Daikin FAQ71CVEB, FAQ100CVEB Installation manuals [nl]

Page 1
INSTALLATION MANUAL
SPLIT SYSTEM Air Conditioners
English
Deutsch
MODELS
(Wall mounted type)
FAQ71CVEB FAQ100CVEB
READ THESE INSTRUCTIONS CAREFULLY BEFORE INSTALLATION. KEEP THIS MANUAL IN A HANDY PLACE FOR FUTURE REFERENCE.
LIRE SOIGNEUSEMENT CES INSTRUCTIONS AVANT L’INSTALLATION. CONSERVER CE MANUEL A PORTEE DE MAIN POUR REFERENCE ULTERIEURE.
LEA CUIDADOSAMENTE ESTAS INSTRUCCIONES ANTES DE INSTALAR. GUARDE ESTE MANUAL EN UN LUGAR A MANO PARA LEER EN CASO DE TENER ALGUNA DUDA.
PRIMA DELL’INSTALLAZIONE LEGGERE ATTENTAMENTE QUESTE ISTRUZIONI. TENERE QUESTO MANUALE A PORTATA DI MANO PER RIFERIMENTI FUTURI.
ΔΙΑΒΑΣΤΕ ΠΡΟΣΕΚΤΙΚΑ ΑΥΤΕΣ ΤΙΣ ΟΔΗΓΙΕΣ ΠΡΙΝ ΑΠΟ ΤΗΝ ΕΓΚΑΤΑΣΤΑΣΗ ΕΧΕΤΕ ΑΥΤΟ ΤΟ ΕΓΧΕΙΡΙΔΙΟ ΕΥΚΑΙΡΟ ΓΙΑ ΝΑ ΤΟ ΣΥΜΒΟΥΛΕΥΕΣΤΕ ΣΤΟ ΜΕΛΛΟΝ.
LEES DEZE INSTRUCTIES ZORGVULDIG DOOR VOOR INSTALLATIE. BEWAAR DEZE HANDLEINDING WAAR U HEM KUNT TERUGVINDEN VOOR LATERE NASLAG.
LEIA COM ATENÇÃO ESTAS INSTRUÇÕES ANTES DE REALIZAR A INSTALAÇÃO. MANTENHA ESTE MANUAL AO SEU ALCANCE PARA FUTURAS CONSULTAS.
Français
Español
Italiano
Nederlands
Portugues
ПЕРЕД НАЧАЛОМ МОНТАЖА ВНИМАТЕЛЬНО ОЗНАКОМЬТЕСЬ С ДАННЫМИ ИНСТРУКЦИЯМИ. СОХРАНИТЕ ДАННОЕ РУКОВОДСТВО В МЕСТЕ, УДОБНОМ ДЛЯ ОБРАЩЕНИЯ В БУДУЩЕМ.
MONTAJDAN ÖNCE BU TALÝMATLARI DÝKKATLÝ BÝR BÝÇÝMDE OKUYUN. GELECEKTE BAÞVURMAK ÜZERE BU ELKÝTABINI KOLAY ULAÞABÝLECEÐÝNÝZ BÝR YERDE MUHAFAZA EDÝN.
Page 2
FAQ71CVEB
WAARSCHUWING
FAQ100CVEB
SPLIT SYSTEM Airconditioner Installatiehandleiding
INHOUD
1. VEILIGHEIDSMAATREGELEN............................................................................1
2. VOOR INSTALLATIE............................................................................................3
3. HET SELECTEREN VAN DE PLAATS ................................................................5
4. VOORBEREIDING VOOR DE INSTALLATIE ......................................................7
5. INSTALLATIE VAN DE BINNENUNIT..................................................................8
6. DE KOELMIDDELLEIDING ................................................................................11
7. DE AFVOERLEIDING.........................................................................................13
8. HET AANLEGGEN VAN DE ELEKTRISCHE BEDRADING ..............................15
9. ZO SLUIT U DE BEKABELING AAN EN VOORBEELD VAN
ELEKTRISCHE AANSLUITING..........................................................................16
10. LOKALE INSTELLING........................................................................................21
11. TESTEN..............................................................................................................25
12. BEDRADINGSSCHEMA.....................................................................................29
Deze Engelse tekst is de oorspronkelijke versie. Andere talen zijn vertalingen van de oorspronkelijke instructies.
1. VEILIGHEIDSMAATREGELEN
Lees deze “VEILIGHEIDSMAATREGELEN” zorgvuldig door voordat u de airconditioner installeert en zorg ervoor dat u het toestel op de juiste wijze installeert. Deze airconditioner is ingedeeld in de categorie “apparaten niet voor algemeen gebruik”.
Betekenis van de WAARSCHUWING en VOORZORGSMAATREGELEN mededelingen. Beide bevatten belangrijke veiligheidsinstructies. U dient ze dan ook altijd op te volgen.
WAARSCHUWING..........................Het niet correct opvolgen van deze instructies kan ernstig
lichamelijk letsel of een dodelijk ongeval veroorzaken.
VOORZORGSMAATREGELEN .. Het niet correct opvolgen van deze instructies kan schade aan
eigendommen of lichamelijk letsel tot gevolg hebben, dat ernstig kan zijn al naar gelang de omstandigheden.
Voer nadat de installatie is voltooid, een werkingstest uit om te bevestigen dat de apparatuur probleemloos werkt. Leg daarna aan de cliënt uit hoe hij de apparatuur moet bedienen wijs hem erop dat hij de bedieningshandleiding moet volgen.
Laat de installatie door uw dealer of door vakbekwaam personeel uitvoeren.
Probeer de airconditioner niet zelf te installeren. Fouten bij installatie kunnen waterlekkage, elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
Installeer de airconditioner conform de instructies van deze installatiehandleiding.
Fouten bij installatie kunnen waterlekkage, elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
Nederlands 1
Page 3
Bij installatie van de unit in een kleine ruimte, moeten de nodige voorzorgen worden genomen
VOORZORGSMAATREGELEN
om te voorkomen dat bij lekkage de koelmiddelconcentratie te hoog wordt. Neem contact op met uw verdeler voor meer informatie. Als de koelmiddelconcentratie te hoog wordt, kan dit leiden tot zuurstofgebrek.
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven accessoires en onderdelen om het toestel te installeren.
Het niet gebruiken van de voorgeschreven onderdelen tijdens installatie kan het omvallen van de unit, waterlekkage, elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
Installeer de airconditioner op een fundering die sterk genoeg is om het gewicht van de unit te kunnen
hebben. Als de fundering niet voldoende sterk is, kan de unit omvallen en lichamelijk letsel veroorzaken.
Houd bij de installatie rekening met harde wind, tropische stormen en aardbevingen.
Als de installatie niet correct is uitgevoerd, kan de unit vallen en ongevallen veroorzaken.
Elektrische werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een erkend elektricien conform de lokale
wetten en regelgeving, en met inachtneming van deze installatiehandleiding. Gebruik altijd een afzonderlijk voedingscircuit en sluit in geen geval bijkomende bedrading aan op het bestaande circuit. Onvoldoende capaciteit van de voeding en fouten in de bedrading kunnen elektrische schokken en brand tot gevolg hebben.
De airconditioner moet geaard worden.
Aard de unit niet aan een gas- of waterpijp, bliksemafleider of telefoon-aardkabel. Onvoldoende aarding kan elektrische schokken of brand veroorzaken. Een plotselinge schok van inslaande bliksem of iets anders kan de airconditioner beschadigen.
Plaats een aardlekschakelaar.
Het niet plaatsen van een aardlekschakelaar kan gevaar voor elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
Schakel de unit uit alvorens elektrische onderdelen aan te raken. Het aanraken van onderdelen onder
spanning kan elektrische schokken tot gevolg hebben.
Gebruik voor de bedrading de voorgeschreven draden en sluit ze stevig en vast aan zodanig er geen
externe kracht van de draden kan worden uitgeoefend op de klemaansluitingen. Als de draden niet stevig zijn aangesloten en vastgemaakt, kan dit oververhitting, brand of dergelijke tot gevolg hebben.
De bedrading voor de elektrische voeding en tussen de binnen- en buitenunits moet correct gelegd
en gevormd worden, en het deksel van de regelkast moet stevig worden vastgemaakt zodat de bedrading de structuuronderdelen zoals het deksel niet omhoog kan duwen. Als het deksel niet goed is vastgemaakt, kan dit elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
Als er tijdens installatie koelmiddelgas ontsnapt dient de ruimte onmiddellijk goed gelucht te worden.
Als het koelmiddel tot ontbranding komt, kunnen er giftige gassen vrijkomen.
Controleer na het voltooien van de installatie of er geen lekkage van koelmiddelgas is.
