1.1Over dit document..........................................................................................................................................................4
2 Algemene veiligheidsmaatregelen5
2.1Over de documentatie....................................................................................................................................................5
2.1.1Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ..........................................................................................5
2.2Voor de installateur ........................................................................................................................................................6
2.2.2Plaats van installatie .......................................................................................................................................7
2.2.3Koelmiddel — in geval van R410A of R32 ......................................................................................................8
3 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur12
3.1Instructies voor apparatuur met R32-koelmiddel.......................................................................................................... 14
3.1.1Vereisten voor de installatieruimte ............................................................................................................... 15
4.2Instructies voor veilig gebruik......................................................................................................................................... 18
5.2Informatievereisten voor ventilator-convectoren ......................................................................................................... 24
8.3Gebruik van het systeem ................................................................................................................................................ 29
9 Energie besparen en optimale werking30
10 Onderhoud en service31
10.1Voorzorgsmaatregelen voor onderhoud en service ...................................................................................................... 31
10.2Luchtfilter, aanzuigrooster, luchtuitblaas en buitenpanelen reinigen .......................................................................... 32
10.2.3Luchtuitblaas en buitenpanelen reinigen ...................................................................................................... 34
10.3Onderhoud voor een lange periode van stilstand ......................................................................................................... 35
10.4Onderhoud na een lange periode van stilstand............................................................................................................. 35
10.5Over het koelmiddel ....................................................................................................................................................... 35
10.5.1Over de koelmiddelleksensor ......................................................................................................................... 36
11 Opsporen en verhelpen van storingen38
11.1Symptomen die geen storingen van het systeem zijn ................................................................................................... 39
11.1.1Symptoom: Het systeem werkt niet .............................................................................................................. 39
11.1.2Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt niet overeen met de instelling ..................................................... 39
11.1.3Symptoom: De luchtstroomrichting stemt niet overeen met de instelling .................................................. 40
11.1.4Symptoom: Uit het toestel komt witte rook (binnenunit) ............................................................................ 40
11.1.5Symptoom: Uit het toestel komt witte rook (binnenunit, buitenunit) ......................................................... 40
11.1.6Symptoom: Op de gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de unit stopt, en start weer na enkele
11.1.7Symptoom: De airconditioners maken lawaai (binnenunit).......................................................................... 40
11.1.8Symptoom: De airconditioners maken lawaai (binnenunit, buitenunit)....................................................... 40
11.1.9Symptoom: Er komt stof uit de unit............................................................................................................... 40
11.1.10 Symptoom: De units geven een geur af......................................................................................................... 41
12 Verplaatsen42
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
2
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
Inhoudsopgave
13 Als afval verwijderen43
Voor de installateur44
14 Over de doos45
14.1Overzicht: Over de doos ................................................................................................................................................. 45
14.2.1Uitpakken en omgaan met de unit ................................................................................................................ 45
14.2.2Toebehoren uit de binnenunit verwijderen................................................................................................... 46
15.2Over de binnenunit ......................................................................................................................................................... 47
15.4Units en opties combineren ........................................................................................................................................... 48
15.4.1Mogelijke opties voor de binnenunit ............................................................................................................. 48
16.2.1Richtlijnen bij de installatie van de binnenunit.............................................................................................. 52
16.2.2Richtlijnen bij de installatie van de afvoerleiding .......................................................................................... 55
17.1.1Vereisten voor de koelmiddelleidingen ......................................................................................................... 58
17.2.1Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen .......................................................................................... 59
17.2.2Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen ............................................................. 60
17.2.3Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen ................................................................................. 61
17.2.4Richtlijnen voor het buigen van leidingen ..................................................................................................... 61
17.2.5Het uiteinde van een buis verbreden ............................................................................................................ 61
17.2.6De koelmiddelleidingen op binnenunit aansluiten ........................................................................................ 62
18 Elektrische installatie64
18.1Over het aansluiten van de elektrische bedrading ........................................................................................................ 64
18.1.1Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van elektrische bedrading........................................................... 64
18.1.2Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische bedrading ...................................................................... 65
18.1.3Specificaties van de standaardcomponenten van de bedrading .................................................................. 66
18.2Elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit ...................................................................................................... 67
19.2Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling ............................................................................................................... 69
19.3Checklist voor de inbedrijfstelling .................................................................................................................................. 70
22.1Problemen op basis van storingscodes oplossen........................................................................................................... 76
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
3
1 | Over de documentatie
1 Over de documentatie
1.1 Over dit document
Bedoeld publiek
Erkende installateurs + eindgebruikers
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld voor gebruik door expert of opgeleide gebruikers in winkels,
lichte industrie en op boerderijen, of voor commercieel gebruik door nietdeskundigen.
WAARSCHUWING
De installatie, service, onderhoud, reparaties en gebruikte materialen moeten
overeenstemmen met de instructies van Daikin en daarnaast ook met de geldende
wetgeving en mogen alleen door bevoegde personen worden uitgevoerd. In Europa
en gebieden waar de IEC-normen gelden, is EN/IEC 60335-2-40 de toepasselijke
norm.
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de veiligheid:
- Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie
- Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
▪ Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing binnenunit:
- Instructies voor installatie en gebruik
- Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:
- Voorbereiding van de installatie, goede praktijken, referentiegegevens,…
- Gedetailleerde stap per stap instructies en achtergrondinformatie voor basis-
en gevorderd gebruik
- Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/support-and-
manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale
Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn
vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar op de regionale
Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op het Daikin
Business Portal (authenticatie vereist).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
4
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
2 | Algemene veiligheidsmaatregelen
2 Algemene veiligheidsmaatregelen
2.1 Over de documentatie
▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen
zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer belangrijke punten en
dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en alle in de installatiehandleiding en de
uitgebreide handleiding voor de installateur beschreven handelingen MOETEN
door een erkende installateur worden uitgevoerd.
2.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen
GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OP BRANDWONDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge
of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen
hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen
hebben.
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen
berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
Symbolen gebruikt op de unit:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5
2 | Algemene veiligheidsmaatregelen
SymboolVerklaring
Symbolen gebruikt in de documentatie:
SymboolVerklaring
Lees de montagehandleiding, de gebruiksaanwijzing en het
instructievel voor de bedrading alvorens te beginnen met de
installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds- en
servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
De unit bevat draaiende onderdelen. Wees voorzichtig bij
servicewerkzaamheden of inspectie van de unit.
Geeft de titel van een afbeelding of een verwijzing ernaar
aan.
Voorbeeld: " 1–3 Titel afbeelding" betekent "Afbeelding 3
in hoofdstuk 1".
Geeft de titel van een tabel of een verwijzing ernaar aan.
2.2 Voor de installateur
2.2.1 Algemeenheden
Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, neem contact
op met uw dealer.
Voorbeeld: " 1–3 Titel tabel" betekent "Tabel 3 in
hoofdstuk 1".
GEVAAR: RISICO OP BRANDWONDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN koelmiddelleidingen, waterleidingen of
interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om
terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken,
draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan
elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of
uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en
uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden,
voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikindocumentatie).
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
2 | Algemene veiligheidsmaatregelen
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende
handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of
onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen
in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als
schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische
onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
VOORZICHTIG
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het product een logboek
te voorzien met minstens: informatie over onderhoud, reparaties, resultaten van
tests, periodes van stand-by, …
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijke plaats bij het
product:
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen
▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts om onderhoud
te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.
2.2.2 Plaats van installatie
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is tegen het
gewicht en de trillingen van de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om
waterinsijpeling te voorkomen.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
7
2 | Algemene veiligheidsmaatregelen
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische golven uitzenden.
Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem storen, waardoor de
apparatuur slecht kan werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare gassen (zoals
verdunners of benzine), koolstofvezels, ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas) geproduceerd wordt.
Corrosie aan de koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn
dat koelmiddel gaat lekken.
2.2.3 Koelmiddel — in geval van R410A of R32
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of
de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende
wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET worden belast.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal
toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Verlucht de ruimte
onmiddellijk als er koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Een te hoge concentratie aan koelmiddel in een afgesloten ruimte kan een
zuurstofgebrek veroorzaken.
▪ Giftige gassen kunnen vrijkomen wanneer het koelgas in contact komt met vuur.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil afpompen en er zit een lek in
het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de unit die al het koelmiddel
uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding
en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor
terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de compressor van de unit NIET
moet draaien.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
8
WAARSCHUWING
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik
een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik
stikstof om een gaslektest uit te voeren.
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
2 | Algemene veiligheidsmaatregelen
OPMERKING
▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om te voorkomen dat de
compressor defect geraakt.
▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden geopend, MOET het koelmiddel
worden behandeld zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas
koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een
vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en ontploffing van de compressor omdat er
zuurstof in de compressor terechtkomt terwijl deze aan het werken is.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer deze gevuld moet worden. Daarop staan
het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige systemen moeten,
afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel
worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort koelmiddel
bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te
beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
AlsDan
Er is een sifonbuis
Vul bij met rechtopstaande fles.
(d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles moeten
staan)
Er is GEEN sifonbuisVul bij met de ondersteboven staande
fles.
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in gasvormige fase
toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of wanneer u even pauzeert, moet
u de kraan van het koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klep NIET
onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddel worden bijgevuld door de
resterende druk. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
9
2 | Algemene veiligheidsmaatregelen
2.2.4 Elektrisch
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel de elektrische voeding volledig UIT vooraleer u het deksel van de
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 10 minuten uit en meet de spanning
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te
schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze
schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact
van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de
overspanning-categorie-III-specificatie wanneer hij open staat.
schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen
aanraakt.
aan de aansluitklemmen van de condensatoren van de hoofdkring of elektrische
onderdelen vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET minder dan
50 VDC zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het
bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het product meegeleverd
bedradingsschema worden uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer of ze NIET met leidingen of
scherpe randen in contact (kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt
uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET via een nutsleiding, een
piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding
kan een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik NOOIT een elektrische
voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat het gevaar dat iemand een
elektrische schok krijgt of dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of deze met de inverter
compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
VOORZICHTIG
▪ Bij het aansluiten van de voeding: sluit eerst de aardingskabel aan vóór de
stroomvoerende draden worden aangesloten.
▪ Bij het losmaken van de voeding: maak eerst de stroomvoerende draden los vóór
de aarding wordt losgemaakt.
▪ De lengte van de geleiders tussen de trekontlasting van de voedingskabel en de
klemmenstrook moet zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strak zitten
vóór de aardingsgeleider voor het geval dat de voedingskabel wordt losgetrokken
van de trekontlasting.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
10
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
2 | Algemene veiligheidsmaatregelen
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op de klemmenstrook voor de
voeding (speling in de voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte, volgt u de aanwijzingen in de
bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze stevig aan, borg ze
vervolgens zodat er van buiten geen druk op het klemmenbord kan worden
uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het vastdraaien van de schroeven
van de klemmen. Met een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de
schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt u ze breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 m afstand van televisietoestellen en
radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat
een afstand van 1m soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle elektrische onderdelen en
aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een
AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat
aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een
beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te
laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
11
3 | Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur
3 Specifieke veiligheidsinstructies voor de
installateur
Leef altijd de volgende veiligheidsinstructies en voorschriften na.
Algemeen
WAARSCHUWING
De installatie, service, onderhoud, reparaties en gebruikte materialen moeten
overeenstemmen met de instructies van Daikin en daarnaast ook met de geldende
wetgeving en mogen alleen door bevoegde personen worden uitgevoerd. In Europa
en gebieden waar de IEC-normen gelden, is EN/IEC 60335-2-40 de toepasselijke
norm.
Installatieplaats (zie
"16.1Installatieplaats voorbereiden"[450]
WAARSCHUWING
Het toestel wordt opgeslagen in een ruimte zonder ontstekingsbronnen die
voortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, een draaiend gastoestel of een
draaiende elektrische verwarming).
VOORZICHTIG
Toestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het op een beveiligde plaats die
niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units, binnen- en buitenunit, zijn zowel geschikt voor commerciële als
kleinindustriële toepassingen.
Installatie van de koelmiddelleidingen (zie
leidingen"[458]
)
VOORZICHTIG
▪ Gebruik GEEN minerale olie op het verbreed uiteinde van de koelmiddelleiding.
▪ Gebruik NIET opnieuw een leiding afkomstig van vorige installaties.
▪ Installeer NOOIT een droger op deze R32-unit om zijn levensduur te kunnen
garanderen. Het droogmateriaal kan oplossen en het systeem beschadigen.
)
"17Installatie van de
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
12
VOORZICHTIG
▪ Een onvolledige verbreding kan lekken van koelgas veroorzaken.
▪ Gebruik getrompte buizen NIET opnieuw. Gebruik nieuwe getrompte buizen om
ervoor te zorgen dat geen koelgas kan lekken.
▪ Gebruik de getrompte moeren die bij de unit werden meegeleverd. Andere
getrompte moeren gebruiken kan koelgaslekken veroorzaken.
VOORZICHTIG
Installeer koelmiddelleidingen of componenten zo dat ze niet worden blootgesteld
aan stoffen die componenten met koelmiddel kunnen corroderen, tenzij de
componenten gemaakt zijn van een materiaal dat inherent bestand is tegen corrosie
of beschermd is tegen corrosie.
