmaatregelen
voor koelmiddellekken"op pagina13.
VOORZICHTIG
Een te hoge concentratie aan koelmiddel in een afgesloten
ruimte kan een zuurstofgebrek veroorzaken.
▪ De luchtinlaat van de unit mag niet tegen de windrichting in gericht
zijn. Frontale wind belemmert de werking van de unit. Breng
indien nodig een windscherm aan om de wind te blokkeren.
▪ Zorg dat de montageplaats geen waterschade kan oplopen door
een waterafvoer in de fundering te voorzien en te voorkomen dat
in de constructie water komt te staan.
Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET
rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door
het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur
van de unit verkorten).
Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind.
Voorbeeld: Achter het gebouw.
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan
elektronische ruis veroorzaken afkomstig van
radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan
specificaties die een redelijke bescherming moeten bieden
tegen dergelijke interferentie. De garantie dat in een
specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan
echter niet worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische
draden op een gepaste afstand van stereotoestellen, pc's,
enz. te installeren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
12
a Pc of radio
b Zekering
c Aardlekbeveiliging
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan
rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.
▪ Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit
▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de
vereisten inzake de serviceruimte.
a Zeewind
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P561154-1 – 2018.09
5 Voorbereiding
T
AO
(°C WB)
ab
20
15.5
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
10152025
27
30
T
AI
(°C DB)
b Gebouw
c Buitenunit
d Afscherming tegen wind
5.2.2Bijkomende vereisten inzake de
installatieplaats van de buitenunit in
koude klimaten
OPMERKING
Wanneer de unit wordt gebruikt bij lage
buitentemperaturen, moet u op de volgende punten letten.
▪ Installeer een geleideplaat op de luchtzijde van de buitenunit om
blootstelling aan de wind en sneeuw te voorkomen:
In streken met heftige sneeuwval is het belangrijk om een
installatieplaats te selecteren waar de sneeuw GEEN invloed heeft
op de unit. Wanneer de sneeuw zijwaarts kan vallen, zorg ervoor dat
de spoel van de warmtewisselaar NIET door de sneeuw gehinderd
kan worden. Indien nodig, monteer een afdakje tegen de sneeuw en
een voetstukje.
OPMERKING
Wanneer de unit bij een lage buitentemperatuur en een
hoge vochtigheidsgraad wordt gebruikt, neem dan
voorzorgsmaatregelen om de afvoeropeningen van de unit
vrij te houden.
Verwarmen:
a Werkingsbereik verwarmen
b Werkingsbereik
TAI Binnentemperatuur
TAO Buitentemperatuur
Als de unit 5 dagen in deze omgeving met een hoge
vochtigheidsgraad (>90%) moet werken, beveelt Daikin de
installatie van de optionele kit met een verwarmingslint
(EKBPH012TA of EKBPH020TA) aan om de
afvoeropeningen vrij te houden.
INFORMATIE
Raadpleeg uw dealer voor instructies voor de installatie
van de sneeuwbeschutting.
OPMERKING
Blokkeer de luchtstroom van de unit NIET wanneer u een
sneeuwbeschutting installeert.
De installateur en systeemdeskundige moeten de veiligheid
garanderen in geval van lekken in overeenstemming met de lokale
reglementeringen en normen. Bij gebrek aan lokale
reglementeringen, kunnen de volgende normen gelden.
Dit systeem werkt met R410A als koelmiddel. R410A is op zich een
volledig veilig, niet-toxisch en niet-brandbaar koelmiddel. Niettemin
moet de ruimte waarin het systeem wordt geïnstalleerd, groot
genoeg zijn. Dit verzekert dat het maximale concentratiepeil van
koelgas niet wordt overschreden, ingeval dat er een groot lek in het
systeem zou ontstaan, overeenkomstig de lokale reglementeringen
en normen ter zake.
Over het maximum concentratieniveau
De maximale hoeveelheid koelmiddel en de berekening van de
maximale koelmiddelconcentratie zijn rechtstreeks gerelateerd aan
de ruimte waarin personen verblijven en waarin het koelmiddel dus
zou kunnen lekken.
De meeteenheid van de concentratie is kg/m3 (het gewicht in kg van
het koelgas in een volume van 1m3 van de gebruikte ruimte).
De lokale reglementeringen en normen betreffende de maximaal
toelaatbare concentratie moeten worden nageleefd.
Volgens de Europese Norm terzake is de maximaal toelaatbare
concentratie van koelmiddel in een ruimte met mensen voor R410A
beperkt tot 0,44kg/m3.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
13
5 Voorbereiding
b
a
a
b
a Richting van de koelmiddelstroom
b Ruimte waarin zich een koelmiddellek heeft voorgedaan
(uitstromen van alle koelmiddel uit het systeem)
Let vooral op met plaatsen waar het koelgas kan blijven hangen,
zoals kelderverdiepingen enz., omdat koelgas zwaarder is dan lucht.