Er kunnen giftige gassen vrijkomen als koelmiddelgas weglekt en dit in contact komt met warmtebronnen, zoals gasfornuizen, kookplaten of verwarmingstoestellen met warmtespiralen.
Raak koelmiddel dat uit de koelmiddelleiding of andere plaatsen is gelekt niet rechtstreeks aan aangezien
gevaar van bevriezing bestaat.
Leg de afvoerleiding correct aan volgens deze installatiehandleiding en isoleer de leiding om condensatie
te voorkomen. Een slecht geïnstalleerde afvoerleiding kan waterlekkage binnen en beschadiging van eigendom tot gevolg hebben.
Installeer de binnen- en buitenunits, de voedingskabel en de bedrading op tenminste 1 meter afstand van
televisietoestellen of radio’s om beeldstoring en bijgeluiden te voorkomen. (Een afstand van 1 meter kan afhankelijk van de ontvangen signaalsterkte niet voldoende zijn om de storing te elimineren.)
Installeer de binnenunit zo ver mogelijk weg van TL-verlichting.
Als er een draadloze kit is geïnstalleerd in een ruimte met elektronische TL-verlichting (types met omzetter of snelstarter), kan het bereik van de afstandsbediening korter zijn.
Installeer de airconditioner niet in de volgende plaatsen:
1. Waar er een hoge concentratie is van minerale oliespray of stoom (zoals bijv. in een keuken). Plastic onderdelen kunnen worden aangetast waardoor onderdelen kunnen losraken en waterlekkage kan ontstaan.
2 Nederlands
Page 4
2. Waar bijtende gassen voorkomen, zoals zwavelzuurgas.
Bewaar alle eventueel overtollige onderdelen totdat de gehele installatie gereed is.
Koperen leidingen of gesoldeerde verbindingen kunnen aangetast worden wat lekkage van koelvloeistof tot gevolg kan hebben.
3. Waar er machines zijn die elektromagnetische golven genereren en waar er vaak spanningsschommelingen optreden, zoals in fabrieken. Het besturingssysteem kan slecht gaan functioneren waardoor de unit mogelijk niet meer correct zal werken.
4. Waar ontvlambare gassen vrijkomen, waar koolstofvezel of ontvlambare stoffen in de lucht hangen, of waar licht ontvlambare materialen voorkomen, zoals verfverdunner of benzine. Het gebruik van de unit onder dergelijke omstandigheden kan brand tot gevolg hebben.
De airconditioner is niet bedoeld voor gebruik in een potentieel explosieve atmosfeer.
2. VOOR INSTALLATIE
Zorg ervoor dat de kunststof onderdelen van het apparaat niet belast worden wanneer het apparaat wordt geopend of wanneer het wordt verplaatst nadat het is geopend. Controleer vooraf of het koelmiddel dat voor de installatie wordt gebruikt, wel degelijk R410A is. (Wanneer de installatie met een verkeerd koelmiddel wordt geladen, zal de unit niet correct werken.)
Zie voor de installatie van de buitenunit, de installatiehandleiding van de buitenunit.
Bewaar alle eventueel overtollige onderdelen totdat de gehele installatie gereed is.
Gebruik verpakkingsmateriaal om de binnenunit na het verplaatsen tegen beschadiging te beschermen
tot met de installatie wordt begonnen.
Bepaal via welke route u de unit naar de plaats van installatie zult brengen.
Laat de unit in de verpakking totdat deze op de plaats van installatie is aangekomen. Als de unit toch
moet worden uitgepakt voordat hij wordt verplaatst, let er dan op dat hij niet beschadigd raakt.
2-1 VOORZORGSMAATREGELEN
Lees deze handleiding alvorens tot installatie van de binnenunit over te gaan.
Deze unit is bedoeld voor gebruik in woningen, winkels en schone industriële omgevingen.
Gebruik de unit niet in ruimten met een hoog zoutgehalte in de lucht, zoals vlakbij de zee, waar
er spanningsschommelingen optreden, zoals in fabrieken, of waar het grondvlak trilt, zoals in voertuigen of schepen.
2-2 ACCESSOIRES
Controleer of de volgende accessoires met de unit zijn meegeleverd.
(2)Bevestigings-
Naam (1) installatiepaneel
Hoeveelheid 1 setje 9 stuks 1 stuks 1 grote 3 kleine
Vorm
Naam (5) Borgschroeven (6) Schroefdeksel
Hoeveelheid
Vorm
(3 stuks voor type 100)
2 stuks
schroeven voor het installatiepaneel
M4 × 25L
3 stuks.
(enkel voor type 100)
(3) Isolatietape (4) Klem
(Overige)
• Bedieningshandleiding
• Installatiehandleiding
M4 × 12L
Nederlands 3
Page 5
2-3 OPTIONELE ACCESSOIRES
OPMERKING
Voor deze binnenunit is de optionele afstandsbediening vereist.
(De afstandsbediening is echter niet vereist voor een slave-unit van een simultaan werkend systeem.)
Er zijn twee soorten van afstandsbedieningen: met draad en draadloos. Selecteer een afstandsbediening
uit Tabel 1 na overleg met de cliënt en installeer de afstandsbediening op een geschikte plaats. (Volg voor de installatie de aanwijzingen in de installatiehandleiding die wordt meegeleverd bij de afstandsbedieningen.)
Tabel 1
Afstandsbediening Model
Met draad BRC1E52A7/BRC1E51A7/BRC1D528
Draadloos
Model met warmtepomp Alleen voor koelunits
Als de cliënt een afstandsbediening wenst die niet in bovenstaande tabel wordt vermeld,
dient u een geschikte afstandsbediening te selecteren na de catalogi en de technische handleidingen te hebben geraadpleegd.
BRC7EB518 BRC7EB519
BESTEED TIJDENS INSTALLATIE EXTRA AANDACHT AAN DE VOLGENDE PUNTEN EN INSPECTEER NA INSTALLATIE.
1. Inspectiepunten na voltooiing van installatie.
Inspectiepunt
Zijn de binnen- en buitenunit stevig gemonteerd?
Is de installatie van de binnen­en de buitenunit voltooid?
Is de gaslektest goed uitgevoerd?
Is de unit goed geïsoleerd? (Koelmiddelleiding, afvoerleiding)
Stroomt de afvoer goed door? Er kan condenswater gaan druppen. Komt de voedingsspanning overeen
met de spanning die op de kenplaat staat?
Zijn de bedrading en de buizen goed aangelegd?
Is de unit goed geaard?
Voldoet de bedrading aan de specificaties?
Worden de luchtinlaat of de luchtuitlaat van binnen- of buitenunit geblokkeerd?
Is de lengte van de koelmiddelleidingen en de lading van het aanvullende koelmiddel genoteerd?
Wat kan gebeuren als het niet goed is uitgevoerd
Als de apparaten loskomen, kunnen ze trillingen of lawaai veroorzaken.
Er kunnen storingen optreden of componenten doorbranden.
Een lek kan onvoldoende koeling of verwarming tot gevolg hebben.
Er kan condenswater gaan druppen.
Er kunnen storingen optreden of componenten doorbranden.
Er kunnen storingen optreden of componenten doorbranden.
Indien niet, kan dit elektrische schokken tot gevolg hebben.
Er kunnen storingen optreden of componenten kunnen doorbranden.
Een lek kan onvoldoende koeling of verwarming tot gevolg hebben. (Dit kan leiden tot storingen of afnemende prestaties ten gevolge van een kleiner luchtvolume.)
De lading van het koelmiddel in het systeem kan niet goed bepaald worden.
Inspectiepunt
4 Nederlands
Page 6
2. Punten die moeten worden geïnspecteerd bij levering aan de cliënt
De items met de markering WAARSCHUWING en VOORZORGSMAATREGELEN in de bedieningshandleiding kunnen verwondingen en/of materiële schade tot gevolg hebben wanneer ze niet worden nageleefd. Bijgevolg moeten ook die worden uitgelegd aan de cliënt (naast het algemene gebruik van het systeem) en moet de cliënt worden gevraagd om ze allemaal grondig door te lezen. Het is van belang dat u de cliënt een volledige beschrijving geeft van de werking van het systeem en hem aanbeveelt om de bedieningshandleiding goed te lezen.
* Herbekijk ook de “1. VEILIGHEIDSMAATREGELEN”
Inspectiepunt Inspectiepunt Is de lokale instelling gebeurd (zoals noodzakelijk)? Heeft u het deksel van de regelkast, het luchtfilter en het aanzuigrooster vastgemaakt? Wordt de koude (warme) lucht tijdens het koelen (verwarmen) goed uitgeblazen? Heeft u de cliënt de werking van het systeem uitgelegd en de bedieningshandleiding
laten zien? Heeft u de in de bedieningshandleiding beschreven koel-, verwarmings-, droog-
en automatische koeling/verwarmingsfuncties uitgelegd? Heeft u uitgelegd wat de ingestelde luchtstroom is toen u de luchtstroom instelde
op de thermostaat van de cliënt? Staat de noodschakelaar (EMG.) op de printplaat AAN? Bij levering uit de fabriek staat
hij ingesteld op normaal (NORM). Heeft u de cliënt de bedieningshandleiding overhandigd? (Gelieve ook
de installatiehandleiding af te geven.)