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
3 | Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur
Elektrische installatie (zie
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde nulfase heeft, Kan de
apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via een nutsleiding, een
piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding
kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders, zodat deze NIET in contact
kan komen met scherpe randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde.
▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten geleiders, geen verlengkabels
en geen aansluitingen van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand veroorzaken.
▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat deze unit een inverter
bevat. Een fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties en kan
ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading MOET door een erkende elektricien uitgevoerd worden en MOET
voldoen aan de geldende wetgeving.
▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde bedrading.
▪ Alle op de site geleverde componenten en alle elektrische constructies MOETEN
voldoen aan de geldende wetgeving.
"18Elektrische installatie"[464]
)
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als stroomtoevoerkabel.
WAARSCHUWING
Gebruik een alpolige schakelaar met een contactscheiding van minstens 3 mm om
het contact volledig te verbreken onder overspanningscategorie III.
WAARSCHUWING
Als het netsnoer beschadigd is, MOET de fabrikant, zijn vertegenwoordiger, zijn
servicevertegenwoordiger of gelijkaardige bevoegde personen het snoer vervangen
om een gevaarlijke situatie te voorkomen.
VOORZICHTIG
▪ Elke binnenunit moet op een aparte gebruikersinterface worden aangesloten.
Alleen een afstandsbediening die compatibel is met het veiligheidssysteem kan
als gebruikersinterface worden gebruikt. Zie de technische data sheet voor de
compatibiliteit van de afstandsbediening (bv. BRC1H52/82*).
▪ De gebruikersinterface moet in dezelfde kamer als de binnenunit worden
geplaatst. Zie de montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de
gebruikersinterface voor meer informatie.
Als de panelen van de binnenunits nog niet geïnstalleerd zijn, moet u de voeding na
het proefdraaien uitschakelen. Schakel hiervoor het systeem UIT via de
gebruikersinterface. Leg de unit NIET stil met de stroomonderbrekers.
"19Inbedrijfstelling"[469]
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
)
13
3 | Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur
3.1 Instructies voor apparatuur met R32-koelmiddel
WAARSCHUWING: MATIG ONTVLAMBAAR MATERIAAL
Het koelmiddel in deze unit is weinig ontvlambaar.
WAARSCHUWING
▪ Niet doorboren of verbranden.
▪ Gebruik GEEN andere schoonmaakmiddelen of manieren om het ontdooien te
versnellen dan die aanbevolen door de fabrikant.
▪ Denk eraan dat R32-koelmiddel geurloos is.
WAARSCHUWING
Het toestel moet worden opgeslagen waar het geen mechanische schade kan
oplopen in een voldoende geventileerde ruimte zonder ontstekingsbronnen die
voortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, een brandend gastoestel of een
werkende elektrische verwarming) met de hieronder beschreven afmetingen.
WAARSCHUWING
De installatie, service, onderhoud en reparaties moeten overeenstemmen met de
instructies van Daikin en met de geldende wetgeving (bijvoorbeeld de nationale
gasregelgeving) en mogen alleen door bevoegde personen worden uitgevoerd.
WAARSCHUWING
Als één of meerdere ruimten via een kanaalsysteem verbonden zijn met de unit,
moet u ervoor zorgen dat:
▪ er geen werkende ontstekingsbronnen zjin (bijvoorbeeld open vuur, een werkend
gastoestel of een werkende elektrische verwarming) als de vloerruimte kleiner is
dan de minimum vloeroppervlakte A (m²);
▪ er geen hulptoestellen, die een potentiële ontstekingsbron kunnen vormen, in
het leidingwerk zijn geïnstalleerd (bijvoorbeeld hete oppervlakken met een
temperatuur van meer dan 700°C en elektrische schakeltoestellen);
▪ in het leidingwerk uitsluitend door de fabrikant goedgekeurde hulptoestellen
worden gebruikt;
▪ de luchtinlaat EN -uitlaat rechtstreeks op dezelfde kamer zijn aangesloten door
kanaalwerk. Gebruik GEEN ruimten zoals een vals plafond als leiding voor de
luchtinlaat of -uitlaat.
OPMERKING
▪ Neem de nodige voorzorgsmaatregelen om overmatig trillen of pulseren op
koelmiddelleidingen te voorkomen.
▪ Beschermende apparatuur, leidingen en fittingen moeten zo goed mogelijke
tegen slechte omgevingseffecten worden beschermd.
▪ Denk eraan dat lange leidingen kunnen uitzetten of krimpen.
▪ Bij het ontwerp en de installatie van leidingen in koelsystemen moet de kans op
hydraulische schokken zo veel mogelijk te beperken.
▪ Binnentoestellen en leidingen moeten stevig gemonteerd en bewaakt worden
zodat zij niet per ongeluk kunnen breken door meubels die worden verplaatst of
door verbouwingen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
14
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
3 | Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur
VOORZICHTIG
Gebruik GEEN potentiële ontstekingsbronnen bij het zoeken naar of detecteren van
koelmiddellekken.
OPMERKING
▪ Gebruik reeds eerder gebruikte verbindingen en koperen pakkingen NIET
opnieuw.
▪ Verbindingen die bij de installatie tussen onderdelen van het koelmiddelsysteem
worden gemaakt moeten toegankelijk zijn voor onderhoudsdoeleinden.
3.1.1 Vereisten voor de installatieruimte
VOORZICHTIG
De totale hoeveelheid koelmiddel in het systeem mag niet groter zijn dan de
vereisten voor de minimum vloeroppervlakte van de kleinste kamer van het systeem.
Voor de vereisten voor de minimum vloeroppervlakte voor binnenunits, zie de
montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de buitenunit.
WAARSCHUWING
Dit toestel bevat R32-koelmiddel. Voor de vereisten voor de minimum
vloeroppervlakte van de kamer waarin het toestel wordt opgeslagen, zie de
montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de buitenunit.
OPMERKING
▪ Bescherm leidingen tegen fysieke schade.
▪ Beperk de installatie van de leidingen tot een minimum.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
15
Voor de gebruiker
Voor de gebruiker
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
16
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
4 | Veiligheidsinstructies voor de gebruiker
4 Veiligheidsinstructies voor de gebruiker
Leef de volgende veiligheidsinstructies en -voorschriften te allen tijde na.
4.1 Algemeen
WAARSCHUWING
Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, neem
contact op met uw dealer.
WAARSCHUWING
Kinderen vanaf een leeftijd van 8 jaar en personen met
verminderde fysieke, zintuiglijke of mentale mogelijkheden
of een gebrek aan ervaring en kennis kunnen dit apparaat
alleen gebruiken als het gebruik van het apparaat werd
uitgelegd door een persoon die instaat voor hun veiligheid.
Kinderen mogen NIET met het apparaat spelen.
Reiniging en onderhoud door de gebruiker mag NIET
worden uitgevoerd door kinderen zonder toezicht.
WAARSCHUWING
Om elektrische schokken of brand te vermijden:
▪ Spoel de unit NIET af.
▪ Bedien de unit NIET met natte handen.
▪ Plaats GEEN voorwerpen die water bevatten op de unit.
VOORZICHTIG
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
Dit betekent dat u GEEN elektrische en elektronische producten mag mengen
met ongesorteerd huishoudelijk afval. Probeer het systeem NIET zelf te
ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het
koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten door een erkende
installateur conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden.
De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een
gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld. Door ervoor te zorgen
dat dit product op de juiste manier wordt weggeworpen, draagt u bij tot het
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
17
4 | Veiligheidsinstructies voor de gebruiker
voorkomen van mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke
gezondheid. Voor meer informatie, contacteer uw installateur of de plaatselijke
overheid.
▪ Batterijen dragen het volgende symbool:
Dit betekent dat de batterijen NIET met ongesorteerd huishoudelijk afval
gemengd mogen worden. Indien onder het symbool een scheikundig symbool
afgebeeld staat, betekent dit scheikundig symbool dat de batterij een zwaar
metaal bevat boven een bepaalde concentratie.
Mogelijke chemische symbolen: Pb: lood (>0,004%).
Lege batterijen moeten voor hergebruik door een gespecialiseerde installatie
worden verwerkt. Door ervoor te zorgen dat wegwerpbatterijen op de juiste
manier worden weggeworpen, helpt u mogelijke negatieve gevolgen voor milieu
en menselijke gezondheid te voorkomen.
4.2 Instructies voor veilig gebruik
WAARSCHUWING
▪ Wijzig, demonteer, verwijder, herinstalleer of repareer
de unit NIET zelf aangezien een verkeerde demontage of
installatie een elektrische schok of brand kan
veroorzaken. Neem contact op met uw dealer.
▪ Zorg dat er geen open vlammen zijn in het geval van een
koelmiddellek. Het koelmiddel zelf is helemaal veilig,
niet-giftig en matig ontvlambaar, maar er zal wel een
giftig gas vrijkomen wanneer het koelmiddel per
ongeluk lekt in een kamer met lucht van een
ventilatorkachel, gasfornuis, enz. Laat de reparatie van
een lek altijd controleren door erkend servicepersoneel
voordat u de unit weer in gebruik neemt.
VOORZICHTIG
Deze unit is uitgerust met elektrische
veiligheidsmaatregelen zoals een koelmiddelleksensor. Om
efficiënt te zijn, moet de unit na de installatie, op korte
onderhoudsperiodes na, altijd van stroom voorzien zijn.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
18
VOORZICHTIG
▪ Raak de interne delen van de controller NOOIT aan.
▪ Verwijder het voorpaneel NIET. Sommige onderdelen in
het toestel aanraken is gevaarlijk en kan problemen met
het toestel veroorzaken. Neem contact op met uw
dealer voor controle en afstelling van de interne delen.
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
4 | Veiligheidsinstructies voor de gebruiker
WAARSCHUWING
Deze unit bevat elektrische en hete onderdelen.
WAARSCHUWING
Controleer vóór het gebruik van de unit of zij correct werd
geïnstalleerd door een installateur.
VOORZICHTIG
Langdurige blootstelling van uw lichaam aan de
luchtstroom is ongezond.
VOORZICHTIG
Zorg voor een goede verluchting van de ruimte als samen
met het systeem een apparaat met brander wordt
gebruikt; dit om zuurstofgebrek te voorkomen.
VOORZICHTIG
Gebruik het systeem NIET wanneer een rookvormig
insecticide in de ruimte wordt verspreid. Anders zouden de
chemische stoffen zich in de unit kunnen ophopen, met
gevaar voor de gezondheid van mensen die overgevoelig
zijn voor chemische stoffen.
VOORZICHTIG
Stel kleine kinderen, planten of dieren NOOIT rechtstreeks
bloot aan de luchtstroom.
WAARSCHUWING
Plaats GEEN voorwerpen die nat kunnen worden onder de
binnenunit en/of buitenunit. Anders kunnen condensatie
op de unit of de koelmiddelleidingen, vuil op het luchtfilter
of een verstopte afvoer druppelend water veroorzaken,
waardoor voorwerpen onder de unit kunnen vuil worden
of schade oplopen.
Zet GEEN brandbare sprays bij de airconditioner en
gebruik GEEN sprays in de buurt van de unit. Anders kan er
brand ontstaan.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
19
4 | Veiligheidsinstructies voor de gebruiker
Onderhoud en service (zie
VOORZICHTIG: Kijk uit voor de ventilator!
De unit inspecteren met een draaiende ventilator is
gevaarlijk.
Schakel de hoofdschakelaar altijd uit alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
VOORZICHTIG
Steek GEEN vingers, stokken of andere voorwerpen in de
luchtinlaat of -uitlaat. Wanneer de ventilator met hoge
snelheid draait, zou dit letsels veroorzaken.
WAARSCHUWING
Vervang NOOIT een zekering door een zekering met een
andere waarde of andere draden als een zekering is
doorgebrand. Het gebruik van een draad of koperdraad
kan een uitval van de unit of brand veroorzaken.
"10Onderhoud en service"[431]
)
VOORZICHTIG
Controleer na langdurig gebruik of de staander en
bevestiging niet beschadigd zijn. Bij beschadiging dreigt de
unit te vallen en letsel te veroorzaken.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Wanneer u de airconditioner of het luchtfilter wilt
schoonmaken, moet u de unit eerst stilleggen en alle
voedingen uitschakelen. Anders dreigt u elektrische
schokken en letsel op te lopen.
WAARSCHUWING
Ga voorzichtig te werk met ladders wanneer u op een
hoogte werkt.
VOORZICHTIG
Schakel de unit uit alvorens het luchtfilter, het
aanzuigrooster, de luchtuitblaas en de buitenpanelen te
reinigen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
20
VOORZICHTIG
Schakel de voeding volledig uit voordat u de klemmen
aanraakt.
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
4 | Veiligheidsinstructies voor de gebruiker
WAARSCHUWING
Laat de binnenunit NIET nat worden. Mogelijk gevolg:
Elektrische schokken of brand.
Over het koelmiddel (zie
WAARSCHUWING: MATIG ONTVLAMBAAR MATERIAAL
Het koelmiddel in deze unit is weinig ontvlambaar.