Controle van het maximum concentratieniveau
Controleer het maximale concentratiepeil zoals beschreven in de
onderstaande stappen 1 tot 4 en neem de nodige maatregelen om
eraan te voldoen.
1 Bereken de hoeveelheid koelmiddel (kg) in elk systeem
afzonderlijk.
FormuleA+B=C
AHoeveelheid koelmiddel in een systeem met
één unit (hoeveelheid koelmiddel waarmee
het systeem is gevuld voordat het de fabriek
verlaat)
BHoeveelheid extra koelmiddel (lokaal
bijgevulde hoeveelheid koelmiddel)
CTotale hoeveelheid koelmiddel (kg) in het
systeem
OPMERKING
Als één enkel koelmiddelsysteem in 2 volledig
onafhankelijke koelsystemen is opgedeeld, dient u de
hoeveelheid koelmiddel te gebruiken waarmee elk
afzonderlijk systeem is gevuld.
2 Bereken het volume van de ruimte (m3) waar de binnenunit is
geïnstalleerd. Bereken in de volgende gevallen het volume van
(D), (E) als één ruimte of als de kleinste ruimte.
DAls er geen kleinere opdelingen zijn van de ruimte:
3 Bereken de koelmiddeldichtheid aan de hand van de resultaten
van de berekeningen in stap 1 en 2 hiervoor. Als het resultaat
van de voorgaande berekening groter is dan de maximaal
toelaatbare concentratie, moet een ventilatieopening naar de
ruimte ernaast worden voorzien.
FormuleF/G≤H
FTotaal volume koelmiddel in het
koelmiddelsysteem
GVolume (in m3) van de kleinste ruimte met
een binnenunit
HMaximale concentratie (kg/m3)
4 Bereken de koelmiddeldichtheid met het volume van de ruimte
waar de binnenunit is geïnstalleerd en de ruimte ernaast.
Voorzie ventilatieopeningen in de deur van de ruimtes ernaast
tot de koelmiddeldichtheid kleiner is dan de maximaal
toelaatbare concentratie.
5.3De koelmiddelleidingen
voorbereiden
5.3.1Vereisten voor de koelmiddelleidingen
OPMERKING
Voor R410A-koelmiddel moeten strikte
voorzorgsmaatregelen worden genomen om het systeem
schoon, droog en afgedicht te houden.
▪ Schoon en droog: voorkom dat vreemd materiaal (zoals
minerale olie of vocht) in het systeem terechtkomt.
▪ Afgedicht: R410A bevat geen chloor en is niet
schadelijk voor de ozonlaag die de aarde tegen
schadelijke ultraviolette straling beschermt. Eventueel
vrijgekomen R410A kan bijdragen aan het
broeikaseffect. Om deze reden verdient de afdichting
van de installatie bijzondere aandacht.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten
geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur
gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor
koelmiddel.
▪ Gebruik enkel met fosforzuur gedeoxideerd naadloos koper.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m
bedragen.
▪ Hardingsgraad: gebruik leidingen van gehard staal in functie van
de leidingdiameter zoals aangegeven in de onderstaande tabel.
EAls de ruimte opgedeeld is, maar een opening
aanwezig is tussen de ruimten die voldoende groot is
om een vrije luchtcirculatie toe te laten.
a Opening tussen de ruimten. Als er een deur is, moet
de afmeting van de openingen boven en onder de deur
gelijkwaardig zijn aan 0,15% of meer van het
vloeroppervlak.
b Ruimteopdeling
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
14
Ø leidingHardheidsgraad van leidingmateriaal
≤15,9mmO (gegloeid)
≥19,1mm1/2H (halfhard)
▪ Alle leidinglengten en afstanden zijn nageleefd (zie "5.3.4Over de
leidinglengte"op pagina16).
5.3.2Leidingmaat selecteren
Bepaal de juiste maat aan de hand van de volgende tabellen en de
afbeelding (alleen als referentie).
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P561154-1 – 2018.09
5 Voorbereiding
C
A
B
DE
CC
E
a
b
x
y
43
12
a
e
b
c
d
▪ Stroomafwaartse capaciteit voor D=[capaciteitsindex van unit
1]+[capaciteitsindex van unit 2]
E: Leiding tussen koelmiddelaftakkit of BS-unit en
binnenunit
De leidingdiameter voor rechtstreekse aansluiting op de binnenunit
moet dezelfde zijn als de diameter voor de aansluitleiding van de
binnenunit (wanneer de binnenunit een VRV DX-binnenunit of
Hydrobox is).