Items die uitleg behoeven
2-4 OPMERKINGEN VOOR DE INSTALLATEUR
Geef uw cliënten uitgebreide instructies over het correct bedienen van de unit (in het bijzonder wat betreft het reinigen van filters, bedienen van de verschillende functies en het instellen van de temperatuur) door hen zelf het apparaat te laten bedienen terwijl ze de handleiding lezen.
3. HET SELECTEREN VAN DE PLAATS
Zorg ervoor dat de kunststof onderdelen van het apparaat niet belast worden wanneer het apparaat wordt geopend of wanneer deze wordt verplaatst nadat deze is geopend. (1) Kies voor de installatie een plaats die aan de volgende voorwaarden voldoet en die tevens
de goedkeuring van uw cliënt draagt.
Bovenin (ook boven het plafond ) de binnenunit waar geen water van de koelmiddelleiding,
de afvoerleiding, de waterleiding enz. omlaag kan druppelen.
Waar de lucht optimaal kan circuleren.
Waar de wand stevig genoeg is om het gewicht van de binnenunit te dragen.
Waar de wand redelijk vlak is.
Waar de luchtdoorgangen niet geblokkeerd worden.
Waar geen gevaar voor lekkage van gevaarlijke gassen bestaat. (Zie Afb. 1 en Afb. 2)
Waar condens goed kan worden afgevoerd.
Leidingen tussen binnen- en buitenunits zo mogelijk binnen de toegestane afmetingen.
(Zie de installatiehandleiding van de buitenunit.)
Waar de muur redelijk vlak en verticaal is.
Nederlands 5
Page 7
Installeer de binnenunit niet lager dan 2,5 m boven de vloer. Als het onvermijdelijk is dat de unit lager
VOORZORGSMAATREGELEN
wordt geïnstalleerd, dient u voldoende maatregelen te nemen om te voorkomen dat er handen in de luchtinlaat kunnen worden gestoken.
Installeer de binnen- en buitenunits, de voedingskabel en de bedrading op tenminste 1 meter afstand
van televisietoestellen of radio’s om beeldstoring en bijgeluiden te voorkomen. (Een afstand van 1 meter kan afhankelijk van de ontvangen signaalsterkte niet voldoende zijn om de storing te elimineren.)
Installeer de binnenunit zo ver mogelijk weg van TL-verlichting.
Als er een draadloze kit is geïnstalleerd in een ruimte met elektronische TL-verlichting (types met omzetter of snelstarter), kan het bereik van de afstandsbediening korter zijn.
(2) Ga na of de plaats van de installatie (zoals de vloer en de muur) het gewicht van de unit kan dragen
en verstevig de plaats indien nodig met planken en balken alvorens met de installatie te beginnen. Verstevig de plaats alvorens met de installatie te beginnen, om trillingen en abnormale geluiden te voorkomen.
(3) De binnenunit kan niet rechtstreeks op de wand worden geïnstalleerd. Gebruik het meegeleverde
installatiepaneel (1) voordat u het apparaat installeert.
6 Nederlands
Page 8
4. VOORBEREIDING VOOR DE INSTALLATIE
(1) Verwijder het installatiepaneel (1) van de unit en maak het dan vast aan de wand.
(Het installatiepaneel is tijdelijk vastgemaakt aan de binnenunit met schroeven (enkel voor type 100).) (Zie Afb. 3)
(a) Controleer de locatie voor een gat voor het vastzetten van het installatiepaneel (1).
Kies een zodanige locatie dat er een vrije ruimte (50 mm of meer) is tussen het plafond
en de hoofdunit.
(b) Bevestig het installatiepaneel (1) tijdelijk op het installatiesjabloon gebruik makend van het gat,
en gebruik een waterpas om ervoor te zorgen dat het paneel horizontaal staat of de zijde van de afvoerslang iets omlaag afloopt.
(c) Bevestig het installatiepaneel (1) aan de wand met de bevestigingsschroeven voor het
installatiepaneel (2) of bouten.
Als u bouten gebruikt, bevestig het paneel dan met een M8- of M10-bout aan beide zijden
(voor een totaal van 2 bouten).
Gebruik, wanneer het installatiepaneel in beton moet worden bevestigd, gewone funderingsbouten
(M8 of M10).
(2) Op de doorvoeropening voor de leidingen.
De koelmiddelleiding en de afvoerleiding kunnen in één van de 6 verschillende richtingen worden geleid: links, onderzijde-links, achter-links, rechts, onderzijde-rechts en achter-rechts. (Zie Afb. 4)
Gebruik de doordrukmarkering op het installatiepaneel (1), bepaal waar de leidingen uit de unit moeten
komen en maak een doorvoeropening (φ80) in de wand. Maak de opening zodanig dat de afvoerleiding iets omlaag afloopt. (Zie “7. DE AFVOERLEIDING”.)
(3)
Verwijder de betreffende uitbreekopeningen in het voorste rooster, bijvoorbeeld met een breekmes, wanneer u de leidingen via links, linksonder, rechts of rechtsonder wilt leiden. (Zie Afb. 5)
Nederlands 7
Page 9
5. INSTALLATIE VAN DE BINNENUNIT
VOORZORGSMAATREGELEN
Gebruik tijdens installatie alleen de bijgeleverde accessoires en de voorgeschreven materialen.
Installeer het apparaat zodanig dat het niet zijwaarts of voorover helt. (Wanneer te veel kracht wordt
uitgeoefend op de afvoerslang, kan dit resulteren in waterlekkage.)
Til het apparaat niet op aan de horizontale jaloezieën. (Daardoor kunnen de horizontale jaloezieën
beschadigen.)
(1) Verwijder het frontpaneel en het deksel van de regelkast. (Zie Afb. 6)
< Zo verwijdert u het frontpaneel en het deksel van de regelkast. >
(1) Open het frontpaneel zo ver mogelijk. (2)
Druk de asjes aan beide zijden van het frontpaneel naar het midden van de hoofdunit en verwijder het paneel. (U kunt het paneel ook verwijderen door het ofwel geheel naar links of naar rechts te schuiven en het daarna naar voor te trekken.)
(3)
Verwijder de schroef van het deksel van de regelkast en trek de greep naar voor.
(2) Buig de leiding in de gewenste richting.
Voor leidingen via rechts, rechtsonder en rechtsachter (Zie Afb. 7)
Omwikkel de afvoerslang samen met de
koelmiddelleiding met isolatietape (3) zodat de afvoerslang onder de koelmiddelleiding zit.
Voor leidingen links, linksonder en linksachter
Verwijder het voorste rooster. (Zie Afb. 8) < Zo verwijdert u het voorste rooster >
(1) Verwijder de schroeven, roosterklemmen en nokjes die het voorste rooster op zijn plaats houden.
8 Nederlands
Page 10
(2) Verwijder het voorste rooster.
< Zo maakt u het voorste rooster vast (enkel voor klasse 100) >
Bevestig het schroefdeksel (6) dat bij de luchtuitlaat wordt geleverd. (3 plaatsen).
Verwijder de afvoerplug, de isolatie en de afvoerslang van de afvoerschaal en vervang deze. (Zie Afb. 9)
Vorm de lokale koelmiddelleidingen eerst voor en zorg er daarbij voor dat de leiding overeenkomt met
de ingeslagen markering op het installatiepaneel (1).
< De afvoerslang en de afvoerplug vervangen >
(1) Verwijder de afvoerplug en de isolatie. (2) Verwijder de installatieschroeven van de afvoerslang, en verwijder de afvoerslang. (3) Monteer de afvoerplug en de isolatie aan de rechterkant. (4) Vervang de afvoerslang aan de linkerkant, en zet ze vast met de installatieschroeven.
Als de afvoerslang niet wordt vervangen, kan er zich water gaan opstapelen in de unit. Wanneer er zich slijm in de afvoerslang ophoopt, kan deze verstopt raken wat waterlekkage tot gevolg kan hebben.
Nederlands 9
Page 11
(3) Haak de binnenunit op het montagepaneel. (Zie Afb. 10)
Plaats een blokje tussen de wand en de binnenunit; dit werkt een stuk gemakkelijker.
Voor leidingen via rechts, rechtsonder en rechtsachter
Leid de afvoerslang en de koelmiddelleiding naar de wand.