WAARSCHUWING
▪ Doorboor of verbrand GEEN onderdelen van de
koelmiddelcyclus.
▪ Gebruik GEEN andere schoonmaakmiddelen of
manieren om het ontdooien te versnellen dan die
aanbevolen door de fabrikant.
▪ Denk eraan dat het koelmiddel in het systeem geurloos
is.
WAARSCHUWING
Het koelmiddel in de unit is weinig ontvlambaar, maar lekt
normaal NIET. Als het koelmiddel in de kamer lekt en in
contact komt met vuur van een brander, een verwarming
of een fornuis, dan kan er brand ontstaan of kan een
schadelijk gas worden gevormd.
"10.5Over het koelmiddel"[435]
)
Schakel alle verwarmingstoestellen met verbranding uit,
verlucht de kamer en neem contact op met de dealer waar
u de unit hebt gekocht.
Gebruik de unit NIET totdat iemand van de servicedienst
heeft bevestigd dat het deel met het koelmiddellek
gerepareerd is.
WAARSCHUWING
Na elke detectie of op het eind van de levensduur moet de
sensor worden vervangen. De sensor mag alleen worden
vervangen door een erkende persoon.
WAARSCHUWING
Het toestel wordt opgeslagen in een ruimte zonder
ontstekingsbronnen die voortdurend branden
(bijvoorbeeld: open vuur, een draaiend gastoestel of een
draaiende elektrische verwarming).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
21
4 | Veiligheidsinstructies voor de gebruiker
Oplossen van problemen (zie
WAARSCHUWING
Stop de werking en schakel de voeding uit als er zich iets
abnormaals voordoet (brandgeur, enz.).
Als u de unit onder dergelijke omstandigheden laat
werken, kan dit leiden tot een defect, elektrische schok of
brand. Neem contact op met uw dealer.
"11Opsporen en verhelpen van storingen"[438]
)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
22
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
5 Over het systeem
a
b
d
e
h
f
g
c
WAARSCHUWING
▪ Wijzig, demonteer, verwijder, herinstalleer of repareer de unit NIET zelf
aangezien een verkeerde demontage of installatie een elektrische schok of brand
kan veroorzaken. Neem contact op met uw dealer.
▪ Zorg dat er geen open vlammen zijn in het geval van een koelmiddellek. Het
koelmiddel zelf is helemaal veilig, niet-giftig en matig ontvlambaar, maar er zal
wel een giftig gas vrijkomen wanneer het koelmiddel per ongeluk lekt in een
kamer met lucht van een ventilatorkachel, gasfornuis, enz. Laat de reparatie van
een lek altijd controleren door erkend servicepersoneel voordat u de unit weer in
gebruik neemt.
OPMERKING
Gebruik het systeem NIET voor andere doeleinden. Gebruik de unit NIET voor het
koelen van precisie-instrumenten, voedsel, planten, dieren of kunstwerken, om te
voorkomen dat de kwaliteit ervan wordt aangetast.
OPMERKING
Voor latere wijzigingen of uitbreidingen van uw systeem:
Een volledig overzicht van toegelaten combinaties (voor latere systeemuitbreiding)
vindt u in de technische data en moet worden geraadpleegd. Neem contact op met
uw installateur voor meer informatie en professioneel advies.
5 | Over het systeem
5.1 Systeemlay-out
VOORZICHTIG
Deze unit is uitgerust met elektrische veiligheidsmaatregelen zoals een
koelmiddelleksensor. Om efficiënt te zijn, moet de unit na de installatie, op korte
onderhoudsperiodes na, altijd van stroom voorzien zijn.
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk NIET overeen met de layout van uw installatie.
snelheidsinstelling, indien van toepassing)
Contactdetails:
DAIKIN INDUSTRIES CZECH REPUBLIC s.r.o. U Nové Hospody 1/1155, 301 00 Plzeň
Skvrňany, Czech Republic
ABCDE
FXZA151,20,51,90,03649
FXZA201,50,72,50,03649
FXZA251,90,93,20,03650
FXZA322,51,140,03851
FXZA403,11,450,05354
FXZA503,81,86,30,08660
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
24
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
6 Gebruikersinterface
VOORZICHTIG
▪ Raak de interne delen van de controller NOOIT aan.
▪ Verwijder het voorpaneel NIET. Sommige onderdelen in het toestel aanraken is
gevaarlijk en kan problemen met het toestel veroorzaken. Neem contact op met
uw dealer voor controle en afstelling van de interne delen.
OPMERKING
Veeg het bedieningspaneel van de controller NIET af met benzine, thinner,
reinigingsdoeken met chemische producten, enz. Het paneel kan verkleuren of de
coating kan afschilferen. Dompel bij een sterk vervuild bedieningspaneel een doek in
met water verdund neutraal detergent, wring de doek goed uit en veeg er dan het
paneel mee schoon. Veeg het daarna af met een andere droge doek.
OPMERKING
Druk NOOIT op de knop van de gebruikersinterface met een hard en puntig
voorwerp. De gebruikersinterface kan beschadigd raken.
6 | Gebruikersinterface
OPMERKING
Trek of draai NOOIT aan de elektrische draad van de gebruikersinterface. Dit kan een
storing van de unit veroorzaken.
Deze gebruiksaanwijzing geeft een niet-beperkend overzicht van de belangrijkste
functies van het systeem.
Voor meer informatie over de gebruikersinterface, zie de gebruiksaanwijzing van
de geïnstalleerde gebruikersinterface.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
25
7 | Voor het gebruik
7 Voor het gebruik
WAARSCHUWING
Deze unit bevat elektrische en hete onderdelen.
WAARSCHUWING
Controleer vóór het gebruik van de unit of zij correct werd geïnstalleerd door een
installateur.
VOORZICHTIG
Langdurige blootstelling van uw lichaam aan de luchtstroom is ongezond.
VOORZICHTIG
Zorg voor een goede verluchting van de ruimte als samen met het systeem een
apparaat met brander wordt gebruikt; dit om zuurstofgebrek te voorkomen.
VOORZICHTIG
Gebruik het systeem NIET wanneer een rookvormig insecticide in de ruimte wordt
verspreid. Anders zouden de chemische stoffen zich in de unit kunnen ophopen, met
gevaar voor de gezondheid van mensen die overgevoelig zijn voor chemische stoffen.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik IN om de carterverwarming van
stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor de volgende systemen met standaardbesturing.
Neem vóór de ingebruikneming contact op met uw dealer voor informatie over de
bediening die overeenstemt met uw systeem en versie. Dit is ook het geval als uw
installatie is uitgerust met een op maat ontworpen besturingssysteem.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
26
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
8 Bediening
8.1 Werkingsgebied
INFORMATIE
Voor de bedrijfslimieten, zie de technische gegevens van de aangesloten buitenunit.
8.2 Over bedrijfsstanden
INFORMATIE
Afhankelijk van het geïnstalleerde systeem, zijn sommige bedrijfsstanden niet
beschikbaar.
▪ De luchtstroomsnelheid kan zich automatisch aanpassen aan de
kamertemperatuur of de ventilator kan onmiddellijk stoppen. Dit is echter geen
storing.
8 | Bediening
▪ Als de hoofdvoeding tijdens het gebruik wordt uitgeschakeld, wordt de unit
automatisch herstart zodra ze weer wordt ingeschakeld.
▪ Instelpunt. Streeftemperatuur voor koelen, verwarmen en automatische stand.
▪ Setback. Een functie die de kamertemperatuur binnen een bepaald bereik houdt
wanneer het systeem uitgeschakeld is (door de gebruiker, de programmafunctie
of de uitschakeltimer).
8.2.1 Basis bedrijfsstanden
De binnenunit kan in verschillende bedrijfsstanden werken.
SymboolBedrijfsstand
Koelen. In deze stand wordt koelen geactiveerd volgens de
vereisten van het instelpunt of de setback-werking.
Verwarmen. In deze stand wordt verwarmen geactiveerd
volgens de vereisten van het instelpunt of de setback-werking.
Alleen ventilator. In deze stand wordt er lucht gecirculeerd,
zonder verwarmen of koelen.
Drogen. In deze stand wordt de luchtvochtigheid verlaagd met
een minimale temperatuurdaling.
De temperatuur en de ventilatorsnelheid worden automatisch
ingesteld en kunnen niet met de controller worden geregeld.
Drogen is niet mogelijk als de kamertemperatuur te laag is.
Auto. In de automatische stand schakelt de binnenunit
automatisch tussen verwarmen en koelen, zoals bepaald door
het instelpunt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
27
8 | Bediening
8.2.2 Speciale verwarmingsbedrijfsstanden
WerkingBeschrijving
OntdooienOm een verlies van het
verwarmingsvermogen door ijsvorming
in de buitenunit te voorkomen, schakelt
het systeem automatisch over naar de
ontdooistand.
In de ontdooistand wordt de ventilator
van de binnenunit stilgelegd en
verschijnt het volgende symbool op het
thuisscherm:
Na ongeveer 6 tot 8 minuten wordt de
normale werking hervat.
Warme startBij warme start wordt de ventilator van
de binnenunit stilgelegd en verschijnt
het volgende symbool op het
thuisscherm:
8.2.3 Uitblaasrichting regelen
De volgende uitblaasrichtingen kunnen worden ingesteld:
Vaste stand. De binnenunit blaast de
lucht uit in 1 van 4 vaste standen.
Draaien. De binnenunit wisselt af
tussen de 4 standen.
Auto. De uitblaasrichting van de
binnenunit verandert afhankelijk van de
door een bewegingssensor
gedetecteerde beweging.
RichtingScherm
INFORMATIE
Afhankelijk van de lay-out en organisatie van het systeem, is de automatische stand
niet beschikbaar.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
28
INFORMATIE
Voor de instelprocedure van de uitblaasrichting, zie de uitgebreide handleiding of de
handleiding van de gebruikersinterface.
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
8 | Bediening
Automatische uitblaasregeling
In de volgende omstandigheden wordt de uitblaasrichting van de binnenunits
automatisch geregeld:
▪ Als de kamertemperatuur hoger is dan het instelpunt voor de verwarmstand op
de controller (inclusief automatische stand).
▪ Als de binnenunits in de verwarmingsstand draaien en de ontdooifunctie actief is.
▪ Als de binnenunits in de continue stand draaien en de uitblaasrichting
horizontaal is.
WAARSCHUWING
Raak nooit de luchtuitlaat of horizontale bladen aan terwijl de draaiklep in werking is.
Uw vingers kunnen geklemd geraken of de unit kan onklaar geraken.
OPMERKING
Gebruik de klep bij voorkeur niet in de horizontale stand. Anders kan er zich vocht of
stof gaan afzetten op het plafond of op de klep.
8.3 Gebruik van het systeem
INFORMATIE
Om de bedrijfsstand, de uitblaasrichting of andere instellingen in te stellen, zie de
uitgebreide handleiding of de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
29
9 | Energie besparen en optimale werking
9 Energie besparen en optimale werking
VOORZICHTIG
Stel kleine kinderen, planten of dieren NOOIT rechtstreeks bloot aan de luchtstroom.
WAARSCHUWING
Plaats GEEN voorwerpen die nat kunnen worden onder de binnenunit en/of
buitenunit. Anders kunnen condensatie op de unit of de koelmiddelleidingen, vuil op
het luchtfilter of een verstopte afvoer druppelend water veroorzaken, waardoor
voorwerpen onder de unit kunnen vuil worden of schade oplopen.
WAARSCHUWING
Zet GEEN brandbare sprays bij de airconditioner en gebruik GEEN sprays in de buurt
van de unit. Anders kan er brand ontstaan.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om voor een optimale werking
van het systeem te zorgen.
▪ Houd bij het koelen rechtstreeks zonlicht uit de kamer met behulp van gordijnen
of jaloezieën.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Verlucht dikwijls. Zorg bij langdurig gebruik vooral voor verluchting.
▪ Houd deuren en ramen dicht. Als de deuren of ramen open blijven, zal er lucht
uit de kamer stromen, met een kleiner koel- of verwarmeffect tot gevolg.
▪ Koel of verwarm NIET te sterk. Om zuinig om te gaan met energie houdt u de
temperatuurinstelling op een gematigd niveau.
▪ Plaats NOOIT voorwerpen in de buurt van de luchtinlaat of -uitlaat van de unit.
Anders kan het verwarmings-/koeleffect afnemen of het systeem uitgeschakeld
worden.
▪ Als op het display staat (tijd om het luchtfilter te reinigen), laat u de filters
door een erkend servicetechnicus schoonmaken (zie "10.2.1 Luchtfilter
reinigen"[432]).
▪ Bij een vochtigheid van meer dan 80% of wanneer de afvoeruitlaat verstopt is,
kan condensvorming optreden.
▪ Stel de luchtuitlaat zo in dat de lucht niet rechtstreeks op de aanwezige personen
wordt geblazen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
30
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
10 | Onderhoud en service
10 Onderhoud en service
10.1 Voorzorgsmaatregelen voor onderhoud en service
OPMERKING
Dit onderhoud MOET worden uitgevoerd door een erkend installateur of een
servicetechnicus.
Laat het onderhoud minstens één keer per jaar uitvoeren. De geldende wetgeving
kan evenwel kortere onderhoudsintervallen vereisen.