1,2 VRVDX-binnenunit
3 BS-unit
4 VRV-binnenunit alleen koelen
A~E Leiding
a,b Binnenaftakkit
x,y Kit voor aansluiting van meerdere buitenunits
A, B, C: Leiding tussen buitenunit en (eerste)
koelmiddelaftakset
Kies uit de volgende tabel volgens het type van de totale capaciteit
van de stroomafwaarts aangesloten buitenunits.
Type capaciteit
buitenunit (HP)
5~89,519,115,9
109,522,219,1
1212,728,619,1
14~1612,728,622,2
1815,928,622,2
20~2215,928,628,6
2415,934,928,6
26~3419,134,928,6
3619,141,328,6
38~5419,141,334,9
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
VloeistofleidingAanzuiggasl
eiding
Hogedruk-/
lagedrukgasl
D: Leiding tussen koelmiddelaftakkits of
koelmiddelaftakkit en BS-unit
Kies uit de volgende tabel volgens het type van de totale capaciteit
van de stroomafwaarts aangesloten binnenunits. De diameter van
de aansluitleiding mag niet groter zijn dan die van de
koelmiddelleiding die is bepaald door de algemene modelnaam van
het systeem.
Capaciteitsindex
binnenunit
<1509,515,912,7
150≤x<20019,115,9
200≤x<29022,219,1
290≤x<42012,728,6
420≤x<64015,928,6
640≤x<92019,134,9
≥92041,3
Voorbeeld:
▪ Stroomafwaartse capaciteit voor E=[capaciteitsindex van unit 1]
▪ Zie de onderstaande tabel wanneer een grotere leidingmaat is
vereist.
a Buitenunit
b Hoofdleidingen
c Vergroten
d Eerste koelmiddelaftakkit
e Binnenunit
HP-klasseBuitendiameter vloeistofleiding (mm)
5~89,5 → 12,7
10
12+1412,7 → 15,9
16
18~2215,9 → 19,1
24
26~3419,1 → 22,2
36~54
▪ De wanddikte van de koelmiddelleidingen moet voldoen aan de
geldende wetgeving. De minimale wanddikte voor leidingen voor
R410A moet overeenstemmen met de waarden in de
onderstaande tabel.
Leidingdiameter (mm)Minimale dikte t (mm)
6,4/9,5/12,70,80
15,90,99
19,1/22,20,80
28,60,99
34,91,21
41,31,43
▪ Wanneer de vereiste leidingdiameters (inch-maten) niet
verkrijgbaar zijn, mag u ook andere diameters (mm-maten)
gebruiken; houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Neem de leidingdiameter die het dichtst bij de gevraagde
diameter ligt.
▪ Gebruik de gepaste adapterstukken voor de overgang van
leidingen met inch-maten naar leidingen met mm-maten (lokaal
te voorzien).
▪ Wijzig de berekening voor extra koelmiddel zoals beschreven in
"6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet
worden"op pagina29.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
Vergroot
15
5 Voorbereiding
5.3.3Koelmiddelaftaksets selecteren
Koelmiddel-refnets
Voor een voorbeeld met leidingen, zie "5.3.2 Leidingmaat
selecteren"op pagina14.
▪ Wanneer als eerste aftakking vanaf de kant van de buitenunit een
refnet-verbinding wordt gebruikt, kunt u deze kiezen uit de
volgende tabel volgens de capaciteit van de buitenunit (voorbeeld:
refnet-verbinding a).
Type capaciteit buitenunit (HP)3 leidingen
8+10KHRQ23M29T9
12~22KHRQ23M64T
24~54KHRQ23M75T
▪ Kies voor andere refnet-verbindingen dan de eerste aftakking
(bijvoorbeeld refnet-verbinding b) het juiste model aftakkit op basis
van de totale capaciteitsindex van alle binnenunits die na de
eerste koelmiddelaftakking zijn aangesloten.
Capaciteitsindex binnenunit3 leidingen
<200KHRQ23M20T
200≤x<290KHRQ23M29T9
290≤x<640KHRQ23M64T
≥640KHRQ23M75T
▪ Kies uit de volgende tabel volgens de totale capaciteit van alle
onder de refnet-verdeler aangesloten binnenunits.
Capaciteitsindex binnenunit3 leidingen
<200KHRQ23M29H
200≤x<290
290≤x<640KHRQ23M64H
(a)
≥640KHRQ23M75H
(a) Als de leidingmaat boven de refnet-verdeler Ø34,9 of
groter is, is KHRQ23M75H vereist.
INFORMATIE
Op een verdeler kunnen maximum 8 aftakkingen worden
aangesloten.
▪ Keuze van een leidingkit voor aansluiting van meerdere
buitenunits. Kies uit de volgende tabel volgens het aantal
buitenunits.
Aantal buitenunitsNaam aftakkit
2BHFQ23P907
3BHFQ23P1357
INFORMATIE
Verloopstukken of T-stukken zijn lokaal te voorzien.