(4) Leid de besturingskabel, de aardingkabel en de bekabeling voor de afstandsbediening
via de kabeldoorvoer vanaf de achterzijde van de binnenunit naar de voorzijde.
(5) Sluit de leiding aan. (Zie “6. DE KOELMIDDELLEIDING” en Afb. 11)
Maak de elektrische bedrading zoals de bedrading tussen de units met vinyltape vast
aan de koelmiddelleiding.
Dicht de leidingdoorvoer af met kit.
10 Nederlands
Page 12
(6) Druk met beide handen de hoeken onderaan de binnenunit omhoog en haak het nokje
VOORZORGSMAATREGELEN
VOORZORGSMAATREGELEN
aan de achterzijde van de binnenunit op het installatiepaneel (1). (Zie Afb. 10)
Verwijder nu het blokje dat u in stap (3) heeft aangebracht.
Zorg ervoor dat bij het aansluiting van de bekabeling van de units de aardingskabel en de bekabeling
voor de afstandsbediening niet binnenin de binnenunit worden afgeklemd.
Bij schroeven in de binnenunit
Verwijder het voorste rooster. (Zie Afb. 8)
Bevestig de binnenunit op het installatiepaneel (1) met de borgschroeven (5). (Zie Afb. 12)
6. DE KOELMIDDELLEIDING
Meer informatie voor de koelmiddelleiding voor de buitenunit vindt u in de installatiehandleiding bij de buitenunit. Zorg ervoor dat u zowel de gas- als waterleidingen thermisch isoleert. Een onvolledige isolatie kan waterlekkage tot gevolg hebben. De thermische weerstand van de isolatie voor de gasleiding moet 120°C of meer bedragen. Zorg voor meer isolatie van de koelmiddelleiding in omgevingen met een hoge vochtigheid. Bij onvoldoende isolatie kan er zich condensatie vormen op het isolatie-oppervlak. Controleer zeker dat R410A als koelmiddel wordt gebruikt alvorens met het werk te beginnen. (Als er ander koelmiddel wordt gebruikt, is een normale werking niet mogelijk.)
Dit product is een model dat gebruik maakt van nieuw koelmiddel (R410A). Neem bij de installatie de volgende voorzorgsmaatregel in acht.
• Gebruik in het geval van een verbreding via een flareverbinding de juiste pijpsnijder en tromp voor R410A.
• Breng, voordat u de flareverbinding aandraait, esterolie of etherolie binnenin de tromp aan.
• Gebruik alleen de met de unit meegeleverde flaremoeren. Gebruik geen flaremoer van klasse 1. Anders kan het koelmiddel gaan lekken.
• Knijp de leiding dicht of plak het uiteinde af met tape om te voorkomen dat vuil, vocht of andere stoffen de leiding binnendringen.
• Voorkom dat lucht of andere stoffen dan het koelmiddel in de koelmiddelleiding terecht kunnen komen. Ventileer de ruimte onmiddellijk wanneer gasvormig koelmiddel ontsnapt tijdens de installatiewerkzaamheden.
De buitenunit is gevuld met koelmiddel.
Maak de verbindingen altijd met een steeksleutel en een
momentsleutel, zoals is weergegeven in de afbeelding, wanneer de leidingen worden bevestigd op/losgekoppeld van het apparaat.
(Zie Afb. 13)
Zie “Tabel 2” voor de afmetingen voor verbreding.
Breng bij het aansluiten van de flaremoer esterolie of etherolie aan
binnenin de tromp en draai de moer 3 – 4 keer aan met de hand alvorens ze vast te schroeven. (Zie Afb. 14)
Let op dat u de tromp niet beschadigt.
Nederlands 11
Page 13
Tabel 2
VOORZORGSMAATREGELEN
Indien u geen momentsleutel heeft, gebruik dan tabel 2 als vuistregel.
VOORZORGSMAATREGELEN
Leidingdiameter Aanhaalmoment (N·m) Flaremaat A (mm) Flare
φ 9,5 (3/8”) 32,7 – 39,9 12,8 – 13,2
φ15,9 (5/8”) 61,8 – 75,4 19,3 – 19,7
Zie “Tabel 2” voor het juiste aanhaalmoment.
Wanneer de verbinding te strak wordt aangedraaid, kan deze beschadigen en lekkage van koelmiddel
veroorzaken.
Als u de flaremoer met een sleutel aandraait, komt er een punt waarop het aanhaalmoment plotseling toeneemt.
Vanaf dat punt draait u de bout nog verder over de hoek die hieronder wordt aangegeven. (Zie Tabel 3)
Controleer na het werk altijd of er geen lekken zijn.
Wanneer u de moer niet aandraait volgens de vermelde instructies (wanneer ze te los is aangedraaid), kan het koelmiddel gaan lekken (trage lekken) en met een mogelijke slechte werking van het systeem tot gevolg (zoals onvoldoende koeling of verwarming).
Tabel 3
Leidingdiameter Aantal graden doordraaien Aanbevolen armlengte van gereedschap
φ 9,5 (3/8”) 60 à 90 graden Circa 200 mm φ15,9 (5/8”) 30 à 60 graden Circa 300 mm
Let op dat u alle lokale leidingen isoleert tot aan de leidingaansluiting binnenin de unit. Bloot liggende leidingen kunnen condensatie of brandwonden bij aanraking veroorzaken.
Nadat de leidingaansluitingen werden gecontroleerd op lekkage, brengt u de thermische isolatie aan met
de meegeleverde isolatievoorzieningen en isolatietape (3). De isolatietape (3) moet vanaf het kniestuk helemaal tot het leidinguiteinde binnenin de unit worden gewikkeld. (Zie Afb. 15)
Begin pas met het maken van de soldeerverbinding nadat de leidingen met stikstof zijn gedroogd
(OPMERKING 1) of terwijl stikstof in de koelmiddelleiding wordt geblazen (OPMERKING 2). Sluit de binnenunit aan met flares zodra dit is voltooid.
12 Nederlands
Page 14
OPMERKING
1. Lees de installatiehandleiding van de Multi-split reeks voor bouwtoepassingen (of contacteer uw Daikin-
VOORZORGSMAATREGELEN
VOORZORGSMAATREGELEN
verdeler) voor meer informatie over de stikstofprocedures.
2. Bij solderen nadat er stikstof door de leiding is gestroomd en de stikstof in de plaats is gekomen van lucht, is het gepast om de stikstofdruk via een drukregelklep in te stellen op ongeveer 0,02MPa. (Zie Afb. 16)
3. Gebruik geen vloeimiddel wanneer u koelmiddelleidingen soldeert. Gebruik daarvoor in de plaats fosfor­kopersoldeer (BCuP-2: JIS Z 3264/B-Cu93P-710/795: ISO 3677) waarvoor geen vloeimiddel nodig is. (Vloeimiddel op chloorbasis is uitermate schadelijk voor koelmiddelleidingen. De leidingen zullen gaan corroderen en als het middel fluor bevat zal het de koelmiddelolie aantasten).
4. Raadpleeg bij het uitvoeren van de lektest voor de binnenunit en de leidingen tussen units nadat de binnenunit is geïnstalleerd de installatiehandleiding voor de binnenunit of de technische handleiding voor de lektestdruk en de koelmiddelleidinginstallatie.
5. Bij een tekort aan koelmiddel door een ontluchting of wanneer wordt vergeten extra koelmiddel te laden, zal de unit niet meer naar behoren werken (hij zal niet voldoende koelen of verwarmen). Raadpleeg voor de installatie van koelmiddelleidingen de installatiehandleiding van de buitenunit of de technische handleiding.
Gebruik geen oxidatieremmer of dergelijke bij het solderen. (Achterblijvende resten kunnen de leidingen
blokkeren of onderdelen beschadigen.)
7. DE AFVOERLEIDING
(1) Installeer de afvoerleiding. (Zie Afb. 17)
Leg de afvoerleiding zodanig aan dat het water correct afloopt.
Zorg ervoor dat de afvoerleiding zo kort mogelijk is en afloopt onder een helling van 1/100 of meer
om luchtbelvorming te voorkomen. Ook de afvoerslang binnenshuis moet correct aflopen.
Door opgehoopt water in de afvoerleiding kan de afvoerleiding verstopt raken.
Let op de in Afb. 17 gemarkeerde punten wanneer u de afvoer installeert.
Nederlands 13
Page 15
Gebruik, wanneer de afvoerslang moet worden verlengd, een gewone slang
VOORZORGSMAATREGELEN
VOORZORGSMAATREGELEN
en isoleer het deel van de afvoerslang binnenshuis. (Zie Afb. 18)
Zorg ervoor dat de diameter van de leiding gelijk is aan of groter is dan die van de leidingen
(PVC, nominale diameter 13 mm).