VOORZICHTIG: Kijk uit voor de ventilator!
De unit inspecteren met een draaiende ventilator is gevaarlijk.
Schakel de hoofdschakelaar altijd uit alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te
voeren.
VOORZICHTIG
Steek GEEN vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat.
Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou dit letsels veroorzaken.
OPMERKING
Voer NOOIT zelf een inspectie van of servicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag
hier een erkend servicetechnicus voor. Als eindgebruiker mag u wel het luchtfilter,
het aanzuigrooster, de luchtuitblaas en de buitenpanelen reinigen.
WAARSCHUWING
Vervang NOOIT een zekering door een zekering met een andere waarde of andere
draden als een zekering is doorgebrand. Het gebruik van een draad of koperdraad
kan een uitval van de unit of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Controleer na langdurig gebruik of de staander en bevestiging niet beschadigd zijn.
Bij beschadiging dreigt de unit te vallen en letsel te veroorzaken.
OPMERKING
Veeg het bedieningspaneel van de controller NIET af met benzine, thinner,
reinigingsdoeken met chemische producten, enz. Het paneel kan verkleuren of de
coating kan afschilferen. Dompel bij een sterk vervuild bedieningspaneel een doek in
met water verdund neutraal detergent, wring de doek goed uit en veeg er dan het
paneel mee schoon. Veeg het daarna af met een andere droge doek.
Schakel de voeding volledig uit voordat u de klemmen aanraakt.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Wanneer u de airconditioner of het luchtfilter wilt schoonmaken, moet u de unit
eerst stilleggen en alle voedingen uitschakelen. Anders dreigt u elektrische schokken
en letsel op te lopen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
31
10 | Onderhoud en service
1
De volgende symbolen kunnen voorkomen op de binnenunit:
SymboolVerklaring
10.2 Luchtfilter, aanzuigrooster, luchtuitblaas en buitenpanelen reinigen
10.2.1 Luchtfilter reinigen
WAARSCHUWING
Ga voorzichtig te werk met ladders wanneer u op een hoogte werkt.
Meet de spanning aan de aansluitklemmen van de condensatoren
van de hoofdkring of elektrische onderdelen vooraleer u een
onderhoud uitvoert.
VOORZICHTIG
Schakel de unit uit alvorens het luchtfilter, het aanzuigrooster, de luchtuitblaas en de
buitenpanelen te reinigen.
Wanneer het luchtfilter reinigen:
▪ Vuistregel: Eens om de 6maand reinigen. Reinig vaker als de lucht in de kamer
heel sterk vervuild is.
▪ Afhankelijk van de instellingen, kan op de gebruikersinterface de aanduiding
"Time to clean air filter" (tijd om het luchtfilter te reinigen) verschijnen. Reinig
het luchtfilter wanneer de aanduiding op het scherm verschijnt.
▪ Als het vuil niet meer verwijderd kan worden, moet u het luchtfilter vervangen
(=optionele uitrusting).
Luchtfilter reinigen:
OPMERKING
Gebruik GEEN water van 50°C of warmer. Mogelijk gevolg: Verkleuring en
vervorming.
1Open het aanzuigrooster.
BYFQ60BBYFQ60C
2Verwijder het luchtfilter.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
32
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
10 | Onderhoud en service
1
3
3
2
3
3
1
2
1
BYFQ60BBYFQ60C
3Reinig het luchtfilter. Gebruik een stofzuiger of was het luchtfilter met water.
Als het filter heel vuil is, gebruik dan een zachte borstel en een mild
schoonmaakmiddel.
4Laat het luchtfilter drogen in de schaduw.
5Plaats het luchtfilter terug en sluit het aanzuigrooster.
6Schakel de voeding IN.
7Om waarschuwingsschermen te verwijderen, zie de uitgebreide handleiding
van de gebruikersinterface.
10.2.2 Aanzuigrooster reinigen
1Open het aanzuigrooster.
OPMERKING
Gebruik GEEN water van 50°C of warmer. Mogelijk gevolg: Verkleuring en
vervorming.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
33
10 | Onderhoud en service
45°
1
90°
1
3
3
2
3
3
1
2
BYFQ60B
BYFQ60C
3Verwijder het luchtfilter.
BYFQ60B
BYFQ60C
4Reinig het aanzuigrooster. Was het met een zachte borstel en water of een
neutraal reinigingsmiddel. Als het aanzuigrooster erg vuil is, laat dan
gedurende 10minuten een typische keukenreiniger inwerken op het rooster,
en was het dan met water.
5Breng het luchtfilter weer aan (stap 3 in omgekeerde volgorde).
6Breng het aanzuigrooster weer aan en sluit het (stap 2 en 1 in omgekeerde
volgorde).
10.2.3 Luchtuitblaas en buitenpanelen reinigen
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
34
WAARSCHUWING
Laat de binnenunit NIET nat worden. Mogelijk gevolg: Elektrische schokken of brand.
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
10 | Onderhoud en service
OPMERKING
▪ Gebruik GEEN benzine, benzeen, verdunner, schuurpoeder of vloeibaar
insecticide. Mogelijk gevolg: Verkleuring en vervorming.
▪ Gebruik GEEN water of lucht van 50°C of warmer. Mogelijk gevolg: Verkleuring
en vervorming.
▪ Schrob NIET te hard wanneer u de lamel wast met water. Mogelijk gevolg:
Anders kan de coating er afkomen.
Reinig ze met een zachte doek. Als sommige vlekken moeilijk te verwijderen zijn,
gebruik dan water of een neutraal schoonmaakmiddel.
10.3 Onderhoud voor een lange periode van stilstand
Bijvoorbeeld aan het eind van het seizoen.
▪ Laat de binnenunits ongeveer een halve dag draaien in de stand alleen ventileren
om de binnenkant van de units te drogen.
▪ Reinig de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits (zie "10.2.1 Luchtfilter
reinigen"[432] en "10.2.3Luchtuitblaas en buitenpanelen reinigen"[434]).
▪ Verwijder de batterijen uit de gebruikersinterface (indien van toepassing).
10.4 Onderhoud na een lange periode van stilstand
Bijvoorbeeld aan het begin van het seizoen.
▪ Controleer en verwijder alles dat de inlaat- en uitlaatopeningen van de binnen-
en buitenunits zou kunnen blokkeren.
▪ Reinig de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits (zie "10.2.1 Luchtfilter
reinigen"[432] en "10.2.3Luchtuitblaas en buitenpanelen reinigen"[434]).
▪ Installeer batterijen in de gebruikersinterface (indien van toepassing).
10.5 Over het koelmiddel
Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen. Laat de gassen NIET vrij in de
atmosfeer.
De geldende wetgeving met betrekking tot gefluoreerde broeikasgassen vereist dat
de koelmiddelvulling van de unit wordt aangegeven zowel in gewicht als in CO2equivalent.
Formula om de hoeveelheid in CO2-equivalent te berekenen: GWP-waarde
koelmiddel × totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000
Neem contact op met uw installateur voor meer informatie.
WAARSCHUWING: MATIG ONTVLAMBAAR MATERIAAL
Het koelmiddel in deze unit is weinig ontvlambaar.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
35
10 | Onderhoud en service
WAARSCHUWING
Het toestel wordt opgeslagen in een ruimte zonder ontstekingsbronnen die
voortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, een draaiend gastoestel of een
draaiende elektrische verwarming).
WAARSCHUWING
▪ Doorboor of verbrand GEEN onderdelen van de koelmiddelcyclus.
▪ Gebruik GEEN andere schoonmaakmiddelen of manieren om het ontdooien te
versnellen dan die aanbevolen door de fabrikant.
▪ Denk eraan dat het koelmiddel in het systeem geurloos is.
WAARSCHUWING
Het koelmiddel in de unit is weinig ontvlambaar, maar lekt normaal NIET. Als het
koelmiddel in de kamer lekt en in contact komt met vuur van een brander, een
verwarming of een fornuis, dan kan er brand ontstaan of kan een schadelijk gas
worden gevormd.
Schakel alle verwarmingstoestellen met verbranding uit, verlucht de kamer en neem
contact op met de dealer waar u de unit hebt gekocht.
Gebruik de unit NIET totdat iemand van de servicedienst heeft bevestigd dat het deel
met het koelmiddellek gerepareerd is.
10.5.1 Over de koelmiddelleksensor
WAARSCHUWING
Na elke detectie of op het eind van de levensduur moet de sensor worden
vervangen. De sensor mag alleen worden vervangen door een erkende persoon.
OPMERKING
De werking van de veiligheidsmaatregelen wordt regelmatig automatisch
gecontroleerd. In geval van een storing verschijnt een foutcode op de
gebruikersinterface.
OPMERKING
De R32-koelmiddelleksensor is een halfgeleiderdetector die onterecht andere stoffen
dan R32-koelmiddel kan detecteren. Vermijd het gebruik van chemische producten
(bv. organische oplosmiddelen, haarlak, verf) in hoge concentraties in de
onmiddellijke nabijheid van de binnenunit omdat dit de R32-koelmiddelleksensor
onterecht een lek kan laten detecteren.
INFORMATIE
De sensor heeft een levensduur van 10jaar. Op de gebruikersinterface verschijnt
6 maanden voor de levensduur van de sensor afloopt de fout "CH-05" en na het
einde van de levensduur van de sensor "CH-02". Voor meer informatie, zie de
uitgebreide handleiding van de gebruikersinterface en neem contact op met uw
dealer.
Detectie wanneer de unit in stand-by staat
Wanneer een lek wordt gedetecteerd wanneer de unit in stand-by staat, wordt een
"controle valse detectie" uitgevoerd.
Controle valse detectie
1De unit begint te draaien in de ventilatorstand op de laagste stand.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
36
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
10 | Onderhoud en service
2Op de gebruikersinterface verschijnt de foutcode "A0-13", er wordt een
alarmtoon geproduceerd en de statusindicator knippert.
3De sensor controleert op een koelmiddellek of een valse detectie.
▪ Als er GEEN koelmiddellek wordt gedetecteerd, Resultaat: : na ongeveer 2
minuten hervat het systeem de normale werking.
▪ Als er een koelmiddellek wordt gedetecteerd, Resultaat:
1Op de gebruikersinterface verschijnt de foutcode "A0-11", er wordt een
alarmtoon geproduceerd en de statusindicator knippert.
2Neem onmiddellijk contact op met uw dealer. Voor meer informatie, zie de
montagehandleiding van de buitenunit.
Detectie wanneer de unit ingeschakeld is
1Op de gebruikersinterface verschijnt de foutcode "A0-11", er wordt een
alarmtoon geproduceerd en de statusindicator knippert.
2Neem onmiddellijk contact op met uw dealer. Voor meer informatie, zie de
montagehandleiding van de buitenunit.
INFORMATIE
Om het alarm van de gebruikersinterface te stoppen, zie de uitgebreide handleiding
van de gebruikersinterface.
INFORMATIE
De minimale luchtstroom bij normale werking of bij de koelmiddellekdetectie is altijd
>240m3/u.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
37
11 | Opsporen en verhelpen van storingen
11 Opsporen en verhelpen van storingen
Als zich één van de volgende problemen voordoet, neem dan onderstaande
maatregelen en neem contact op met uw dealer.
WAARSCHUWING
Stop de werking en schakel de voeding uit als er zich iets abnormaals voordoet
(brandgeur, enz.).
Als u de unit onder dergelijke omstandigheden laat werken, kan dit leiden tot een
defect, elektrische schok of brand. Neem contact op met uw dealer.
ALLEEN een erkend servicetechnicus mag het systeem repareren.
StoringMaatregel
Als een beveiliging, zoals bijvoorbeeld een
zekering, een stroomonderbreker of een
reststroomapparaat, vaak worden geactiveerd,
Schakel alle
hoofdstroomschakelaars van de
unit uit.
of als de AAN/UIT-schakelaar NIET goed werkt.
Als water uit de unit lekt.Stop de werking.
De bedrijfsschakelaar werkt NIET naar behoren.Schakel de voeding UIT.
Als op de gebruikersinterface staat.Verwittig uw installateur en
geef hem de foutcode door.
Om een foutcode weer te
geven, zie de uitgebreide
handleiding van de
gebruikersinterface.
Als het systeem NIET goed werkt, behalve voor de hiervoor vermelde gevallen, en
geen van de vermelde storingen van toepassing is, volg dan de volgende
procedures om na te gaan wat er misloopt.
StoringMaatregel
Indien het systeem
helemaal niet werkt.
▪ Controleer of er geen stroomonderbreking is.
Wacht tot de stroom is hersteld. Als de stroom
tijdens de werking uitvalt, zal het systeem
automatisch herstarten direct nadat de
voedingsspanning is hersteld.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
38
▪ Controleer of er geen zekering is doorgebrand of
een onderbreker in werking is gesteld. Vervang
indien nodig de zekering of stel de onderbreker
terug.
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
11 | Opsporen en verhelpen van storingen
StoringMaatregel
Het systeem werkt, maar
koelt of verwarmt
onvoldoende.
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van de
buitenunit of de binnenunit niet geblokkeerd is.
Verwijder eventuele obstakels en zorg voor
voldoende ventilatie.