OPMERKING
Koelmiddelaftaksets kunnen alleen worden gebruikt met
R410A.
5.3.4Over de leidinglengte
Zorg ervoor dat de lengte van de leidingen de maximaal toegestane
leidinglengte niet overschrijdt. Dit geldt ook voor het hoogteverschil
en de leidinglengte na de aftakking. In de hiernavolgende
hoofdstukken worden 6 gevallen beschreven ter illustratie van de
vereisten inzake de leidinglengte. Deze gevalllen bieden een
beschrijving van zowel standaard als niet-standaard combinaties van
buitenunits met VRV DX-binnenunits, Hydrobox-units en/of
luchtbehandelingsunits (AHU).
Definities
TermDefinitie
Reële leidinglengteLeidinglengte tussen buiten- en
binnenunits
Equivalente leidinglengteLeidinglengte tussen buiten- en
binnenunits, inclusief de
equivalente lengte van de
leidingaccessoires
Totale leidinglengteTotale leidinglengte, van de
buitenunit naar alle binnenunits
Equivalente lengte van de leidingaccessoires
AccessoireEquivalente lengte
Refnet-verbinding0,5m
Refnet-verdeler1m
Enkelvoudige BS1Q100~1604m
Enkelvoudige BS1Q256m
Multi-BS4~16Q144m
Toegestaan hoogteverschil
TermDefinitieHoogteverschil (m)
H1Hoogteverschil
50/40
(b)
tussen buiten- en
binnenunits
H2Hoogteverschil
tussen binnenunits
H3Hoogteverschil
30
15
(a)
5
tussen buitenunits
H4Hoogteverschil
5
tussen EKEXV‑kits
en AHU-units.
(a) Als enkelvoudige buitenunits of standaard multi-
buitenunitcombinaties >20HP op alleen VRV DXbinnenunits worden aangesloten, dan mag het
hoogteverschil tussen binnenunits (=H2) worden verhoogd
van 15 naar 30m. Dit beperkt evenwel de maximaal
toegestane lengte van de langste leiding (zie "Aansluiting
met alleen VRV DX-binnenunits"op pagina17).
(b) Het toegestane hoogteverschil bedraagt 50m wanneer de
buitenunit hoger dan de binnenunit staat, en 40m wanneer
de buitenunit lager dan de binnenunit staat. Als uitsluitend
VRV DX-binnenunits worden gebruikt, mag het toegestane
hoogteverschil tussen buiten- en binnenunits worden
uitgebreid tot 90m, zonder gebruik van een extra optiekit.
Controleer in dat geval of alle onderstaande voorwaarden
vervuld zijn:
AlsDan
De buitenunit staat hoger dan de
binnenunits
▪ Minimum aansluitverhouding:
80%
▪ Gebruik een grotere
leidingmaat voor de
vloeistofleiding (zie
"5.3.2Leidingmaat
selecteren" op pagina 14 voor
meer informatie)
▪ Activeer de instelling van de
buitenunit. Raadpleeg de
servicehandleiding voor meer
informatie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
16
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P561154-1 – 2018.09
5 Voorbereiding
H3
15
H1
H2
32
4
a
bb
c
d
e
e
H3
12
H1
H2
35
4
a
b
b
c
d
e
AlsDan
De buitenunit staat lager dan de
binnenunits
▪ De minimum
aansluitverhouding hangt af
van het hoogteverschil tussen
de buiten- en binnenunits:
▪ 40~60m: 80%
▪ 60~65m: 90%
▪ 65~80m: 100%
▪ 80~90m: 110%
▪ Gebruik een grotere
leidingmaat voor de
vloeistofleiding (zie
"5.3.2Leidingmaat
selecteren" op pagina 14 voor
meer informatie)
▪ Activeer de instelling van de
buitenunit. Raadpleeg de
servicehandleiding voor meer
informatie.
▪ Geen technische koeling
5.3.5Enkelvoudige buitenunits en standaard
combinaties met meerdere buitenunits
>20 HP
Aansluiting met alleen VRV DX-binnenunits
LeidingMaximumlengte (reëel/
equivalent)
In het geval van een installatie
10m/13m
met meerdere buitenunits:
langste leiding van de buitenunit
naar de laatste leidingaftakking
voor meerdere buitenunits (4)
Totale leidinglengte1000m/—
(a) Als de equivalente leidinglengte meer dan 90m bedraagt,
moet u voor de hoofdvloeistofleiding met een grotere
leidingmaat werken (zie "5.3.2Leidingmaat selecteren"op
pagina14).
(b) Als het hoogteverschil tussen binnenunits (=H2) tussen 15
en 30m bedraagt, dan is de maximaal toegestane lengte
van de langste leiding beperkt tot 120/165m (effectief/
equivalent).