Wanneer u een PVC-leidingverbinding (met nominale diameter 13 mm) gebruikt op de afvoerslang die
verbonden is met de binnenunit (bijvoorbeeld voor ingebouwde leidingen enz.) kunt u een normaal in de handel verkrijgbare PVC-leidingverbinding (met nominale diameter 13 mm) gebruiken. (Zie Afb. 19)
Buig of draai in geen geval de afvoerslang die is verbonden met de binnenunit om te voorkomen dat er een
te hoge kracht op wordt uitgeoefend. (Wanneer te veel kracht wordt uitgeoefend op de afvoerslang, kan dit resulteren in waterlekkage.)
Wanneer u de afzonderlijk meegeleverde afvoerkit installeert, raadpleeg dan de installatiehandleiding
van deze kit.
(2) Zorg ervoor dat de afvoer goed werkt.
Controleer, nadat u de afvoerleiding heeft
geïnstalleerd, of deze goed werkt door het frontpaneel te openen, het luchtfilter te verwijderen, water in de afvoerschaal te gieten en te controleren of het water zonder problemen uit de afvoerslang loopt.
(Zie Afb. 20)
Aansluitingen voor de afvoerleiding
Sluit de afvoerleiding niet direct aan op een riool dat ruikt naar ammoniak. De ammoniak in het
riool kan dan de binnenunit binnendringen via de afvoerleiding, waardoor de warmtewisselaar gaat corroderen.
14 Nederlands
Page 16
8. HET AANLEGGEN VAN DE ELEKTRISCHE BEDRADING
OPMERKING
8-1 ALGEMENE INFORMATIE
Het aanleggen van de elektrische bedrading moet worden gedaan door een erkend elektricien
(Enkel een bevoegd elektricien mag elektrische draden en aardaansluitingen aanleggen).
Laat de aanleg van de elektrische bedrading uitsluitend door erkende elektriciens uitvoeren.
Er dient een circuitonderbreker te worden geïnstalleerd waarmee de stroomtoevoer van het gehele
systeem kan worden onderbroken.
Let erop dat u zeker een aardlekschakelaar installeert in de buitenunit.
(Installeer de aardlekschakelaar om elektrische schokken en brand te voorkomen).
De opgegeven spanning voor de bedrading tussen de binnen- en buitenunits en tussen de binnenunits
onderling, bedraagt 220 – 240V.
Zet de stroom (naar de binnenunit) niet aan tot de installatie volledig is voltooid.
De airconditioner moet geaard worden.
Raadpleeg de installatiehandleiding van de buitenunit voor informatie over de draaddikte van
de stroomkabel naar de buitenunit, de capaciteit van de circuitonderbreker en -schakelaar en instructies voor het aanleggen van de bedrading.
Aard de installatie nooit op gasleidingen, waterleidingen, bliksemafleiders of telefoonaardingskabels.
Gasleidingen: kunnen explosies of brand tot gevolg hebben als er een gaslek ontstaat.
Waterleidingen: geen aardingseffect als harde plastic leidingen worden gebruikt.
Telefoonaardingskabels of bliksemafleiders: kunnen bij onweer een abnormaal hoge elektrische lading
in de aarding genereren.
Raadpleeg voor het aanleggen van de elektrische bedrading ook het “BEDRADINGSSCHEMA”
aan de binnenkant van het voorste rooster.
Sluit de voedingsdraad nooit aan op het klemmenblok voor de bedrading van de afstandsbediening.
Dit kan het hele systeem beschadigen.
Meer informatie over het aansluiten van de bedrading van de afstandsbediening vindt
u in de installatiehandleiding die bij de afstandsbediening werd meegeleverd. (Er is geen afstandsbediening vereist voor een slave-unit in een simultaan werkend systeem.)
Raak de printplaatinrichting nooit aan tijdens het aanleggen van de bedrading. Anders kan ze beschadigd
raken.
8-2 SPECIFICATIES VOOR TER PLAATSE VERKREGEN BEDRADING
Voor de bedrading van de buitenunit dient u de installatiehandleiding te raadplegen die bij de buitenunit is geleverd. Afstandbediening en transmissiebedrading zijn ter plaatse te voorzien. (Zie Tabel 4)
Tabel 4
Draad
Verbindingsbekabeling
tussen units
Kabel van de
afstandsbediening
Vinylsnoer met mantel of kabel (2-draads)
H05VV-U4G
(OPMERKING 1)
(OPMERKING 2)
*Dit is de totale lengte in het systeem in het geval van groepsbesturing. De getoonde bedradingsspecificaties gelden op voorwaarde dat de bedrading een spanningsval van 2% heeft.
1. Toont het geval waarin doorvoerleidingen worden gebruikt. Als de doorvoerleidingen niet worden gebruikt, gebruik dan H07RN-F.
2. Bemantelde vinylleiding of -kabel (isolatiedikte: 1 mm of meer)
Draaddikte
2
(mm
)
2,5
0,75-1,25
Lengte
Maximum
500 m*
Nederlands 15
Page 17
9. ZO SLUIT U DE BEKABELING AAN EN VOORBEELD VAN ELEKTRISCHE AANSLUITING
9-1 ZO SLUIT U DE ELEKTRISCHE BEKABELING AAN
Methodes om de bedrading tussen binnen- en buitenunits, aarding, en bedrading van de afstandsbediening aan te sluiten
Bedrading tussen units en aardingskabel
Sluit de bedrading tussen units en aardingskabel aan zoals getekend in de unit in stap “5. INSTALLATIE VAN DE BINNENUNIT”. Bind daarbij de bedrading tussen units en de aardingskabel samen met de meegeleverde klem (klein) (4) en maak daarna stevig vast met de meegeleverde klem (klein) (4).
Bedrading afstandsbediening (er is geen afstandsbediening vereist voor een slave-unit in een simultaan
werkend systeem.) Sluit de bedrading voor de afstandsbediening aan op de klemmenblokken (P Zet daarbij de bedrading voor de afstandsbediening stevig vast met de meegeleverde klem (klein) (4).
(Zie Afb. 21)
(Zie Afb. 21)
1 en P2).
16 Nederlands
Page 18
VOORZORGSMAATREGELEN
Leg de elektrische bedrading aan en zet het deksel van de regelkast stevig vast.
(Geklemde elektrische draden of een loszittend deksel kunnen elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.)
Breng na het aansluiten van de bedrading stopverf of isolatiemateriaal (ter plaatse te voorzien) aan
in het gat van de bedrading zodat er geen openingen blijven waardoor kleine dieren kunnen binnendringen.
Leg de laagspanningsdraden (bedrading afstandsbediening) minstens 50 mm weg van de
hoogspanningsdraden (verbindingsbekabeling tussen de binnen- en buitenunits) en de aardingskabel zodanig dat ze niet door dezelfde plaats lopen. Anders kan elektrische ruis de werking verstoren of defecten veroorzaken.
Nederlands 17
Page 19
Aandachtspunten bij het aansluiten van de voedingskabel
Gebruik ronde aansluitklemmen voor aansluiting op het klemmenblok van de voedingsbedrading.
(Zie Afb. 22)
Volg onderstaande instructies in het geval dit om onvermijdelijke redenen niet gebruikt kan worden.
Sluit geen kabels met verschillende kabeldiktes op dezelfde voedingsaansluiting aan. (Loszittende draden in een aansluitklem kunnen oververhitting veroorzaken.) (Zie Afb. 23)
Zorg er bij het bedraden voor dat de voorgeschreven draden worden gebruikt. Zet de draden ook vast zodat er geen externe kracht op de klemmen kan worden uitgeoefend.
Aanhaalmomenten voor de klemschroeven.
Gebruik een geschikte schroevendraaier om de klemschroeven vast te draaien. Als de schroevendraaier
te smal is zult u de koppen van de schroeven beschadigen en de aansluitingen niet strak genoeg aan kunnen draaien.
Als de aansluitschroeven te strak worden aangedraaid kunnen de schroeven beschadigen.
In tabel 5 vindt u de aanhaalmomenten voor de klemschroeven.
Tabel 5
Aanhaalmoment (N·m)
Klemmenblok voor bedrading afstandsbediening
Klemmenblok voor bedrading tussen de units 1,18 tot 1,44 Aardklem 1,18 tot 1,44
Wanneer gevlochten draden worden gebruikt, mogen die niet worden gesoldeerd.
0,79 tot 0,97
18 Nederlands
Page 20
9-2 VOORBEELD VAN BEDRADING
VOORZORGSMAATREGELEN
OPMERKING
Afb. 24 Afb. 25
Afb. 26
Let erop dat u zeker een aardlekschakelaar installeert in de buitenunit. Die dient om elektrische schokken en brand te voorkomen.
Voor de bedrading van de buitenunit dient u de installatiehandleiding te raadplegen die bij de buitenunit is geleverd.