▪ Controleer of het luchtfilter niet verstopt is (zie
"10.2.1Luchtfilter reinigen"[432]).
▪ Controleer de temperatuurinstelling.
▪ Controleer de instelling van de ventilatorsnelheid
op uw gebruikersinterface.
▪ Controleer of er geen deuren of ramen openstaan.
Sluit alle deuren en ramen om te voorkomen dat
er wind binnenkomt.
▪ Controleer of er niet te veel mensen aanwezig zijn
in de kamer tijdens het koelen. Controleer of de
warmtebron in de kamer niet te groot is.
▪ Controleer of er geen rechtstreeks zonlicht in de
kamer schijnt. Gebruik gordijnen of jaloezieën.
▪ Controleer of de luchtstroomhoek goed is.
Neem contact op met uw installateur als u na controle van alle bovenstaande
punten het probleem niet zelf kunt oplossen. Geef hem de symptomen door, de
volledige modelnaam van de unit (met indien mogelijk ook het fabricagenummer)
en de installatiedatum (mogelijk vermeld op de garantiekaart).
11.1 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn
De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem:
11.1.1 Symptoom: Het systeem werkt niet
▪ De airconditioner start niet meteen nadat u op de AAN/UIT-knop van de
gebruikersinterface drukt. Als het bedrijfslampje brandt, is toestand van het
systeem normaal. Om overbelasting van de compressormotor te voorkomen,
start de airconditioner pas 5 minuten nadat hij werd uitgeschakeld. Deze
vertraging wordt ook toegepast na gebruik van de keuzeknop voor de
bedrijfsstand.
▪ Het systeem start niet meteen nadat de voeding is ingeschakeld. Wacht één
minuut tot de microcomputer bedrijfsklaar is.
11.1.2 Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt niet overeen met de instelling
De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op de instelknop voor de
ventilatorsnelheid drukt. Wanneer de kamertemperatuur bij het verwarmen de
ingestelde temperatuur bereikt, valt de buitenunit stil en gaat de ventilator van de
binnenunit over naar fluistersnelheid. Dit voorkomt dat koude lucht rechtstreeks
op de personen in de kamer wordt geblazen. De ventilatorsnelheid verandert niet
wanneer u op de knop drukt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
39
11 | Opsporen en verhelpen van storingen
11.1.3 Symptoom: De luchtstroomrichting stemt niet overeen met de instelling
De luchtstroomrichting stemt niet overeen met het display van de
gebruikersinterface. De luchtstroomrichting zwenkt niet. Dit komt doordat de unit
door de microcomputer wordt bestuurd.
11.1.4 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook (binnenunit)
▪ Wanneer het vochtgehalte bij het koelen hoog is. Als de binnenkant van een
binnenunit extreem vuil is, zal de temperatuurverdeling in de kamer ongelijk zijn.
Daarom is het nodig om de binnenkant van de binnenunit schoon te maken.
Vraag aan uw dealer meer informatie over het schoonmaken van de unit. Dit is
het werk van een erkend servicetechnicus.
▪ Meteen na het beëindigen van het koelen en bij lage kamertemperatuur en laag
vochtgehalte. Warm koelgas stroomt terug in de binnenunit en produceert
stoom.
11.1.5 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook (binnenunit, buitenunit)
Wanneer het systeem na het ontdooien wordt omgeschakeld op verwarmen. Het
vocht van het ontdooien wordt omgezet in stoom en wordt uitgeblazen.
11.1.6 Symptoom: Op de gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de unit stopt, en start weer na
enkele minuten
De gebruikersinterface wordt gestoord door interferentie van andere elektrische
toestellen. Dit maakt communicatie tussen de units onmogelijk, en ze worden
stilgelegd. De werking wordt automatisch hervat zodra de interferentie ophoudt.
11.1.7 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (binnenunit)
▪ Een zoevend geluid is hoorbaar onmiddellijk na het inschakelen van de voeding.
De elektronische expansieklep in een binnenunit begint te werken en produceert
het geluid. Dit zal na ongeveer één minuut echter afnemen.
▪ Er is een constant "shah" geluid hoorbaar wanneer het systeem koelt of stilstaat.
Dit geluid wordt geproduceerd wanneer de afvoerpomp draait.
▪ Er is een "pishi-pishi" knarsend geluid hoorbaar wanneer het systeem stopt na
het verwarmen. Dit geluid wordt geproduceerd door het uitzetten of krimpen
van plastic onderdelen door het temperatuurverschil.
11.1.8 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (binnenunit, buitenunit)
▪ Een constant laag sissend geluid is hoorbaar wanneer het systeem koelt of
ontdooit. Dit is het geluid van het koelgas dat door zowel binnen- als buitenunits
stroomt.
▪ Een sissend geluid is hoorbaar bij het starten of meteen na het stoppen van de
werking of het ontdooien. Dit wordt veroorzaakt door het stoppen of wijzigen
van de koelmiddelstroom.
11.1.9 Symptoom: Er komt stof uit de unit
Wanneer een unit na een lange periode van stilstand weer wordt gebruikt. Dit
komt door stof in de unit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
40
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
11.1.10 Symptoom: De units geven een geur af
De unit kan geuren opnemen van kamers, meubilair, sigaretten, enz., en die dan
weer afgeven.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
41
12 | Verplaatsen
12 Verplaatsen
Neem contact op met uw dealer om de volledige unit te verwijderen en opnieuw te
installeren. Het verplaatsen van units vereist een zekere technische kennis.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
42
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
13 Als afval verwijderen
OPMERKING
Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en
het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETEN
conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units MOETEN voor
hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf
worden behandeld.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
43
Voor de installateur
Voor de installateur
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
44
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
14 Over de doos
12
14.1 Overzicht: Over de doos
Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen nadat de doos met de binnenunit on-site
werd geleverd.
Het bevat informatie over:
▪ Uitpakken en omgaan met de unit
▪ Accessoires van de unit verwijderen
Denk aan de volgende punten:
▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden op beschadigingen. Elke
vorm van beschadiging MOET onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van
de transporteur gemeld worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke installatieplaats om
beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
14 | Over de doos
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op voorhand klaar.
14.2 Binnenunit
14.2.1 Uitpakken en omgaan met de unit
Gebruik een draagband van zacht materiaal of beschermende platen met een touw
om de unit op te heffen. Zo voorkomt u dat de unit beschadigd of gekrast wordt.
1Bij het uitpakken van de unit of bij het verplaatsen van de unit na het
uitpakken, moet u de unit opheffen aan de ophangbeugel zonder druk uit te
oefenen op andere delen, met name de koelmiddelleidingen, afvoerleidingen
en andere harsonderdelen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
45
14 | Over de doos
7×
1×1×
4×
1×
1×
1×
1×
dcb
f
e
g
jk
a
4×8×
ih
B
A
B
B
B
A
A
14.2.2 Toebehoren uit de binnenunit verwijderen
a Schemablad voor montage (bovenste deel van verpakking)
b Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de veiligheid
c Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing binnenunit
d Kabelbinders
e Afdichtingskussens: Groot (afvoerleiding), middelgroot 1 (gasleiding), middelgroot 2 (vloeistofleiding), klein
(elektrische bedrading)
f Metalen klem
g Afvoerslang
h Pakkingringen voor ophangbeugel
i Schroeven
j Isolatiedeel: Klein (vloeistofleiding)
k Isolatiedeel: Groot (gasleiding)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
15.2Over de binnenunit................................................................................................................................................................. 47
15.4Units en opties combineren ................................................................................................................................................... 48
15.4.1Mogelijke opties voor de binnenunit..................................................................................................................... 48
15.1 Identificatie
OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of onderhouden worden, let op de
servicepanelen NIET te verwisselen tussen verschillende modellen.
15.1.1 Identificatielabel: Binnenunit
15 | Over de units en opties
Plaats
15.2 Over de binnenunit
15.3 Systeemlay-out
INFORMATIE
Voor de bedrijfslimieten, zie de technische gegevens van de aangesloten buitenunit.
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk NIET overeen met de layout van uw installatie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
47
15 | Over de units en opties
a
b
d
e
h
f
g
c
a Binnenunit
b Buitenunit
c Gebruikersinterface
d Aangezogen lucht
e Uitgeblazen lucht
f Koelmiddelleiding + transmissiekabel
g Afvoerleiding
h Luchtaanzuigfilter en luchtfilter
15.4 Units en opties combineren
INFORMATIE
Sommige opties zijn mogelijk niet verkrijgbaar in uw land.
15.4.1 Mogelijke opties voor de binnenunit
Controleer of de volgende verplichte opties aanwezig zijn:
▪ Gebruikersinterface: Alleen een afstandsbediening die compatibel is met het
veiligheidssysteem kan worden gebruikt. Zie de technische data sheet voor de
compatibiliteit van de afstandsbediening (bv. BRC1H52/82*)
Let op: De gebruikersinterface produceert een zichtbaar en hoorbaar alarm
wanneer een koelmiddellek wordt gedetecteerd. BRC1H52*-afstandsbedieningen
kunnen bijvoorbeeld een alarm van 65dB (geluidsdruk, gemeten op 1 meter van
het alarm) produceren. Geluidsdata beschikbaar in de technische data sheet van
de afstandsbediening. Het alarm moet altijd 15 dB luider zijn dan het
achtergrondgeluid van de kamer. Bij een luider achtergrondgeluid raden wij het
gebruik van een extern alarm (lokaal te voorzien) aan dat wordt aangesloten op de
optionele output-printplaat van de binnenunit. Dit lokaal te voorziene alarm moet
in elke kamer met een binnenunit worden geïnstalleerd.
VOORZICHTIG
▪ Elke binnenunit moet op een aparte gebruikersinterface worden aangesloten.
Alleen een afstandsbediening die compatibel is met het veiligheidssysteem kan
als gebruikersinterface worden gebruikt. Zie de technische data sheet voor de
compatibiliteit van de afstandsbediening (bv. BRC1H52/82*).
▪ De gebruikersinterface moet in dezelfde kamer als de binnenunit worden
geplaatst. Zie de montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de
gebruikersinterface voor meer informatie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
48
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
15 | Over de units en opties
▪ Optionele output-printplaat (voor output voor een extern toestel): De printplaat
stuurt een signaal wanneer een lek is gedetecteerd, de R32-sensor defect is of
wanneer de sensor is losgekoppeld. Voor de exacte modelnaam, zie de optielijst
van de binnenunit. Voor meer informatie over deze optie, zie de
montagehandleiding van de optionele output-printplaat.
▪ Sierpaneel: Standaard
INFORMATIE
U vindt alle mogelijke opties in de optielijst van de binnenunit. Voor meer informatie
over een optie, zie de montagehandleiding en de gebruiksaanwijzing van de optie.
16.2.1Richtlijnen bij de installatie van de binnenunit ..................................................................................................... 52
16.2.2Richtlijnen bij de installatie van de afvoerleiding .................................................................................................. 55
Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt.
Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt
geproduceerd, MOET de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te
kunnen dragen.
Vermijd installatie in een omgeving met veel organische oplosmidddelen zoals inkt
en siloxaan.
WAARSCHUWING
Het toestel wordt opgeslagen in een ruimte zonder ontstekingsbronnen die
voortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, een draaiend gastoestel of een
draaiende elektrische verwarming).
16.1.1 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees ook de algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie het hoofdstuk
""2Algemene veiligheidsmaatregelen"[45]".
INFORMATIE
Het geluidsdrukniveau is lager dan 70dBA.
VOORZICHTIG
Toestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het op een beveiligde plaats die
niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units, binnen- en buitenunit, zijn zowel geschikt voor commerciële als
kleinindustriële toepassingen.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de lucht. Plastic
onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken
veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te installeren, omdat deze
plaatsen de levensduur van de unit kunnen verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt
▪ In voertuigen of schepen
▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
50
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
16 | Installatie van de unit
abc
(mm)
≥1500
≥
2000
≥
4000
≥1500
A
B
C
badac
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan elektronische ruis veroorzaken
afkomstig van radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan specificaties die
een redelijke bescherming moeten bieden tegen dergelijke interferentie. De garantie
dat in een specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan echter niet
worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische draden op een gepaste
afstand van stereotoestellen, pc's, enz. te installeren.
In plaatsen met een slechte ontvangst, moet de afstand 3m of meer bedragen om
elektromagnetische storingen van andere apparatuur te voorkomen en moeten de
voedings- en transmissieleidingen in kabelbuizen liggen.
▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade kan
veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Kies een plaats waar het werkingsgeluid of de warme/koude lucht van de unit
geen overlast veroorzaakt.
▪ Luchtstroom. Zorg ervoor dat de luchtstroom niet geblokkeerd wordt.
▪ Afvoer. Zorg ervoor dat het condenswater goed kan worden afgevoerd.
▪ Schemablad voor montage (bovenste deel van verpakking) (accessoire). Gebruik
het schemablad voor de keuze van de installatieplaats. Op dit blad vindt u de
afmetingen van de unit en van de vereiste plafondopening.
▪ Luchtstroomrichtingen. U kunt verschillende richtingen kiezen voor de
luchtstroom. Kies de richting die het best geschikt is voor de kamer. Voor meer
informatie, zie de montagehandleiding van de optionele afsluitplaatkit.