(c) Een verlenging tot 90m is mogelijk als alle onderstaande
voorwaarden vervuld zijn:
1In het geval van BS1Q-units is de leidinglengte tussen alle
binnenunits en de dichtstbij gelegen aftakkit ≤40m.
2In het geval van multi-BS-units is de leidinglengte tussen alle
binnenunits en de multi-BS-unit ≤40m.
3Tussen de eerste en de laatste aftakkit moet een grotere
leidingmaat worden genomen. In tegenstelling tot multi-BSunits, worden BS1Q-units NIET als aftakkits beschouwd. Indien
de vergrote leidingmaat groter is dan de leidingmaat van de
hoofdleiding, vergroot dan ook de maat van de hoofdleiding.
4Verdubbel na het vergroten van de vloeistofleiding (vorige
voorwaarde) de lengte in de berekening van de totale
leidinglengte. De totale leidinglengte moet binnen de
beperkingen vallen.
5Het verschil in leidinglengte tussen de dichtstbij gelegen
binnenunit tot de buitenunit en de verst gelegen binnenunit tot
de buitenunit is ≤40m.
a Buitenunit
b VRV DX-binnenunit
c Multi-BS-unit
d BS-unit
e VRV DX-binnenunit
LeidingMaximumlengte (reëel/
Langste leiding van de buitenunit
of de laatste leidingaftakking voor
meerdere buitenunits (1+2, 1+3,
1+5)
Aansluiting met VRV DX-binnenunits en Hydroboxunits
(a)
(b)
(c)
a Buitenunit
b VRV DX-binnenunit
c Multi-BS-unit
d LT Hydrobox-unit
e HT Hydrobox-unit
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
17
5 Voorbereiding
H3
12
H1
H2
H4
3
4
a
b
b
b
c
d
e
d
e
f
f
5
H3
15
H1
H2
32
4
a
bb
c
d
e
e
LeidingMaximumlengte (reëel/
equivalent)
Langste leiding van de buitenunit
135m/160m
of de laatste leidingaftakking voor
meerdere buitenunits (1+2, 1+3,
1+5)
Langste leiding na de eerste
40m
aftakking (2, 3, 5)
In het geval van een installatie
10m/13m
met meerdere buitenunits:
langste leiding van de buitenunit
naar de laatste leidingaftakking
voor meerdere buitenunits (4)
Totale leidinglengte300m/600m
(a) Als de equivalente leidinglengte meer dan 90m bedraagt,
moet u voor de hoofdvloeistofleiding met een grotere
leidingmaat werken (zie "5.3.2Leidingmaat selecteren"op
pagina14).
(b) In dit geval zijn dit beide reële leidinglengtes: buitenunits
≤20HP / buitenunits >20HP.
Aansluiting met VRV DX-binnenunits en
luchtbehandelingsunits
LeidingMaximumlengte (reëel/
equivalent)
(a)
In het geval van een installatie
10m/13m
met meerdere buitenunits:
langste leiding van de buitenunit
naar de laatste leidingaftakking
voor meerdere buitenunits (4)
Totale leidinglengte1000m/—
(a) Als de equivalente leidinglengte meer dan 90m bedraagt,
moet u voor de hoofdvloeistofleiding met een grotere
leidingmaat werken (zie "5.3.2Leidingmaat selecteren"op
pagina14).
(b)
5.3.6Standaard combinaties met meerdere
buitenunits ≤20 HP en vrije combinaties
met meerdere buitenunits
Aansluiting met alleen VRV DX-binnenunits
a Buitenunit
b VRV DX-binnenunit
c Multi-BS-unit
d BS-unit
e EKEXV-kit
f AHU
LeidingMaximumlengte (reëel/
Langste leiding van de buitenunit
of de laatste leidingaftakking voor
meerdere buitenunits (1+2, 1+3,
1+5)
Langste leiding na de eerste
aftakking (2, 3, 5)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
18
equivalent)
165m/190m
40m/—
a Buitenunit
b VRV DX-binnenunit
c Multi-BS-unit
d BS-unit
e VRV DX-binnenunit
LeidingMaximumlengte (reëel/
equivalent)
Langste leiding van de buitenunit
135m/160m
(a)
of de laatste leidingaftakking voor
meerdere buitenunits (1+2, 1+3,
1+5)
Langste leiding na de eerste
40m/—
(b)
aftakking (2, 3, 5)
In het geval van een installatie
10m/13m
met meerdere buitenunits:
langste leiding van de buitenunit
(a)
naar de laatste leidingaftakking
voor meerdere buitenunits (4)
Totale leidinglengte500m/—
(a) Als de equivalente leidinglengte meer dan 90m bedraagt,
moet u voor de hoofdvloeistofleiding met een grotere
leidingmaat werken (zie "5.3.2Leidingmaat selecteren"op
pagina14).