Het systeemmodel bevestigen.
• Paarmodel: 1 afstandsbediening regelt 1 binnenunit (standaardmodel). (Zie Afb. 24)
• Simultaan werken model: 1 afstandsbediening regelt 2 binnenunits. (2 binnenunits werken gelijk) (Zie Afb. 25)
• Groepsbesturing: 1 afstandsbediening regelt maximaal 16 binnenunits.
(Alle binnenunits werken overeenkomstig de afstandbediening.) (Zie Afb. 26)
• Besturing met behulp van 2 afstandsbedieningen: 2 afstandsbedieningen voor de besturing van
1 binnenunit. (Zie Afb. 28)
De nummer van de aansluitklemmen van de binnen- en buitenunits moeten overeenstemmen.
Nederlands 19
Page 21
Bij het implementeren van groepsbesturing
OPMERKING
Afb. 27
Afb. 28
Bij gebruik als een paar-unit of als master-unit om meerdere units gelijktijdig te gebruiken, kunt u via
de afstandsbediening gelijktijdige start/stop-(groeps)besturing uitvoeren op tot 16 units. (Zie Afb. 27) In dit geval zullen alle binnenunits in de groep werken volgens de groepsbesturende afstandsbediening.
De behuizingsthermostaat is enkel effectief voor de binnenunit waarmee de afstandsbediening verbonden is.
Bedradingswijze (1) Verwijder het deksel van de regelkast. (Zie “5. INSTALLATIE VAN DE BINNENUNIT’’.) (2) Werk met een cross-over tussen de klemmen (P1, P2) in de regelkast voor de afstandsbediening. (Er is
geen polariteit). (Zie Afb. 26 en Tabel 4)
De nummer van de aansluitklemmen van de binnen- en buitenunits moeten overeenstemmen.
Besturing via twee afstandsbedieningen (Besturing van 1 binnenunit via 2 afstandsbedieningen).
Bij gebruik van 2 afstandsbedieningen dient één afstandsbediening te worden ingesteld op “HOOFD”
en de andere op “HULP”.
HOOFD/HULP-OMSCHAKELING
Raadpleeg de handleiding van de afstandsbediening, als een afstandsbediening van het type BRC1E
wordt gebruikt. Als het gaat om een bedrade afstandsbediening, moet de instelling van de schakelaar als volgt worden gewijzigd:
(1) Steek een platte schroevendraaier in de uitsparing tussen de bovenste afdekplaat en de holle uitsparing
van de onderste afdekplaat, en verwijder de bovenste plaat. (2 plaatsen) (De printplaat zit vast aan het bovenste gedeelte van de afstandsbediening.) (Zie Afb. 29)
20 Nederlands
Page 22
(2) Zet de hoofd/hulp-omschakeling op de printplaat van een van de twee afstandsbedieningen in
OPMERKING
OPMERKING
de stand “S”. (Laat de schakelaar van de andere afstandsbediening op “M” staan.) (Zie Afb. 30)
Bedradingswijze (3) Verwijder het deksel van de regelkast (Zie “5. INSTALLATIE VAN DE BINNENUNIT’’.) (4) Leg de bedrading tussen afstandsbediening 2 (slave) en de klem (P1, P2) van het klemmenblok
(X1M) voor de afstandsbediening in de regelkast. (Er is geen polariteit). (Zie Afb. 28 en Tabel 4)
1. Alle transmissieleidingen met uitzondering van die van de afstandsbediening zijn gepolariseerd
en moeten overeenkomen met het symbool op het klemmenbord.
2. Sluit in gevallen van groepsbesturing de bedrading van de afstandsbediening aan de hoofdunit wanneer
de verschillende apparaten in de groep gelijktijdig moeten werken. (De slave-unit moet niet apart worden aangesloten).
3. Gebruik bij groepsbesturing en in een simultaan werkend systeem de afstandsbediening voor
de binnenunit met de meeste mogelijkheden (zoals bijv. met de jaloeziemotor).
4. Wanneer meerdere units als groep worden bediend, sluit u de afstandsbediening aan op de hoofdunit.
10. LOKALE INSTELLING
Controleer al de “1. Inspectiepunten na voltooiing van installatie.” op pagina 4.
Zorg dat de installatie en de bekabeling voor de binnen- en buitenunits volledig voltooid zijn.
Zorg dat al de volgende items gesloten zijn: het deksel van de regelkast van de binnenunit en het buitenste
bord en het kabeldeksel van de buitenunit. <De lokale instelling dient te gebeuren via de afstandsbediening in overeenstemming met de installatievoorwaarden.>
De instelling kunne worden gemaakt door het “Functienr.”, het “EERSTE CODENR.” en het “TWEEDE
CODENR.” in te stellen.
Raadpleeg de handleiding van de afstandsbediening voor de installatieprocedures en -instructies.
Het “Functienr.” wordt gewoonlijk collectief ingesteld voor een groep. Om elke binnenunit individueel
in te stellen en controles uit te voeren na de instelling, specificeert u het Functienr. tussen ronde haakjes.
Voer geen instellingen uit die niet in de tabel staan vermeld.
Nederlands 21
Page 23
10-1 LUCHTSTROOMINSTELLINGEN BIJ THERMOSTAAT “UIT”
Stel de luchtstroom na overleg met de cliënt in op de vereisten van de omgeving.
(Als fabrieksinstelling is de luchtstroom bij thermostaat koelen “UIT” ingesteld op TWEEDE CODENR. “02”, terwijl de andere instellingen ingesteld zijn op “01”.) (Zie Tabel 6)
Tabel 6
Instelling Functienr.
Ventilatorwerking wanneer
thermostaat UIT staat
(Koelen/Verwarmen)
Luchtstroom bij thermostaat
koelen “UIT”
Luchtstroom bij thermostaat
verwarmen “UIT”
EERSTE
CODENR.
Normaal
Stop 02
LL luchtstroom
Instelling
luchtstroom
LL luchtstroom
Instelling
luchtstroom
11 (21) 2
12 (22) 6
12 (22) 3
zijn de fabrieksinstellingen.
TWEEDE
CODENR.
01
01
02
01
02
10-2 INSTELLING VAN DE LUCHTFILTERAANDUIDING
De displays van de afstandsbedieningen zijn voorzien van een luchtfilteraanduiding die aangeeft wanneer
het luchtfilter gereinigd moet worden.
Stel het TWEEDE CODENR. afhankelijk van de hoeveelheid stof of vuil in de kamer volgens Tabel 7 in.
(De fabrieksinstelling van het TWEEDE CODENR. is “01” voor luchtfilterbevuiling - licht.) Leg uit aan de cliënt dat filters regelmatig moeten worden gereinigd om verstopping te voorkomen, en geef de ingestelde tijd mee.
De tijdspanne tussen periodieke reinigingen kan worden verkort afhankelijk van de omgeving waarin het
systeem wordt gebruikt.
Tabel 7
Instelling
Luchtfilterbevuiling – licht Ca. 200 uren.
Luchtfilterbevuiling –
zwaar
Interval tussen
luchtfilteraanduidingen
Ca. 100 uren. 02
Functienr.
10 (20) 0
EERSTE
CODENR.
10-3 INSTELLING VAN DE LUCHTSTROOM VERHOUDINGEN
De ingestelde luchtstroom (HH, H en L) kan op vraag van de klant of naargelang
de installatieomstandigheden worden verhoogd. Stel het TWEEDE CODENR. in dit geval in zoals getoond in Tabel 8. (De fabrieksinstelling voor de TWEEDE CODENR. is “01” voor een standaard.)
Tabel 8
Instelling Functienr. EERSTE CODENR. TWEEDE CODENR.
Standaard
Licht hoger 02
Hoger 03
13(23) 0
01
TWEEDE
CODENR.
01
22 Nederlands
Page 24
10-4 INSTELLING VAN HET BINNENUNIT-NUMMER VOOR EEN SIMULTAAN WERKEND
OPMERKING
SYSTEEM
In een simultaan werkend systeem stelt u het TWEEDE CODENR. volgens
Tabel 9 in. (De fabrieksinstelling voor de TWEEDE CODENR. is “01” voor een paarsysteem.)
Tabel 9
Instelling Functienr. EERSTE CODENR. TWEEDE CODENR.
Paarsysteem (1 unit)
Simultaan werkend systeem (2 units)
Simultaan werkend systeem (3 units)
Zie “Individuele instelling in een simultaan werkend systeem” voor details over het afzonderlijk
instellen van de master- en slave-units.
Bij gebruik van draadloze afstandsbediening
Bij gebruik van draadloze afstandsbedieningen moeten de afstandsbedieningen geadresseerd worden.
Zie de installatiehandleiding van de afstandsbediening voor details over de instelling.