Voorbeeld:
a 4-wegs luchtuitblaas (alle luchtuitblazen open)
b 3-wegs luchtuitblaas (1 luchtuitblaas gesloten) (optionele afsluitplaatkit vereist)
c 2-wegs luchtuitblaas (2 luchtuitblazen gesloten) (optionele afsluitplaatkit vereist)
▪ Plafondisolatie. Wanneer de temperatuur in het plafond hoger is dan 30°C en er
een relatieve vochtigheid van meer dan 80% heerst, of wanneer er verse lucht in
het plafond wordt geleid, is er extra isolatie nodig (polyethyleenschuim met een
dikte van minstens 10mm).
≥200mm: Luchtuitlaat gesloten
B Minimum- en maximumafstand tot de vloer (zie hieronder)
C ≥295mm: In het geval van installatie met BYFQ60B
≥308mm: In het geval van installatie met BYFQ60C
a Binnenunit
b Verlichting (op de afbeelding ziet u plafondverlichting, maar verzonken verlichting is ook toegestaan)
c Luchtventilator
d Statisch volume (bijvoorbeeld: tafel)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
51
16 | Installatie van de unit
450
450
a
(mm)
(300)
▪ B: Minimum- en maximumafstand tot de vloer:
- Minimum: 2,7m om onopzettelijk aanraken te voorkomen.
- Maximum: Afhankelijk van de luchtuitblaasrichtingen en de capaciteitsklasse.
Controleer ook of de lokale instelling "Plafondhoogte" juist is ingesteld. Zie
"20.1Lokale instelling"[471].
▪ Voorzie service-openingen in de zijkant van de besturingskast om het onderhoud
te vergemakkelijken.
a Inspectieopening
INFORMATIE
Voor sommige opties kan extra serviceruimte vereist zijn. Raadpleeg de
montagehandleiding van de gebruikte optie vóór de installatie.
Vereisten minimum vloeroppervlakte
VOORZICHTIG
De totale hoeveelheid koelmiddel in het systeem mag niet groter zijn dan de
vereisten voor de minimum vloeroppervlakte van de kleinste kamer van het systeem.
Voor de vereisten voor de minimum vloeroppervlakte voor binnenunits, zie de
montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de buitenunit.
16.2 De binnenunit monteren
16.2.1 Richtlijnen bij de installatie van de binnenunit
INFORMATIE
Optionele apparatuur. Lees ook de installatiehandleiding van de optionele
apparatuur bij de installatie hiervan. Afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse,
kan het gemakkelijker zijn om eerst de optionele apparatuur te installeren.
▪ Sierpaneel. Installeer het sierpaneel altijd nadat u de unit hebt geïnstalleerd.
OPMERKING
Na de installatie van het sierpaneel:
▪ Controleer dat de unit en het sierpaneel goed aansluiten. Mogelijk gevolg:
Anders kan er lucht lekken en dauwvorming veroorzaken.
▪ Zorg ervoor dat er geen olie achterblijft op de plastic onderdelen van het
sierpaneel. Mogelijk gevolg: Aantasten en beschadigen van plastic onderdelen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
52
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
16 | Installatie van de unit
A
c
b
d
e
a
(mm)
a1
b
b
a2
c
4×
533
533
acbd
▪ Sterkte van het plafond. Controleer of het plafond sterk genoeg is om het
gewicht van de unit te kunnen dragen. Als er enig risico bestaat, versterk dan
eerst het plafond en installeer dan pas de unit.
- Gebruik bij een bestaand plafond ankers.
- Gebruik bij een nieuw plafond verzonken inzetstukken, verzonken ankers of
andere lokaal voorziene onderdelen.
A 50~100 mm
a Plafondtegel
b Anker
c Lange moer of koppelingsschroef
d Ophangbout
e Vals plafond
▪ Ophangbouten. Gebruik M8~M10 ophangbouten voor de montage. Bevestig de
ophangbeugel aan de ophangbout. Bevestig de bout goed met een moer en
vulring aan de boven- en onderzijde van de ophangbeugel.
a1 Moer (lokaal te voorzien)
a2 Dubbele moer (niet meegeleverd)
b Pakkingring (accessoires)
c Ophangbeugel (bevestigd aan de unit)
▪ Schemablad voor montage (bovenste deel van verpakking). Gebruik het
schemablad om de juiste horizontale positie te bepalen. U vindt hierop de nodige
afmetingen en middelpunten. U kunt het schemablad op de unit bevestigen.
a Midden van de unit
b Midden van de plafondopening
c Schemablad voor montage (bovenste deel van verpakking)
d Schroeven (accessoires)
▪ Plafondopening en unit:
- Controleer of de plafondopening binnen de volgende limieten valt:
Minimum: 585mm zodat de unit erin past.
Maximum: 660mm in het geval van installatie met BYFQ60B en 595mm in het
geval van installatie met BYFQ60C zodat het sierpaneel voldoende overlapt met
het verlaagd plafond. Als de plafondopening groter is, moet u extra
plafondmateriaal aanbrengen.
- Controleer of de unit en de ophangbeugels in het midden van de
plafondopening hangen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
53
16 | Installatie van de unit
(mm)
c
d
A
B
A
B
533
350
575
c
d
533
575
b
a
A
C
B
c
bba
A 585~660mm: In het geval van installatie met BYFQ60B
585~595mm: In het geval van installatie met BYFQ60C
B 700mm: In het geval van installatie met BYFQ60B
620mm: In het geval van installatie met BYFQ60C
a Afvoerleidingen
b Koelmiddelleiding
c Afstand ophangbeugel (ophanging)
d Unit
VoorbeeldAls A
(a)
Dan
(a)
B
(a)
C
BYFQ60B
585mm5mm57,5mm
660mm42,5mm20mm
BYFQ60C
585mm5mm17,5mm
595mm10mm12,5mm
(a)
A: Plafondopening
B: Afstand tussen de unit en de plafondopening
C: Overlapping tussen het sierpaneel en het verlaagd plafond
▪ Waterpas. Controleer met behulp van een waterpas of een plastic buis met
water of de unit op alle 4 hoeken waterpas staat.
a Waterpas
b Plastic buis
c Waterniveau
OPMERKING
Installeer de unit NIET scheef. Mogelijk gevolg: Als de unit tegen de richting van de
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
54
condenswaterstroom in scheef hangt (de kant van de afvoerleidingen hangt hoger),
kan de werking van de vlotterschakelaar verstoord raken en kan er water gaan
lekken.
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
16.2.2 Richtlijnen bij de installatie van de afvoerleiding
1~1.5 m
a
≤675
≤300
0~75
1000~1500
(mm)
ba
bc
a
dd
≥100
≤675
(mm)
a
Zorg ervoor dat het condenswater goed kan worden afgevoerd. Dit omvat:
▪ Algemene richtlijnen
▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunit
▪ Controleren op waterlekken
Algemene richtlijnen
▪ Leidinglengte. Houd de afvoerleiding zo kort mogelijk.
▪ Leidingmaat. De leidingmaat moet gelijk aan of groter dan de verbindingsleiding
zijn (plastic buis met een nominale diameter van 25mm en buitendiameter van
32mm).
▪ Helling. De afvoerleiding moet afhellen (minstens 1/100) om te voorkomen dat
er lucht in de leiding blijft zitten. Gebruik hangstaven zoals afgebeeld.
16 | Installatie van de unit
a Ophangstaaf
O Toegelaten
X Niet toegelaten
▪ Condensatie. Neem maatregelen tegen condensatie. Isoleer de volledige
afvoerleiding in het gebouw.
▪ Stijgleiding. Indien nodig kunt u een stijgleiding installeren om in een helling te
voorzien.
- Helling afvoerslang: 0~75 mm om belasting op de leiding en luchtbellen te
voorkomen.
a Metalen klem (accessoire)
b Afvoerslang (accessoire)
c Stijgende afvoerleiding (plastic buis met een nominale diameter van 25mm en een buitendiameter van
32mm) (lokaal te voorzien)
d Ophangstaven (lokaal te voorzien)
▪ Afvoerleidingen combineren. Afvoerleidingen kunnen worden gecombineerd.
Gebruik afvoerleidingen en T-stukken met de juiste diameter voor de
werkingscapaciteit van de units.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
55
16 | Installatie van de unit
≤4 mm
A
A'
A-A'
A
A'
e
542
c
b
d
b
a
d
c
a
3
1
2~51
Afvoerleiding aansluiten op de binnenunit
OPMERKING
Een slechte aansluiting van de afvoerslang kan lekken veroorzaken en schade
berokkenen aan de installatieruimte en de omgeving.
1Duw de afvoerslang zo ver mogelijk over de aansluiting van de afvoerleiding.
2Draai de metalen klem vast tot er minder dan 4mm tussen de schroefkop en
het metalen klemdeel zit.
3Controleer op waterlekken (zie "Controle op waterlekken"[456]).
4Draai het grote afdichtingskussen (= isolatie) rond de metalen klem en de
afvoerslang, en bevestig het met kabelbinders.
5Sluit de afvoerleiding aan op de afvoerslang.
a Aansluiting afvoerleiding (bevestigd aan de unit)
b Afvoerslang (accessoire)
c Metalen klem (accessoire)
d Groot afdichtingskussen (accessoire)
e Afvoerleiding (lokaal te voorzien)
Controle op waterlekken
De procedure verschilt afhankelijk van of de installatie van het systeem al voltooid
is of niet. Wanneer de installatie van het systeem nog niet voltooid is, sluit u de
gebruikersinterface en de voeding tijdelijk aan op de unit.
Wanneer de installatie van het systeem nog niet voltooid is
1Sluit de elektrische bedrading tijdelijk aan.
▪ Verwijder het servicedeksel (a).
▪ Sluit de elektrische voeding aan (d).
▪ Sluit de gebruikersinterface aan (f).
▪ Breng het servicedeksel (a) weer aan.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
56
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
L
N
1×
b
cd
a
b
1×
P1P2 F1F2 T1T2
a Servicedeksel met bedradingsschema
e
d
c
≥100 mm
a
b
b Opening voor kabels
c Klemmenstrook gebruikersinterface
d Voedingsklemmenstrook
2Schakel de voeding IN.
16 | Installatie van de unit
3Begin de werking met alleen ventileren (zie de uitgebreide handleiding of de
servicehandleiding van de gebruikersinterface).
4Giet ongeveer 1 l water langzaam in de uitlaat van de luchtuitblaas en
controleer op lekken.
a Plastic gieter
b Serviceafvoeruitlaat (met rubberen blindprop). Gebruik deze uitlaat voor de afvoer van water uit de lekbak.
c Locatie condenswaterpomp
d Aansluiting afvoerleiding
e Afvoerleiding
5Schakel de voeding UIT.
6Koppel de elektrische bedrading los.
17.1.1Vereisten voor de koelmiddelleidingen ................................................................................................................. 58
17.2.1Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen .................................................................................................. 59
17.2.2Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen..................................................................... 60
17.2.3Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen......................................................................................... 61
17.2.4Richtlijnen voor het buigen van leidingen ............................................................................................................. 61
17.2.5Het uiteinde van een buis verbreden .................................................................................................................... 61
17.2.6De koelmiddelleidingen op binnenunit aansluiten................................................................................................ 62
17.1 De koelmiddelleidingen voorbereiden
17.1.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken in de
"2Algemene veiligheidsmaatregelen"[45].
VOORZICHTIG
De leidingen MOETEN worden geïnstalleerd zoals beschreven in "17Installatie van de
leidingen"[458]. Alleen mechanische verbindingen (bv. braseren
+flareverbindingen) die conform de nieuwste versie van ISO14903 zijn, kunnen
worden gebruikt.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten geschikt zijn voor koelmiddel.
Gebruik met fosforzuur gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor koelmiddel.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de fabricage
worden gebruikt, mogen niet meer dan 30mg/10m bedragen.
Diameter koelmiddelleidingen
Diameters voor leidingaansluitingen van de binnenunit:
KlasseBuitendiameter leiding (mm)
15~32Ø6,4Ø9,5
40+50Ø6,4Ø12,7
Materiaal koelmiddelleidingen
VloeistofleidingGasleiding
▪ Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos koper.
▪ Flareverbindingen: Gebruik alleen gegloeide leidingen.
▪ Hardingsgraad en dikte leidingen:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
58
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
17 | Installatie van de leidingen
t
Ø
ØiØ
i
t
ØpØ
p
Buitendiameter (Ø)HardingsgraadDikte (t)
6,4mm (1/4")Gegloeid (O)≥0,8mm
9,5mm (3/8")
12,7mm (1/2")
(a)
Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale bedrijfsdruk van de unit (zie
"PS High" op het naamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.
17.1.2 De koelleidingen isoleren
▪ Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal:
- met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en 0,052 W/mK
(0,035 en 0,045kcal/mh°C)
- bestand tegen minstens 120°C
▪ Isolatiedikte
Buitendiameter leiding
6,4mm (1/4")8~10mm≥10mm
9,5mm (3/8")12~15mm≥13mm
(Øp)
Binnendiameter isolatie
(Øi)
(a)
Isolatiedikte (t)
12,7mm (1/2")14~16mm≥13mm
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer dan80% bedraagt,
moet het isolatiemateriaal minstens 20 mm dik zijn om condensatie aan de
oppervlakte van de isolatie te voorkomen.