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P561154-1 – 2018.09
5 Voorbereiding
H3
12
H1
H2
35
4
a
b
b
c
d
e
H3
12
H1
H2
H4
3
4
a
b
b
b
c
d
e
d
e
f
f
5
(b) Een verlenging tot 90m is mogelijk als alle onderstaande
voorwaarden vervuld zijn:
1In het geval van BS1Q-units is de leidinglengte tussen alle
binnenunits en de dichtstbij gelegen aftakkit ≤40m.
2In het geval van multi-BS-units is de leidinglengte tussen alle
binnenunits en de multi-BS-unit ≤40m.
3Tussen de eerste en de laatste aftakkit moet een grotere
leidingmaat worden genomen. In tegenstelling tot multi-BSunits, worden BS1Q-units NIET als aftakkits beschouwd. Indien
de vergrote leidingmaat groter is dan de leidingmaat van de
hoofdleiding, vergroot dan ook de maat van de hoofdleiding.
4Verdubbel na het vergroten van de vloeistofleiding (vorige
voorwaarde) de lengte in de berekening van de totale
leidinglengte. De totale leidinglengte moet binnen de
beperkingen vallen.
5Het verschil in leidinglengte tussen de dichtstbij gelegen
binnenunit tot de buitenunit en de verst gelegen binnenunit tot
de buitenunit is ≤40m.
Aansluiting met VRV DX-binnenunits en Hydroboxunits
(b) In dit geval zijn dit beide reële leidinglengtes: buitenunits
≤20HP / buitenunits >20HP.
Aansluiting met VRV DX-binnenunits en
luchtbehandelingsunits
a Buitenunit
b VRV DX-binnenunit
c Multi-BS-unit
d LT Hydrobox-unit
e HT Hydrobox-unit
LeidingMaximumlengte (reëel/
Langste leiding van de buitenunit
of de laatste leidingaftakking voor
meerdere buitenunits (1+2, 1+3,
1+5)
Langste leiding na de eerste
aftakking (2, 3, 5)
In het geval van een installatie
met meerdere buitenunits:
langste leiding van de buitenunit
naar de laatste leidingaftakking
voor meerdere buitenunits (4)
(a) Als de equivalente leidinglengte meer dan 90m bedraagt,
moet u voor de hoofdvloeistofleiding met een grotere
leidingmaat werken (zie "5.3.2Leidingmaat selecteren"op
pagina14).
equivalent)
135m/160m
40m/—
10m/13m
a Buitenunit
b VRV DX-binnenunit
c Multi-BS-unit
d BS-unit
e EKEXV-kit
f AHU
LeidingMaximumlengte (reëel/
equivalent)
Langste leiding van de buitenunit
135m/160m
(a)
of de laatste leidingaftakking voor
meerdere buitenunits (1+2, 1+3,
1+5)
Langste leiding na de eerste
40m/—
aftakking (2, 3, 5)
In het geval van een installatie
10m/13m
met meerdere buitenunits:
langste leiding van de buitenunit
naar de laatste leidingaftakking
voor meerdere buitenunits (4)
(a)
Totale leidinglengte500m/—
(a) Als de equivalente leidinglengte meer dan 90m bedraagt,
moet u voor de hoofdvloeistofleiding met een grotere
leidingmaat werken (zie "5.3.2Leidingmaat selecteren"op
pagina14).
5.3.7Meerdere buitenunits: Mogelijke lay-outs
▪ De leidingen tussen de buitenunits moeten waterpas of licht
oplopend worden aangelegd om te voorkomen dat olie in de
leidingen blijft staan.
(b)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
19
5 Voorbereiding
a
b
b
a
b
a
a
b
a
b
b
a
a
a
bbb
a
bbb
a
b
a
b
a
b
a
a
a
≥200 mm
a
b
≤2 m
a
≤2 m≤2 m
≥200 mm
≥200 mm
b
>2 m>2 m
ABC
a bc
Patroon 1
a Naar binnenunit
b Leiding tussen buitenunits
X Niet toegelaten (olie blijft achter in de leiding)
O Toegelaten
Patroon 2
▪ Sluit de afsluiter en de leiding tussen buitenunits altijd aan zoals in
de 4 juiste mogelijkheden van de onderstaande afbeelding om te
voorkomen dat olie bij de verstgelegen buitenunit blijft staan.
AlsDan
>2m
a Naar binnenunit
b Leiding tussen buitenunits
OPMERKING
Bij een systeem met meerdere buitenunits gelden voor de
installatie beperkingen op de volgorde van de
aansluitingen van de koelmiddelleiding tussen buitenunits.