11 (21) 0
01
02
03
10-5 INDIVIDUELE INSTELLING VAN SYSTEEM VOOR SIMULTANE WERKING
Het is eenvoudiger een optionele afstandsbediening te gebruiken voor het instellen van de slave-unit.
Procedure
Voer de volgende procedures uit bij het apart instellen van de master- en slave-unit. (Zie Afb. 31)
(1) Verander het TWEEDE CODENR. Naar “02”, individuele instelling, zodat de slave-unit apart kan worden
ingesteld. ( Zie Tabel 10 ) (De fabrieksinstelling voor het TWEEDE CODENR is “01” voor gecombineerde instelling.)
Tabel 10
Instelling Functienr. EERSTE CODENR. TWEEDE CODENR.
Groepsinstelling
Individuele instelling 02
Het “Functienr.” wordt gewoonlijk collectief ingesteld voor een groep. Om elke binnenunit individueel
in te stellen en controles uit te voeren na de instelling, specificeert u het Functienr. tussen ronde haakjes.
(2) Maak de lokale instelling (zie 10-1 tot en met 10-4) voor de master. (3) Zet de hoofdvoedingschakelaar uit nadat (2) is voltooid. (4) De afstandsbediening verwijderen van de master-unit en aansluiten op de slave-unit. (5) De hoofdvoedingschakelaar opnieuw aanzetten en, zoals in (1), het TWEEDE CODENR. wijzigen in “02”,
individuele instelling.
(6) Maak de lokale instelling (zie 10-1 tot en met 10-3) voor de master. (7) Zet de hoofdvoedingschakelaar uit nadat (6) is voltooid. (8) Wanneer er meerdere slave-units in het systeem worden gebruikt, herhaalt u de stappen (4) – (7). (9) Na de instelling de afstandsbediening verwijderen van de slave-unit en opnieuw aansluiten op de master-
unit. de instelling is nu voltooid. * U hoeft de afstandsbediening van de master-unit niet opnieuw te bedraden als de optionele afstandsbediening van de slave-unit wordt gebruikt. (Maak echter wel de draden van het klemmenbord voor de afstandsbediening van de master-unit los.) Na instelling van de slave-unit verwijdert u de bedrading van de afstandsbediening en bedraadt u de afstandsbediening van de master-unit opnieuw. (De unit werkt niet goed als er twee of meer afstandsbedieningen op de unit zijn aangesloten in een simultaan werkend systeem.)
11 (21) 1
01
Nederlands 23
Page 25
OPMERKING
De nummer van de aansluitklemmen van de binnen- en buitenunits moeten overeenstemmen.
FORCED OFF
10-6 BESTURING MET BEHULP VAN COMPUTER (GEFORCEERD AAN/UIT)
(1) Bedradingsspecificaties en het aanleggen van de bedrading (Zie Afb. 32)
Sluit de ingang vanaf buiten aan op de aansluitingen T1 en T2 van het klemmenblok voor
de afstandsbediening. (Er is geen polariteit).
Tabel 11
Bedradingsspecificatie Bemantelde vinylleiding of kabel (2 kernen) Kabeldikte
0,75 – 1,25 mm Lengte Maximum 100 m Externe aansluiting Contact gegarandeerd belastbaar met 15 V gelijkstroom, 10 mA.
(2) Besturing
De volgende tabel 12 toont de GEFORCEERD UIT en AAN/UIT WERKINGEN in reactie op invoer A.
Tabel 12
GEFORCEERDE UIT AAN/UIT WERKING Invoer : “AAN” stopt het bedrijf (onmogelijk met
afstandsbedieningen).
Invoer UIT AAN schakelt de unit in.
Invoer UIT maakt bediening via afstandsbediening mogelijk. Invoer AAN UIT schakelt de unit uit.
2
24 Nederlands
Page 26
(3) Het selecteren van de GEFORCEERD UIT en AAN/UIT WERKING.
Schakel de netspanning in en gebruik de afstandsbediening om de werking te selecteren.
Wijzig het TWEEDE CODENR. (Zie tabel 13)
(fabrieksinstelling van het TWEEDE CODENR. is “01” voor GEFORCEERD UIT.)
Tabel 13
Instelling Functienr. EERSTE CODENR. TWEEDE CODENR.
GEFORCEERDE UIT
AAN/UIT WERKING 02
12(22) 1
01
11. TESTEN
Controleer al de “1. Inspectiepunten na voltooiing van installatie.” op pagina 4. Raadpleeg ook
de installatiehandleiding van de buitenunit.
De instellingen van de afstandsbediening model BRC1E moeten worden ingesteld in overeenstemming met de handleiding van de afstandsbediening. De instellingen van de andere afstandsbediening moeten worden ingesteld in overeenstemming met de volgende procedure.
Zorg dat de installatie voor de binnen- en buitenunits volledig voltooid is.
Zorg dat al de volgende items gesloten zijn: het deksel van de regelkast van de binnenunit en het buitenste
bord en het kabeldeksel van de buitenunit.
Reinig de binnenkant van de binnenunit en het frontpaneel nadat de koelmiddelleiding, afvoerleiding
en elektrische bekabeling aangelegd zijn. Voer vervolgens een werkingstest uit in overeenstemming met de installatiehandleiding van de buitenunit om de unit te beschermen. (Het is aanbevolen dat de test wordt uitgevoerd in aanwezigheid van een erkend elektricien of ingenieur.)
Als de binnenwerkzaamheden nog niet klaar zijn na uitvoering van de test, leg dan uit aan de klant dat
de airconditioner niet mag worden gebruikt tot die werkzaamheden klaar zijn, met name om de binnenunits te beschermen. (Als de unit onder deze omstandigheden wordt gebruikt, zullen verf, lijm en andere afwerkingsmaterialen de binnenunit verontreinigen. Dit kan waterspatten of lekken veroorzaken.)
Als er zich een storing voordoet en de unit werkt niet, raadpleeg dan “11-1 ZO STELT U DE OORZAAK
VAN EEN PROBLEEM VAST”.
Druk, nadat de test is uitgevoerd, eenmaal op de toets INSPECTIE/TESTEN om het apparaat
in de inspectiemodus te schakelen en controleer of de storingscode “00” (=normaal) wordt weergegeven. Als er een andere code dan “00” wordt weergegeven, raadpleeg dan “11-1 ZO STELT U DE OORZAAK VAN EEN PROBLEEM VAST”.
Druk viermaal op de INSPECTIE/TESTEN toets om terug te keren naar de normale werking.
Nederlands 25
Page 27
11-1 ZO STELT U DE OORZAAK VAN EEN PROBLEEM VAST
OPMERKING
Wanneer het apparaat is ingeschakeld, kunnen problemen gecontroleerd worden via de afstandsbediening.
Voor het bepalen van de storing bij afstandsbediening model BRC1E moet u de installatiehandleiding van de afstandsbediening raadplegen. Voor andere afstandsbedieningen verloopt de diagnose van storingen via de volgende procedure.
Probleemoplossing via het LCD van de afstandsbediening.
1 Bij de aangesloten afstandsbediening. (OPMERKING 1)
Wanneer de werking van het systeem uitvalt door een storing, gaat het werkingslampje knipperen en toont het LCD-scherm “ ” samen met de storingscode. De diagnose kan worden uitgevoerd door de gegeven storingscode op te zoeken op de storingscodelijst. Bij groepsbesturing wordt bovendien het unitnr. aangegeven, zodat duidelijk wordt welke unit moet
worden gereset. Om de storing op te heffen, zie (OPMERKING 2).
2 Met de draadloze afstandsbediening.
(Zie ook de bedieningshandleiding van de draadloze afstandsbediening) Wanneer het apparaat stopt als gevolg van een storing, zal het display op de binnenunit knipperen. In dat geval kunt u de aard van de storing vaststellen met behulp van de tabel met de Lijst met foutcodes door de weergegeven foutcode op te zoeken, die u op de volgende manier zichtbaar maakt. (OPMERKING 2)
(1) Druk op de toets INSPECTIE / TESTEN, “ ” wordt weergegeven en “0” knippert. (2) Druk op de toets PROGRAMMEERTIJD en lees het apparaatnummer af waarbij de storing
is opgetreden.
Aantal pieptonen 3 korte pieptonen ....Voer de volgende stappen allemaal uit
1 korte pieptoon......Voer de stappen (3) en (6) uit
1 lange pieptoon .....Geen storing
(3) Druk op de keuzetoets FUNCTIE; het bovenste getal van de storingscode knippert. (4) Druk nogmaals op de toets PROGRAMMEERTIJD tot het apparaat 2 korte pieptonen geeft en zoek
de bovenste code.