17.2 De koelmiddelleiding aansluiten
17.2.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen
Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluiten
Controleer of de buitenunit en binnenunit gemonteerd zijn.
Typische werkstroom
De koelmiddelleiding aansluiten betekent:
▪ De koelmiddelleiding op de binnenunit aansluiten
▪ De koelmiddelleiding op de buitenunit aansluiten
▪ De koelmiddelleiding isoleren
▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
59
17 | Installatie van de leidingen
17.2.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: RISICO OP BRANDWONDEN
VOORZICHTIG
▪ Gebruik GEEN minerale olie op het verbreed uiteinde van de koelmiddelleiding.
▪ Gebruik NIET opnieuw een leiding afkomstig van vorige installaties.
▪ Installeer NOOIT een droger op deze R32-unit om zijn levensduur te kunnen
garanderen. Het droogmateriaal kan oplossen en het systeem beschadigen.
OPMERKING
Houd rekening met de volgende voorzorgen met betrekking tot de koelmiddelleiding:
▪ Zorg ervoor dat nooit ander koelmiddel dan het aangewezen koelmiddel in de
koelmiddelcyclus vermengd wordt (bijv. lucht).
▪ Gebruik uitsluitend R32 wanneer u koelmiddel moet bijvullen.
▪ Gebruik uitsluitend installatiegereedschap (bijv. manometers voor het
verdeelstuk) dat enkel en alleen voor R32-installaties bedoeld is, zodat het de
druk kan weerstaan en er geen vreemde stoffen (zoals minerale oliën en vocht) in
het systeem kunnen terechtkomen.
▪ De leiding dient zo gemonteerd te worden dat haar verbreed uiteinde NIET aan
mechanische spanningen onderhevig is.
▪ Bescherm de leiding zoals beschreven in de volgende tabel om te vermijden dat
vuil, vloeistof of stof in de leiding terecht zou komen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
60
ToestelInstallatieperiodeBeschermingsmethode
<1maandDe leiding dichtknijpen of
met kleefband afdichten
INFORMATIE
Open de afsluiter van het koelmiddel NIET vooraleer de koelmiddelleiding
gecontroleerd te hebben. Wanneer u koelmiddel moet bijvullen, wordt geadviseerd
de afsluiter van het koelmiddel te openen vooraleer bij te vullen.
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
17.2.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen
a
b
c
d
R=
0.4~0.8
±2
45°
90°
±2
ØA
ab
Houd rekening met de volgende richtlijnen wanneer u leidingen aansluit:
▪ Bestrijk de binnenkant van de verbreding met etherolie of esterolie wanneer u
een flaremoer aansluit. Draai eerst 3 of 4 toeren met de hand vast vooraleer
stevig vast te draaien.
▪ Gebruik ALTIJD 2 sleutels tezamen om een flaremoer los te draaien.
▪ Gebruik ALTIJD samen een moersleutel en een momentsleutel om deze moer aan
te halen wanneer u de leiding aansluit. Op die manier zal de moer niet scheuren
en lekken.
17 | Installatie van de leidingen
a Momentsleutel
b Moersleutel
c Leidingverbinding
d Flaremoer
Leidingmaat (mm)Aanhaalmoment
Ø6,415~178,7~9,1
Ø9,533~3912,8~13,2
Ø12,750~6016,2~16,6
17.2.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen
Gebruik een buisbuiger om bochten te maken. Alle buisbochten moeten zo zacht
mogelijk zijn (de bochtstraal moet 30~40mm bedragen of meer zelfs).
17.2.5 Het uiteinde van een buis verbreden
VOORZICHTIG
▪ Een onvolledige verbreding kan lekken van koelgas veroorzaken.
▪ Gebruik getrompte buizen NIET opnieuw. Gebruik nieuwe getrompte buizen om
ervoor te zorgen dat geen koelgas kan lekken.
▪ Gebruik de getrompte moeren die bij de unit werden meegeleverd. Andere
getrompte moeren gebruiken kan koelgaslekken veroorzaken.
1Snijd het uiteinde van de leiding af met een pijpensnijder.
2Verwijder de bramen en houd daarbij het afgesneden vlak naar beneden
zodat er GEEN bramen in de leiding kunnen komen.
a Snijd precies in rechte hoeken af.
b Verwijder de bramen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
61
17 | Installatie van de leidingen
A
ab
c
BA
adcefbb
adcefbb
2
4
3
g
1
23
4
g
1
AB
3Verwijder de flaremoer van de afsluiter en zet de flaremoer op de leiding.
4Verbreed de leiding. Verbreed exact op de plaats zoals getoond op de
volgende afbeelding.
Flaregereedschap voor
R32 (koppelingstype)
A0~0,5mm1,0~1,5mm1,5~2,0mm
5Controleer of de verbreding goed werd uitgevoerd.
a De binnenkant van de verbreding mag GEEN gebreken vertonen.
b Het uiteinde van de leiding MOET gelijkmatig en in een perfecte cirkel verbreed zijn.
c Controleer of de flaremoer is aangebracht.
17.2.6 De koelmiddelleidingen op binnenunit aansluiten
VOORZICHTIG
Installeer koelmiddelleidingen of componenten zo dat ze niet worden blootgesteld
aan stoffen die componenten met koelmiddel kunnen corroderen, tenzij de
componenten gemaakt zijn van een materiaal dat inherent bestand is tegen corrosie
of beschermd is tegen corrosie.
Conventioneel flaregereedschap
Koppelingstype
(Ridgid-type)
Vleugelmoertype
(Imperial-type)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
62
WAARSCHUWING: MATIG ONTVLAMBAAR MATERIAAL
Het koelmiddel in deze unit is weinig ontvlambaar.
▪ Leidinglengte. Houd de koelmiddelleiding zo kort mogelijk.
▪ Flareverbindingen. Sluit de koelmiddelleiding met flareverbindingen aan op de
unit.
▪ Isolatie. Isoleer de koelmiddelleiding op de binnenunit als volgt:
A Gasleiding
B Vloeistofleiding
a Isolatiemateriaal (lokaal te voorzien)
b Kabelbinder (accessoire)
c Isolatiedelen: Groot (gasleiding), klein (vloeistofleiding) (accessoires)
d Flaremoer (bevestigd op de unit)
e Aansluiting koelmiddelleiding (bevestigd op de unit)
f Unit
g Afdichtingskussens: Middelgroot 1 (gasleiding), middelgroot 2 (vloeistofleiding) (accessoires)
1 Draai de naden van de isolatiedelen naar boven.
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
17 | Installatie van de leidingen
2 Bevestig ze aan de basis van de unit.
3 Maak de kabelbinder vast rond de isolatiedelen.
4 Draai het afdichtingskussen van de basis van de unit tot de bovenkant van de flaremoer rond de
koelmiddelleiding.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de hele koelmiddelleiding is geïsoleerd. Blote leidingen kunnen
condensatie veroorzaken.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
63
18 | Elektrische installatie
18 Elektrische installatie
In dit hoofdstuk
18.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading
18.1Over het aansluiten van de elektrische bedrading ................................................................................................................ 64
18.1.1Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van elektrische bedrading .................................................................. 64
18.1.2Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische bedrading .............................................................................. 65
18.1.3Specificaties van de standaardcomponenten van de bedrading .......................................................................... 66
18.2Elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit .............................................................................................................. 67
Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1Controleren of het voedingssysteem voldoet aan de elektrische specificaties
van de units.
2De elektrische bedrading aansluiten op de buitenunit.
3De elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit.
4De hoofdvoeding aansluiten.
18.1.1 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van elektrische bedrading
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als stroomtoevoerkabel.
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken in de
"2Algemene veiligheidsmaatregelen"[45].
INFORMATIE
Lees tevens de "18.1.3 Specificaties van de standaardcomponenten van de
bedrading"[466].
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading MOET door een erkende elektricien uitgevoerd worden en MOET
voldoen aan de geldende wetgeving.
▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde bedrading.
▪ Alle op de site geleverde componenten en alle elektrische constructies MOETEN
voldoen aan de geldende wetgeving.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
64
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
18 | Elektrische installatie
ba
c b
c
aa
A
AA´
A´
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde nulfase heeft, Kan de
apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via een nutsleiding, een
piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding
kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders, zodat deze NIET in contact
kan komen met scherpe randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde.
▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten geleiders, geen verlengkabels
en geen aansluitingen van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand veroorzaken.
▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat deze unit een inverter
bevat. Een fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties en kan
ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING
Gebruik een alpolige schakelaar met een contactscheiding van minstens 3 mm om
het contact volledig te verbreken onder overspanningscategorie III.
WAARSCHUWING
Als het netsnoer beschadigd is, MOET de fabrikant, zijn vertegenwoordiger, zijn
servicevertegenwoordiger of gelijkaardige bevoegde personen het snoer vervangen
om een gevaarlijke situatie te voorkomen.
18.1.2 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische bedrading
Denk aan de volgende punten:
▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog op het
uiteinde. Schuif het rond oog over de draad tot aan het bekleed gedeelte en
maak het oog vast met een geschikt werktuig.
a Gevlochten geleider
b Ronde krimpklem
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat het servicedeksel nadien
weer goed kan worden aangebracht.
De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten afzonderlijk worden
gehouden. Beide bedradingen moeten ALTIJD op minstens 50 mm van elkaar
worden gehouden om eventuele elektrische storingen te voorkomen.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de voedingskabel en de transmissiekabel van elkaar gescheiden
blijven. De transmissiebedrading en de voedingsbedrading mogen kruisen, maar ze
mogen NIET parallel lopen.
1Verwijder het servicedeksel.
2Kabel gebruikersinterface: Geleid de kabel door het frame, sluit hem aan op
het klemmenblok (P1, P2) en maak hem vast met een kabelbinder.
3Transmissiekabel: Geleid de kabel door het frame, sluit hem aan op het
klemmenblok (controleer of de symbolen F1, F2 overeenstemmen met die op
de buitenunit) en maak hem vast met een kabelbinder.
4Voedingskabel: Geleid de kabel door het frame en sluit hem aan op het
klemmenblok (L, N, aarding).
a Onderbreker
b Reststroomapparaat
5Verdeel de kleine afdichting (accessoire) in kleinere delen en draai ze rond de
kabels om te voorkomen dat er water in de unit kan.
6Dicht alle openingen af met een afdichtingsmateriaal (lokaal te voorzien) om
te voorkomen dat kleine dieren in het systeem terechtkomen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
67
18 | Elektrische installatie
1×
L
N
1×
a
b
b
10~15
70~90
10~20
10~15
70~90
7
d
d
e
c
P1P2 F1 F2
LNLNLN
IN/D OUT/D
F
1 F2 F1 F2
Control box
P1P
2
P1P
2
P1P
2
P1P
2
P1P
2
F1F2T1T
2
P1P2F1F2T1T
2
P1P2F1F2T1T
2
P1P2F1F2T1T
2
N L
a
d
c
b
LN
N LN LN L
a Servicedeksel (met bedradingsschema)
b Opening voor kabels
c Aansluiting van elektrische voeding
d Kabelbinder
e Aansluiting van gebruikersinterface en transmissiekabel
Voorbeeld van een compleet systeem
1 gebruikersinterface bestuurt 1 binnenunit.
a Buitenunit
b Binnenunit
c Gebruikersinterface
d Meest stroomafwaarts gelegen binnenunit
OPMERKING
Aansluiting van groepsbesturing is NIET toegelaten.
VOORZICHTIG
▪ Elke binnenunit moet op een aparte gebruikersinterface worden aangesloten.
Alleen een afstandsbediening die compatibel is met het veiligheidssysteem kan
als gebruikersinterface worden gebruikt. Zie de technische data sheet voor de
compatibiliteit van de afstandsbediening (bv. BRC1H52/82*).
▪ De gebruikersinterface moet in dezelfde kamer als de binnenunit worden
geplaatst. Zie de montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de
gebruikersinterface voor meer informatie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
19.2Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling....................................................................................................................... 69
19.3Checklist voor de inbedrijfstelling .......................................................................................................................................... 70
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten om het
systeem na de installatie in gebruik te stellen.
Typische werkstroom
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in:
1De "Controlelijst voor de inbedrijfstelling" controleren.
2Het systeem testen.
19 | Inbedrijfstelling
19.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling
INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het nodige opgenomen
vermogen hoger zijn dan dat vermeld op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen
wordt veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd van 50 uur nodig
heeft voordat een vlotte werking en stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
OPMERKING
Vooraleer het systeem te starten MOET de unit minstens 6uur onder spanning staan
om te voorkomen dat de compressor schade oploopt bij het opstarten.
OPMERKING
Laat de unit ALTIJD draaien met thermistoren en/of druksensoren/-schakelaars.
Anders kan er brand in de compressor ontstaan.
OPMERKING
Werk de koelmiddelleiding van de unit ALTIJD volledig af voordat u de unit gebruikt.
Anders raakt de compressor defect.