Installeer volgens de volgende beperkingen. De capaciteit
van buitenunits A, B, en C moet voldoen aan de volgende
beperkingen: A≥B≥C.
a Naar binnenunits
b Leidingkit voor aansluiting van meerdere buitenunits
(eerste aftakking)
c Leidingkit voor aansluiting van meerdere buitenunits
(tweede aftakking)
a Naar binnenunit
b Olie hoopt zich op bij de verstgelegen buitenunit wanneer
het systeem stopt
X Niet toegelaten
O Toegelaten
▪ Als de leidinglengte tussen de buitenunits langer dan 2 m is,
moeten de aanzuiggasleiding en de hogedruk-/lagedrukgasleiding
200mm of meer oplopen op een lengte van 2m vanaf de set.
AlsDan
≤2m
5.4De elektrische bedrading
voorbereiden
5.4.1Over het voorbereiden van de elektrische
bedrading
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe
randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde.
▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen
van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand
veroorzaken.
▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties
en kan ongevallen veroorzaken.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
20
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P561154-1 – 2018.09
5 Voorbereiding
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading MOET door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en MOET voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading.
▪ Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies MOETEN voldoen aan de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
De back-upverwarming MOET een speciale voeding
hebben en MOET beschermd worden door de
beveiligingsinrichtingen vereist door de geldende
wetgeving.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als
stroomtoevoerkabel.
5.4.2Over het voldoen aan de normen inzake
elektriciteit
Deze apparatuur is conform met:
▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑11 op
Norm die de beperkingen vastlegt voor
spanningsveranderingen, spanningsschommelingen en
flikkeren in openbare laagspanningssystemen voor apparatuur
met een nominale stroom ≤75A.
▪ Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur of
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig
in overleg met de distributienetwerkbeheerder, dat de
apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een
systeemimpedantie Z
kleiner dan of gelijk aan Z
sys
▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑12 op
voorwaarde dat de systeemimpedantie Ssc groter dan of gelijk aan
Ssc is op het interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker en
het openbare systeem.
die de grenzen vastlegt inzake harmonische stromen
geproduceerd door apparatuur aangesloten op openbare
laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16 A en
≤75A per fase.
▪ Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur of de
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig
in overleg met de distributienetwerkbeheerder, dat de
apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een
kortsluitvermogen Ssc dat groter dan of gelijk is aan de minimum
Ssc-waarde.
Enkele buitenunit
ModelZ
REMQ5—2893
REYQ8—2893
REYQ10—3954
REYQ12—4313
REYQ14—4852
REYQ16—5391
REYQ18—6289
REYQ20—7009
kleiner dan of gelijk
sys
.
max
(Ω)Minimum Ssc-
max
waarde (kVA)
Meerdere buitenunits
ModelZ
(Ω)Minimum Ssc-
max
waarde (kVA)
REYQ10—5786
REYQ13—5786
REYQ16—5786
REYQ18—6846
REYQ20—7206
REYQ22—8266
REYQ24—8284
REYQ26—9165
REYQ28—9704
REYQ30—10602
REYQ32—10781
REYQ34—11680
REYQ36—12399
REYQ38—13495
REYQ40—14556
REYQ42—14735
REYQ44—15094
REYQ46—15634
REYQ48—16172
REYQ50—17071
REYQ52—17969
REYQ54—18868
INFORMATIE
Multi-units zijn standaardcombinaties.
5.4.3Vereisten voor beveiligingen
De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste
beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering
op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende
wetgeving.
Voor standaardcombinaties
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de
geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande
tabel.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
21
6 Installatie
14×14×
5~12 HP14~20 HP
Meerdere buitenunits
ModelMinimum
circuitampèr
e
REYQ1030,0A40A
REYQ1330,0A40A
REYQ1630,0A40A
REYQ1837,0A50A
REYQ2039,0A50A
REYQ2246,0A63A
REYQ2446,0A63A
REYQ2651,0A63A
REYQ2855,0A63A
REYQ3059,0A80A
REYQ3262,0A80A
REYQ3466,0A80A
REYQ3670,0A80A
REYQ3874,0A100A
REYQ4081,0A100A
REYQ4284,0A100A
REYQ4486,0A100A
REYQ4689,0A100A
REYQ4893,0A125A
REYQ5097,0A125A
REYQ52101,0A125A
REYQ54105,0A125A
Aanbevolen
zekeringen
6Installatie
6.1Overzicht: Installatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en
weten om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
Een typische installatie bestaat uit de volgende stappen:
1Units openen
2Buitenunit monteren
3Koelmiddelleiding aansluiten
4Koelmiddelleiding controleren
5Koelmiddelleiding isoleren
6Koelmiddel bijvullen
7Elektrische bedrading aansluiten
6.2De units openen
6.2.1De buitenunit openen
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Open de voorpanelen als volgt voor toegang tot de unit:
Voor alle modellen:
▪ Fase en frequentie: 3N~50Hz
▪ Spanning: 380~415V
▪ Doorsnede transmissiekabels: 0,75~1,25mm2, maximum lengte is
1000m. Als de totale transmissiebedrading buiten deze waarden
valt, kan het een communicatiestoring veroorzaken.