(5) Druk op de keuzetoets FUNCTIE; het onderste getal van de storingscode knippert. (6) Druk nogmaals op de toets PROGRAMMEERTIJD tot het apparaat een lange pieptoon geeft
en zoek de bovenste code.
Een lange pieptoon geeft aan dat de storingscode wordt weergegeven.
1. Wanneer de INSPECTIE/WERKING knop op de afstandsbediening wordt ingedrukt, begint de “
indicatie te knipperen.
2. Wanneer de AAN/UIT knop 5 seconden of langer wordt ingedrukt tijdens de inspectiemodus, verdwijnt
de bovengenoemde storingindicatie. Nadat in dit geval de indicatie van de storingscode tweemaal heeft geknipperd, wordt de code-indicatie “00” (normaal) en wordt het unitnr. “0”. Daarna schakelt het display automatisch om van de inspectiemodus naar de normale modus.
11-2 STORINGSCODE
Hoewel het systeem blijft werken wordt er geen storingscode of de melding “ ” weergegeven. Hoewel
het systeem in die gevallen wel zal werken, moet het och worden gecontroleerd en gerepareerd worden.
Afhankelijk van het type binnen- of buitenunit wordt de foutcode al dan niet weergegeven.
Storingscode Omschrijvingen en maatregelen Opmerkingen
A1 Storing printplaat binnenunit A3 Niveau afvoer abnormaal
Ventilatormotor binnenunit overbelast,
A6
AF
AH
te hoge spanning of geblokkeerd. Storing verbinding printplaat binnenunit Storing bevochtigersysteem
Storing luchtreinigingsunit (stofopvanging, ontgeuring)
Enkel de luchtreinigingsunit (stofopvanging, ontgeuring) werkt niet. Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
26 Nederlands
Page 28
AJ Storing capaciteitsinstelling
Fout in de transmissie tussen de
C1
C4
C5
C9 Storing aanzuigluchtthermistor
CC Vochtigheidssensor abnormaal
CE
CJ Fout luchtthermistor afstandsbediening
E0 Beveiliging geactiveerd (buitenunit) E1 Storing printplaat (buitenunit) E3 E4
E5
E6
E7
E9
EA
F3
H3 H4 Storing lagedrukschakelaar (buitenunit)
H7
H9
J1
J2
J3
(hoofd) printplaat van de binnenunit en de (sub) printplaat van de binnenunit.
Storing temperatuursensor vloeistofleiding warmtewisselaar binnenunit
Storing temperatuursensor condensator/verdamper warmtewisselaar binnenunit
Storing bewegingssensor/ vloertemperatuursensor
Storing Storing lage druk (buitenunit) Storing bij blokkeren compressormotor
(buitenunit) Compressormotor is vergrendeld als
gevolg van te hoge belasting (buitenunit)
Storing bij blokkeren motor buitenventilator (buitenunit)
Storing door momentane overspanning op de buitenventilator (buitenunit)
Storing elektrische expansieklep (buitenunit)
Storing in de schakelaar voor koelen/ verwarmen (buitenunit)
Storing temperatuur afvoerleiding (buitenunit)
Storing hogedrukschakelaar (buitenunit)
Storing positiesignaal motor buitenventilator (buitenunit)
Storing systeem buitenluchtthermistor (buitenunit)
Storing druksensorsysteem (groep) (buitenunit)
Stroomstoring van het sensorsysteem (buitenunit)
Storing thermistor afvoerleiding (buitenunit)
hoge
druk (buitenunit)
Probleem met de adapter voor capaciteitsinstelling of capaciteitsgegevens, of loskoppeling van de adapter voor capaciteitsinstelling, probleem bij de aansluiting van de adapter, of de capaciteit is niet ingesteld op de datachip.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Thermostaat afstandsbediening werkt niet, maar werking behuizingsthermostaat is actief.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Nederlands 27
Page 29
J5
J6
J7
J8
J9
JA
JC
L1 Storing invertersysteem (buitenunit) L3 Storing thermistor reactor (buitenunit) L4 Oververhit koelelement (buitenunit) Storing koeling inverter.
L5 Momentane overspanning (buitenunit)
L8 Thermische beveiliging (buitenunit)
L9 Afslagbeveiliging (buitenunit) De compressor kan geblokkeerd zijn.
LC
P1
P3
P4
P6
PJ Storing capaciteitsinstelling (buitenunit)
U0
U1 Omgekeerde fase (buitenunit)
U2
U4 UF
Storing thermistorsysteem aanzuigleiding (buitenunit)
Storing thermistor vloeistofverdelingleiding buitenwarmtewisselaar (buitenunit)
Storing thermistor condensator/ verdamper buitenwarmtewisselaar (buitenunit)
Storing thermistorsysteem vloeistofleiding (buitenunit)
Thermistor in gasleiding defect (koelen) (buitenunit)
Storing druksensorsysteem afvoerleiding (buitenunit)
Storing druksensorsysteem aanzuigleiding (buitenunit)
Storing transmissie tussen inverter en regelkast buitenunit
Open fase (buitenunit) Storing DCL-sensorsysteem
(buitenunit) Storing thermistor koelelement
(buitenunit) Storing in de uitgangsgelijkstroom van
het sensorsysteem (buitenunit)
Temperatuur aanzuigleiding abnormaal (buitenunit)
Storing voedingsspanning (buitenunit)
Transmissiefout (tussen binnen­en buitenunits)
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
De compressormotoren en -turbines kunnen af te rekenen hebben met een storing in de aarding of kortsluiting.
De compressormotoren en -turbines kunnen overbelast en afgesloten zijn.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Probleem met de adapter voor capaciteitsinstelling of capaciteitsgegevens, of loskoppeling van de adapter voor capaciteitsinstelling, probleem bij de aansluiting van de adapter, of de capaciteit is niet ingesteld op de datachip.
Hoeveelheid koelmiddel mogelijk onvoldoende. Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Verwissel twee van de fasedraden L1, L2 en L3.
De open fase van de inverter of hoofdkringcondensator werkt mogelijk niet goed. Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Bedradingsfout tussen binnen- en buitenunit. Of storing printplaat binnen- en buitenunit.
28 Nederlands
Page 30
VOORZORGSMAATREGELEN
U5
Voor Aannemers werkingstest
U8
UA Fout lokale instelling
UE
UC
UJ
Raadpleeg “2. Punten die moeten worden geïnspecteerd bij levering aan de cliënt” op pagina5 nadat het
testen is uitgevoerd en zorg dat alle elementen worden gecontroleerd.
Als de binnenwerkzaamheden bij de klant nog niet klaar zijn na uitvoering van de test, leg dan
uit aan de klant dat hij de airconditioner niet mag gebruiken. Substanties afkomstig van verf en kleefstoffen die worden gebruikt bij die werkzaamheden kunnen het product verontreinigen als de unit wordt gebruikt.
Transmissiefout (tussen binnen­en afstandsbedieningunits)
Transmissiefout tussen hoofd- en sub­afstandsbediening (storing sub­afstandsbediening)
Transmissiefout (tussen binnenunit en centrale afstandsbediening)
Fout adresinstelling afstandsbediening Transmissiefout in toebehoren-
apparatuur
De transmissie tussen de binnenunit en de afstandsbediening verloopt niet correct.
Fout systeeminstelling of simultaan AAN/UIT multi-split type.
Er volgt een abnormale stop, afhankelijk van het model of de toestand.
Bij levering van het product aan de klant nadat het testen is uitgevoerd, moet worden gecontroleerd of het deksel van de regelkast, het luchtfilter en het aanzuigrooster gemonteerd zijn. Geef verder uitleg aan de klant over de stand (AAN/UIT) van de stroomonderbreker.
12. BEDRADINGSSCHEMA
(Zie Afb. 34)
1 NAAR BUITENUNIT 2
3 (OPMERKING 4) 4
5 (OPMERKING 6) 6 BINNENUNIT (HOOFDUNIT) 7 BINNENUNIT (HULPUNIT) 8 AFSTANDSBEDIENING
9 (OPMERKING 8) 10
11 INVOER VANAF BUITEN 12
13
15 (OPMERKING 7) 16 VOORZIJDE 17 ZIJKANT 18 SCHAKELDOOS
(OPMERKING 5)
14
(OPMERKING 10) IN GEVAL VAN GELIJKTIJDIG
BESTURINGSSYSTEEM
DRAADLOZE AFSTANDSBEDIENING (ONTVANGER/DISPLAY-UNIT) (OPTIONEEL ACCESSOIRE)
TRANSMISSIE BEDRADING CENTRALE AFSTANDSBEDIENING
BEDRADE AFSTANDSBEDIENING (OPTIONEEL ACCESSOIRE)
Nederlands 29
Page 31
Afb. 34
30 Nederlands
Page 32
3P184443-9L EM11A040A
(1112) HT
Loading...