Koelstand. Laat het systeem proefdraaien in de koelstand om afsluiters die niet
openen te detecteren. Zelfs als de gebruikersinterface was ingesteld op verwarmen,
werkt de unit gedurende 2‑3 minuten in de koelstand (terwijl het
verwarmingssymbool op de gebruikersinterface staat), waarna zij automatisch
overschakelt naar de verwarmingsstand.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
69
19 | Inbedrijfstelling
19.3 Checklist voor de inbedrijfstelling
WAARSCHUWING
Als de panelen van de binnenunits nog niet geïnstalleerd zijn, moet u de voeding na
het proefdraaien uitschakelen. Schakel hiervoor het systeem UIT via de
gebruikersinterface. Leg de unit NIET stil met de stroomonderbrekers.
Controleer na de installatie van de unit eerst de hierna vermelde punten. Sluit de
unit nadat alle controles zijn uitgevoerd. Start de unit nadat u ze gesloten hebt.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik, zoals beschreven in de uitgebreidehandleiding voor de installateur en de gebruiker.
De binnenunit moet juist gemonteerd zijn.
De buitenunit moet juist gemonteerd zijn.
Controleer of de afvoerleiding goed is geïnstalleerd, geïsoleerd en het afvoerwater goed
kan wegstromen. Controleer op waterlekken.
Mogelijk gevolg: Er kan condenswater naar beneden druppelen.
De koelmiddelleidingen (gas en vloeistof) zijn goed geïnstalleerd en thermisch geïsoleerd.
19.4 Proefdraaien
Er zijn GEEN koelmiddellekkages.
Er zijn GEEN ontbrekende fasen of omgekeerde fasen.
Het systeem is goed en op de juiste manier geaard en de aardingsklemmen zijn goed
aangehaald.
De zekeringen of lokaal geïnstalleerde beveiligingen zijn overeenkomstig dit document
geïnstalleerd en zijn NIET overbrugd.
De voedingsspanning komt overeen met de spanning op het identificatieplaatje van de
unit.
Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen of beschadigde elektrische onderdelen in
de schakelkast.
Er zijn GEEN beschadigde onderdelen of buizen die tegen de binnenkant van de binnen- of
buitenunit gedrukt worden.
De afsluiters (gas en vloeistof) op de buitenunit staan volledig open.
INFORMATIE
▪ Voer het proefdraaien uit zoals beschreven in de handleiding van de buitenunit.
▪ Het proefdraaien is alleen voltooid als er geen storingscode op de
gebruikersinterface of het 7-segmentendisplay van de buitenunit staat.
▪ Zie de servicehandleiding voor de volledige lijst met foutcodes en een
gedetailleerde uitleg voor het opsporen en oplossen van elke fout.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
70
OPMERKING
Onderbreek het proefdraaien NIET.
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
20 Configuratie
20.1 Lokale instelling
Voer de volgende lokale instellingen uit zodat ze overeenstemmen met de echte
installatie en met de behoeften van de gebruiker:
▪ Plafondhoogte
▪ Bereik uitblaasrichting
▪ Luchtvolume bij uitgeschakelde thermostaatregeling
▪ Tijd om filter te reinigen
▪ Selectie thermostaatsensor
▪ Omschakeling thermostaatdifferentieel (als remote sensor wordt gebruikt)
▪ Differentieel automatische omschakeling
▪ Automatisch herstarten na stroomonderbreking
20 | Configuratie
INFORMATIE
▪ Sommige lokale instellingen kunnen veranderen wanneer u op de binnenunit
optionele accessoires aansluit. Voor meer informatie, zie de montagehandleiding
van het optionele accessoire.
▪ De volgende instelling is alleen van toepassing bij gebruik van de
gebruikersinterface BRC1H52*. Zie de montagehandleiding of servicehandleiding
van de gebruikersinterface wanneer een andere gebruikersinterface wordt
gebruikt.
Instelling: Plafondhoogte
Deze instelling moet overeenstemmen met de echte afstand tot de vloer,
capaciteitsklasse en luchtuitblaasrichtingen.
▪ Voor een 3-wegs en 2-wegs luchtuitblaas (waarvoor een optionele afsluitplaatkit
vereist is), zie de montagehandleiding van de optionele afsluitplaatkit.
▪ Zie de tabel hieronder voor een 4-wegs luchtuitblaas.
Bij een afstand tot de vloer van (m)Dan
(1)
MSW—
≤2,713 (23)001
2,7<x≤3,002
3,0<x≤3,503
Instelling: Bereik uitblaasrichting
Deze instelling moet overeenstemmen met de behoeften van de gebruiker.
(1)
Lokale instellingen worden als volgt gedefinieerd:
• M: Standnummer – Eerste cijfer: voor groep units – Cijfer tussen haakjes: voor afzonderlijke unit
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
71
20 | Configuratie
Als u het bereik van de uitblaasrichting wil
instellen op…
MSW—
Dan
(1)
Bovenste13 (23)401
Midden02
Onderste03
Instelling: Luchtvolume bij uitgeschakelde thermostaatregeling
Deze instelling moet overeenstemmen met de behoeften van de gebruiker. Zij
bepaalt de ventilatorsnelheid van de binnenunit bij thermostaat UIT.
1Als u de ventilatoren op werking hebt ingesteld, stel dan ook de
luchtvolumesnelheid in:
Als u wilt…Dan
(1)
MSW—
Thermostaat UIT
tijdens koelen
Thermostaat UIT
tijdens verwarmen
(a)
Gebruik alleen in combinatie met de optionele remote sensor of wanneer de instelling M
10 (20), SW 2, — 3 wordt gebruikt.
(2)
L
Instelvolume
(a)
UIT
Monitoring 1
Monitoring 2
(2)
L
Instelvolume
(a)
UIT
Monitoring 1
Monitoring 2
12 (22)601
(2)
02
03
(2)
(2)
04
05
12 (22)301
(2)
02
03
(2)
(2)
04
05
Instelling: Tijd om filter te reinigen
Deze instelling moet overeenstemmen met de luchtvervuiling in de kamer. Zij
bepaalt het interval waarop de melding "Time to clean air filter" (tijd om het
luchtfilter te reinigen) op de gebruikersinterface verschijnt.
(1)
Lokale instellingen worden als volgt gedefinieerd:
• M: Standnummer – Eerste cijfer: voor groep units – Cijfer tussen haakjes: voor afzonderlijke unit
• SW: Nummer instelling
• —: Waardenummer
•: Standaard
(2)
Ventilatorsnelheid:
• LL: Lage ventilatorsnelheid (ingesteld bij thermostaat UIT)
• L: Lage ventilatorsnelheid (ingesteld door gebruikersinterface)
• Instelvolume: De ventilatorsnelheid komt overeen met de door de gebruiker met de ventilatorsnelheidsknop op de
• Monitoring 1, 2: De ventilator staat UIT, maar draait om de 6minuten even met LL (Monitoring 1) of L (Monitoring 2) om de
kamertemperatuur te detecteren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
72
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
20 | Configuratie
Voor een interval van…
(luchtvervuiling)
MSW—
Dan
(1)
±2500u (licht)10 (20)001
±1250u (zwaar)02
Melding AAN301
Melding UIT02
Instelling: Selectie thermostaatsensor
Deze instelling moet overeenstemmen met hoe/of de thermostaatsensor van de
afstandsbediening wordt gebruikt.
Wanneer de thermostaatsensor van de
afstandsbediening…
Wordt gebruikt in combinatie met de thermistor
MSW—
10 (20)201
Dan
(1)
van de binnenunit
Niet wordt gebruikt (alleen thermistor binnenunit)02
Exclusief wordt gebruikt03
Instelling: Omschakeling thermostaatdifferentieel (als remote sensor wordt
gebruikt)
Als het systeem over een remote sensor beschikt, de stappen voor verhogen/
verlagen instellen.
Als u de stappen wil veranderen in…Dan
(1)
MSW—
1°C12 (22)201
0,5°C02
Instelling: Differentieel voor automatische omschakeling
Stel het temperatuurverschil tussen het instelpunt koelen en het instelpunt
verwarmen in de automatische stand in (beschikbaarheid afhankelijk van het
systeemtype). Het differentieel is het instelpunt koelen min het instelpunt
verwarmen.
(1)
Lokale instellingen worden als volgt gedefinieerd:
• M: Standnummer – Eerste cijfer: voor groep units – Cijfer tussen haakjes: voor afzonderlijke unit
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
73
20 | Configuratie
Als u wil … instellenDan
(1)
Voorbeeld
MSW—
0°C12 (22)401koelen 24°C/verwarmen
24°C
1°C02koelen 24°C/verwarmen
23°C
2°C03koelen 24°C/verwarmen
22°C
3°C04koelen 24°C/verwarmen
21°C
4°C05koelen 24°C/verwarmen
20°C
5°C06koelen 24°C/verwarmen
19°C
6°C07koelen 24°C/verwarmen
18°C
7°C08koelen 24°C/verwarmen
17°C
Instelling: Automatisch herstarten na stroomonderbreking
Afhankelijk van de behoeften van de gebruiker, kan u automatisch herstarten na
een stroompanne activeren/deactiveren.
Als u automatisch herstarten na
stroomonderbreking wil…
MSW—
Dan
(1)
Gedeactiveerd12 (22)501
Geactiveerd02
(1)
Lokale instellingen worden als volgt gedefinieerd:
• M: Standnummer – Eerste cijfer: voor groep units – Cijfer tussen haakjes: voor afzonderlijke unit
• SW: Nummer instelling
• —: Waardenummer
•: Standaard
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
74
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
21 | Aan de gebruiker overhandigen
21 Aan de gebruiker overhandigen
Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juiste manier werkt, zorg
ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed begrijpt:
▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en vraag hem/haar
deze bij te houden om deze later te kunnen raadplegen. Informeer de gebruiker
dat hij de volledige documentatie kan vinden op de eerder in deze handleiding
beschreven URL.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe het systeem op de juiste manier te bedienen en wat
er moet worden gedaan wanneer zich een probleem zou voordoen.
▪ Toon aan de gebruiker wat te doen om de unit te onderhouden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
75
22 | Opsporen en verhelpen van storingen
22 Opsporen en verhelpen van storingen
22.1 Problemen op basis van storingscodes oplossen
Als er zich een probleem voordoet in de unit, verschijnt een storingscode op de
gebruikersinterface. Het is belangrijk het probleem goed te begrijpen en de nodige
maatregelen te treffen voordat de storingscode wordt gereset. Dit zou best door
een erkende installateur of door de dealer in uw regio moeten uitgevoerd worden.
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de meeste mogelijke storingscodes en de
beschrijving ervan zoals deze op de gebruikersinterface verschijnen.
INFORMATIE
Zie de onderhouds- en reparatiehandleiding voor:
▪ De volledige lijst van de storingscodes
▪ Een meer gedetailleerde gids voor probleemoplossing voor elke storing
22.1.1 Storingscodes: Overzicht
Raadpleeg uw verdeler als er andere foutcodes worden weergegeven.
CodeBeschrijving
De R32-sensor heeft een koelmiddellek gedetecteerd
/Fout veiligheidssysteem (lekdetectie)
Storing R32-sensor
Einde levensduur R32-sensor
6 maanden voor einde levensduur R32-sensor
Storing printplaat binnenunit
Probleem regelsysteem afvoerpeil
Storing vorstbeveiliging
Hogedrukregeling in verwarmingsstand, regeling vorstbeveiliging in koelstand
Storing ventilatormotor
Storing draaiklepmotor
Storing elektrische voeding of AC-ingangsoverstroom
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
77
23 | Als afval verwijderen
23 Als afval verwijderen
OPMERKING
Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en
het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETEN
conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units MOETEN voor
hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf
worden behandeld.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
78
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
24 Technische gegevens
,
A
INDOOR
OUTDOOR
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar op de regionale
Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op het Daikin
Business Portal (authenticatie vereist).
24.1 Bedradingsschema
24.1.1 Legende eengemaakt bedradingsschema
Voor gebruikte onderdelen en nummering, zie het bedradingsschema op de unit.
De onderdelen zijn genummerd met Arabische cijfers in oplopende volgorde en
wordt in het overzicht hieronder aangegeven door "*" in de onderdeelcode.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
81
25 | Verklarende woordenlijst
25 Verklarende woordenlijst
Dealer
Erkende installateur
Gebruiker
Geldende wetgeving
Onderhoudsbedrijf
Installatiehandleiding
Verdeler die het product verkoopt.
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het product te
installeren.
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het product gebruikt.
Alle geldende internationale, Europese, nationale en plaatselijke richtlijnen,
wetten, reglementen en/of voorschriften betreffende een bepaald product
of domein.
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het product uit te voeren
of te coördineren.
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het configureren en
het onderhouden van een bepaald product of een bepaalde toepassing.
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een bepaalde toepassing
waarin wordt uitgelegd hoe het product of de toepassing moet worden
gebruikt.
Accessoires
Labels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur en uitrustingen die met
het product worden meegeleverd en die volgens de instructies in de
meegeleverde documentatie geïnstalleerd moeten worden.
Optionele apparatuur
Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en uitrustingen die met
het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie
gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzien
NIET door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die met het product
volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd
mogen worden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
82
FXZA15~50A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599623-1B – 2020.10
Verantwortung für Energie und Umwelt
Copyright 2020 Daikin
4P599623-1B 2020.10
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.