Voor andere combinaties dan de standaard
Bereken de aanbevolen capaciteit van de zekering.
FormuleTel de minimum circuitampère van elke gebruikte unit
Voorbeeld Combinatie van de REYQ30 met behulp van de
op (zie de tabel hiervoor), vermenigvuldig het resultaat
met 1,1 en selecteer de volgende hogere aanbevolen
capaciteit van de zekeringen.
REYQ8, REYQ10, en REYQ12.
▪ Minimum circuitampère van de REYQ8=16.1A
▪ Minimum circuitampère van de REYQ10=22.0A
▪ Minimum circuitampère van de REYQ12=24.0A
Hieruit volgt dat de minimum circuitampère van de
REYQ30=16,1+22,0+24,0=62,1A
Vermenigvuldig het bovenstaande resultaat met 1,1 ⇒
(62,1A×1,1)=68,3A, zodat de aanbevolen capaciteit
van de zekering 80A is.
OPMERKING
Gebruik in geval van stroomonderbrekers met activering
door reststroom alleen die van het snelle type met een
nominale stroomsterkte van 300 mA.
Wanneer de voorpanelen open zijn, is de elektrische
componentenkast toegankelijk. Zie "6.2.2Elektrische
componentenkast van de buitenunit openen"op pagina22.
Voor servicewerkzaamheden is toegang tot de drukknoppen op de
hoofdprintplaat vereist. Het deksel van de elektrische
componentenkast moet niet worden geopend om toegang te krijgen
tot deze drukknoppen. Zie "7.2.3Toegang tot de componenten voor
lokale instellingen"op pagina40.
6.2.2Elektrische componentenkast van de
buitenunit openen
OPMERKING
Forceer het deksel van de elektronische componentenkast
NIET wanneer u het opent. Anders kunt u het deksel
vervormen, waardoor er water in de kast kan
binnendringen en de apparatuur onklaar geraakt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
22
REYQ8~20+REMQ5U7Y1B
VRV IV+ warmteterugwinning
4P561154-1 – 2018.09
5~12 HP
2×
SW8
14~20 HP
6×
SW8
OPMERKING
a
b
c
d
e
≥100 mm
≥100 mm
*
729
≤613
≥929
≥AB
AA
a
(mm)
20 mm
a
Let er bij het sluiten van het deksel van de elektronische
componentenkast op dat de afdichting onderaan de
achterkant van het deksel NIET vast komt te zitten en naar
binnen wordt geplooid.
6 Installatie
▪ De voorkeurinstallatie is op een stevige lange fundering (stalen
balkframe of beton). De fundering moet groter zijn dan het in het
grijs aangegeven deel.
Minimumfundering
a Ankerpunt (4×)
HPAAAB
5~12766992
14~2010761302
▪ Maak de unit vast met behulp van de vier M12-funderingsbouten.
De beste manier is om de funderingsbouten in te schroeven tot ze
nog 20 mm boven het oppervlak van de fundering uitsteken.
a Deksel elektrische componentenkast
b Voorkant
c Klemmenstrook voeding
d Afdichtingsmateriaal
e Vocht en vuil kan binnendringen
X Niet toegelaten
O Toegelaten
6.3De buitenunit monteren
6.3.1De installatiestructuur voorzien
Zorg ervoor dat de unit waterpas staat op een voldoende stevige
ondergrond om trillingen en lawaai te voorkomen.
OPMERKING
▪ Ondersteun NIET alleen de hoeken van de unit
wanneer de installatiehoogte moet worden verhoogd.
▪ Steunen onder de unit moeten minstens 100mm breed
zijn.
OPMERKING
▪ Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om
overtollig water rond de unit af te voeren. Bij
verwarmen bij buitentemperaturen onder nul zal het
afgevoerde water van de buitenunit bevriezen. Als u
geen maatregelen neemt voor de afvoer van het water,
kan het heel glad worden rondom de unit.
▪ Wanneer u de unit in een corrosieve omgeving
installeert, moet u een moer met een plastic vulring (a)
gebruiken om de moer te beschermen tegen roest.
6.4Koelmiddelleidingen aansluiten
6.4.1Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van koelmiddelleidingen
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen
voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt
EN378 als de van toepassing zijnde norm.
X Niet toegelaten
O Toegelaten (* = voorkeurinstallatie)
▪ De hoogte van de fundering moet minstens 150 mm vanaf de
vloer zijn. In gebieden waar veel sneeuw valt moet de unit hoger
worden geïnstalleerd, afhankelijk van de installatieplaats en de
omstandigheden.